

Toekomstbestendige stedenbouw en ruimtelijke planning
Toekomstbestendige stedenbouw en ruimtelijke planning
Inleiding
Stel een duidelijke projectdefinitie op
Hanteer een dynamisch en cyclisch ontwerpproces
Stedenbouw is context: neem tijd voor een grondige analyse
Gebruik ontwerpend onderzoek voor visievorming en kennisopbouw
Vertrek vanuit een masterplan
Richt een kwaliteitskamer op
Betrek bewoners en gebruikers van in het begin
Tijdelijk gebruik van leegstande gebouwen
Stimuleer bottom-upinitiatieven
Stimuleer de commons
Gebruik het natuurlijk systeem als gids
Onthard en vergroen
Versterk het groenblauwe netwerk
Strategie van de twee netwerken
Lobbenstadmodel
Werk aan robuuste valleigebieden
Stimuleer biodiversiteit en avontuurlijk groen
Stimuleer natuurinclusief bouwen
Voorzie kleinschalige en lokale voedselproductie
Hanteer nabijheid als vertrekbasis
Implementeer het STOP-principe
Stimuleer stappen
Stimuleer trappen
Voorzie fietsdelen
Stimuleer het openbaar vervoer
Beperk het aantal autoparkeerplaatsen
Stimuleer autodelen
Zet in op stads- en dorpskernversterking
Levendige dorpen: op zoek naar een nieuw evenwicht
Herbestem brownfields op een slimme manier
Zet in op collectieve renovatie
Ontwerp in functie van verandering
Bouw niet als het niet nodig is (Reduce)
Stimuleer compact wonen (Reduce)
Hergebruik sites, gebouwen en materialen (Reuse)
Sluit de water- en energiekringlopen (Reuse + Recycle)
Stimuleer de toepassing van circulaire principes en materialen (Reuse + Recycle)
Stimuleer maakindustrie in de stad
Zet in op sociale woningbouw
Stimuleer Community Land Trust
Stimuleer woningcoöperaties
Stimuleer gemeenschappelijke woonvormen
Leg de toekomstvisie vast in een Beleidsplan Ruimte
Veranker principes in een RUP
Gebruik een duurzaamheidsmeter
Veranker principes in een samenwerkingsovereenkomst
Grondbeleid: grondenbank en grondenruil
Maak gebruik van erfpacht
Gebruik stedenbouwkundige lasten
Zet de stedenbouwkundige verordening in
Aan de slag
Bibliografie
Beelden
Colofon
We staan voor immense uitdagingen. Denk aan de klimaatverandering, het verlies aan biodiversiteit, de vergrijzing en gezinsverdunning, de toenemende ruimtelijke wanorde – om er maar enkele te noemen. Gelukkig beseffen steeds meer mensen dat dringende actie nodig is. Onze toekomst hangt af van hoe we deze ecologische en sociale uitdagingen het komende decennium zullen aanpakken. Een groene saus zal niet volstaan. Er is nood aan een heuse transitie of omslag: van een lineaire naar een circulaire economie, van fossiele naar hernieuwbare energie en van een destructief naar een regeneratief systeem waarin we natuurlijke processen herstellen, vernieuwen en revitaliseren.
De laatste jaren zien we heel wat hoopgevende initiatieven die deze transities vormgeven. Dit boek zet positieve projecten in de kijker om de lezer te inspireren en verder op weg te helpen. Zo kunnen we samen werk maken van regeneratieve steden waarin de gezondheid en het welzijn van mens en natuur primeren. Dit inspiratieboek is er voor iedereen die met stedenbouw en ruimtelijke planning te maken heeft en wil werken aan de regeneratieve stad: beleidsmakers, bedrijven, experts en professionals in de stedenbouw, architectuur of landschapsarchitectuur, belangengroepen, maatschappelijke organisaties, procesmanagers en burgers. Met het voorbeeldenboek ‘Stedenbouw kan ook zo’ willen we in de eerste plaats kennis meegeven over de verschillende maatschappelijke uitdagingen en de impact van stedenbouw en ruimtelijke planning hierop. We bieden oplossingen aan en illustreren die aan de hand van goede voorbeelden. En we reiken praktische handvaten aan, zowel wat betreft het traject als de toepassing van concrete ontwerp- en uitvoeringsstrategieën.
In 2010 publiceerden we het boek Duurzame stedenbouw in woord en beeld (Heuts & Rombaut, 2010). Dat werk was dringend aan een update toe. Het nieuwe voorbeeldenboek Stedenbouw kan ook zo is opgebouwd aan de hand van het schema van de ‘regeneratieve stad’ en de verschillende thema’s die hieraan gekoppeld zijn.
We spreken in dit boek gemakshalve over ‘stedenbouw’ en ‘de stad’. Uiteraard zijn dit boek en de principes die erin beschreven worden van toepassing op alle soorten projecten in alle mogelijke gebieden: niet enkel in de stad, maar ook in de stadsrand, in het dorp en in de open ruimte. We hebben het in dit boek dus niet enkel over de bebouwde ruimte. Want de bebouwde ruimte en de open ruimte zijn – zeker in het dichtbebouwde Vlaanderen – onlosmakelijk met elkaar verbonden en van elkaar afhankelijk.
Elk hoofdstuk begint met een korte beschrijving van de uitdagingen en schetst vervolgens verschillende strategieën die een antwoord bieden op die uitdagingen. Elk van die strategieën illustreren we aan de hand van een of meerdere voorbeeldprojecten. Sommige voorbeeldprojecten passen ook in andere hoofdstukken, omdat ze meerdere strategieën combineren. We hebben dus keuzes gemaakt en hebben de projecten telkens beschreven vanuit een welbepaalde invalshoek. Dat maakt dat we nooit 100% volledig konden zijn of dat we binnen de ruimte van dit boek niet alle facetten en aspecten van elk project uit de doeken konden doen.
De rijke oogst aan voorbeeldprojecten die je in dit boek vindt, is het resultaat van een oproep die we begin 2021 lanceerden bij gemeenten, ontwerpbureaus, projectontwikkelaars en burgercollectieven. Dankzij de vele inzenders hebben we heel wat boeiende en inspirerende voorbeelden kunnen verzamelen. Bedankt hiervoor!
Ook hartelijk dank aan de leden van de klankbordgroep: Griet Celen (VLM), Luc Eeckhout (KU Leuven), Els Huigens (Fris in het Landschap), Trui Maes (Samenhuizen), Erik Rombaut (KU Leuven), Jean-François Van den Abeele (Fris in het Landschap), Jonas Vanneste (BUUR Part of Sweco), Ward Verbakel (plusofficearchitects) en Oda Walpot (Team Vlaams Bouwmeester). Dankzij hen is het boek zeker en vast beter en rijker dan wanneer we het alleen hadden geschreven!
Dit boek is mede tot stand kunnen komen dankzij een crowdfundingcampgagne. Dank aan alle 101 crowdfunders! Met een speciale vermelding voor Geert Duyck, ABLLO vzw, Vlaanderen Circulair, a1ar, de West-Vlaamse Intercommunale (WVI), Provincie Oost-Vlaanderen, Provincie West-Vlaanderen, Fris in het Landschap, Van Roey Vastgoed en stad Geel.
Eva Heuts (VIBE) en Erik Grietens (Bond Beter Leefmilieu)
De natuur staat onder druk door klimaatverandering, overbemesting en de steeds toenemende verharding en versnippering van de open ruimte. Ruimte geven aan natuur en het herstellen en versterken van ecosystemen en hydrologische processen zijn van primordiaal belang om Vlaanderen in de toekomst leefbaar te houden. In dichtbebouwde gebieden is meer ruimte nodig voor groen. Om te komen tot regeneratieve en gezonde steden moeten we stedelijke en natuurlijke systemen beter op elkaar afstemmen.
De aanhoudende, massale uitsterving van planten en dieren behoort, samen met klimaatverandering, tot de grootste ecologische uitdagingen. De EU is vastbesloten om het verlies aan biodiversiteit tegen te gaan en heeft daartoe een strategie uitgewerkt die beschadigde ecosystemen herstelt, de gezondheid van beschermde gebieden verbetert, de vervuiling vermindert en de landbouw biologischer maakt. Om dit te bereiken wil de Europese Commissie dat tegen 2030 op zijn minst 30% van de zeeën en het land in Europa beschermde natuurgebieden zijn. Het ‘Half-Earth-concept’ (E.O. Wilson, 2016) gaat nog een stap verder. Het is een oproep om de helft van het land en de zee te beschermen om voldoende natuurlijk leefgebied te behouden, de uitstervingscrisis van soorten te keren en de gezondheid van onze planeet op lange termijn te waarborgen.
Biodiversiteit is van levensbelang voor de mens. De mens heeft de natuur nodig als bron van voedsel, zoet water, schone lucht en voor de aanpak van de klimaatverandering. Ook voor de fysieke en mentale gezondheid van de mens en het temperen van hittestress, is het inzetten op biodiversiteit en het vergroenen van de (vaak schaarse) open ruimte in de kernen cruciaal.
Ook de transformatie van de landbouw is een belangrijke opgave om tot een toekomstbestendige, regeneratieve en gezonde stad te komen. De huidige agro-industrie is erg afhankelijk van fossiele brandstoffen en zorgt voor een enorme ecologische voetafdruk van ons voedsel. Door het huidige beleid gericht op vrijhandel, specialisatie en deregulering van productie wint de intensieve landbouw terrein en ontvangt ze een steeds groter deel van de overheidssteun. Vandaag gaat ongeveer 65% van de Europese landbouwsubsidies naar intensieve veehouderij en de teelt van gewassen bestemd voor veehouderij. Het is schrijnend om te zien dat tot op vandaag familiale landbouwbedrijven in harmonie met natuur en omgeving geen overnemer vinden omdat het beleid net streeft naar opschaling tot een industrieel niveau (Dumortier et al., 2021). Wekelijks verdwijnen er in ons land gemiddeld 43 landbouwbedrijven, terwijl de overblijvende bedrijven steeds groter worden. Boerenverenigingen zoals MAP, FUGEA, MIG of ECVC ijveren ervoor om het landbouw- en milieubeleid te heroriënteren in de richting van een agro-ecologische landbouw, waarbij landbouw hand in hand gaat met natuurlijke systemen.
Verstedelijking draagt bij aan het verlies van biodiversiteit. Anderzijds biedt het ook kansen. Voor enkele diersoorten zijn onze steden en dorpen het belangrijkste leefgebied, denk aan de gierzwaluw, de huismus en de gewone dwergvleermuis. Door natuurinclusief te bouwen dragen we ons steentje bij aan de biodiversiteit in stad en dorp. Gebouwen kunnen aan planten en dieren een ideaal onderkomen bieden, zowel op daken als gevels. Nieuwe gebouwen kunnen worden voorzien van neststenen voor vogels, een relatief goedkope inpassing die geschikt is voor mussen, gierzwaluwen en spreeuwen. Ook voor vleermuizen kunnen voorzieningen worden ingepast. Groene daken en gevels zijn goed voor de biodiversiteit en zorgen voor verkoeling in de zomer.
De maatregelen worden pas echt effectief voor de biodiversiteit als ze samenhangen met de natuurinclusieve inrichting van de openbare ruimte rond de gebouwen. Zo kunnen nestkastjes in het gebouw broedgelegenheid bieden en zorgt groen in de openbare ruimte voor de aanwezigheid van schuilplekken en een aanbod van voedsel. Gebouwen en omgeving voorzien gezamenlijk in de verschillende benodigde onderdelen van het leefgebied van soorten.
Natuurinclusief bouwen is bij onze noorderburen al ingeburgerd, in België staat het nog in zijn kinderschoenen. In Nederland is in opdracht van het ministerie van Landbouw en Natuur de ‘Storymap natuurinclusieve verstedelijking’ ontwikkeld (Natuurinclusieve Verstedelijking, z.d.). Hierin wordt een benadering geschetst om van de bouwopgave van één miljoen woningen in Nederland gelijktijdig een kans te creëren voor natuur en biodiversiteit. En dat op drie schaalniveaus: groenblauwe verbindingen tussen stad en land op regionale schaal, het versterken van het binnenstedelijke ecologische systeem op wijkniveau en maatregelen voor natuurinclusieve gebouwen en plantsoenen op straatniveau.
Verschillende steden in Nederland, zoals Den Haag, voerden een puntensysteem in om groen- en natuurinclusief bouwen te stimuleren. Ontwikkelaars en architecten worden op eenvoudige wijze verplicht om groen en natuur in de directe omgeving te voorzien. Om keuzevrijheid te laten aan architecten en ontwikkelaars, werd een lijst van maatregelen opgesteld waaruit ze zelf een keuze kunnen maken.
De voormalige fabrieksterreinen van Minerve – beter bekend als Agfa Gevaert – worden omgetoverd tot een gemengde woon-werkwijk nabij het centrum van Mortsel. Het project is op verschillende vlakken inspirerend, zowel wat betreft tijdelijk gebruik, hergebruik van gebouwen en materialen, een mix van mensen en ontmoetingsplaatsen, de introductie van een warmtenet en de toepassing van natuurinclusief bouwen.
Minerve bevindt zich dicht bij het centrum van Mortsel en naast het gemeentelijk park Fort 5, dat in verbinding staat een groter groengebied buiten de stad. In het masterplan krijgt het park groene connecties en een nieuw fietspad, als belangrijke shortcut voor fietsers tussen Fort 5 en de R11.
In het masterplan is bijzondere aandacht besteed aan natuurinclusief bouwen. Het terrein en de gebouwen van Minerve bieden voedsel en schuilplaatsen aan vleermuizen, kleine vogels en vlinders. Alle planten en bloemen worden geselecteerd om insecten aan te trekken. In fase 1 heeft de ontwikkelaar zes nestkasten voorzien voor dwergvleermuizen op de noord- en oostgevel van het gebouw. Tussen Fort 5 en de groene spoorberm aan de R11 ligt door de hele projectzone een ecologische corridor voor grotere vleermuizen. Zo wordt de natuur versterkt, zowel binnen de bebouwde ruimte als in de ruimere omgeving. In het hele project is gekozen voor verlichtingsarmaturen die gericht zijn op de grond om lichtvervuiling te voorkomen.
PROJECTGEGEVENS
Minerve, Edegem (2018–2023)
Opdrachtgever Revive
Ontwerpteam
POLO Architects, Achtergael Architecten, Els Claessens en Tania Vandenbussche, Areal Architecten en Denc Studio (cohousing project), OMGEVING (landschap)
Ligging
Vestinglaan 55, Edegem
Inzender dossier
Isabelle Verhaert (Revive) Gebouwen
Behalve natuurinclusief bouwen zet het project sterk in op hergebruik. De sloop van de oude magazijnen produceerde een enorme hoeveelheid betonpuin en gemengd puin (baksteen en beton). Die materialen worden zoveel mogelijk ter plaatse hergebruikt. Het betonpuin is gecertificeerd en kan gebruikt worden in wegfunderingen in het project en de omgeving. Het puin werd gezeefd en verschillende granulaten worden in de plantenborders gebruikt om meer wateropslag mogelijk te maken. De bakstenen van de oudste loodsen werden gereinigd en zullen gebruikt worden om een bakstenen muur te maken op het centrale plein. Al het hout in het openbaar domein is gerecycleerd hout van Azobé scheepsbouw. De opdrachtgever liet een mock-up maken om zowel de aannemers kennis te laten maken met het materiaal, als om de gemeente haar goedkeuring te laten geven over het eerste houten element op de site: een vlonder over de wadi. Dit proces werd begeleid door Rotor DC.
Wie Vlaanderen zegt, denkt aan rommelige lintbebouwing en uitgestrekte verkavelingen met alleenstaande woningen. De negatieve gevolgen van de versnipperde ruimte zijn legio. Omdat werk, winkels en recreatiemogelijkheden verder van huis liggen, vallen huishoudens op een wagen terug voor hun verplaatsingen. Dat zorgt voor verkeersinfarcten, meer stress, meer luchtvervuiling door fijnstof en stikstofoxiden, meer geluidsoverlast en meer CO2-uitstoot. Zowel milieu, klimaat als mens lijden daaronder.
Het aantal auto’s in Vlaanderen blijft stijgen, net als het aantal gereden kilometers en het fileleed. De helft van de Vlamingen beweegt te weinig, terwijl mobiliteit net beweegkansen biedt. Door je vaker te voet of met de fiets te verplaatsen, werk je aan een actievere levensstijl. En dat is goed voor lichaam en geest! Bovendien zorgen actieve verplaatsingen niet voor vervuiling of hinder en creëren ze kansen voor ontmoetingen.
Door nabijheid als vertrekbasis te voorzien, wandelen en fietsen te stimuleren, auto’s slechts beperkt toe te laten, de parkeernorm te verlagen, geclusterd te parkeren en autodelen te promoten, ontstaan er heel wat voordelen: reductie van CO2-uitstoot, minder hinder en luchtvervuiling, meer plaats voor groen, veilige en kindvriendelijke straten, meer ontmoetingen en een betere gezondheid.
Autodelen biedt grote maatschappelijke voordelen: het vermindert het aantal auto’s, het aantal files, de CO2-uitstoot, de parkeerdruk en de individuele kost voor het gebruik van een wagen. Autodelen is een duurzaam alternatief voor het bezit van een wagen. Zonder eigen auto voor de deur denken mensen bewuster na over andere mogelijkheden om zich te verplaatsen (te voet, met de fiets, de deelstep, het openbaar vervoer). Autodelers rijden minder kilometers, waardoor ze hun CO2uitstoot beperken. Bovendien vervangt een gedeelde wagen al snel vijf tot tien privéwagens. Dat betekent minder bouwkosten en meer ruimte voor groen, water, ontmoeten of spel.
De bouw van nieuwe woningen in het centrum brengt extra autoverkeer met zich mee. Om de parkeerdruk niet af te wentelen op de straten errond, leggen gemeentebesturen een minimum aan bijkomende parkeerplaatsen op bij bouwprojecten. Gemiddeld vragen gemeentebesturen dat een projectontwikkelaar anderhalf tot twee parkeerplaatsen per wooneenheid realiseert, afhankelijk van de grootte van de woningen. Zeker bij grotere projecten vraagt de gemeente vaak dat die ondergronds aangelegd worden. Ondergrondse parkeerplaatsen houden de omliggende straten wel vrij, maar maken het tegelijk moeilijker om op termijn te werken aan autoluwe en klimaatvriendelijke woonwijken.
Achter het station van Turnhout lag tot voor enkele jaren een verouderde industriële zone. Het verloederde gebied krijgt nu een nieuwe toekomst. Niefhout is een nieuwe woonwijk met een 700-tal gezinswoningen, appartementen, assistentiewoningen en kantoren. Alle gebouwen sluiten aan op een warmtenet, zowel voor verwarming als voor warm water. In het project is 20.000 m² openbare ruimte verweven, met onder meer binnentuinen, een verkeersvrij plein, terrassen en speelruimte voor de kinderen. Het project ligt vlak bij het station van Turnhout en is dus vlot bereikbaar, ook zonder eigen auto. Een standplaats voor een deelauto is structureel geïntegreerd in de nieuwe wijk.
In 2012 keurde de stad het masterplan ‘Innovatiepool Stationsomgeving’ goed, na een Open Oproep van het Team Vlaams Bouwmeester. In maart 2015 startten de bouwwerken voor fase 1 van het project, een autoluw woonerf met 143 woningen. In de vergunningenfase van het project voorzag de stad een contractuele mogelijkheid om de opgelegde parkeernorm te verlagen indien een standplaats met een deelauto wordt voorzien.
De ontwikkelaar heeft die keuze ook gemaakt. In ruil voor een Cambio-standplaats kon de ontwikkelaar tien ondergrondse parkeerplaatsen minder bouwen. Het gaat om een open standplaats: zowel de nieuwe bewoners als de bewoners van de omliggende wijken kunnen er gebruik van maken. In het contract is voorzien dat de standplaats gedurende minstens acht jaar uitgebaat moet worden. Dankzij de private ontwikkeling kan de stad veel sneller over een staanplaats voor autodelen beschikken, en hoeft ze er niet zelf voor te betalen.
PROJECTGEGEVENS
Niefhout, Turnhout
Opdrachtgevers
NV Slim Turnhout, samenwerking tussen stad Turnhout, Participatie Maatschappij Vlaanderen (PMV) en projectontwikkelaar ION
Ontwerper
POLO Architects
Ligging
Gebied tussen Guldensporenlei en De Merodelei, Turnhout
Dit boek is geen analyse van wat er allemaal fout loopt. Het is een voorbeeldenboek, het toont vooral aan dat het anders kan. Want ondanks de vele problemen bestaan er ook beloftevolle oplossingen. Dat bewijzen deze 57 voorbeelden met verve. Elk van hen zet een stap in de richting van de regeneratieve stad. Dat wil niet zeggen dat elk van de projecten in dit boek op alle vlakken de hoogste score behaalt. Het zijn veeleer bouwstenen die, elk op hun manier, een inspirerende bijdrage leveren op weg naar een regeneratieve stedenbouw en ruimtelijke planning.
De uitdagingen zijn groot, niet in het minst door de zich steeds sneller doorzettende klimaatverandering. Maar net in dat probleem schuilt ook de oplossing: ruimte voorzien en vrijmaken voor water en natuur, massaal bomen aanplanten, gebouwen renoveren en energie besparen, overschakelen naar groene warmte en stroom, nabijheid inbouwen om autoverplaatsingen te voorkomen. De klimaatverandering biedt ons de kans om het oude los te laten en – letterlijk en figuurlijk – ruimte te maken voor het nieuwe. De strategieën en voorbeelden uit dit boek wijzen daarvoor de richting aan.
Elk ruimtelijk project kan mee het verschil maken, of het nu gaat om een inrichtingsplan voor de open ruimte, een bouwplan voor nieuwe woningen of een renovatieplan voor oude monofunctionele buurten. Met dit voorbeeldenboek willen we de lezer vooral goesting en inspiratie geven om mee te werken aan een andere stedenbouw, nieuwe samenwerkingsverbanden op te zetten, nieuwe methoden uit te proberen. Zet cocreatie en participatie centraal, geef burgerinitiatieven een kans. Zoek naar ‘nature-based solutions’, want de bodem, het reliëf en de waterhuishouding vormen letterlijk de basis waarop we verder moeten bouwen. Of niet-bouwen, om zo natuurlijke processen te herstellen.
Elk project kan bijdragen aan levendige, mensvriendelijke en complete buurten. Waar wandelen en fietsen centraal staan, auto’s gedeeld worden en openbaar vervoer de ruggengraat vormt. Gezonde buurten waar veel plaats is voor water en groen, voor ontmoeting van jong en oud en voor speelruimtes op kindermaat. Waar lokale productie in een circulaire economie gepromoot wordt, gezond voedsel wordt verbouwd, gebouwen hergebruikt worden en kringlopen gesloten. Waar we werk maken van inclusief wonen met alternatieve woonvormen en betaalbare huisvesting. Kortom, een buurt waar iedereen zich thuis voelt.
Eva Heuts (VIBE), Erik Grietens (BBL), Griet Celen (VLM), Luc Eeckhout (KU Leuven), Els Huigens (Fris in het Landschap), Trui Maes (Samenhuizen), Erik Rombaut (KU Leuven), Jean-François Van den Abeele (Fris in het Landschap), Jonas Vanneste (BUUR Part of Sweco), Ward Verbakel (plusofficearchitects) en Oda Walpot (Team Vlaams Bouwmeester).