8

5

‘Dat een avondstudie zeer zwaar is, behoeft geen betoog, het opbrengen van een dergelijke studiediscipline mag men niet onderschatten’. Antoinette Troost-Wentholt, waarnemend directeur avondopleidingen van de Akademie Industriële Vormgeving Eindhoven (AIVE ), schreef wijze woorden in 1983. Want, het klopt, weet ik uit eigen ervaring. Overdag werken —al dan niet in deeltijd— om in de avonduren en de zaterdag de lessen aan een academie te volgen; het was niet misselijk. Maar je houdt vol, door die discipline, maar natuurlijk ook omdat een studie volgen aan een kunstacademie een van de leukste dingen is om te doen.
Dat deden de acht studenten van de ’83-lichting ook. Fé Bazelmans, Peter van den Berk, Annemie Bogaerts, Guus Koenraads, Leonie van Santvoort, Trudy van Soest, Marijke Strijbosch en Marie Verstegen studeerden vier avonden per week, vijf jaar lang aan de AIVE. Hun afstudeerwerk was te zien op tentoonstelling Explositie ’83, nu eens niet in de lokalen van de opleiding, maar in het hoofdgebouw van de Technische Hogeschool Eindhoven, het tegenwoordige TU/e.
Het bijzondere van deze AIVE -avondopleiding was dat er geen toekomstige ontwerpers werden opgeleid, maar autonoom beeldend kunstenaars. Want toentertijd bestond de afdeling Vrije Beeldende Kunst nog. Daar werden beeldhouwers, grafici en kunstschilders onderwezen in vakken als modeltekenen, monumentale vormgeving, schilderen in olieverf en tekenen naar waarneming. En daarnaast werden ze getrakteerd op een flinke vracht kunstgeschiedenis en kunstbeschouwing. Vijf jaar lang. En dan: de afronding: Explositie ’83.
Ik heb die tentoonstelling helaas niet gezien. Maar het moet —eindexamententoonstellingen eigen— een bonte verzameling zijn geweest, met zeer afwisselend werk van de zeventien kersverse kunstenaars. Waarin hier en daar ongetwijfeld wel de hand van docenten als Rudi van Dijk, Ruud Peeters, Wil Rovers, Frans Smeets of Jos Verwiel in te herkennen moet zijn geweest. Want ook dat is gebruikelijk. Het duurt, zo wil de mare, een jaar of vijf voordat de invloed van docenten uit het systeem van de kunstenaar is weggevloeid en er een heel eigen beeldtaal of idioom is ontwikkeld. Dat zal bij de zeventien uit de ’83-lichting niet veel anders zijn geweest.
En nu, veertig jaar later, wordt het werk van hen weer bij elkaar gebracht in een tentoonstelling. Niet van alle zeventien, helaas. Een aantal van hen is niet meer, woont te ver weg of is niet meer als kunstenaar actief. Dat zijn dus wél de acht kunstenaars die nu werk tonen bij Pennings Foundation. Wat ouder werk, maar ook recent werk. Want of je nu geboren bent in 1936 (Fé) of in 1959 (Leonie), kunstenaar ben je voor het leven. Kunst maken gaat altijd door. En dat geldt voor elke deelnemer aan deze presentatie.
Vijf jaar lang, vier avonden per week. Van ongeveer 7 tot 10 uur. En dan weer naar huis, ergens in Brabant of ergens in Limburg. Dan lig je —als de treinen een beetje meewerken— rond half twaalf in bed en woelt de les van die avond nog door je lijf. En gaat de volgende dag om half 7 weer de wekker. Wachten fiets en trein, om een dag te werken, om vervolgens, na een snelle hap, te racen naar de academie, tekenmap op de rug.
De vraag die hier gesteld moet worden is niet: hoe hielden ze dat vol? Sommigen hielden het overigens ook niet vol en stopten ermee. Anderen kozen voor een minder zware baan en weer anderen buffelden ‘gewoon’ door. Nee, de vraag die gesteld moet worden is: waaróm hielden ze het vol? En het antwoord kan niet anders zijn dan: omdat die opleiding zo goed was. Én natuurlijk omdat er niets mankeerde aan de gedrevenheid van de studenten. Want om een dergelijke avondopleiding te volgen heb je ausdauer nodig. En niet zo’n beetje.
Diezelfde gedrevenheid of passie voel je ook als je het oeuvre bekijkt van de acht kunstenaars. Van de grote, heldere houtdrukken van Marie Verstegen, de poëtische foto’s of gedichten van Marijke Strijbosch, de onbenoembare installaties van Trudy van Soest, de golvende wandobjecten van Leonie van Santvoort, de gelaagde doeken van Guus Koenraads, de gevoelige installaties van Annemie Bogaerts, de op architectuur lijkende bouwsels van Peter van den Berk en de ingetogen, krachtige beelden van Fé Bazelmans.
Sterk werk, van sterke kunstenaars. Na veertig jaar eindelijk weer eens bij elkaar. Mooi.
Dat de Akademie lndustriële Vormgeving Eindhoven ook een avondopleiding Vrije Beeldende Kunst verzorgt is niet in brede kringen bekend.
Deze officieel erkende hogere beroepsopleiding wordt afgesloten met een expositie waarmede de Akademie het eindexamenwerk en natuurlijk de afgestudeerden zelf, introduceert. Dit jaar wordt het werk tentoongesteld in het hoofdgebouw van de Technische Hogeschool te Eindhoven.
Wellicht wekt het enige verwondering dat aan een Akadmie Industriële Vormgeving ook een afdeling Vrije Beeldende Kunst is ondergebracht.
Rond 1950 werd in Eindhoven een avondakademie opgericht, een z.g. Kunstnijverheidschool, voornamelijk gericht op de Vrije Beeldende Kunst en met een behoorlijke inzet voor toegepaste kunst. Dat laatste liep uit op een speciale klas met aandacht voor het industriële produkt. Onder invloed van de wederopbouw van de industrie en de internationaal in de belangstelling staande industriële vormgeving groeide dit kleintje uit tot een volledig daarop gerichte avondschool. Het werd zelfs een dagopleiding terwijl de oorspronkelijke afdeling Vrije Beeldende Kunst beperkt bleef, overigens bij wet bepaald met een einddiploma dat dezelfde waarde heeft als dat van een dagakademie!
Beide opleidingen, hoewel totaal verschillend, hebben toch een aantal punten gemeen, die zeer bevruchtend op elkaar kunnen inwerken, zoals maat, vorm en kleur. De verschillende begrippen zijn te begrijpen:
De industriële vormgever heeft direkt te maken met stringente eisen van oprachtgevers en mode-gevoelige verwachtingen die leven bij individuen en dus ook bij industrieën.
De Vrije beeldende kunstenaar is in staat zijn persoonlijke reaktie op zijn omgeving uit te beelden, want deze kunstenaar is, zelfs zonder het zelf te beseffen, een seismograaf.
De industriële vormgever kan door een kritische opstelling ten opzichte van zijn omgeving standpunten innemen die van verbeterende invloed zijn.
De beeldende kunstenaar zal het op een andere, meer direkte onverbloemde, niet zo materiaal gebonden en gedwongen wijze kunnen doen.
Of dat altijd gebeurt is een ander verhaal. In ieder geval wordt bij de avondopleiding Vrije Beeldende Kunst waar mogelijk aandacht besteed aan deze aspekten van het in de eigenlijke wereld staan.
Dat een avondstudie zeer zwaar is behoeft geen betoog, het opbrengen van een dergelijke studiediscipline mag men niet onderschatten. De begeleiding van de student behelst ± 1/3 tijd van een dagopleiding waardoor de student een groot deel studeren in de eigen tijd als voorwaarde heeft. Dit dwingt bewondering af!
Ik wil hier niet ingaan op ieders werk persoonlijk, iedereen heeft zo zijn eigen wereld en zijn eigen publiek. Het werk van hen die, onder dikwijls zeer moeilijke omstandigheden deze eindstreep gehaald hebben, verdient dan ook zeker volle aandacht in brede kring.
Met dank aan de staf van Studium Generale T.H.E. en allen die medewerkten om deze expositie tot stand te brengen.
M.A.E. Troost-Wentholt waarnemend direkteur avondopleidingen
Promotoren:
Peter Bol
Rien Derks
Rudi van Dijk
Nico Hemelaar
Diek Kubbe
Ruud Peeters
Wil Rovers
Frans Smeets
Peter Thijs
Jan Tullemans
Rijksgekommitteerden:
M. Beks
A. Berkulin
Overige docenten gedurende de studieperiode:
Kees Barten
Gerard Blaauw
Jan Boom
Henk Brakke
Piet Creemers
Marian Duursema
Phil Gearheart
Emanuel Hack
Ineke Kruuk
André Maas
Ben Siebelt
Geer Steyn
Antoinette Troost-Wentholt
Jos Verwiel
Ad de Visser
In 1990 is de afdeling Vrije Beeldende Kunst (avondopleiding) van de Akademie Industriële Vormgeving Eindhoven ( AIVE ) verhuisd naar De Katholieke Leergangen te Tilburg, om later op te gaan in Fontys Hogeschool voor de Kunsten . De AIVE bleef in Eindhoven gevestigd, vanaf eind jaren ’90 als Design Academy Eindhoven ( DAE ).
Fé Bazelmans (Veldhoven, 1936) werkt graag met natuurlijke materialen die ze vanaf haar academietijd veelvuldig toepast. In haar vroege materieschilderijen die ze net na haar afstuderen maakte mengde ze rood zand, as en klei met acrylverf die diende als bindmiddel om deze natuurlijke pigmenten op het doek te herschikken. Door het werken met deze eenvoudige en pure materialen ontstond er bij Bazelmans ook een fascinatie voor textuur en ruimtelijkheid en verlegde ze haar werkgebied door te gaan experimenteren met andere materialen en technieken.
Door stukken karton opnieuw te rangschikken, aan elkaar te nieten en te bewerken met bijenwas en grafiet liet Bazelmans een nieuw beeld ontstaan; vormen werden complexer en het materiaal kreeg een andere betekenis. Het waren de eerste bouwstenen van de ruimtelijke wandobjecten die ze niet lang hierna zou gaan maken. Helder van vorm, robuust van karakter en met een vormentaal die ontleend is aan natuur en cultuur doen deze wandobjecten in hun eenvoud denken aan tekens of symbolen. De objecten, vervaardigd uit natuurlijke materialen zoals zand, rubber, lood of metaal, zijn tactiel; de beschouwer wordt uitgenodigd om het oppervlak met ogen en zelfs met handen af te tasten.
Eenzelfde textuur en structuur weet Bazelmans te vatten in haar bronzen. De beelden zijn eenvoudige herhalingen en tegenstellingen maar ook ritmes, waarin zowel de wetmatigheden, maar ook de imperfectie van het organische groeiproces wordt gevat. Bazelmans’ beelden getuigen van bescheidenheid en ingetogenheid en lijken ingegeven door overwegingen die ontstaan uit een zorgvuldig omgaan met het materiaal.





Steeds wordt weer op subtiele wijze spanning en contrast tussen materialen gecombineerd en met eindeloos geduld bewerkt en gerangschikt.
Soms groeit de vorm spelenderwijs uit het materiaal.
Uit het werk spreekt een duidelijke fascinatie voor groeiprocessen in de natuur.
Peter van den Berk (Eindhoven, 1952) is een multidisciplinair kunstenaar. Voor van den Berk is het beeldende aspect van ruimte en omgeving een continue bron van inspiratie. Hij vertaalt zijn ervaringen in kleine architectonische bouwwerken en tekeningen. Van den Berk beschouwt zijn werk vooral als ruimtelijke verkenningen; volumes die op een bepaalde manier reflecteren op hoe wij wonen, werken of verblijven.
De manier waarop ons leefgebied is vormgegeven is het resultaat van een veelheid aan factoren. Onder andere geologische, geografische, historische, culturele en sociaalmaatschappelijke bewegingen hebben hieraan bijgedragen. Van den Berk verkent, observeert en registreert deze bewegingen door ze vast te leggen in zijn ruimtelijke werk, tekeningen en poëzie. Zijn werk is het resultaat van een uitgebreid veldonderzoek, waarin hij zijn onderzoeksgebied tot in het kleinste detail vastlegt. Zo onderzoekt hij het unieke karakter van een bepaalde plaats en probeert hij ook datgene zichtbaar te maken waaraan we soms voorbij lijken te gaan.
Naast zijn kunstpraktijk is Van den Berk actief in diverse gremia. Zo is hij als adviseur beeldende kunst betrokken bij het ontwikkelen en realiseren van uiteenlopende kunstprojecten. Van den Berk is geïnteresseerd in de relatie tussen kunst en openbare ruimte en de integratie en collectievorming van kunst in de openbare ruimte. Duurzaamheid staat hierbij altijd voorop. Met oog en oor voor het proces en de bij de voortgang betrokken personen en partijen gaat hij op zoek naar een diepgeworteld historisch besef. Dit vormt het kader waarbinnen Van den Berk draagvlak en betrokkenheid creëert waardoor het project voor de toekomst beklijft.





Ook deze ochtend weer heerlijk gewandeld door het bos, heen en weer gekronkeld over de paden.
Zoals altijd denk ik dan nergens aan, kijk alleen veel om me heen.
Ik houd van het wandelen door het bos en van struinen door de weide.
Onderweg kijk ik naar van alles, zoals naar beestjes, planten, raar gevormde bomen, mede wandelaars, wolken, naar eigenlijk alles wat ik op mijn pad tegenkom.
Uiteraard kijk ik ook naar waar ik loop, het valt me ineens op dat het pad bij elke stap verandert.
Annemie Bogaerts (Dendermonde [B], 1947) is een multidisciplinair kunstenaar. Haar werk omvat installaties, objecten en grafiek. Bogaerts’ beeldtaal is overwegend abstract en — met name bij installaties — ontleend aan details van architectuur en van oude, vergane bouwelementen die ze tijdens het reizen fotografeert. Ze werkt intuïtief en associatief en laat zich inspireren door de diversiteit van materialen. De tactiele en gevoelige omgang met het materiaal is herkenbaar voor Bogaerts’ werk en werkwijze.
Ze maakt sinds vele jaren monumentale vloerinstallaties in situ vanuit een sterke betrokkenheid met natuurlijke materialen, zoals zaden en granen. De betekenis van de installatie ligt niet alleen besloten in het artefact zelf maar komt ook tot stand in de relatie tussen het kunstwerk en de ruimte waarin het zich bevindt. Op kleine installaties plaatst Bogaerts objecten van in stroken versneden wit restpapier — het zijn kleine bouwsels. De nog zichtbare sporen uit de oorspronkelijke documenten, de herkomst van de tekst, voegen er een extra betekenis aan toe.
Van recentere datum zijn wand- en vloerinstallaties waarin objets trouvés zijn geplaatst. Ze worden in onderlinge samenhang en in een specifieke ordening getoond, soms bewerkt of getransformeerd. Het samengaan van deze objecten geeft een nieuwe betekenislaag.
In haar grafisch werk richt Bogaerts zich voornamelijk op lithografie. Ze drukt diverse beelden op semitransparant Japans papier die ze vervolgens in meerdere lagen verlijmt op beschilderd hout. De overlapping die hierdoor ontstaat geeft een textiele uitstraling. Daarnaast maakt ze ook objecten en assemblages van hout, brons en natuurlijke materialen. De bewerking van de huid van brons speelt hierbij een belangrijke rol.





object plastic, papier, bladgoud
14 × ø 6,5 cm
2019
vloerinstallatie
lijnzaad, maanzaad
321 × 270 × 4 cm
2012
Kasteel Le Paige, Herentals, B
object brons
35 × 30,5 × 12,5 cm
2013
object litho op Japans papier, verf, hout
25,8 × 15,3 × 3,7 cm
2022
foto Bart Van der Moeren
a t the end there is silence
vloerinstallatie
nigerzaad, lijnzaad
700 × 250 × 4 cm
2012
foto Loit Joekalda
Adamson-Eric Museum, Tallinn, Ee
Guus Koenraads (Eindhoven, 1949) beweegt zich tussen verschillende disciplines in de beeldende kunst, waaronder fotografie, grafiek, tekenen, schilderen, het maken van sculpturen en ruimtelijke installaties. De laatste jaren concentreert hij zich vooral op het schilderen. Zijn vroege schilderingen waren expressief, opgebouwd in grijstinten met een duidelijke toets. Een verstilling van zowel de opzet als van de inhoud trad op toen Koenraads eind jaren tachtig in Berlijn werkte in een atelier binnen Künstlerhaus Bethanien. Op uitnodiging van kunstenaar Shinkichi Tajiri nam hij, als gast, deel aan ‘Klasse Tajiri’ binnen de Hochschule der Künste. Door de rust en de tijd te nemen kreeg hij overzicht in zijn handelen, waarmee ook geleidelijk het handschrift en de toets uit zijn schilderijen verdween.
Door zijn zichtbare voorliefde voor symmetrie hebben de werken van Koenraads een verstilde, bijna strenge, indruk. Zijn aandacht voor ruimte vindt uitdrukking in een welbewust toepassen van maatvoering, waarbij de afmetingen zorgvuldig op elkaar worden afgestemd. Dit uit zich in sobere composities met eenvoudige vormen en vaak met een schaars kleurgebruik. Maar onder de rationeel ogende kalmte maakt zich ook een uitzonderlijke gevoeligheid kenbaar.
Koenraads creëert imaginaire ruimten in zijn schilderingen, enerzijds door aangrenzende vlakken te schilderen met verf met verschillende texturen en in lagen van verschillende dikte, anderzijds door de wijze waarop hij deze werken in hun omgeving plaatst. De verwevenheid van het werk en haar omgeving komt nadrukkelijk tot uiting in zijn objecten en installaties. Door gebruik van materiaal, vorm en kleur laat Koenraads ze onderdeel worden van de plaats waar ze staan. Betekenis en symboliek geven de objecten in samenspel met hun omgeving een toegevoegde waarde.
Koenraads’ werk heeft een universele zeggingskracht, maar blijft onmiskenbaar een voortbrengsel van zijn eigen verbeelding. Al komen zijn beelden voort uit de omgeving van de mens, in het beeld zelf is deze niet aanwezig. De concentratie ligt op de stilheid van het beeld. Zijn onderzoek naar kleur versus geen kleur, lijn versus vlak, dun versus dik, klein versus groot, licht versus donker, wand versus vloer blijft voor hem een schier oneindige inspiratiebron.





s pecies and spaces
acrylverf op hout (wandobject)
15 × 30 × 5 cm
2019
1
no ad M ittance
lak op hout (wandobject)
40 × 10 × 23 cm
2022
1
3 4
in the spaces in bet W een lak op hout (wandreliëf)
20 × 52 × 4 cm
2022
jabobsladder
acrylverf op doek/paneel
42 × 9 × 3 cm
2023
5 2 ateliersituatie april 2023
foto’s: Huig Bartels
5
3
4
5 2
Het atelier van beeldend kunstenaar Leonie van Santvoort (Eindhoven, 1959) staat aan de rand van een natuurgebied. Van Santvoort observeert en registreert de natuur en natuurlijke verschijnselen die zich om haar heen voordoen. De schetsen en foto’s van haar obser vaties van uiteenlopende verschijnselen en processen is ze na verloop van tijd gaan gebruiken in haar grafische werk, niet letterlijk, maar ze zijn vaak onderdeel van een groter geheel.
Van Santvoort bedrukt met uiteenlopende grafische technieken papier, karton en hout. De losse onderdelen combineert ze met andere materialen in haar organisch ogende wandobjecten. Motieven, afbeeldingen en kleurvlakken vormen de huid van het object en hebben soms associatieve betekenissen of verwijzingen. Hiervoor gebruikt ze ook bestaand drukwerk: van oude prenten tot overgedrukte afbeeldingen, teksten uit boeken, tijdschriften en verpakkingen. Van Santvoort grijpt hierbij terug op haar jeugd waarin ze als kind al collages en bouwwerken maakte van plaatjes uit oude boeken en tijdschriften.
Met aandacht voor het doodgewone en waarnemen zonder een vooropgezet doel probeert Van Santvoort steeds een ander facet zichtbaar te maken van een vertrouwde wereld die nieuwe associaties genereert. De buitenkant is niet altijd wat het lijkt en achter haar werk gaat een wereld schuil die continu in beweging is en meebeweegt met plaats en tijd. Op het snijvlak van continuïteit en verandering, eeuwigheid en vergankelijkheid, stilstand en beweging creëert Van Santvoort verstilde reflecties op haar eigen leefomgeving. Het is een natuurlijk proces waarin bestaande en nieuwe materialen vervlochten raken en weer een nieuwe betekenis krijgen.





Niets blijft,
We hebben geprobeerd alles in deze wereld en ver daarbuiten een naam te geven; het blijft gebrekkig en onvolledig. De discrepantie tussen benoemen en niet benoemen, tussen ervaren en niet weten, is een intrigerend gebied. De werken die ik maak, cirkelen rondom dat gebied en roepen dat gebied hopelijk af en toe op.
Met behulp van schilderijen, foto’s, kleine objecten en grotere installaties, soms teksten, woorden, verwijs ik naar de onbegrijpelijkheid van alles.
Als we naar onszelf en alles om ons heen kijken, dan doen we dat meestal met een beeld dat we vooraf al gevormd hebben.We kijken via dat plaatje. Begrijpelijk, want dat geeft houvast. Maar behalve veiligheid en overleving, brengt het een grote beperking met zich mee. Wat zou het verhelderend zijn om zonder zo’n plaatje te kijken; onbevangen en met ruimte voor verwondering. En evenzo verbijstering. Mijn werk cirkelt rondom dit gebied, probeert onbevangen te zijn. Toch vormt het ook een paradox: ook dat weer wordt een plaatje waarmee je jezelf beperkt.
(Trudy van Soe ST )
Haar zienswijze resulteert in minimaal en gevoelig werk, op de grenzen van vorm en geen vorm. Met weinig kleur. Wit op canvas. Schakeringen van antracietgrijs tot zwart.





Het
( a lber T o Moravia) 7
inzicht is troebel, het mysterie helderHet werk van Marijke Strijbosch (Helmond, 1945) is vaak filosofisch van aard. Zij beschouwt het leven als een reflectie, een spiegeling waarin we onszelf wel of niet kunnen herkennen.
In haar rol als beeldend kunstenaar ziet ze zichzelf als intermediair tussen werkelijkheid, droom en verlangen. Het concept bepaalt de vorm en het materiaalgebruik dat soms een symbolische of emotionele waarde kan hebben zoals bij haar installaties: spiegels, haar, kooien, gouddraad, etc., soms gecombineerd met tekst of poezie
Tekenen, poezie en fotografie zijn voor haar een levenslange leidraad.
Strijbosch’ tekeningen zijn ook vaak een reflectie op emotionele gebeurtenissen waarin mens en dier een rol spelen. De laatste jaren krijgt fotografie steeds meer de overhand in de vorm van twee-of drieluiken waarin de werkelijkheid of het realistisch beeld door toevoeging van een tweede of derde beeld een andere gelaagdheid krijgt.
Strijbosch heeft een aantal gedichtenbundels op haar naam staan




zijn wij de echo van een vreemd heelal vol onbekende klanken en een zeker heimwee

Marie Verstegen
Marie Verstegen (Boekel, 1955) is een multidisciplinair kunstenaar. De afgelopen jaren heeft hij de focus van zijn werk verlegd van de schilderkunst en beeldhouwkunst naar traditionele druktechnieken. In zijn grafische werk is het handschrift van Verstegen als beeldhouwer én schilder goed te herkennen. Zijn groot formaat houtsneden zijn een spel van vormen, kleuren, transparantie en gelaagdheid waarin de kunstenaar probeert tot een krachtig beeld te komen. Door zijn onconventionele benadering van het medium geeft Verstegen de eeuwenoude houtdruktechniek een hedendaags karakter. In de houtsneden van Marie Verstegen zijn er soms duidelijk afgebakende vormen, maar vaker zijn het in elkaar vloeiende vlakken die elkaar opzoeken voor verbinding en nodigen je als publiek uit om te verdwalen in het werk. En net als je denkt te verdwalen stuit je oog op een afgebakende vorm; een visueel houvast. Tegelijkertijd zijn deze vormen niet zo hard als je zou denken en gaan ze op in de omgeving. Dit komt mede door de techniek van het houtsnijden zelf. Je ziet het ambachtelijk vakwerk van de houtsnijkunstenaar, de guts kerven die soms in langere stroken of juist in ritmische kortere stroken telkens opnieuw in een snelle opeenvolging, bij elkaar geplaatst zijn. Soms zijn deze arceringen vloeiend en met lange halen dan weer stevig en in compacte structuren. Onwillekeurig verschuift de aandacht van de uitgesneden witte vlakken naar de inkt, waar donkere of kleurrijke vormen optreden en sterk naar voren komen.
Voor Verstegen is kunst versmolten met zijn leven, het is een primaire levensbehoefte.
Net als eten, slapen en ademen maakt het hier deel van uit. Hij wordt geprikkeld door indrukken die hij opdoet in de wereld om hem heen en Verstegen laat zich inspireren door dingen die hij heeft gezien, gevoeld en ervaren. Hij heeft altijd zijn schetsboek bij zich, legt zijn ideeën, ervaringen en gevoelens vast en vertaalt dit naar geabstraheerde beelden. Het is zijn manier om de wereld om zich heen vast te leggen. Verstegen laat zich inspireren door het leven en de correlaties tussen het een en het ander, tussen het geordende in het dagelijkse leven en het samenkomen van tegenstellingen.






Deze publicatie is ter gelegenheid van de expositie 8×5, 40 jaar later in de ruimtes van Pennings Foundation, zomer 2023
redactie
V oor W oord
P I m Hoff studeerde geschiedenis en kunstgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht. Momenteel is hij werkzaam bij diverse culturele instellingen als curator, schrijver en projectcoördinator. Daarnaast schrijft hij regelmatig voor kunstenaars en stelt hij tentoonstellingen samen.
Rob Sc H oon E n is kunstjournalist
V or M ge V ing
lettertype dr U k W erk oplage
onderste U ning
D IEDERI k c o RVERS rondde in 1994 de studierichting Mens en Informatie af aan de AIVE Gefascineerd door de invloed die typografie heeft op man, message & media blijft hij de toepassing van letters onderzoeken, ontwerpen en onderwijzen.
Sybold Sans www.ogentroost.eu
Flyeralarm.nl
200 stuks
deze tentoonstelling is mede mogelijk gemaakt door
P E nn I ng S f oun DA t I on en
St I c H t I ng c on S t A nt VA n R E n ESSE fon DS

