3d hoofdpositie

Page 1

HOUDINGSCORRECTIE DOOR VERANDERING HOOFDSTAND? een 3 – D visie door Peter W.B. Oomens

Inleiding: Vanuit de posturologie, waarbinnen de podoposturale therapie letterlijk en figuurlijk de basis vormt, gaat relatief veel aandacht naar de voetbelasting. Een veranderde houding heeft altijd een aangepaste voetbelasting tot gevolg. Omgekeerd zal een veranderde voetbelasting een houdingsaanpassing tot gevolg hebben. Zoals een wiebelend tafeltje kan worden gestabiliseerd met een bierviltje onder een van de pootjes, kan de houding worden beïnvloed met behulp van zogenaamd exteroceptief inwerkende therapiezooltjes (Oomens)(1). De invloed van het zien blijkt hierbij een grotere invloed op onze houding te hebben dan het evenwichtorgaan (2). Onderzoek geeft aan dat dit zien mede is gerelateerd aan de ruimtelijke stand van het hoofd: cervicale flexie/extensie en koprotatie. Patiënten met houdingsklachten bezoeken in eerste instantie op verwijzing van hun (huis)arts een oefentherapeut Mensendieck of Cesar of een fysiotherapeut. Is het mogelijk, gezien de grote invloed van het zien op de menselijke houding, waar en wanneer nodig met optische interventie, een 3 – D correctie van de hoofdstand, en zodoende van de houding te bewerkstelligen?

Podoposturale houdingscorrectie: In 1990 publiceerde ik in het Nederlands Tijdschrift voor Integrale Geneeskunde het artikel ‘podoorthesiologie: een pijntheoretische benadering’ (NTIG, 1990, 6(39), 105/107)(3). Deze behandelvorm is tegenwoordig bekend als podoposturale therapie (houdingstherapie op podologische grondslag) en kan worden beschouwd als de basistechniek binnen de posturologie, het interdisciplinaire denken t.a.v. houding beïnvloedende technieken (4). De haarloze voetzool kent een veelheid aan receptoren met verschillende taken, maar die vooral ook drukgevoelig zijn. Deze mechanoreceptoren spelen een belangrijke rol bij het handhaven van de houdingsbalans en beïnvloeding hiervan (5). Bij een op een podoscoop (lichtspiegel voor het bekijken van de voetzool) staande patiënt, brengt het specifiek onder de voetzool plaatsen van een schijfje kurk met een ‘dikte’ van slechts 1 à 2 mm een onmiddellijke en zichtbare verandering van de voetdruk met zich mee: vaak subjectief merkbaar, verder meetbaar en reproduceerbaar. Deze dunne elementjes worden individueel op een eveneens dun, vlak zooltje geplakt. Links en rechts bijna altijd verschillend. Zolang op deze zooltjes wordt gestaan en gelopen, behouden deze hun werking. Deze methode volgens de Franse arts René Jacques Bourdiol wordt al sinds eind jaren zeventig van de vorige eeuw in Nederland beoefend. Vaak reageren de pijnklachten positief. Zelf heb ik ruim twintig jaar succesvol met deze behandelvorm gewerkt. Volgens Bourdiol (6) zou de propriocepsis een centrale rol spelen, wat leidde tot de benaming: proprioceptieve therapiezooltjes. Voor een gedetailleerde uitleg verwijs ik naar zijn literatuur hierover. De propriocepsis speelt een (belangrijke) rol, maar mijn inziens niet die Bourdiol stelt. Volgens hem prikkelen deze elementjes bij een belaste voet direct de intrafusale gamma-vezels, parallel liggend binnen de intrinsieke voetspieren. Dat zou dan moeten gebeuren door de dermis, de epidermis, het subcutane weefsel en de plantair gelegen aponeurose heen.


Dat is onrealistisch en wordt m.i. terecht door medici betwijfeld. De effecten blijken echter aantoonbaar, reden waarom ik in 1989 mijn hypothese heb gepubliceerd, de werking primair via de drukgevoelige huidreceptoren van de voetzool te verklaren. Exteroceptieve prikkeling dus! De propriocepsis ‘bereidt’ de weg, stelt de gevoeligheid in, de huidprikkel bereikt het alfa-motorneuron in het ruggenmerg en ontlaadt zich op basis van de ingestelde gevoeligheid (γ-systeem). Vervolgens past het gehele systeem zich weer razendsnel aan. Men spreekt dan ook van coactivatie van het alfa-gammasysteem. Een belangrijke rol is hierbij weggelegd voor de intrinsieke voetspieren. Ook hiervoor zij naar de literatuur verwezen. Zien en houding (7): In mijn praktijk Integrale Houdingstherapie zag ik regelmatig jonge kinderen, van 4 tot 12 jaar. Voornaamste reden: ouders vonden hun kind slecht lopen en bewegen. Bij onderzoek en doorvragen kwamen ook andere problemen aan de orde:      

Scheefstand hoofd Lichaam enigszins gedraaid Gauw afgeleid Niet graag lezen Overactief Hekel aan het dragen van schoenen

Met beide ogen zien noemt men binoculair zien. Wanneer we slapen draaien de ogen naar buiten. Zodra we ze openen komt er vanuit de hersenen een signaal om de ogen meer naar elkaar toe te brengen zodat ze min of meer recht vooruit kijken. Dit gebeurt door aanspanning van de zich aan neuszijde bevindende oogspieren. Een bijzonder ingewikkeld mechanisme, het accommodatie-convergentie-miosis synergisme, zorgt ervoor dat we met beide ogen ook dichtbij kunnen zien. Uiteraard spelen ook ooglens en de hoornvlieskromming een rol. Wanneer dit mechanisme verstoord raakt, wordt het zien moeilijker (asthenopie). Dit is men zich lang niet altijd direct bewust; men blijft scherp zien, het kost alleen meer inspanning. Pas als het scherpstellen dichtbij en mogelijk nadien ook veraf moeilijk wordt, als de ogen gaan jeuken, branden, tranen en of rood worden, beseft men een probleem te hebben. De ogen zijn onrustig, de oogleden kunnen trillen, de oogstand wijkt af naar binnen of buiten, soms vormt zich zelfs een dubbel beeld. De buitenste rechte oogspieren kunnen nu verkorten waardoor de ogen niet meer naar binnen willen draaien met als gevolg dat de pupil groter wordt. Vergelijk dit maar met het diafragma bij een fototoestel. De ogen zijn nu duidelijk ‘gestrest’. Het in de verte zien wordt ook moeilijk en er ontstaat een ‘schijnbare’ bijziendheid (pseudomyopie, myopie=bijziendheid). Sommige mensen merken dat als ze uitgerust zijn ze scherper zien dan wanneer ze oververmoeid zijn. Dominant oog: Wat is dat? Kijk met beide ogen naar een vast punt op circa 3 meter afstand. Dek nu beurtelings de ogen met uw hand af en trek deze weer weg: bij het ene oog verandert er niets, dit is het dominante oog, bij het andere verspringt het beeld. Ondanks dat we met twee ogen kijken ‘overheerst’ een oog. Dit heeft invloed op de stand van het hoofd, dat hierdoor een (heel klein) beetje gaat draaien. Ik heb dit fenomeen al bij heel jonge kinderen waargenomen.

De ‘ogenstrijd’: Zo heb ik het ‘gevecht’ tussen de ogen genoemd. Welk oog is ‘de baas’? Het dominante oog is op de verte ingesteld, het niet-dominante oog gaat zich nu meer op nabij richten. Soms zo extreem dat het naar binnen

2


schiet: het luie oog. Afplakken van het goede oog moet er dan voor zorgen dat dit ‘luie’ oog weer recht vooruit gaat kijken. Soms lukt dat, soms is een operatie noodzakelijk (inkorting van de buitenste rechte oogspier). Soms draait het afgeplakte oog naar binnen. Met de convergentietest, het laten scheelzien door pen of vinger zo dicht mogelijk naar de neus te brengen, zien we soms dat een oog meer moeite met ‘scheelzien’ heeft dan het andere. Bijna altijd is dat het dominante oog. Testen we nu de ogen een voor een, door ze beurtelings af te dekken, zien we meestal dat de oogbewegingen soepeler zijn. Met andere woorden: het oog apart wil wel maar beide ogen tegelijk is lastig. Let hierbij ook op de subtiele hoofdbewegingen. Dyslexie: Ik wil niet zo ver gaan om te stellen dat hier de oorzaak van dyslexie ligt. Wel heb ik regelmatig ervaren dat de lichaamshouding gerelateerd aan bovenvermeld oogprobleem, hierbij een belangrijke rol speelt.

Bottom up? Ons rechtop staan kunnen we definiëren als “het onbewust streven naar een houding waarbij de deelzwaartepunten en het algemeen lichaamszwaartepunt zo veel mogelijk in hetzelfde (frontale) vlak liggen en de hiervoor noodzakelijke spierspanning zo min mogelijk energie vereist”. Welke houdingcorrigerende techniek we ten behoeve van onze patiënten ook toepassen, ons denken is primair gericht op de basis. Dat zijn de voeten bij de podoposturale therapie en podotherapie en het bekken bij de oefentherapie. Een gemiddeld hoofd weegt 5 à 6 kg. Zou dit uitsluitend door het skelet worden gedragen, dan is geen spierspanning nodig om het hoofd op de plaats te houden. Deze situatie is echter alleen in theorie mogelijk. In de praktijk is onze rechtopgaande houding een continu gevecht tegen de zwaartekracht, waarbij we voorover neigen te staan. Om het hoofd toch zoveel mogelijk door het skelet te laten dragen zullen vooral de achterste nekspieren moeten worden geactiveerd. Hierbij wordt zoveel mogelijk getracht de oog-oorlijn horizontaal te houden. Dit alles gebeurt onbewust. Houdingscorrectie vanuit de hoofdstand: Hiervoor vermeldde ik al de door mij geconstateerde relatie tussen oogspierspanning en hoofdstand, waarbij door het veranderen van de hoofdstand de oogspierspanning zich aanpast. De vraag is nu hoe de hoofdstand te veranderen? 

Eén methode is het ‘voorop zitten in een stoel’. De zitbotjes ‘haken’ hierbij op de voorzijde van de stoel, de voeten staan enigszins gespreid op de grond en de schouders en rug zijn ontspannen. Zorg er wel voor dat stoel of kruk stabiel staan (8).

Een andere optie is het optimaliseren van de werkplek waarbij gekeken wordt naar de bewegingsvoorkeuren flexie en extensie en koprotatie (ABCD Marsman) (4, hoofdstuk 11).

Een inmiddels beproefde methode om oogspierontspanning te verkrijgen is het voorschrijven van nasale prisma’s volgens het principe Utermöhlen. Deze methode wordt in Nederland door een beperkt aantal artsen toegepast. Voornamelijk bij kinderen met leer- en leesproblemen (9).

Een minder bekende maar zorgvuldig berekende methode is die van A. van de Braak. Deze 3 D analyse staat bekend als BRAFO kijkadvies en CORFO oogmeting (10).

3


Vanuit het posturologisch denken kan in dit verband niet aan de stomatognatische invloed voorbij worden gegaan: The relationship between the stomatognathic system and body posture, CLINICS 2009;64(1):61-6, Antonino Cuccia, Carola Caradonna doi: 10.1590/S1807-59322009000100011 Department of Oral Sciences, University of Palermo – Palermo/Italy. Email: cucciaam@odonto.unipa.it Received for publication on July 22, 2008 Accepted for publication on September 03, 2008

(Momenteel wordt gewerkt aan een elektronische oefenmethode om de houding (mede) vanuit de hoofdstand 3 D te reguleren). Peter W.B.Oomens Research on Posturology December 2015

Literatuur:

1. Segmentale facilitatie. P.W.B. Oomens. Tijdschrift voor Integrale Geneeskunde, mei 1989, 443-447 2. Effect of vision, proprioception and the position of the vestibular organ on postural sway Eva Ekvall Hansson RPT, PhD Anders Beckman MD, PhD Anders Håkansson Professor all Lund University, Department of Clinical Sciences in Malmö/Family Medicine/General Practice. 3. Podo-orthesiologie: een pijntheoretische benadering. Door Peter W.B.Oomens. Nederlands Tijdschrift voor Integrale Geneeskunde, 6(39), 1990, 105/107 4. Leren leven met rugklachten, Peter W.B.Oomens, Calbona uitgeverij, ISBN: 978-94-91872-95-2 5. Distribution and behavior of glabrous cutaneous receptors in the human foot sole, Paul M. Kennedy and J. Timothy Inglis, School of Human Kinetics, University of British Columbia, Vancouver, Canada 6. Pied et Statique. R.J.Bourdiol. Maisonneuve - Paris, 1980, ISBN 2-7160-0072-7 7. Het zien, een andere kijk op de houding, Peter W.B.Oomens, NTIG 1994; 0(2):66- 71 8. Actief zitten: http://podoposturale-therapie.nl/podoposturale-therapie-neuroreflectoirehoudingstherapie/nog-andere-adviezen-kritische-noten/ 9. http://www.pemvente.com/utermohlen-stichting 10. http://www.brafo.nl/brafo_kijkadvies.html

4


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.