Reineringen 11/2 (2020)

Page 1

Reineringen

Duivenstraat 22

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich Verschijnt driemaandelijks • Jaargang 11, nummer 2 (april - juni 2020)

O

We hebben er de pest in …… Van pest tot ebola en corona

Voorwoord

p een vorige redactieraad vroeg ik aan Frank Hellemans of hij niet bereid was om in het kader van de coronacrisis een artikeltje over de pest in Kontich te schrijven. Het artikeltje is – net zoals de coronacrisis – wat uit de hand gelopen en heeft geleid tot een special issue dat naast het historische verhaal over Kontich, Waarloos en omliggende gemeenten ook het bredere verhaal van de pest in onze contreien schetst. Frank heeft daarbij heel wat bronnen geraadpleegd. Voor de plaatselijke geschiedenis van Kontich, Lint, Wilrijk, Edegem en Waarloos kwam hij uiteraard en onvermijdelijk bij de geschiedenissen van Robert Van Passen terecht. Daarnaast raadpleegde hij verschillende andere (historische) bronnen, gaande van de website van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en het Instituut voor Tropische Geneeskunde (ITG) over standaardwerken tot Van Dale en Wikipedia. De uitgebreide, maar selectieve bibliografie zal op onze website worden gepubliceerd voor wie dieper wil graven. Het mag in ieder geval een tour de force worden genoemd om al deze informatie naar het denkkader van een tijdschrift als Reineringen om te vormen, te smeden en leesbaar te maken. Frank is daar met verve in geslaagd, want dit speciale nummer is meer dan een droge opsomming van feiten geworden. Bij zijn opzoekingen is Frank niet over één nacht ijs (overigens stilaan een ongekend fenomeen in onze streken) gegaan. Hij liet zich met raad en daad bijstaan. Heel wat lezers stuurden hem bijkomende informatie en hielden hem bij de les, want Reineringen is nu eenmaal een tijdschrift van beperkte omvang. Hij kreeg verder de steun van de redactie, zowel op het gebied van tekst als van beeld.

Lezing op dinsdag 6 oktober om 19.30 u. In de kerk van Kontich-Kazerne. Naar aanleiding van dit speciale nummer zullen Guido van der Groen, Pierre Van Damme (o.v.) en Frank Hellemans een lezing geven over de strijd tegen ebola, aids en covid-19, alsook over de historische strijd tegen de pest in onze streken. Een unieke gelegenheid om twee wereldvermaarde experts in hun eigen dorp over deze materie te horen spreken. Tickets: 5 euro of 8 euro (inclusief Pestnummer Reineringen) via de vrijetijdsbalie Meer info: 03 450 78 39; erfgoed@kontich.be


Maar Frank is er vooral in geslaagd om twee wereldautoriteiten op het gebied van ebola, aids en corona te contacteren. Dat deze beide professoren in Kontich wonen, maakte het hem natuurlijk makkelijker. Tijdens een coronaproof interview met Guido van der Groen met inachtneming van de physical distancing werd hij ingeleid in de wondere wereld van ebola en aids. Maar Guido van der Groen zette hem tevens op het spoor van Pierre Van Damme. Een naam die tot voor kort de Kontichnaar misschien niet veel zei, maar sinds de coronacrisis is professor Van Damme een BV geworden. Zij zullen op 6 oktober dan ook een lezing houden in de kerk van Kontich-Kazerne, al moeten we voor professor Van Damme erbij vermelden dat dit onder voorbehoud van de situatie op dat ogenblik zal zijn. Maar hoe dan ook, het wordt een unieke belevenis om te horen hoe ons dorp bij de wereld hoort. Wat dus een artikel over de pest in Kontich zou worden is dus nu een dik nummer geworden dat in deze bizarre tijden ons laat kennis maken met een fenomeen dat eigenlijk van alle tijden is, maar tegelijkertijd toch ook weer zo bevreemdend dat het de moeite loont om dit nummer in één ruk uit te lezen. Veel leesplezier. Paul Catteeuw

Giovanni Boccaccio: Decamerone (1352)

T

ijdens de voorbije lente dacht ik vaak terug aan een sprankelende brok oude literatuur die ik mocht lezen in mijn studententijd: de Decamerone van Giovanni Boccaccio (1313-1375), een werk dat op een verfrissende manier de ontluikende Italiaanse renaissance inzette. Hij schreef het vlak na het voorjaar van 1348, toen de Zwarte Dood Firenze (ca. 90.000 inwoners) bereikte en in enkele maanden tienduizenden slachtoffers maakte, waaronder zijn stiefmoeder en zijn vader. Het is pakkend hoe hij de symptomen beschrijft: … anders dan in het Oosten, waar het een teken van onontkoombare dood was als er bloed uit de neus begon te vloeien, begon de ziekte hier bij mannen en vrouwen met gezwellen in de liesstreek of onder de oksels, die soms de omvang kregen van een appel of een ei, en bij de een talrijker waren dan bij de ander. In de volksmond werden deze zwellingen karbonkels genoemd. Vanuit die twee plaatsen zaaiden de dodelijke builen zich uit over het hele lichaam, zodat armen en dijen en andere lichaamsdelen overdekt raakten met zwarte of asgrauwe vlekken, bij de een groot en gering in aantal, bij de ander klein en talrijk. En niet minder dan de karbonkels waren deze vlekken een niet mis te duiden teken van een onafwendbare dood. (Vertaling F. Denissen 2003, 12) Zeven jonge vrouwen en drie jonge mannen besluiten Florence te verlaten om op het platteland te wachten tot de pestepidemie is uitgewoed. Ze trekken naar een afgelegen maar luxueus buitenverblijf, waar ze de dagen vullen met het vertellen van vermakelijke verhalen. Je ziet ze duidelijk afgebeeld, Boccaccio zelf staat helemaal links. Gedurende tien dagen vertellen ze dagelijks elk een verhaal. Deze honderd verhalen vormen de wereldlijke tegenhanger van het meesterwerk van Dante, de Goddelijke Komedie (1304-1321), dat honderd canto’s of gezangen telde. De Decamerone heeft echter geen ethische of morele bedoelingen, het is pure recreatie. Letterlijk betekent dat herschepping: na de morbide verwoestingen moet een nieuwe, lieflijke wereld geschapen worden. Net waar onze hedendaagse kunstenaars nu ook mee bezig zijn. Misschien ontstaat er binnenkort ook weer een Giovanni Boccaccio en de Florentijnen gevlucht voor de meesterwerk, dat gedurende de volgende zeven eeuwen pest. Miniatuur uit Le Decameron, MS 133 A5, ca 1485, de literatuur, film en andere kunsten zal beïnvloeden. Koninklijke Bibliotheek der Nederlanden. Wikimedia Commons.

en

ng

eri

in Re .2 11

2

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


De Zwarte Dood in Kontich en omstreken De pest en andere pandemieën: vroeger en nu Proloog

Het tijdperk van de oermens is de langste periode in de geschiedenis van de mensheid. Onze verre voorouders zullen het wel niet gemakkelijk hebben gehad om zich te handhaven. Zij waren jagers-verzamelaars: zij hielden zich in leven door het verzamelen van eetbare dingen zoals bessen en dieren, door middel van plukoogst, jacht en visvangst. Tussen 1,5 en 1 miljoen jaar geleden ontdekten zij de voordelen van het vuur om hun eten lekkerder en beter verteerbaar te maken. De homo sapiens, die zich 120.000 tot 60.000 jaar geleden vanuit Afrika over de wereld verspreidde, slaagde erin de grijze wolf te domesticeren om hem te helpen bij de jacht. Hij leefde in groepen van twintig tot vijftig mensen en kende een nomadisch bestaan. Bij ongunstige weersomstandigheden of bij gebrek aan voedsel zocht hij betere oorden op. Hier en daar was er een groep die ontdekte dat je dieren ook kon gevangenhouden en laten kweken. Dan had je je stukje vlees bij de hand wanneer je maar wou, zonder dat je er achteraan moest lopen. En planten kon je op een lapje grond bij je tent zaaien als je genoeg zaden had verzameld. En zo werden tenten hutten en hutten hoevecomplexen. Het comfort garandeerde dat je een gezond leven kon leiden. Veel kans op besmetting was er trouwens niet, want er woonden minder dan tien miljoen bewoners op aarde toen de ontwikkeling van de landbouw begon. Dat is twee miljoen minder dan nu in België. De bevolking groeide echter gestaag aan, de groepen werden groter en er ontstonden steden. Daar waren de leefomstandigheden minder gezond. Mensen en dieren leefden op elkaar gepropt in weinig hygiënische omstandigheden. Het merendeel van de infectieziekten zijn te wijten aan de levenswijze van de mens op het einde of zelfs na de periode van de neolithische revolutie (ca. 4000 vóór Christus). De mens was – wat dat betreft – beter jager-verzamelaar gebleven. Tot op de dag van vandaag is vlees een belangrijk onderdeel van het voedselpakket geworden en gebleven: niet alleen van gedomesticeerde, maar ook van wilde dieren. Steden vormen de ideale biotoop voor virussen om over te springen van dieren op mensen. Difterie bijvoorbeeld komt van de koe, lepra van de waterbuffel, griep van het varken en de eend, pest en tyfus van ratten en muizen. Covid-19 werd waarschijnlijk veroorzaakt door slangen, otters, dassen, miereneters e.a. die op de markt in Wuhan werden verkocht, waar ook ratten, honden, katten, wasberen en zelfs koala’s werden aangeboden. Er is een vrij grote kans dat vleermuizen de bron zijn. Zij zijn dragers van veel virussen; alle soorten, van de kleinste tot de hele grote. Vleermuizen staan trouwens in vele culturen op het menu. Als delicatesse.

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

11

Jan de Gheet, De haven van antwerpen, houtsnede uit de “Lofzangen ter ere van Keizer maximiliaan en zijn kleinzoon Karel den vijfden”, gedrukt door Jan de Gheet te antwerpen, 1515 Wikimedia commons.

Als we het hier en nu niet zien zitten, willen we weg. We kunnen wegvluchten naar een afgelegen plek waar we weer rustig kunnen ademen. Of we vluchten naar vroeger, toen het zo veel beter was. Denken we. We zullen zien: ga mee, vijfhonderd jaar terug in de tijd. Kontich, in 1500 nog zonder Waarloos maar met het gehucht Lint, heeft een bevolking van ongeveer 800 inwoners. Antwerpen is een havenstad in volle groei en telt 40.000 burgers binnen de stadsmuren. In 1568 zal Groot-Antwerpen met zijn 114.000 inwoners hoog genoteerd staan in de top tien van de dichtst bevolkte steden in Europa! Tussen de stad en Kontich liggen landelijke dorpjes met veel boerderijen, boomgaarden, akkers en weilanden, hier en daar een stenen woning. Stilaan beginnen er ook lusthoven opgetrokken te worden, waar de rijk geworden burgers van de stad hun zomers komen doorbrengen. Soms zijn het heuse kastelen met vijvers en prachtige parken. Groene oases in een open landschap, want de bossen worden stelselmatig gerooid: de hutten en meeste huizen zijn van hout, en het overschot wordt gebruikt om te verbranden: om te koken of te verwarmen. Tussen huizen hangt vaak een geur van rook, die – vermengd met mist – de smog vaak adembenemend maakt. Vooral in de steden. Daarom zoeken de rijksten de buitenlucht op. Daar bezitten ze eigendommen, soms hele dorpen, of bossen om te jagen. Met boswachters, om te beletten dat er door de

.2

Valse romantiek

3


hongerige dorpsbewoners wild zou worden gestroopt. Al is het maar een konijntje! Ook al ben je een arme dompelaar, de straf is ongenadig zwaar.

Vintage milieuproblemen

Tegen het einde van de vijftiende eeuw barst Antwerpen stilaan uit zijn voegen. De omzet van de haven is viermaal groter dan die van Londen, en zelfs twaalfmaal die van het Spaanse Sevilla. Die havenstad is de link geworden met Amerika. Geleerden, kunstenaars en ambachtslieden komen zich in Antwerpen vestigen. Zij worden op de voet gevolgd door een massa immigranten en ontwortelden op zoek naar werk of een aalmoes. Maar de sinjoren ervaren ook de lasten van deze expansieve economische conjunctuur. Drinkwater wordt schaars. Vuilnis wordt gedumpt in de grachten en op straat, de goten voor afvalwater raken verstopt. Sommige industrieën zorgen voor vervuiling: suikerraffinadeurs en olieslagers zorgen voor extra rook- en stankoverlast; lakenververs, linnenblekers en leerlooiers vergiftigen het kostbare water… In sommige straten is het verkeer van karren en paarden zo druk, dat de voetgangers een paar blokken om moeten lopen. In de loop van de zestiende eeuw zal Gilbert van Schoonbeke Antwerpen meer structuur en ruimte geven, terwijl het corrupte gedrag van deze urbanist en speculant ook nog tot in de eenentwintigste eeuw wordt nagevolgd. Zoals iedereen weet, leidt een slechte hygiëne tot ziektes en besmettingen. Naast ratten en andere knaagdieren zorgen ook honden en katten voor de verspreiding, en uiteraard vlooien en andere insecten. Antwerpen wordt een broeihaard. Niet het minst door de scheepvaart: die zorgt voor het ongebreideld maar ongewenst vervoer van deze besmettelijke dieren en diertjes. Zo krijgt de stad soms al eens af te rekenen met vervelende epidemieën, met vaak dodelijke afloop. En als het in Antwerpen regent, druppelt het in Kontich. De stad kan immers niet zonder de aanvoer vanuit het platteland, van laken tot groenten, fruit en melkproducten. Of bier, want daar is in de stad niet voldoende water voor. Helaas bestaat er geen anderhalvemeterregel zodat de elders uitgebroken besmettingen ook onze rurale voorouders bereiken.

Anoniem, Je suy le poure Diable, 1500-1599: Leprozenbedelaar in de gedaante van de Duivel: Je suis le pauvre Diable. Gravure Collectie Rijksmuseum Amsterdam

en

ng

eri

in Re .2 11

4

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


Brandhaarden van infectie

Er zijn veel soorten van besmetting, die zich vooral manifesteren als huidziekten. Zo is er de builenpest en de longpest, die kunnen evolueren naar pestsepsis (besmetting van de bloedbaan) waarbij de huid (donker)paars verkleurt, zodat men is gaan spreken van de Zwarte Dood. Deze ziekte is meedogenloos snel en fataal. Een andere variant, de Engelse zweetziekte, zal in 1529 in Antwerpen 400 slachtoffers eisen, waaronder de burgemeester. Naast deze vormen is er ook de langzaam evoluerende lepra of melaatsheid. Daarover wordt al in de Bijbel gesproken, al wordt de ziekte in de nieuwe vertaling “huidvraat” genoemd. Via de ademhaling, vooral door hoesten en niezen, kon de ziekte worden overgebracht. De ziekte blijkt al her en der te zijn voorgekomen enkele eeuwen vóór onze tijdrekening. De Feniciërs zouden als slavenhandelaars tussen Indië en Egypte en de Middellandse Zee daarbij een belangrijke rol hebben gespeeld. Via de kolonisatie van Spanje door de Arabieren en later door de kruistochten neemt de verspreiding van lepra vanaf de 11e, maar vooral in de 12e en 13e eeuw sterk toe. Dit is de periode van de verstedelijking. Volgens sommige bronnen beschouwt de kerk lepra als een straf van God voor zondig gedrag van de lepralijder zelf of van zijn ouders. De “zonden van het vlees” worden namelijk beschouwd als de allerergste. Soms wordt de ziekte ook gerelateerd aan ketterij. Zo wordt lepra een ziekte van de ziel en moet de zieke lepralijder van het gezonde lichaam van de kerk worden verwijderd. Via een lepra-mis, een dodenmis die het afsterven van de lepralijder uit de maatschappij symboliseert, wordt hij of zij onderworpen aan de civiele dood, met verlies van alle rechten en bezittingen. Waarschijnlijk is dat een overdreven voorstelling, geponeerd door sensatiebeluste romantici. Ze worden gestigmatiseerd en uitgestoten, maar anderzijds worden ze aanzien als een symbool van de lijdende Christus en is de christen verplicht hen te verzorgen. Volgens sommige bronnen zijn de kruisvaarders trouwens ook met lepra besmet, als ze terugkeren uit Palestina. Ze zijn als helden vertrokken, al hun zonden waren kwijtgescholden en dan komen ze terug met een ziekte die het symbool van de zonde en van de straf van God was. Dat kan niet kloppen! Dat het vaak een andere besmetting was, zoals een venerische ziekte, doet hier even niet ter zake.

Visitatie en isolatie

Dat leprozen en pestlijders worden verzocht om contact met anderen te vermijden en daarom buiten het dorp moeten gaan wonen, is begrijpelijk. Om zeker te zijn, worden ze eerst naar het Augustinessenklooster Terbank bij Leuven gestuurd. Het onderzoek is simpel: er worden haarpijlen getrokken uit de baard of de wenkbrauwen. Indien de wortels vleesachtig zijn, dan wordt dat beschouwd als een duidelijk teken van melaatsheid. Daarna steken ze nog een naald in de hals en in de voetzool en als de patiënt niets voelt zijn ze zeker. Het attest met een ongunstige diagnose is als een vonnis voor de rest van het leven. Wie geluk heeft krijgt een attest dat hij of zij zich weer onder de mensen mag begeven omdat het toevallig een ander huidkwaaltje is en de aandoening niet levensgevaarlijk of besmettelijk is. Sommigen leven nog tientallen jaren, in zeldzame gevallen worden ze later door Terbank genezen verklaard en worden ze weer in de gemeenschap aanvaard. Wie op zo’n visitatie leproos wordt verklaard– of verwesen in de taal van toen – moet een donkere of grauwe mantel met kap dragen, op het hoofd een grote zwarte vilten hoed met witte boord. Hij of zij moet een stok bij zich hebben om dingen te kunnen aanwijzen zonder ze te hoeven aanraken en zo afstand te houden, en een schaal om aalmoezen te kunnen ontvangen. Doorgaans worden deze attributen door het dorps- of stadsbestuur ter beschikking

.2

Reepkapel, tussen WOI en WO II. Collectie Kring Heemkunde

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

11

Reepkenskapel, prent circa 1840. Collectie Kring Heemkunde

5


Reepkapel nu (Lokaal Bestuur Kontich)

gesteld, samen met een bedeltas en handschoenen. Want de steun die ze van de Heilige-Geesttafel ontvangen is eerder karig. Maar het belangrijkste attribuut is misschien wel de klep of ratel, die op vijftig meter afstand te horen moet zijn om zijn komst aan te kondigen. Bovendien is het hen verboden kerken, herbergen of molens te betreden, gezonde personen aan te raken of met hen te eten. Ze moeten te allen tijde hun identiteit opgeven. Op het niet naleven van deze richtlijnen staan heel zware straffen. Voor de afzondering zorgt de zogenaamde lazarie of lazernij, één of meer alleenstaande pesthuisjes gelegen buiten het dorp. In Kontich bevindt die zich bij het Reepken, aan de ingang van de Reepkenslei. De eerste vermelding is van precies 500 jaar geleden: 1520. De Reepkenskapel is het bedehuisje van de besmetten en heet nog in 1620 Leprozenkapel.

16e en 17e eeuw

Archiefstukken vermelden dat er in 1518-19 in Wilrijk grote sterfte is: waarschijnlijk heerst daar de pest, vlakbij dus. In 1529 kent men in Mechelen en Antwerpen de zwetende ziekte en kort na 1530 breekt in Antwerpen de pest uit. Onze dorpen langs de verbindingsweg tussen beide steden blijven ook niet gespaard. De drossaardrekening van 1531-34 vermeldt trouwens uitdrukkelijk pest te Kontich. In 1655 verschijnt de pestziekte opnieuw, vooral op Lint. In 1656, wanneer de epidemie volop heerst, koopt de parochie een Rochusbeeld aan. De Sint-Rochusverering wordt in de jaren 1560 nog intenser, de Reepkenskapel alias Leprozenkapel wordt voortdurend hersteld en in 1755-56 uiteindelijk afgebroken en heropgebouwd. De pastoor laat het Rochusbeeld zelfs schilderen en vergulden: het resultaat (zie frontpagina) na bijna driehonderd jaar kan je bewonderen in ons Museum voor Heem- en Oudheidkunde. De jaren 1665-1666 staan bekend als een van de meest verwoestende pestplagen in de geschiedenis van Europa, met honderdduizenden doden, vooral in steden als Londen en Marseille. In onze gemeente worden enkele mensen aangesteld om de zieken te helpen en de huizen te reinigen (pestmeester), geneesmiddelen te gaan halen (bode), de doden te begraven (grafdelver) enzovoort. Zij kunnen verblijven in het schoolgebouwtje, dat wegens de epidemie toch leeg staat. Ook in 1667 krioelt het nog van pestiferati in het dodenboek van de parochie. Een van de slachtoffers is Henricus Hellemans, de zoon van de pestmeester, en uiteindelijk ook zijn eigen vrouw. De pestmeester wordt dan ook maar bedankt omwille van bewezen diensten, dus ontslagen … De laatste pestlijders worden begraven in 1668. Jeroen Convent heeft een flinke stuiver verdiend aan het leveren van de doodskisten. In 1669 moet hij echter weer in gang schieten: er breekt een nieuwe epidemie uit, deze keer de rode loop. Het dodental gaat op en neer tot ca. 1676.

en

ng

eri

in Re .2 11

6

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


“Snaveldokter” Jacques Manget, Traité de la Peste, 1721 Wikimedia Commons.

Miniatuur uit de Toggenburg Bijbel (Zwitserland) van 1411. MS 78 E1. Mozes op de achtergrond met twee zieken, lijders aan de pest (de pokken?), zoals beschreven in de zesde plaag van Egypte, Exodus 9:8-9. Licentie: Creative Commons CC BY-NC-SA 3.0.DE.

Volksgeloof

Op het einde van de zeventiende eeuw schijnen er geen echte epidemieën meer voor te komen. Behalve dan in 1682 een sieckte onder de beesten, waarvoor missen worden gelezen. De gemeente laat onder meer als remedie wijnazijn uitdelen. En de boeren brengen ex-voto’s naar de kapel van de Reep om goddelijke bescherming af te kopen en om te bedanken dat hun gebeden zijn verhoord. Ze hangen nu ook in ons museum. In 1683 is er toch nog één persoon besmet ende besieckt mette gave van laserije: zij en haar echtgenoot kunnen echter niet terecht in één der pesthuisjes, daar de gemeente ze aan niet-zieken heeft verhuurd en ze dus niet meer beschikbaar zijn. Ze hoeven echter geen dorpslasten te betalen en krijgen de toelating om te bedelen. Waarschijnlijk wonen ze afgelegen, anders worden ze doorverwezen naar een andere leprozerie. Binnen wandelafstand ligt immers de Lazernij van Rumst, links van de baan naar Mechelen. Deze Lazaruskapel wordt in 1460 gebouwd op initiatief van Pieter Van der Cruyse, een Rumstse officier van Karel de Stoute, die melaats is geworden. Omdat melaatsen uit de gemeenschap worden uitgesloten en zich dus ook niet naar de parochiekerk mogen begeven, laat hij een kapel bouwen ter ere van de Heilige Lazarus. Naast de kapel wordt een verpleeghuis gebouwd, het leprozenhuis, en daarrond werden melaatsenhutten of lazaretten opgetrokken. Ze hebben zelfs een eigen kerkhof. Vanaf 1500 worden vele melaatsen uit alle uithoeken van het graafschap van Brabant in dit melaatsendorp geïnterneerd. Wie nog min of meer valide is moet gaan bedelen en het geld verdelen. Vandaar misschien dat deze woongemeenschap zich dicht bij een grote weg vestigt waar veel kooplieden en vrachtvervoerders passeren. Met toestemming van de pastoor mogen ze zelfs reizen, maar overnachten mogen ze alleen in een ander leprozenhuis. De banden met Terbank bij Leuven zijn heel sterk, maar ook Terzieken bij Antwerpen wil hier een vinger in de pap hebben, wat geregeld leidt tot conflicten. Wanneer op het einde van de 17e eeuw de melaatsheid in deze streek nagenoeg verdwijnt, komt het leprozendorp in verval. Maar heden ten dage is alles gerestaureerd en is de Lazernij weer een levendig gehucht, weliswaar gelukkig met gezonde mensen.

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

11

De 18e eeuw verloopt relatief rustig. Wanneer in het voorjaar van 1832 een cholera-epidemie komt overwaaien die tot oktober aanhoudt, valt alles nog mee. Op dit ogenblik heeft Kontich een gezondheidscommissie. We weten dat ze haar uiterste best deed om de besmetting te weren door huisbezoeken, controle op de hygiëne enz. Wellicht is het aan haar optreden te danken dat de cholera te Kontich veel minder erg was dan in de omliggende dorpen. De berechtingen geschiedden in die periode in stilte, de doden werden dadelijk begraven met een korte ceremonie op het kerkhof of onder de blote hemel. (R. Van Passen)

.2

Voorbeeldige gezondheidscommissie

7


In augustus stelt de pastoor de Reepkenskapel en de Sint-Martinuskapel ter beschikking aan de patiënten van Kontich en mogelijk ook Edegem. Het aantal slachtoffers is Van Passen echter niet te weten gekomen. Wel die van de volgende plaag in 1849: 21 personen werden aangetast en 7 overleden aan de kwaal. Gelukkig is ze weer vlug voorbij. De cholera-epidemie die in 1866 zoveel slachtoffers maakt in Boom, spaart Kontich. De rodekoorts maakt wel een twaalftal slachtoffertjes bij de kinderen. Het gasthuis aan de Drabstraat wordt als ziekenhuis ingericht. In 1872 worden missen gelezen voor Sint-Rochus om bevrijd te blijven van de pokken die in de naburige gemeenten zijn uitgebroken. Het heeft blijkbaar geholpen, en de dorpsdokters hebben meer dan ooit de handen vol met koepokinentingen. Ook de pokken- en kroepepidemieën op het einde van de 19e eeuw blijven nog binnen de perken. De leegstaande gemeenteschool aan de Antwerpsesteenweg dient nu als ziekenzaal en afzonderingslokaal. De gemeente deelt ontsmettingsmiddelen uit en beslist de pokinenting degelijker te organiseren. Het kerkhof – dat nog altijd rond de kerk ligt – moet eindelijk uit het centrum worden verwijderd. Toch moet Kontich nog tot januari 1914 wachten om zijn doden in de Doodenhof aan de Duffelsesteenweg te begraven.

Van Spaanse griep tot Covid-19

In de periode 1900-1950 met twee wereldoorlogen tellen we misschien wel de meeste overbodige doden ooit, met de humane dieptepunten die door menselijke hand werden veroorzaakt. Op het einde van de Eerste Wereldoorlog kwam daar nog de Spaanse Griep bij (1918-1919), beruchte grieppandemie die wereldwijd naar schatting 20 tot 100 miljoen levens eiste, een aantal dat het totale dodental van de Eerste Wereldoorlog ruimschoots overtreft. Van Passen gewaagt er echter niet van in zijn Geschiedenis. En zo zijn we onze tijd genaderd, met een onmiskenbaar verbeterde gezondheidszorg, en nu met misschien wel de grootste crisis van de laatste honderd jaar. Het ergste blijkt nu wel voorbij, met dank aan onze gezondheidszorgers.

Waarloos

Er staan slechts weinig gegevens over de pest in Waarloos in Van Passens geschiedenis. In zijn hoofdstuk over armenzorg en volksgezondheid vinden we het volgende: En zo zijn we ook in de jaren van de weer opflakkerende lazarusziekte en/ of pestepidemie (1662 etc.) aangekomen. De begrafenisboeken en rekeningen spreken van “tempore pestis” en noemen een aantal besmette inwoners. De doodskisten, begrafeniskosten, reinigen van besmette huizen door schrobberessen, kwamen frequent voor, en de eredienst voor St.-Rochus – patroon tegen huidziekten – kwam in zwang. Vrij vroeg, ” in 1635 en in 1686-1687” woedde ook de gevreesde “rodeloop” of het “afgaan” van bloed (dysenterie). In zeer ernstige gevallen voerde men de zieken wel naar het gasthuis, o.m. te Mechelen en Lier. Om zekerheid te verkrijgen of iemand besmet was of niet, werd de persoon naar gespecialiseerde pestmeesters voor onderzoek verwezen. Die moesten het “ ja” of “neen” uitspreken. We kennen uit de bronnen van 1645 het geval van Waarlozenaar Jan De Backere, die in Ter Bank bij Leuven na visitatie de fatale uitspraak over zijn besmetting moest aanhoren. Ook Cornelis De Vos kreeg een attest “besmet” mee naar huis, in 1663; voortaan werd hij “ lasarus” genoemd. Enkele andere inwoners slaakten bij dat onderzoek een zucht van opluchting, omdat ze als “niet-besmet of vrij” huiswaarts konden keren. Afzondering van pestlijders of lazarussen geschiedde ook op eigen bodem, in het zgn. “Lazernijke”, in Terbeke (1629). Voor medische zorgen in het eigen dorp was er de aanwezigheid van een paar ziekendienster-zusters. In 1668, half februari, tekende de pastoor van Waarloos op dat de pest zodanig had toegeslagen dat er van de 23 overlijdens, 13 aan die kwaal toe te schrijven waren. We schreven al elders over al deze aspecten van de ziekte, die men vol vrees de “gave” Gods of “ haastige ziekte” placht te noemen. (Geschiedenis van Waarloos, p. 459-460) Met dat “elders” doelt onze historicus op p. 135: Het jaar 1667 staat ook geboekstaafd als een pestjaar. In Waarloos bleek de pest echter bijna een jaar later uit te breken dan in de omringende dorpen, zoals Kontich. Een paar maanden later was de plaag alweer weg en uit dank trekt heel de parochie in processie naar O.-L.-V. te Duffel. Zwartzusters uit Berlaar waren de slachtoffers komen verzorgen en begraven. Een gravin die eigenares was van Ter Linden (nu hoeve Dom, Groenenhoek) diende klacht in omdat haar eigendom was gebruikt als lazernij…

Edegem

.2 11

8

en

ng

eri

in Re

Robert Van Passen (1974) situeert de Lazernij van Edegem in de scherpe hoek van de Oude-Godstraat en de TerLindenlaan: in 1571 worden er aanpassingen aangebracht naar aanleiding van de pestepidemie. Opvallend is wel dat in hetzelfde document gesproken wordt over de galg. Ze stond even ten noorden van de grens met Mortsel, niet ver van Oude-God en moet hebben dienstgedaan voor de terdoodveroordeelden van beide heerlijkheden. Op de meeste plaatsen in onze regio bleken pesthuisjes en galg in elkaars buurt te liggen. Ook bij ons. Van vroegere pestjaren, zoals 1504, 1521, 1531-1534 heeft de historicus niets teruggevonden. Vanaf 1570-71 volgden de pestepidemieën elkaar in een snel tempo op. “In die jaren had het dorp of de H.-Geesttafel 2 leprozen of melaatsen Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

.2

ng

en

11

ten laste (…). Mogelijk of zelfs vermoedelijk waren er meer ziektegevallen, maar daar we geen overlijdensregisters voor die tijd hebben, kunnen we alleen steunen op de ‘arme’ pestlijders die in de H.-Geestrekeningen voorkomen. Peter de Herde, ‘ leproos’, werd geheel door de H.Geesttafel onderhouden. Voor hem kocht men brood, boter, melk, schoenen, enz.. En daar er ook hout werd gekocht waar hij ‘sijnen hof mede bevrijt heeft’, hebben we de indruk dat hij in een H.-Geesteigendom woonde. Waarschijnlijk was dat het in hetzelfde jaar 1570-71 opgetekende ‘ lazarus huys’, dat men liet dekken door een strodekker en waarvoor men ‘tenen’ aankocht. Dit lazarushuis of lazarie, had men (…) aan de kapelanie gebouwd, op een daartoe door de heren van Cantecroy uit de weg gesplitst stukje grond, dat de Inslag heette. Op Cantecroy wist men immers genoeg wat pest betekende, want de epidemie woedde er in 1571 ook. Cornelis de Vos, leproos, ontving van onze armendis 2 gulden 4 stuivers toen hij met zijn vrouw A. van den Hoeve Dom of Ter Linden Wijngaerde naar de bekende leproserij van Ter Bank bij Leuven trok, waar zij moest ‘gheproeft’ worden, d.w.z. de leprozentest ondergaan. Van het positieve of negatieve resultaat van dat onderzoek hing het af, of A. van den Wijngaerde nu ook als leproos zou behandeld worden. De test blijkt positief te zijn uitgevallen, want men kocht haar dadelijk daarop dezelfde mantel van grauw laken, die ook voor beide andere leprozen (…) werd gemaakt. Ze kreeg trouwens ook een ‘schotel’, om daarmee aalmoezen in te zamelen. In de rekening staan ook nog uitgaven aan een ‘peerdeken’ (waarschijnlijk is hier een paardendeken bedoeld), schoenen, toespijs enz. voor haar vermeld. In 1573-74 was ook de vrouw van P. de Herde besmet en voerde men haar naar het gasthuis – mogelijk St.Elisabeth te Antwerpen. Van haar wordt gezegd dat haar ziekte de pest was.” (Evenals die van haar man, zo bleek.) “Dit alles bewijst dat onze voorouders niet zo duidelijk onderscheiden konden wat voor ziekte het precies betrof en ze de gevreesde huidinfecties door elkaar als pest, lazarusziekte of lepra bestempelden. Dat de zieken, hoewel enigszins geïsoleerd in hun lazarushuisje, toch wel enig contact met de samenleving behielden, blijkt reeds uit het feit dat ze mochten bedelen; het blijkt ook nog uit de omstandigheid, dat ze zelf bier en brood gingen kopen bij Tanneken Baltens. In 1574 werd er weer een zieke naar Terbank gestuurd, die echter niet meer is teruggekomen. “Om de mensen van wie men dacht dat ze besmet waren, zo weinig mogelijk met gezonden in contact te brengen, schakelde men vaak zieken als boden of begeleiders in. Zo kreeg in 1575-76 de reeds jaren als lazarus bekende P. de Herde de opdracht om 2 personen naar het gasthuis te brengen en een kind te bewaren. Vermoedelijk was de kwaal dus weer om zich aan het grijpen. Het is de laatste keer dat we P. de Herde zien optreden en de rekening 1576-77 onthult dat er een doodskleed en een kist voor hem werden aangekocht, en dat zijn ‘ kerkerechten’ werden betaald; ook werd er koopdag van zijn inboedel gehouden, waarvan de helft aan de H.-Geesttafel toekwam.” Waarschijnlijk ging de andere helft naar zijn nog levende zieke vrouw … In het laatste kwart van de 16e eeuw beschrijft Van Passen nog enkele heropflakkeringen, om te eindigen met te verwijzen naar de dysenterie of loop die de regio teisterde in 1596. In de zomer 1605 breekt weer de pest uit en moesten talrijke slachtoffers begraven worden. “Hier leren we een nieuw personage kennen, nl. de ‘schropster’ of ‘schrobberse’, die o.m. de geïnfecteerde huizen moest schrobben of reinigen, en ook wel andere diensten aan de zieken moest bewijzen. (…) Ook van mannelijke ‘schrobbers’, die men te Antwerpen was gaan halen, gewagen de rekeningen. Ze reinigden o.m. het brouwhuis van Jan Hoeveneers; een van die schrobbers was toen Peter den Schrobber. Het dorp had toen ook een pestmeester in dienst: Aert Artss, aan wie in 1605 zes gulden werden uitbetaald voor de remedies en verzorging, die hij de pestlijders had verstrekt. (…) Edegem had destijds een bevolking van ongeveer 400 inwoners, Van Passen schatte het aantal begrafenissen te wijten aan de pest op 56, dus 14% van de bevolking. “Geen wonder dat de hulpeloze mens in die tijden zijn toevlucht nam tot allerlei bijgelovige praktijken: uit een visitatieverslag weten we dat in 1608 ‘genezers’ het vee alsook gekwetste ledematen heelden.” Tegenslag werd immers als de kwade hand of hekserij geïnterpreteerd… We weten tot welke mistoestanden dat in die tijden heeft geleid! Er vielen weer slachtoffers in 1618-19. “En in 1626 (2 juli) overleed Hans Vinck aan de pest: hij was een van de ondersteunden van de H.-Geesttafel en werd op armenkosten begraven, nadat hij ‘ in de salicheijt’ had gezeten (Kiliaan:

9


eufemisme voor de pest hebben). Zijn weduwe en kinderen, die aan de pokken leden werden nog verder ondersteund. Dat men toch reeds oog kreeg voor besmetting en contaminatie blijkt uit het feit dat een persoon die het vuile huis van Hans Vinck was binnengegaan, er niet meer uit mocht en op zijn beurt door de H.-Geesttafel werd onderhouden. De pest greep weer om zich heen in 1631-32. (…) En nauwelijks 2 tot 3 jaar later, in 1634-36, was de gevreesde ziekte weer daar.” Gehele gezinnen vallen ten prooi. Er wordt verwezen naar de pesthuizen van St.-Willebrordsveld of Dambrugge te Antwerpen, waar sommigen naartoe worden gevoerd. Er wordt een beroep gedaan op de zusters van het Gasthuis van Geel. Die stuurden echter een pestmeester die er een flinke stuiver aan overhield. Er werd een zilveren ex voto die een hart afbeeldde samen met een godspenning geofferd in de kerk van de Theresianen in Antwerpen. Na een periode van luwte vallen er vanaf 1658 weer pestdoden en de contacten met Ter Bank, de Lazernij van Rumst en andere pesthuizen worden ook weer veelvuldig. Het lazarushuisje dat ondertussen door gewone daklozen betrokken was, diende opnieuw voor de zieken. De epidemie bereikte een hoogtepunt in 1668-69 met alles samen liefst 65 doden. In gewone jaren waren dat er 28 geweest (gemiddeld 14 per jaar). Er scheen gedurende de laatste decennia van de 17e eeuw geen einde te willen komen aan de contagie – al verdwijnt de pest wel vóór het jaar 1700; lepra en dysenterie nemen het over.

Wilrijk

Over de epidemieën in het Oude Regime schrijft Van Passen in zijn Geschiedenis van Wilrijk (1982) het volgende. “Het oudste spoor dat we van de mysterieuze maar zo gevaarlijke pestkwaal vernemen, voert ons naar de bekende leprozerij van Ter Bank bij Leuven, waar degenen die van pest of lepra verdacht werden, konden onderzocht worden. De resultaten van de ‘proef ’ waren voor de betrokkenen en hun familie van enorm belang, want zo ze positief werden bevonden, werden ze als leproos of pestlijder uit de gemeenschap gesloten, op kosten van die gemeenschap en van de H.Geesttafel naar een ‘ lasarie’ of pesthuisje verbannen en daar buiten de gemeenschap van de gezonden gehouden. Was de uitslag evenwel negatief, dan mocht de ‘verdachte’ zijn plaats in de samenleving weer innemen. Op 19 mei 1497 werd in Ter Bank gevisiteerd Hannen de Bal. Het resultaat van het onderzoek luidde dat hij niet besmet was. De namen van 2 getuigen staan bij dat eindresultaat vermeld. Minder goed liep het af met Gommaer van Male, die op 22 mei 1504 verwezen werd ‘van den lichten zeere’, dus besmet met een lichtere vorm van pest of lepra. (…) Er zijn nog vermeldingen van pest in 1514, 1518-19 en vooral 1543. In de periode 1556-58 is er weer sprake van, maar voor het eerst ook van een lasarie of pesthuis (in de Heistraat). Daarna vond Van Passen nog aanwijzingen in 1597-98 en 1603-05, wanneer een zekere Meester Cornelis staat opgetekend als pestmeester, en 1621-22. Kritiek waren dan weer de jaren 1632-34, waarin menige uitgave ‘aende gene die in hastige sieckte hebben geseten’ genoteerd staat. Eufemistisch werd de kwaal ook wel de ‘swaericheyt’ genoemd. Er diende heel wat geld uit de kist of ‘combe’ van de H.-Geesttafel gehaald om de armen en zieken in hun nood bij te staan. Er werd melk en boter, bier en vlees geleverd aan de zieken, er werden kisten gekocht en graven gedolven. En er werden inderhaast ‘ hutten’ gemaakt om de zieken daarin onder te brengen. Die hutten bevonden zich in het Valaar; er werd aan gewerkt in april 1634. Maar daar die huisvesting blijkbaar niet voldeed, of daar er te veel zieken en te weinig hutten waren, richtte men zich met een rekwest tot de magistraat van de Scheldestad, ‘ten eynde de siecken vande haestige sieckte van Wilrijck souden mogen gebrocht worden op Sinte Willeboorts’. De Stad – ons ‘overhoofd’ – reageerde positief op dit verzoek en Wilrijk mocht zijn ‘geïnfecteerde bestellen in de huyskens op Ste Willebort velt’, op voorwaarde althans dat zulks zou geschieden zonder dat de Stad er kosten door opliep. En zo zullen er dan een aantal Wilrijkse pestlijders terecht zijn gekomen in de leprozerij van Dambrugge, 18 huisjes die de Stad daar had opgericht in 1552 en herbouwd in 1614. Talrijk zijn de periodes in het verdere verloop van de 17e eeuw dat de pest weer opflakkerde, talrijk ook de namen die Van Passen vermeldt als slachtoffers zowel als hulpverleners. De ergste piek was in 1666. Er werden 59 dodelijke slachtoffers geteld. Cellebroeders kwamen de stervenden begeleiden en verzorgden hun uitvaart. In alle uithoeken van het Antwerpse Brabant werd gezocht naar hulp- en geneesmiddelen, zoals ‘verjuys’, d.i. sap van onrijpe druiven, of de Venetiaanse triakel, een geneesmiddel van complexe samenstelling dat met name opium bevatte, wierook dat een ontsmettende functie zou hebben, of was het alleen maar om de stank te verdoezelen? Kermissen, bruiloften, kinderbedden, uitvaarten en andere vergaderingen waarop bier werd verteerd werden verboden. Pas in 1668 schijnt er aan dit griezelige scenario een einde te zijn gekomen. De laatste grote epidemie van het Oud Regime, besluit Van Passen, dient gesitueerd in 1794: de rodeloop of dysenterie zou dan 87 overlijdens veroorzaken en heel dikwijls verscheidene kinderen in één gezin treffen. Augustus en september schijnen een piek te hebben betekend in de evolutie van die rodeloop.

.2 11

10

en

ng

eri

in Re

Rumst: Lazernij Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


In 1958 bezocht de volkskundige A.G. Homblé (°1912-1985) de Lazernij van Rumst. Hij bracht verslag uit in het tijdschrift Oostvlaamse Zanten (1973). Via een poortje van de aanpalende hoeve kon hij de kapel bezoeken. Dit

Lazaruskapel Rumst. Collectie Kring Heemkunde

bedehuis draagt een eigenaardig klokkentorentje, in de kapel staat een gepolychromeerd Lazarusbeeld met de bekende omvangrijke hoed met platte boorden; rechts hangt een schilderij van een kloosterzuster van omstreeks 1588 en boven het altaar een schilderij “Esther knielend voor Assuerus”. Er bevinden zich oude kasten met beelden en ex-voto’s; op de zolder een zeer oud fresco “ het Laatste Oordeel” doch in volledig verval, dat waarschijnlijk het werk is van een leproos. In 1531 liet Keizer Karel een oorkonde verschijnen waarin hij de statuten van een broederschap goedkeurt en waarvan naar mij werd gezegd, het stuk zou berusten in het Antwerpse archief. Bij E.H. Sel lezen wij dat in 1523 te Rumst in de lazarie honderd en tien melaatsen waren ondergebracht. (E.H. Sel: Proeve van Historische mengelingen over ’t Land van Rumst, 1874.) Tot op heden bestaat te Rumst nog steeds op O.-L.-Vrouw-Hemelvaart een begankenis naar de leprozenkapel voor huidziekten; na de mis wordt er gezegend met de aloude relikwie van de H. Rochus en de bedevaartgangers vullen er hun flessen met gewijd water. Aan de begankenis is naar aloud gebruik een kermis verbonden. Aan de hand van de eerder vermelde archiefstukken legt hij uit dat de religieuzen van Onser Vrouwe ter Lazarien onbezoldigd werkten maar zich bekwaam van hun taken kweten, zoals het dagelijks wassen of baden, wonden verzorgen enzovoort. Zij deden ook gratis de visitaties (zie elders). Als mannen een schouwing door deze zusters niet zagen zitten, mochten zij ook op eigen kosten een gezworen heelmeester raadplegen. De leprozerie van Rumst werd bestuurd door vier dekens. Die werden jaarlijks op het feest van O.-L.-VrouwHemelvaart herkozen. Het waren de dekens die de boeten vaststelden en de “busdragers”, die de boeten moesten innen, aanstelden. Wanneer de dekens te strak optraden, konden de leprozen in beroep gaan bij de geestelijke overheid. De boeten werden verdeeld als volgt: 2/4 aan de leprozen, 1/4 aan Ter Bank en 1/4 aan de dekens. Wie de opgelopen boete niet betaalde vloog de cel in of werd ter bedevaart verwezen. Niet te verwonderen dat nogal wat landlopers en andere dompelaars maar wat graag wilden lepreus worden verklaard. Dan werden ze ook zo vertroeteld en gevoed, hoopten ze. Maar dergelijke pogingen op bedrog werden pijnlijk streng gestraft.

Reet (en Boom)

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

11

.2

Een merkwaardige anekdote over onze naaste zuiderburen die onlangs vermeld stond in een krant (GVA 09/05/2020). Aan de Magdalenakerk staat een kruis om de ruim duizend slachtoffers van de cholera-epidemie in Boom (een vijfde van de inwoners) te herdenken die er in 1866-1868 werden begraven. De Boomse burgemeester had de kardinaal gevraagd om een deel van het nieuwe kerkhof te wijden. De kardinaal weigerde: “Alles of niets”, stelde hij. Omdat de katholieke Bomenaars niet in ongewijde grond wilden begraven worden, zochten ze hun laatste rustplaats in Reet.

11


Middeleeuwse expertise en verzorging Reepkenskapel en pesthuisjes in Kontich

In de volksmond werd er nog tot in vorige eeuw verwezen naar die plek als de pesthuizekens. Toen ik een jonge scout was stonden ze leeg en herinner ik me dat we er eens zijn binnengebroken. Tot de buurman, een garagist, ons wegjoeg. Ze moesten worden afgebroken want de Mechelsesteenweg – toen nog een kasseiweg – moest worden geasfalteerd en een veiliger aansluiting krijgen met de Koningin Astridlaan. Ook het kapelletje stond in de weg voor de vernieuwing van de waterleiding, maar daar kon de Kontichse bevolking – gesteund door de Kring voor Heemkunde – een stokje voor steken. De bouwvallige woningen net achter de kapel moesten echter weg. Gelukkig onderzochten voorzitter Jozef Van Herck en conservator Joris Olyslaegers van de heemkundige kring net voor de sloping in 1969 het interieur en bij toeval ontdekten ze achter het behangsel merkwaardige, zeer interessante muurschilderingen. De twee huisjes waren in feite het overblijfsel van de oude herberg De drie Reepkens. De eigenlijke lazarie moet erachter hebben gestaan maar was toen al verdwenen. Mogelijk opgestookt, want pesthuisjes werden meestal in hout opgetrokken en in brand gestoken als de besmette bewoners overleden waren. De twee heemkundige specialisten konden de belangrijkste fragmenten recupereren en borgen voor het nageslacht. Ze schreven er ook een gedetailleerd artikel over in Noordgouw (X, 1970). Een van de illustraties is trouwens een tekening uit ca. 1840, met achter de Reepkenskapel het zogenaamde Lazernijken. In 1707 werd deze kapel toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw-ter-Sneeuw. De idyllische naam moest ongetwijfeld de herinnering aan ziekte en ontij doen vergeten.

De zogenaamde pesthuisjes van de Reep, vlak voor de sloping in 1969. Collectie Kring Heemkunde

Terbank in Leuven

.2 11

12

en

ng

eri

in Re

Augustijner zuster, Miniatuur, Kledij kloosterordes, Pieter Geeraerds, ca. 1716-1717. Collectie Kring voor Heemkunde

In 1197 wordt een Augustinessenklooster opgericht, net buiten de stadsmuren van Leuven. Het diende aanvankelijk om Leuvense zieken te verzorgen en was oorspronkelijk gemengd met mannelijke en vrouwelijke religieuzen. In de loop van de 13e eeuw werd het een uitsluitend vrouwenklooster betrokken op leprozerie. Het aantal melaatsen nam immers zienderogen toe, niet alleen in Leuven maar in heel het hertogdom Brabant. Het klooster kreeg de naam Bank. Er zetelde immers een rechtbank, bestaande uit de priorin en de drie oudste kloosterzusters. Wanneer iemand ergens in Brabant verdacht werd van lepra, oordeelden de vier kloosterzusters over de aan- of afwezigheid van lepra. Indien de melaatse afkomstig was van Heverlee of Leuven, mocht hij in het klooster zelf worden verzorgd. De ziekencellen lagen verre distant van der woonighe der religieusen, met andere woorden, op een afstand van het verblijf der kloosterzusters, maar nog binnen het kloostercomplex. Indien deze persoon van buiten Leuven was, werd hij naar een leprozerie in zijn stad of dorp gestuurd. Indien dat niet mogelijk was, werd hem het leven als bedelaar met ratel opgelegd. De omvang van de leprozerie vroeg om een gedegen organisatie. Meerder keren dienden de abten van Villers toe te staan dat het aantal zusters verhoogd werd om de toenemende werkdruk aan te kunnen. In het centrum van Bertem bezat de priorij een hoeve. Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


Terzieken in Antwerpen

Zuster van Ter Zieken, Miniatuur, Kledij Kloosterordes, “TERSIEKE NOEN”, Pieter Geeraerds, ca 1716-1717. Collectie Kring voor Heemkunde

Buiten de stadsomwalling, niet ver van het huidige Koning Albertpark – waar de galg stond – bevond zich sinds 1232 in het huidige Harmoniepark Terzieken, de oude leprozerij van Antwerpen, gelegen op de hoek gevormd door de huidige Mechelsesteenweg en de Koningin Elisabethlei. De gebouwen, met Sint- Lazaruskapel, zullen in de 16e eeuw worden verwoest (door Maarten van Rossem, beweert George van Cauwenbergh in zijn Gids voor Oud Antwerpen) en nadien in 1592 zal de instelling binnen de stadsomwalling verhuizen, zonder leprozenhuis. De Fransen zullen het tijdens hun grote opruiming van klooster- en Antwerpen, Willem Lepelstraat: kerkbezit in 1798 verkopen. In de Willem restanten Lazaruskapel van leprozerie Ter Zieken (Vlaamse Lepelstraat 34 zijn nog restanten te vinden van de gasthuiskapel in barokstijl. Een Gemeenschap, Inventaris hoekhuis in Hemiksem in de Varenstraat Onroerend Erfgoed, 160 is nog een restant van een refugium van foto Jo Braeken) het klooster.

Pestheiligen Pestheiligen

Mensen zochten hun heil bij een groep heiligen die op de een of andere manier met de ziekte in verband werden gebracht. Bij ons was dat in de eerste plaats Onze-Lieve-Vrouw, die trouwens voor nagenoeg alles werd ingezet. Zij werd ook vereerd in de Reepkenskapel, met de toevoeging van het zeldzame maar poëtische predicaat ter Sneeuw. Om haar van haar uiteenlopende verantwoordelijkheden enigszins te ontlasten, werden in onze streken nog vijf pestheiligen aangesproken: Adrianus, Antonius abt, Christophorus, Rochus en Sebastianus. De heiligen die voor Kontich en Waarloos van belang zijn, krijgen een aparte kadertekst. Vanzelfsprekend is er van het aanroepen van deze heiligen tegen de pest al heel lang niets meer overgebleven omdat de ziekte al eeuwen geen bedreiging meer vormt (de laatste grote epidemie vond plaats in 1668-69). De verering verschoof in de meeste gevallen dan ook naar besmettelijke ziekten, zoals Heilige Adrianus, pestheilige. Antwerpse Heilige Sebastiaan, cholera, pokken en tyfus. pestheilige. Antwerpse devotieprent, 17e-18e eeuw. Collectie Kring voor Heemkunde

Lazarus

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

11

Lazarus komt in het Nieuwe Testament twee keer voor. In de parabel die Jezus vertelt is hij een arme bedelaar, overdekt met zweren, die zijn honger moet stillen met wat van de tafel van een rijk man valt. Uiteindelijk zullen de rollen worden omgedraaid: Lazarus erft de hemelse heerlijkheid, de rijke man de vlammen van het dodenrijk. Elders is hij een goede vriend van Jezus die op sterven ligt. Diens zusters smeken Jezus om hem in Bethanië te komen bezoeken, maar als hij eindelijk aankomt is Lazarus al vier dagen overleden en begraven. Te midden van een menigte wekt hij Lazarus op uit zijn rotsgraf. De afgestorvene komt naar buiten, nog omwonden met zwachtels en zweetdoek. Het maakt een enorme indruk op de menigte. Tot ergernis van de joodse leiders en hogepriester Kajafas, die besluiten hem en Lazarus uit de

.2

devotieprent, 17e-18e eeuw. Collectie Kring voor Heemkunde

13


weg te ruimen. Hoewel in de bijbel nooit vermeld staat dat hij melaats is, is hij toch een symbool voor leprapatiënten geworden. Het Oudnederlandse woord voor lepra (lase, laserie, laserheit) is van deze Lazarus afkomstig. Hij werd al vroeg vereerd en werd behalve als patroon van de melaatsen ook de beschermer van de ziekenhuizen, verpleegkundigen, doodgravers en – door verwisseling met de persoon uit de parabel – van de bedelaars. Het woord lazaret zou in Venetië zijn ontstaan, waar lazareto verwees naar het pesthuis dat in de 15e eeuw bij de kerk Santa Maria di Nazaret werd ingericht, in de onmiddellijke omgeving van het Ospedale di San Lazzaro. Lazarus werd aangeroepen tegen huidziekten (onder andere schurft) en melaatsheid. Vandaar dat hij vaak werd afgebeeld als leproos met ratel en honden aan de voeten, bijna op dezelfde manier als Sint-Job. Zijn feestdag is 8 april.

Sint-Rochus

Rochus van Montpellier (1295-1327) schonk zijn bezit weg en werd een bedelende pelgrim. Daarom wordt hij afgebeeld in pelgrimskledij, met sint-jakobsschelpen op hoed of mantel. Voorts heeft hij een pelgrimsstaf, een kalebas en een reistas bij zich. Eén been is ontbloot, terwijl hij wijst naar de wonde aan zijn dij: hij verzorgde pestlijders en liep zelf de ziekte op. De gelijkenis van de rijke man en Lazarus, Liber aureus Naast de heilige zit een hond met in zijn muil een stuk brood Epternacensis (11e eeuw). Zenodot Verlagsgesellschaft dat het dier hem elke dag kwam brengen. In 1327 werd GNU Free Documentation Licence. hij van spionage beschuldigd en in de gevangenis van zijn geboortestad Montpellier geworpen. Daar is hij gestorven, en daarom is hij patroonheilige van de gevangenen geworden. Daarnaast ook van apothekers, artsen, chirurgen, meubelmakers, doodgravers, verpleeghuizen en hospitalen. Hij werd aangeroepen tegen pest, puisten, schurft, voetpijn en zweren. Dus zowel de pestlijders als de terdoodveroordeelden konden bij hem terecht. Het beeld dat in de Reepkenskapel stond en nu, zoals reeds gezegd, in het Museum voor Heem- en Oudheidkunde, werd in 1656 aangekocht, toen de pestepidemie volop heerste. De Sint-Rochusviering dateert uit de tijd van de pestepidemie van 1656, maar zal in 1666-67 nog intenser worden. Het beeld stond aanvankelijk in de kerk. In 1747-48 liet de beruchte pastoor J.B. De Lièvre het beeld schilderen en vergulden.

O Rochus door uw heylig leven Wilt ons uwen bijstand geven Dat god de besmetting straf Weird van uwe dienares af Opdat wy al onze dagen Mogen god door u behagen Wezen van de pest altyd En van rotte kors bevryd. (rodekoorts, rodeloop, dysenterie) (Opschrift van bedevaartsvaantje met Sint-Rochus, Deinze ca. 1800) Heilige Rochus, gelieve ons dankzij uw heilig leven bijstand te verlenen zodat wij door uw voorspraak voor altijd van de pest en de rodekoorts zijn bevrijd.

.2 11

14

en

ng

eri

in Re

Sint-Rochus, patroon der pestlijders (begin 17e eeuw). Beeld uit de Reepkapel (Museum voor Heem- en Oudheidkunde Kontich)

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


Remedies en bedankingen

Ex voto Reepkapel. Museum voor Heem- en Oudheidkunde Kontich Interieur van de Reepkapel in oktober 2016

E

x voto is Latijn en betekent krachtens belofte of vanuit de wens. Een synoniem is votiefgave. Het is een voorwerp dat wordt beloofd aan een heilige tijdens een ziekte of in een noodsituatie waarin een gelovige of zijn familie zich bevindt. Na een eventuele genezing of bij hulp schenkt hij of zij het voorwerp als een teken van dankbaarheid aan een bedevaartsoord, kerk of kapel. Vaak gaat het om een afbeelding van een lichaamsdeel, gemaakt van zilver of een ander metaal, voor de minder gefortuneerden vaak van (bijen)was. Dat wordt dan publiek tentoongesteld bij het altaar of het beeld van de heilige van wie de voorspraak is ingeroepen of verkregen. Voor de pest werd meestal de voorkeur gegeven aan de afbeelding van een hart. Het gebruik komt in zowat alle culturen voor, ook al heel lang geleden. Bij ons is deze vorm van volksdevotie minder populair geworden maar nog niet helemaal verdwenen. We hoeven daarvoor zelfs niet naar Lourdes te gaan kijken, ook in ons eigen dorp deed dit fenomeen zich voor. In de kerk van Sint-Rita bijvoorbeeld, en in minder mate ook in de Onze-Lieve-Vrouwkerk van Kontich-Kazerne, waar vooral de tegels met opschrift opvallen. De zilveren ex voto’s uit de Reepkenskapel (zie foto) hangen nu veilig in ons Museum voor Heem- en Oudheidkunde.

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

11

Elders maakte ik al gewag van volksgeneeskundige suggesties om deze levensbedreigende kwalen te bestrijden. Hier volgt nog een inspirerende bloemlezing. Eerst een recept uit Hoogstraten tegen de pest: Men neme voor 2 stuiver olie van anijs, jeneverbessen en zoete amandelen. Meng met wijn of brandewijn en ga dan zitten voor een heet vuur, gestookt met eikenhout, totdat het zweet uitbreekt en kruip dan onmiddellijk in bed. Hete wijn werd wel vaker voorgeschreven tegen de pest. Maar het blijft niet lekker. Lees maar. Drinken van of baden in het bloed van kinderen of maagden. Wijn drinken waarin men een slang heeft laten verrotten. Varkensgal. Of als dat niet vies genoeg is: je eigen excrementen. Moederkoek met salpeter bestrooid. Gal van een stier met salpeter vermengd. Lever van een bok in azijn en honing opgekookt. As van kreeften met olie gemengd. Een mol tot poeder verbrand en tot een zalf gemaakt met eiwit, om het gezicht mee in te wrijven (bij de lazarusziekte). Warm ochtendspeeksel van een gezonde ezel. Kandijsuiker, kwikzilver, bladgoud, oosterse parels, rabarber en candida (een schimmel): van elk even veel en ’s morgens nuchter

.2

Remedies of receptjes

15


drinken (…) maar voor de rest alleen goede wijn drinken tot men genezen is. Kruiden: duivenkervel, bernagie, likkepot (snoepzalf in een potje) met sennabladeren (gebruikt als laxeermiddel) en/of pruimen. Theriak: een kostbaar antigif met wel 65 bestanddelen, waaronder (alweer) slangenvlees en -bloed of tot pulver verbrande slangenhuid… De huidige fakepresident van de meest invloedrijke natie ter wereld kan hier nog wat van opsteken! Dus: uitproberen op eigen risico. De redactie neemt geen enkele verantwoordelijkheid!

Gebed tot afwering van de cholera. Omstreeks 1874 woedde in deze streken een cholera-epidemie, die echter in Waarloos, dank zij passende voorzorgsmaatregelen (hygiëne!) weinig slachtoffers maakte.

en

ng

eri

in Re .2 11

16

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


Epidemiologisch zakwoordenboekje

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

11

Een bacterie is een eencellig organisme dat zo klein is dat het alleen met een microscoop te zien is. Bacteriën kunnen zich snel vermenigvuldigen en hebben geen kern in hun cel. Daarin verschillen ze van cellen waaruit grotere organismen (zoals mensen en dieren) bestaan. Ze kunnen rotting en gisting veroorzaken en dus hun nut hebben (wijn, bier, kaas) of bederf veroorzaken, andere bacteriën zijn dan weer ziekteverwekkers. Een virus is een organisme dat nog kleiner is dan een bacterie en zich alleen in de cellen van een levend organisme kan voortplanten. Het retrovirus is een speciale virussoort, waarbij het erfelijk materiaal bestaat uit RNA (ribonucleïnezuur). Het RNA wordt in de cel van een gastheer omgezet in DNA (desoxyribonucleïnezuur) waaruit na vermenigvuldiging nieuwe RNA-virusdeeltjes worden gemaakt. Het hiv-virus is een voorbeeld van een retrovirus. Met filovirus wordt het geslacht van draadvormige virussen bedoeld waartoe het ebola- en marburgvirus behoren. Een epidemie (Grieks: επίδήμος), wat betekent: “over de (gehele) bevolking”) is een verschijnsel dat meestal in ongunstige zin optreedt in een kleiner of groter gebied van mens of dier. Het begrip wordt in het bijzonder gebruikt wanneer een ziekte in een grotere frequentie dan normaal voorkomt. In eerste instantie werd het begrip uitsluitend voor besmettelijke ziekten gebruikt, maar later ook voor niet-besmettelijke aandoeningen zoals bronchitis, maagzweren, hart- en vaatziekten en allerlei (kwaadaardige) gezwellen. Een pandemie is een epidemie op wereldwijde schaal. Het woord is afkomstig uit het Grieks: παν (pan) betekent geheel, δῆμος (dêmos) betekent volk. Bij infectieziekten noemt men een ziekte endemisch wanneer ze blijft voorkomen in een bepaald gebied zonder dat de patiënten de ziekte elders hebben opgelopen. Bij endemische ziekten is het aantal besmettingen relatief constant: het aantal nieuwe besmettingen wordt gecompenseerd door het aantal personen bij wie de ziekte verdwijnt (hetzij door het sterven van de persoon of door genezing). De pest is een infectieziekte die van de 14e tot en met de 19e eeuw in Europa veelvuldig, bij vlagen epidemisch en zelfs pandemisch voorkwam en enorme aantallen slachtoffers maakte. De ziekte wordt veroorzaakt door de bacterie Yersinia pestis, bij sommigen ook bekend als pestbacil. De meest voorkomende vormen van de pest zijn builenpest en longpest. Men schat dat door de Zwarte Dood van 1347-1351 een derde deel van alle Europeanen, destijds enkele tientallen miljoenen, het leven liet. Melaatsheid of lepra is een besmettelijke ziekte, waarbij de weefsels worden weggevreten; de bacterie wordt verspreid door ademhaling, hoesten en niezen. Er zijn aanwijzingen dat de ziekte al voorkwam in Egypte rond 1600 vóór onze tijdrekening, anderen denken dat de ziekte eerder werd ingevoerd door de (slaven)handel vanuit Indië. Hippokrates noemde ze de Fenicische ziekte. Door veroveringstochten en oorlogen werd de kwaal ook verspreid over heel het Middellandse Zeegebied. De grootste pandemie daar duurde van 541 tot ver in de 8e eeuw en reikte ook tot in het Midden-Oosten en West-Europa. Een (bijna-)synoniem voor lepra is huidvraat, een woord dat in de jongste bijbelvertaling wordt gebruikt voor het Hebreeuwse tsara’at dat in het Oude Testament staat voor een geheel aan huidziekten zoals eczeem (lepra was er nog niet). In het Nieuwe Testament was melaatsheid wel bekend. De omschrijving van Van Dale luidt: huidaandoening die als onrein wordt beschouwd, met name melaatsheid. Cholera is een infectieziekte met als belangrijkste kenmerk hevig braken, ernstige diarree en uitdroging. De ziekte wordt overgebracht via besmet water: dat kan door het drinken van besmet water maar ook door het eten van rauwe vis die in vervuild water heeft gezwommen of door het eten van groente die in besmet water is gewassen. Ook door contact met ontlasting of braaksel van een patiënt kan men worden besmet. In 1849-50 maakte de epidemie in België 23.027 dodelijke slachtoffers. In het Sint-Elisabethgasthuis van Antwerpen alleen al waren het er 1000. Je zou er de klere (= cholera) van krijgen. (Toen is ook de verwensing ontstaan Krijg de klere! ) Tyfus is een besmettelijke ziekte die met zware koorts, bewustzijnsverlies en diarree gepaard gaat. Vlektyfus verwijst naar de huiduitslag en wordt overgebracht door de beet en ontlasting van respectievelijk de rattenvlo of de kattenvlo. Nogal wat royalty’s zijn bezweken aan deze kwaal, te beginnen bij Lodewijk IX van Frankrijk (1214-1270), koning van Frankrijk. Maar ook voor een van onze Katten- of rattenvlo missionarissen, pater Teophiel Verbiest (1823-1868), en voor Anne

.2

Nog wat woordenschat als remedie tegen spraakverwarring

17


.2 11

18

en

ng

eri

in Re

Frank en haar zus Margot zou het – samen met de ontberingen van het concentratiekamp – ook een rol gespeeld hebben in hun levenseinde. Een andere variant is buiktyfus of tyfeuze koorts (vroeger bekend als zenuwzinkingskoorts), veroorzaakt door salmonella. Paratyfus is een zeer verwante darminfectie. Besmetting gebeurt meestal in nietWesterse landen, waar het kraantjeswater voor ons de oorzaak kan zijn voor de problemen, maar niet (meer) voor hen die ginder geboren zijn. Dysenterie, rodeloop of vroeger rodekoorts (rodekoorts wordt in sommige streken gezegd tegen de eerder onschuldige kinderziekte roodvonk) is een besmettelijke darmontsteking, een zware vorm van diarree die wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van bloed in de ontlasting. De ziekte kwam onder andere in de 18e eeuw veelvuldig voor op het Brabantse platteland en was toen dikwijls fataal bij kinderen en oudere zwakke mensen. Griep of influenza is een ziekte die door het influenzavirus wordt veroorzaakt. Dit virus infecteert de luchtwegen. Veel mensen zeggen griep te hebben als ze in de winter of de herfst door een verkoudheidachtige ziekte met wat koorts worden getroffen, maar hierbij gaat het meestal om een gewoon verkoudheidsvirus. Echte influenza leidt bij de meeste mensen tot aanzienlijke symptomen en een niet te verwaarlozen sterfte. Niettegenstaande het verloop meestal niet ernstig is, veroorzaakt de griep toch jaarlijks 3 tot 5 miljoen ernstige zieken en 290.000 tot 650.000 doden. In België overleden in 2016 volgens het Belgisch statistiekbureau Statbel 117 personen direct door griep. In 2015 en 2014 waren het er telkens 51. En 147 in 2013. De Spaanse griep was een beruchte grieppandemie in de jaren 1918-1919. Deze wereldwijde epidemie eiste naar schatting 20 tot 100 miljoen levens, een aantal dat het totale dodental van de Eerste Wereldoorlog ruimschoots overtreft. Het virus dat de Spaanse griep veroorzaakte was van het type H1N1. De Aziatische griep (ook A-griep genoemd) was een vogelgrieppandemie eerst gerapporteerd eind 1956 in Guizhou (China) veroorzaakt door het influenzavirus A H2N2. In februari 1957 bereikte het de provincie Yunnan en in april Hong Kong en Singapore. In juni was het virus een pandemie met infecties in India, de Verenigde Staten en Europa. Ze doodde in 1957-58 minimaal een miljoen mensen. Lang werd gedacht dat de Russische grieppandemie uit 1889 werd veroorzaakt door hetzelfde virus, nu wordt H3N8 als meest waarschijnlijk virus aangewezen. De Hongkonggriep, ook wel bekend als de Maogriep, was een extreme pandemie. Deze griepepidemie brak uit in 1968 in Hongkong en heeft naar schatting 700.000 slachtoffers geëist. Mogelijk brak deze pandemie uit op het vasteland van China voordat ze zich verspreidde naar Hongkong, maar dit is niet bevestigd. De Hongkonggriep is een subtype van het H3N2 influenza A-virus. De Mexicaanse griep, officieel Nieuwe Influenza A (H1N1), en aanvankelijk ook wel varkensgriep, is een griepvirus dat in 2009 een pandemie veroorzaakte. Het virus behoort tot een nieuwe stam van het H1N1-varkensgriepvirus en had zijn oorsprong in Mexico in maart 2009. Pokken (variola, in het Engels smallpox, de ‘grote pokken’ of great pox waren dan syfilis) was een epidemische huidziekte, uiterst besmettelijk en levensbedreigend, waarbij het hele lichaam met etterpuisten werd overdekt. Ze heeft de mensheid millennia geteisterd. Er wordt geschat dat er in het 18e-eeuwse Europa 400.000 dodelijke slachtoffers vielen door de pokken, en dat een derde van het aantal gevallen resulteerde in blindheid. Nu zo goed als verdwenen door efficiënte vaccinatie. Dat laatste woord is afgeleid van een van de diverse verwante dierlijke virussen, met name het koepokvirus, dat vaccinia (koepokken) veroorzaakt. Het doormaken van koepokken geeft een mens bescherming tegen pokken. Daartegen kon men zich door bewuste besmetting met koepokken dus beschermen; de term vaccineren is dan ook afgeleid van het Latijnse woord vacca (koe). Guido van der Groen benadrukt in zijn boek - In het spoor van ebola, Lannoo, 2015, p. 278 - dat deze ziekte tot nog toe de enige is die door de wetenschap is uitgeroeid. Sinds 1980 is onze planeet officieel pokkenvrij. Dat kon omdat er een goed vaccin bestond en omdat er geen reservoir van het virus was in dieren. Het kon zich dus nergens verschuilen. Het variolavirus wordt nu enkel nog in een paar laboratoria bewaard voor wetenschappelijke doelen. Mazelen: kinderziekte die herkenbaar is door de talrijke rode vlekjes op de huid. Nog altijd een van de belangrijkste oorzaken van kindersterfte wereldwijd. In België en Nederland wordt een vaccin aan alle kinderen aangeboden. Tuberculose, ook aangeduid als TB of soms TBC, is een ernstige, soms besmettelijke bacteriële infectieziekte. De bacterie werd in 1882 ontdekt door Robert Koch. Door het gebruik van meerdere daartoe geschikte antibiotica tegelijk is tuberculose tegenwoordig meestal goed te behandelen. Tuberculose behoort anno 2018 wereldwijd tot de tien meest voorkomende doodsoorzaken. De sterfte aan de ziekte is mondiaal gezien ongeveer gelijk aan die door verkeersongevallen. Het poliovirus is een enterovirus (wordt vooral aangetroffen in de ingewanden). Het kan via de ontlasting van besmette personen worden overgebracht. Het poliovirus is de veroorzaker van kinderverlamming of poliomyelitis (een ontsteking in het ruggenmerg). Kan leiden tot ongeneeslijke verlammingen en blijvende spierzwakte, bij groeiende kinderen ook tot misvormingen. Bijna uitgeroeid. Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

11

.2

Veteranenziekte of legionairsziekte is een vorm van longontsteking. De ziekte kan licht verlopen, maar ook ernstig of fataal zijn. Zij trekt vooral de aandacht van de media omdat er soms uitbraken op grote schaal plaatsvinden. De veteranenziekte is een potentieel ernstige aandoening met een overlijdensrisico van 5 tot 25 procent. Het aantal slachtoffers is echter niet te vergelijken met die van de andere aandoeningen. Hiv/aids. Het humaan immunodeficiëntievirus is een snel muterend retrovirus, verantwoordelijk voor aids (acquired immunodeficiency syndrome - verworven immunodeficiëntiesyndroom). In 2004 raakten wereldwijd meer dan vijf miljoen mensen geïnfecteerd met het virus. Dit is het hoogste aantal tot nu toe. De directeur van het aidsprogramma van de Verenigde Naties, de Belg Peter Piot, stelt dat de epidemie zich pas in de aanloop bevindt. Hij verwacht een sterke stijging in de komende jaren. Hiv werd voor het eerst vastgesteld in 1939 in Danzig (nu de Poolse stad Gdańsk). Het virus was waarschijnlijk meegekomen met Duitse soldaten vanuit Kameroen. Het aidsvirus komt oorspronkelijk voor bij apen. Volgens Jaap Goudsmit - een Nederlands onderzoeker die nu vooral veroudering en de ziekte van Alzheimer bestudeert - is het virus bij de mens terechtgekomen door een toegenomen contact tussen mensen en apen via de jacht op en de handel in apen, het kappen van het Afrikaanse regenwoud en de kolonisatie van Afrika. Hiv is een virus en heeft dus gastheren nodig. Het aidsvirus stapte van de ene gastheer (de aap) over naar een andere gastheer, de mens, en evolueerde verder. Hiv kan worden overgedragen wanneer een slijmvlies of de bloedsomloop in aanraking komt met een hiv-besmette lichaamsvloeistof, zoals bloed, sperma, vaginale afscheiding, voorvocht en moedermelk. Tegen hiv bestaat geen vaccin en er zijn geen medicijnen die aids kunnen genezen. Er zijn wel medicijnen die de replicatie van het virus remmen, de zogeheten hiv-remmers. Eind 2007 waren wereldwijd 33 miljoen mensen geïnfecteerd met hiv, waarvan 22 miljoen in zuidelijk Afrika. Dat jaar stierven ongeveer 2 miljoen mensen aan de gevolgen van hiv. UNAIDS geeft de meest actuele cijfers met betrekking tot de aidsbestrijding. In juli 2019 zijn de laatste cijfers bekend gemaakt. We hebben de belangrijkste cijfers voor je op een rijtje gezet. • Aidsdoden sinds begin van de epidemie: 32 miljoen • Aidsdoden in 2018: 770.000 • Aantal mensen met hiv: 37,9 miljoen • Percentage op levensreddende behandeling: 62% • Aantal nieuwe infecties in 2018: 1,7 miljoen In 2018 werden 16.673 hiv-patiënten medisch opgevolgd in België. Sciensano stelt een gelijkmatige stijging vast van het aantal hiv-patiënten in medische opvolging, met een gemiddelde toename van 675 nieuwe patiënten per jaar. Ebola of ebola hemorragische koorts is een bij mensen voorkomende virusziekte die wordt veroorzaakt door het ebolavirus. De ziekte is zeldzaam en komt voor in de vorm van regionale uitbraken in landen in Midden-Afrika. De naam ebola komt van de gelijknamige rivier in Congo (destijds Zaïre) waar in 1976 waarschijnlijk al een tweede uitbraak plaatsvond en ebola voor het eerst door een internationaal onderzoeksteam werd herkend en aangetoond. Guido van der Groen, Peter Piot en Stefaan Pattyn van het ITG (het Instituut voor Tropische Geneeskunde van Antwerpen) maakten deel uit van dat team. Dat gebeurde in de Belgische missiepost van Yambuku, gelegen op 95 kilometer van de rivier de Ebola. Uit het bloed van een Belgische missiezuster die daar werkzaam was, werd het ebolavirus geïsoleerd. Recent werden twee ebolavaccins ontwikkeld, waarvan één reeds met succes is gebruikt in een recente ebola-epidemie in de Democratische Republiek Congo. Ook een aantal experimentele antivirale producten tegen ebola werden ontwikkeld. Het virus is via alle lichaamssappen overdraagbaar. Vleermuizen zijn de waarschijnlijkste bron voor filovirussen. De virussen zijn aangetroffen in verschillende vleermuissoorten die in Afrika leven. Zij verspreiden het virus onder meer via hun ontlasting. Verschillende dieren in het Afrikaanse tropische regenwoud kunnen met het virus worden besmet, zoals chimpansees, gorilla’s en antilopen. Als mensen deze dieren slachten en eten, kunnen zij het virus ook krijgen. Nadat de eerste symptomen - koorts, zeer zware hoofdpijn en sterke pijnscheuten - zich voordoen, kan de ziekte snel verergeren. In het begin van de ziekte zal de patiënt niet-specifieke griepachtige symptomen vertonen, zoals keelpijn, koorts en algemene malaise. Deze symptomen komen snel opzetten en verergeren snel. Hoofd-, spier- en gewrichtspijn, koorts met koude rillingen, geen eetlust en een zwaktegevoel zijn de meest voorkomende vroege symptomen. Daarna volgen soms huiduitslag, maagdarmklachten zoals buikpijn, overgeven en diarree. Tekenen van aantasting en bloeding van de slijmvliezen zijn: bindvliesontsteking, moeilijk en pijnlijk slikken en bloedingen op verschillende plaatsen van het maagdarmstelsel. Bloedingen van de slijmvliezen komen in de helft van de gevallen voor. In volgende fases kunnen verdere bloedingen, ontsteking van de hartspier en longoedeem voorkomen. In de tweede ziekteweek begint ofwel het herstel óf een verdere verslechtering met diffuse bloedstolling in de vaten, algeheel orgaanfalen en shock. Wanneer de patiënt aan de infectie overlijdt, gebeurt dit meestal in de tweede week. Eventueel

19


herstel duurt lang. Gedurende deze periode ziet men regelmatig complicaties zoals teelbalontsteking, leverontsteking, gewrichtspijn, ontsteking van rug- of beenmerg en oogvliesontsteking. COVID-19, voluit coronavirus disease 2019, is een besmettelijke ziekte die wordt veroorzaakt door het virus SARS-CoV-2, een van de coronavirussen. De voorheen onbekende ziekte werd eind 2019 voor het eerst opgemerkt in Wuhan, hoofdstad van de Chinese provincie Hubei, en verspreidde zich vervolgens in drie maanden naar andere delen van de wereld. Vanaf 11 maart 2020 is er volgens de normen van de Wereldgezondheidsorganisatie WHO officieel sprake van een pandemie, de coronapandemie. De coronacrisis was in België op 3 februari 2020 een feit, toen het coronavirus SARS-CoV-2 werd vastgesteld bij een van de negen Belgische geëvacueerden die de dag ervoor met een vliegtuig arriveerden uit de Chinese stad Wuhan. Het verdere verloop kan elke dag gevolgd worden in alle media.

Niet één, maar twee wereldexperts in Kontich

H

.2 11

20

en

ng

eri

in Re

et kan misschien vreemd klinken, maar Kontich herbergt twee wereldexperts op gebied van virologie. De ene, Guido van der Groen, is een geboren en getogen Kontichnaar. De andere, Pierre Van Damme, is van Gent, maar woont in Kontich. Guido van der Groen (°Kontich, 11-12-1942) is één van de ontdekkers van het ebolavirus. Hij is emeritus professor virologie aan de Universiteit van Antwerpen en voormalig hoofd van de afdeling Microbiologie van het Instituut voor Tropische Geneeskunde in Antwerpen (ITG), niet toevallig aan de Sint-Rochusstraat. Hij is raadgevend expert bij de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en UNAIDS. Zijn voorouders zijn zowat een eeuw geleden vanuit Nederland in Kontich-Kazerne beland om hier letterlijk en figuurlijk een internationaal gerenommeerde bloeiende bloemisterij uit te bouwen met zeldzame sierplanten en fruitbomen. Een andere beroemde telg van de familie was actrice Dora van der Groen. Pierre Van Damme (°Gent, 09-07.1959) is gewoon hoogleraar (professor vaccinologie) en vice-decaan van de faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen, hoofd van het Centrum voor de Evaluatie van Vaccinaties aan de Universiteit van Antwerpen, stuwende kracht achter Poliopolis (2017) en Vaccinopolis, met de bedoeling zo snel mogelijk polio en andere virussen wereldwijd via vaccinatie uit te roeien. Van Damme is van Gent, maar woont in Kontich in de nabijheid van zijn werkterrein, de Universiteit Antwerpen. In de coronapandemie staat professor Van Damme mee aan het roer van de Grote Coronastudie die elke dinsdag massaal wordt ingevuld. “Het blijft belangrijk dat mensen die enquête elke week invullen”, zegt Pierre Van Damme daarover. “Alleen zo hebben we de mogelijkheid om de beste projecties te maken over de evolutie van de besmettingscurve.” (UA-website) Indien dit nog geen belletje doet rinkelen, dan toch maar heel trouw naar de nieuwsprogramma’s kijken, want Pierre is sinds de uitbraak van het virus wel degelijk heel vaak op tv te zien, waar hij de toestand becommentarieert. Het moet niet altijd Marc Van Ranst zijn. Voor dit nummer maakte Guido van der Groen tijd om met Frank Hellemans te praten. Hij las de teksten door en gaf zijn correcties, commentaar en aanvullingen. Je leest ze hieronder. Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

11

.2

Waar komt het hiv-virus vandaan? De meeste apen zijn geïnfecteerd met het siv-virus (simian immunodeficiency virus), dat van dezelfde groep retrovirussen is als hiv. Chimpansees jagen op apen en op een dag is een chimpansee besmet geraakt met twee genetisch verschillende siv’s die zich hebben gecombineerd tot een nieuw virus: sivcpz, en dat is naar de mens overgesprongen bij wie hiv ontstond; de apen werden er nooit ziek van of stierven niet. Voor de mens werd het uiteindelijk dodelijk. Hoe komt het dat er nog geen werkzaam vaccin is gevonden? Hiv verandert continu van genetische samenstelling. Als op enkele dagen tijd al meer dan 50% van de genetische code is verdwenen en vervangen, voor wie moet je dan een vaccin maken? Eenmaal je met hiv besmet bent, blijft het virus levenslang in jou aanwezig. Gelukkig zijn er wel goede hivremmers. Die kunnen voorkomen dat hiv-geïnfecteerden aids krijgen, en als ze al aids hebben, kunnen hiv-remmers de ziekte vertragen. Het nadeel is echter dat het probleem verdwijnt uit de actualiteit en het risicogedrag weer toeneemt. Covid-19 is nog “braaf” in vergelijking met hiv/aids, zegt Van der Groen, dat laatste is voor hem nog altijd topprioriteit. Hij heeft er in zijn carrière dan ook meer tijd aan besteed dan aan ebola. Guido van der Groen schreef samen met biografe Christine Caals en wetenschapsjournalist Marc Geenen In het spoor van ebola – Mijn leven als virusjager (Lannoo, 2015). Er wordt in dit artikel af en toe uit geciteerd. Met zijn bijna 300 pagina’s is het niet alleen een standaardwerk wat betreft het ebolavirus, maar ook een informatiebron over alle andere besmettelijke en vaak ook dodelijke aandoeningen. De dagboekbladzijden over de zoektocht naar en uiteindelijk de ontdekking van dit nieuwe virus zijn niet alleen uniek (in geen enkele andere publicatie te vinden) maar ook adembenemend, spannend als een thriller. Soms ontroerend, ook wel een beetje horror, maar dan voor de goede zaak. Het is vooral een verhaal van samenwerking en gedrevenheid. Een uitgebreid archief met historisch foto- en videomateriaal is te vinden op www.inhetspoorvanebola.be . Sinds 1976 zijn er wereldwijd 33.604 ebolagevallen gedocumenteerd en werden er 14.742 dodelijke slachtoffers geregistreerd (43%). Toen stond de wereld op zijn kop, maar sindsdien is er niet veel bijgekomen. Ebola is beheersbaar geworden en vormt geen wereldbedreiging meer, zo besluit Guido van der Groen. En wij voegen eraan toe: dankzij hem en zijn medewerkers van het ITG. Van der Groen raadt aan om de evolutie te volgen op de site van het ITG (Instituut voor Tropische Geneeskunde): www.wanda.be die Covid-19 dag en nacht documenteert en de jongste cijfers geeft. 1 juli 2020 gaf volgende resultaten: - 10.357.794 geïnfecteerden wereldwijd - 508.055 sterfgevallen (mortaliteit 4,9%) - 61.509 geïnfecteerden in België (20e plaats op wereldschaal) - 9.754 sterfgevallen (mortaliteit 16,2%, 8e hoogste ter wereld) - Top vijf in dalende volgorde: Verenigde Staten, Brazilië, Rusland, Verenigd Koninkrijk, Spanje Toptien van de meest dodelijke ziektes ter wereld (p.257-258): 1. Coronair lijden (kransslagaderziekte): > 7.000.000 doden/jaar Guido van der Groen aan het werk in zijn (oorzaken: roken, slechte voeding, te weinig lichaamsbeweging…) veldlaboratorium 2. Beroerte (CVA): 6.000.000 doden jaarlijks

21


3. en 4. ex aequo chronisch longlijden (COPD, vooral door roken) en infecties van de lagere luchtwegen (bronchitis, longontsteking, griep): > 3.000.000 doden jaarlijks 5. Kanker van de longen en luchtwegen (hoofdoorzaak: roken): bijna 3.000.000 doden jaarlijks 6., 7. en 8. ex aequo aids, diarree en diabetes (suikerziekte): 1.500.000 doden jaarlijks 9. Door complicaties bij vroeggeboren baby’s of baby’s met een te laag geboortegewicht: > 1.000.000 doden jaarlijks 10. Tuberculose, bijna 1.000.000 doden per jaar. Deze cijfers doen duizelen. De consequenties zijn moeilijk te vatten want zo onheilspellend. We moeten anders gaan wonen. Meer natuur, minder huisdieren en vee. Bewuster eten en drinken. Minder dierlijk, meer vleesvervangers. Minder snoepen. Voor meer zuivere lucht zorgen. En beseffen dat roken nog duizenden keren gevaarlijker is dan de anderhalvemeterregel niet respecteren.

Epiloog

T

erwijl de mensheid zo’n 2.400.000 jaar geleden is ontstaan, heeft de mens amper 6.000 jaar last van epidemieën en pandemieën. Dat is niet de schuld van de natuur of van een toornige godheid. De mens zelf treft hier de blaam. Ziekten kennen een drastische uitbreiding door verstedelijking. Epidemieën en pandemieën door globalisering. Daarom zijn ook wereldwijde hulp en solidariteit nodig om ze het hoofd te bieden. En daarbij kan alle steun aan de Wereldgezondheidsorganisatie bijvoorbeeld van het grootste belang zijn. Guido van der Groen was verwonderd te lezen hoe effectief het optreden van de heren van Kontich al eeuwen geleden was: de zieken moesten zo snel mogelijk worden geïdentificeerd en zo nodig geïsoleerd, zo goed mogelijk verzorgd en begeleid zonder in contact te komen met de gezonde bevolking. Net wat er nu ook gebeurt, alleen zijn we wel te laat in gang geschoten. De klok 6.000 jaar terugdraaien gaat niet. We zullen wel op onze tanden moeten bijten en drastische beslissingen nemen. En dan nog zal ongetwijfeld onze soort ooit verdwijnen, maar als je het onze redactie vraagt, mag dat best nog een tijdje duren.

AANDACHT!

.2 11

22

en

ng

eri

in Re

In het kader van de anti-CORONAmaatregelen zullen het MUSEUM en het DOCUMENTATIECENTRUM voor onbepaalde tijd GESLOTEN zijn, tot er wordt beslist dat het Corona-gevaar voldoende is geweken is. Ook alle werkvergaderingen, groepsbezoeken, de Erfgoeddag en alle andere activiteiten van de heemkundige kring zijn tot nader order opgeschort. We hopen dat deze bizarre tijden snel voorbij zijn en dat we onze normale werking kunnen opstarten. Maar tot dan blijven we in ons kot. Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


Activiteitenkalender en Nieuws Museum voor heem- en oudheidkunde: elke zondag open van 14 tot 17 uur met gids. Het museum is wel gesloten tijdens de maanden juli-augustus en december-januari-februari. Bezoek ook onze site www.museumkontich.be voor het laatste nieuws, alle activiteiten en de verhalen uit het gemeentelijk contactblad (Heemkundige sprokkelingen) of uit Kontich-Waarloos Vroeger en Nu. Ben je op zoek naar de oude nummers van Reineringen of publicaties die met Kontich te maken hebben? Surf dan gewoon naar www.issuu.com. Op deze webstek tik je bij zoeken gewoon “Reineringen” of “Kontich” in en je komt zo bij onze vroegere nummers terecht. Activiteiten Lezingen in samenwerking met de Gemeentelijke Erfgoedraad Kerk Kontich-Kazerne: • 6-10-2020 Guido van der Groen, Pierre Van Damme (o.v.) en Frank Hellemans: De pest en andere covidverhalen Cultuurhuis Altena: • 20-10-2020 Herman Van Eyndhoven: Bunkers van WO1 • 10-11-2020 Bruno Dewever: Kontich en het verzet, n.a.v. 75 jaar bevrijding • 23-03-2021 Paul Wyckmans: Joodse meisjes in Altena tussen hoop en vrees • 21-10-2021 Paul Catteeuw: Over heksen, reuzen en andere witte vrouwen: volksverhalen in en uit Kontich en Waarloos • voorjaar 2022 Paul Catteeuw: Kontich en erfgoed: hoe waardevol is onze gemeente (niet)? • Najaar 2022 Hans Geybels: Volksdevotie Abonnees van Reineringen – vrienden van het museum Graag houden we jullie op de hoogte van al onze activiteiten en publicaties. Dit is echter enkel mogelijk als u ons uw e-mailadres bezorgt via reineringen@gmail.com. Uiteraard kan u zich altijd laten uitschrijven op eenvoudig verzoek aan hetzelfde mailadres.

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

11

.2

Facebook Je vindt onze heemkundige kring nu ook op Facebook. We posten er op regelmatige basis foto’s uit de oude (en nieuwe doos). Enkele honderden mensen hebben de weg al gevonden. Hoe geraak je erbij? Zoek gewoon onder “Kontichse historische weetjes”. Ook op LinkedIn zijn we aanwezig. Daar vind je berichten i.v.m. de heemkundige kring. 23


Retouradres: Koninklijke Kring voor Heemkunde Duivenstraat 22 2550 KONTICH

Reineringen 11 (2020), 2 Driemaandelijks (april - juni 2020) Afgiftekantoor Herzele P 912187 - Herzele

INHOUDSTAFEL: Pagina 1 Voorwoord Pagina 2 Van Boccaccio tot Covid 19 Pagina 3 De Zwarte Dood in Kontich en omstreken Pagina 12 Middeleeuwse expertise en verzorging Pagina 13 Pestheiligen Pagina 15 Remedies en bedankingen Pagina 17 Epidemiologisch zakwoordenboekje Pagina 20 Niet één, maar twee wereldexperts in Kontich Pagina 22 Epiloog Pagina 23 Activiteitenkalender en nieuws Colofon Reineringen, Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich, 11 (2020), 2 ISSN 2033-2742 Redactie: Paul Catteeuw, Frank Hellemans, Guido Pede Erwin Van de Velde en Paul Wyckmans Eindredactie: Paul Catteeuw Druk: Editoo, Erpe-Mere Verantwoordelijke uitgever: Paul Wyckmans, Duivenstraat 22, BE-2550 Kontich Correspondentieadres: reineringen@gmail.com © 2020 – Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich De auteurs zijn verantwoordelijk voor de inhoud van hun eigen bijdrage. Abonnementen (inclusief lidmaatschap “Vrienden van het museum”): minimum 20 euro. Te betalen op rekeningnummer BE77 4155-0442-2142 met de vermelding van uw naam, adres en “Reineringen 2020”. Het IBAN-kenmerk is KREDBEBB. Voor een los nummer betaal je 5 euro Gelieve eventuele adresveranderingen zo snel mogelijk aan ons mee te delen. Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich, Documentatiecentrum Duivenstraat 22, BE-2550 Kontich, +32 3 457 86 04 heemkunde.kontich@gmail.com

Museum voor Heem- en Oudheidkunde Bibliotheek- en cultuurgebouw Sint-Jansplein, BE-2550 Kontich www.museumkontich.be


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.