Reineringen 11/1 (2020)

Page 1

Reineringen

Duivenstraat 22

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich Verschijnt driemaandelijks • Jaargang 11, nummer 1 (januari - maart 2020)

W

Voorwoord

e besloten onze tiende jaargang met een Keltennummer. En uit de reacties is gebleken dat dit een succes was. We kregen enthousiaste reacties. Maar ook enkele kritische. We hadden inderdaad overal voor vertalingen uit het Latijn moeten zorgen, want niet iedereen heeft een klassieke opleiding genomen. Onze excuses daarvoor. En ook een reactie op de discussie over de herkomst van de naam Kontich. Uiteraard botsen hier verschillende meningen. En lang niet iedereen kan zich vinden in de uitleg van Marc Vincké over die naam. Daarom willen we er hier nog eens op hameren dat elke auteur verantwoordelijk is voor de inhoud van zijn artikel, net zoals in het colofon staat vermeld. De redactie behoudt zich wel het recht voor om artikelen te weigeren die respectloos zijn, een racistische ondertoon hebben of beledigend zijn voor derden. Dat houdt dus ook in dat de redactie het niet per definitie eens is met de inhoud van een artikel. Maar discussie moet er zijn, ze scherpt de geesten aan en kan een hulpmiddel zijn om de waarheid te achterhalen, ook al zal dat voor de juiste verklaring van de naam Kontich hoogstwaarschijnlijk altijd ijdele hoop zijn. Daar zullen we moeten mee leven. In dit nieuwe nummer zijn we van de Kelten afgestapt en bieden we de lezer een verse lading hopelijk zeer leesbare artikels aan. Hulpconservator Guido Pede zal zich in de toekomst bieden over onvermoede schatten uit ons documentatiecentrum. Schilderijen, documenten, etsen, … waarvan wij weten dat ze er zijn maar er tot op hedenomwille van gebrek aan tijd en manschappen – nauwelijks aandacht hebben geschonken. Guido opent die reeks met een uitvoerige en rijk geïllustreerde uitleg over een gravure uit de zeventiende eeuw. Paul Wyckmans besluit zijn drieluik over kanunnik De Coster met de geschiedenis van het VTI en zijn voorlopers. De vakschool aan de Edegemsesteenweg kent een bewogen geschiedenis, maar ze is nog altijd een thuishaven voor heel wat leerlingen uit Kontich en omgeving. François van der Jeught neemt ons mee naar de eerste helft van de zestiende eeuw en laat ons kennismaken met het testament van Jan van Papevelt en Marie Boeymans, de eigenaars van Pluysegem. Wie denkt dat uitvoerige en ingewikkelde testamenten een zaak van de moderne tijden zijn, zal merken dat onze vroede voorvaderen op dat gebied van wanten wisten en precies wat ze aan wie wilden schenken. Tenslotte nemen we u nog mee naar een webtententoonstelling over Louis Van Herck. In deze bizarre Coronatijden een goed idee om vanuit je luie zetel die tentoonstelling te bezoeken. Louis is de broer van deken Jozef Van Herck en uiteraard is er ook heel wat aandacht voor onze stichter-voorzitter. Heel wat mensen hebben hun lidgeld reeds betaald, mogen we ook de vergeetachtigen onder ons om dit zo snel mogelijk in orde te brengen, zodat je in toekomst niks zou moeten missen. Paul Catteeuw, Frank Hellemans, Erwin Van de Velde en Paul Wyckmans


SCHATTEN IN HET DOCUMENTATIECENTUM VAN DE KRING VOOR HEEMKUNDE (1) FLANDRIA LIBERATA Huldeblijk aan aartshertog Leopold Wilhelm door het Gentse stadsbestuur, 1653

Tijdens de recente inventarisatie en controle van de inboedel van het Documentatiecentrum bleek de opvallende grote gravure boven de buffetkast in de kamer-met-de-“tafel-der-overgave” geen HK-inventarisnummer te hebben en enige beschrijving of documentatie werd ook niet gevonden. De nieuwsgierigheid was geprikkeld! 1. De signatuur en de eerste informatie die ze opleverde Het is een meevaller dat de gravure in de rechterbenedenhoek is gesigneerd: “Erasmus Quellinus Inventor [Erasmus Quellinus is de ontwerper]. Schelte à Bolswert Sculpsit [Schelte à Bolswert graveerde]. Wikipedia leverde tweemaal Erasmus Quellinus op, vader en zoon. Vader Erasmus (1584-1640) was beeldhouwer en werkte aan de restauratie en de vernieuwing van het kerkmeubilair dat tijdens de Beeldenstorm (1566) was vernield. Zoon Erasmus (1607-1678) werd schilder, was leerling en later medewerker van Rubens; na diens dood in 1640 werd hij de stadsschilder van Antwerpen.

En Schelte à Bolswert (ca. 1586-1659) bleek een begenadigde graveur ofte kopersnijder te zijn, afkomstig uit Bolswert (nu Bolsward) in Friesland. Na een beginnende carrière in Amsterdam (vanaf ca. 1610), kwam hij rond 1616-17 naar Antwerpen, maakte ontwerpen, graveerde er eerst voor drukkerij Plantin-Moretus, werkte samen met Rubens en maakte uiteindelijk tientallen gravures naar diens schilderijen en ontwerpen. Alles samen produceerde hij ettelijke honderden gravures, waarvan een groot aantal op Wikipedia te vinden is. En, terug een meevaller, “onze” prent zat er ook tussen! De afbeelding verwees naar een artikel van Ann Diels, docente aan de VUB en gespecialiseerd in de Antwerpse prentkunst uit de 17e eeuw. Haar artikel (uit 2010) “The Siren Song of the Graphic Arts: The Involvment of 17th-Century Antwerp History Painters with Printmaking” (over de samenwerking tussen

.1 11

2

en

ng

eri

in Re

Erasmus Quellinus II (Getekend zelfportret, gegraveerd door Petrus de Jode, in Het Gulden Cabinet vande Edele Vry Schilder-Const, van Cornelis De Bie, 1662)

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


schilders en graveerders) bevat een korte beschrijving van “onze” gravure en levert ook een naam op: “Flandria Liberata”. Even googelen met deze term leidde onmiddellijk naar de website van het stadsmuseum in Gent (STAM), waar we verder heel wat nuttige informatie vonden. 2. De historische context rond de gravure De gravure is bedoeld als een grootse huldeblijk aan aartshertog Leopold Wilhelm van Oostenrijk (1614-1662), vanwege het Gentse stadsbestuur, gebracht in 1653.vv

Leopold Wilhelm in zijn kunstkabinet op de Koudenberg te Brussel

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

11

Aartshertog Leopold Wilhelm van Oostenrijk werd in 1647 door de Spaanse koning Filips IV (1605-1665) benoemd als nieuwe landvoogd van de Zuidelijke Nederlanden en nog datzelfde jaar deed hij zijn “Blijde Intrede” in de stad Gent. De gravure herdenkt niet alleen deze “Blijde Intrede”, maar verwijst ook nog naar een aantal militaire overwinningen die de aartshertog behaalde op de Franse legers. Vooral in West-Vlaanderen, waardoor de Fransen zich in 1652, na hun nederlagen bij Grevelingen en Duinkerken, uit de Zuidelijke Nederlanden terugtrokken en deze aldus terug stevig in handen kwamen van de Spaanse koning. Het is naar deze evenementen dat de titel “Flandria Liberata”, Vlaanderen Bevrijd (van de Fransen), verwijst. De prent toont zo een synthese van de gebeurtenissen: de “Blijde Intrede” (1647), met de aartshertog als zegevierende veldheer te paard (1652), dit alles opgesmukt met een overdaad aan 17e-eeuwse symboliek. Als landvoogd resideerde Leopold Wilhelm in Brussel, op het kasteel van de Koudenberg. De bestuurlijke taken interesseerden hem echter maar matig. Hij speelde liever mecenas: hij omringde zich hoofdzakelijk met schilders, waaronder Jan van den Broecke en vooral David Teniers de Jonge die de hoofdrol speelde als hofschilder. Hij legde een zeer grote verzameling schilderijen aan, die hij meenam naar Oostenrijk, nadat hij in 1656, na een heftig conflict met de Spaanse koning, zijn ontslag als landvoogd had gegeven. Een groot deel van zijn collectie bevindt zich thans in het Kunsthistorisches Museum van Wenen. De militaire operaties waarin aartshertog Wilhelm als generaal een effectieve rol speelde, situeerden zich tijdens de Dertigjarige Oorlog (1618-1648) en de nog tot 1652 durende Frans-Spaanse Oorlog. Het zijn natuurlijk godsdienstoorlogen. Aanleiding tot de Dertigjarige Oorlog was de zogenaamde (Tweede) Defenestratie van Praag (1618). Bij een conflict omtrent godsdienstvrijheid tussen de protestantse inwoners van Bohemen en Ferdinand II, de ultrakatholieke nieuwe koning van Bohemen, werden de drie (katholieke) afgevaardigden van de koning door de (protestantse) vertegenwoordigers van Bohemen gewoon door het raam van het kasteel van Praag naar buiten gekieperd. Ze overleefden wel de valpartij. En daar kon Ferdinand II dus niet mee lachen: het werd oorlog tussen Ferdinand en zijn Boheemse onderdanen en binnen de kortste keren waren katholieke en gereformeerde staten in Europa met elkaar in oorlog. Ook het katholieke

.1

Ruiterportret van aartshertog Leopold. Kopie naar het centrale gedeelte van een schilderij van Jan van den Hoecke (1611-1651), Groeningemuseum, Brugge. Met toelating Musea Brugge, www. artinflanders.be, een initiatief van meemoo, foto Hugo Maertens.

3


De (Tweede) Defenestratie van Praag (1618) (Houtsnede gedrukt in een Praags nieuwsblad van 1618: Prager Fenstersturz Wahrhafftige Zeitung aus Prag.JPG, Wikimedia Commons, CC-PD-Mark.)

Frankrijk mengde zich in de strijd, weliswaar niet om de protestanten in het Duitse Rijk te bestrijden (Frankrijk streed aan de zijde van de protestanten tegen Spanje en het Duitse Rijk!), maar wel om de Zuidelijke Nederlanden van Spanje af te snoepen! Na aanvankelijke successen werd dat plan uiteindelijk toch gekelderd door aartshertog Leopold Wilhelm en zijn beslissende overwinningen bij Duinkerken en Grevelingen (1652). Tot zover de geschiedenis… Koning (later keizer) Ferdinand II 3. De productie van de gravure De gravure werd besteld door het Gentse stadsbestuur in 1653. Het uiteindelijke resultaat is te danken aan de samenwerking van vier personen: de jezuïet Willem Hesius (alias Van Hees, 1601-1690) die als projectleider de voorstelling met inhoud met alle symboliek concipieerde en aan Erasmus Quellinus II opdracht gaf om het project grafisch uit te werken. Quellinus zelf koos vervolgens Schelte à Bolswert voor het graveren, omdat die toendertijd blijkbaar de beste kopersnijder was in Antwerpen en de hele Zuidelijke Nederlanden. Het Gentse stadsbestuur betaalde 2710 florijnen voor het project. Daarvan ging een royale vergoeding van 2500 florijnen naar de graveerder Schelte à Bolswert, die de klus in zes maanden klaarde! Schelte was toen al 67 jaar oud en moet op die toen respectabele leeftijd nog zeer goede ogen en een vaste hand hebben gehad! (Ter vergelijking: een arbeider zou in diezelfde zes maanden 90 à 100 florijnen hebben verdiend, een werknemer van de Plantijnse drukkerij wel ietske meer … maar veel meer dan overleven konden ze met die verdienste niet doen.) Omwille van het grote formaat van de gravure (140 cm x 100 cm) werd het werk gegraveerd op vier aparte koperplaten. Michiel Cools, kunstdrukker te Antwerpen drukte 656 prenten. Leopold Wilhelm kreeg een bijzonder exemplaar gedrukt op wit satijn. Nog omwille van het formaat van de prent werd gedrukt op “imperiaal” papier (het grootste beschikbare formaat, 1524 mm x 1118 mm). De bijhorende Latijnse dedicatie (op rijm) werd gedrukt door Balthasar Moretus in de Plantijnse drukkerij te Antwerpen. Er zijn slechts weinig eigentijdse afdrukken van dit werk bekend. Zowel het Gentse Stadsmuseum als het Stadsarchief is enkele exemplaren rijk, evenals de Koninklijke Bibliotheek in Brussel, het Museum Plantin-Moretus in Antwerpen en de Albertina in Wenen. In 1845 en 1854 werden de platen tentoongesteld in de Gentse universiteitsgebouwen op de Kouter, ter gelegenheid van een oudheidkundige tentoonstelling. Bij die gelegenheid werd een tweede editie van het werk gedrukt en (op inschrijving) verkocht voor een goed doel. Een deel van de bekende afdrukken moet dus 19e-eeuws zijn. (Ik durf niet dromen dat onze prent 17e-eeuws zou zijn…) 4. Iconografie en symboliek De blikvanger links is natuurlijk aartshertog Leopold Wilhelm, die, fier op zijn paard gezeten, wordt voorgesteld als bewindsman en succesrijk veldheer. Hij heeft een veldheersstaf in de linkerhand en de teugels van zijn paard in

en

ng

eri

in Re .1 11

4

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


.1 11 en ng eri Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

5


de rechterhand, wat de teugels van het bewind symboliseert. (Tussen haakjes: de figuur is quasi als “copie conforme” overgenomen van het hierboven getoonde schilderij van de aartshertog – copyright was toen zeker nog niet de regel!) Met een leeuw aan haar voeten knielt de Maagd van Gent (symbool van de stad) rechts voor de landvoogd en biedt hem eerbiedig een lauwerkrans aan. Putti (naakte mollige peuters met vleugeltjes) overal rondom, in de lucht, op de grond, links en rechts van de landvoogd. Ze dragen wapenschilden en banderollen met de naam van de heroverde steden, of opschriften met een (Latijnse) lofdicht ter ere van de zegevierende veldheer en nieuwe landvoogd. Achter de landvoogd is een triomfboog afgebeeld, met bovenaan een borstbeeld van de Maagd van het Bevrijde Vlaanderen (de Flandria Liberata). Ze is geflankeerd door een putto die haar (links) een vrijheidshoed aanbiedt en (rechts) een lauwerkrans. Het bovenstuk van de triomfboog bevat centraal een Latijnse dedicatie aan de landvoogd, met links nog het wapenschild van Spanje en rechts dat van de aartshertog. Een cartouche met de Leeuw van Vlaanderen is afgebeeld op de zijmuur van de triomfboog. In de nissen staan beelden van de zeegod Neptunus (links) en de riviergod de Leie (rechts). Neptunus verwijst naar de hulp die Lodewijk Wilhelm van de Engelse vloot gekregen heeft tijdens het beleg van Duinkerken door het blokkeren van de Noordzee, zodat de Franse vloot de stad niet ter hulp kon komen. De riviergod refereert aan het feit dat de landvoogd de ganse bovenloop van de Leie bevrijd heeft van de Fransen. Achter de landvoogd komt een gevolg van jonkvrouwen onder de triomfboog door. Ze verbeelden zijn deugden en goede kwaliteiten. Op kop staan vier jonkvrouwen, zinnebeelden voor zijn Vier Hoofddeugden: links de Matigheid (met teugel in de hand), de Voorzichtigheid (met scepter waarop bovenaan een wakend oog), de Sterkte (met zuil) en rechts de Rechtvaardigheid (met weegschaal). Daarachter komt een stoet niet gedifferentieerde dames, die zijn talrijke niet nader benoemde kwaliteiten verbeelden. Rechtsboven verdrijft een stralende zon met haar schitterende stralen de duistere oorlogswolken met hun dreigende gevleugelde beesten. De initialen PL in de zon verwijzen naar koning Philippus (Filips) IV en landvoogd Leopold Wilhelm. Ze zijn de bron zijn van de heropleving. Op de voorgrond slaat de oorlogsgod Mars met verwilderde blik in paniek op de vlucht, samen met een woeste moord- en roofzuchtige krijger en een gevleugelde draak. De oorlogsgodin Bellona (?) ligt nog giftig kronkelend, maar verslagen op de grond. Op de achtergrond, badend in het zonlicht dromen de bevrijde Vlaamse steden van een welvarende toekomst … Guido Pede

.1 11

6

en

ng

eri

in Re

Wie meer wil weten over deze gravure en haar symboliek, kan de website van het Gentse stadsmuseum (STAM) raadplegen: https://stamgent.be/nl_be/collectie/kunstwerken/A63_05 (fotogravure + beschrijving) https://stamgent.be/nl_be/collectie/kunstwerken/01039_0_4 (met foto van de koperplaten). Verder is er het artikel van Ann Diels, “The Siren Song of the Graphic Arts: The Involvment of 17th-Century Antwerp History Painters with Printmaking”. PDF, gratis te downloaden van https://www.brepolsonline.net/doi/ abs/10.1484/J.IMA.1.102083?mobileUi=0&. Een beschrijving van de gravure, met de geschiedenis van het ontstaan, de briefwisseling en de contracten tussen de verschillende partijen, vertaling van de Latijnse opschriften, de grote Latijnse dedicatie aan de aartshertog (plus vertaling) is te vinden in de studie van Prudens Van Duyse: “Kunstplaet over de overwinningen van den aertshertog Leopold, vooral in West-Vlaenderen” verschenen in de Annales de la Société royale de beaux-arts et de littérature, 1846. PDF via google books: https://lib.ugent.be/nl/catalog/bkt01:000300727

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


KANUNNIK JOANNES HIERONYMUS DE COSTER DEKEN TE KONTICH (1908-1925) - deel 3 Wat voorafging

In twee voorafgaande afleveringen (Reineringen 10/2 en 10/3) beschreven we de figuur van pastoor-deken Hieronymus De Coster tot aan zijn aanstelling als kanunnik-plebaan van de Sint-Romboutskathedraal te Mechelen, ook verantwoordelijk als directeur voor de katholieke jeugdbeweging ‘’Kindsheid Jesu’ in Vlaanderen. Verder onderzoek in Kontich leerde ons dat hij tijdens zijn zending te Kontich als pastoor-deken intens betrokken was bij de oprichting, de organisatie en de praktische uitwerking van technisch onderwijs voor jongens in de regio Kontich. Dit willen we u toch niet onthouden! In de gevonden archieven leren we dat dit in de eerste periode 1908-1918 beperkt bleef tot de inrichting van vaktechnische leergangen met als bedoeling door vorming het gemis aan technische vakkennis bij voornamelijk jongens uit de kinderrijke boerengezinnen te ondervangen en hen zo gemakkelijker aan werk te helpen. Na de wapenstilstand kreeg het initiatief een breder gedragen onderbouw door de gestructureerde organisatie in een erkende vakschool en vaktechnische avondleergangen die mee door de bemoeienissen van de geestelijke overheid uiteindelijk resulteerden in de aankoop van gebouwen en terreinen aan de Edegemsesteenweg. Zo konden voldoende klaslokalen en werkplaatsen voor de nieuw opgerichte “Vrije Intercommunale Vakteekenschool” ingericht worden, veel later evoluerend naar het Vrij Technisch Instituut (VTI).

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

11

.1

Oprichting van vaktekenleergangen Sint-Martinus in ons centrum

Notities, gevonden in een vergeeld schriftje, gedateerd 1944: “In het voorjaar van 1909 wierden de vaktekenleergangen St. Martinus te Kontich ingericht door de heren Matthijs Karel, bouwmeester en Jan De Belder, onderwijzer in het dorp. De lessen waren op zondag van acht tot twaalf in de gewezen meisjesschool. Ze werden om beurt door voornoemde leraars gegeven van acht tot tien en van tien tot twaalf. Vaktekenen, rekenen en meetkunde waren de hoofdvakken. Dit gebeurde in een lokaal, dat nog voor de helft met rommel allerhande was gevuld, zodat de klas een allesbehalve fris uitzicht bood.” Juffrouw Binjé stak af en toe wat centen toe wanneer subsidies ontoereikend bleven. Er werd gestart met een vijftiental leerlingen die regelmatig de lessen volgden en de “opziener” vertelde aan zijn vriend Jan De Belder dat hij wellicht het jaar nadien niet meer zou opdagen “gezien de toestand van het lokaal en het beperkt aantal leerlingen”. Het jaar nadien werden echter heel wat meer jongeren ingeschreven zodat twee klassen dienden vrijgemaakt. Het jaar nadien konden de zondagse lessen zo vervangen worden door avondlessen tijdens de week. Een klas met dertig tot vijftig leerlingen was geen uitzondering voor de leervakken planlezen, bouwkunde en rekenen. Karel Matthijs, ‘De Zeven Huizen’ Antwerpsestnwg hoek Hofstraat directeur met lesopdracht merkte inderdaad dat het aan (gemeentelijke meisjesschool tijdens de ‘schoolstrijd’ elementaire vakkennis ontbrak. Zo moest men dus op zoek rond 1880) naar een derde leerkracht, die men vond in de persoon van Arthur Van Caekenberge, bekend Antwerps tekenaar. Elektriciteit was er niet in de lokalen aan de Antwerpse Steenweg, zodat men het aanbod van brouwer Van Breedam (brouwerij De Valk, schuin over Noordstraat) graag aannam. Hij liet de dynamo van zijn brouwerij ’s avonds draaien en via een primitieve leiding op paaltjes kreeg men stroom in de lokalen. Helaas haperde de primitieve installatie regelmatig, de lessen dienden dan geschorst. Toch kon het schooltje het groeiend aantal jongens nauwelijks aan. Bij het uitbreken van de oorlog in augustus 1914 werden Jan De Belder en Arthur Van Caekenberge echter als soldaat opgeroepen, de klaslokalen aangeslagen als magazijn en winkel voor het “Nationaal Komiteit voor Hulp en Voeding”. Directeur Karel Matthijs moest hierdoor naar andere lokalen uitkijken wat wonder boven wonder lukte maar … hij moest noodgedwongen alleen alle vakken zelf geven. Het was dan ook niet te verwonderen dat de lessen (om gezondheidsredenen?) even werden geschorst. Na de wapenstilstand kon men terug beschikken over de vroegere lokalen op de Antwerpsesteenweg. Helaas wenste

7


de gemeente deze lokalen zelf terug te gebruiken, vermits het aantal leerlingen in het lager onderwijs merkelijk was aangegroeid. In 1919 vinden we dus de school terug rechtover de kerk. De oprichting van een heuse vakschool voor Kontich en omstreken kwam herhaaldelijk ter sprake. De “Vak- en vaktekenschool” zou onder bescherming komen van de geestelijke en de gemeentelijke overheden, intercommunaal worden gefinancierd maar door één bestuurder, Karel Matthijs, worden geleid. In 1919 worden vijfenzestig leerlingen in het eerste jaar van de vaktekenschool ingeschreven. De inspecteur ziet dat niet zitten en Jan De Belder krijgt de opdracht om er Een noodoplossing, rechtover de kerk naast het klooster vijfentwintig terug naar huis te sturen en ze op een van de zusters van Vorselaar wachtlijst te zetten voor het volgende schooljaar. De school groeit en bloeit, geniet de waardering van de omliggende parochies en gemeentebesturen. Zij besluiten gezamenlijk de financiële lasten te helpen dragen. De term “intercommunaal” bleek dus helemaal terecht. Voor de meisjes is er in Kontich alleen kleuter- en lager onderwijs. Een middelbare beroepsafdeling zal er pas in 1921 komen in de gebouwen aan het Sint-Martinusplein. Hiervoor is Kontich sedert 1831 erg veel dank verschuldigd aan de congregatie van de zusters van Vorselaar.

Het Vrij Technisch Instituut krijgt gestalte in de regio

.1 11

8

en

ng

eri

in Re

De verwoestingen na de Eerste Wereldoorlog zijn niet alleen van materiële aard. Veel jongeren blijven rusteloos ronddolen zonder vakkennis en zonder werk. Karel Matthijs wil aan deze tragische toestand iets veranderen en klopt aan bij pastoor-deken De Coster, maar ook bij burgemeester Schroyens, de burgemeesters van de omliggende gemeenten en bij talrijke invloedrijke personen. P. Vlaeminck, hoofdinspecteur van het Ministerie, dringt aan op de oprichting van de “Vrije Intercommunale Vakteekenschool”, wat resulteert in het ondertekenen van de oprichtingsakte op 30 augustus 1920 in het gemeentehuis van Kontich. De beheerraad omvatte naast E.H. Spillemaeckers als afgevaardigde van de geestelijkheid ook de burgemeesters Leon Dumortier (Hove), Schroyens (Kontich), Francis (Waarloos) en de heren De Ryck en Mariën als afgevaardigden van Lint en Edegem. Subsidiëring voor de helft ten laste van de Staat, 35% van de Provincie Antwerpen, de aangesloten gemeenten zorgden voor de resterende 15%. Het Kontichse gemeentebestuur schoot te hulp om het probleem van de ontoereikende lokalen op te lossen. Het Hof van Tinchant werd aangekocht, deels als gemeentepark, deels om de Antwerpsesteenweg te kunnen verbreden. Het oude schoolgebouw diende afgebroken. Helaas konden al deze werken niet direct Volgende noodoplossing, in het politiegebouw. worden uitgevoerd en de leergangen kregen een onderkomen in het Kontichs politiegebouw, jaarlijkse huurprijs 5000 frank. Zo kon men op 18 oktober 1920 officieel de lessen van de ‘Vakschool’ opstarten. Bij het vijftigjarige jubileum in 1970 kon de Kontichse burgemeester de huurschulden uit deze pioniersjaren kwijtschelden. De werkplaatsen bleken snel veel te klein en nieuwe ruimte werd gevonden in gebouwen van de leegstaande diamantslijperij op de Edegemsesteenweg. Vandaag, honderd jaar later, staan ze er nog steeds (weliswaar flink gerestaureerd en stevig uitgebreid met twee grote klassenblokken en ruime werkplaatsen maar altijd nog herkenbaar) als gelijkgrondse leraarskamer en werkplaatsen metaal. De verhuizing gebeurde in december 1924. Vermits Hiëronymus De Coster vanaf 1 januari 1925 kanunnik werd benoemd en naar Mechelen verhuisde, eindigt hier zijn betrokkenheid bij het technisch onderwijs voor jongens in Kontich. De kers op de taart volgde anderhalf jaar later, want… Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


De failliete diamantslijperij: gebouwen en terreinen gehuurd en in 1927 officieel aangekocht

Herinneringsprentje bij het overlijden van Karel Matthijs

Een nieuwe vleugel met klaslokalen en administratieruimte langsheen de Edegemsesteenweg (1955)

Vandaag langsheen de vernieuwd aangelegde Edegemsesteenweg

Epiloog

In 1925 had de Vakschool een schuld van ruim honderdduizend frank bij de gebroeders Hellemans, Kontichse aannemers. Notaris Cols, de heer Paul della Faille de Waerloos, juffrouw Binjé en de heer Fierens hadden zich bij de bank Crédit Foncier van laatstgenoemde borg gesteld. De bank ging failliet en de school moest nog vijfenzeventig duizend frank betalen. De eigenaars besloten de gebouwen te verkopen. ‘Diamanterie de Contich”, had acties en obligaties uitgegeven en de Parochiale Werken van Kontich vzw (opgericht door pastoor-deken E.H. Hiëronymus Franciscus De Coster in 1922), probeerde die uiteraard zo voordelig mogelijk in te kopen. De aankoopakte werd bij notaris Alfons Cols verleden op 26 maart 1927 voor de som van een kwart miljoen frank. Het ‘goed’ omvatte een “industriële school”, een huis, grond en loods langsheen de Edegemsesteenweg alles samen 11 395 m2. Paul della Faille en Gaston Binjé, zonder beroep, ondertekenden de aankoopakte, samen met alle zielenherders van Schelle, Edegem, Aartselaar, Waarloos, Hemiksem, H. Kruis Mortsel, en Oude-God-Mortsel, Lint, Wilrijk en Hove. Voor Kontich ondertekende pastoor-deken A.H. Broeckx, opvolger van H. De Coster. Opvallende onkosten bij deze verkoop: salaris van de notaris: vier frank, opzoekingen twee frank en zegelkosten twee frank en half. O tempora, o mores! (Officiële vergoedingen, uiteraard in 1927) Karel Matthijs had in 1926 ontslag genomen, enkel als directeur en dit na een voortrekkersrol van vijftien jaar, onverdroten inzet voor de Kontichse jeugd. Hij bleef wel in dienst als secretaris van de school en deeltijds als lesgever voor vier uur. Ook bleef hij zich inzetten als organisator van de avondleergangen. Hij overleed op 7 augustus 1927, nauwelijks 43 jaar oud. Hij liet een vrouw en negen kinderen achter, het oudste nauwelijks 13 jaar. De enorme inspanningen van Kontichnaar Karel Matthijs en van toenmalig pastoor-deken Joannes De Coster blijven vandaag nog altijd zichtbaar in het Vrij Technisch Instituut langs de fraai heraangelegde Edegemsesteenweg. F27 Officiële inhuldiging van een nieuwe klassenblok met een ruim secretariaat (1978) Paul WYCKMANS

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

11

.1

VAN PASSEN Robert, Geschiedenis van Kontich, uitgave Gemeentebestuur Kontich, 1988, 996 blz. DEMOL Serge, 75 jaar Vrij Technisch Instituut, Kontich, uitgave Vrij Technisch Instituut Kontich, 1996, 120 blz. Afbeeldingen uit Collectie Heemkundige Kring: postkaarten HKP00650, foto’s HKF1805 EN HKF2066, en herinneringsprentjes

9


Het testament van 1537 van Jan van Papevelt en Marie Boeymans, eigenaars van het Hof van Pluysegem Vooraf

Op 8 juli 1537 maakten Jan van Papevelt, raedt ende generael meester van der munten der Keijserlijcker Maiesteijt, en zijn echtgenote Marie Boeymans hun testament voor de Mechelse schepenen. Het werd een uitgebreid document, zes bladzijden lang. In zijn standaardwerk over de geschiedenis van Kontich nam Robert van Passen wel wat informatie op over deze generaalmeester van de Munt, toenmalig eigenaar van het Hof van Pluysegem en enkele jaren ook schout van Kontich. Het testament, dat in de literatuur blijkbaar onbekend was, brengt over Jan van Papevelt een aantal nieuwe biografische gegevens aan het licht. Vooral de moeilijke relatie met zijn zoon David, die het Hof van Pluysegem zal erven, komt scherp in beeld. Dat Jan van Papevelt en zijn echtgenote hun testament in Mechelen lieten opmaken, is niet verwonderlijk. Door zijn ambt had hij uiteraard contacten met het hof en met leden van de Grote Raad, het hoogste rechtscollege van de toenmalige Nederlanden. In deze bijdrage overloop ik de inhoud van het testament dat meteen een inkijk biedt in het sociale netwerk van Jan van Papevelt. Achteraan is als wegwijzer het schema gevoegd van zijn gezin en de lijst van de bronvermeldingen.

Testament

Op 8 juli 1537 lieten Jan van Papevelt, raedt ende generael meester vander munten der Keijserlijcker Maiesteijt, ende jouffrouwe Marie Boeymans nu tertijt sijn wettige huijsvrouwe, hun testament opmaken voor de Mechelse schepenen. Dat waren Peeter Ruwiers en jonkheer Jan van Beeringhen. Meester Dierick van Orssele was secretaris Vooreerst wensten testateurs al hun vorige wilsbeschikkingen op te heffen. Jan van Papevelt verklaarde dat hij twee voerkinderen (voorkinderen) hadde te wetene David van Papevelt sijnen soene vanden iersten bedde ende jouffrouwe Margrieten van Papevelt sijn dochter van den tweeden bedde, wettige huijsvrouwe van meester Franchois Fruytier, advocaat inden Grooten Raede. Van Papevelt was m.a.w. zeker drie keer gehuwd. Wie zijn vorige echtgenoten waren, vernemen we helaas niet, hoe dan ook, David was zijn zoon uit zijn eerste huwelijk. Vóór Jan van Papevelt muntmeester was van Karel V, was hij de laatste muntmeester van David van Bourgondië (1427-1496), bisschop van Utrecht, een bastaardzoon van Bourgondische hertog Filips de Goede. Jan van Papevelt

.1 11

10

en

ng

eri

in Re

Panoramisch zicht op Mechelen vanuit het noordwesten. Gekleurde ets uit G. Braun & F. Hogenberg, Civitatis orbis terrarum overheersten het panorama. (© Regional

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


had in 1492 en 1494 als muntmeester van de bisschop opdrachten gekregen in Wijk bij Duurstede – waar de bisschop resideerde – en daarnaast afzonderlijke commissies in 1494 én in 1495 voor een tweede munthuis in Hasselt in het Oversticht (nu provincie Overijssel, Nederland). Is het ondenkbaar dat de bisschop de doopheffer is geweest van de zoon van zijn muntmeester? Indien dat zo was, dan werd David van Papevelt geboren ca. 1493. Uit zijn tweede huwelijk had Jan van Papevelt een dochter Margriete. Zij was gehuwd met meester Franchois Fruytier, advocaat in de Grote Raad. In 1544 woonden zij Achter de Halle in Mechelen. Uit een procesbundel van de Grote Raad van december 1537 vernemen we dat Jan nog een dochter had: Adriane, geprofest in het klooster van Schoonhoven (nu provincie Zuid-Holland, Nederland). Het is onduidelijk of zij een dochter was uit zijn eerste dan wel uit zijn tweede huwelijk. Het is wel merkwaardig dat Adriane niet in het testament voorkomt. Ten slotte hadden Jan van Papevelt en zijn derde echtgenote Marie Boeymans (ook Boeyman en Boyman) een zoon Jan. Hun huwelijk dateerde van vóór juli 1524. Dat jaar troffen de echtgenoten voor de schepenen in Brugge een minnelijke schikking met het commun van Onze-Lieve-Vrouw en de dismeesters van de Sint-Jacobskerk. Zij droegen hun rechten over op een huis in de Korte Vlamingstraat in Brugge. Enkele dagen later bevestigde Marie Boeymans het akkoord dat haar echtgenoot in Brugge had afgesloten voor burgemeesters, schepenen en raadsleden van Antwerpen. Jan van Papevelt verklaarde verder dat hij uit onverdeeldheid was getreden met zijn zoon David mits sekeren appointemente ende transactien, een overeenkomst die maar kon gesloten worden dankzij tusschen sprekene – d.i. met bemiddeling – van heeren ende meesters Gheert Mulaert ende Everardt Nicolaj, raede ende meesters vande requesten ordinaris ende van meester Philips Doublet procureur postulerende in de Grooten Raede. De raadsheren en procureur behoorden vrij zeker tot de nauwe kennissenkring van Jan van Papevelt. Gheert Mulaert was vanaf 1528 raadsheer in de Grote Raad. Hij overleed in december 1538 en werd begraven in de Aa-kerk van Groningen (Nederland). Nicolaas Everaert was vanaf 1528 voorzitter van de Grote Raad. Philips Doublet had in 1516 het poorterschap gekocht in Mechelen, werd procureur en substituut-procureur-generaal bij de Grote Raad. Hij overleed in 1545. De bemiddeling werd vastgelegd bij seker cedulle in franchijne, d.i. een akte op perkament, gedateerd 9 april 1534. Met deze overeenkomst, verklaarde Jan van Papevelt, had zijn zoon David al meer ontvangen dan sijn legitime ende wettige portie die hem van rechtswegen soude competeren in de goeden die hij testateur sal achterlaten. Hij wou dat zijn zoon hiermee tevreden zou zijn en verder geen eisen meer zou stellen. Toch wenste hij zijn zoon David enkele schulden kwijt te schelden. Vooreerst de schuld van te houwene twee van sijnen kinderkens den tijt van drie jaeren lanck oft daer ontrent dwelck hem testateur gecost heeft, alsoe hij seijde, wel

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

11

.1

m, Keulen, 1575-1591. Mechelen had een stadsomwalling met twaalf poorten. De vele torenspitsen van kerken en kloosters le Beeldbank Mechelen, SME001002156)

11


twee hondert guldens soe van cleederen als van montcosten. Hij had m.a.w. gedurende ongeveer 3 jaar zijn twee kleinkinderen opgevoed en onderhouden. Afgezien hiervan had hij bijkomend 20 rijnsgulden betaald voor zijn kleinzoon Jan, die David in Lier naar school had gezonden en 14 rijnsgulden voor zijn kleindochter Gheertruyt die in Mechelen was besteed. Ten slotte schold Jan van Papevelt zijn zoon David nog een schuld kwijt van 60 rijnsgulden vanwege een obligatie. Jan van Papevelt stelde wel uitdrukkelijk als voorwaarde dat zijn zoon Jouffrouwe Marien Boeymans sijn huijsvrouwe die hij testateur nu getrout heeft ende Jannen van Papevelt sijnen ende der selver Jouffrouwe Marien sone noch hueren nacomelinghen na de doot van hem testateur, quellen (kwellen) noch molesteren en sal in rechte noch buijten rechte, bij hem selven noch bij ijemande anders noch oic eenighe processen zal aandoen, maer sal peijsselijc ende vredelijc leven metter selver Jouffrouwe Marien ende met Jannen haeren sone sijnen broeder. Indien David zich hier niet zou aan houden, dan werden de schulden niet kwijtgescholden, meer nog, hij zou ze eerst moeten vereffenen aan Marie Boeymans en hun zoon Jan, vooraleer een rechtszaak aan te spannen. Afgezien van de kwijtschelding van schulden, liet Jan van Papevelt vuijt sijnder vaderlijcker goedertierenheijt den voirscreven David sijnen sone, de helft van allen sijnen huijsrade ende catteelen, bussen ende boghen ende van al tgene datter es bijnnen den huijse van thoff van Pluysigheem, willende dat hij die helft na de doot van hem testateur hebben, aenveerden ende behouden sal. Jan van Papevelt liet aan zijn dochter Margriete de andere helft van de huisraad en de inboedel van het Hof van Pluysegem. Hij voorzag daarbij voor haar een erfrente van 1200 gulden 10 stuivers gebriefd op de accijnzen van de Stad Middelburg (nu Zeeland, Nederland). Het kapitaal dat deze rente jaarlijks opbracht (hoewel niet in het testament vermeld, maar zoals gebruikelijk gerekend aan de “penning 16”, hetzij een rentevoet van 6,25 %) bedroeg ongeveer 19.500 gulden, een aanzienlijk bedrag. Jan van Papevelt liet noteren dat hij wenste begraven te worden in het klooster van de Clarissen in Mechelen. Hij wou dat men hem een eerlijcke vuijtvaert doe na sijnen staet sonder eenighe vuijtwendige pompe (pracht en praal). De Arme Clarenstraat in Mechelen tussen Melaan en Nieuwe Beggaardenstraat verwijst naar het voormalige klooster dat tijdens het Calvinistisch Bewind (1580-1585) werd gesloopt. Jan van Papevelt en zijn echtgenote wensten dat de rest van al hun bezittingen, van welke aard ook, na hun overlijden zou toekomen aan hun zoon Jan. Testateur deelde de schepenen mee dat hij nog twee bedragen in contant geld bezat, die in bewaring werden gehouden: 1500 karolusgulden bij Jacop de Conink, griffier van het Geestelijk Hof van Doornik, gevestigd in Brugge en 1200 karolusgulden bij Gheert Sterck in Antwerpen. Sterck was koopman, bankier en financier van Karel V. In Deurne verkreeg hij het hof Hooftvunder dat hij uitbouwde tot een kasteel, van dan af Sterckshof genoemd. Het huidige Sterckshof in het provinciaal domein Rivierenhof is een reconstructie van dat kasteel uit de jaren ‘30 van de vorige eeuw. Jan van Papevelt wenste dat zijn testamentuitvoerders beide bedragen zouden besteden aan de aankoop van erfrenten ten behoeve van zijn echtgenote en hun zoon Jan. Erfrenten waren een veilige vorm van beleggen. Ze boden een vast inkomen en daarbij, ze konden overgedragen worden op de erfgenamen. Mocht hun zoon Jan overlijden zonder wettige nakomelingen, dan moesten de opbrengsten van de renten besteed worden aan den armen menschen van den seven prochien van deser stad van Mechelen in aelmoessenen ende tot alimentacien van den selven armen menschen. De provisoren van de Huisarmentafels van Mechelen zouden dan zorgen voor de verdeling. Ten slotte werden Jacop de Coninck en Gheert Sterck aangesteld als testamentuitvoerders. Zij zouden ieder voer pijne, moeijte ende arbeijt bedacht worden met eenen cop van een marck silvers, oft silveren rekenpenninge oic van een marck silvers.

Na het overlijden van Jan van Papevelt

Jan van Papevelt overleed kort nadat het testament was opgemaakt. Uit de procesbundel van de Grote Raad van 3 december 1537 vernemen we dat zijn weduwe Marie Boeymans, bijgestaan door Adriaen van Wesenbeeck, een akkoord sloot – een zogenaamde willige condemnatie – met zijn kinderen en met hun voogden. De overeenkomst betrof de verdeling van zijn nalatenschap voor zover dat niet gebeurd was in het testament. Over de goederen in Pluysegheem en Coutwyck werd geprocedeerd in de kanselarij van Brabant en was geprocedeerd voor het gerecht van Coutwyck en voor de hoofdbank van Putte. Er werden renten vermeld op goederen in Brugge, Middelburg, Boutersem en in Antwerpen.

Nawoord

.1 11

12

en

ng

eri

in Re

In deze bijdrage werd het testament van Jan van Papevelt en zijn derde echtgenote Marie Boeynants onder de aandacht gebracht, waaruit nieuwe biografische gegevens over deze eigenaar van het Hof van Pluyseghem en schout van Kontich aan het licht kwamen. Ongetwijfeld kunnen uit archieven nog gegevens worden samengebracht, waardoor hij nog beter wordt getekend tegen de achtergrond van zijn tijd. Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


Door zijn functie van muntmeester, later van generaalmeester van de Munt van keizer Karel V, was Jan van Papevelt ongetwijfeld een zeer kapitaalkrachtig man en een man met macht, die behoorde tot de hoogste sociale middens van de toenmalige Nederlanden. Het testament van 8 juli 1537 is hiervan een illustratie. François van der Jeught Bijlage: Het gezin van Jan van Papevelt Jan van Papevelt (°ca. 1460? - † tussen 8 juli en 3 december 1537) x N.N., van wie: a. David (°ca. 1493), van wie 2 kinderen: Jan en Gheertruijt van Papevelt. b. Adriane, non in het klooster van Schoonhoven (of uit xx). xx N.N., van wie: a. Margriete x Franche Fruytiers (Mechelen) xxx Marie Boeymans, van wie: a. Jan Bronvermeldingen Stadsarchief Mechelen (SAM), H. Testamenten, Serie I, nr. 6 (1537-1538), fol.1r - 3v, 8 juli 1537. SAM, K. Impôts maisons, I,1: Dboeck vanden imposten vanden thiensten end twintichste penninghen van allen die huysen ende hueringhen vande stadt van Mechelen ende van viergehuchte van dien (begonnen op 23 juli 1544), fol. 103v. Rijksarchief Brugge, Sint-Jacobskerk (Brugge). Oorkonden. Het oud archief van de kerkfabriek van Sint-Jacob te Brugge (XIIde-XIXe eeuw). Deel II: Regesten/ W. Rombouts, nr. 734 (9 juli 1524) en nr. 735 (18 juli 1524). R. VAN PASSEN, Geschiedenis van Kontich, Kontich, 1964. H. ENNO VAN GELDER, De Nederlandse munten, Utrecht/Antwerpen, 1965, p. 105-108 (over de muntmeesters). H. ENNO VAN GELDER, De Utrechtse munten ten tijde van bisschop David van Bourgondië, in Jaarboek voor Munt- en Penningkunde, van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Munt- en Penningkunde, Amsterdam, 1971/1972, p. 24, 39 en 40. J. TH. DE SMIDT & J. VAN ROMPAEY, Chronologische lijsten van de Geëxtendeerde Sententiën berustende in het archief van de Grote Raad, Brussel, 1979, dl. III (1531-1541), p. 316 en 317 (procesbundel, 3 december 1537). A.J.M. KERCKHOFFS - DE HEY, De Grote Raad en zijn funtionarissen, 1477-1531. Biografieën van de raadsheren, Amsterdam, 1980, p. 103 en 104 (over raadsheer Mulaert). C.M.G. TEN RAA, De familie Everaerts en Mechelen, in Handelingen van de Koninklijke Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst van Mechelen, dl. 90/2, Mechelen 1986 (i.e. 1987), p. 7-15. G. MARNEF, Het Calvinistisch Bewind te Mechelen 1580-1585, Kortrijk-Heule, 1987, p. 358 (over Philips Doublet). M.A. VAN DER EERDEN-VONK, J. HAUER & G.W.J. VAN OMME, Wijk bij Duurstede. 700 jaar stad. Ruimtelijke structuur en bouwgeschiedenis, Hilversum, 2000, p. 239. S. GROPP, De Utrechtse muntslag in het Oversticht ten tijde van bisschop Frederik van Baden, 1496-1517, in De Beeldenaar, jg. 35/2, Brussel, 2011, p. 79-84.

AANDACHT!

In het kader van de anti-CORONAmaatregelen zullen het MUSEUM en het DOCUMENTATIECENTRUM voor onbepaalde tijd GESLOTEN zijn, tot er wordt beslist dat het Corona-gevaar voldoende is geweken is. Ook alle werkvergaderingen, groepsbezoeken, de Erfgoeddag en alle andere activiteiten van de heemkundige kring zijn tot nader order opgeschort. We hopen dat deze bizarre tijden snel voorbij zijn en dat we onze normale werking kunnen opstarten. Maar tot dan blijven we in ons kot.

PRIVACYVERKLARING

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

11

.1

Uw persoonsgegevens worden door de Koninklijke Kring voor Heemkunde van Kontich verwerkt voor het ledenbeheer en de organisatie van zijn activiteiten op basis van de contractuele relatie als gevolg van uw lidmaatschap. Uw gegevens worden niet aan derden meegedeeld tenzij dit noodzakelijk is om aan bepaalde voorwaarden te kunnen voldoen (verzekering, subsidies, groepsbezoeken, groepsreizen, verzending tijdschrift Reineringen, …). Via onderstaand adres kan u altijd vragen welke gegevens wij over u verwerken en ze verbeteren of laten wissen. Bedenk dat u in dit laatste geval uiteraard ook als lid wordt geschrapt. paul.wyckmans@telenet.be tel. 03 289 90 47

13


Webtentoonstelling Louis Van Herck

O

nder de kundige en stimulerende leiding van Elise Gacoms werd deze maand de tentoonstelling Louis Van Herck online geplaatst. Surf gewoon naar https://archiefbank.be/node/751, om van heel wat moois te genieten. Deze virtuele tentoonstelling is een gelukkige uitloper van de studiedag die het Rubenianum op 19 april 2019 over de nalatenschap van de kunsthandelaarsfamilie Van Herck in Antwerpen hield. Sprekers uit verschillende instellingen poogden er vanuit verschillende invalshoeken de collectie virtueel te reconstrueren. Ook al lijkt dit op een droge opsommingsoefening, toch kon deze studiedag het talrijke publiek, waaronder heel wat nazaten van de familie Van Herck, bekoren. In het tweede nummer van de vorige jaargang heeft Paul Wyckmans hierover al bericht. Dit is een lijst van de sprekers en hun onderwerpen: • De familie Van Herck en hun (verspreide) nalatenschap: een introductie - Elise Gacoms, Rubenianum • Het archief van het Antwerpse veilinghuis, kunstexpertise- en interieurbedrijf Van Herck ontsloten - dr. Johan Dambruyne, Rijksarchief Antwerpen-Beveren • Het Fonds Van Herck. Een waardevolle glasplatencollectie doorgelicht - Jeroen Reyniers, Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (KIK-IRPA) • “Adolf, kan ik later deze papieren terug krijgen? CVH”. De onderzoeksarchieven van Charles Van Herck en Adolf Jansen - Elise Gacoms, Rubenianum • Van concept tot beeldhouwwerk - Anne De Breuck, Koning Boudewijnstichting • Deken Jozef Van Herck, kunsthistoricus in de loopgraven en op de barricades - Paul Catteeuw, Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich - Documentatiecentrum Jozef Van Herck • Alfons Van Herck en de schenkingen aan de Leuvense Universiteitsbibliotheek - Dirk Van Eldere, KU Leuven Universiteitsbibliotheek • Het archief van Peter Van Herck, binnenhuisarchitect - Giovanna Visini, FelixArchief Reeds van bij de eerste tussenkomst bleek dat de familie Van Herck toch wel al van in de negentiende eeuw volop met kunst bezig was. Met een eenvoudige klik kom je zo in de verschillende lezzingen terecht. Een korte toelichting leidt je zo tot een uitvoerige reeks foto’s. Als voorzitter van onze heemkundige kring mocht ik op die studiedag de figuur van Jozef Van Herck toelichten. Ondanks het feit dat veel familieleden ooit “nonkelke” in de Duivenstraat ooit hadden bezocht, konden we toch nog heel wat fait-divers en wetenswaardigheden aan het publiek kenbaar maken. Uiteindelijk was Jozef Van Herck de hoogst opgeleide van zijn familie. Hij werd veelvuldig en grondig geconsulteerd door zijn oudere broers. Ook tijdens de Eerste Wereldoorlog. En – zoals wij allemaal weten – hij was zelf ook een grote verzamelaar van kunst(objecten) in de meest brede betekenis van het woord. Jozef had wel degelijk een rol te spelen in het verhaal van de familie. Een rondgang op deze interessante geschiedenis, het is maar een klik verwijderd. De inkom is gratis, een museumpas hoeft dus niet. Paul Catteeuw

en

ng

eri

in Re .1 11

14

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


Erfgoeddag 2020 afgelast

O

nder normale omstandigheden had op 26 april de twintigste Erfgoeddag plaatsgevonden. Een jubileumeditie. Maar op het ogenblik van het verschijnen van dit nummer is het al duidelijk geworden dat die feesteditie wordt uitgesteld naar volgend jaar. Ook hier heeft Covid-19 roet in het eten gegooid. Het was de bedoeling om onze gerestaureerde schilderijen in de picture te stellen. Maar niet getreurd. Tegen het najaar krijgen we ook onze volgende vijf schilderijen in volle glorie terug en dan organiseren we wel een nieuw kijkmoment.

Activiteitenkalender en Nieuws Museum voor heem- en oudheidkunde: elke zondag open van 14 tot 17 uur met gids. Het museum is wel gesloten tijdens de maanden juli-augustus en december-januari-februari. Bezoek ook onze site www.museumkontich.be voor het laatste nieuws, alle activiteiten en de verhalen uit het gemeentelijk contactblad (Heemkundige sprokkelingen) of uit Kontich-Waarloos Vroeger en Nu. Ben je op zoek naar de oude nummers van Reineringen of publicaties die met Kontich te maken hebben? Surf dan gewoon naar www.issuu.com. Op deze webstek tik je bij zoeken gewoon “Reineringen” of “Kontich” in en je komt zo bij onze vroegere nummers terecht. Activiteiten Lezingen in samenwerking met de Gemeentelijke Erfgoedraad • 10-11-2020 Bruno Dewever: Kontich en het verzet, n.a.v. 75 jaar bevrijding • 23-03-2021 Paul Wyckmans: Joodse meisjes in Altena tussen hoop en vrees • 21-10-2021 Paul Catteeuw: Over heksen, reuzen en andere witte vrouwen: volksverhalen in en uit Kontich en Waarloos • voorjaar 2022 Paul Catteeuw: Kontich en erfgoed: hoe waardevol is onze gemeente (niet)? • Najaar 2022 Hans Geybels: Volksdevotie Abonnees van Reineringen – vrienden van het museum Graag houden we jullie op de hoogte van al onze activiteiten en publicaties. Dit is echter enkel mogelijk als u ons uw e-mailadres bezorgt via reineringen@gmail.com. Uiteraard kan u zich altijd laten uitschrijven op eenvoudig verzoek aan hetzelfde mailadres.

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

11

.1

Facebook Je vindt onze heemkundige kring nu ook op Facebook. We posten er op regelmatige basis foto’s uit de oude (en nieuwe doos). Enkele honderden mensen hebben de weg al gevonden. Hoe geraak je erbij? Zoek gewoon onder “Kontichse historische weetjes”. Ook op LinkedIn zijn we aanwezig. Daar vind je berichten i.v.m. de heemkundige kring. 15


Retouradres: Koninklijke Kring voor Heemkunde Duivenstraat 22 2550 KONTICH

Reineringen 11 (2020), 1 Driemaandelijks (januari - maart 2020) Afgiftekantoor Herzele P 912187 - Herzele

INHOUDSTAFEL: Pagina 1 Voorwoord Pagina 2 Flandria Liberata Pagina 7 Kanunnik De Coster – deel 3 Pagina 10 Het testament van Jan van Papevelt Pagina 14 Webtentoonstelling Louis Van Herck Pagina 15 Erfgoeddag 2020 afgelast Pagina 15 Activiteitenkalender en nieuws Colofon Reineringen, Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich, 11 (2020), 1 ISSN 2033-2742 Redactie: Paul Catteeuw, Frank Hellemans, Erwin Van de Velde en Paul Wyckmans Eindredactie: Paul Catteeuw Druk: Editoo, Erpe-Mere Verantwoordelijke uitgever: Paul Wyckmans, Duivenstraat 22, BE-2550 Kontich Correspondentieadres: reineringen@gmail.com © 2020 – Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich De auteurs zijn verantwoordelijk voor de inhoud van hun eigen bijdrage. Abonnementen (inclusief lidmaatschap “Vrienden van het museum”): minimum 20 euro. Te betalen op rekeningnummer BE77 4155-0442-2142 met de vermelding van uw naam, adres en “Reineringen 2020”. Het IBAN-kenmerk is KREDBEBB. Voor een los nummer betaal je 5 euro Gelieve eventuele adresveranderingen zo snel mogelijk aan ons mee te delen. Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich, Documentatiecentrum Duivenstraat 22, BE-2550 Kontich, +32 3 457 86 04 heemkunde.kontich@gmail.com

Museum voor Heem- en Oudheidkunde Bibliotheek- en cultuurgebouw Sint-Jansplein, BE-2550 Kontich www.museumkontich.be


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.