Reineringen 9/1 (2018)

Page 1

Reineringen

Duivenstraat 22

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich Verschijnt driemaandelijks • Jaargang 9, nummer 1 (januari -maart 2018)

D

it is het eerste nummer van Reineringen in ons jubileumjaar. Een jubileum? Wie, wat, waar? Wel, in 1943 richtte deken Jozef Van Herck in Kontich de heemkundige kring op. Op gemeentelijk niveau bestonden er toen nog niet veel heemkundige kringen, dergelijke verenigingen waren iets voor steden, want het verleden van een gemeente, dat kon toch nooit veel zaaks zijn. Maar Van Herck bleek ook hier een visionaire trendsetter te zijn. Zonder hem is het weinig waarschijnlijk dat de buurgemeenten zo snel een heemkundige kring zouden opstarten. Met zijn raad en daad. Ook op die manier werd Kontich een beetje de moedergemeente van de regio. In 1993 kregen we de titel van koninklijk. Een delegatie, bestaande uit onze toenmalige voorzitter Robert Van Passen, ondervoorzitter Ludovic Hellemans, conservator Guido Theys en secretaris Paul Catteeuw, ontving toen het plechtige document uit handen van de toenmalige provinciegouverneur Camille Paulus (uit onze buurgemeente Aartselaar). Het lijkt wel gisteren, maar ondertussen zijn we alweer vijfentwintig jaar verder in de geschiedenis en we vieren dit jaar ons 75-jarig bestaan. En in die vijfentwintig jaar is er heel wat gebeurd. Zo kreeg ons museum een definitieve bestemming. De oorspronkelijke opstelling heeft een erg mooie update gekregen en is zeker en vast een (her) nieuw(d) bezoekje waard. En daarnaast heb je onze merklappencollectie die Gouverneur Camille Paulus en een boost heeft gekregen waardoor we zelfs wereldvermaard zijn geworden. In de marge daarvan hebben we dankzij de stimulans van de betreurde Hilde voorzitter Robert Van Passen Schollen een groepje gedreven vrouwen die als Lapzussen door het leven gaan. Samen met Zotten Annot uit Waarloos zijn ze tot ver buiten de landsgrenzen bekend. Het lijkt dan ook niet meer dan normaal dat we in 2018 die 75 jaar speciaal gaan herdenken. Het zwaartepunt ligt hier in het najaar. De beide Guido’s (Theys en Pede) bereiden een overzichtstentoonstelling in Altena voor. Er komt ook een fotoboek van Jozef Van Herck aan het front van de Eerste Wereldoorlog. En als klap op de vuurpijl ontvangt de heemkundige kring op 16 oktober de volledige Vlaamse heemkundige wereld op de jaarlijkse heemdag. Meer dan 200 genodigden van De Panne tot Kinrooi zullen dan kunnen kennismaken met het uitzonderlijk rijke patrimonium van onze gemeente. Een uitgelezen kans om onze kring aan de buitenwereld kenbaar te maken. Uiteraard houden we jullie op de hoogte in onze volgende nummers van Reineringen. In dit nummer gaan we gewoon verder op ons gekend elan met lezenswaardige bijdragen over de meest uiteenlopende onderwerpen. Zo blijft Kontich-Kazerne verrassende gesprekstof bieden, dank zij de verhalen van twee van de oudste inwoners, Maurice en Sus, waarschijnlijk de enige Kazernenaren van voor de oorlog die nog thuis zijn geboren. In het volgend nummer komen de meisjes aan het woord via de 98-jarige Jeanneke. We zijn van plan daarna nog andere uithoeken van Kontich en Waarloos aan bod te laten komen, want onze wijken zijn een onuitputtelijke bron van mondelinge geschiedenis!

Voorwoord

Jubileum 75 jaar

Paul Catteeuw, Frank Hellemans, Erwin Van de Velde en Paul Wyckmans


BOEKEN LENEN EN LEZEN IN KONTICH (SLOT)

A

Van de Magdalenastraat naar de Molenstraat De parochiewinkel is van de preekstoel gevallen

an het begin van de Molenstraat werd destijds een parochiewinkel uitgebaat. Dat was een winkeltje waar je naast missen kaarsen, communieprentjes enz. kon bestellen. De locatie was geschikt voor de boekerij en deken Van Herck wilde toch af van de parochiewinkel. Vanop de kansel deelde de deken bij verrassing mee dat de parochiale bibliotheek weldra naar de lokalen van de parochiewinkel zou verhuizen. Of zoals Gaston het plastisch uitdrukte: De parochiewinkel is van de preekstoel gevallen. Met enige moeite werd zo een einde gesteld aan die verhuring en kon eind 1960 de verhuis worden aangevat. Mensen van de Kristelijke Werknemersbeweging (KWB) hebben toen de boeken verhuisd. Dat was net op de dag van het huwelijk van Fabiola met koning Boudewijn. De winkeltoog bleek handig om de ontleningen af te handelen. Maar ’s winters kon het er berekoud zijn. Een gaskachel moest de koude wat breken, en dus ruim voor de openingsuren was Gaston al in de weer om de kachel aan te steken. Bibliotheek in de Molenstraat

Van de Molenstraat naar de “nieuwe” bibliotheek in de Magdalenastraat

In 1962 werd eerwaarde heer Verrijdt de nieuwe pastoor-deken. Hij maakte werk van de uitbouw van een gloednieuw parochiecentrum in de Magdalenastraat: een nieuwe en ruimere bibliotheek kreeg daarbij voorrang – zij werd strategisch ingeplant langs de kant van de Magdalenastraat. Het werd een open ontlening. Slechts dankzij de inzet van een ploeg vrijwilligers kon de goede installatie en werking van de bibliotheek gegarandeerd worden. Voortaan zouden de lezers zelf de boeken uit de rekken kunnen kiezen. Een tijdlang werd in de Magdalenastraat nog wel het systeem van de boekenschuif toegepast. Boeken die enkel geschikt werden geacht voor de gevormde lezer, werden onder toezicht vrijgegeven. Boeken werden een tijdlang gekaft met bruin papier. Later werden ze door de vrijwilligers systematisch geplastificeerd, ook aangeduid als filmoluxen. Met de hand geschreven fiches moesten kruislingse opzoekingen mogelijk maken op basis van auteur, titel en onderwerp. Boeken, die veelvuldig ontleend werden, liet men inbinden. Waar voorheen het nummer met witte Chinese inkt op de rugzijde werd aangebracht, kwamen de etiketten in voege. Meer uniformiteit gaf meer standing. Vaknummer en volgnummer werden voortaan vermeld. Later zou dit, voor de non-fictie, door het SISO- systeem worden vervangen, het Schema voor de Indeling van de Systematische Catalogus in Openbare Bibliotheken. Om een jonger publiek aan te trekken werd de bibliotheek zelfs uitgebreid met een aparte kinderafdeling en een leeshoek voor naslagwerken en tijdschriften. Een tijdlang werden ook strips (Suske en Wiske) aangeboden. In Antwerpen was er zelfs een keurbibliotheek van de Katholieken waar kinderen strips konden lezen.

Naar de Magdalenastraat

Vrijwilligers

Vrijwilligers waren onder andere: Marcel Verschueren, Piet Teugels, Charles Schoetens, Emiel Vercammen, Yvette Van Den Wijngaert, Simonne Smaers, Jos Weckx, Marc Fornoville, Peter Van Hooren, Mie en Geert Van Boxem. Gaston is zijn trouwe vrijwilligers nog altijd erkentelijk. Het spijt hem dat die inzet niet echt kon worden beloond. Soms werd hem gevraagd mensen te laten meedraaien waarvan men hoopte dat zij met bibliotheekwerk hun mentale gezondheid zouden terugvinden. Dit vergde bijzondere energie van de bibliothecaris.

Subsidies

en 9.1

2

ng

eri

in Re

De volksbibliotheek moest zich redden met de kleine subsidies van de gemeente, de provincie en de Belgische staat. Het voorleggen van een lijst van standingvolle boeken was daarbij één van parameters. De bibliothecaris ontving een Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


kleine vergoeding, die hij dan verdeelde onder zijn helpers. Later betaalde de gemeente een kleine vergoeding aan de vrijwilligers. De parochie zorgde meer voor de logistieke steun. Alles werd zorgvuldig genoteerd in de jaarboeken. Die documentatie werd via de dekenij een tiental jaren geleden aan de Kring overgedragen.

Aankoopbeleid – selectie via zichtzending

Het was nog in de tijd dat een boekhandelaar bij de bibliothecaris thuis langskwam met een staal aan pas verschenen boeken. De bibliothecaris kreeg tijd om de boeken in te kijken en een selectie te maken.

Openingsuren

De bibliotheek was nu ook frequenter open. Er kwam een vrijdagavondopening, naast de opening op woensdag- en zondagvoormiddag. Vooral op zondagvoormiddag konden de uren nogal eens uitlopen. Officieel van 10 tot 12 uur, maar in feite vanaf het einde van de 9-urenmis tot het einde van de mis van 11.15 uur. Er kwam ook steeds meer administratie bij kijken. Subsidies vielen nu eenmaal niet uit de lucht. De jaarlijkse sluiting van twee weken viel rond Kontich Kermis. Om te worden erkend als een bibliotheek van groot belang (zoals die van Mortsel en Boom) moest de bibliotheek 5 keer per week open zijn. Maar dat was niet meer te combineren met een voltijdse baan als onderwijzer.

Het bibliotheekdecreet

Eind jaren ‘70 kondigde zich in het bibliotheekwezen een grote omwenteling aan. Op 19 juni 1978 werd het decreet goedgekeurd betreffende het Nederlandstalig openbare bibliotheekwerk. Elke gemeente moest op termijn beschikken over een gemeentelijke openbare bibliotheek. Een bibliotheek die moest voldoen aan tal van criteria. En dit had, niet alleen voor Kontich, maar nogal voor wat gemeenten, heel wat voeten in de aarde. De vrije bibliotheken zouden niet meer gesubsidieerd worden. Ze konden zich wel laten overnemen door de gemeente. De medewerkers van de vrije bibliotheken konden tewerkgesteld worden in de gemeentelijke bibliotheek, voor minimum 4 uur per week en maximaal voor 20 uur per week op voorwaarde dat zijn een akte van bekwaamheid konden voorleggen. Gedurende een hele periode heerste er onduidelijkheid. De deken gaf niet zo graag zijn parochiale bibliotheek af. Een tijdlang is er zelfs sprake van geweest in Altena een parochiale bibliotheek voor geheel Kontich op te richten, maar dat stootte dan weer op kerkelijke beperkingen. Wettelijk gezien konden er onder het bibliotheekdecreet trouwens geen nieuwe vrije bibliotheken worden opgericht. In 1988 werd de parochiale bibliotheek in de Magdalenastraat een gemeentelijk bibliotheek, maar zij voldeed niet aan de opgelegde criteria om als openbare bibliotheek te worden erkend. Nog in 1997 kreeg de gemeente Kontich een opmerking over de te klein geworden huisvesting (Vraag nr. 3010 van 25.08.1998 – Vlaams parlement). Maar die opmerking deed niet meer ter zake. In 1998 kwam de nieuwbouw aan het Sint-Jansplein er toch. Dit jaar bestaat de nieuwe bibliotheek alweer 20 jaar. Eens op rust (vanaf 1981) ging Gaston met pensioen en kreeg hij uiteraard meer tijd voor de bibliotheek. Toen de bibliotheek gemeentelijk werd, koos hij ervoor 4u per week mee te draaien in de uitleendienst. Toen daaraan op zijn 65ste ook een einde kwam, Bibliotheek in de Magdalenastraat bleef hij nog lid van de beheerraad van de bibliotheek. Hij bleef doorgaan met het aanleveren van aanbevelingslijsten voor nieuwe boeken. In 2006 stopte hij ook daarmee. Na zowat 50 jaar inzet, was het welletjes geweest.

Pensioen

De kataloog en het reglement van de Parochiale Volksboekerij.

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

9.1

De Kring is in het bezit van een getypte kataloog van de Parochiale Volksboekerij – vakboekerij uit 1945. Daarin staat vooraan het gebruikersreglement vermeld. Artikelen: 1 De Parochiale Boekerij is toegankelijk voor ieder. 2 Er wordt verondersteld dat men inzage genomen heeft van dit reglement – dat ook in de boekerij uithangt – alvorens men boeken in lezing vraagt. Boeken in lezing vragen betekent meteen dat men aanneemt dit reglement te zullen onderhouden.

3


3 Nieuwe lezers die het bestuur onbekend zijn, moeten hun identiteitsbewijs tonen. 4 Personen die aan een besmettelijke ziekte lijden of in een huis verblijven waar deze heerst, worden verzocht voorlopig geen boeken aan te vragen. 5 De ontlener moet zelf zijn boeken komen afhalen en terugbrengen. Indien hij daarmee een kind belast moet hij er wel zorg voor dragen dat een boek dat voor volwassenen bestemd is niet door kinderen gelezen wordt. In dat geval draagt de lezer daarvan de verantwoordelijkheid. 6 Bij verandering van woonst moet de lezer zijn nieuw adres bekend maken. 7 De Boekerij is toegankelijk elke donderdag en zaterdagnamiddag van 2 tot 4 uur. Zij is gesloten op de officiĂŤle feestdagen en jaarlijks van 15 augustus tot 1 september ten einde een algemene herziening en ontsmetting mogelijk te maken. 8 De boekenlijst is te verkrijgen bij de bibliothecaris. Bij de inschrijving is het kopen van een cataloog verplichtend. 9 Om het werk van de bibliothecaris te vergemakkelijken, worden de lezers verzocht bij het aanvragen van boeken een lijstje te tonen waarop een 25-tal verlangde boeken vermeld staan met nummer, auteursnaam en titel. 10 Het bestuur heeft het recht de uitgeleende boeken te doen inbrengen en de gevraagde te weigeren, zo dit nodig wordt geoordeeld. 11 Er wordt een leesgeld van 0,50 fr. leesgeld per boek gevraagd. Een boek mag hoogstens 14 dagen behouden worden, zo niet betaalt de lezer een bijgevoegd leesgeld van 0,50 fr. per week meer en per boek. 12 De lezer is verantwoordelijk voor de boeken welke hij ontleent, en moet de schade vergoeden die er aan toegebracht wordt. Het bedrag van die vergoeding wordt door het bestuur vastgesteld. Wie een boek verliest of erg beschadigt, is verplicht er de volle waarde van te betalen; geldt het een werk bestaande uit verschillende delen, dan dient eventueel heel het werk worden vergoed. 13 Wie een beschadigd boek ontvangt, moet de schade onmiddellijk door de bibliothecaris laten vaststellen, zo niet zou hij er later verantwoordelijk kunnen voor gesteld worden. 14 Het is streng verboden aantekeningen in boeken te maken, er platen, tekeningen of modellen uit te scheuren, door te halen of te calqueren, de hoeken der bladen om te vouwen. 15 Het is eveneens verboden de boeken aan personen buiten het huisgezin voort te geven, of boeken die aan volwassenen werden uitgeleend, aan kinderen voort te lenen. 16 Bijzondere voorwaarden tot uitlening der vakwerken uit de WISSELBOEKERIJ. Naast de vakwerken der Parochiale Bibliotheek, worden de boeken der Wisselboekerij van het Provinciaal Bestuur ter beschikking gesteld. Deze boeken, waarvan de Cataloog in de boekerij ter inzage ligt, kunnen voor een maand ontleend worden op aanvraag van de bibliothecaris. Daar het hier gewoonlijk kostbare werken betreft, zal de lezer er op bijzondere wijze zorg voor dragen. Ook zal voor elke schade stipt vergoeding worden gevraagd. 17 Aan de lezer die het reglement niet stipt naleeft, kan het gebruik der Boekerij ontzegd worden. Over elk geval in dit reglement niet voorzien, wordt door het bestuur beslist. Merk de zorg op voor de lichamelijke (4 & 7) en geestelijke gezondheid van de lezer (5 -15). Aan de goede staat van de boeken werden 3 artikelen (12, 13 en 14) gewijd.

De zedelijke en morele code, destijds aangebracht in de boeken

I Verboden lectuur: In strijd met de leer. II Streng voorbehouden lectuur: slechts bij uitzondering, om gegronde redenen, voor gevormde lezers. III Voorbehouden lectuur: Uitgaven die wegens bepaalde passages of grondgedachten niet voor alle volwassenen geschikt, maar voor gevormde volwassenen ontspanningshalve geschikt. IV Publicaties voor volwassenen V Publicaties voor allen VI Jeugdliteratuur Met dank aan Gaston Van Boxem en dochter Mie Erwin Van de Velde en Frank Hellemans

en

ng

eri

in Re 9.1

4

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


JOSEPH VAN PASSEN, EEN KONTICH SOLDAAT IN DE GROTE OORLOG LEZING 9 MAART 2018 - ALTENAKAPEL

D

e foldertjes, het artikel in het Informatieblad van onze gemeente en in de Uit-krant hadden resultaat. Met een zachte lentewind kwamen een zeventigtal geïnteresseerden aanwaaien. Waren wij dankbaar dat die ijskoude vortex voorbij was. De organisatie van zo’n avond is altijd een beetje springen in het donker. Zeventig mensen met interesse voor de belevenissen van een gewone soldaat in het begin van de Eerste Wereldoorlog. Nou ja. Die soldaat zou wel de vader worden van de latere voorzitter van onze kring, professor Robert Van Passen. Een kleindochter en drie achterkleinkinderen van de familie Van Passen woonden de lezing bij. Soms met verwondering en ontroering. Er zijn niet zoveel kansen waarbij je je zo betrokken kan voelen bij het wel en wee van je overgrootvader. De Gemeentelijke Erfgoedraad had als organisator alle logistieke voorzieningen getroffen. De Kring zorgde voor de inhoudelijke invulling en Clarimo voor de muzikale intermezzi. Clarimo is een gelegenheidsensemble van leerlingen klarinet van de muziekacademie van Mortsel en Kontich onder de kundige leiding van hun leraar Nestor Janssens. Paul Wyckmans herinnerde aan vorige lezingen van de Kring: o.a. rond de figuur van deken Jozef Van Herck, de spionne Margriet Ballegeer, de Dodendraad, de voedselbevoorrading tijdens WOI, de sfeer tijdens de oorlogsdagen, de smid van Lint, ... Het dagboek van Jozef werd in 2003 reeds uitgegeven als vierde jaarboek van Kring. Paul Catteeuw en Frank Hellemans gaven afwisselend stem aan de teksten van de rasverteller die Joseph was. Het dagboek werd destijds aangetroffen in een doos, samen met een aantal documenten en foto’s. Dat materiaal werd door Pieter Celis verwerkt in een mooie powerpoint. Eigenlijk kwam deze lezing drie jaar te laat. Want het dagboek beperkt zich tot het eerste oorlogsjaar, tot hij wordt gevangen genomen en weggevoerd naar Duitsland. Maar niemand die daar om maalt. Ter hoogte van Lovenjoel, nabij Leuven raakte Joseph door een geweerschot gekwetst in de dij. Daar werd hij een eerste maal gevangengenomen. De dodelijke vermoeidheid, de pijn, de angst voor de vijand, het wantrouwen van goedbedoelde handelingen van Duitse bewakers werden “passend” verwoord. Op miraculeuze wijze zou hij, samen met andere gewonde makkers, worden geëvacueerd. De plaats van de lezing, de Altenakapel trof. Eén van de spreuken in de verduisterde Altena kapel luidt immer: “Sacratissimum cor Jesu, miserere nobis”. En toen het document Patriotisme et Endurance, de pastorale brief van kardinaal Mercier werd geprojecteerd, dacht ik aan de scheiding tussen kerk, of beter geloof, en staat, scheiding die ook nu nog niet evident is. En de waarheid nog veel minder. De oorlogsprent van tekenaar Georges Van Raemdonck schoot me door het hoofd: “De Waarheid: Zal men mij dan eindelijk plaats geven? Aan de ene kant brute beestachtigheid, aan de andere kant overdreven sentimentaliteit”. De chaos in Antwerpen bij de verzamelpunten, de vreemde sfeer op Linkeroever toen een Duits schip “Gneisenau” voorbij voer, de lange en slopende voettocht over Wilrijk, Kontich en Walem. De schermutselingen in de brouwerij van Haacht, verder op naar Leuven. Een Duits verkenningsvliegtuig, Ulanen.… De blinkende knopen op het uniform

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

9.1

Een schoendoos vol materiaal

5


werden zwart gemaakt met roet. Zelfverminking van soldaten. Angst, honger, vermoeidheid. De warmte in de kapel maakte de beschreven zomerse hitte, verscholen tussen de hooimijten voelbaar. De hierna vermelde composities, door Nestor Janssens speciaal gearrangeerd voor klarinet, onderstreepten de sfeer, of brachten verademing. - Alexander’s ragtime band van Irving Berlin - Menuet uit ‘Le tombeau de Couperin’ van Maurice Ravel - It’s a long way to Tipperary van Jack Judge - Petite pièce van Claude Debussy - Quand Madelon van Camille Robert - Spiritual van Willem Strietman In een naschrift beschrijft Joseph nog zijn reis en gevangenschap in Duitsland. Dit en nog veel meer kan je allemaal nalezen in de uitgave “Van KorbeekLo tot Ramskapelle”, nog te verkrijgen bij de Kring. Bart Seldeslachts, burgemeester van Kontich, sloot op spontane wijze de lezing af. Hij voelde zich aangesproken, want zijn familie is afkomstig uit de streek van Lovenjoel. Zo wist hij te verduidelijken dat de brand van Leuven pas na de ontsnapping van de gewonde Joseph heeft plaatsgevonden. Hij lanceerde nog een warme oproep om op 11 november 2018 samen de herdenking van de vrede te vieren. Erwin Van de Velde (met dank aan de GER)

BEKENDE KONTICHNAREN: DICHTER EN LETTERKUNDIGE KAREL VERTOMMEN (DEEL I) KONTICH, HET DORP VAN MIJN JEUGD

Bij het ordenen van het omvangrijke archief van onze Kontichse geschiedschrijver prof. em. Robert Van Passen kwam eerder toevallig een brief tevoorschijn waarmee dichter en letterkundige Karel Vertommen vijfendertig jaar geleden, na de plechtige viering op zijn 80e verjaardag Robert Van Passen bedankte. Deze twee eminente Kontichse academici kenden elkaar misschien, alhoewel Karel duidelijk ouder was. Ze woonden immers nauwelijks op enkele tientallen meter van elkaar: Robert Van Passen op het Sint-Jansplein, Karel Vertommen aan de Mechelsesteenweg. Voeg hierbij nog het voorrecht dat ikzelf genoot om dankzij deze leraar Nederlands tijdens de laatste jaren van mijn Antwerpse collegetijd de Nederlandse literatuur en poëzie te leren lezen, begrijpen en smaken. Pas vele jaren later werd het me bij het neuriën van “Het Galgelied”, gezongen door kleinkunstgroep “De Vaganten”, duidelijk dat hier een oorspronkelijk gedicht van Karel Vertommen, op een vlotte en hedendaagse wijze werd getoonzet en gezongen. Bij wijze van inleiding op leven en werk van deze rasechte Kontichnaar loont het zeer de moeite om zijn brief (in de spelling van toen) te lezen en zo een beeld van Kontich op te roepen, een beeld van rond de Eerste Wereldoorlog en later tijdens het interbellum. Kontich is nu een randstadgemeente. In mijn kinderjaren, voor de eerste wereldoorlog, was het een dorp. Wel vormde het een centrum, waar men

en

ng

eri

in Re 9.1

6

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


vanuit Edegem, Hove, Lint, Waarloos en Reet kwam winkelen en waar de lollige sinjoren in een open koets, één keer per jaar, op Kontich - kermis, de bloemetjes kwamen buitenzetten. De grote verbindingbaan tussen Antwerpen, Mechelen en Brussel liep enkel door het dorp1. Antwerpse en Mechelse steenweg waren voor die tijd “zeer druk” wat niet belet dat wij als kinderen er op straat met de bal speelden en dat de mensen bij zomeravonden er op stoelen voor hun deur zaten te keuvelen en hun pijp te roken. Dan kwam er dikwijls een man of vrouw met een mand “ kreukels, krabben en gérnoot” (garnaal) voorbij, en die deden dan goede zaken. Er reden haast uitsluitend boerenkarren en af en toe eens een “voituur” (auto) voorbij. Soms ook een “ heuts”2 of mallejan die grote boomstammen vervoerde naar de zagerij van Gonthier3 in de Molenstraat. En verder reden er enkele fietsen. Ik herinner mij hoe een van de kermisattracties, - ik weet niet meer in welk jaar – erin bestond dat men dwars over de Mechelse steenweg een groot filmdoek had gespannen, waarop, met de hand gedraaid, een projector films afdraaide met acteurs die zich schutterig bewogen. Heel de straat stond vol volk, dat meeleefde met de avonturen van een of andere “arroseur arrosé”4. Maar op de doordeweekse dagen kwam geregeld het melkkarretje van Schroyens5 voorbij, een elegant wagentje met een stel blinkende koperen melkkannen en een frisse melkboerin, met wie wij als kinderen soms een stukje mochten meerijden. En om de veertien dagen kwam het karretje met azijn en mosterd van “ de strijder van 1830”, die met een zwierig gebaar uit een tonnetje met koperen banden een lepel mosterd in een glas kwakte, of soms kwam er ook een kaasboerin die kommetjes platte kaas leverde. Ik ging inmiddels mijn eerste wetenschap opdoen in de “ kakschool” bij zuster Alfonsine (die niet veel groter was dan de kleuters) en bij zuster Omboline. De ingang van dit schooltje was in de Zwarte Gracht (ik geloof, nu Van Dijckstraat). Ik ging daar naartoe van op de Mechelse steenweg, langs de Drabstraat en dan hoekje om (St.-Martinusstraat) waar een plechtig burgershuis in Biedermeierstijl stond, helemaal in een ommuurde tuin, waarin een moerbeiboom stond. Later gingen wij van die boom bladeren plukken voor onze zijdewormen (maar dat was onder de oorlog 1914-1918). Toen ik klaar was met de letter- en woordplankjes en met het matjesvlechten, ging ik naar de Gemeenteschool, de grote school in de Molenstraat, waar mijnheer Moers schoolhoofd was, Daar deed ik mijn eerste serieuze wetenschap op bij mijnheer Janssens, mijnheer Haest (ik kon toen niet vermoeden dat zijn zoon, Julien Haest in 1973 een monografie over mijn werk zou publiceren), en mijnheer De Belder. Ik zie er nog deciliters op de schappen staan, ik zie nog de bijbelse taferelen aan de wand en de andere platen, waarbij ons ingeprent werd dat wij geen “petrol op het vuur” mochten gieten of andere gevaarlijke dingen mochten doen. Ik hoor ons nog de tafels van vermenigvuldiging opdreunen, en in koor de vragen van de catechismus beantwoorden. In de hete zomerdagen van 1914 was ik op het Sint-Jansplein aan het spelen met een “ kapnon” (een tol) of met een “geseldop” toen daar iemand op de muur van de brouwerij van Huybrechts een biljet kwam aanplakken, waarop ik de vreemde woorden ultimatum en mobilisatie ontcijferde. Ik liep naar huis om te vragen wat dit betekende en meteen begonnen de klokken te luiden. Het was oorlog. In de dagen nadien trokken dag en nacht legerkolonnes over de Mechelse steenweg, karren en paarden, kanonnen en kanonnetjes op hondenkarren, jagers in ’t groen, lansiers in het blauw met lange brede mantels en met heuse lansen. De kasseien van de steenweg blonken als spiegels, de paarden schoven er op uit en de mensen gooiden er hun asbakken op uit. Enkele deuren voorbij ons huis, in de “Hertog van Beieren”6 was een soort hoofdkwartier waar men gewichtig deed. En dan kwamen de bezettingsjaren, toen de toenmalige turnzaal van de school dienst deed als bedelingslokaal van “ het komiteit” waar Amerikaanse voedingswaren werden bedeeld. Wij, de schoolkinderen, gingen iedere voormiddag met een lepel in een zakje aan de hals gehangen, naar de soepbedeling in de school van de Zwarte Gracht. Van die soep weet ik alleen nog dat ze zeer vet was. De melkkar van Schroyens kwam niet meer langs de huizen en daarom moest ik iedere middag, tussen de schooluren, met een melkstoopje melk gaan halen bij Jo Lawijt, voorbij het kapelleke van de Reep, over de viaduct en dan rechtsaf naar beneden, waar de hoeve stond met de begeerde melk en de eieren. Maar aan de oorlog kwam een einde. Weer luidden de klokken en op de speelplaats van de zusters had, onder het waakzaam oog van de zeer patriottische Moeder Melanie en de fanatiek tricolore zuster Azarie, een rondmars plaats van kinderen met zwaaiende vlaggetjes van de Geallieerden, waarbij zij uit volle borst moesten zingen: “Flamands, Wallons, sous le même drapeau, marchons unis, la tête haute et fière …”

Vertommen en Kontich

3

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

4 5 6

De Prins Boudewijnlaan dateert van 1933, de Astridlaan, rondweg rond het centrum van net voor WO II (1938). Heuts (in Kontich “nen neuts”): een houten voertuig, voorzien van twee assen met vooraan 2 kleine en achteraan 2 grote houten spaakwielen elk met een ijzeren band samengehouden. De achterste wielen hingen met een ketting vast aan de voorste die werden getrokken door 2 Brabantse trekpaarden. Onderaan hing een gevelde boomstam die zo over de weg werd getransporteerd. Zagerij Gonthier: later firma Hens en tenslotte autosloopbedrijf Carmoy. Het terrein werd uiteindelijk volledig opgeruimd, gesaneerd en terug ingevuld met sociale woningbouw. Een mooi voorbeeld van een geslaagd inbreidingsproject tussen Molenstraat, Transvaalstraat en de Expresweg. Hier bedoeld “de fopper zelf gefopt”. Waarschijnlijk echtgenote of dochter van boer Schroyens van de Pluyseghemhoeve hoek Villermontstraat en Edegemsesteenweg, gewezen burgemeester te Kontich. Langs de rechterzijde van de Mechelse steenweg, tussen Drabstraat en Duffelse steenweg, links van de vroegere beenhouwerij Van Goethem.

9.1

1 2

7


Dit duurde drie avonden, maar dan was het ook helemaal voorbij. Want dan kwamen de piotten terug van de IJzer en die vertelden andere verhalen over dat marcheren “sous le même drapeau”. Voor mij was de tijd aangebroken om te gaan studeren, niet meer gewoon leren, ik zou naar het Klein Seminarie te Mechelen gaan. Maar daar was alles nog in het Frans, dus moest ik eerst wat privé-lessen gaan nemen bij meester De Jongh, die achter zijn huis op de Mechelse steenweg, in zijn tuin een privé- klaslokaaltje had ingericht. Van toen af was ik alleen gedurende de vakanties in Kontich, maar vanaf 1920 was ik ingelijfd bij de studentenbond “Kerk en Taal”, die in de zaal van het Enkele bestuursleden en jongeren van Kerk en Taal, 1920 patronaat7 vergaderingen hielden, vol laaiende Vlaamse geestdrift. Ieder jaar werden er gedurende de grote vakantie toneelvoorstellingen gehouden waarvoor de decors zelf werden geschilderd, waarbij onder invloed van het expressionisme van het Vlaamse volkstoneel dapper zelf werd geschminkt met groen en blauw, en waarbij meer dan eens acrobatisch werd geacteerd. Onze programma’s en persmededelingen waren gesteld in de Kollewijn-spelling, tot grote ergernis van de koster-drukker Jos Molenmaeckers, die weigerde Kontich met een K te spellen. Die toneelopvoeringen maakten een definitief einde aan de traditie van de schooltoneel-opvoeringen met stukken over martelaressen die dropen van het bessensap en tenslotte glorieerden in een geweldige apotheose met Bengaals vuur. Of ook aan de patronaatsvoorstellingen van kluchten (voorafgegaan door sombere drama’s), kluchten waarin veel deuren en veel vergissingen voorkwamen. We mogen gerust beweren dat de activiteiten van de studentengilde in Kontich een kentering hebben teweeggebracht in het cultureel klimaat en een nieuwe wind lieten waaien doorheen het oubollige gestuntel van de vorige periode. Er ontstond een verlangen naar degelijker culturele werking en een afgetekende tendens naar groter Vlaams bewustzijn. Zo ontstond ook het Davidsfonds. Ik heb dit zelf niet veel kunnen volgen omdat ik alleen onder de vakanties in Kontich was, maar ik herinner mij toch levendig een voordracht van Wies Moens over Franciscus van Assisië, een voordracht in een Nederlands dat als hemelse muziek klonk. Minder hemels klonk de muziek van de Vlaamse Leeuw in de oren van zuster Azarie, wanneer dat lied bij een vergadering van het Davidsfonds werd gezongen in de zaal van het patronaat die vast paalde aan de meisjesschool en er zelfs mee in verbinding stond. Die bewuste zuster was nog niets geëvolueerd en bekloeg zich erover bij de geestelijke overheid dat August Rombouts, de voorzitter van dat verfoeilijke Davidsfonds, een soort ketter en een slechte Belg was. Zijzelf heeft zich met dit geval hopeloos belachelijk gemaakt. Inmiddels ontgroeide ik steeds meer aan het dorp van mijn kinderjaren en mijn jeugd. Wel heb ik nog enkele tientallen toneelvoorstellingen geregisseerd voor de K.A.J. en voor de V.K.B.J. of een openluchtspreekkoor gerealiseerd in de toenmalige Donnerse Bossen8 aan de Pierstraat, maar de studie en het beroep riepen mij elders. Toen werd ik gevraagd om een opvoering van de Middeleeuwse moraliteit ‘Elckerlyc’ te komen regisseren voor een Antwerpse V.K.B.J.groep in de St.-Willibrorduszaal. Daar leerde ik mijn toekomstige vrouw kennen… die jarenlang de zomermaanden had doorgebracht op een buitengoed te Kontich, hier juist achter deze school, in de Nieuwstraat, het hofke van Cassiers9. K.A.J. Gouwfeesten in de Donnerse (Pannen-)bossen 7 8

en 9.1

8

ng

eri

in Re

9

Bedoeld het Christen Volkshuis, eertijds ingang vooraan in de Molenstraat, nu feestzaal van het Sint- Jozefsinstituut. De Pannenbossen, achter het Schranshof, later bewoond door de familie Mertens in de Pierstraat. Nu ontoegankelijk dennenbos, speciaal biotoop deels met Corsicaanse dennen beplant, nog steeds eigendom van de familie Dela Faille de Waerloos. Hofke van Cassiers, statige woning op de hoek van de Schoolstraat en de Nieuwstraat, rond 1970 gesloopt voor de bouw van een modern appartementsgebouw.

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


Zo heb ik deze laatste veertig jaar nog altijd een gevoelsband met Kontich bewaard. Het blijft voor mij het dorp van mijn jeugd. Terecht vraagt de lezer zich af: wie was Karel Vertommen en zijn betekenis voor het Vlaamse cultuurlandschap tussen 1930 en 1980?

Het gezin Vertommen-Hellemans, zijn ouders

Karel Vertommen werd als Carolus Josephus geboren op 25 januari 1907 op de Mechelsesteenweg 30 (nu 36) als zoon van Henricus Florimondus (meester schoenmaker - handelaar) en van Rosalia Mathildis Hellemans, beiden van Boom, te Kontich gehuwd op 12 januari 1898 en later op 22 januari 1948 vertrokken naar Sint-Niklaas-Waas. Henricus Vertommen en Rosalia Hellemans verdienden het gezinsinkomen in een schoenwinkel, annex werkhuis voor herstellingen en werden gezegend met acht kinderen, twee meisjes en zes jongens. Carolus (Karel) was de voorlaatste jongen uit het rijtje: Renatus Henri, August Robert, Louis Cyrillus, Henricus Julianus, Anna Maria Josephina, Carolus Josephus, Leon Florimondus en Adriana Maria. Zijn geboortehuis Mechelsesteenweg 36 werd daarna tot 14 juni 1963 bewoond door het gezin Hellemans– Vermoere. E. Van Dessel, poelier, woonde in 34 en verbouwde beide woningen tot één geheel. Hij kreeg zijn bouwwaarborg voor herstel wegenis terug op 10 maart 1966.

Karel Vertommen in 1976 met zijn 108-jarige moeder, Rosalia Hellemans

Een klant, klagend over barstend schoenleer, eist in 1926 een nieuw paar schoenen. Schoenmaker Vertommen spreekt op zijn beurt de Brusselse leverancier aan.

Student te Mechelen in 1930

Karel gaat naar school en studeert

Tussen 1914 tot 1920 vinden we Karel Vertommen in de Gemeentelijke Jongensschool van Kontich. Zijn humaniora verliep zoals hijzelf vermeldde in het Frans en wel in Mechelen in het Klein Seminarie. Aan het einde volgde hij er ook een hele poos een priesteropleiding, die hij niet afmaakte. Tussen 1931 en 1935 studeerde hij aan de Katholieke Universiteit in Leuven waar hij de cursussen van de faculteit Germaanse filologie volgt. Hij promoveert er als licentiaat in de Wijsbegeerte en Letteren met een thesis getiteld “Gemeenschapskunst en het programmatisch streven der naoorlogse katholieke Jongeren”. Het zal voor hem een zuiver ideaal worden, zelfs een levenshouding.

Leraar Nederlands en dichter

In zijn correspondentie vinden we brieven terug van de directie van het Sint-Jan Berchmanscollege te Diest die hem tien lesuren aanbiedt. Zoals vele andere afgestudeerde germanisten in die tijd vertrok Karel Vertommen als leraar Nederlands naar Wallonië en gaf er les in het Athenée Royal de Chimay. Hier vond hij tijdens een wandeling aan de rand van het stadje de inspiratie voor het schrijven van zijn meest bekende gedicht. Later schrijft hij over het “wisselend” gebruik van dit gedicht naargelang de uiteindelijke bedoeling. Het wordt een bijna filosofisch traktaat waarin Vertommen de volgende twintig jaar uit de Belgische en internationale politiek verdoken laat doorklinken..

Het galgenlied

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

9.1

Ex-libris

9


De levensloop van een gedicht kan worden vergeleken bij die van een zaadpluisje. In een ogenblik van inspiratie blaast de dichter zijn poëzie als pluisjes de wereld in, maar hij weet niet waar zij zullen dalen, waar zij beregend zullen vergaan in de vergetelheid of waar zij zullen wortel schieten in een ontvankelijk gemoed. Later, soms véél later, staat hij even verrast als Longfellow “And the song, from beginning to end, I found again in the heart of a friend”. Maar niet zelden is het gedicht hem inmiddels ontgroeid, het heeft een zelfstandig bestaan gekregen: door het “gebruik” zijn de gelaatstrekken veranderd en de dichter herkent het nauwelijks. In 1936 - merk goed dit jaartal - deed ik te Chimay, waar ik destijds woonde, een wandeling even buiten de stad. Het was in de maand november, mistig, en de lucht was gesloten. Zoals in vele steden is ook daar, buiten de oude muren, een plaats die heet ‘ la potence’, het galgevel, een kleine heuvel waarop nog een arduinen zuil staat. Meer is er niet nodig om de lont aan de verbeelding te brengen. Welke drama’s hebben zich in de loop der eeuwen hier afgespeeld in dit somber landschap? Was de plaats waar gerechtigheid moest geschieden niet dikwijls een plaats van onrecht…? Eer ik thuis was van mijn wandeling was mijn gedicht klaar. Ik moest het alleen nog neerschrijven en de volgende maand verscheen het in het tijdschrift “Volk” waaraan ik destijds meewerkte. Tekst van Het Galgeveld, geïllustreerd door Frank-Ivo Van Damme In 1939 werd het opgenomen in mijn bundel en kalligrafie van Joke van den Brandt. “Brood” die bij Het Spectrum verscheen en… enkele maanden later brak de oorlog uit en mét de oorlog sloegen in de harten de passies van haat en wraak los, die jaren lang hun werk bleven doen. Het arme “Galgelied” kreeg het zwaar te verduren en de dichter moest lijdzaam toezien hoe een louter menselijke ontroering tot politiek pamflet werd vervormd. Achtereenvolgens moest deze ballade dienen om de rechters te Londen ermee op te knopen, nadien om de politieke collaborateurs te straffen, op hetzelfde moment om de krijgsauditeurs naar de eeuwigheid te zenden, weer later om “ de rechters” van kardinaal Mindszenty te vonnissen. De dichter moest zich zelfs herhaaldelijk verantwoorden voor de fratsen van dit al te zelfstandig geworden geesteskind dat zich in persmilieus vertoonde, waar zijn aanwezigheid een uitgesproken karakter aannam. De laatste die er verschrikkelijk aanstoot aan nam was Jos Van den Eynde, voorzitter van de Vlaamse vleugel van de BSP, in volle onderwijsstrijd. Hij ergerde zich aan het gebruik van de teksten door de Limburgse geestelijkheid tegen de wetswijzigingen van minister Collard. De laatste tijd gedraagt het zich rustiger en vertoont het zich bij voorkeur in bloemlezingen en op schoolproclamaties. Och ja, ook geesteskinderen kunnen soms lastig zijn. Paul Wyckmans

en

ng

eri

in Re 9.1

10

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


WIJ WAREN JONG IN KONTICH-KAZERNE

P

as in de jaren zestig van vorige eeuw is Kontich-Kazerne beginnen uitgroeien tot de grootste wijk van onze gemeente. Vóór de stichting van de parochie en de komst van de paters Montfortanen werd het Stationsplein als het centrum beschouwd. In de 19e eeuw stond daar zelfs een kleine brouwerij. Opvallend dat er toen meer winkels en cafés waren dan nu, vooral dan langs de Lintsesteenweg (langs de spoorlijn) en in de Dorre Eikstraat. Die laatste was trouwens een deel van de weg van de Duffelsesteenweg via Lint naar Lier. Enkele oude huizen zijn daar nog de getuigen van, je kan ze herkennen aan het baksteenpatroon. De straat liep gewoon door toen de spoorweg werd aangelegd. Er was wel een bareel die werd gesloten als er een trein in aantocht was. Pas toen de spoorlijn werd geëlektrificeerd werd de overweg afgesloten. In de Hoge Akker was er een nonnenkloostertje met een schooltje. In de jaren dertig werd het klooster van de paters opgericht en een jongensschool. Aan een knooppunt van zandwegen werd de kerk gebouwd. En zo werd mettertijd het centrum naar hier verlegd. We spraken met enkele “echte” Kazernenaren, hier geboren en getogen in het interbellum. Zij diepten foto’s en herinneringen op uit lang vervlogen jaren. We gaan dus terug naar een tijd die de meesten van ons niet kennen. Een tijd waarin de Tweede Wereldoorlog een belangrijk keerpunt in hun leven betekende. Alles was toen nog o zo anders… Maar daarom niet altijd beter. Overspel bleek een populair plaatselijk tijdverdrijf, en opvallend talrijk waren de buurtbewoners die verongelukten of waren gesneuveld, en ook de sukkelaars die zelf een einde maakten aan hun leven, onder een trein of aan een boom…

De jongens van de Statie

Maurice Sys (1928) is gekend in heel Kontich. Hij heeft heel wat stielen beoefend, maar is waarschijnlijk het meest gekend als de luimige gerant van de cafetaria in de sporthal. Het speelterrein van zijn prille jeugd was het Stationsplein. Daar stond een huis met twee deuren tegen elkaar, en op een keer hebben ze een vervelende klikspaan daar met koorden aan vastgebonden en dan deden ze bellekentrek. Lachen geblazen als die twee deuren dan tegelijk opengingen! Of ze gingen de soldaten die op wacht stonden aan de poort van de kazerne plagen. En hondenpoep aan de deurklinken smeren om de moffen tijdens de oorlog een loer te draaien. Meer dan één keer werden hij en zijn spitsbroeders gevat en in het cachot van het poortgebouw opgesloten. Sinds 1938 was Maurice met zijn ouders verhuisd naar de Lintsesteenweg en kon hij vanuit zijn zolderkamer recht binnen kijken in de huizen naast de kazerne. Daar logeerden jonge Walinnetjes die hij daar meermaals “in hunnen blote” zag rondlopen. We wandelden langs de Lintsesteenweg en de Dorre Eikstraat – waar hij in nummer 18 geboren is – naar de Hoge Akker, waar hij nu woont. Tientallen anekdotes kwamen naar boven. Hij wees naar het huis van Joske Crauwels, de taximan, die woonde waar het Stationsplein smaller wordt. Op het hoekske woonde Louis De Maere: als ge uw kat kwijt waart dan had Lowieke ze waarschijnlijk binnengespeeld! En hij wees ook naar waar hij wist dat er vroeger winkels waren op de Lintsesteenweg: de hoedenwinkel van Van Gorp, bakker Van Hove, een fotograaf, een beenhouwerij, een kolenmarchand, en ene die in verzekeringen deed… We konden er geen precieze huisnummers op plakken want “alles is danig verbouwd”. In de Dorre Eikstraat had je links de kleine winkeltjes van Rozeke van Lippelo en daarnaast van Sofieke, de moeder van Staf, de coiffeur. Er was zelfs een fietsenwinkel en een verfwinkel. Er was ook de ijzerwinkel van Verschueren: zijn vrouw hield open, hij zelf was smid bij de Spoorwegen. Veel huizen stonden er niet vóór de oorlog: aan de pare kant werden heel wat gronden ingepalmd door de bloemisterij van Crauwels. In een van de schamele huisjes aan die kant woonden ook drie jonge vrouwen: zij werden de gele, de rode en de zwarte tram genoemd, naar de

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

9.1

Een frivole tram

11


gekleurde potsen die ze op hun hoofd zetten en vooral naar hun eerder frivole bezigheden. Wat die bezigheden waren, kan je wel raden, zo vlak bij een kazerne. We laten hem voort aan het woord.

Elfkroegentocht

“Weet ge dat er in Kontich-Kazerne vroeger minstens tien cafés waren? Aan het Stationsplein, waar nu de nachtwinkel is, hadden we Café de la Station, tevens bakkerij Van Santvoort. Kleindochter Lucienne leeft nog, die heeft hier later café De Rogluc uitgebaat. Op het einde van het plein is er nog altijd café De Vlaschaard Café de la Régence, nu De Vlaschaard (Stationsplein 5, vroeger café de la Régence-Bourgeois), al heette die vroeger anders. Daar woonde toen Louis Van Craen. Die had drie dochters: Rosa, Jeanine en Mitteke. En een zoon: Sus. Deze Louis Van Craen was lid geweest van de Bende Nauwelaerts. Vooral Mitteke was een meiske dat zich graag liet trakteren: dat was goed voor de omzet. Den Bol en de Pin kwamen er vaak kaarten, en als ze samen speelden dan hadden ze bepaalde tekens om af te spreken welke kleur er moest gespeeld worden: eens wrijven aan het oor of aan de neus …

Met de Bende (van) Nauwelaerts wordt eigenlijk een drietal bendes bedoeld. Eén ervan werd de Bende Bens of van Kontich genoemd. 21 misdadigers stonden in 1925 terecht voor alles bij elkaar zo’n 200 misdaden. Vanaf 1918 tot begin 1921 hadden zij de streek rond Antwerpen onveilig gemaakt met diefstallen, nachtelijke overvallen en ook moord. De meeste mannen waren rond de dertig, een aantal van hen had in Duitsland gezeten om voor de bezetter te werken. Eenmaal in het vaderland teruggekeerd vonden zij het eenvoudiger te leven van diefstal en inbraak dan weer in het fabriek of aan de dokken te gaan werken. Op het platteland heerste immers nog chaos terwijl er weer voedsel in overvloed kwam. Op de duur werden de acties grimmiger en werd er ook gemoord en verkracht. De vonnissen varieerden van vele jaren dwangarbeid tot doodstraf.

en 9.1

12

ng

eri

in Re

Wat verder, aan het begin van de Lintsesteenweg, hadt ge het café van Boske Maes. Als het kermis was, kwam de harmonie van Kontich met muziek voorbij. Als hij ze hoorde aankomen, begon hij pinten te tappen en klaar te zetten, want de muzikanten hadden bonnetjes gekregen voor drank. Maar hij moest ze beteuterd zien voorbijstappen want ze trokken naar een volgend café! En later werd dat dan Bij Gust Van Looy. Daar hing een hele rij flessen en zijn zoon kon daar muziek op spelen. Nog verder in nummer 14A was café In de Welkom. Bij Trees van Pier Van Craen; die hadden vier dochters: Anna, Mit, Lieske en Gaby. Die Van Craen was niet bij die Bende van Nauwelaerts. Dat was het café met de drie deuren. Daar stond een biljart en de vloer was met zand bestrooid. Als het kermis was, werd de biljart in een hoek geschoven en kwam er een batterist, een sax en een trekzak en werd er gedanst. Op de hoek met de Dorre Eikstraat was het zesde café, Bij den Bol. Dat was Louis Franck en die was getrouwd met Maria Van Craen, de zuster van Louis Van Craen van de bende Nauwelaerts. Zij hadden drie dochters: Emma, Bertha en Gaby (Gabbe). Eén ging werken bij het luxewarenhuis Vaxelaire-Claes (op de hoek van de Groenplaats en de Koers langs de Lentsesteenweg Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


Café In de Welkom

Drie dochters van den Bol, de vierde rechts is een vriendin

Nationalestraat, nu Karel de Grote Hogeschool), één werd coiffeuse en de derde medisch vertegenwoordiger. Het krioelde daar elk weekend van de studenten van Leuven met hun klak op, die zorgden dat er met carnaval een kleine stoet was. Met Statie Kermis stond daar altijd een grote tent met een reuzenorgel. Ambiance tot en met! Den Bol die deed ook in paarden en richtte zelfs wilde paarden af. Hij had een wei in de Ganzenbol in Lint. In de jaren ’38-’39 na de periode van den Bol kwam er een pronte dame die samen was met den Brikke, een van de broers Brijs (zie verder), en die had heel goed te doen, want het was mobilisatie en er lagen wel zo’n duizend recruten in de kazerne. Ze hebben dan in een zijgevel een venster gemaakt en langs daar verkochten ze frieten. Dat moet de eerste frituur van Kontich-Kazerne zijn geweest! Dat marcheerde geweldig. Bij het binnenkomen van de Duitsers is dat opgedoekt. De café heeft bij de bevrijding nog een hele tijd bezoek gehad van de Engelsen en Canadezen en alles draaide op volle toeren. In de Dorre Eikstraat was het lokaal van de toenmalige BSP In de Ton. Dat café werd toen uitgebaat door De Kiep die eigenlijk Rik Hubertus heette. De Rik was de broer van schilder Louis Hubertus en die heeft zelfs de tweede prijs gehaald in de Grote Prijs van Rome. Hij heeft in de tijd samen met zijn zoon een mooie plafondschildering gemaakt boven het altaar. Het is later spijtig genoeg onder pater Klerckx overschilderd. Met de kermis werden er volksspelen gehouden, zoals hanekap.

Een wereldkampioen in Kazerne

Een wereldberoemde bewoner van de Dorre Eikstraat was wielrenner Dolf Verschueren (1922-2004), kampioen (stayer) van België in 1950, 1951, 1952, 1953; kampioen van Europa in 1951 en wereldkampioen in 1952, 1953 en 1954. Dolf woonde in de Dorre Eikstraat 10 en werkte als bakkersgast in Mortsel. Hij stond bekend als klein maar sterk. Tijdens de korte pauze die hij had, reed hij met de triporteur naar huis voor het middageten! Zijn broer Jos (1920) was naar ’t schijnt nog sterker. Hij geraakte als soldaat op 19-jarige leeftijd gekwetst in Adinkerke en stierf in Brugge op 7 juni 1940. Zij waren neven van meester Jos Verschueren van de Jongensschool in Kontich-Dorp.

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

9.1

In de jaren 1935 à ’45 zijn aan de hoek Kapelstraat-Hoge Akker twee woningen gekomen en op de hoek was het dan café Bellevue bij Louis Heymans, of beter gezegd “Louis van de Pin”; in de tuin (waar nu de keuken is van het chique Italiaanse restaurant La Cucina) was er een kegelbaan en er werden voor grof geld weddenschappen afgesloten. Later was er nog een crèmerie. Louis reed dan ook rond met crème glace. Hij had een toer tot aan Het Lelieke in Duffel en dan langs Lint. Tegen vijf uur ’s avonds stond hij aan het station: dan waren er veel reizigers die moesten wachten op de aansluiting naar Boom. Hij verkocht ondertussen ijsjes door de poort die toen nog gesloten was.

13


Iets verderop was dan In de Vriendenschaar, het café van Karel (Charel) Joris en daar was de voetbalploeg Delphi gevestigd. Die hadden hun speelterrein op het einde van de Hoge Akker en dat terrein was afgemaakt met juten zakken om het spieken te verhinderen: ge moest betalen om de matchen te zien! Ze kleedden zich daar in de Kapelstraat om en gingen dan te voet naar het einde van de Hoge Akker. Met Pasen was er altijd een tornooi waar veel volk op af kwam. Sus, een zoon van Louis Van Craen, was een goede keeper: hij heeft nog bij Lierse gespeeld. En de broers Brijs, die woonden op het einde van het Stationsplein, waren ook goei sjotters: zij werden verkocht aan Marchienne. Dan waren er nog twee cafés wat verder weg. In den Duffelshoek hadt ge In De Groene Wandeling bij Cuypers. En wat verder op nummer 46 café De Boskapel van Broodhaers, een oud-majoor die als bijnaam “het majorke” had. Ook daar stond met de kermis een speeltuig. Wat betreft het elfde café, dat was van mevrouw De Groof, die had vier kinderen: Jozef, Marie, Frans (getrouwd met Mina) en Mathilde. Dat was café De Kruk of Het Krukske in de Ooststatiestraat: dicht bij de Broekbosstraat aan de hoeve van Jef De Laet en naast het winkeltje van Jef Vermeiren (die was getrouwd met een Fons Lejeune, halfbroer van Maurice, met op de achtergrond de Française).” onbebouwde Duffelshoek Wie had gedacht dat het vandaag zo rustige Kontich-Kazerne ooit zoveel drankgelegenheden telde? En ook al zijn ze de naam van vele van die cafés vergeten, onze autochtone Kazernenaars herinnerden zich nog altijd levendig de namen – vaak bijnamen – van cafébazen en -bazinnen. Het mag duidelijk zijn: Kontich-Kazerne was een volkse en gezellige gemeenschap die hield van leute en plezier. De deken van Kontich vond echter dat het er te liederlijk aan toeging in dit afgelegen gehucht. Het was nodig dat er paters kwamen om orde op zaken te stellen! En zo geschiedde: we komen weer in de jaren 1930. Toen werd er een Montfortaan als eerste pastoor aangesteld. Maar dat verhaal stond in nummer 2 van onze vorige jaargang… Voor deze afleveringen danken we Maurice Sys voor zijn inzet en contacten met Frans Henderieckx (1931, “Sus van Gabbe van Trees”), Frans Broodhaers en Josée Joris (die als kind opgroeiden in respectievelijk De Boskapel en In de Vriendenschaar). Volgende keer laten we Jeanneke Verelst (1920) aan het woord, die als meisje en jonge vrouw de groei en bloei van Nieuw-Kontich meemaakte. Wie nog over foto’s of andere interessante documenten van Kontich en Waarloos van vroeger beschikt, mag altijd contact opnemen met de redactie. Je krijgt alles gegarandeerd terug! Frank Hellemans

en

ng

eri

in Re 9.1

14

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


Koken kost geld. Het is een spreekwoord dat wat in onbruik is geraakt, maar toch wel heel erg de waarheid is. En dat geldt ook voor Reineringen. Ondanks alle mogelijke prijsstijgingen van drukkers, papier… hebben wij zeven jaar lang het abonnementsgeld op vijftien euro kunnen houden. Een blik op gelijkaardige tijdschriften toont ons daarbij dat we echt wel goedkoop waren. En daarenboven doen we geen beroep op sponsoring van buitenaf, waardoor uw tijdschrift brandschoon en reclamevrij blijft. Maar nu zien we ons wel genoodzaakt om de prijs op te trekken tot twintig euro voor een jaar Kontichs leesplezier. Het is nooit leuk om meer geld te vragen, maar we hopen toch dat onze grote schare lezers hiervoor begrip kan opbrengen. En wees gerust, we zullen nooit toegeven op de kwaliteit. Die krijgt u van ons gegarandeerd. Vier nummers vol.

Activiteitenkalender en Nieuws Museum voor heem- en oudheidkunde: elke zondag open van 14 tot 17 uur met gids. Het museum is wel gesloten tijdens de maanden juli-augustus en december-januari-februari. Ben je op zoek naar de oude nummers van Reineringen of publicaties die met Kontich te maken hebben? Surf dan gewoon naar www.issuu.com. Op deze webstek tik je bij zoeken gewoon “Reineringen” of “Kontich” in en je komt zo bij onze vroegere nummers terecht. Activiteiten in samenwerking met de Gemeentelijke Erfgoedraad naar aanleiding van de herdenking van de Eerste Wereldoorlog (Data en onderwerpen onder voorbehoud) 11-11-18 Afsluitende festiviteit: De bevrijding Abonnees van Reineringen – vrienden van het museum Graag houden we jullie op de hoogte van al onze activiteiten en publicaties. Dit is echter enkel mogelijk als u ons uw e-mailadres bezorgt via reineringen@gmail.com . Uiteraard kan u zich altijd laten uitschrijven op eenvoudig verzoek aan hetzelfde mailadres. Facebook Je vindt onze heemkundige kring nu ook op Facebook. We posten er op regelmatige basis foto’s uit de oude (en nieuwe doos). Enkele honderden mensen hebben de weg al gevonden. Hoe geraak je erbij? Zoek gewoon onder “Kontichse historische weetjes”. Ook op LinkedIn zijn we aanwezig. Daar vind je berichten i.v.m. de heemkundige kring.

Abonnement?

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

9.1

Als je van dit nummer van Reineringen houdt, dan ligt ook de toekomst van dit blad je nauw aan het hart. Nieuwe abonnees ontvangen ALLE nummers in 2018 door overschrijving van minimum 20 euro op rekening BE77 41550442-2142 met vermelding van uw naam, adres en “Reineringen 2018”. Het IBAN-kenmerk is KREDBEBB.

15


Retouradres: Koninklijke Kring voor Heemkunde Duivenstraat 22 2550 KONTICH

Reineringen 9 (2018), 1 Driemaandelijks (januari - maart 2018) Afgiftekantoor Herzele P 912187 - Herzele

INHOUDSTAFEL: Pagina 1 Voorwoord Pagina 2 Boeken lenen en lezen in Kontich Pagina 5 Lezing 9 maart 2018 - altenakapel Pagina 6 Karel Vertommen – deel 1 Pagina 11 Wij waren jong in Kontich-Kazerne Pagina 15 Activiteitenkalender en nieuws Colofon Reineringen, Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich, 9 (2018), 1 ISSN 2033-2742 Redactie: Paul Catteeuw, Frank Hellemans, Erwin Van de Velde en Paul Wyckmans Eindredactie: Paul Catteeuw Druk: Editoo, Erpe-Mere Verantwoordelijke uitgever: Paul Wyckmans, Duivenstraat 22, BE-2550 Kontich Correspondentieadres: reineringen@gmail.com © 2018 – Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich De auteurs zijn verantwoordelijk voor de inhoud van hun eigen bijdrage. Abonnementen (inclusief lidmaatschap “Vrienden van het museum”): minimum 20 euro. Te betalen op rekeningnummer BE77 4155-0442-2142 met de vermelding van uw naam, adres en “Reineringen 2018”. Het IBAN-kenmerk is KREDBEBB. Voor een los nummer betaal je 5 euro Gelieve eventuele adresveranderingen zo snel mogelijk aan ons mee te delen. Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich, Documentatiecentrum Duivenstraat 22, BE-2550 Kontich, +32 3 457 86 04 heemkunde.kontich@gmail.com

Museum voor Heem- en Oudheidkunde Bibliotheek- en cultuurgebouw Sint-Jansplein, BE-2550 Kontich www.museumkontich.be


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.