Reineringen 8/4 (2017)

Page 1

Reineringen

Duivenstraat 22

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich Verschijnt driemaandelijks • Jaargang 8, nummer 4 (oktober -december 2018)

I

Voorwoord

n dit dertigste nummer van ‘Reineringen’ proberen we weer uit zoveel mogelijk verschillende periodes boeiende verhalen over Kontich en Waarloos te bundelen. Hier bijna chronologisch geordend kun je volgende bijdragen lezen. Hoe in Kontich een volksboekerij tot stand kwam (1863) die pas in 1998 overging in de huidige Gemeentelijke Bibliotheek, vormt een spannend verhaal over volksontwikkeling in de 19e en 20e eeuw. Erwin Van de Velde en Frank Hellemans tekenden deze geschiedenis op uit de mond van Gaston Van Boxem, onderwijzer en decennialang bibliothecaris, en zijn dochter-bibliotheekdeskundige Mie. Op deze pagina vind je alvast een beeld van de Magdalenastraat dat vele Kontichnaars zich zullen herinneren. Het tweede deel van ‘De Ramp van Kontich’ eindigt in dit nummer met het proces en de voorwaardelijke veroordeling van wisselwachter Van Thuyne. Hiermee besluit Paul Wyckmans het relaas van de Kontichse treinramp uit 1908 met het grootste aantal dodelijke slachtoffers tot hiertoe opgetekend bij een Belgische treinramp. Onze vliegende reporter Erwin Van de Velde maakt een bondig overzicht van de schitterende lezing door kringlid Paul Catteeuw over de figuur Jozef Van Herck, aalmoezenier aan het IJzerslagveld tussen 1915 en 1918 en later deken van Kontich en in 1943 stichter-voorzitter van onze kring. Met diens prachtig beeldmateriaal van toen, nu aangeleverd door Pieter Celis, Guido Pede en Guido Theys, wist hij de meer dan honderd aanwezigen meer dan twee uur te boeien. De eigen composities van volkszanger-gitarist Marc Hauman maakten het geheel heel genietbaar. Ook al speelt Kontich er slechts een bijrol in, toch willen we u het tweede deel van de ‘Spaanse Furie’ ingeleid en bewerkt door Erwin Van de Velde en Paul Catteeuw niet onthouden. Deze wekelijks verschenen Hanskes van Abraham Hans hebben decennialang onze Vlaamse jeugd leren lezen. Tot slot bespreken we het boek van André Mens, gedreven Edegems auteur en historische gids, gebeten door Fort IV en de gefusilleerde WOI-spionnen. Paul Catteeuw, Frank Hellemans, Erwin Van de Velde en Paul Wyckmans

Twee speciale mededelingen

Praktisch: het lidgeld voor 2018 blijft onveranderlijk vastgesteld op € 20 voor vier nummers. Liefst te betalen bij ontvangst van het eerste nummer van jaargang 9! Te onthouden: Wie herkent in onze kringstempel het jaartal 1943 niet? Dit betekent dat we in 2018 het 75-jarig bestaan van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich zullen vieren met diverse activiteiten. Lees hierover meer in volgende nummers!


GROOTSTE BELGISCHE SPOORWEGRAMP OOIT DE RAMP VAN KONTICH (SLOT)

I

n ons vorig nummer beschreven we uitvoerig hoe te Kontich in 1908 de trein Antwerpen - Brussel zich met volle stoomsnelheid in een stilstaande trein naar Lier boort. We beschreven de ravage, de evacuatie en verzorging van de tientallen gekwetsten en doden. Terwijl politie en rijkswacht naarstig op zoek gaan naar de gevluchte wisselwachter, totaal in shock, vernemen we hoe de vork echt aan de steel zat. Zoals steeds zijn er strikte procedures om ongevallen te vermijden, maar het blijkt snel dat hogere oversten de toepassing ervan overlaten aan lagere ambtenaren die bij gebrek aan voldoende kennis van de tweede landstaal niet in staat zijn deze orders correct toe te passen. De zoektocht naar de gevluchte seinwachter, het vastleggen van de niet opgenomen verantwoordelijkheden en de uiteindelijke juridische afhandeling lees je hieronder in het derde hoofdstuk.

De uitspraak van de rechtbank deed velen de wenkbrauwen fronsen!

en 8.4

2

ng

eri

in Re

Op 11 december 1910 opende de correctionele rechtbank van Antwerpen het proces van ‘de ramp van Kontich’ zoals ze al snel werd genoemd. De rechtbank werd voorgezeten door rechter Bareel. Substituut Godenir trad op als openbaar ministerie namens de Belgische Staat. Slechts vier beklaagden zaten in de beschuldigdenbank: wisselwachter Camiel Van Thuyne, meestergast J.B. Bodenghien en twee van zijn helpers, de werklieden J.B. Malineaux en G. Denis. Er werden veertig getuigen opgeroepen: meestal experts, ingenieurs en hogere beambten van de Belgische Spoorwegen. Onze wisselwachter werd verdedigd door twee advocaten bij de Antwerpse balie, met name de meesters Hostie en Vrints. Voor het proces had men in de rechtszaal een schaalmodel van het station Kontich-Kazerne opgesteld. Beschuldigde Van Thuyne werd in het Nederlands ondervraagd, de drie anderen in het Frans. De conclusie was dat de ramp werd veroorzaakt door een ongelukkige samenloop van omstandigheden. De vroegere onderzoeksrechter, intussen al bevorderd tot rechter, verklaarde dat hij op 21 mei om 10.30 u. ter plaatse aankwam. Het stond volgens hem vast dat de ramp te wijten was aan een fout van wisselwachter Van Thuyne. Deze verklaring en de daarop volgende getuigenis van de substituut werden enkel in het Frans afgelegd. Van Thuyne, die geen Frans sprak, wist dus zelfs niet wat over hem voor de rechtbank werd verteld. De gewezen onderzoeksrechter vervolgde met zijn relaas waarvan de details inmiddels al bekend waren, namelijk dat de aankomende trein in volle snelheid op de stilstaande trein voor Lier en Turnhout was ingereden, Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


omdat de wissel verkeerd stond. Van Thuyne had bij zijn ondervraging door Vermeer al verklaard dat niemand hem verwittigd had dat, door de aan de gang zijnde werkzaamheden, de seinen niet meer normaal functioneerden. Geen enkele verantwoordelijke had hem bevolen de wisselstand te veranderen. Onderzoeksrechter Vermeer getuigde dat de ramp duidelijk te wijten was aan een slechte organisatie en een flagrant gebrek aan overeenstemming in het beheren van de uit te voeren werken. Het is ongelooflijk wat ik op dat gebied in de loop van mijn onderzoek ben tegengekomen, getuigde Vermeer. Hij zei o.m.: ‘…elkeen schijnt er zich op toe te leggen om alles van zijn eigen rug te schudden en alles aan anderen te wijten, en zulks loopt schier tot in het oneindige…’. Belangrijk is dat hij aanstipte dat volgens hem verschillende diensten van de spoorwegen niet samenwerkten en er volgens hem geen onderlinge verstandhouding was. Hij besloot met te zeggen dat er wel een stoffelijke fout was begaan, maar de vraag moest worden gesteld naar de verantwoordelijkheid hiervoor . Na hem kwam het openbaar ministerie aan het woord. Verschillende kranten waaronder ‘Het Handelsblad’ hadden in hun verschillende uitgaven vermeld dat Van Thuyne er maar bij manier van spreken voor spek en bonen bij zat, daar hij toch niet begreep waarover het allemaal ging. Zij kregen de volgende zitting voldoening. Van Thuyne kreeg een tolk toegewezen ‘…om voor Van Thuyne de bijzonderste verklaringen in het Vlaamsch te vertalen…’. De tolk heette Van Slijpe. Hij moest naast Van Thuyne gaan zitten. Beiden zaten gescheiden van de drie andere beschuldigden. Een volgende getuige was de gewezen algemeen secretaris van de hoofddirectie. Hij stelde het verslag op van het bestuurlijk onderzoek. Volgens hem was het niet nodig dat men de stationschef verwittigde, het ging tenslotte niet over belangrijke werkzaamheden. Had iedereen zijn plicht gedaan, was er niet het minste gevaar geweest, zei hij. De substituut antwoordde hem dat het toch wel beter was geweest om de stationschef te verwittigen en de gelegenheid te geven om gepaste maatregelen te nemen. Zo zou de ramp niet plaatsgevonden hebben. Volgens getuige echter viel het nemen van maatregelen buiten de bevoegdheid van de stationschef. Dit werd dan weer tegengesproken door de vele omzendbrieven en reglementen van het spoorwegbestuur. Het is verbazend, schreef de reporter van ‘Het Handelsblad’, die hogere ambtenaar nu te horen verklaren dat die omzendbrieven, die ze nota bene zelf aan de minister hadden gevraagd, als niet ter zake doende te horen bestempelen. Bij de ondervraging van de onderchef Bijnen van Kontich-Kazerne verklaarde deze dat hij op de rampdag van dienst was. Hij was ook niet van de werkzaamheden op de hoogte gebracht. Hij verklaarde echter, in tegenstelling tot zijn hogere oversten, dat hij wel degelijk had moeten worden verwittigd. Hij zou dan verplicht geweest zijn om voorzorgsmaatregelen te nemen. De rechter zei tegen de getuige dat alle hoge ambtenaren waren komen getuigen dat hij niet moest worden verwittigd. Hoezo, antwoordde getuige, en hij haalde zijn boekje met de reglementen van de Staatsspoorwegen boven en bewees dat hij wel degelijk gelijk had.

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

8.4

Frans is de voertaal

3


Tot slot willen we nog één getuige aanhalen. Het was het getuigenis van de algemene opzichter van de werken. Deze zei dat de algemene directeur van de dienst Wegen en Werken op de hoogte was van het werk dat moest worden uitgevoerd. Hij moest weten hoe het werk geschiedde. Maar voor zulke kleine werken als hier het geval was, liet hij die regeling aan ondergeschikten over. Op de vraag van de substituut wie het geschikte ogenblik om de werkzaamheden uit te voeren koos, antwoordde getuige dat de twee gewone werklieden dat zelf moesten bepalen in overleg met de wisselwachter. Op de vraag hoe dat overleg dan wel was gedaan, daar de wisselwachter enkel Vlaams begreep en de anderen enkel Franssprekend waren, antwoordde die hoge ambtenaar: ‘Wel zeker kent Van Thuyne Fransch want hij is soldaat geweest in Leuven…’. Kort samengevat, alles wees erop dat de directie van de Staatsspoorwegen de verantwoordelijkheid niet wilde dragen. Voorzorgsmaatregelen nemen om ongelukken te voorkomen was een taak van de lagere, zelfs laagste ambtenaren, niet van hen. Alhoewel zij zeer goed wisten dat het wisselsysteem en de seinen niet normaal werkten. Volgens de directeur-generaal van de spoorwegen had zijn bestuur in heel die zaak niets te zien. Alle geraadpleegde experts beweerden echter het tegendeel. In een debat over de ramp in de Kamer van Volksvertegenwoordigers in juni 1908 was door de volksvertegenwoordigers reeds gezegd dat de ware schuldigen diegenen zijn die anderen belasten met zaken die niet reglementair zijn. Op vrijdag 25 november 1910 kwam de openbare aanklager voor het laatst aan het woord. Hij zei onder meer dat, ondanks alle onderzoek, geen licht in de zaak was gekomen. Hij zei ook dat men buiten de vier werklieden ook enkele hoge ambtenaren graag bij de beschuldigden had gezien. Men was daar echter op teruggekomen, de reden daarvoor werd niet opgegeven.

en

ng

eri

in Re 8.4

4

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


Het hof van beroep van Brussel had zijn vraag om een bijkomend onderzoek afgewezen, nochtans ‘…blijkt uit het onderzoek ter zitting dat er erge fouten werden begaan door andere hoger geplaatste ambtenaars dan de thans beschuldigden…’.Hij hoopte evenwel dat de rechter dat als verzachtende omstandigheid zou gebruiken voor de vier beschuldigden. Deze konden bij stipte toepassing van de wet tot vijf jaar gevangenis krijgen. Ten slotte kwamen de advocaten van de beschuldigden aan het woord. Een verdediger van Van Thuyne zei dat men iemand had moeten aanstellen om gedurende de uitvoering van het werk te waken over de veiligheid. De dienstoversten hadden daarover moeten waken maar, zei meester Hostie, ‘… zij zitten nu niet op het banksken’. Na een beraadslaging van een uur luidde het vonnis: voor Van Thuyne vijf maanden gevangenis voorwaardelijk voor een periode van drie jaar. De andere drie werden vrijgesproken. Het hele proces werd in het Frans gevoerd. ‘Het Handelsblad’ schreef na de uitspraak: “men is het over het algemeen eens om de wisselwachter te beklagen. En, schreef de krant, dat de man die ziek is, nu waarschijnlijk zijn pensioen van 422 frank per jaar dat hij van de staat ontving, niet meer zal krijgen.” Tot zover een beknopt verslag van de tot nu toe grootste spoorwegramp in België. De eerste tientallen jaren hebben de spoorwegen veel slachtoffers geëist. Volgens de ‘Annuaire special des chemins de fer Belge’ van 1835-1865 hebben tussen 1835 en 1 januari 1865 op de staatsspoorwegen 607 personen het leven

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

8.4

Klassenjustitie

5


en

ng

eri

in Re 8.4

6

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


verloren en werden er 898 gekwetst. Bij de doden waren 294 ambtenaren van de spoorwegen zelf, bij de gewonden waren dat er 571. In 1908, terwijl de meeste slachtoffers van de ramp van Kontich nog in de ziekenhuizen verbleven (dit was tussen 21 mei en 13 juni) was er een ontsporing op een wissel te Chênée bij Luik met twee doden en een tiental gewonden. Diezelfde periode werd op een overweg in de omgeving van Rochefort een rijtuig aangereden met zes doden tot gevolg. Tot slot betreurde men te Maffle bij Aat nog vier doden en een twintigtal gewonden als gevolg van een ontsporing. Dit wil zeggen: twaalf doden en minstens dertig gewonden in drie weken tijd. We besluiten met de laatste cijfers die we gevonden hebben in verband met het drama van Kontich: 41 doden, 320 gewonden en 341 aanvragen om schadevergoeding. In mei 1910 heeft de Staat, alhoewel alle dossiers nog niet waren afgehandeld, drie miljoen tweehonderddertigduizend franken vergoeding betaald. Men dacht echter dat die som tot vijf miljoen zou kunnen oplopen. De totale schade werd op 18 miljoen frank geschat. Achttien personen zijn na de ramp voorgedragen voor een onderscheiding voor een daad van moed en zelfopoffering. Wat daarbij opviel, is dat de Lintenaren, zoals brouwer Scheltjens, dr. De Schutter en onderpastoor Meulepas, die bijna in alle krantenverslagen over de ramp voor hun optreden werden geprezen, daar niet bij waren. Voor Kontich vinden we de dokters Sansen en Sels extra vermeld, de onderpastoors de Laet en de Keersmaecker en veldwachter Merckx. Paul Wyckmans

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

8.4

Bibliografie VAN PASSEN R, Geschiedenis van Kontich, uitg. Gemeente Kontich 2e druk (1988), 686-688 DE BOT H., HERTOGHS E., VAN OLMEN J., 150 jaar spoorweg in de Kempen (1855-2005), De geschiedenis van de lijn Kontich-Turnhout, uitg. Brepols Turnhout 2005 VAN DER AUWERA F., HERTOGS E., VAN OLMEN J., Lint op het spoor, een bundeling spoorwegverhalen over Lint, uitg. Heemkunde Lint ‘Eugeen Goeyvaerts’ vzw., 2010 Archief van de Gemeente Kontich en de bevolkingsregisters van Kontich-Lint; Toenmalige krantenartikels in de Gazet van Antwerpen, Het Handelsblad, De Nieuwe Gazet, Het Laatste Nieuws en het Vlaamsch Heelal en de Franstalige pers in L’Etoile, La Métropole, Le Patriote, La Presse en Le XXe Siècle

7


De Spaanse Furie – deel 2

I

n ons vorig nummer van Reineringen hebben we het verhaal van Willem Jeroens uitvoerig ingeleid. Ook voor dit afsluitende deel geldt hetzelfde. We hebben het verhaal in zijn originele vorm gelaten en er zo weinig mogelijk aan veranderd. Wat deden we wel: we hebben de moderne spelling gebruikt en hier en daar een zin wat aangepast aan de moderne normen. Het oorspronkelijke verhaal springt voortdurend van de u- naar de jij-vorm, wij hebben hier consequent voor de jij-vorm gekozen. We hebben de uitleg voor sommige woordentussen <> geplaatst. Maar voor de rest laten we gewoon Abraham Hans aan het woord, net zoals hij het heeft opgeschreven. Veel leesplezier. III Champigny <of Champagney>, die in 1576 Spaans bevelhebber was van Antwerpen, kwam uit zijn bureau. Een Spaanse officier kwam net aan om hem nog even te spreken. - Wat is er?, vroeg Champigny ongeduldig. - Gouverneur, ik heb een ernstig bericht mee te delen. Er is vanmiddag een man in de stad aangekomen. Hij beweert dat zwervende Spaanse soldaten hem hebben beroofd. En de officier vertelde wat er met Willem Jeroens was gebeurd. Hij had het van de schout vernomen. - Dus de heer Stevens denkt dat die kerel het goud heeft verstopt en dat hij dat verhaal met die soldaten heeft verzonnen? - Ja … de schout heeft de man opgesloten. - Dat is heel goed. Zo’n vent moet geen valse geruchten rondstrooien om onze soldaten een kwade naam te geven, zei Champigny. - Maar als het nu toch eens waar was. We weten dat na de dood van onze landvoogd Requesens veel soldaten ontevreden zijn omdat er geen soldij werd uitbetaald. Misschien is er elders muiterij begonnen en zakken er soldaten naar hier af. - Gekheid! Ik zou er bericht van hebben gekregen. En leugens als van die kwade burger zorgen voor kwade geruchten. Ik wil rust in de stad. Ik zal die man streng laten straffen, als afschrikking voor hen die dergelijke praatjes rondstrooien. Champigny ging naar zijn woning. En hij ontbood de schout. De Spaanse gouverneur had te Antwerpen meer te vertellen dan het stadsbestuur. De schout kreeg bevel Willem Jeroens te tuchtigen. Als die man geld roofde, moest hij de schuld niet op de Spanjaarden schuiven. - Mijnheer Stevens beticht die Jeroens, niet waar?, vroeg Champigny. - Ja, hij heeft de klacht bij mij ingediend. - Dan moeten we mijnheer Stevens geloven, en niet die kaailoper <een ongeschoolde werkman die helpt laden en lossen>. - Ik zal een afdeling soldaten naar Kontich zenden om na te gaan of er daar Spanjaarden rondzwerven. Het zag er slecht uit voor Willem Jeroens. De volgende morgen werd hij weer verhoord en nu door het gerecht of de vierschaar <een vorm van rechtspraak>. Hij verklaarde hetzelfde als de vorige dag. Champigny was daarbij aanwezig. - Jij liegt!, snauwde hij Willem toe. Ik heb een onderzoek doen instellen rond Kontich. Er zijn daar geen Spanjaarden. Jij hebt het goud gestolen. - God is mijn getuige, dat ik de waarheid spreek, zei Willem. Ik ben altijd eerlijk geweest. - Deel ons liever mee waar je het geld hebt verstopt, beval één van de rechters. Willem hield vol dat de Spanjaarden het hadden gestolen. Champigny werd woedend. - Jij durft onze soldaten belasteren!, riep hij uit. Welnu, we zullen je er voor straffen. Het zal een voorbeeld zijn voor allen in deze stad die tegen onze troepen stoken. Champigny eiste de gevangene op. - Die kerel wordt aan de galg gehangen, verzekerde hij. Hij krijgt een uur om zich op de dood voor te bereiden. Willem Jeroens zei toen op een waardige toon: - Zo lang ik leef, zal ik verklaren dat ik niets dan de waarheid heb gezegd. God weet dat ik onschuldig ben. Maar hij werd teruggebracht naar het Steen aan de Schelde. Men haalde een priester. ’t Nieuws van de komende terechtstelling verspreidde zich al snel. Op de Scheldekade troepte het volk samen. Het volk was verontwaardigd over dit onrecht. Men kende Jeroens als een eerlijk man en Stevens als een gierigaard. Daar

Ik ben onschuldig

en

ng

eri

in Re

8.4

8

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

8.4

kwam Marijke. Wenend ging zij langs de mensenmassa. Ze ging naar het huis van koopman Stevens. - Wat wil je nu weer?, vroeg een knecht brutaal. - Ik wil mijnheer spreken… - Kom dan binnen… Marijke hoefde niet lang te wachten. Dadelijk verscheen de heer Stevens. - Kom je mij nu zeggen waar het geld is?, vroeg hij snel. - Mijnheer, wij hebben jouw geld niet verborgen … ze willen mijn Willem ophangen … Ga toch aan de heren zeggen dat wij eerlijke mensen zijn. - Zo, eerlijke mensen! Er is geen enkele soldaat in Kontich gezien. Jouw man heeft zich ook brutaal tegen de schout gedragen, omdat die evenmin zijn leugens wilde geloven… - Dus jij wil Willem laten sterven! - Ik kan er niets aan doen! - Jawel. Jij hebt hem beschuldigd … Jij wist dat wij eerlijk zijn en toch klaagde jij Willem aan. Vrees je dan de straf van God niet voor zo’n groot onrecht … Op straat staan honderden mensen die roepen dat Willem geen dief kan zijn! - Dat hij mij het goud teruggeeft! - Het is gestolen … Natuurlijk zijn de Spanjaarden niet in dat bos gebleven! En mijn man wordt zonder bewijs van schuld gedood! Mijnheer Stevens, je hebt veel macht! Red Willem! Heb medelijden met hem en met mij! - Waar is mijn geld?, hernam de koopman. - Altijd dezelfde vraag! - Ga aan uw man zeggen dat hij bekent, als jij het niet weet… - Ik zou mijn brave Willem ook moeten beschuldigen! Neen, mijnheer Stevens! Dat jouw geldzucht je zo doet handelen! - Vertrek dan! Ik kan niets voor Jeroens doen. Hij verdient zijn straf. - Jij liegt! schreeuwde Marijke op heftige toon ... Maar de koopman haalde zijn knecht en vrouw Jeroens werd naar buiten geduwd. Ze begaf zich naar het Steen … Ze wilde Willem zien en daar bij de oversten om zijn leven smeken. Nabij de Schelde verdrong zich een dichte menigte. - Jeroens wordt al naar de galg weggebracht!, hoorde Marijke zeggen. - Willem! gilde de vrouw … O mensen, laat me door … ik wil bij mijn man zijn! schreide ze. Vol medelijden maakte men plaats voor haar. De mannen balden de vuisten. - Laten we dat onrecht gebeuren!, schreeuwde een schipper. Zijn er geen koene Antwerpenaars meer? Een ogenblik later barstte een oproer los. De mannen sprongen naar de kar waarop Willems zat. Naast de kar liepen een paar Spaanse soldaten. Maar nog voordat ze hun wapens konden gebruiken, waren ze weggedrongen. Willem Jeroens werd van de kar getild en van zijn boeien bevrijd. Enige ogenblikken later zat hij in een schuitje en de schippers roeiden weg. De Spaanse soldaten wilden ook naar het water, maar de menigte sloot hen in en hielp zo de vluchtelingen ontsnappen. - Marijke, ween niet meer, je man is gered!, klonk het. Ze brengen hem naar de Vlaamse oever <AntwerpenLinkeroever> Het oproer bedaarde snel. Buurvrouwen brachten Marijke naar huis. Beteuterd trokken de soldaten de wacht op. En Willem Jeroens vluchtte het Waasland in. Gouverneur Champigny was op zijn bureau, toen een officier hem verslag uitbracht van wat was gebeurd. - Misschien heeft het volk een misdaad voorkomen, zei de gouverneur. Die burger kan wel de waarheid hebben gezegd. Ik ben te haastig geweest. Ik kreeg net bericht dat er soldaten uit Aalst aan het muiten zijn geslagen en zijn gaan rondzwerven. Ze vallen de boeren lastig.

9


- Dus, dan kan die Jeroens zijn beroofd. - Ik denk het … We zullen over het oproer maar zwijgen, vervolgde Champigny. Ik heb grotere zorgen. Ik vrees een opstand onder onze eigen troepen. Er is geen geld om hen te betalen en de soldaten van Aalst zeggen dat ze nu zichzelf zullen betalen. Ik moet maatregelen nemen om te verhinderen dat ze in Antwerpen komen plunderen. Nieuwe berichten brachten nog meer onrust. Requesens, de Spaanse landvoogd in Nederland <de Habsburgse Nederlanden> was gestorven en de Spaanse koning Filip II had nog geen andere landvoogd aangesteld. Er ontstond wanorde in onze streken. De Spaanse troepen kregen geen soldij meer. Er brak oproer uit. De volgende dag kreeg Champigny nog meer nieuws. De Spanjaarden eisten geld. Ze overmeesterden Aalst en gingen op plundertocht. Ze kregen versterking en vielen Maastricht aan. De inwoners van deze stad wilden de muiters beletten om de rivier over te steken. Maar elke soldaat hield een vrouw uit de voorstad “Wijk” <Wyck, een wijk in het centrum van Maastricht>, als een menselijk schild voor zich. Daardoor stonden de verdedigers machteloos, want wilden zij de Spanjaarden treffen, dan moesten ze eerst die weerloze vrouwen, die zij als bloedverwanten of als stadsgenoten herkenden, neerschieten. Zo trokken de opstandige benden over de brug. In Maastricht werd op vreselijke wijze geplunderd en gemoord. Maar nu kwam het rijke Antwerpen aan de beurt! Daar was een kasteel dat de Spanjaarden bezetten. De plunderaars van Maastricht kwamen gezwind naar de Antwerpse citadel, al roepend dat: “dat ze zich in de rijke stad wilden vergasten of sneven” <ofwel wilden ze als gasten ontvangen worden, ofwel sneuvelen>. De bevelhebber van Antwerpen, Champigny, zond troepen om deze benden de pas af te snijden, maar zijn troepen voegden zich bij de muiters . Onder het geroep van “Naar Antwerpen … geld … geld!”, kwamen ze op het kasteel aan. De huurlingen werden aangevoerd door hun eigen hoofden, electo’s <verkozenen> geheten. Antwerpen zou boeten omdat de koning zijn huurlingen niet betaalde! Zo werd het onrustig in de stad. Het was zondag 4 november 1576, één uur na de middag. Vijfduizend Spanjaarden verlieten het kasteel. Zij moesten de gracht verdedigen tussen de stad en de versterkingen. Helaas, een groot deel van de troepen – huurlingen als de vijanden zelf – liepen over naar de muiters. Antwerpen was onmachtig om de stroom van muiters tegen te houden en … het lot van de rijke koopstad was beslist. Antwerpen zou verschrikkelijke uren beleven. De Spanjaarden hadden een plan opgesteld om de stad binnen te trekken. Iedere afdeling moest een wijk plunderen. Zo viel heel Antwerpen onder de klauwen van de rovers. Daar kwamen ze dan, de woeste soldaten, gevolgd door geboefte met vlammende toortsen en strobussels om brand te stichten. Ze rukten op door de straten; telkens ze een dwarsstraat kruisten schoten ze in die straat tot alle tegenstand gebroken was. Waar de soldaten voorbij waren getrokken, stichtten de schelmen brand. De burgers weerden zich heftig. Maar wat vermochten zij zonder goede leiders tegen de geoefende krijgsbenden die systematisch tewerk gingen? Ze konden niet verhinderen dat de aanvallers het centrum van de stad bereikten. Op de Grote Markt werd hardnekkig strijd gevoerd. Talrijke burgers, onder aanvoering van de schepenen Jan Van de Werve, Geeraard de Pommereaux en Nicolaas van Bouchout, hadden zich op het stadhuis terug getrokken en wilden het, zelfs ten koste van hun eigen leven, verdedigen. Maar een aantal Spanjaarden geraakte binnen en stak het prachtige gebouw in brand. Spoedig leek het stadhuis een vlammenzee. De brand sloeg over op de aanpalende huizen. Meer dan 600 woningen op de Suikerrui, de Boterrui, de Zoutrui, de Kaasstraat, de Zilversmidstraat, de Hoogstraat, de Vlasmarkt, enz. gingen in vlammen op. Het was vreselijk, het geloei van het oprukkende vuur, het gekraak van de gebinten, het gedruis van instortende muren, en bovenal … het gegil van stervenden en gekwetsten, want de Spanjaarden moordden onbarmhartig. Na de inname van de stad begon de ontzettende plundering. De Spaanse oversten trokken naar het hun aangewezen gedeelte, en met barbaars geweld begonnen de verschrikkelijke moordpartijen. Zonder onderscheid van ouderdom of geslacht: grijsaards, vrouwen en kinderen, maar ook mannen en jongelingen vielen onder het zwaard van de soldaten. Onder het gehuil: “Geld, geld, kronen, dineros!” stormden de muiters erop los. Als duivels gingen de muiters te keer. Om vermeende schatten te ontdekken, pleegden ze de gruwelijkste wandaden. Hier kwamen burgers in de vlammen of onder het puin om, ginds werden ze door de Spanjaarden gemarteld en tenslotte vermoord. Vele straten waren met bloedsporen bedekt, op andere plaatsen lagen de lijken hoog opgestapeld. De burgers lieten ze in leven als ze rantsoen brachten: maar zij die van enig aanzien waren en niet veel geld hadden, deden ze veel pijn. Zowel mannen als vrouwen werden opgehangen, gegeseld en verbrand. Zelfs de kinderen werden niet gespaard. Evenmin als voor de wereldlijke gebouwen hadden de opstandelingen voor de godsdienstige gebouwen ook maar een greintje eerbied. In dolle woede drongen ze kerken en kloosters binnen, roofden wat hun begeerlijk toescheen. Ook monniken en nonnen werden mishandeld en gedood. Spaanse soldaten drongen ook de Onze-Lieve-Vrouwkathedraal binnen en haalden de kassen leeg, ze eisten rantsoenen voor de voorwerpen die voor de eredienst waren bestemd, ja zelfs voor de pateen <schaal waarop hosties

Moord en doodslag

en

ng

eri

in Re

8.4

10

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


worden gelegd>. Vele inwoners hadden in de kloosters een toevlucht gezocht. Konden die geen losprijs geven, dan werden ze wreed neergesabeld. Mijnheer Stevens had niet aan de verdediging deelgenomen. Hij had geen vrouw of kinderen. Hij liet zijn knechten en meiden aan hun lot over en vluchtte met het geld dat hij in huis had, de straat op. Maar twee Spanjaarden hielden hem aan. - Je geld!, riepen ze. - Bevend gaf de koopman alles af … - Mee naar je huis … daar heb je zeker nog meer!, schreeuwde één van de woestelingen. Angstig liep Stevens een zijstraat in. Daar zag hij het huis van Jeroens. En hij dacht aan het keldertje onder de vloer. Marijke paste vol angst op kinderen wier moeders met de mannen waren meegetrokken om de stad te verdedigen. Want de vrouwen streden naast de mannen. Plots stormde de heer Stevens binnen. - Red me!, smeekte hij. De Spanjaarden zitten me op de hielen. Laat mij in jouw keldertje! - Jij durft mij dat te vragen!, kreet vrouw Jeroens. Jij die mijn man liet gevangen nemen en tot de galg veroordelen! Had jij toen medelijden? Maar ik wil christelijker zijn dan jij was… En Marijke opende de valdeur en liet de koopman in het keldertje. Het eenvoudige huis werd ook bedreigd, omdat de vlammen zich uitbreidden. Marijke wierp de kleren van haar man in de kelder. - Mijnheer, sprak ze, trek dit aan. Ze zullen je dan niet als rijkaard herkennen. We moeten vluchten … Ook mijn huis zal in brand raken. - Wat later kwamen de moeders om hun kinderen. Wenend namen ze hen mee. - Kom, Marijke, drongen ze aan, we moeten de stad uit. Heel Antwerpen gaat eraan. Samen trokken ze heen. Mijnheer Stevens volgde in de kleren van Jeroens. De Spaanse furie duurde voort. Ze woedde drie dagen lang. Overal lagen lijken. Brandende huizen stortten in. Gruwelijk was het. Ja, drie dagen lang duurde die vreselijke slachting. In een woning vierde men juist bij de aanval een bruiloft. Bruid en bruidegom waren van goeden huize. In de woning van de eerste zou de bruiloft plaatsvinden, maar daar vernam men dat de Spanjaarden de stad hadden overrompeld. Een bende muiters viel de woning binnen, alle kostbaarheden werden opgeëist. Men gaf ze bereidwillig, maar nog waren de rovers niet tevreden. Ze eisten meer en toen de ongelukkigen niets anders meer te geven hadden, sloegen ze de bruidegom dood. Ook de vader van de jonge vrouw werd vermoord. Uitzinnig van smart en angst dwaalde de bruid door de straten, tot ze door andere opstandelingen werd vermoord… Mevrouw Fabry, grootmoeder van de beroemde schrijver Hooft <P.C. Hooft, 1581-1647>, had zich met haar oude moeder in de kelder opgesloten. De Spanjaarden die de woning plunderden en ook in de kelder wilden binnen dringen, lieten de gesloten deur met een vaatje buskruit springen. De vreselijke ontploffing doodde de moeder. Mevrouw Fabry werd woest gegrepen. Men wilde haar dwingen de andere juwelen of schatten tevoorschijn te halen en de schuilplaats van haar echtgenoot bekend te maken. Haar antwoord dat ze geen geld of kostbaarheden meer bezat en niet wist waar haar man zich bevond, deden de beulen in woede uitbarsten. Ze hingen de ongelukkige aan een zolderbalk op tot ze bijna verstikte, sneden haar dan los en herhaalden hun vraag. Nogmaals, en zelfs voor de derde keer hervatten ze dezelfde marteling. Eindelijk geloofden de plunderaars dat de vrouw de waarheid sprak, lieten haar hangen en gingen er vandoor. Mevrouw Fabry werd door een oude meid verlost en terug tot leven gebracht. Maar sedert die vreselijke dag was ze krankzinnig. Gedurig sloop ze door de hof om naar schatten te zoeken die de Spanjaarden van haar hadden geëist. Een Engelse koopman die zijn rantsoen niet kon opbrengen, werd opgehangen tot hij halfdood was. Dan werd hij weer losgesneden. Waanzinnig van angst smeekte de ongelukkige om genade. Zijn beulen lieten hem toe zijn losprijs bij anderen te gaan lenen. Maar toen hij het vereiste geld niet kon vinden, stierf hij aan de strop. Om aan de woede van de Spanjaarden te ontsnappen verkozen andere burgers de dood in de Schelde, ze sprongen van wanhoop in de stroom. Gehuld in kostbare kleren, beladen met gestolen goederen en behangen met schitterende juwelen, zwierven de moordenaars door de bloedige straten, struikelend over verminkten en doden. Ze begaven zich naar de beurs, die in een speelhol was veranderd. Op trommels verdobbelden ze hun buit, al die schatten die van Antwerpen een der rijkste steden had gemaakt. De Spaanse furie kostte aan meer dan tienduizend inwoners het leven. Onder de slachtoffers bevond zich ook burgemeester Jan Van der Meeren, die met het zwaard in de hand sneuvelde. Smitsaert, een juwelier, bood tienduizend gulden voor zijn leven. Maar de woestelingen eisten meer en ook deze burger viel onder hun staal. Ongeveer 700 huizen lagen in puin. Het was onmogelijk de waarde der gestolen juwelen te schatten. Aan geld had men meer dan 20

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

8.4

Gerechtigheid

11


miljoen geroofd. Vele gemene soldaten lieten bij de juweliers gevesten, scheden en zelfs wapenuitrustingen van goud maken en dit met vernis overstrijken om alles later te gelde te maken. De goudsmeden echter maakten van deze gelegenheid gebruik om veel koper in het goud te mengen, en aldus een deel van het geroofde terug te nemen <In de trapzaal van het stadhuis liet het gemeentebestuur in 1876 een gedenksteen plaatsen ter herinnering aan die verwoesting van Antwerpen, die het volk, en daarna de geschiedenis, de Spaanse Furie noemden (voetnoot van A. Hans)>. Marijke en veel van de lieden uit haar straat waren naar de Vlaamse oever overgevaren. Daar ontmoette Marijke de volgende dag haar man die op het nieuws van de furie terugkwam om zijn vrouw te helpen. Bij alle ellende waren ze gelukkig weer samen te zijn. Een week later keerden ze terug naar Antwerpen. De muiterij was bedwongen. Mijnheer Stevens was een arme man geworden, alles werd hem ontroofd. Zijn huis lag in puin. Hij dankte zijn leven aan Marijke die geen wraak wou nemen. Einde

De Hanskes waren een immens groot succes

We hopen dat je van dit eenvoudige verhaal hebt genoten. Misschien denk je wel, dit had toch weinig om het lijf, maar dan moet je er wel bij denken dat dit verhaal voor de jeugd van toen werd geschreven. En die jeugd van toen had weinig of geen toegang tot bibliotheken. Of zelfs maar onderricht in het Nederlands. En Abraham voedde zijn, ons volk op aan de hand van dit soort eenvoudige vertellingen. Erwin Vande Velde en Paul Catteeuw

en

ng

eri

in Re 8.4

12

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


WO1, HET FRONT IN BRIEVEN EN LIEDEREN

E

en goed jaar na de lezing over het leven in bezet Vlaanderen organiseerde de Gemeentelijke Erfgoedraad Kontich in samenwerking met de Kring een lezing over het leven achter “den IJzer”. Ditmaal niet met enkel brieven en beelden maar ook met live gebrachte liederen, zo werd aangekondigd. Op die avond van 30 november 2017 viel koude regen met bakken uit de lucht. Te voet langs het slijkerig geworden bospad naar de kapel. Ik voelde al meteen empathie voor de frontsoldaat. Een honderdtal geïnteresseerden spoedde zich naar de kapel. De organisatie was gereed, of toch zo goed als. Maar à la guerre comme à la guerre, alles viel uiteindelijk in de plooi. Paul Wyckmans, secretaris van de Kring en lid van de GER, verwelkomde het publiek. Madelijn Corver, voorzitter van de GER, liet zich immers – hoogzwanger – verontschuldigen. Beginnend leven volgt een eigen agenda. Hij verwees uiteraard naar de ondertussen indrukwekkende lezingenreeks over het gewone leven tijdens de Grote Oorlog (zie www.museumkontich.be – overzicht van de reeds voorbije lezingen over de herdenking van WOI). Deken Jozef Van Herck werd geboren op 21 november 1888. Als priester werd hij tijdens de eerste maanden van de oorlog brancardier in Engeland. In april 1915 wordt hij echter aan het front geroepen. Deze lezing was ook een vervolg op de lezing van twee jaar geleden: “Deken Jozef Van Herck – Aalmoezenier-brancardier tijdens de Eerste Wereldoorlog“. Maar nu werd geput uit de vele brieven die hij schreef of die aan hem werden geschreven. De Kring bezit het grootste gedeelte van die oorlogscorrespondentie. Met de gepaste intonatie las Paul Catteeuw fragmenten uit die brieven voor. Af en toe gekruid met wat duiding. Brieven die soms een hele omweg hadden afgelegd, gesmokkeld over, onder of door de (elektrische) “dodendraad” naar Nederland om dan via Engeland achter het front te geraken. Brieven waaruit de bezorgdheid en de angst klonk om het lot van zoon of echtgenoot. Brieven van eenvoudige soldaten die zijn hulp inriepen. Sommige van hen hadden nauwelijks onderwijs genoten. Mogelijk heeft Jozef daar aan het front de kiemen voor zijn Vlaams bewustzijn opgedaan. In één van de brieven klonk een waarschuwing door, dat hij zich niet te veel mocht inlaten met les “recrues allemandes”, of werd hier “flamandes” bedoeld? Er waren ook meer zakelijke brieven, vanuit de familie. Via Jozef kon de familie contact houden met Parijs. En uiteraard was Jozef, als gulle gever aan neven en nichten, graag gezien in de familie. Hun bezorgdheid voor het welzijn van hun frontsoldaat was dan ook meer dan begrijpelijk. Jozef had het geluk telkens met verlof te zijn als er ergens een groot offensief losbarstte. Dankzij zijn vele contacten en zijn belangstelling had hij bovendien een vrij ruime bewegingsvrijheid achter het front. Tijdens de lezing werden gescande en digitaal bijgewerkte beelden van bijna 100 jaar oud en soms verweerd fotomateriaal getoond. Beelden van een uitmuntende kwaliteit, dankzij de inzet van Pieter Celis. Als toeschouwer heb je geen weet van het vele vrijwilligerswerk en de tijd die de samenstelling van zo’n avond vergt. De foto’s zelf waren allemaal van de hand van Van Herck. Het geheel werd muzikaal verzorgd door Marc Hauman (o.a. Water en Wijn). Hij bracht oorlogsliederen en ballades, soms met aangepaste tekst. Het was of Wannes Van de Velde in de kapel mee optrad. Sommige liederen waren speciaal voor deze avond gecomponeerd. Soms hard, soms weemoedig en vol mededogen. Basismelodieën die zo doen meeneuriën. Burgemeester Bart Seldeslachts sprak het dankwoord uit. Het leven gaat immers voort. Maar dankzij vrijwilligers die het verleden bewaren, ontsluiten en herdenken, herinneren we ons de voorbije tijd. Niets is verworven voor eeuwig, daar moeten we ons steeds bewust van blijven. Tijdens het nakeuvelen zag ik conservator Guido Theys nog praten met de burgemeester. Ongetwijfeld hoe in oktober 2018 de kapel zowel een kieslokaal zal worden, als een tijdelijke tentoonstelling rond het 75-jarige bestaan van de Kring zal herbergen. Maar dat is weer een ander verhaal.

Er heerste IJzerstilte

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

8.4

Erwin Van de Velde

13


EDEGEMNAREN IN DE GROOTE OORLOG

N

et zoals Kontich besteedt ook Edegem aandacht aan de weerslag van de oorlogsfeiten op de bevolking, en onze buurgemeente doet dat met verve. Onder de noemer Bezetten, vereren en fusilleren publiceerden André Mens en André Van Elshocht al eerder deel 1: Edegem en de Groote Oorlog. Vorig jaar verscheen dan deel 2: Edegemnaren in de Groote Oorlog. Het is een verhaal van gewone mensen op de vlucht naar Engeland en naar Nederland. Edegemse kinderen verblijven in Groot-Londen en worden zelfs supporter van Chelsea. De beroemde schrijfster Marie Gevers integreert zich samen met haar man in het kunstenaarsleven van het Zeelandse Domburg. Je leest ook het verhaal van Edegemse soldaten: 112 werden gemobiliseerd, 8 boden zich vrijwillig aan, 25 sneuvelden, 12 werden krijgsgevangen genomen, een 15-tal vluchtten naar Nederland. De oudsten waren 35 jaar, de jongste was 16. Sommige soldaten waren al twee jaar onder de wapens sinds 1912, vochten vier jaar aan de IJzer en moesten daarna nog één jaar Duitsland helpen bezetten in 1919. Dat waren zeven jaren in een jong leven. De auteurs overlopen ook de plaatsen van herinnering: het Fort 5, drie monumenten ter nagedachtenis van de gefusilleerden, een gedenkplaat en twee monumenten voor de gesneuvelden, een standbeeld van koning Albert I, de nieuwe straatnamen die werden gegeven in de euforie van de bevrijding. Ook na honderd jaar hopen de auteurs hiermee de herinnering aan de Eerste Wereldoorlog in Edegem levendig te houden en de talrijke dorpsgenoten van destijds te eren en te vereren. Dit boek is het resultaat van monnikenwerk waarvoor we alleen maar veel respect kunnen hebben. Het is uitvoerig geïllustreerd met niet alleen heel wat foto’s en documenten, maar ook met talrijke brieven en fragmenten uit dagboeken, memoires en andere persoonlijke documenten. Het is o.m. te verkrijgen op het gemeentehuis van Edegem. Zonder meer een aanrader! André Mens was leraar Latijn en Grieks aan het Onze-Lieve-Vrouw van Lourdescollege in Edegem, an de vorig jaar overleden André Van Elshocht is de zoon van de vroegere politiecommissaris van Kontich, die ook lid was van onze Kring. Frank Hellemans

VOORWAAR, EEN BESCHEIDEN MAN … EN EEN DUIZENDPOOT!

S

en 8.4

14

ng

eri

in Re

ommige doodsprentjes hebben een mooie afbeelding, vooral dan de oudere exemplaren. Andere vallen op door de tekst op de achterzijde. Een merkwaardig doodsprentje dat noch opvalt door zijn beeldzijde, noch door zijn tekst (alhoewel) is dat van de heer Pierre-Fréderic Rosseeuw. Hoe het prentje in Kontich bij de Kring van Heemkunde is beland is niet meer te achterhalen. Het lijkt echter meer op een curriculum vitæ dan op een doodsprentje. De staat van dienst van deze man is in alle geval indrukwekkend. Wat een man in één mensenleven kan realiseren… En wat allemaal op één doodsprentje kan worden gezet… Zoals het in die tijd hoorde, is alles genoteerd in de taal van Molière… hierbij de integrale vertaling: - 15 april 1769: geboren te Kortrijk - 6 mei 1806: ontvanger van de burgerlijke hospitalen - 21 juni 1810: benoemd door monseigneur de Broglie (zie Reineringen 1/1), bisschop van Gent, tot lid van de kerkraad van de parochiekerk van Onze-Lieve-Vrouw [momenteel de Sint-Pieterskerk op het Sint-Pietersplein te Gent] - 28 december 1812: rechter in handelszaken - 27 juli 1814: lid van de gemeenteraad - 7 april 1815: afgevaardigd in commissie om de stadskas en de boeken van de stadsontvanger na te kijken - 22 september 1815: lid van het organiserend comité van de burgerwacht - 22 september 1815: lid en schatbewaarder van de commissie voor het logement van de geallieerde troepen Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


- 25 mei 1818: raadslid van het Regentschap - 3 januari 1820: lid van de Militieraad - 10 februari 1820: lid en schatbewaarder van de Kamer van Koophandel - 6 en 25 januari 1821: lid van de Militieraad - 17 november 1821: gevraagd per telegram van de provinciegouverneur om schepen van de stad (Gent?) te worden - 29 juni 1822: aangewezen om te zetelen in de Regentschapsraad - 10 december 1822: aangewezen voor de functies van ambtenaar van de Burgerlijke Staat, in afwezigheid van Burgemeester en Schepenen bij de Provinciale Staten - 16 maart 1823 en 1 februari 1826: lid en schatbewaarder van de Kamer van Koophandel - 3 november 1826: aangeduid in de Commissie om in de stad een omhaling te doen ten voordele van de ongelukkige slachtoffers van de buskruitontploffing in Oostende - 10 augustus 1827: lid van het Kiescollege - 2 december 1831: lid en schatbewaarder van de Commissie voor het gebruik van de 15 000 Nederlandse guldens ter bevordering van de industrie - 8 oktober 1830: rechter in de Handelsrechtbank - 4 juli 1836: lid en secretaris van het kiescollege - 14 januari 1837: rechter in de Handelsrechtbank - 14 oktober 1838: voorzitter van de Handelsrechtbank - 3 december 1839: rechter in de Handelsrechtbank - 10 januari 1841: voorzitter van de Handelsrechtbank - 9 november 1845: voorzitter van de Kamer van Koophandel - In 1852 erevoorzitter voor het leven, benoemd door de Heren Leden van de vermelde Kamer (van Koophandel?) Pieter-Frederik overleed te Kortrijk op 13 april 1853, op de gezegende leeftijd van 84 jaar. En de tekst van het doodsprentje besluit met de laconieke tekst: “Cet homme était simple et droit de cœur …” Ik heb niet kunnen achterhalen of hij de vader, dan wel een verwant was van Léonard-François Jacques Rosseeuw, advocaat en geboren in Kortrijk in 1805. Deze laatste was lid van het Belgisch Nationaal Congres en stemde tegen Leopold I als Belgische koning… omdat hij (Leopold) een buitenlander was!

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

8.4

Herman Jacobs

15


BOEKEN LENEN EN LEZEN IN KONTICH EN WAARLOOS (deel 1)

I

n de negentiende eeuw, toen België nog jong was, begonnen de overheden in te zien dat boeken een belangrijke rol konden spelen in de volksontwikkeling. Kontich richtte in 1863 op verzoek van de provinciegouverneur een volksbibliotheek in. Waarloos had er toen het geld niet voor. Pas in 1914 blijkt daar een volksboekerij te bestaan onder toezicht van onderpastoor Lamot. In Kontich bleek de gemeentelijke bibliotheek rond de eeuwwisseling al in rook te zijn opgegaan. Tijdens de Eerste Wereldoorlog kende nog wel een uitleenboekerij van Volksopbeuring een kortstondig bestaan. In het interbellum begonnen de vrije bibliotheken zich te ontwikkelen: een katholieke in 1921, een liberale Vak- en Volksboekerij in 1922 (vanaf 1928 in een nieuw lokaal achter café Het Anker aan de Molenstraat) en in Kontich-Kazerne was er een boekerij van het Davidsfonds. Die groeide uit tot de parochiale bibliotheek Sint-Jozef en werd de derde erkende en gesubsidieerde bibliotheek op ons grondgebied. Rond 1949 kwam er aan de Mechelsesteenweg nog een vierde bij: Voor Allen van de socialisten. In de toenmalige verzuilde maatschappij wenste elke overtuiging zijn invloed te beschermen.

en 8.4

16

ng

eri

in Re

In Waarloos nam de bibliotheek haar intrek in het gildenhuis of Patronage (naast de zusterschool) en toen dat werd afgebroken in 1975 nam de gemeente ze over en bracht ze onder in de gemeenteschool. Daar is ze nog altijd, als uitleenpost van de hoofdbibliotheek aan het Sint-Jansplein. Jonge of nieuwe Kontichnaren kennen beslist wel de Wereldwinkel in de Magdalenastraat. Maar of die jongere generaties nog weten dat in die lokalen destijds de parochiale bibliotheek was gevestigd, is minder waarschijnlijk. In de jaren 1970-1980 was dat een bloeiende instelling. Het was een tijd dat bibliotheken stonden of vielen met de figuur van de bibliothecaris en zijn vrijwilligers. In 1921, niet toevallig in het jaar dat de wet op de achturendag werd gestemd, kwam ook de wet op openbare bibliotheken tot stand (wet van 17 oktober 1921). Deze wet staat ook bekend als de Wet Destrée (ja, die van Sire, il n’y a pas de Belges). De verschillende zuilen wilden de vrijgekomen tijd voor de werkman nuttig invullen, en als het kon in het voordeel van de eigen zuil. Zo wilde de Kerk vreemde invloeden weren. Sedert de industriële revolutie werd gestreefd naar volksverheffing en een volksbibliotheek draagt bij tot cultuurspreiding. De leidende klassen achtten het werkvolk niet rijp om zelf zijn literatuur te kiezen. De wet Destrée stimuleerde de oprichting van bibliotheken. Initiatiefnemers konden zowel de lokale overheid als privé-organisaties zijn. In dat laatste geval sprak men van “vrije bibliotheken”, die konden worden aangenomen door de overheid.”. Nu wil het lot dat de Kring een deel van het archief van de toenmalige bibliothecaris van de Parochiale Volksbibliotheek verwierf. Als jeugdige 90-jarige is Gaston Van Boxem naar een zorginstelling in Niel verhuisd. Hij die vroeger over een hele bibliotheek beschikte, moet het nu stellen met een klein boekenrekje. Afscheid nemen in schuifjes, heet dat. Voor de Kring het moment om aandacht te schenken aan dit stukje immaterieel erfgoed. Na wat contacten met de kinderen werd de afspraak beklonken. Plaats van het interview: het Documentatiecentrum in de Duivenstraat. Met een alerte geest én met een schriftelijke voorbereiding gaf Gaston Van Boxem, bijgestaan door één van zijn dochters, present. Het werd een gesprek, gelardeerd met begrippen uit het bibliotheekwezen. Niet moeilijk als je weet dat die dochter bibliothecaris is geweest en tot voor kort les gaf aan de bibliotheekschool. Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


Gaston, afkomstig uit een Reets boerengezin, had in Mechelen de normaalschool mogen volgen. In 1945 - de tijd net na de bevrijding - waren er in onze gemeentelijke basisschool enkele plaatsen voor onderwijzer vacant. En zo belandde hij in Kontich. Van een onderwijzer verwachtte het gemeentebestuur een extra inzet. Zo heeft hij nog meegeholpen aan de landbouwtellingen begin jaren 1950. Hij verhuisde naar Kontich en werd bekend als onderwijzer van het derde leerjaar. De huidige voorzitter van onze Kring heeft nog het schoonschrift van hem geleerd.

Wat was het leven toch simpel toen Begin jaren 1950 was de parochiale volksbibliotheek nog gevestigd in één van de kleine lage huisjes aan het einde van de Magdalenastraat. In een van die huisjes woonde vroeger Margriet Ballegeer, onze Kontichse spionne. Het betrof een aangenomen bibliotheek met geslotenkastopstelling. Er stonden een tafel en wat kasten met roldeuren. Enkel de bibliothecaris had daar toegang toe. De toenmalige verantwoordelijke, onderpastoor De Vleeschouwer, kreeg een andere aanstelling en dus werd uitgekeken naar iemand om die taak over te nemen. Gaston, al lid van die bibliotheek, aanvaardde in 1956 die bijkomende taak. Een aangenomen bibliotheek was erkend en betoelaagd. Ook de andere bibliotheken in Kontich, Kontich-Kazerne en Waarloos hadden dat statuut. Als lezer/ontlener kon je niet tussen de rekken struinen. Het betrof dan ook een geslotenkastopstelling. Je maakte je keuze uit een cataloog, je vroeg naar het boek van een schrijver, of gewoon “een goed boek”. Een bibliothecaris moest toezicht houden op de morele en zedelijke quotering van de boeken. In elk boek van de bibliotheek werd een indicatie aangebracht. Die indicatie gaf aan of de inhoud voor een bepaalde lezersgroep geschikt was. Voor het toekennen van die quotering raadpleegde hij de Boekengids. Met de invoering van de boekdrukkunst werden boeken op ruimere schaal verspreid en trachtte de Kerk haar gelovigen voor vreemde invloeden af te schermen via de Index librorum prohibitorum, of de lijst van de verboden boeken. Werd die index weliswaar in 1966 afgeschaft, tot in de jaren 1970 werd, op verantwoordelijkheid van de bibliothecaris een quotering in de boeken aangebracht, weliswaar bij wijze van aanbeveling. Zo stond de quotering IV voor boeken die konden worden gelezen “door gevormde lezers, en derhalve voorbehouden aan lezers die ongeveer hun 18e levensjaar bereikten” (tekst overgenomen uit de cataloog (zie volgend nummer). Ook kinderboeken kregen een afzonderlijke quotering. Gelukkig werd men langzaamaan meer ruimdenkend. Voor het toekennen van die quotering raadpleegde de bibliothecaris de Boekengids. Dat was een maandblad van het Algemeen Secretariaat van Katholieke Boekerijen (ASKB), later omgedoopt tot Katholiek Centrum voor Lectuurinformatie en Bibliotheekvoorziening. Vanuit Rome kon uiteraard niet alles in het oog worden gehouden, dus werd de bibliothecaris een leidraad aangereikt. Elke zuil organiseerde examens tot officiële erkenning als bibliothecaris. Slechts erkende bibliothecarissen konden subsidies aanvragen. Dus was het zaak om een dergelijk attest, de “akte van bekwaamheid tot het houden van een openbare bibliotheek” te behalen. Gaston had zich bij vergissing aangeboden bij het examen, georganiseerd door de Stad Antwerpen. Hij moest - onverwacht - een stuk van Hugo Claus van commentaar voorzien. Toch slaagde hij. De beperkte financiële ondersteuning van de verschillende overheden bleek al snel te klein voor de aankoop van nieuwe boeken. Het vroeg aanvankelijk overredingskracht om

Morele en zedelijke quotering

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

8.4

Gerard Walschap op bezoek

17


het leesgeld te verdubbelen, van 0,25 frank naar 0,50 frank (of omgerekend van 0,60 eurocent naar 1,20 eurocent). Het bleek een juiste zet te zijn. Door een meer uitgebreid assortiment aan boeken vergrootte het lezersbestand. Een inspecteur van de Openbare Bibliotheken kwam af en toe de werking controleren. Die inspecteur was lange tijd Gerard Walschap, jawel de auteur. Hij moedigde de upgrading van de bibliotheek aan. Wat later kwam een provinciale inspecteur op bezoek. En die zag andere dingen; hij maakte opmerkingen over het lokaal – het was er inderdaad wat vochtig en het dak begon te lekken. De provinciale deputÊ, bevoegd voor cultuur maande aan om een ander lokaal te zoeken. Een verhuizing drong zich op. (wordt vervolgd) Erwin Van de Velde en Frank Hellemans

JOZEF VAN PASSEN IN DE EERSTE WERELDOORLOG

D

e naam Van Passen is in Kontich niet onbekend. Robert Van Passen, de vroegere voorzitter van de Koninklijke Kring voor Heemkunde, zal zeker een belletje doen rinkelen omwille van de vele artikels, de geschiedenis van Kontich en Waarloos en andere werken. Minder bekend is echter Joseph Van Passen, de vader van Robert. Nochtans een rasechte Kontichnaar. Op 21-jarige leeftijd wordt Joseph als soldaat de Eerste Wereldoorlog ingesleurd. Het is een langgerekte terugtocht naar het IJzerfront en de overgave, inclusief de krijgsgevangenschap in Duitsland. Joseph Van Passen was een rasverteller en leidt ons moeiteloos aan de hand van het terugtrekkende Belgische leger naar het front in West-Vlaanderen. Frank Hellemans en Paul Catteeuw brengen het verhaal van een jonge soldaat uit Kontich (Sint-Jansplein) die plots met de waanzin van de Grote Oorlog wordt geconfronteerd. Niet de grote geschiedenis, maar de gewone Vlaming staat hier centraal. Het groepje Klarimo, een klarinetsextet onder leiding van hun leraar Nestor Janssens (muziekacademie Kontich), brengt tussendoor aangepaste muziek uit die tijd. Wanneer: 9 maart 2018 van 20.00 tot 22.00 uur Waar: Cultuurpunt Altena

en

ng

eri

in Re 8.4

18

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


Koken kost geld. Het is een spreekwoord dat wat in onbruik is geraakt, maar toch wel heel erg de waarheid is. En dat geldt ook voor Reineringen. Ondanks alle mogelijke prijsstijgingen van drukkers, papier… hebben wij zeven jaar lang het abonnementsgeld op vijftien euro kunnen houden. Een blik op gelijkaardige tijdschriften toont ons daarbij dat we echt wel goedkoop waren. En daarenboven doen we geen beroep op sponsoring van buitenaf, waardoor uw tijdschrift brandschoon en reclamevrij blijft. Maar nu zien we ons wel genoodzaakt om de prijs op te trekken tot twintig euro voor een jaar Kontichs leesplezier. Het is nooit leuk om meer geld te vragen, maar we hopen toch dat onze grote schare lezers hiervoor begrip kan opbrengen. En wees gerust, we zullen nooit toegeven op de kwaliteit. Die krijgt u van ons gegarandeerd. Vier nummers vol.

Activiteitenkalender en Nieuws Museum voor heem- en oudheidkunde: elke zondag open van 14 tot 17 uur met gids. Het museum is wel gesloten tijdens de maanden juli-augustus en december-januari-februari. Ben je op zoek naar de oude nummers van Reineringen of publicaties die met Kontich te maken hebben? Surf dan gewoon naar www.issuu.com. Op deze webstek tik je bij zoeken gewoon “Reineringen” of “Kontich” in en je komt zo bij onze vroegere nummers terecht. Activiteiten in samenwerking met de Gemeentelijke Erfgoedraad naar aanleiding van de herdenking van de Eerste Wereldoorlog (Data en onderwerpen onder voorbehoud) 09-03-18 Lezing Frank Hellemans en Paul Catteeuw: Dagboek Jozef Van Passen tijdens WOI (in samenwerking met de Gemeentelijke Erfgoedraad) oktober 18 Viering van het 75-jarig bestaan van de kring 11-11-18 Herdenking WO 1: afsluitende festiviteit (in samenwerking met de Gemeentelijke Erfgoedraad) Abonnees van Reineringen – vrienden van het museum Graag houden we jullie op de hoogte van al onze activiteiten en publicaties. Dit is echter enkel mogelijk als u ons uw e-mailadres bezorgt via reineringen@gmail.com . Uiteraard kan u zich altijd laten uitschrijven op eenvoudig verzoek aan hetzelfde mailadres. Facebook Je vindt onze heemkundige kring nu ook op Facebook. We posten er op regelmatige basis foto’s uit de oude (en nieuwe doos). Enkele honderden mensen hebben de weg al gevonden. Hoe geraak je erbij? Zoek gewoon onder “Kontichse historische weetjes”. Ook op LinkedIn zijn we aanwezig. Daar vind je berichten i.v.m. de heemkundige kring.

Abonnement?

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

8.4

Als je van dit nummer van Reineringen houdt, dan ligt ook de toekomst van dit blad je nauw aan het hart. Nieuwe abonnees ontvangen ALLE nummers in 2017 door overschrijving van minimum 20 euro op rekening BE77 41550442-2142 met vermelding van uw naam, adres en “Reineringen 2018”. Het IBAN-kenmerk is KREDBEBB.

19


Retouradres: Koninklijke Kring voor Heemkunde Duivenstraat 22 2550 KONTICH

Reineringen 8 (2017), 4 Driemaandelijks (oktober-december 2017) Afgiftekantoor Herzele P 912187 - Herzele

INHOUDSTAFEL: Pagina 1 Voorwoord Pagina 2 De ramp van Kontich (slot) Pagina 8 Abraham Hans, De Spaanse Furie (slot) Pagina 13 WO1, het front in brieven en liederen Pagina 14 Edegemnaren in de groote oorlog Pagina 14 Voorwaar, een bescheiden man … en een duizendpoot! Pagina 16 Boeken lenen en lezen in Kontich en Waarloos (deel 1) Pagina 18 Jozef Van Passen in de Eerste Wereldoorlog Pagina 19 Activiteitenkalender en nieuws Colofon Reineringen, Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich, 8 (2017), 4 ISSN 2033-2742 Redactie: Paul Catteeuw, Frank Hellemans, Erwin Van de Velde en Paul Wyckmans Eindredactie: Paul Catteeuw Druk: Editoo, Erpe-Mere Verantwoordelijke uitgever: Paul Wyckmans, Duivenstraat 22, BE-2550 Kontich Correspondentieadres: reineringen@gmail.com © 2017 – Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich De auteurs zijn verantwoordelijk voor de inhoud van hun eigen bijdrage. Abonnementen (inclusief lidmaatschap “Vrienden van het museum”): minimum 20 euro. Te betalen op rekeningnummer BE77 4155-0442-2142 met de vermelding van uw naam, adres en “Reineringen 2018”. Het IBAN-kenmerk is KREDBEBB. Voor een los nummer betaal je 5 euro Gelieve eventuele adresveranderingen zo snel mogelijk aan ons mee te delen. Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich, Documentatiecentrum Duivenstraat 22, BE-2550 Kontich, +32 3 457 86 04 heemkunde.kontich@gmail.com

Museum voor Heem- en Oudheidkunde Bibliotheek- en cultuurgebouw Sint-Jansplein, BE-2550 Kontich www.museumkontich.be


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.