Reineringen 8/3 (2017)

Page 1

Reineringen

Duivenstraat 22

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich Verschijnt driemaandelijks • Jaargang 8, nummer 3 (juli -september 2017)

O

Voorwoord

ns vorig nummer over Kontich-Kazerne is een voltreffer gebleken. Maar over de kazernewijk valt zoveel te vertellen dat we nog enkele artikels op overschot hadden. Uiteraard weet iedereen wel dat er een ramp is geweest, maar hoe dat nu precies allemaal is gebeurd, dat is toch door de nevelen der tijd enigszins op de achtergrond geraakt. Wij brengen jullie hier het volledige verhaal, van een ongeluk waardoor ons dorp zelfs even wereldnieuws werd. Onze huisarcheoloog Henri Verbeeck bouwt verder aan de archeologische geschiedenis van ons dorp. En ook daar speelt Kontich-Kazerne nog een grote rol, totdat ook daar de tijd een mistgordijn over de wijk legde die haar enkele eeuwen aan ons oog onttrok. Maar toen die mist optrok stonden daar de boskapellen, een plaats die door de Kontichnaars als het mooiste plekje van het dorp werd verkozen. En wie zijn wij om de vox populi tegen te spreken? Het is gewoon een mooi plekje waar het aangenaam wandelen is in een omgeving die door de inspanningen van Natuurpunt steeds verder wordt opgewaardeerd. Abraham Hans en Kontich zijn met elkaar verbonden. In een serie artikels hebben we dat een tijdje geleden breed en uitvoerig verteld. We hebben toen ook duidelijk gemaakt dat Hans een ontzettend omvangrijke literaire productie heeft nagelaten. In twee schuifjes brengen we jullie een Hansje, een van de vele boekjes die hij voor de Vlaamse jeugd heeft geschreven. In dit verhaal speelt Kontich een kleine rol, maar toch net groot genoeg om jullie met het verhaal kennis te laten maken. Tot slot attenderen we jullie op de lezing van 30 november. In het kader van onze herdenking van de Eerste Wereldoorlog brengen we fragmenten uit de correspondentie van onze stichter en eerste voorzitter, deken Jozef Van Herck. Het is onvoorstelbaar hoeveel mensen naar hem schreven tijdens die vier jaar oorlog. Soms gewoon uit vriendschap, maar vaak met een vraag om hulp. Soms met humor, maar naarmate de oorlog vorderde vaak ook schrijnend. De lezing in Altena wordt ondersteund door een optreden van Marc Hauman. Marc heeft zijn sporen verdiend bij Wannes Van de Velde en wordt vaak als zijn opvolger genoemd, onder andere door zijn optredens bij Water en Wijn. Nu toert hij door Vlaanderen met zijn programma Oorlogsvensters, waarin hij liedjes uit de Grote Oorlog verbindt aan teksten, ondersteund door de groep van Wouter Van den Abeele. We nodigen jullie van harte uit op deze voordracht. Uitzonderlijk was de extra-editie van Reineringen, ook verkrijgbaar bij het Bazarke in Kontich-Kazerne. Dank zij de onbaatzuchtige medewerking van Brigitte is dat een onverhoopt succes gebleken. Gelukkig werd zij bereid gevonden haar winkeltoog nogmaals ter beschikking te stellen voor dit nummer, waarvoor wij haar heel dankbaar zijn. Meer dan de helft van dit nummer is immers ook weer gewijd aan Kontich-Kazerne. En het is nog niet gedaan, maar daarna wordt het tijdschrift weer exclusief naar onze abonnees gestuurd. Word dus vlug ook een van onze vaste lezers! Paul Catteeuw, Frank Hellemans, Erwin Van de Velde en Paul Wyckmans


De ramp van Kontich

B

arcelona, 28 juni 1982. De rossige Pool Boniek verschalkt Theo Custers driemaal en gooit de Belgische ploeg ongeveer uit het WK voetbal. Verslaggever Rik De Saedeleer, die nooit om een Homerische vergelijking verlegen zit, gaat even terug naar 21 mei 1908. In een gemeente ten zuiden van Antwerpen komen die dag 37 mensen om het leven nadat een trein in het station inrijdt op een wachtende trein met bedevaarders, arbeiders en soldaten. Onder welke naam is deze zwaarste treinramp uit de Belgische geschiedenis beter gekend?” Het antwoord op deze quizvraag ken je al, want het is de titel van dit artikel. Te pas en te onpas duikt deze uitdrukking op in – vooral sportieve – berichtgeving. Een jaar of tien geleden werd er ook aan gerefereerd toen de onfortuinlijke Chirojongeren van KoKaz in de Alpen tussen Slovenië en Italië waren verdwaald geraakt! In mei 1835 werd het gedeelte Brussel-Mechelen van de eerste spoorweg op het Europese vasteland in gebruik genomen. In mei 1836 al werd het baanvak Mechelen-Antwerpen ingehuldigd. De vooruitgang eiste echter ook haar tol. Er vielen heel wat slachtoffers: voerlui die niet tijdig de onbewaakte overwegen konden oversteken, spoorwegpersoneel of reizigers die werden gegrepen door voorbij denderende gevaartes… Maar al deze ongelukken verbleken bij de ramp van 1908. De locomotief van een trein die uit Antwerpen binnen reed, beukte in op de laatste wagens van een stilstaande personentrein met bestemming Lier (dat kon toen nog). Uiteindelijk resultaat: 41 doden, want de dagen na het ongeval zijn er nog vier mensen overleden. En daarbovenop nog zo’n 320 gewonden. Oorzaak? Een toevallige samenloop van omstandigheden. Meer details daarover lees je in het uitvoerige artikel van onze specialist ter zake Paul Wyckmans. Waarom de ramp nog altijd niet vergeten is? In 1908 was het wereldnieuws. Een beeldverslag trok de mensen naar de eerste cinema’s. Overal werden hulpacties georganiseerd. Er werden liederen over gezongen op alle markten. Er werden reeksen prentbriefkaarten verkocht waarop men beelden zag van de tragische gebeurtenissen. Het bleef een herinnering waar men huiverig aan terugdacht, en zo nam Rik De Saedeleer ze ook over van zijn moeder en grootmoeder… Enkele van de prentkaarten zijn hier gereproduceerd. Een kaartje toonde zelfs “het huisgezin van den ongelukkigen wisselwachter”, die tot vijf maanden gevangenisstraf voorwaardelijk werd veroordeeld. Hopelijk heeft het gezin de nodige royalties overgehouden aan dit aandoenlijke kiekje. Hun achterkleinkinderen werden echter niet bereid gevonden om te poseren voor een actuele foto.

De grootste treinramp in België

Frank Hellemans

De grootste Belgische spoorwegramp – deel 1 Twee treinen botsen in het station van Kontich-Kazerne

en 8.3

2

ng

eri

in Re

Bijna 110 jaar geleden, op donderdag 21 mei 1908, reed de trein nr. 226 van Antwerpen naar Brussel met een snelheid van 60 km per uur in op de stilstaande trein nr.515. Deze laatste was vertrokken in Antwerpen om 8.32 u., stopte om 8.55 u. in het station Kontich-Kazerne en zou via Lier om 10.21 u. in Turnhout aankomen. De puinhoop was gigantisch. Twee derde-klasrijtuigen met houten opbouw werden volledig opengereten en verpulverd. Eén tweede-klaswagon lag op zijn zijde en was ernstig beschadigd. Merkwaardig genoeg waren er van de aanrijdende trein geen rijtuigen vernield, zelfs de locomotief, een type 8, was niet eens zwaar geraakt. Wel vielen in die trein verschillende gekwetsten, onder wie enkele met ernstige letsels. Er ontstond een enorme paniek waarbij in de chaos reizigers het open veld inliepen, gewonden huilden, zwaar gekwetsten om hulp schreeuwden. Aanvankelijk veronderstelde men dat in de opengereten rijtuigen meer dan honderd reizigers hadden plaatsgenomen: onder hen vele Kempische havenarbeiders, uit Kessel, Nijlen, Herenthout, Bouwel en Grobbendonk. Ze waren in alle vroegte naar de Antwerpse haven, ‘ den basseng’, gespoord, hadden zich aangemeld aan ‘het kot’ en waren terug naar huis getrokken bij gebrek aan werk die dag. Ook zaten er op de vernielde trein een 80-tal bedevaarders uit Schaarbeek en Brussel, op bedevaart naar O.-L.-V.van-Lisp bij Lier. Daarnaast reden er ook heel wat soldaten van het 6e linieregiment mee, op weg naar het kamp van Beverlo. Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


We weten dat de trein goed bezet was en dat vele bedevaarders de toelating hadden gekregen om in een tweedeklasrijtuig te gaan zitten, omdat alle plaatsen in derde klas bezet waren. Bij een eerste telling van de slachtoffers kwam men tot vijfendertig doden en honderddertig gewonden, onder wie heel wat zwaar gewonden. Lichtgewonden waren in het eerste overzicht niet opgenomen. Opvallend was wel dat de meerderheid van de ernstig gewonden beenbreuken, hoofdwonden, een gebroken ruggengraat of een ingedrukte borstkas vertoonden. Gelukkig daagde de hulpverlening zeer snel op: dokters uit de directe omgeving, de naburige dorpen, met als allereerste de bataljonsdokter van de kazerne vlak bij het station, dokter Piket. Hij werd ondersteund door officieren en soldaten van het 9e en 10e linieregiment uit de kazerne. Bij de allereerste helpers bevonden zich ook de Lintse dorpsdokter De Schutter en onderpastoor Meulepas. Wie ook met name werd genoemd was de Lintse brouwer Scheltjens en een van zijn zussen (waarschijnlijk Irma Scheltjens). Verder de echtgenote van ‘de Plas’, met name Joanna Maria Voet, echtgenote Goovaerts (bijgenaamd ‘de Plas’ omdat ze in Lint voor vele families de fijne was deed). Ook Edegemse en Kontichse dokters waren er snel bij, evenals priesters uit de omgeving. Rond 10 uur was er een speciale trein met militaire en ziekenhuisdokters vanuit Antwerpen aangekomen. Op zeker moment schatte men het aantal aanwezige dokters op een veertigtal. Ook uit Mechelen snelden militaire dokters en ander personeel ter hulp. ‘Het Handelsblad’ beschreef dit laatste zo: ‘Bij het vernemen van de ramp gaf Borremans, regimentsdokter te Mechelen, onmiddellijk het bevel met de ambulancewagens naar Kontich te vertrekken. Op 10 minuten was alles in gereedheid. De paarden van het tweede regiment artillerie waren ingespannen, al het nodige hulpmateriaal geladen in orde. Verschillende ziekenverplegers onder het bevel van een onderofficier zijn samen met vier dokters naar de plaats van de ramp vertrokken. Tussen 15 uur en 18.30 uur zijn ze terug in Mechelen aangekomen met in totaal negen gewonden, allen soldaten van het zesde linieregiment. Ze hebben allen op één na armen en benen gebroken. Drie militairen werden gedood.’ In het Mechelse ziekenhuis overleed in juni nog een militair, het veertigste dodelijke slachtoffer. Ten slotte stierf een vrouw uit Deurne op 24 juni 1908, zij was het eenenveertigste dodelijke slachtoffer. Over mogelijke overleden zwaargewonden in Brusselse ziekenhuizen vonden we geen verdere informatie. Doden en gewonden werden eerst in de wachtzaal van het stationsgebouw gelegd. Door het grote aantal bleef dit niet langer mogelijk. Er werd dan voor de overledenen een rouwkapel in het legerdepot ingericht. Na identificatie door familieleden werden de overledenen in eikenhouten kisten gelegd en zo snel mogelijk naar hun woonplaats vervoerd. Deze kisten werden door de diensten van de spoorwegen geleverd. Vrachtvoerder Henri de Roeck uit Kontich kreeg een vergoeding van 15 frank voor het vervoer van de doden terwijl A. De Ridder, eveneens uit Kontich, een vergoeding van 29,5 frank ontving om met zijn personeel de doden in het depot te kisten. De voorzitter van het Brussels bedevaartcomité, de heer Rosman, werd bij het treinongeluk ernstig gewond. Barones de Jambline de Meux uit Schaarbeek, leidster van de bedevaart, zat met haar vijf kinderen in het tweedeklasrijtuig. Zij brak haar been maar haar vijf kinderen kwamen ongedeerd uit de gekantelde wagon. In de zitting van de Kamer van Volksvertegenwoordigers van 16 juni 1908 vroeg een volksvertegenwoordiger aan minister van spoorwegen Helleputte waarom de derde-klasrijtuigen altijd vooraan en achteraan de trein staan en die van tweede klas altijd in het midden, dus op de veiligste plaats. De meeste gewonden kwamen terecht in Antwerpen, deels in het militair hospitaal, deels in Stuyvenberg, SintCamillus en Sint-Elisabeth. Over een aantal gewonden die in Brusselse ziekenhuizen belandden, vonden we geen informatie meer.

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

8.3

Snelle hulpverlening

3


Bij de doden waren twee Lintenaren, met name Eduard De Cnaep en Frans Op de Beeck. De meeste slachtoffers kwamen uit Herenthout. Na 4 dagen telde men daar reeds 8 doden. Bovendien waren er een twintigtal zwaargewonden, van wie vier zeer ernstig. Van de acht doden waren er vier ongehuwd. De gewonden van Herenthout hadden samen 63 kinderen onder de 15 jaar. In de namiddag van 21 mei kwam prins Albert (de latere koning Albert I) de doden en gewonden in de Kontichse kazerne begroeten. Majoor Streitz van het negende linieregiment ontving hem en leidde hem rond. De volgende dag kwam de minister van spoorwegen Joris Helleputte in de voormiddag de plaats van de ramp bezoeken. Koning Leopold II verbleef op het ogenblik van de ramp in Wiesbaden waar hij keizer Wilhelm II had ontmoet. Hij stuurde een telegram naar minister Helleputte met de woorden: ‘Ik ben teneergeslagen door het ijzelijk ongeluk van Contich. Gelieve in mijnen naam tijdingen over de gewonden in te winnen en ze mij onmiddellijk te sturen. Druk hun mijne levendigste deelneming uit en de wenschen die ik vorm voor hun volledig herstel. Laat aan de familiën der dooden weten welk diep deel ik neem in hunnen rouw’. Get. Leopold De dodelijke slachtoffers werden in de meeste Kempense dorpen al op zaterdag 23 mei begraven. In Kessel droegen kameraden dokwerkers de kisten van de slachtoffers ten grave. Victor Jozef Stickens uit Herentals werd in het bijzijn van zijn familie in Kontich begraven. In de kerk van Herenthout werd door vooraanstaanden van de gemeente, waaronder burgemeester baron van Reynegom de Buzet, een collecte gedaan voor hulp aan de getroffen gezinnen. Ze bracht meer dan duizend frank op. Prinses Elisabeth bezocht de gewonden in de verschillende ziekenhuizen van Antwerpen en zou volgens de pers de gewonden in het Nederlands hebben toegesproken! Ook kardinaal Mercier kwam de gewonden opzoeken. De journalist van de ‘Gazet van Antwerpen’ schreef: ’Men merkte op hoe goed en zuiver Zijne Eminentie zich van de Vlaamsche taal bediende…’. In die tijd moet het wel iets uitzonderlijks en opvallends zijn geweest dat die hooggeplaatsten Nederlands spraken, want voor journalisten bleek dit een speciaal nieuwsfeit. Een der volgende dagen ging ook Prins Albert deze gewonden groeten. Diezelfde dag was men op de plaats van het onheil al begonnen met het opruimen. Een grote stoomkraan kwam om 16 uur aan en met man en macht begon men de sporen vrij te maken. De sporen naar Brussel en Antwerpen en ook die naar Lier en Turnhout konden rond 20 uur opnieuw worden vrijgegeven. Links en rechts naast de sporen had men de brokstukken van de vernielde rijtuigen aan de buitenzijde opgestapeld en afgedekt met zeilen. Getuigen van het ongeval meldden dat er op woensdag 27 mei bij de plechtige uitvaartdienst in de Sint-Martinuskerk te Kontich in het station niets meer te zien viel van die verschrikkelijke ramp. Vermeldenswaardig voor de pers bleek ook dat vele hoogwaardigheidsbekleders met dezelfde trein aangekomen waren die het ongeval een week voordien had veroorzaakt. De Sint-Martinuskerk was uiteraard veel te klein voor de menigte die aan de plechtigheid wou deelnemen. Burgerlijke en militaire hoogwaardigheidsbekleders hadden plaatsgenomen op het hoogkoor. We herkenden onder meer de minister van spoorwegen, de gouverneur van de provincie Antwerpen, de burgemeesters van Antwerpen, Lier, Kontich, Lint... Ook verschillende senatoren en volksvertegenwoordigers, de pauselijke nuntius, een vertegenwoordiger van prins Albert, generaals en andere hoge officieren. Verder de voltallige gemeenteraad van Kontich en Lint. Deken Kennis, bijgestaan door de andere priesters van de parochie, celebreerde de uitvaartmis. Kardinaal Mercier hield de homilie en zong het requiem voor. In welke taal hij heeft gepredikt, wordt niet vermeld. In Lint werd op maandag 25 mei in de parochiekerk reeds een uitvaartplechtigheid gehouden voor alle slachtoffers van de ramp. Buiten de voltallige gemeenteraad was ook die van Kontich aanwezig. Daarnaast waren er ook een

Prins Albert bezoekt de slachtoffers

en

ng

eri

in Re

8.3

4

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


afgevaardigde van de minister van spoorwegen en de majoors Streitz en Schram, respectievelijk bevelhebbers van het negende en tiende linieregiment, vergezeld van hun officieren aanwezig. Overal hingen de vlaggen halfstok. Journalisten zagen de kerk in haar plechtigste rouwkleed en het hele hoogkoor met zwart behangen.

Hoe kon deze catastrofe gebeuren?

Meestal ligt de oorzaak bij een samenloop van omstandigheden. Inderdaad, op donderdag 21 mei 1908 moesten de seinen in Kontich worden aangepast, omdat men voortaan de treinen in blok wilde laten rijden. Hiervoor was een ploeg spoorwegarbeiders met ploegbaas te Kontich aangekomen. De eerste proefrit met deze snelle treinen tussen Antwerpen en Brussel was gunstig verlopen in iets meer dan een halfuur. Vanaf 1 augustus zouden er acht zulke treinen rijden. Het werk zou een tweetal uren in beslag nemen. Men begon met het werk in het seinhuis en dat bleek later een grote vergissing, zeker qua timing. Rond dit tijdstip passeerden er in het station immers op 15 minuten tijd wel zes treinen. Op deze korte tijdsspanne moesten seinen en wissels telkens worden omgelegd. In normale omstandigheden een heuse klus, zelfs voor de vakman, verantwoordelijke Camiel Van Thuyne. Hij woonde in de Duffelshoek op een klein boerderijtje, een 200-tal meter voorbij het ‘Kapelletjesbos’ tegen de spoorweg. Van Thuyne was geboren te Olsene op 20 september 1863. Hij was gehuwd met Leonie Van Thuyne, geboren in het buurdorp Markegem op 2 november 1868. Zij woonden sinds hun huwelijk (1890) in Lint, Grote Bossen 5. Het echtpaar kreeg er acht kinderen. In september 1901 verhuisde het gezin naar Kontich en ze kregen nog twee kinderen. In 1937 ging het gezin Van Thuyne-Van Thuyne uiteindelijk in Duffel wonen waar ze in 1950 hun 60-jarig huwelijksjubileum vierden en Camiel in november van datzelfde jaar overleed op de leeftijd van 86 jaar. Stationsoverste J. Van Robais verklaarde dat er die dag eigenlijk te weinig personeel in het station aanwezig was, slechts één onderchef. Hijzelf of zijn onderchef moesten, wanneer zij van dienst waren, vanaf de eerste trein ’s morgens vroeg tot de laatste omstreeks 23 uur aanwezig zijn. Ook de seinwachters moesten van 6 uur ’s morgens tot omstreeks 22 uur dienst doen. Ze hadden wel 3 uur tussenpauze, dit betekende dat ze toch nog 13 uur effectief hun zwaar verantwoordelijk werk moesten doen. Voor dit alles werden ze per dag 2,8 tot 3 frank vergoed (wat zelfs voor die tijd weinig was). Een bareelwachter ‘verdiende’ 0,8 frank per dag voor twaalf à dertien uur dienst. In Kontich-Kazerne kwamen in die tijd per dag ongeveer 306 treinen voorbij. Voorwaar, een erg drukke bezigheid om alles vlot te laten verlopen. Al in 1901 werd de minister, verantwoordelijk voor de Belgische Spoorwegen, in de Kamer van Volksvertegenwoordigers geïnterpelleerd over het prangende personeelstekort in Kontich-Kazerne. Omwille van bezuinigingen was er sindsdien echter nog altijd niets veranderd. Er werd toen terecht aan toegevoegd dat het station Kontich-Oost (d.i. Kontich-Kazerne) een der gevaarlijkste van het Belgische net was. Ook de reizigers klaagden voortdurend over het gevaar dat zij er liepen. En nu, op een der drukste ogenblikken van de dag, kwam men er haast onaangekondigd in het seinhuis werken uitvoeren.

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

8.3

Franstalige klassejustitie

5


en 8.3

6

ng

eri

in Re

De werkploeg uit Brussel was al aan de slag toen Van Thuyne zijn dagtaak begon. De hefboom om het sein te bedienen was al verwijderd. De meestergast van de werkploeg had buiten een man op wacht gezet om het sein (verbonden met een ijzerdraad) in noodgevallen handmatig te verzetten. Om 8.55 u. was de trein van Lier-Turnhout op het gebruikelijke uur aangekomen. Normaal vertrok hij om 9.05 u. maar door de vele bedevaarders stond hij er om 9.09 u. nog altijd. Van Thuyne liet het sein richting Brussel vrijgeven, maar zag om een onbekende reden de wissel over het hoofd, die nog in de richting Lier open stond en moest worden verlegd. Op gewone dagen was dat een routineklus: eerst de wissel verleggen en blokkeren, daarna het sein vrijgeven. Normaal kon men het sein niet veranderen als de wissel niet was verlegd. De werkploeg had echter door de loskoppeling van de seinhefboom deze volgorde verstoord. Nu Van Thuyne aan het sein toch niets kon veranderen, was hij misschien daardoor de wissel uit het oog verloren. Waarom had hij de wissel niet omgelegd? Onderzoeksrechter Vermeer kwam al rond 10.30 u. met het parket ter plaatse en ondervroeg eerst de stationschef. Die verklaarde onomwonden dat hij van de werkzaamheden op ‘den blok’ niets afwist. Hij was door niemand verwittigd. Hij was die dag ook niet van dienst, maar ook zijn onderchef was niet op de hoogte, een flagrante overtreding van het geldende reglement. Volgens dit reglement moest de meestergast of werkleider eerst de stationschef op de hoogte brengen. De stationschef was verantwoordelijk voor het nemen van de nodige veiligheidsmaatregelen. Een normale procedure schreef voor dat een man met een rode vlag de aankomende trein tegemoet ging. De trein mocht dan maar stapvoets met de beambte met rode vlag naast de locomotief het station binnen rijden. Aangezien niemand was verwittigd, was daar niets van in huis gekomen. De machinist van de aanstormende trein uit Antwerpen zag een sein op veilig staan en reed met zijn gewone snelheid van 60 km per uur verder. De wissel was echter niet getrokken en zo reed hij de bocht naar Lier in. De machinist voerde een noodstop uit, maar volgens latere verklaringen was er geen tijd meer om stoom te laten ontsnappen. Onder volle stoom ramde hij de stilstaande trein. De aanrijdende trein schoof tot aan het vierde compartiment in de trein voor Turnhout. Bedenk hierbij ook dat de trein naar Lier met zijn zeven rijtuigen slechts 50 m voorbij de wissel stond. Machinist Van Winckel van de aanrijdende trein bleef dan ook dagenlang bedlegerig. Je zou voor minder. Hoofdtreinwachter Maes van de aangereden trein getuigt in zijn verklaring dat hij juist afgestapt was en de aanrijding met eigen ogen zag gebeuren. Hij zag de laatste twee derde-klaswagons samengedrukt en verpulverd worden. De derde tweede-klaswagon vloog eerst meer dan één meter omhoog en kantelde dan om, een verschrikkelijk toneel, verklaarde hij. Onderzoeksrechter Vermeer wilde na zijn aankomst te Kontich natuurlijk ook wisselwachter Van Thuyne ondervragen, maar die bleek spoorloos. Niemand had hem gehoord of gezien na de botsing. De onderzoeksrechter gaf veldwachters uit de omliggende gemeenten en rijkswachters uit de kazernes van Kontich, Rumst e.a. de opdracht Van Thuyne op te sporen, maar zonder resultaat voorlopig. Sommige kranten suggereerden de volgende dag al dat hij zelfmoord zou hebben gepleegd. Maar op zaterdag 23 mei 1908 kon men bekendmaken dat Van Thuyne op 21 mei ’s avonds rond 22 uur doodziek was thuisgekomen. De onderzoeksrechter, vergezeld van wetsdokter Van Bever, trok daarop naar het huis van Van Thuyne. Hij lag echter doodziek in bed. Zijn vrouw had de dokter laten roepen en die verklaarde aan de onderzoeksrechter en de wetsdokter dat Camiel zwaar ziek was, hoge koorts maakte, een longontsteking had opgelopen en dat er ‘iets’ aan de hand was met zijn hart. De huisdokter had vrouw Van Thuyne zelfs aangeraden een priester te laten komen die haar man de laatste sacramenten ‘in articulo mortis’ had toegediend. De longontsteking was misschien te verklaren door het slechte weer. Het was op sommige momenten inderdaad op 21 mei erg slecht weer geweest. Zo had men in Antwerpen die dag rond 17.30 u. een hagelbui gekregen zoals men er sinds mensenheugenis geen meer had gekend. Hagelstenen van wel 40 gram hadden vele ruiten en koepels vernietigd. Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


In Oude-God was een werkman door de bliksem getroffen en gedood. Bovendien had men met zware regenval te kampen. Onderzoeksrechter Vermeer wilde echter de zieke wisselwachter ondervragen. Wetsdokter Van Bever vond dat Van Thuyne daarvoor veel te ziek was. Hij gaf ten slotte de onderzoeksrechter een kwartiertje de tijd om de zieke te ondervragen. Vrouw Van Thuyne vertelde daarop wat ze al te weten was gekomen over het hele voorval. Die bewuste donderdag, zei ze, had ze gezien dat er treinen voor hun huis bleven staan. Ze wist echter niet wat er was gebeurd. Daarom had ze haar oudste dochter Clara (geboren te Lint, 25 december 1890) naar het station gestuurd om te zien wat er was voorgevallen. Daar hadden verscheidene mensen aan haar gevraagd waar haar vader was. Daarop was het meisje maar vlug naar huis teruggekeerd. Na de middag had moeder Van Thuyne twee van haar kinderen naar ’t Kapelletjesbos gestuurd om te kijken of vader daar niet was. Vader was er niet, maar aan de grote kapel lagen wel kledingstukken van hem. De kinderen waren dan met die kleren naar huis teruggekeerd. ’s Avonds om 22 uur was Van Thuyne dan, geheel in de war en onsamenhangend pratend, door de velden thuis aangekomen. Een der volgende dagen voelde Camiel Van Thuyne zich een beetje beter en vertelde dat hij de treinramp voor zijn ogen had zien plaatsvinden en dat hij op de vlucht geslagen was door de velden, recht naar het kapelletje in het bos. Daar was hij lange tijd gebleven. Hij kon er geen tijd op plakken en was er blijven bidden en wenen. Van daar was hij dwars door de velden weggevlucht. Zonder rustpauze had hij de rest van de dag door de velden gedwaald. Waar overal herinnerde hij zich niet meer. Tot slot vroeg Leonie Van Thuyne aan de onderzoeksrechter, onder tranen ‘dat men haar man a.u.b. toch niet thuis zou aanhouden. Ze vroeg zich ook af wat er nu van haar en haar negen minderjarige kinderen zou geworden’. Een aanhoudingsbevel tegen Van Thuyne konden we niet vinden. Hij is wel wekenlang zwaar ziek thuis gebleven. Enkele dagen na de ramp bood een Antwerps fotograaf, Climan, zich ten huize Van Thuyne aan en nam een foto van het grote en vooral arme gezin. Van deze opname werd een prentbriefkaart gemaakt die voor 10 centiemen te koop was. De opbrengst werd bestemd voor het ongelukkige gezin van de arme wisselwachter. Van de ramp zelf werden meerdere reeksen postkaarten gemaakt en commercieel op de markt gebracht. Volgens een krant waren kort na de ramp te Kontich-Kazerne al vier fotografen en een filmmaker in het station aan het werk. De film werd dezelfde avond nog in Antwerpen vertoond. Met een verbazingwekkende snelheid, schreef men in de kranten, waren de operateurs van cinema Kruger onder leiding van hun bestuurder met een automobiel in Antwerpen veertig minuten na het ongeval ter plaatse. Zij begonnen met hun materieel beelden van de hartverscheurende tonelen die zich te Kontich afspeelden, te nemen. Deze filmmakers waren erg snel ter plaatse, anders was het gesteld met de familieleden van de slachtoffers. Een journalist van de ‘Nieuwe Gazet’ schreef: ‘ de verbindingen per spoor langs die kanten (bedoeld werd de Kempen) waarvan de meeste dodelijke slachtoffers en zwaargewonden afkomstig waren, zijn nog voorhistorisch. Daarom zijn de familieleden van de slachtoffers eerst om vier uur op de plaats van de ramp aangekomen. Velen kwamen dan ook te laat om hun familielid te zien, want even na de middag waren de meeste gewonden niet meer te Kontich-Kazerne maar naar Antwerpse, Mechelse of Brusselse hospitalen vervoerd’. Paul Wyckmans (wordt vervolgd)

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

8.3

Bibliografie - VAN PASSEN R, Geschiedenis van Kontich, uitg. Gemeente Kontich 2e druk (1988),686-688 - DE BOT H., HERTOGHS E., VAN OLMEN J., 150 jaar spoorweg in de Kempen (1855-2005), De geschiedenis van de lijn Kontich-Turnhout, uitg. Brepols Turnhout 2005 - VAN DER AUWERA F., HERTOGS E., VAN OLMEN J., Lint op het spoor, een bundeling spoorwegverhalen over Lint, uitg. Heemkunde Lint ‘Eugeen Goeyvaerts’ vzw., 2010 - Archief van de Gemeente Kontich en de bevolkingsregisters van Kontich-Lint; - Toenmalige krantenartikels in de Gazet van Antwerpen, Het Handelsblad, De Nieuwe Gazet, Het Laatste Nieuws en het Vlaamsch Heelal en de Franstalige pers in L’Etoile, La Métropole, Le Patriote, La Presse en Le XXe Siècle

7


De bewoningsgeschiedenis van Kontich - van de prehistorie tot de middeleeuwen. Het archeologische verhaal - deel VIII. Vroege middeleeuwen: Merovingers en Karolingers (6de - 9de eeuw).

en 8.3

8

ng

eri

in Re

In deel VII schreven we reeds dat rond 250/275 na Christus de Romeinse bewoning te Kontich eindigde. De laatRomeinse periode is, bij gebrek aan vondsten, tot nu toe nog niet vertegenwoordigd. Voor de daarop aansluitende periode van de Merovingers en Karolingers, zal prof. dr. Robert Van Passen in zijn ‘Geschiedenis van Kontich, 2e uitgave’, bij gebrek aan feitenmateriaal, zich wenden tot de algemene geschiedenis. Doch, er is meer! Tijdens de opgravingen op de site Kontich-Kazerne werden in de uitgebroken muurresten van de cella van de Gallo-Romeinse tempel meerdere menselijke beenderresten aangetroffen. Zij bleken echter te poreus om nog verdere studie hierop uit te voeren. In de noordwestelijke binnenhoek van deze cella lag nog wel een volledig kinderskelet in hurkhouding. Het skelet werd gelicht en door K. Biemans als een laatRomeinse begraving geïnterpreteerd. Omdat dit de enige vondst uit die periode zou zijn, werd in 2014 beslist om op het nog aanwezige botmateriaal (met name de tanden) een radiokoolstof-C14-datering uit te voeren. Het resultaat was verbluffend en wees uit dat de bijzetting van het kinderlijkje pas in de Merovingische periode plaats vond. De aanwezigheid van Merovingische graven in oudere gebouwresten is een gekend fenomeen en hoeft Schets kinderskelet in hurkhouding uit Tanden kinderskelet waarop de radiokoolstof –C14- datering werd ons niet te verbazen. Dat de het logboek van opgravingsleider Felix uitgevoerd (Foto H. Verbeeck). tempelresten van de Lauwers (© AVRA). Romeinse vicus van Kontich-Kazerne deze eer te beurt viel, getuigt dat de resten van de tempel tot in de Merovingische periode nog prominent in het landschap zichtbaar moeten zijn geweest. Maar mogelijk werden er ook Karolingische graven te Kontich gevonden. Tijdens de opgravingen van AVRA in 1988 en 1998 tegen en in de huidige Sint-Martinusdorpskerk, werden een vijftal graven gevonden met een afwijkende westzuidwest-oostnoordoost oriëntering. Minstens twee van deze graven werden door de fundatie van de huidige romaanse kerktoren oversneden. Zij moeten dus ouder zijn dan de 12e-eeuwse toren (volgens Robert Van Passen, die zich op een uitspraak van C. Leurs baseert), en uit een voorafgaande periode dateren. Zij werden tijdens de opgraving in verband gebracht met een vroegchristelijke begraafplaats. Deze graven bevatten echter geen bijzettingen zodat een juiste datering niet mogelijk bleek. Maar juist de Uittreksel opgravingsplan Sintafwezigheid van grafgiften wijst op een datering in de Karolingische Martinuskerk met daarop de graven met tijd. afwijkende oriëntatie Bewoningssporen uit de Merovingische of Karolingische periode (H. Verbeeck). werden er te Kontich nog niet aangetroffen maar moeten zeker Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


aanwezig zijn. Robert Van Passen herkent in de driehoekige dorpskern met het Sint-Jansplein als middelpunt het restant van een Frankische nederzetting. Daarnaast kent Kontich ook een belangrijke ‘hem’-naam, namelijk Pluysegem, die mogelijk naar een Frankische hoeve verwijst. Hopelijk zal toekomstig archeologisch onderzoek hier uitsluitsel over brengen. Henri Verbeeck (wordt vervolgd)

Bibliografie: Verbeeck, H. 1988: Kontich. Noodopgravingen, 1. Onderzoek van de Romaanse toren van de Sint-Martinuskerk, AVRA-werking 1988, 24-25. Verbeeck, H. 1998: Noodonderzoek in de Sint-Martinuskerk te Kontich, AVRA-jaarboek 1998, fig. 9-I, 83. Reyns N., Verbeeck H. & Bruggeman J. met bijdragen van: Aluwé K., Clerbaut T., de Beenhouwer J., De Clercq W., Heeren S., Magerman K., Monsieur P., Sas K., Venant N. en Verstappen P. 2017: Archeologisch onderzoek op de Steenakker en het Kapelleveld te Kontich. Synthese van de opgravingscampagnes op de site Kontich-Kazerne tussen 1964 en 1993, AVRA – Monografie 3, 306-307..

Het mooiste plekje van Kontich! Volgens Pasar is het Kapellekensbos het bijzonderste plekje van onze gemeente. Ken je de geschiedenis van het kleine, oude kapelletje? Die gaat terug naar een legende uit het Duffel van 1637. Toen werd er een klein, primitief Mariabeeldje gevonden in de holte van een knotwilg. Het werd al vlug een voorwerp van volksdevotie en er werd een kapel gebouwd, gewijd aan Onze-Lieve-Vrouw-van-Goede-Wil. Duizenden pelgrims offerden veel geld of kochten medailles, vaantjes, ex voto’s en bidprentjes. De opbrengsten werden ook geïnvesteerd in heel wat zilverwerk. Dat stak in 1683 de ogen uit van een zestal snoodaards: zij braken in en stalen het. Ze kwamen samen in het Langbos in Kontich om de buit te verdelen. Het beeldje werd in een eik achtergelaten, het zilver werd in Bergen-op-Zoom verkocht. Het beeldje werd gevonden, en maanden later ook vijf van de zes dieven. Zij werden geradbraakt. Uit dankbaarheid lieten vurige Mariavereerders uit de omgeving een kapel bouwen op de plaats waar het beeldje was weergevonden. Ook hier ontstond een toeloop van bedevaarders die de offerblok vulden. Het armbestuur van Kontich eiste de helft van de gelden op. De parochie Lint, toen nog een gehucht van Kontich, verzette zich daartegen. Deze twist duurde jaren lang tot een rijke weduwe uit Lint een nieuwe en ruimere kapel liet bouwen in het nabijgelegen Perkbos. Ze werd ingewijd in 1838. In 1869 werd Lint een zelfstandige gemeente: de spoorweg werd de grens, zodat de kapel op grondgebied Kontich kwam te liggen. Catchphrase: Van legende tot wandelparadijs Tijdens de mobilisatie van 1938-39 en de daarop volgende oorlogsjaren kreeg de verering van Onze-Lieve-Vrouw als troosteres der bedrukten weer een boost. De plechtige dankprocessie op 18 oktober 1944 kent een geweldige toeloop. Later plaatsten de gelovigen een marmeren gedenksteen waarop gebeiteld staat: “Parochie Lint, dank aan Onze-LieveVrouw-ten-Bosch voor bescherming tijdens de oorlog 19401945. Ave Maria”. Nog elk jaar houdt Lint er zijn jaarlijkse bedevaart op de eerste zondag van mei. De omgeving heeft de laatste jaren nog aan waarde gewonnen door het wandelpad doorheen de retentiezone en het knuppelpad door het bos aan de overkant. Ook bij de Lintse kapel is het heerlijk toeven. Jammer dat er mettertijd wel wat verdwenen is, zoals de calvarie aan de achterkant. Het nodigt uit tot bezinning: over vergankelijkheid en zo… Wie meer details wil weten over de Boskapellen kan ze vinden in het artikel van Leo Aertbeliën in nummer 5/4 (2014) van Reineringen.

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

8.3

Frank Hellemans

9


Abraham Hans - De Spaanse Furie – deel 1

I

n een reeks artikelen van de vorige jaargangen van Reineringen hebben we het leven en het werk van de volksschrijver en journalist uitvoerig uit de doeken gedaan. Het blijft een raadsel hoe de inwoner van de villa Houthulst aan de Antwerpsesteenweg een dergelijke productie heeft kunnen bij elkaar schrijven. We denken nog altijd dat de man toekwam met een minimum aan slaap en daardoor netto meer productieve tijd overhad dan de gemiddelde Vlaming. Er kan heel wat discussie zijn over de literaire kwaliteiten van Abraham en tot de literaire canon zal hij wel nooit behoren, maar hij zal wel altijd worden herinnerd als de auteur van de Hanskes. Dat boekjes naar jou worden vernoemd is wel afdoende bewijs hoe belangrijk de man wel is geweest in de volksverheffing van de Vlaming die – al is dat misschien wat kort door de bocht – nog moest leren lezen en schrijven in zijn moedertaal. Ter illustratie van deze onovertroffen volksverteller brengen we hier een van zijn Hanskes dat toevallig ook even in Kontich halt houdt. Abraham Hans brengt het verhaal van Willem Jeroens tegen de historische achtergrond van de Spaanse Furie in Antwerpen (4-7 november 1576). Het is een eerder los verband, maar het toont wel aan dat Hans tijdens zijn verhalen het Vlaamse volk ook inleidde in zijn eigen geschiedenis en het zo een historisch besef bijbracht. Hans houdt het bij de hoofdlijnen, maar is wel intelligent genoeg om via details de lezer toch bij de zaak te houden, door bijvoorbeeld namen van straten te geven. Misschien nog meegeven dat er hier nog duidelijk een verschil is tussen het hertogdom Brabant, waartoe Antwerpen behoorde, en het graafschap Vlaanderen dat over ’t water begon. Door de snelheid van schrijven maakte Hans ook wel fouten die de hedendaagse lezer zeker opvallen. In het begin van het verhaal zegt de slechterik Stevens dat zijn vrouw ziek is, terwijl op het einde van het verhaal hij blijkbaar geen vrouw heeft. En probeer maar eens om negen uur ‘s morgens op een gure oktoberdag in Antwerpen te vertrekken naar Mechelen, daar je zaken af te

Overvallen in Kontich

* Zo’n 350 jaar geleden woonde aan de Antwerpse Scheldekaai Willem Jeroens. Hij laadde en loste schepen. Maar nu de Spanjaarden in ons land meester waren, meerden er niet zo veel vaartuigen meer aan. Er was voortdurend strijd, hier en daar, want ons volk werd de Spaanse heerschappij moe en kwam ertegen in verzet. Willem Jeroens stond dus dikwijls met zijn makkers werkeloos op de kade. Gelukkig verdiende zijn vrouw Marijke nog iets: ze zorgde overdag voor kleine kindjes van werkende moeders. Die moeders brachten ’s morgens hun kleintjes bij Marijke en haalden ze ’s avonds weer op. Zelf hadden Willem en Marijke geen kinderen. Willem hoopte op betere tijden, leegloperij zinde hem niet. Op een morgen stond hij weer op de kade. Een rijke koopman passeerde daar en wenkte hem. - Je hebt geen job?, vroeg hij. - Neen, meneer, tot mijn spijt. We hebben het erg krap. - Kom mee, je kunt bij mij wat verdienen. De zaken gaan wel slecht, maar vandaag heb ik een karweitje voor jou. Willem Jeroens was blij dit te horen. Hij vergezelde de heer Stevens naar zijn woning en werd een kleine kamer binnengeleid. - Jeroens, zei de koopman, ik weet dat jij een eerlijk man bent en dat ik je een belangrijke boodschap kan toevertrouwen. Deze som geld moet naar een handelaar in Mechelen worden gebracht. Zelf kan ik niet gaan, want mijn vrouw is ziek. Omwille van de slechte tijden heb ik mijn bedienden

en 8.3

10

ng

eri

in Re

De titelbladzijde van De Spaansche Furie

handelen en ’s avonds in Antwerpen terug te zijn. Da’s een kleine 50 km. Zelfs op een vrijgemaakte E19 betekent dat een serieuze tocht, laat staan op de wegen die Jeroens moest nemen. Een stop in afspanning De Fortuin, waar vroeger de paarden werden gewisseld, zal er in ieder geval niet hebben ingezeten. Tenzij je natuurlijk Mo Farah heet. De lezer(tje)s van toen zullen daar waarschijnlijk niet over zijn gevallen. Zij zullen zich vooral hebben laten meeslepen door de actieve stijl van de meester-verteller die het universele thema kwaad versus goed in een herkenbaar verhaal heeft gegoten. Met een moraliserend slot. Zo hoorde dat in die tijd. De Spaanse Furie was nummer 202 in de Kinderbibliotheek en kostte 60 cent, wat het meteen voor iedereen toegankelijk maakte. We hebben het verhaal in zijn originele vorm gelaten en er zo weinig mogelijk aan veranderd. Wat deden we wel: we hebben de moderne spelling gebruikt en hier en daar een zin wat aangepast aan de moderne normen. Het oorspronkelijke verhaal springt voortdurend van de u- naar de jij-vorm, wij hebben hier consequent voor de jij-vorm gekozen. Moet dat niet de gij-vorm zijn, kan de vraag zijn die bij menig lezer opkomt? Vergeet niet dat Abraham Hans van origine een Nederlander was, voor wie de jij-vorm de normaalste zaak van de wereld was. Verder hebben we hier en daar ook een woordje verklaard. Misschien was het niet altijd nodig, maar toch. Een wambuis zou waarschijnlijk nu een fleece zijn. We hebben die uitleg tussen <> geplaatst. Maar voor de rest laten we gewoon Abraham Hans aan het woord, net zoals hij heeft opgeschreven. Hier volgen de eerste twee deeltjes, in de volgende Reineringen krijg je het slot.

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


8.3

Jeroens schrok geweldig, maar hij vermande zich. - Vriend, laat me door, sprak hij. Ik moet dit rolletje lijnwaad in Mechelen gaan afleveren. En thuis zitten ze op het geld te wachten om eten te kunnen kopen. Je weet dat het slechte tijden zijn. - Ja, voor ons ook, vervolgde de landloper. De landvoogd Requesens <legeraanvoerder van de Spanjaarden, stierf in 1576> is dood en hij heeft vergeten zijn soldaten te betalen. En als mijn vrienden, de Spanjaarden, geen geld hebben, is het voor mij evenzeer schraal. - Maar je wilt aan een arme man als ik toch geen geld vragen! - Dat rolletje lijnwaad kan ik ook verkopen! - Ware ik bemiddeld, ik gaf het! Toe, hou me niet langer op. Thuis hebben ze honger. - Baasje, ik zou maar snel dat lijnwaad afgeven. Want als wij kwaad worden, ziet het er niet goed uit voor jou. De Spaanse soldaten, haveloze en verwilderde kerels, zeiden niets in hun taal. - Heren, ik ben maar een arme drommel, klaagde Willem Jeroens die in angstzweet uitbrak. De landloper strekte zijn hand naar het lijnwaad uit. Willem werd kwaad en gaf de dief een duw. - Ik laat me niet bestelen, riep hij. Maar nu vielen de Spanjaarden hem aan en Jeroens werd tegen de grond geslagen. Krampachtig hield hij echter de rol linnen vast. - Er zit iets in dat lijnwaad, beweerde de landloper. De mensen gebruiken nu allerlei listen. En een eerlijke dief als ik, moet ook slim zijn om aan wat buit te geraken. - Vermoord me, maar wat van mij is geef ik niet af, schreeuwde Willem. Wat kon hij tegen de overmacht doen. Als snel hadden de Spanjaarden hem het lijnwaad afhandig gemaakt. Ze trokken de rol open. - Geld!, juichten ze. - Wat een dikke beurs, zei de landloper. Ha, ik wist het wel! Foei, leugenaar, ons wijs maken dat je een arme luis bent, en dat ze bij jou thuis van honger klagen. Jij hebt dat geld natuurlijk ook ergens gestolen. De Spanjaarden deden de beurs open. En ze tierden en jubelden van vreugde, nu ze goud zagen! Willem lag uitgeput op de grond. - ‘Het beste is dat we die vent ombrengen, oordeelde de landloper. Dode mensen kunnen ons niet verklikken. Willem stond op… Hij spande zich in. Hij dacht aan Marijke. En zijn leven was hem toch meer waard dan de beurs goud van de rijke Stevens. Hij spande al zijn krachten, sprong in het kreupelhout en vluchtte. - We moeten hem vangen, riep de landloper. Maar niemand had zin om het goud achter te laten, want in dit roversgroepje vertrouwde de ene de andere niet. En zo kon Jeroens ontsnappen. Hij geraakte uit het bos in het veld en zag in de verte een hoeve. Hij rende ernaartoe. De mensen van die boerderij keken hem achterdochtig aan. Want wie kun je nu nog vertrouwen in deze beroerde tijden? - Spaanse soldaten hebben mij aangerand, klaagde Jeroens. - Zijn er dan Spanjaarden in de buurt?, vroeg de boer. - Ginder in het bos… En Willem vertelde zijn wedervaren. Maar de landman, zijn vrouw en zijn gezin keken hem ongelovig aan. Er waren veel zwervers, maar Spanjaarden hadden ze in de streek nog niet

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

afgedankt. Op twee na. Maar zij zijn oud en niet meer geschikt voor deze reis. Ik zal de beurs met goud in een pakje lijnwaad verstoppen. Dan lijkt het of jij een marktkramer bent. En niemand zal vermoeden dat jij zoveel geld bij hebt. Durf je het aan? Willem schrok. Zoveel goud had hij nog nooit bijeen gezien. En dat moest hij nu vervoeren. De eerlijke kerel vond het een zware taak. De eerste pagina van het verhaal Maar hij stemde toch toe. - Het is nu negen uur, zei meneer Stevens. Je kunt om twee uur in Mechelen zijn. En als je ginder een paar uur rust, kun je terug zijn voor ze de poorten sluiten. Breng me dan de kwitantie van de Mechelse handelaar en je zult op een goede beloning kunnen rekenen. Hier is alvast wat reisgeld voor onderweg. De beurs met goud werd in een rol lijnwaad verstopt. Meneer Stevens maande Willems aan om voorzichtig te zijn. Jeroens vertrok. Vlug ging hij nog even bij zijn vrouw langs. - Wat heb je nu toch onder je arm?, vroeg Marijke verwonderd. Willem vertelde haar wat hij voor de koopman moest doen. Zijn vrouw schrok. - En er valt wat mee te verdienen, zei Willem. - Hoeveel? - Dat weet ik niet. Meneer Stevens heeft het nog niet gezegd. - Je had een akkoord over het loon moeten maken. Die koopman Stevens is wel zeer rijk, maar ook zeer gierig. De mensen die altijd trouw voor hem hebben gewerkt, zijn afgedankt en kregen geen duit steun. Mevrouw Pieterse vertelde het me gisteren nog. Haar man heeft tien jaar voor Stevens gewerkt. Wie weet met welke kleinigheid hij je vanavond afscheept. En voor zo’n verre reis. - Kom, kom! Dat zal wel meevallen. En alle inkomsten zijn welkom! Willem trok zijn wambuis <dikke gewatteerde vest> aan, want het was een gure oktoberdag, en hij nam afscheid van zijn vrouw. Zij was er toch niet zo gerust in. Maar blij gemutst vertrok Willem op stap. Eens uit de stad zette hij er op de Mechelsesteenweg flink de pas in. En al deed hij zich voor als marktkramer, nergens bood hij zijn waar aan. Na goed twee uur stappen was hij Kontich al voorbij. Van hier tot aan de Nete was het een eenzame streek. Hij moest door een bos dat bij een kasteel hoorde. De bladeren vielen reeds van de bomen. De winter naderde en ’t werd somber in het woud. - Ik zal maar niet te lang in Mechelen blijven, bedacht hij. Dan kan ik vanavond in mijn eigen bed slapen. Bij donker bevalt het me niet in zo’n bos. Aan het einde van de dreef sprongen plotseling enkele Spaanse soldaten uit het struikgewas. Eén van hen, een soort van landloper, was een Vlaming… en die nam het woord. - Boertje, zei hij, je bent zo haastig… We zouden toch eens praatje willen slaan.

11


- Ze hebben het geroofd. - Is het goud weg… - Ja, heer. Ik heb me zo dapper mogelijk verdedigd, maar ze waren met velen. ‘t Is in het bos voorbij Kontich gebeurd. Mijnheer Stevens werd eerst bleek en dan rood. Hij opende een zijkamer en duwde Willem binnen. - Wacht hier even, sprak hij. De koopman ging even weg. Hij gaf een knecht een boodschap. Mijnheer Stevens keerde dan terug naar Willem. - Vertel me nu eens wat er gebeurd is, vroeg hij. Jeroens deed dit. - En jij denkt dat ik je verhaal geloof!, snauwde de koopman hem toe. Jij bent een gemene bedrieger… - Maar mijnheer!, riep Willem uit. - Er zwerven nu geen Spanjaarden rond… Zij zitten onder flinke bewaking op het kasteel. Maar jij hebt dit verzonnen om mijn geld te behouden. Je bent arm, je hebt geen werk, en nu wil je je zo verrijken. Beken dadelijk, waar je de beurs goud hebt verstopt. - Maar mijnheer Stevens, denk je nu echt dat ik zo slecht ben!, riep de arme Willem Jeroens uit. Jij hebt mij uitgekozen voor de boodschap omdat je weet dat ik een eerlijk man ben. En nu beschuldig je me van diefstal. Mijn kleren zijn vuil en deze scheur hier is van de worsteling… - Je kan gemakkelijk over de grond rollen en een scheur in je wambuis trekken. Maar zo ga jij mij niet misleiden! Jeroens, waar is het geld? - Het is gestolen! - Neen! Het is ergens verborgen. Besef dat je zwaar gestraft kunt worden! - Ik durf onder ede verklaren dat ik de waarheid spreek! - Tja, een meineed… - Maar mijnheer Stevens! De eerlijke Willem riep dit wenend uit. Maar tevens werd hij kwaad. - Het is een schande, mij voor zo slecht uit te maken!, sprak hij. Liever liet ik mijn handen afhakken, dan iets weg te nemen. - Aan die grote woorden heb ik niets. Ik wil nu geloven dat je voor de verleiding bezweken bent. Zeg waar het goud is. Stort je niet in je ongeluk! - De Spanjaarden zijn met het goud weg! Al moest men mij op de pijnbank leggen, ik zou niets anders kunnen verklaren. - Wel, je zal op de pijnbank liggen, tot je vertelt waar mijn geld verborgen is! - ’t Is gemeen, mijnheer Stevens, mij van zulke oneerlijkheid betichten. - Spanjaarden zouden u doodgeslagen hebben! - Ik kon vluchten, maar ’t heeft weinig gescheeld, of ik had het leven verloren! - En je hebt geen enkele wonde. Ha, je kon vluchten … en er waren veel van die rovers, beweer je. Je liegt dat je zwart ziet… - En dat moet een eerlijk mens aanhoren!, klaagde Willem. Ik, die altijd trouw heb gewerkt … Jeroens verdedigde zich tegen die aanklacht. Maar toen kwam de knecht met twee schoutsdienaren aan. - Jij laat mij gevangen nemen!, riep Jeroens uit. Wat zal mijn vrouw daarvan denken! Mannen, zei hij tot de schoutsdienaren, ik ben geen dief. En weer vertelde Willem het gebeurde. Maar hij werd vastgegrepen. En toen hij verontwaardigd verzet wilde bieden, werd hij door de schoutsdienaren en de knecht in de boeien

en 8.3

12

ng

eri

in Re

gezien. Die zaten op het kasteel bij Antwerpen <Zuiderkasteel>. - Ga mee om de rovers aan te vallen, smeekte Willem. Ik moet het geld terug hebben. Het is het mijne niet. - Als er Spanjaarden zijn, kunnen wij niets tegen hen doen, beweerde de boer. Ze zouden wraak nemen en ons hof in brand steken. Willem moest hier geen hulp verwachten. De boer wees hem hoe hij te Kontich kon geraken, zonder zich nog in het bos te wagen. - Daar is een schout, vraag hem bijstand!, raadde de boer aan. Willem Jeroens begaf zich naar het dorp, waarvan de spitse toren weldra zichtbaar werd. - Marijke had gelijk, ik had die boodschap niet mogen aanvaarden, bedacht Willem. Als mijnheer Stevens me maar gelooft. Hij is zo gierig en wantrouwig. Ik had dit eerder kunnen bedenken. Iets willen verdienen… en nu zo varen! In Kontich aangekomen ging Jeroens naar de schout. De schout was een oude man. Hij luisterde naar het verhaal en schudde dan zijn grijze hoofd. - Een rare vertelling!, oordeelde hij. - Wel voor de drommel, denk je dan dat ik sta te liegen!, riep de eerlijke Willem nijdig uit. - Een rare vertelling, herhaalde de schout kortaf. Er waren geen Spaanse soldaten in de buurt gemeld. - Ga mee naar het bos! ’t Is je plicht mij te helpen… - Jij onfatsoenlijke kerel… jij hebt geen eerbied voor de schout… - Eerbied, eerbied! Jij bent te bang om die rovers op de hielen te zitten! En je maakt mij voor bedrieger uit! - Een rare vertelling… - Raar… raar… Jij bent een rare schout, ja … een bangerik. - Jij… bent dronken… - Wat, durf jij beweren dat ik dronken ben?, vloog Willem uit. - Zeker geld verloren met het dobbelspel… in de herberg… en nu… die rare vertelling! - Nog beter! Oude kikker, ze moesten je in de plaats van schout te laten zijn, in een kinderstoel zetten… Zo, ik heb het geld verspeeld? Zoiets moet een eerlijk mens van een lafaard als jij horen! Schout van Jan Kallebas <bluffer, leeghoofd>… met je voeten in de haard… en je neus rood van het drinken… - Ik moet je in de gevangenis zetten… - Jij moet nog leren spreken, stotteraar! Wat let me om je tegen de grond te slaan? Nu begrijp ik dat eerlijke mensen hier worden bestolen. Knuppel <kluns, onhandig persoon> van een schout, je weet nog van geen Spanjaarden af, terwijl ze op een kwartier van hier in het bos eerlijke reizigers beloeren! Ze hebben vrij spel, terwijl een Jan Klaas als jij hier gerechtsdienaar bent… En kwaad liep Willem de deur uit. Willem begreep dat de Spanjaarden al lang weg zouden zijn met hun buit. Er zat niets anders op dan naar Antwerpen terug te keren. In treurige stemming legde hij de weg naar de stad af. ’t Was tegen drieën toen hij door de poort ging. Zou hij eerst alles aan Marijke vertellen? Willem besloot recht naar mijnheer Stevens te gaan. Met bonzend hart stond hij voor het deftige huis. Mijnheer Stevens moest hem door een der vensters hebben zien aankomen, want hij deed zelf de deur open. Hij wenkt Willem om binnen te komen. En in ’t portaal vroeg hij: - Nu al terug, Jeroens! Dan heb je zeker kunnen meerijden. Of is er wat gebeurd! Je kijkt zo raar. - Mijnheer, ik ben door Spaanse soldaten overvallen, zei Willem. - En mijn geld!

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


II

Tot hier het eerste deel van het verhaal van de Spaanse Furie, waarbij we eindigen met een soort cliffhanger. Het heeft natuurlijk geen zin om op zoek te gaan naar de locatie van de bossen in Kontich, waarvan sprake is. In die tijd strekten de bossen zich op vele plaatsen uit. Jeroens spreekt van de spitse toren van de kerk van Kontich, zou hij toen ook al gemerkt hebben dat de kerktoren misschien wel spits was, maar toch niet helemaal rechtstond, zoals we bij de huidige restauratiewerken duidelijk kunnen zien? Erwin Van de Velde en Paul Catteeuw

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

Marijke dacht gedurig aan haar man. Ze was er niet gerust in. Het speet haar dat ze bij Willem er niet sterker had op aangedrongen die boodschap naar Mechelen maar te laten voor wat ze was. Ze werd er zelfs angstig van. Al wist ze zelf niet waarom. Eigenlijk was Mechelen nog zo ver niet. Willem had soms wel langere reizen gemaakt. ’t Werd na de middag. Marijke paste op de kinderen. Zoals gewoonlijk was het rumoerig in het huis. Ze verlangde naar de avond. Er was bezoek. De schout trad binnen met de rijke mijnheer Stevens. Marijke schrok er zo van dat ze bleek weg trok. Ze vond niet direct haar woorden. - Ze verraadt zich zelf, fluisterde de koopman tot de schout. - Ja… ik zal ze gauw doen bekennen. - Vrouw Jeroens, sprak de schout, waar heeft je man de beurs met goud verborgen? Marijke keek hem aan, alsof ze de vraag niet begreep. - Geen leugens verzinnen, hernam de schout. Dadelijk de waarheid bekennen. Waar heeft je man het goud van de heer Stevens weggestopt? - Weggestopt! Goud van mijnheer Stevens?, stamelde de vrouw. - Je verstaat me heel goed. - Willem is immers naar Mechelen, mijnheer. - Neen, neen, Willem is niet in Mechelen geweest! - Maar waar is hij dan! Ik had het gevoel dat er iets zou gebeuren! De heer Stevens en de schout keken elkaar aan. - Veins nu niet, zo maak je het alleen maar erger voor jou en je man, beweerde de schout. - Maar wat bedoel je dan toch, krijste Marijke. Is Willem verongelukt! Zeg het me! Jullie doen beiden zo raar. - Jouw man zit in de gevangenis, en jij straks ook als je niet dadelijk bekent waar hij het goud dat hij naar Mechelen moest brengen, heeft verborgen. - Mijn Willem in de gevangenis, schreide Marijke. En enkele kinderen begonnen nu ook te wenen, omdat Marijke weende. - Maar wat heeft Willem dan gedaan?, vroeg zij. - Jouw man heeft me wijs gemaakt, dat ergens bij Kontich Spaanse soldaten het geld hebben afgenomen. Maar dat geloof ik natuurlijk Mijnheer Stevens en de schout

niet, zei nu mijnheer Stevens. Ik weet dat je arm bent. En Willem is in de verleiding gekomen mijn geld te houden… - Is Willem gewond? - Neen … Hij kwam ongedeerd terug. - Goddank! Die Spanjaarden hadden hem wel kunnen vermoorden. En nu durf jij te beweren dat hij liegt, mijnheer… - Ja…, natuurlijk liegt hij… Er zijn geen rovende Spanjaarden. Het is rustig en ordelijk rond Antwerpen. … Jij weet meer van het geld. Ik zag wel hoe erg geschokt je was toen wij hier binnenkwamen. - Dat is waar… Ik vreesde dat Willem een ongeluk had gehad. Ik had zo’n raar voorgevoel. En je denkt dat ik schrok omwille van het geld, mijnheer Stevens. Jij kent ons. Je weet dat wij eerlijke mensen zijn. Het is erg voor jou dat het goud is geroofd. Maar nu in je gierigheid mijn man betichten, dat is schandelijk! God hoort me als ik verklaar dat ik niets van het goud weet. En Willem is geen leugenaar. - Ik moet jouw huis doorzoeken, beweerde de schout. - Kijk overal! Hier is geen goud te vinden. De schout speurde in en onder de meubels. - Hier onder de vloer is een keldertje, dat hoor ik aan de klank als ik stap, zei hij. - Ja, er is een keldertje, zei Marijke. De ingang is daar om de hoek. Ze trok een val open. Ze moest een kaars aansteken. En met het licht zocht de schout ook in de kelder. Natuurlijk vond hij er geen goud. - Dan heeft Jeroens het geld ergens anders verstopt, hield mijnheer Stevens vol. - Dat is leugen en laster!, riep Marijke uit. Ik heb Willem sedert zijn terugkeer nog niet gezien, maar wat hij jou zegt, is de waarheid. En jij wil mijn man in de gevangenis houden?, vroeg ze aan de schout. - Het onderzoek moet zijn gang gaan, antwoordde deze. Hij verwijderde zich met de heer Stevens. Marijke was diep bedroefd. (wordt vervolgd)

8.3

geslagen. - Je bent onrechtvaardig en slecht!, schreeuwde Willem tot de koopman. Jij luistert nu alleen naar je gierigheid en geldzucht! Jeroens werd gevangen over het straat weggeleid.

13


De oorlogscorrespondentie van deken Jozef Van Herck Lezing: Altenkapel, 30 november 2017 om 20.00 uur

H

et zal de lezer niet onbekend zijn dat deken Jozef Van Herck een uiterst veelzijdig man was. En iedereen zal het wel met ons eens zijn dat hij heel veel voor Kontich heeft betekend. In de eerste plaats natuurlijk – gezien zijn functie – op religieus gebied. Maar hij beperkte zich niet tot zijn herderschap. Ook op sociaalcultureel gebied (in al zijn facetten) heeft hij een enorme rol gespeeld. En hij was absoluut zijn tijd vooruit op gebied van erfgoed, zowel materieel als immaterieel. Maar vaak wordt hierbij vergeten dat hij al 51 jaar was toen hij in Kontich toekwam en al een heel leven achter zich had. Onder andere als eerste directeur van het Antwerpse Sint-Lievenscollege. Van Herck is 24 jaar oud – en twee jaar priester gewijd – wanneer hij zijn doctoraat in de klassieke filologie behaalt en… de Eerste Wereldoorlog begint. Als priester-aalmoezenier wordt hij naar Engeland gehaald waar hij de Vlaamse gekwetsten in een ziekenhuis in Woolwich bijstaat. In april 1915 – op eigen vraag – vertrekt hij naar het front waar hij de oorlog van dichtbij aan den lijve ondervindt. Hij komt de oorlog door, mede omdat hij enigszins gelukkig telkens net met frontverlof is als zijn regiment bij de grenadiers grote verliezen lijden. Tijdens die gruwelijke periode van drie jaar onderhoudt Van Herck een intensieve correspondentie. Met zijn familie, met vrienden, met soldaten, met de overheid… En aan het front schrijft hij ook de brieven aan ouders wier zoon in de strijd is gevallen. Uiteraard hebben we slechts fragmentarisch zijn brieven, maar de vragen, de antwoorden, de commentaren… van zijn correspondenten hebben we wel. En hieruit blijkt weer wat voor een uitzonderlijk man Jozef Van Herck wel is geweest. Hij treedt op als tolk, als intermediair, als zielzorger, als biechtvader, als klankbord, als leraar, als kunstkenner…, kortom als alles wat je als man met zovele kwaliteiten kan doen. In deze lezing brengen we je fragmenten uit de brieven van deze omvangrijke correspondentie. Vanaf het begin, wanneer je in de brieven nog kan lezen dat het misschien slechts om een kort conflict zal gaan, tot het bittere einde. De geallieerden winnen de oorlog, maar voor vele jongens blijft die oorlog in hun hoofd verder spelen. Brieven vol humor, maar ook schrijnende brieven. Mensen vol hoop, maar ook mensen die in wanhoop leven of niet meer aan een normaal leven toekomen. Het lijkt wel een beetje of men nu die Grote Oorlog van toen wil vieren, maar veel van die brieven wijzen er ons impliciet op dat we die periode met de grootste schroom moeten herdenken. Niet enkel omwille van hen die voor ons vaderland gevallen zijn, maar ook omwille van hen die hun hele leven lag het trauma van de IJzer met zich mee moesten dragen. Tussen de fragmenten door brengt Marc Hauman oorlogsliederen uit die tijd. Sober en ingetogen zoals het bij die gelegenheid past. Marc weet als geen ander door zijn mooi, maar uniek stemgeluid als het ware de helende kracht van de muziek bij zoveel gruwelijkheid naar voren te brengen. Zijn muziek vormt een perfecte symbiose met de teksten uit de brieven. Marc Hauman is eminent kenner van de Vlaamse folkwereld en heeft jarenlang met Wannes Van de Velde gewerkt, waardoor hij door velen als zijn opvolger wordt genoemd. Luister naar Marc Hauman bij Water en Wijn of bij Hauman en de Moeite en je zal merken dat we hier met een man met een unieke stem te maken hebben.

Niet te missen

Paul Catteeuw

en

ng

eri

in Re 8.3

14

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


Koken kost geld. Het is een spreekwoord dat wat in onbruik is geraakt, maar toch wel heel erg de waarheid is. En dat geldt ook voor Reineringen. Ondanks alle mogelijke prijsstijgingen van drukkers, papier… hebben wij zeven jaar lang het abonnementsgeld op vijftien euro kunnen houden. Een blik op gelijkaardige tijdschriften toont ons daarbij dat we echt wel goedkoop waren. En daarenboven doen we geen beroep op sponsoring van buitenaf, waardoor uw tijdschrift brandschoon en reclamevrij blijft. Maar nu zien we ons wel genoodzaakt om de prijs op te trekken tot twintig euro voor een jaar Kontichs leesplezier. Het is nooit leuk om meer geld te vragen, maar we hopen toch dat onze grote schare lezers hiervoor begrip kan opbrengen. En wees gerust, we zullen nooit toegeven op de kwaliteit. Die krijgt u van ons gegarandeerd. Vier nummers vol.

Activiteitenkalender en Nieuws Museum voor heem- en oudheidkunde: elke zondag open van 14 tot 17 uur met gids. Het museum is wel gesloten tijdens de maanden juli-augustus en december-januari-februari. Ben je op zoek naar de oude nummers van Reineringen of publicaties die met Kontich te maken hebben? Surf dan gewoon naar www.issuu.com. Op deze webstek tik je bij zoeken gewoon “Reineringen” of “Kontich” in en je komt zo bij onze vroegere nummers terecht. Activiteiten in samenwerking met de Gemeentelijke Erfgoedraad naar aanleiding van de herdenking van de Eerste Wereldoorlog (Data en onderwerpen onder voorbehoud) 30-11-17 Lezing Paul Catteeuw: De brieven van Jozef Van Herck tijdens WOI, met oorlogsliederen door Marc Hauman 09-03-18 Lezing Frank Hellemans en Paul Catteeuw: Dagboek Jozef Van Passen tijdens WOI 11-11-18 Afsluitende festiviteit: De bevrijding Abonnees van Reineringen – vrienden van het museum Graag houden we jullie op de hoogte van al onze activiteiten en publicaties. Dit is echter enkel mogelijk als u ons uw e-mailadres bezorgt via reineringen@gmail.com . Uiteraard kan u zich altijd laten uitschrijven op eenvoudig verzoek aan hetzelfde mailadres. Facebook Je vindt onze heemkundige kring nu ook op Facebook. We posten er op regelmatige basis foto’s uit de oude (en nieuwe doos). Enkele honderden mensen hebben de weg al gevonden. Hoe geraak je erbij? Zoek gewoon onder “Kontichse historische weetjes”. Ook op LinkedIn zijn we aanwezig. Daar vind je berichten i.v.m. de heemkundige kring.

Abonnement?

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

8.3

Als je van dit nummer van Reineringen houdt, dan ligt ook de toekomst van dit blad je nauw aan het hart. Nieuwe abonnees ontvangen ALLE nummers in 2017 door overschrijving van minimum 20 euro op rekening BE77 41550442-2142 met vermelding van uw naam, adres en “Reineringen 2017”. Het IBAN-kenmerk is KREDBEBB.

15


Retouradres: Koninklijke Kring voor Heemkunde Duivenstraat 22 2550 KONTICH

Reineringen 8 (2017), 3 Driemaandelijks (juli-september 2017) Afgiftekantoor Herzele P 912187 - Herzele

INHOUDSTAFEL: Pagina 1 Voorwoord Pagina 2 De ramp van Kontich Pagina 2 De grootste Belgische spoorwegramp – deel 1 Pagina 8 De bewoningsgeschiedenis van Kontich - deel VIII Pagina 9 Het mooiste plekje van Kontich Pagina 10 Abraham Hans - De Spaanse Furie – deel 1 Pagina 14 De oorlogscorrespondentie van deken Jozef Van Herck Pagina 15 Activiteitenkalender en nieuws Colofon Reineringen, Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich, 8 (2017), 3 ISSN 2033-2742 Redactie: Paul Catteeuw, Frank Hellemans, Erwin Van de Velde en Paul Wyckmans Eindredactie: Paul Catteeuw Druk: Editoo, Erpe-Mere Verantwoordelijke uitgever: Paul Wyckmans, Duivenstraat 22, BE-2550 Kontich Correspondentieadres: reineringen@gmail.com © 2017 – Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich De auteurs zijn verantwoordelijk voor de inhoud van hun eigen bijdrage. Abonnementen (inclusief lidmaatschap “Vrienden van het museum”): minimum 20 euro. Te betalen op rekeningnummer BE77 4155-0442-2142 met de vermelding van uw naam, adres en “Reineringen 2017”. Het IBAN-kenmerk is KREDBEBB. Voor een los nummer betaal je 5 euro Gelieve eventuele adresveranderingen zo snel mogelijk aan ons mee te delen. Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich, Documentatiecentrum Duivenstraat 22, BE-2550 Kontich, +32 3 457 86 04 heemkunde.kontich@gmail.com

Museum voor Heem- en Oudheidkunde Bibliotheek- en cultuurgebouw Sint-Jansplein, BE-2550 Kontich www.museumkontich.be


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.