Reineringen - 8/2 (2017)

Page 1

: E I T I D E E A N R R T E Z EX ICH-KA KONT

Reineringen

Duivenstraat 22

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich Verschijnt driemaandelijks • Jaargang 8, nummer 2 (april -juni 2017)

E

Voorwoord

n toen werd het zomer. Tijd voor ontspanning. En om alles in te halen wat we hebben uitgesteld. Of om de dorpswandeling door Kontich-Kazerne mee te maken. Er zijn weer heel wat mensen langs weinig betreden paden gelopen, er werden kreetjes geslaakt. Of het nu van verrukking was of van de prikkende netels en doorns die het mysterieuze eiland van het Hof van Spruyt proberen te beschermen, laten we in het midden. Maar iedereen is telkens weer verrast dat dit “jonge” deel van de gemeente zoveel verrassingen in petto heeft. En nog verrassender blijkt het feit dat dit gebied blijkbaar ouder is dan het centrum van Kontich. Onze AVRA-compagnon Rik Verbeeck toont alweer aan in een nieuwe aflevering van zijn vervolgverhaal over de vroegste bewoning in ons “heem” dat het huidige Kontich-Kazerne een heel belangrijk centrum was. Niet alleen lokaal, maar zelfs regionaal. En dan kwamen de middeleeuwen. Zij waren voor Kontich(-Kazerne) inderdaad duister. We kunnen alleen licht werpen op de wedergeboorte van Oost-Kontich. De aanleg van de spoorweg en de halte die uitgroeide tot een groot station. De kazerne die voor werkgelegenheid en bevolkingsaangroei zorgde. En voor verveling, aldus vele miliciens die hier hun legerdienst vervulden. De kerk en het klooster die hun stempel op deze jonge samenleving drukten. En dat het een dynamische gemeenschap is, wordt bewezen door het aantal BKK’s die zijn uitgegroeid tot BV’s met soms mondiale bekendheid! Bekende Kontich-Kazernenaars die wereldburgers werden. Tijd dus om – na Waarloos – ook eens een nummer te wijden aan die woonkern. Het heeft iets langer geduurd om deze extra-editie af te werken, maar er is nog zoveel te vertellen over deze boeiende buurt. Belangrijke hoofdstukken hebben we trouwens moeten uitstellen naar volgende nummers. Dit is trouwens niet de definitieve studie over Kontich-Kazerne, maar gewoon een introductie die zoveel mogelijk interessante aspecten van dit dorpsdeel belicht. We wensen jullie een aangename kennismaking! We willen dit voorwoord toch niet afsluiten zonder onze lezers alweer een droevig nieuws te melden. Leo Bossaerts is op 16 juni overleden. Hij was de lieve echtgenoot van Agnes Dehandschutter, die jarenlang een actief raadslid was. Leo was geen lid, maar kon niet thuis blijven wachten tot Agnes terug was op maandagavond. Hij kwam mee naar het documentatiecentrum en heeft zich enthousiast ingezet voor uiteenlopende opdrachten, van het etiketteren van het boekenbestand tot het schilderen van de sacristie-/computerkast. En als het nodig was vloog hij met de stofzuiger door ons huis. Bedankt, Leo, we zullen nog lang aan je blijven denken. Paul Catteeuw, Paul Wyckmans, Frank Hellemans en Erwin Van de Velde


Zo was het vroeger in … Kontich-Kazerne

M

ijn ouders hebben twee wereldoorlogen meegemaakt, tweemaal gevlucht, in eigen land weliswaar. Vluchtelingen: een fenomeen van alle tijden. Onze eigen ouders, oudere broers en zussen. Zij hoorden de oorlogsbommen in het Broekbos vallen. De bomkraters in de weiden daarrond zijn er nog stille getuigen van. Ook ikzelf, als naoorlogse nazaat, kan me nog iets van oorlogssfeer herinneren. Begin van de jaren vijftig was angst voor een nieuwe wereldoorlog overal voelbaar in het westen. Hamsterwoede. In Kontich-Kazerne reden de tanks uit de kazerne en stonden zij met ronkende motoren in de Kapelstraat terwijl wij een noveen gingen bidden in de kerk en daarna naar de radio luisterden voor het laatste nieuws over de Koreaanse crisis. Ook toen al. Van die kazerne is enkel de monumentale toegangspoort nog over: blijkbaar niet kapot te krijgen maar ook niet te restaureren? Laat ons hopen op een betere toekomst voor die icoon van de wijk. Een ander landmerk is het station en de oudste spoorwegverbinding van België. Rond 1970 kwamen daar gammele treinwagons aan die met grote trom, de muziekkapel van de Chiro, van het station naar de speelplaats naast de jongensschool werden gebracht. Na enkele maanden naarstig schuren en schilderen deden zij enkele jaren dienst als jeugdlokalen. Die jongensschool: vier lokalen voor zes studiejaren. Turnen naast de bank of in een vierkant marcherend over de speelplaats terwijl wij Vlaamse strijdliederen zongen. In de oude parochiezaal keken we naar shows van Nonkel Bob en poppenkast Pats en naar de optredens van de spekpater en van de minnestreelzanger pater Mestdagh: ”Dit is van Rupske Lauwers de tragische historie. Hij die te pletter reed op de drempel van de glorie…” In die parochiezaal kwamen paters missionarissen hun dia’s tonen van hun werk in Afrika en deden wij onze eerste toneelervaring op. Na de bouw van Pronkenberg werd de parochiezaal heringericht als jeugdlokalen en konden de treinen definitief worden gesloopt. De Kapelstraat was een speelstraat en, als verre voorloper van de augustuskoers die nu door het wijkcomité wordt ingericht, reden wij (in de zomer dagelijks) koerske rond de Duffelshoek (voorts te mijden, in die tijd…). De augustuskermis op de plaats van de huidige vijfhoek: een paardenmolen, een smoutebollenkraam en soms botsautokes. Het begon vroom met een processie en gezangen, maar op zondagnamiddag brak het vertier los met de “hanenkap”, een volks gebeuren dat in onze tijd van acties tegen dierenleed niet meer aanvaardbaar zou zijn. Als de kop van de haan door een geblinddoekte jongeman niet met de bijl werd afgehakt, dan kon hij er soms ook worden afgebeten. Ook de politiek kwam aan haar trekken. Een activist avant la lettre stelde als projecten voor: de Holleweg ophogen, de Hoge Akker afgraven, de Kauwlei verwarmen, de Dorre Eikstraat vruchtbaar maken. Zeg nu zelf: was dat geen origineel kiesprogramma waar de huidige politici nog iets van kunnen leren? De woninguitbreiding kwam er na 1960 met de wijk Nieuw Kontich (aan het station). Met ongeloof keek mijn vader naar de werken: wie bouwt er nu op weidegrond die elk jaar enkele malen onder water loopt? Maar toen we in 1970 terugkwamen van onze studies in Leuven zagen we met verbijstering hoe onze speelgronden, de weiden en akkers waar we onze vliegers oplieten, met straten werden doortrokken. Ervaren door onze bijdrage aan betogingen in 1968-1969 organiseerden we prompt een mars op Kontich met een schreeuw om het behoud van speelterreinen. Kontich, de groene long tussen Antwerpen en Mechelen, mocht niet worden volgebouwd. Helaas, we hebben de evolutie niet kunnen tegenhouden. Wijk na wijk werd aangelegd zonder ook maar te denken aan het verkeersinfarct dat het dagelijks woon-werkverkeer van de betrokken inwoners zou veroorzaken. Kenmerk van de emancipatiedrang van Kontich-Kazerne, door de N1 afgescheiden van Kontich Centrum, was de verkiezing van een Chiroleider tot voorzitter van de jeugdraad. Voorheen werd deze post telkens ingenomen door tenoren uit het centrum. God ja, we gaan nu niet zagen en treuren. We kunnen alleen zeggen dat we in deze wijk een zorgeloze jeugd hebben gehad, te midden van een bloeiend verenigingsleven. We houden er de beste herinneringen aan over. Chris Peeters

en

ng

eri

in Re 8.2

2

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


Woonkern Kontich-Kazerne

K

ontich is in de loop van de laatste twee eeuwen verkleind en vergroot. In 1869 werd het gehucht Linth officieel afgescheiden van moedergemeente Contich. In 1929 werd de spellingwijze respectievelijk Lint en Kontich. De Lintenaars hadden er graag het huidige Kontich-Kazerne aan toegevoegd, zodat het grondgebied van de gemeente zou samenvallen met de parochie van Lint. Als grens moesten ze echter de spoorweg MechelenAntwerpen aanvaarden. In 1977 werd dan weer Waarloos bij Kontich gevoegd. Aan die deel- of fusiegemeente hebben we al een nummer gewijd. Zijn er nog gehuchten in Kontich? Volgens Robert Van Passen wel, maar worden ze hier zo wel genoemd? Denk aan de Tuinwijk, de Nachtegaalwijk. En zo werden Boonwit, Keizershoek en Pierstraat vroeger ook eerder wijken genoemd, maar na de stichting van de parochie (met klooster en school) wordt er alleen nog van de Sint-Ritawijk gesproken. Ook Tanghof en De Reep worden niet gehucht genoemd; na de verkaveling wordt er soms ook over de bloemenwijk gesproken, naar de namen van de straten. Ook redelijk nieuw is de Gebo-wijk (Altenastraat en Helenaveldstraat), naar de naam van de projectontwikkelaar, maar iedereen spreekt nu van de Altenawijk. Met de Broekbeemden (Konijnenveld, Wissel- en Binnenbeemd, Holle Eikaard en Kosterijstraat) komen we al dichter bij het stuk Kontich waar het hier over gaat. Kontich-Kazerne wordt evenmin gehucht genoemd. Volgens Wikipedia is het “een deel van de Belgische gemeente Kontich, in de provincie Antwerpen. De woonkern is rond de voormalige kazerne van Kontich gegroeid. Het gebied bestaat uit een geheel van woonwijken, ruwweg begrensd door de spoorweg Antwerpen-Mechelen in het oosten en de Koningin Astridlaan in het westen”. Eén van die wijken werd Nieuw Kontich genoemd: tussen 1961 en 1963 werden liefst 104 huizen gebouwd aan het station, allemaal gelegen langs en ten noorden van de Ooststatiestraat. Andere verkavelingen volgden: IJzermaalberg (1965), Groene Weg en Vitsenveld (1966)… Een speciale vermelding krijgt Duffelshoek, volgens Van Passens Toponymie een gehucht waar de familie Van Dievelt woonde in het Goed te Dievelde, al vermeld in de 16e eeuw. Al vrij vroeg werd Dievel(t)shoek als Duvelshoek opgevat (volksetymologie) en in de 18e eeuw Duffelshoek, omdat het gebied zich uitstrekt tot aan de grens van Duffel. Andere oude “gehuchten” zijn de Meyl (Mijl) en Den Driehoek, eigenlijk niet meer dan een T-kruispunt van de Meylweg, Kauwlei en Broekstraat (die later werd doorgetrokken tot aan het station en Ooststatiestraat werd). Het gemeentebestuur noemt Kontich-Kazerne een woonkern, zoals ook het Centrum, Sint-Rita en Waarloos. Ze bestaat uit vier kieswijken. De afbakening gebeurt (ongeveer) op de lijnen gemaakt door de N1 en de Duffelsesteenweg. Dus horen ook de Vredestraat en Verbrande Hoevestraat bij Kontich-Kazerne. De bewoners van de Babbelkroon- en Pauwhoevestraat kiezen in Waarloos. De lokale politie hanteert een andere, aangepaste afbakening. Een inwoner van Kontich-Kazerne wordt doorgaans een Kontich-Kazernenaar genoemd. De wijk wordt zowel als Koka (Chiro, jeugdhuis, wielertoeristen) en Kokaz (scouts, volley, wijkoverleg, parochie, Okra) afgekort. Frank Hellemans

Kontich-Kazerne geografisch Oost-Contiacum

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

8.2

Het grondgebied van het oude Kontich was ten (zuid-)oosten van de dorpskom, in de richting van waar nu Boechout, Lier en Duffel liggen, ruig en onherbergzaam. Gemakshalve moeten we wat we nu Kontich-Kazerne noemen afbakenen tussen de spoorlijn Mechelen-Antwerpen, de N1 (Antwerpsesteenweg en Koningin Astridlaan) en de Duffelsesteenweg. Behalve in het gehucht Lint, dat er oorspronkelijk ook bij hoorde, was er weinig bewoning. Later strekte de parochie van Lint zich uit tot ver over de spoorweg, bijvoorbeeld tot aan de Scheihagestraat (met een haag als scheiding dus). De spoorweg en het ontstaan van een nieuwe parochie in Kontich-Kazerne deden die grenzen inkrimpen. Eigenlijk legden de vroegere Kontichnaars de grens al voorbij de Kouwerheide (nu de Verbrande Hoeve aan de Vredestraat) en de Nachtegaalhoeve. Daar begon een andere wereld. Weliswaar doorsneden door wegen: de Mijl(weg), de Kauwlei en de Lierse Baan (nu Pronkenbergstraat) en Kapelstraat-Dorre Eikstraat, die verder naar Lint en Lier liep.

3


Dat stuk grondgebied van het oude Kontich was dus ruig en onherbergzaam. Er was moerasgebied in de buurt van het laaggelegen Broek van Bautersem dat meer naar het zuiden abrupt overging in de steile hellingen van de IJzermaalberg. Daarachter lag het bosrijke Lint. Er woonden meer beren, wolven, dassen en herten dan mensen, althans in lang vervlogen tijden. Toch zijn er ook periodes geweest dat juist daar de belangrijkste nederzettingen ontstonden van de wijde omgeving, tussen Kempen, Rupel en Schelde. Dat werd meermaals bewezen door belangrijke archeologische vondsten. Die dateren zowel uit steentijd als brons- en ijzertijd. De bewijzen vind je in het Museum voor Heem- en Oudheidkunde (Sint-Jansplein), waar de voorwerpen uit steen en later uit ijzer worden tentoongesteld. Bovendien heeft de Antwerpse Vereniging voor Romeinse Archeologie (AVRA) de woningen die hier vóór en kort na het begin van onze tijdrekening gestaan hebben nauwkeurig op kleine schaal gereconstrueerd.

Houten mini-Stonehenge

Het Keltenveld op de Alfsberg is de oudste van de belangrijke vindplaatsen. Op deze hoogte was al eeuwen voor de komst van de Romeinen een nederzetting. Onze voorouders bakenden er twee rechthoekige terreinen af met een greppel. In de greppels van een ervan werd een houten palissade geplaatst. Binnen deze omheining vormden zes zware palen een T-kruis; de oriëntatie van de opstelling wijst ongetwijfeld op de astronomische betekenis ervan. Gelijkaardige structuren in Noord-Frankrijk worden geïnterpreteerd als cultusplaats met een zeer ruime religieuze, socio-economische en juridische functie. Stonehenge ook, maar door die imposante stenen is die cultusplaats natuurlijk veel imposanter. Later werd errond een enorme verdedigingsgracht aangelegd en een hoge aarden wal. In het midden van het terrein stond een gebouw. De plaats moest waarschijnlijk fungeren als vluchtburg voor verschillende omwonende gemeenschappen. Tevergeefs, want al vlug vestigden de binnengevallen Romeinen hun gezag hier in Oud-België. Keltische of Gallo-Romeinse boeren die de plek in beslag namen gebruikten de gracht als stortplaats. Ze richtten zelfs een stenen villa op in de nabijheid: daar wijzen de vele fragmenten van dakpannen en van het typisch Romeinse vloerverwarmingssysteem op. Wie weet woonde daar de legendarische Contios?

Gallo-Romeinse tempel

Een ander belangrijke archeologische site is het driehoekig terrein tussen de Ooststatiestraat en Kauwlei. Daar werd de oudste waterput van de regio boven gehaald (17e eeuw voor Christus). De inhoud werd grondig geanalyseerd en wees op een bosrijke omgeving met vooral hazelaar, els, eik en linde (Lint is niet ver!). Mogelijk woonden de gebruikers wat verder… op de IJzermaalberg. Maar uit latere tijden zijn er toch wel bewoningssporen te vinden en in de eerste eeuwen van onze tijdrekening ontstond er een waar dorp. De bloeiperiode situeert zich in de tweede eeuw. Sensationeel was de ontdekking van de restanten van een tempel, een goede vijftig jaar geleden. De wanden waren bepleisterd en voorzien van frescoschilderingen in felle kleuren. In elke zijde bevonden zich ramen met vensterglas die voor extra licht zorgden. De vloer bestond uit een mozaïek van kleine gekleurde keitjes. Het dak bestond uit pannen. Welke godheid hier werd vereerd is helaas niet bekend. Er werden wel fragmenten van een Minerva- en een Venusbeeldje gevonden. Langs de weg naar de tempel stonden gebouwen met een winkel-, woon- en stalgedeelte en ze hadden een luifel aan de straatkant. Achter deze woningen bevonden zich boerenerven. Er woonden ook ambachtslui, wat kon worden afgeleid uit de vondst van een ingestorte potenbakkersoven. Dat laatste is nu één van de meest merkwaardige presentaties in het museum! Maar we mogen veronderstellen dat er nog heel wat werd geproduceerd en verkocht: het ijzeroer van de IJzermaalberg leverde het ijzer dat er werd gesmeed en bewerkt, om maar iets te noemen. Tegen het einde van de derde eeuw werd de plek echter verlaten. De tempel was afgebrand en werd niet meer heropgebouwd. Mogelijk maakten rondtrekkende volksstammen het leven er onmogelijk. Maar meer informatie daarover krijg je van Henri Verbeeck, aansluitend op deze tekst. Merkwaardig is wel dat er stenen van de tempel werden teruggevonden in de fundamenten van de kerk van het nieuwe Kontich. Frank Hellemans

en

ng

eri

in Re 8.2

4

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


De bewoningsgeschiedenis van Kontich - van de prehistorie tot de middeleeuwen. Het archeologische verhaal - deel VII

D

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

8.2

e Midden-Romeinse tijd na de Antonijnen (ca. 175 tot 250/275 n. Chr.). Na de invallen van de Chauken (zie deel VI) en de daarop volgende destabilisatie binnen het Romeinse Rijk doen er zich op de site te Kontich enkele belangrijke wijzigingen voor. De afgebrande Gallo-Romeinse tempel met cella en portiek uit de vorige periode wordt niet meer heropgebouwd. De afgebakende religieuze ruimte rond de tempel (temenos) wordt nog wel als religieuze cultusplaats benut. De zuidoostelijke straat wordt nog wel gebruikt maar niet langer onderhouden. De afwateringsgreppels slibben dicht. Bij noodweer zal het overtollige hemelwater de zone ten westen van deze straatgreppels onder water zetten. Ook de lintbebouwing langsheen deze straat kent een einde. Nieuwe woningen worden nu, over de ganse site verspreid, opgetrokken. Zij behoren tot het eenbeukige huistype, waarbij de centrale nokbalkdragers worden vervangen door diepe paalkuilen in de langszijde ter ondersteuning van een dwarsbalk. Een nieuwe, de zogenaamde noordweststraat wordt aangelegd. Zij komt vanuit het zuiden, vermoedelijk Asse en Rumst, loopt rond het Broekbos richting openluchtheiligdom, om net ten westen ervan naar het noorden af te buigen, richting Hove, Mortsel, Wommelgem, Wijnegem, Loenhout, Rijsbergen en Utrecht naar de Romeinse Rijksgrens (Limes) in Nederland. Het is deze straat die in de middeleeuwen blijft voortbestaan en op meerdere plaatsen als heirbaan wordt benoemd. Het is overduidelijk dat de Romeinse vicus uit de 2e eeuw zijn administratieve functie voor de ruimere regio heeft verloren. Mogelijk nemen nieuwe sites in andere gemeenten deze functie over. In Wijnegem verschijnt nu een gestructureerde aanleg van meerdere gebouwen rond een vierkant openluchtheiligdom met ca. 33 m zijde. Het 3e-eeuwse Kontich wordt een meer zelfbedruipende regio waarbij veehouderij, ten koste van andere economische activiteiten, aan belang wint. Immers over de ganse gemeente verspreid verschijnen er nu meerdere woonstalhoeves met een potstal. Zij vormen het duidelijk bewijs van het op stal houden van dieren in de winter. En alhoewel de site van Kontich-Kazerne in de overgang van de 2e naar de 3e eeuw zijn regionaal belang verliest, kent net in deze periode de site zijn grootste aanvoer van het luxeaardewerk terra sigillata. Ongeveer 55% van de gevonden scherven terra sigillata dateren uit het einde van 2e en de eerste helft van de 3e eeuw tegenover slechts 24% uit de periode 100 tot 175 na Christus. Ook de introductie van een nieuw vormtype, de wrijfschaal Dragendorff 45 met uitgiettuit doet zijn intrede. Mogelijk kan dit wijzen op de aanwezigheid van nieuwe bewoners, die hun meer geromaniseerde woonplaats moesten ontvluchten om zich Romeins wegennet. Uit: Cuyt G., in Van Beschaving in Kontich te vestigen. Vanaf 230 na Christus verliest ook tot Opgraving, 25 jaar archeologisch onderzoek rond deze bewoning meer en meer aan belang. Rond 250/275 na Antwerpen door AVRA, 63. Christus eindigt dan de Romeinse bewoning te Kontich.

5


Wrijfschaal terra sigillata, type Dragendorff 45 met uitgiettuit in de vorm van een leeuwenkop, detail (© AVRA)

De stenen resten van de Gallo-Romeinse tempelfundatie zijn daarna als een stille getuige in het landschap bewaard gebleven. Immers in de Merovingische tijd, rond 680-780 na Christus, zal de noordwestelijke hoek van de cella als begraafplaats dienen. Maar hiermee zijn we dan alweer in de volgende periode van ons verhaal aanbeland.

De plaatsnaam Kontich toch van Romeinse oorsprong?

In zijn lijvig werk ‘De Geschiedenis van Kontich’ uit 1988, tracht prof. dr. Robert Van Passen de oorsprong van de naam Kontich te achterhalen. Vooreerst vermeldt hij de Latijnse naam Condacum, samenvloeiing van rivieren, zoals die is overgeleverd in de “Vita Reinildis”. Maar de afwezigheid van een samenvloeiing van rivieren in de nabijheid van de dorpskern doen hem een schrijffout vermoeden, zodat de oorspronkelijke schrijfwijze veeleer Contacum of Contiacum zou moeten zijn. Hierbij gaat de schrijfwijze van Contiacum dan terug naar de persoonsnaam Contius, een mogelijke Gallo-Romeinse eigenaar van fundus of villa in de gemeente. Ten einde meer duidelijkheid in de oorsprong van de plaatsnaam Kontich te verkrijgen, vroegen wij aan em. prof. dr. Hugo Thoen (UGent) of de naam Kontich een Romeinse oorsprong kon hebben. Hij bezorgde ons in 2012 volgende informatie: “De naam van samenvloeiing is niet Condacum maar Condatum (ook Candate). Condatum is een typisch GalloRomeins toponiem bestaande uit 2 elementen: het Latijnse cum (con = samen, confluens/samenvloeiing) + het Gallische suffix –atum (nederzetting aan een samenvloeiing). De toponiem condatum kwam veel voor in Gallië en is nog terug te vinden in de vele Condé’s in Frankrijk, o.m.: Condé-sur-l’Escaut (département Nord) (het is deze plaatsnaam die in de teksten dikwijls wordt verward met Kontich): samenvloeiing van Schelde en Haine, en Condésur-Iton (Eure). Het Gallisch suffix –acum wordt dan weer alleen gebruikt voor grote steden, vooral hoofdsteden: Turnacum (Tournai) van de Menapii, Bagacum (Bavay) en Camaracum (Cambrai) van de Nervii en Nemetacum (Arras) van de Atrebates. Het is dus uitgesloten dat Kontich afkomstig is van Condacum, noch van Condatum. Vermits Kontich een (gewone) vicus is, ligt een –iacum suffix voor de hand. Vele toponiemen in onze gewesten bestaan immers uit een Gallische eigennaam + suffix -iacum (= nederzetting). Bekende voorbeelden in Vlaanderen zijn: Cortoriacum (Kortrijk) van Koretoros + iacum, Viroviacum (Wervik) van Werawos + iacum - Tamasiacum (Temse) van Tamisios + iacum. Voor Kontich kan worden gedacht aan de nederzetting van de Galliër Contios. Zijn naam werd gelatiniseerd tot Contius. Het is een cognomen, waarvan de drager gezien de lokalisering vrijwel zeker geen Romein was, maar wel een (geromaniseerde) Galliër, dus een Gallo-Romein. Dus de Gallo-Romein Contius zal zijn naam aan de locatie geven: Conti + iacum, wat Contiacum geeft.” De naam Kontich heeft dus wel een Romeinse oorsprong, maar de juiste ligging van de villa van Contius is nog onbekend. Henri Verbeeck (wordt vervolgd)

en

ng

eri

in Re 8.2

6

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


Boutersem of Hof van Spruyt

T

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

8.2

en oosten van de dorpskom van Kontich strekte het Kontichbroek zich uit, een drassig en bebost landschap. Dit was de vroente, de gemeenschapsgrond van de primitieve dorpsgemeenschap. Hier konden onze voorouders hun kudde of vee laten grazen en hooi verzamelen voor de winter. In één van de uitlopers bevond zich in de 13e eeuw – en misschien al veel vroeger – een versterkte nederzetting. Die groeide uit tot een grenspost van het land van Mechelen, van het beruchte riddergeslacht van de Berthouts. Ze was gelegen op een motte, een omwalde vluchtheuvel. De burcht was in de middeleeuwen eigendom van verschillende adellijke families. De beroemdste was misschien wel Jan van Withem, heer van Bautersem (bij Tienen): rond 1400 veranderde dan ook de naam (Kontich) Broek in Boutersem. Tja, de regels van de spelling werden nog niet echt consequent toegepast. Het leenhof was samengevoegd met Pluysegem in het dorp. Van geschriften uit de 18e eeuw weten we dat er een huiskapel was, dat er Franse tuinen werden aangelegd en dat de beuken werden vervangen van de dreef die het waterkasteel met de grote weg van Antwerpen naar Mechelen verbond. De romantische prent toont hoe het kasteel er in 1855 uitzag. In 1864 stond het te koop als een “grote en prachtige meesterswoning, met op het gelijkvloers verscheidene schone zalen en kamers, zoals biljartzaal, keuken en état domestique (dienstbodevertrekken). Op de verdieping vele slaapkamers en kabinetten. Zolders, kelders, stallingen, remises, serres, oranjeries, park, Engelse hof, lustwater, dreven, hovenierswoning met stalling voor 15 paarden, potagiehof (moestuin), schone dreef…”. Bovendien was het goed gelegen want “vlak bij het station van de spoorweg”. Het kwam in handen van Frans-Karel Spruyt, suikerraffinadeur te Antwerpen. Van dan af zou de oude benaming Boutersem in de volksmond Hof van Spruyt worden. In 1909 erfde zijn kleindochter Augusta het domein. Zij was ongehuwd en zoals het in die tijd gebruikelijk was noemden de mensen haar tot op hoge leeftijd “juffrouw” Spruyt. Zij (of haar moeder-weduwe) liet het eenvoudige poortwachtershuisje in 1903 optrekken naar een ontwerp van Laurent Torfs. Dat was nodig want nu bleek het hof ook langs de achterkant bereikbaar. Er liep altijd wel een weg rond de buitenste hofgracht en die was verbonden met het dorp door de Broekstraat, destijds eerder een slijkerig zandpad. In 1840 werden die wegen verbreed en verbeterd, doorgetrokken tot aan de spoorweg (die in 1836 in gebruik was genomen) waar er een eerste schuilplaats voor treinreizigers werd voorzien. Dit traject kreeg in 1892 officieel de naam Ooststatiestraat. Het voormalige wachtershuisje blijft het enige relict van het machtige Hof van Boutersem alias Hof van Spruyt. De ingrijpende verbouwing naar hedendaagse normen heeft het oorspronkelijke volume in ieder geval gespaard.

7


Tijdens de Eerste Wereldoorlog fungeerden de gebouwen als hoofdkwartier van het Duitse leger onder majoor Kurt von Heimburg. De eigenares, mejuffer Augusta Spruyt, wilde sindsdien geen stap meer in haar buitenverblijf zetten. Ze liet het kasteel verkommeren. Het werd door jan en alleman stelselmatig leeggeplunderd. Een genadeslag kreeg het met de Tweede Wereldoorlog. Recruten voor de Wehrmacht oefenden er in het gooien van granaten. De ruïne werd met de grond gelijk gemaakt. Gelukkig konden nog enkele interessante vondsten worden gedaan bij opgravingen begin jaren ’60. Zij zijn nu te bewonderen in het Museum voor Heem- en Oudheidkunde. Het domein van Boutersem is nu sterk verwilderd. Braamstruiken overwoekeren de tuin- en parkplanten. Bomen schieten op en sterven weer af. Het is een paradijs voor vogels en kleine zoogdieren, waaronder een roedel reeën, geworden. Jammer dat de grachten zo verschrikkelijk zijn vervuild. Er zou een mooi gebied van natuurrecreatie van te maken zijn. Maar er zijn zware kosten aan… Boutersem 1904

Frank Hellemans

Voor meer informatie: - “Archeologisch Onderzoek op de Steenakker en het Kapelleveld te KONTICH – Synthese van de opgravingscampagnes op de site Kontich-Kazerne tussen 1964 en 1993” door Natasja Reyns, Henri Verbeeck & Jordi Bruggeman, AVRA, 2017. - Archeologische Fiets- & wandelroute – Leven & wonen in het Kontichs Broek (brochure uitgegeven door de gemeente in 2012).

en 8.2

8

ng

eri

in Re

Boutersem nu

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


De wedergeboorte van Kontich-Kazerne

W

e duiken weer even terug in de tijd. De Gallo-Romeinen hadden het grondgebied van het huidige Kontich-Kazerne verlaten. Conteke ontstond enkele kilometer verder. Het gebied ten oosten van Kontichdorp bleef echter dun bevolkt. Her en der vond je er een groepje huizen of hoevegebouwen. Een beetje verder langs de weg naar Lier lag het Kontichse gehucht Lint. Daar woonden in 1830 niet meer dan 858 mensen. In dat jaar werd België onafhankelijk en toevallig hadden de Hollanders vlak daarvoor de inwoners geteld. Voor Waarloos waren dat er 618. Het bevolkingscijfer van Kontich was 3640, verdeeld over 615 huizen. Daarvan stonden er 93 in het gehucht Lint. In 1836 werd de spoorlijn van Mechelen naar Antwerpen ingereden, de Lintenaars werden tot hun ongenoegen afgesneden van hun gemeente. Deze ontevredenheid nam snel af, want in 1869 kregen ze het gedaan een zelfstandige gemeente te worden. De scheidingslijn werd uiteraard de spoorweg. Alle perrons, sporen en het station liggen op het grondgebied van Kontich. Dat is niet toevallig: bij grote werken aan de infrastructuur moet er maar met één gemeente worden onderhandeld. In 1872 werden er vlakbij twee infanteriedepots gebouwd. Drie jaar later werd de lijn naar Boom via het dorpscentrum in gebruik genomen. In 1903 werden de benamingen Contich-West en Oost officieel omgedoopt tot respectievelijk Contich-Dorp en Contich-Kazerne. In die tijd kon je de spoorweg nog oversteken via bewaakte overwegen, zoals je op de oude postkaart kan zien. De foto is genomen vanuit de Molenstraat in Lint. Zo kwam je recht in de Dorre Eikstraat van Kontich-Kazerne. Het gebouw links is de herberg De Lelie, vroeger ook tegelijkertijd de bakkerij van Mane Persijn, de grootvader van Alice (bakkerij Mijlemans: zie onze editie van december 2015). Op het dak van de woning langs de Lintsesteenweg wordt reclame gemaakt voor champagne. Die exclusieve drank moet toen gretig aftrok gevonden hebben bij de officieren die in de kazerne waren ingekwartierd. De piotten konden hun dorst laven in een zevental cafés Dorre Eikstraat vanuit Lint in de buurt. Maar tijden veranderen. De kazerne geraakte ontvolkt, werd op de duur opgeheven en de gebouwen afgebroken of omgebouwd tot woningen. Het poortgebouw geraakte in verval. Tot het onlangs werd gekocht door de projectontwikkelaar die de laatste flatgebouwen aan het optrekken is. Het zou respectvol worden gerenoveerd en een horecafunctie krijgen. Goed bekeken met de fietsostrade die er langsloopt! Ook Lint verandert. Een fabriek transformeerde in een evenementenhal: AED-studio’s. Om de bezoekers makkelijker per trein tot daar te krijgen, is ondertussen sinds vorige maand de benaming van het station Kontich veranderd in Kontich-Lint. Dat is niet zo ongegrond: het station ligt op het grondgebied van het vroegere gehucht Lint. Maar daarmee verdwijnt echter een historische verwijzing. Zoals ook kazernes, fabrieken en zelfs studio’s ooit (zullen) verdwijnen. Gemeentenamen blijven doorgaans wel langer bestaan.

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

8.2

Frank Hellemans

9


De oudste spoorweg van ons continent

C

ontich (toen nog niet met K) was een knooppunt van wegen met afspanningen, smederijen en al wat met diligences en postkoetsen had te maken. Natuurlijk keken onze voorouders met argusogen naar de plannen van Leopold I om via de trein de economie een boost te geven. Hij bewonderde Britannia, rules the waves en sprak met ingenieur Stephenson die zijn eerste locomotief in 1825 over Britse sporen liet rijden. In België reed de eerste trein tien jaar later van Brussel tot Mechelen. Nog geen jaar later kwam hij ook door Kontich. Aangezien het spoor door the middle of nowhere liep, was er aanvankelijk niet aan gedacht een stopplaats te maken. Dat kwam er pas na aandringen van ons gemeentebestuur. In 1840 kwam er ook een schuilplaats voor reizigers. Het eigenlijke station werd in 1857 gebouwd en was vermoedelijk de kern van wat er nu nog staat. Ondertussen was er ook een aftakking gelegd via Lint en Lier naar Turnhout. Stilaan ontstond dan ook de nieuwe woonwijk waaraan dit nummer gewijd is. De uitvoerige geschiedenis van deze spoorlijn en de ramp van Kontich vind je in het volgende nummer van Reineringen Frank Hellemans

De soldaten komen

I

en 8.2

10

ng

eri

in Re

n de jaren 1870 vond koning Leopold II dat er in Kontich een kazerne moest komen. Enfin, die suggestie zal wel van generaal Brialmont gekomen zijn. Het moest een gemakkelijk bereikbaar en veilig gelegen infanteriedepot worden. Op de bijna 3 ha werd in 1877 aan de oprichting begonnen. De bouw ervan kwam in een rechthoekig ommuurd domein en zou ongeveer twee jaar in beslag nemen. De architectuur deed denken aan die van middeleeuwse versterkingen. Vanaf 1880 tot 1912 werden de gebouwen gebruikt als uitrustingsdepots van de 9e en 10e linieregimenten. De goederen werden overgebracht van de Sint-Bernardusabdij in Hemiksem. Er was een rechtstreekse spoorverbinding getrokken met de lijn Antwerpen-Brussel. Uiteraard werd het bevolkingsaantal van Kontich-Kazerne drastisch uitgebreid: er werkten niet alleen veel militairen en burgers, een aantal van hen was bovendien getrouwd. De gezinnen woonden in een apart blok binnen de muren van het complex, de hogere officieren in huizen in de nabije omgeving. Er waren paardenstallingen, smederijen, een washuis, een keuken en kantines. Maar uiteraard dronken ze liever een pintje in de talrijke cafés die in de buurt als paddenstoelen oprezen. Tijdens de grote treinramp van 1908 speelde de kazerne een cruciale rol in de opvang van de gekwetsten in een noodhospitaal en het tijdelijk opbaren van de doden in een van de hangars. Zij waren er als eersten bij. Er waren ook drie soldaten van het 9e linieregiment omgekomen. Op de oude postkaarten is duidelijk te zien hoe de militairen helpen bij het opruimen van de vernielde wagons. Tijdens de mobilisatie in 1914 werd de stationsbuurt overspoeld door 6000 à 7000 soldaten, die in de kazerne van kledij en materiaal werden voorzien. Alles werd in “kitzakken” gestoken en vervoerd met vrachtwagens naar diverse plaatsen en daar verdeeld, om te verhinderen dat de vijand een bom zou droppen op de samengetroepte massa. Toen begin 1940 onze Duitse buren oorlogsplannen smeedden, werd onze kazerne het hoofdkwartier voor de bataljons en compagnies die de spoorwegen moesten beschermen, het superkanon op rails nam ook een tijd positie in te Lint. Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de kazerne ingepalmd door het Duitse leger. Vanaf 1942 werden jonge Duitse rekruten opgeleid voor de Wehrmacht. Ook de Zwarte Brigade werd er opgeleid. Allen gebruikten het Hof van Spruyt en het Broekbos als oefenterrein. In het bos staan de betonnen muren van de schietstand nog overeind.

De nederlegging is le dépôt

De haard van de nazi’s en het militair archief

De latere onderwijzer wijlen Jos Verschueren woonde destijds in de buurt en herinnerde zich in een interview dat er Beierse soldaten waren gekazerneerd. “Groen mannen, die ezeltjes gebruikten als vervoermiddel. Die trokken elke dag door de Dorre Eikstraat om ze in ’t Broekbos te laten grazen”. Mon Claeys, beroepsmilitair die aan de Duffelsesteenweg woonde, over de Zwarte Brigade, de paramilitaire afdeling van het VNV: “Zwarte mannen die voor den Duits werkten. Daar waren er van Kontich tussen. Zij kregen daar een opleiding. Maar velen gingen binnen uit nood, om iets te verdienen, om niet naar Duitsland te moeten gaan werken…” En over mei 1945: “De Engelse soldaten werden gedemobiliseerd, maar hun kleren bleven in België. Ze werden gesorteerd en wat nog goed was ging naar de wasserij. De Belgen hebben de eerste maanden met Engelse kleren gelopen, want ze hadden geen geld voor nieuwe!” Eric Van Den Eynde, nu gemeenteraadslid, maakte de verhuis van de mobilisatiekern in 1982 mee als milicien: “Eerst alles van de garage: een stuk of dertig Bedfords uit de jaren ’50 die er nog stonden, werden in kolonne naar Herentals gereden. Dan de radioposten met toebehoren, vervolgens de wapens: AFN’s, van die ouw, Vignerons, oude stens, zwaar mitrailletten (.50) en antitankwapens… alles bijeen voor zo’n 2000 man. Zelfs de waakhonden zijn mee verhuisd. Er was er een bij die al zoveel jaren dienst deed dat hij de graad had van korporaal!” De Kontichse Kijkop, Achter de muren van de kazerne. Nummer 14, mei-juni 1983.

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

8.2

Kort na de oorlog in ons land, eind 1944, zaten er dan weer Engelsen, een achterpost voor de troepen aan het front in Nederland. Toen werden er duizenden jerrycans benzine opgeslagen langs de Kauwlei. Die vlogen op een bepaald moment in brand, de hemel werd verduisterd. Door de hitte sprongen de kasseien kapot. De oorzaak werd nooit opgehelderd. In 1945 bestond de bezetting nog uit een zestigtal militairen. Eind 1956 en in 1957 werd het centrale legerarchief van Ukkel stelselmatig naar Kontich overgebracht (en gedeeltelijk vernietigd). In 1961 telde men nog 44 manschappen, waaronder een aantal miliciens, en daarnaast 24 onderofficieren en 5 officieren. De mobilisatiekern bleef behouden tot 1982. Het archievendepot verdween in de loop van 1989, de kantoren verhuisden naar Kwartier Cdt. Dungelhoff in Lier. De firma Constructor uit Kruibeke kocht in 1990 het geheel aan voor 29.700.000 frank (iets minder dan 750.000 euro). Vanaf toen werd het terrein stelselmatig ontwikkeld: gebouwen werden afgebroken, andere werden omgebouwd tot wooneenheden en nieuwe kwamen en komen er nog bij. De beeldbepalende kazernepoort staat te verkommeren, tot de projectontwikkelaar met geld over de brug wil komen om het gebouwtje te renoveren en een nieuwe gepaste bestemming te geven. De buurtbewoners hopen op een café of brasserie met een gezellig terras.

11


De bastaard van Leopold II

De aanwezigheid van een massa miliciens en beroepsmilitairen bracht heel wat leven in deze uithoek van onze gemeente – om het zacht uit te drukken, want soms regende het klachten wegens “overlast”. De meer bezadigde officieren woonden vaak in huizen in de omgeving. Sommige staan er nog. Het was mogelijk in één van die huizen dat een bastaardzoon van Leopold II woonde, officieel heette hij Raphael Thuysbaert. Hij was in 1889 geboren als de zoon van een notabele van Lokeren en zijn moeder was een telg van het adellijke geslacht de Lausnay. Zij bezaten een mooi landgoed waar onze tweede koning al eens graag kwam jagen (niet alleen op wild) en logeren. In 1922 vestigde de zoon zich met hebben en houden in de buurt van de kazerne. Hij had een kort lontje en tijdens menige dronken bui liet hij aan iedereen die het wilde horen weten dat niet Albert I recht had op de koningskroon maar hij. Zolang zoonlief het voor mekaar kreeg dat er geen nakomelingen kwamen, zorgde het Hof ervoor dat hij een luxueus leven kon leiden. Om die royale vergoeding toch enigszins te verantwoorden, moest hij luitenant “spelen” in de Kazerne van Kontich. Zoals zijn vader hield hij echter iets te veel van de vrouwtjes van plezier en treinde hij geregeld naar Antwerpen om er aan zijn trekken te komen. Tot hij weer platzak was. Maar hij was inventief. Toen een som geld in de bank in Antwerpen moest gedeponeerd worden, drong hij zich op als vrijwilliger. En ja hoor, na een paar dagen was al het geld er doorgejaagd en ging hij zich aangeven bij de politie… met het smoesje dat hij was overvallen. Om een proces en de schande te vermijden, werd alles door “ het Hof ” in der minne geregeld. En onze bastaard leefde nog lang en gelukkig en trouwde zelfs met een zestienjarige Kontichse schoonheid…

De parochie

In de loop van de negentiende eeuw werd Kontich-Kazerne stilaan de grootste wijk buiten de dorpskom. Vooral in de buurt van het station en de kazerne groeide de bevolking sterk aan en nam de bebouwing toe. De nieuwe inwoners kwamen uit heel België en waren soms ook Franstalig. Het werd een ruige buurt met heel wat cafés en een kwalijke reputatie. Een doorn in het oog van het bisdom. De kerken van Lint en Kontich lagen veraf en veel kerkgangers waren er dus niet. In 1926 werd beslist om er een kapel en school op te richten. Daarvoor werd een beroep gedaan op de zusters van Vorselaar. Een ongehuwde dame schonk de grond, de gemeente zorgde voor een aanzienlijke subsidie. De eerste proost werd E.H. Van Dyck. De deken van Kontich droeg de bidplaats op aan Onze-Lieve-Vrouw van het Heilig Hart. Kerk en school werden door hem ingewijd op 6 november 1927, binnenkort negentig jaar geleden. Op 7 september 1930 werd pater Bovens, een Montfortaan, als pastoor ingehaald. Een jaar later werd op een van de hoogste punten van Kontich de eerste steen van een nieuwe kerk gelegd en kort daarop werd zijn confrater Jongen als bedienaar aangesteld. In 1933 was de kerk voltooid en werd ze door kardinaal Van Roey plechtig ingewijd. Het aantal Montfortanen in het aanpalende “missionarishuis” was al aangegroeid tot drie.

De kerk van Onze-Lieve-Vrouw-Onbevlekt-Ontvangen

In 1933 was de kerk van Kontich-Kazerne voltooid en werd ze door kardinaal Van Roey plechtig ingewijd. Het aantal Montfortanen in het aanpalende “missionarishuis” was toen al aangegroeid tot drie. Hoe landelijk de omgeving er toen nog uitzag blijkt uit de romantische beschrijving van een journalist van de Gazet van Antwerpen: verder veld, niets dan veld; beneden in de diepte noordwaarts weelderig boomgewas van het jachtgoed nabij Bautersemhof; verder nog in ’t verschiet de boerenhoeven en woningen van den Duffelshoek, die hunne logge daken tegen den gezichtseinder steken. Het kerkgebouw werd ontworpen door C. Van der Voodt in een stijl die “nieuwe zakelijkheid” wordt genoemd. Hij behaalde er de tweede vermelding mee in de “Prijs Van de Ven” van 1934. Het is een typisch voorbeeld van de sobere architectuur van de crisisjaren ’30. Toch vormt het een harmonisch geheel met het kloostergebouw, dat gelukkig zal bewaard blijven en een nieuwe, sociale functie krijgt. In 1966 kreeg de kerk van Onze-Lieve-Vrouw-Onbevlekt-Ontvangen de status van parochie, pater Klerckx werd er de pastoor van. In 1990 werd hij vervangen door pater Jef, die er later nog Sint-Rita bijkreeg. Dit jaar heeft hij de parochie verlaten en zich teruggetrokken in de buurt van Tongerlo, terug naar zijn Kempense roots. De bekendste bewoner van het klooster is pater Phil Bosmans, bezieler van Bond zonder Naam en auteur van wereldwijde bestsellers als “Menslief ik hou van jou”. Hij is vijf jaar geleden overleden.

en 8.2

12

ng

eri

in Re

Frank Hellemans Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


Pater Jef en het Klooster van de Montfortanen in Kontich-Kazerne

I

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

8.2

n extremis kon de Kring de afscheidnemende pater Jef Van Kerckhoven van de parochies van OnzeLieve-Vrouw-Onbevlekt-Ontvangen en van Sint-Rita strikken voor een interview. Een gesprek over het klooster, de parochie en de Montfortanen. Het interview vond plaats in het – toegegeven, ondertussen wat aftandse – klooster. Al zou de verkoop van de meubelen pas na het interview, op 10 juni 2017, plaatsvinden, toch voelde je al de verlatenheid. Hierbij de bewerkte neerslag van het aangename gesprek vol weetjes. De Heemkundige Kring had al direct prijs: Jef overhandigde een aantal van door de paters gedurende vele jaren verzamelde prentkaarten, krantenknipsels en artikelen. De Kring zal hiermee nog een tijdje zoet zijn. Maar laten we beginnen met de vraag waarom de paters Montfortanen naar Kontich-Kazerne zijn gekomen. Een antwoord vinden we o.a. in de kroniek van pater Jongen. De ietwat afgelegen wijk genoot geen al te beste reputatie – in de volksmond sprak men van een verwilderde wijk – en kanunnik Broeckx, toen deken van Kontich, deed zijn best in het bisdom om hier een priester te krijgen. Hij heeft dan ook verkregen dat er mede dankzij de zusters van Vorselaar, een kapel en schoollokalen werden gebouwd op de plaats aan de Hoge Akker waar zich nu de St.Montfortschool bevindt. Vanaf eind 1927 kwam E.H. Van Dijck, leraar aan de Normaalschool van Antwerpen, er de mis lezen. Het snel groeiende aantal aanwezigen overtrof hun verwachtingen. Frans Cannaerts, een man van 30 jaar, blind geboren, woonde in de buurt bij zijn ouders en was bereid om de taak van orgelist op zich te nemen. In 1930 kwamen de gesprekken op gang met de Montfortanen en er werd beslist een missionarishuis op te richten met een openbare kapel. Zo kwamen op 7 september de paters Bovens en Kamoen en broeder Gondulphus zich hier vestigen in de Dorre Eikstraat 44. Zij werden feestelijk ingehaald. De 600 mensen die er toen nog maar woonden waren tevreden met de “bevordering” van hun wijk. Op 9 april 1933 werd een nieuwe kerk ingezegend en de klok geluid die gratis geschonken was door de pastoor van Veldwezelt (Limburg). Op 26 mei werd een nieuwe patronaatszaal (huidige Chirolokalen aan de Holle Weg) en openbare bibliotheek ingehuldigd en tegelijk ook het kapelletje aan de Meylweg.

13


De Montfortanen en de Mariaverering De Montfortanen, een Franse orde, brachten de volksmissies in de faubourgs van de Franse steden (banlieues – voorsteden). Terloops, ook pater Bosmans heeft in de voorsteden van Amiens en Parijs nog stage gelopen om het Frans onder de knie te krijgen. Op het einde van de 19e eeuw heerste in Frankrijk een vrij liberaal bewind. Religieuzen maakten zich uit de voeten. Een deel vluchtte eerst naar Zandbergen tegen Geraardsbergen, later nog verder naar het zuiden van Nederland in de buurt van Meerssen en Schimmert, waar ze het college Sainte-Marie stichten. Van daaruit zijn ze terug gaan missioneren en rekruteren. Het merendeel van de paters had toen Nederlands-Limburgse roots, later ook Belgisch-Limburgse. Zo werd pater Bosmans gerekruteerd uit het Klein-Seminarie van Rotselaar. De Belgische Montfortanen hebben zich vooral geconcentreerd op de mariale verering (o.a. Onze-Lieve-Vrouw van Banneux). Montfort zei dat je Jezus maar kunt leren kennen door Maria. Daarom ook dat deze beelden in de parochiekerk recht tegenover elkaar staan. Het ontstaan van de parochie: van rectoraat naar kapelanij en parochie Ter hoogte van de Hoge Akker werd destijds door de zusters van Vorselaar een kapel opgericht. Tussen 1933 en 1952 was toen nog geen sprake van een parochie, maar van het rectoraat Kontich-Kazerne. Er konden wel eucharistievieringen plaatsvinden, maar voor doopsels, huwelijken of begrafenissen moest worden uitgeweken naar Lint, Waarloos of Kontich zelf. Omdat de bevolking toenam was er nood aan een grotere gebedsruimte. In 1931 werd de eerste steen gelegd van het kerkgebouw aan de Kapelstraat. In 1933 werd de kapel ingewijd. Vanaf 1952 werd de heer Klerckx er de eerste kapelaan. De eerste inschrijvingen in de parochieregisters dateren van dat jaar. Vanaf toen werd de parochie aangeduid als een kapelanij. In de kapel kon voortaan worden getrouwd, gedoopt en begraven, mits de (financiële) voorwaarden met de hoofdparochie Sint-Martinus werden gerespecteerd. Pas vanaf 1966 mocht de kapel een kerk worden genoemd en werd het een volwaardige parochie. Ook de bibliotheek werd door de paters opgestart om de mensen wat meer cultuur bij te brengen. Dat gebouw kreeg een polyvalente invulling, een cultuurcentrum avant la lettre. “Geheel schoon zijt gij, Maria, er is geen vlek in u”. De oorspronkelijke titel van de kerkgemeenschap was “Onze-Lieve-Vrouw van het Heilig Hart”. In de jaren 1950 is er zelfs Mariapromotie gevoerd om kapelletjes aan de huizen te hangen. De huidige titel van de parochie, OnzeLieve-Vrouw-Onbevlekt- Ontvangen, werd gekozen op verzoek van Kardinaal van Roey. Vandaar ook het opschrift in de boog van de kerk : “Geheel schoon zijt gij, Maria, er is geen vlek in u”. Alle glasramen in de kerk hebben iets te maken met de figuur van Maria. Montfort staat er ook nog op afgebeeld als een “zalige”. Bij de oprichting van de kerk was hij immers nog niet heilig verklaard. “Vanwaar de rozenkrans?” Het beeld van de heilige Dominicus staat in de kerk omdat hij de eenvoudige, ongeletterde mensen de rozenkrans (150 weesgegroetjes) leerde bidden als alternatief voor de 150 moeilijkere psalmen uit de bijbel. Onderaan dat beeld staat een hond met een fakkel in zijn muil. De notie Dominicanes kan je ook interpreteren als domini canes of de honden van de heer die blaffen, die de boodschap op een bijna militante, vurige wijze, uitdragen. Hoe kwamen de Montfortanen in Kontich-Kazerne terecht? Eind de jaren twintig van de vorige eeuw kwam een leraar van de Katholieke Normaalschool van Antwerpen op zondag de mis lezen in die kapel. Maar deken Broeckx wenste in die vergeten uithoek – met al die aan verleiding blootgestelde soldaten - een parochie te stichten. Tijdens een treinreis tussen Mechelen en Antwerpen begin 1930 kwam hij per toeval in contact met pater Féron, een Montfortaan. Beiden waren astmalijders – een gezamenlijk gespreksonderwerp was vlug gevonden. Pater Féron heeft dit dan ter sprake gebracht bij zijn, toen nog Franse, oversten. Zij namen contact op met het Belgisch episcopaat. Enfin, van het een kwam het ander en de oprichting van de parochie – met een kerkgebouw en een klooster – kwam in een stroomversnelling. De rol van het klooster of …het huis voor volksmissionarissen Oorspronkelijk was het klooster bestemd als huis (pied-à-terre) voor de volksmissionarissen die rondtrokken in de ruige Rupelstreek, de zuidrand van Antwerpen (Rumst, Boom, Wilrijk). Ooit hebben een dertiental paters geresideerd in het klooster. Het was de bedoeling er novicen te herbergen. Er werden zelfs een achttal mansardekamers ingericht. Maar de tijdsgeest veranderde in de jaren zestig razendsnel. Hoewel een noviciaat bij de Montfortanen slechts één jaar duurde, kwamen onvoldoende kandidaten opdagen om dit verder uit te bouwen. Begin jaren zeventig waren er nog maar enkele paters aanwezig, met o.a. Bosmans, Klerckx, Cox, Debruyne en Franssen.

en

ng

eri

in Re 8.2

14

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


De scho(o)l(en) De jongensschool was een parochiale school. Benoemingen van leerkrachten en personeel vormden toch gevoelige materie voor een pastoor. Pater Klerckx kreeg het voor elkaar dat de Broeders van Sint-Gabriel - ook een Montfortaanse congregatie - de inrichtende macht werden. Zo werd die angel uit het parochiale vuur gehaald. Broeder Antoon (4e leerjaar) en broeder Jozef (6e leerjaar) zijn dan, als vertegenwoordigers van die inrichtende macht, komen lesgeven. Gust Teugels was de laatste directeur van de jongensschool. De jongensschool werd gefusioneerd met de nabije meisjesschool van de Zusters van Vorselaar. Jef herinnerde ons nog aan de eerste directrice van de gemengde school. Zij trok met haar pensioengeld naar Sri Lanka om zich daar voor de mensen in te zetten. Waarom koos Jef voor de Orde van de Montfortanen? Na zijn humaniora in Turnhout speelde hij met de idee om bij de Norbertijnen te gaan. Maar zo’n grote abdij is behoorlijk impressionant voor een jonge man. Jef ging aan de slag in het verzekeringskantoor van zijn vader. Legerdienst deed hij ondertussen in Turnhout. Zijn belangstelling voor de derde wereld was hem ingebakken en dat zou hem uiteindelijk in contact brengen met pater Phil Bosmans. Rond zijn 27e levensjaar leerde hij Phil kennen. Dat was rond de jaren 1973, in de periode van de staatsgreep van generaal Pinochet in Chili. Die onrechtvaardige toestand en dat regime grepen hem erg aan. Een nicht van hem werkte op de Gevaert in Mortsel. Daar was door Camille Lammers de 1 frank-club opgericht. Elke werkdag werd 1 frank afgedragen om de melaatsenwerking in Marokko te ondersteunen. Regelmatig gingen zij naar Marokko om met dat geld aangekocht materiaal te gaan leveren aan een Franse Franciscaanse zusterorde. Camille Lammers kreeg daarvoor logistieke ondersteuning van de Bond Zonder Naam. En de eerder genoemde nicht vroeg aan pater Bosmans of haar broer niet eens mee kon. Ja, zei Phil, op één voorwaarde, als hij met de auto kon rijden. Dat was dan geregeld. In 1973 trok Jef als chauffeur, samen met de groep van de Bond Zonder Naam naar Marokko. Phil zag wel wat in Jef: “Gij zou ne goeie zijn voor het werkhuis”. Hij voelde ook aan dat Jef er nog altijd aan dacht om geestelijke te worden. Hij stelde hem voor om in het klooster in Kontich te komen wonen. Daar was plaats genoeg. Zo kon hij wat werken voor de Bond en ondertussen in Antwerpen een seminarieopleiding volgen voor late priesterroepingen. Dat vergde wel enige overtuigingskracht bij zijn vader, maar uiteindelijk stemde die in. Zo is Jef op 1 februari 1974 in Kontich-Kazerne terecht gekomen en uiteindelijk in 1980 tot priester gewijd. Er was toen ook een tweede pater, iemand uit Dendermonde, met een totaal andere voorgeschiedenis. De grillige grenzen van de parochie De natuurlijke grenzen zijn de Ooststatiestraat, de reling van de Boutersembeek vormt de afscheiding tussen de parochies van Sint-Martinus en Kontich-Kazerne, de Singel aan garage Willy de meer westelijke grens en met Waarloos voorbij de bocht waar vroeger Jos Van Dyck woonde (ter hoogte van het vroegere Karrick). De Community Supported Agriculture boerderij Grondsmaak valt zo nog onder de parochie van Kontich-Kazerne. Richting Duffel is de Klokkestraat de grens. Met Lint is de zaak nog ingewikkelder met het gebied tussen de bruggen, links de Nieuwstraat, stuk Molenstraat, terug naar de spoorweg, Bergstraat, Groenstraat, Fabrieksstraat terug naar de Nieuwstraat. Langs de andere kant van de Nieuwstraat tot aan het kapelletje, dicht bij de watermolen tot de Uitbreidingsstraat. Ook voor ons wat moeilijk om volgen. Alleszins ook in kerkelijke kringen moet dit een mooi staaltje van onderhandelen geweest zijn, van geven en nemen. Kapelletje aan het begin Meylweg Dit kapelletje is opgericht op grond van de juffrouw van het Hof van Spruyt, waarschijnlijk onder impuls van Pater Debruyne. Hij was doctor in de theologie en heeft ooit een doctoraatsthesis gemaakt over de Mariaverering. Na moeizame onderhandelingen beloofde ze niet alleen de grond te schenken, maar ook alle kosten van de bouw en inrichting op zich te nemen. Ze was echter moeilijk bereikbaar, omringd als ze was door een (h)orde kloosterzusters die haar afschermden van de buitenwereld. Na aanslepende jaren werd het verschuldigde bedrag alsnog overgemaakt. Het kapelletje wordt nog altijd netjes onderhouden. ***** We kunnen slechts hopen dat Jef, daar aan de kanten van Westerlo het wel kan stellen. En dat de gemeente het architecturaal geheel van het klooster en de kerk veilig stelt. Het borstbeeld van pater Bosmans zal hier blijvend op toezien.

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

8.2

Erwin Van de Velde en Frank Hellemans

15


BKK’s of bekende Kontich-Kazernenaars Who is who in Kontich-Barracks

K

ontich is altijd al een gemeente geweest die veel nieuwe inwoners aantrok. Dat heeft voor een deel te maken met de stadsvlucht, en met de mogelijkheid om werk te vinden op de as Antwerpen-Brussel. Met de trein ben je immers vlug weer op “de buiten” waar je huisje (of flatje) staat. En zo is er in de loop der tijden hier ook wel heel wat bekend (of belangrijk) volk gepasseerd. Zelfs in Kontich Kazerne… Misschien wel de grootste internationale uitstraling komt toe aan Phil Bosmans (1922-2012), de bezieler van de Bond zonder Naam en auteur van een van de meest gedrukte en vertaalde boeken in Europa: Menslief ik hou van jou. Zijn verhaal vind je uitgebreid terug in het maartnummer van dit jaar van het Informatieblad van de gemeente Kontich. Ofschoon Limburger in hart en nieren (Meeuwen-Gruitrode) heeft hij hier toch bijna zestig jaar in het klooster van de paters montfortanen gewoond. Minder bekend maar heel verdienstelijk was professor Guido van der Groen (1942) die in 1976 medeontdekker was van het ebolavirus. Hij heeft er in 2015 een boek aan gewijd: In het spoor van Ebola. Mijn leven als virusjager. Zijn referentielijst (leerstoelen, deelname aan congressen en projecten, publicaties, prijzen…) beslaat liefst negen dichtbedrukte bladzijden. Nog iemand met internationale uitstraling is Jan Van der Roost (1956): hij is Belgiës meest populaire en productieve componist van muziek voor harmonieorkesten, fanfares en brassbands. Hij is o.m. docent aan het Lemmensinstituut in Leuven maar ook gastdocent in het buitenland. Zo wordt hij in Japan erg gewaardeerd en voor het orkest van de stad Nagano componeerde hij Olympica, een ouverture die er werd gebruikt voor de Olympische winterspelen in 1998. Zijn zoon Bart Van der Roost (1981) is ook actief in de muziekwereld: hij is de medeoprichter van neoscores en Gustaf. Met zijn medevennoten ergerde hij er zich over dat er in deze digitale tijden nog steeds hopeloos met papieren bladmuziek wordt geknoeid. Zo kwam hun interactief webplatform met digitale partituren tot stand, met wereldwijd succes (van Bach tot Beyoncé) en… prijzen! Sinds 1 mei dit jaar is hij de nieuwe algemeen directeur van het Kunsthuis Opera Vlaanderen Ballet Vlaanderen. Van een blitzcarrière gesproken!

Opvallend is ook de aanwezigheid van radio- en televisie-iconen. De oudste in het rijtje is Lieven Gypen (1917-1981). Eerst was hij producer Woord van radio Antwerpen, later ook bij de Vlaamse televisie (Autorama, Jonger dan je denkt). Daarnaast was hij auteur van standaardwerken als Krans van kastelen in de provincie Antwerpen (1960), Steden van Vlaanderen (1966) en Vlaanderen mijn land (1963), een cultuurgeschiedenis voor de jeugd, de twee laatste samen met Leopold Vermeiren (de geestelijke vader van De Rode Ridder). Zijn zoon Jan was destijds een militant studentenleider in Antwerpen en één van de jonge turken die (samen met Jef Plasmans, Jef Van linden en Ludo Willems) verjonging bracht in de Kontichse gemeenteraad. Toen hij doctoreerde in de Verenigde Staten was hij op de radio de wekelijkse stem uit Amerika. Hij eindigde als hoogleraar in Antwerpen. Een andere verdienstelijke radiofiguur was Guido Cassiman (1940-2015). In 1958 vormde hij met zijn zus Emmy (een van de populairste omroepsters uit de pioniersjaren van de toenmalige BRT) en broer Jean-Jacques (nog altijd een wereldautoriteit op het gebied van de menselijke genetica) het trio Cassiman met een gewaardeerd repertoire van folkmuziek en negrospirituals. In 1961 mocht hij het soldatenhalfuurtje op de radio samenstellen en presenteren en uiteindelijk groeide hij uit tot de vernieuwer van omroep Brabant, waar hij twintig jaar aan het hoofd stond. In 1982 richtte hij met Herman Elegast het Ensemble Gospodi op: met nog twee mannenstemmen brachten zij Slavisch-orthodoxe kerkelijke (a capella-)gezangen op hoog niveau.

en

ng

eri

in Re 8.2

16

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


Wie zeker zijn sporen heeft verdiend in de televisiewereld tot in Amerika toe, is Tim Van Aelst (1978). Hij leidt het productiehuis Shelter dat furore maakte met Wat Als, Safety First en Benidorm Bastards (verkocht aan 55 landen!). Ze sleepten zo heel wat Emmy’s en ander prijzen in de wacht. Zijn broer Peter (1974) is (onderzoeks)professor aan de universiteiten van Antwerpen en Leiden en regelmatig opiniemaker in kwaliteitskranten. Hij verbleef dit jaar aan de University of California (in Davis). Hij is gespecialiseerd in politieke communicatie. Nog twee opmerkelijke radio- en televisiefiguren zijn (age before beauty) Leo Aertbeliën en Diane Waumans. De eerste (1937) was de toptechnicus van BRT 2 omroep Antwerpen en rechterhand van Lutgart Simoens. Hij was een schalkse collega, getuigt presentatrice Els Broekman, maar tegelijk ook perfectionist. Van de reportages die hij moest monteren maakte hij echte kunstwerkjes en de uitzendingen die hij moest verzorgen (zowel in de studio als op verplaatsing) klonken als de beste! Dank zij Leo brandt er nu ook licht in het kapelletje van het Langbos. En Diane (1958) is nu manager beroepsethiek van de VRT. Ze geeft advies en opleiding aan programmamakers, de makers van spel-, muziek-, consumenten-, reportage- en sportprogramma’s, talkshows, documentaires en fictie. Op televisie, op radio en online. Ze werkt ook nauw samen met de deontologische adviesraad van VRT Nieuws. Voorheen was ze woordvoerster van VRT-televisie en nethoofd van Radio 1. In de jaren negentig was ze ook zangeres van de Vlaamse band Biljarten Na Halftien. Wie we ook niet mogen vergeten is Guy De Pré (1954), een radio 2-presentator en dj, vooral bekend van het archiefen muziekprogramma De Pré Historie. Op de Facebookgroep Ge zijt van Kontich als ge… stelde nog iemand zichzelf voor: Rasmus Dahlqvist (1960), auteur van het tweetalige (Zweeds/Nederlands) Dood in de Doos - Livlös i Lådan (2009), Gebeten (2012) en dit jaar zou nog het derde deel Het Stiefmeisje verschijnen. Rasmus heeft nog heel wat op zijn actief, vooral non-fictie, zoals Martin to Despallier, The Story of a French Colonial Family (2013). Zoals de titel laat zien: ook het Engels is hem niet vreemd! Bruno De Wever (1960) en zijn tien jaar jongere broer Bart (1970) zijn ondertussen allang echte BV’s, maar slechts weinigen weten dat zij beiden in Kontich hebben gewoond. Hun ouders baatten toen de krantenwinkel in de Ooststatiestraat uit. Bruno bezocht het Sint-Ritacollege, Bart ging naar OLVE. Zou zo hun verschillende kijk op recente geschiedenis en politiek zijn ontstaan? De carrière van Bart zal wel genoegzaam bekend zijn, maar onderschat vooral Bruno niet. Hij is een topacademicus en één van de eminentste kenners van de Tweede Wereldoorlog en de gevolgen hiervan voor ons land. En zo vergeten we er waarschijnlijk nog een paar. Op de sociale media werd er bijvoorbeeld nog gewag gemaakt van het feit dat Raf Van Brussel Lint heeft verlaten en aan deze kant van de spoorweg is komen wonen…

Het zal een komen en gaan blijven. PS Hopelijk vond niemand van de who-is-who-genomineerden het erg dat zij hier vermeld werden. Omwille van de privacy hebben we hun adressen weggelaten.

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

8.2

Frank Hellemans en Paul Catteeuw

17


Op zoek naar ridders en trollen in het Kontichs Broek Een (imaginaire) wandeling door het oude en nieuwe Kontich-Kazerne

A

l zo’n tien jaar organiseren we ludieke dorpswandelingen in het centrum van onze gemeente, tot grote tevredenheid van honderden deelnemers. Zoals mag blijken uit dit overvol nummer, is ook KontichKazerne een gebied dat de moeite waard is om te ontdekken, zelfs al woon je er al je hele leven. Sinds vorig jaar organiseert de Koninklijke Kring voor Heemkunde nu ook ludieke zomerwandelingen door Kontich-Kazerne. Het traject is omvangrijk maar kan naar believen worden ingekort. Je maakt kennis met enkele bekende plekken maar ook verloren uithoeken van deze woonkern. Een twaalftal bizarre, pakkende of verrassende verhaaltjes brengen je naar het verre verleden of naar het onbekende heden. Het gaat van een gestolen Mariabeeldje, een koppige freule en een koninklijke bastaard tot verdwenen treinsporen en wereldberoemde Kontich-Kazernenaars. Ach ja, wie ons kent weet dat we je soms graag op een verkeerd been zetten. Probeer dus te raden welke anekdote niet klopt wat betreft de geschiedenis van Kontich-Kazerne. Je wordt beloond met een pittige trofee! Deze wandeling kan worden geboekt door particuliere gezelschappen (families, vrienden‌) of verenigingen. Ze kan alleen overdag plaatsvinden want er zijn enkele onverharde en onverlichte paden bij (door het Broekbos bijvoorbeeld). Ze kan ook alleen gestapt worden met kleine groepen in de periode half mei (einde broedseizoen) tot einde september (begin jachtseizoen). De kledij moet ook worden aangepast aan de weersomstandigheden: altijd stevige wandelschoenen, eventueel laarzen en regenkledij. Het parcours is gedeeltelijk niet toegankelijk voor kinder- of rolwagens, het traject kan eventueel wel worden aangepast en voor de enkele nog moeilijke stukken kunnen alternatieve routes worden voorgesteld. Vertrek: aan het station Kontich-Lint (aan het infobord van de Archeologische Fiets- & wandelroute) om 13.30 uur. Einde rond 17.30 uur in herberg De Vlaschaard. Deelnameprijs: 60 euro (voor een groep van maximum 15 deelnemers). Inlichtingen en inschrijvingen: heemkunde.kontich@gmail.com en tel. 03 457 63 24 (Frank Hellemans).

en

ng

eri

in Re 8.2

18

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich


Koken kost geld. Het is een spreekwoord dat wat in onbruik is geraakt, maar toch wel heel erg de waarheid is. En dat geldt ook voor Reineringen. Ondanks alle mogelijke prijsstijgingen van drukkers, papier, … hebben wij zeven jaar lang het abonnementsgeld op vijftien euro kunnen houden. Een blik op gelijkaardige tijdschriften toont ons daarbij dat we echt wel goedkoop waren. En daarenboven doen we geen beroep op sponsoring van buitenaf, waardoor uw tijdschrift brandschoon en reclamevrij blijft. Maar nu zien we ons wel genoodzaakt om de prijs op te trekken tot twintig euro voor een jaar Kontichs leesplezier. Het is nooit leuk om meer geld te vragen, maar we hopen toch dat onze grote schare lezers hiervoor begrip kan opbrengen. En wees gerust, we zullen nooit toegeven op de kwaliteit. Die krijgt u van ons gegarandeerd. Vier nummers vol.

Activiteitenkalender en Nieuws Museum voor heem- en oudheidkunde: elke zondag open van 14 tot 17 uur met gids. Het museum is wel gesloten tijdens de maanden juli-augustus en december-januari-februari. Ben je op zoek naar de oude nummers van Reineringen of publicaties die met Kontich te maken hebben? Surf dan gewoon naar www.issuu.com. Op deze webstek tik je bij zoeken gewoon “Reineringen” of “Kontich” in en je komt zo bij onze vroegere nummers terecht. Activiteiten in samenwerking met de Gemeentelijke Erfgoedraad naar aanleiding van de herdenking van de Eerste Wereldoorlog (Data en onderwerpen onder voorbehoud) 30-11-17 Lezing Paul Catteeuw: De brieven van Jozef Van Herck tijdens WOI, met oorlogsliederen door Marc Hauman 09-03-18 Lezing Frank Hellemans en Paul Catteeuw: Dagboek Jozef Van Passen tijdens WOI 11-11-18 Afsluitende festiviteit: De bevrijding Abonnees van Reineringen – vrienden van het museum Graag houden we jullie op de hoogte van al onze activiteiten en publicaties. Dit is echter enkel mogelijk als u ons uw e-mailadres bezorgt via reineringen@gmail.com . Uiteraard kan u zich altijd laten uitschrijven op eenvoudig verzoek aan hetzelfde mailadres. Facebook Je vindt onze heemkundige kring nu ook op Facebook. We posten er op regelmatige basis foto’s uit de oude (en nieuwe doos). Enkele honderden mensen hebben de weg al gevonden. Hoe geraak je erbij? Zoek gewoon onder “Kontichse historische weetjes”. Ook op LinkedIn zijn we aanwezig. Daar vind je berichten i.v.m. de heemkundige kring.

Abonnement?

Re in

Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich

eri

ng

en

8.2

Als je van dit nummer van Reineringen houdt, dan ligt ook de toekomst van dit blad je nauw aan het hart. Nieuwe abonnees ontvangen ALLE nummers in 2017 door overschrijving van minimum 20 euro op rekening BE77 41550442-2142 met vermelding van uw naam, adres en “Reineringen 2017”. Het IBAN-kenmerk is KREDBEBB.

19


Retouradres: Koninklijke Kring voor Heemkunde Duivenstraat 22 2550 KONTICH

Reineringen 8 (2017), 2 Driemaandelijks (april-juni 2017) Afgiftekantoor Herzele P 912187 - Herzele

INHOUDSTAFEL: Pagina 1 Voorwoord Pagina 2 Zo was het vroeger in … Kontich Kazerne Pagina 3 Woonkern Kontich-Kazerne Pagina 3 Kontich-Kazerne geografisch Pagina 5 De bewoningsgeschiedenis van Kontich – deel VII Pagina 7 Boutersem of Hof van Spruyt Pagina 9 De wedergeboorte van Kontich-Kazerne Pagina 10 De oudste spoorweg van ons continent Pagina 10 De soldaten komen Pagina 13 Pater Jef en de Montfortanen Pagina 16 BKK´s Pagina 18 Op zoek naar ridders en trollen in het Kontichs Broek Colofon Reineringen, Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich, 8 (2017), 2 ISSN 2033-2742 Redactie: Paul Catteeuw, Frank Hellemans, Erwin Van de Velde en Paul Wyckmans Eindredactie: Paul Catteeuw Druk: Editoo, Erpe-Mere Verantwoordelijke uitgever: Paul Wyckmans, Duivenstraat 22, BE-2550 Kontich Correspondentieadres: reineringen@gmail.com © 2017 – Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich De auteurs zijn verantwoordelijk voor de inhoud van hun eigen bijdrage. Abonnementen (inclusief lidmaatschap “Vrienden van het museum”): minimum 20 euro. Te betalen op rekeningnummer BE77 4155-0442-2142 met de vermelding van uw naam, adres en “Reineringen 2017”. Het IBAN-kenmerk is KREDBEBB. Voor een los nummer betaal je 5 euro Gelieve eventuele adresveranderingen zo snel mogelijk aan ons mee te delen. Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich, Documentatiecentrum Duivenstraat 22, BE-2550 Kontich, +32 3 457 86 04 heemkunde.kontich@gmail.com

Museum voor Heem- en Oudheidkunde Bibliotheek- en cultuurgebouw Sint-Jansplein, BE-2550 Kontich www.museumkontich.be


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.