Bom Dia do Rio

Page 1

PARA MEDIA GROEP

5

MET NIET E E GEPUB RDER LICEER DE VERHA LEN

BOMDIA

DORIO Robin Wubben


Eerder verschenen bij Para Media Groep: PANIEK (2016) zie: www.boekpaniek.nl

© 2016 Robin Wubben Titel Bom Dia do Rio

Auteur Uitgever Fotografie Vormgeving

Robin Wubben Para Media Groep Mathilde Dusol, Jurjen Engelsman, Robin Wubben Robin Wubben

© 2016 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd of openbaar worden gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier zonder voorafgaande toestemming van de uitgever.

B

D


DE BESTE VERHALEN VAN DE PARALYMPISCHE SPELEN IN RIO DE JANEIRO

BOM DIA

DO RIO



Rííííooooo ... De Janeeeiiiroooo ... When my baby, When my baby smiles at me, I go to Rio, De Janeiro... Vanaf het moment dat de vorige Paralympische Spelen, de wintereditie van Sochi 2014, voorbij waren, zit het liedje van Peter Allen in mijn hoofd. Misschien nog wel langer, sinds Londen 2012. Copacabana, Christusbeeld, caipirinha’s, samba, zon, zee, strand ... Ja, het spreekt nogal tot de verbeelding. Zeker als je bedenkt dat in dat decor allerlei successen van Nederlandse paralympiërs te vieren zullen zijn. Ja, inderdaad: het leven van een paralympischesportjournalist gaat niet over rozen. Vier jaar eerder, in Londen, beleefde ik mijn eerste Paralympische Spelen ooit. Sterker nog: mijn eerste internationale paralympische evenement ooit. Een mooi begin dat smaakte naar meer. Sochi, Rio ... Voor Mathilde, met wie ik sinds Londen steeds meer en vaker samenwerk, is het heel anders. Die gaat al sinds Sydney 2000 mee en loopt een paar Spelen op mij voor. Maar Rio was voor ons allebei ook weer een soort ‘eerste’: onze eerste Spelen als Para Media Groep. Samen met Marquinho, Jurjão en Martinhó - tja, na ruim een week in Rio ga je toch een beetje Portugees praten - was 5


onze opdracht simpel: ‘vang’ zoveel mogelijk Nederlandse medaillemomenten. Twee fotografen, drie journalisten. De foto’s en tekst moeten zo snel mogelijk de wereld in, naar Nederland. Dat zorgde voor een enorme uitdaging. Want: een karrenvracht aan medaillekansen, logistiek was het maar de vraag wat de Brazilianen zouden gaan organiseren, oppassen in ‘gevaarlijk Rio’ en nog meer problemen. De conclusie vooraf: het gaat niet lukken om iedereen te fotograferen en/of spreken na medaillewinst. Nou ... In totaal werden er 62 Nederlandse medailles gewonnen. Veel meer dan we vooraf in ons schema op hadden genomen. En laat ik dan maar meteen eerlijk zijn: inderdaad; het is niet gelukt om alle Nederlandse medaillewinnaars direct te spreken of fotograferen. Van die 17 gouden-, 19 zilveren- en 26 bronzenmedaillewinnaars hebben we er één gemist. Eén. Eéntje maar. Wauw. Daarvoor had ik op voorhand getekend. Maar laat die ene nou net een gouden medaille zijn ... Logistiek ging het gewoon niet lukken om erbij te zijn, want er waren wel


vier medaillekansen tegelijk. En dan heb je het met drie journalisten verdomd lastig. 61 van de 62 ... Een fantastische prestatie. Ik had er vooraf direct voor getekend. Had nooit gedacht dat het kon. Maar toch ... Ik baal ervan dat we nou uitgerekend een GOUDEN medaille moesten missen. Sorry Sanne, dat we de medaille van Demmi en jou gemist hebben. Over vier jaar beter? Over vier jaar. Tokio 2020. Voor je het weet, is het zover. Maar eerst even nagenieten van Rio. Met alle columns die Robin in Rio schreef, de mooiste foto’s van Mathilde én met vijf niet eerder verschenen verhalen blikken we terug op Rio 2016. Met deze e-bundel nog één keer terug naar die voor Nederland zo succesvolle Spelen. Rííííooooo ... De Janeeeiiiroooo ... Robin Wubben December 2016 7



Vrijdag 2 september

Welkom in het boevennest ‘En Robin, wat ga jij de eerste dagen doen? Rio onveil...’ Nee. Het cliché ‘onveilig maken’ gaat niet op voor Rio de Janeiro. Daar zijn de cariocas – zoals de inwoners van de Braziliaanse stad heten – zelf bedreven genoeg in. Tenminste: als ik alle berichten in de media moet geloven. Ik zou bijna gaan twijfelen aan mijn plannen voor de eerste dagen. Vanaf maandag ben ik ‘in business’; gisteravond ben ik aangekomen. En tot maandag heb ik drie dagen vrij om Rio te verkennen. Want als ik er dan toch ben, dan wil ik toch minstens het Christusbeeld, de Copacabana, de Pão de Açucár en nog wat meer highlights bekijken. Rio is geen stad waar ik dagelijks kom. Maar ... Rio is crimineel, onveilig, geen plek om in je eentje rond te lopen, pas op voor zakkenrollers en ga zo maar door. Dít kan niet, dáár mag je niet heen, zús moet je niet doen en zó moet je beter uit je hoofd laten. Niet, niet, niet, niet ... Iets anders was er de afgelopen maanden niet in de kranten te lezen. Dat ging ook in mijn hoofd zitten: Rio is een boevennest in een onbekend land. Tja. Vier jaar geleden was alles tijdens de Spelen anders. Londen was dichtbij, bekend, veilig – of zo voelde het in elk geval. Rio de Janeiro is een totaal andere wereld. Ruim tienduizend kilometer van ons veilige Nederland. Brazilië. Een land waar ‘straks’ niet over tien minuten, maar over twee uur is. Of drie. Dat noemen wij chaos, hier heet dat relaxed. Carioca style. Ze spreken een vreemde taal, die ik zelfs na vijftien lessen nog maar mondjesmaat begrijp. 9


Handen en voeten zijn hier handig om iets uit te leggen. Dat merkte ik al in de taxi van vliegveld naar hotel. Dit worden totaal andere Spelen dan die van vier jaar terug. Ook ik ben anders. In Londen moest ik me nog regelmatig voorstellen. Nu weet ik alles – sorry: veel – over alle 126 Nederlandse sporters en verreweg de meeste sporters ken ik. In de afgelopen jaren ben ik ze tegengekomen in binnen- en buitenland. Het wordt anders. Dat is misschien wel de beste conclusie: Rio is anders. En wat ik die eerste dagen ga doen? Natuurlijk ga ik gewoon op pad! Koppie erbij, dat natuurlijk wel. Morgenochtend eerst een fietstocht van vier uur met een gids. Ik kom er net achter dat het een Nederlander is. Natuurlijk. We blijven een fietsvolk. Dat is niet anders. Nergens. Ook niet in Rio.


Zaterdag 3 september

Fietsen in Rio. Het kan. Op de fiets een stad verkennen, mooier wordt het bijna niet. Je legt sneller grotere afstanden af dan te voet en bent tegelijkertijd niet gehinderd door een dak boven je hoofd als in een auto of bus. Ook Rio kun je prima doorkruisen per fiets. MÁÁR ... Ik herhaal: MÁÁR ... Het is, om in goed Nederlands te zeggen, geen ride in the park. Om 9 uur werd ik verwacht aan de Avenida Nossa Senhora de Copacabana, ter hoogte van nummer 1085. Een beetje vreemde locatie, maar toen ik de hoek om kwam, hoorde ik gelijk: ‘Dat zal Robin zijn’. Toch, zo’n Nederlands hoofd haal je er zo tussenuit. Gold ook voor mijn gids Marco overigens. In het interbellum, de periode tussen Olympisch en Paralympisch, heeft RioByBike.com het niet zo druk. Vandaag ben ik de enige. En dus kan het tempo iets omhoog en krijg ik een tour-met-extra-lusje-door-de-wijkUrca. Jammer genoeg ben ik vergeten Strava aan te zetten ... Zoals ik gisteren als zei: Rio is anders. En dus is fietsen in Rio ook anders. Je hebt nergens voorrang. Zelfs niet op het fietspad. En voetgangers steken over zonder te kijken, want fietsers zijn ze totaal niet gewend. Hoewel de stad met ruim 400 kilometer de meeste fietspaden van heel Zuid-Amerika heeft, horen fietsers er nog niet helemaal bij. Verreweg de meeste fietspaden zijn in de afgelopen jaren pas aangelegd binnen de toenmalige infrastructuur. De fiets is erbij gekomen. Totaal anders dan bij ons, waar de fiets het belangrijkste vervoermiddel is. 11


Op sommige plekken was er in Rio plaats voor een keurig fietspad met stoeprandjes, rode bestrating, witte geschilderde fietsen midden op het pas en zelfs eigen verkeerslichten. Maar nog geen vijf meter verder moet je zomaar ineens van de linker- naar de rechterkant van de weg – of andersom, is het fietspad ineens de helft smaller of is het fietspad op. Dat betekent dat je op de straat moet fietsen, of op de stoep. Dat mag allebei. Maar eigenlijk houdt niemand er rekening mee dát je daar fietst. Zelfs de politie niet (proefondervindelijk vastgesteld). Dus wees alert. Denken dat de wereld van jou is, helpt niet. Daar zijn wij Nederlandse fietsers wel goed in, maar auto’s rijden hier gewoon door. En voetgangers steken gewoon over. En hoewel zíj volgens onze maatstaven in dat opzicht een fout maken, wordt jij er als fietser op aangekeken. Voor fietsers in de ontkenningsfase is er ook hier een laatste redmiddel: de fietsbel. Constant bellen, het kan. Maar die ene fietser die ons passeerde en die oplossing hanteerde, kreeg net zo goed voetgangers, taxi’s en auto’s onder zijn wielen. Bijna dan. Want het allerlaatste redmiddel is nog altijd de rem. Samen met een schrikreactie, een welgemeend esculpa en een diepe zucht.


13



Zondag 4 september

Eén eerste indruk Je kunt maar één keer een eerste indruk maken. Dat geldt voor mensen, maar ook voor dingen, zoals bijvoorbeeld, laat ik eens een willekeurig ding in Rio nemen, de Cristo Redentor; het standbeeld van Jezus Christus op de berg Corcovado. Ook die kan maar één keer een eerste indruk maken. Nou was mijn eerste indruk van hem niet zo best. Gisteren lag hij de hele dag in de wolken – al denken de Nederlandse CP-voetballers daar anders over – en vanmorgen stond ik op het punt om de Trem do Corcovado te nemen, het trammetje naar de top van de 710 meter hoge berg die boven Rio de Janeiro uittorent, en gaf de plaatselijke webcam een zeer duidelijk beeld: geen zicht. ‘U kunt beter later terugkomen’, was de tip. Fijne vent, die Cristo. Maar, zoals het in Rio elke dag gaat (vastgesteld na twee dagen, niet heel representatief dus), klaarde het later op. En bij poging twee bleek het zicht een stuk beter. Twintig minuten later stond ik boven. Nee, dan heb je niet meteen zicht op het beeld. Pas drie trappen verder zie je hem staan. Nou ja, je kijkt hem op zijn rug. Het deed meteen iets. Ondanks dat ik dat beeld al honderdduizend keer op een foto gezien heb, zéker in aanloop naar deze Spelen, deed het iets. Het maakte meteen indruk. En dat terwijl ik het plaatje al zo vaak gezien heb. Ik vond dat gek. Natuurlijk is het een highlight dat je gezien moet hebben. Alleen: niet elk highlight15


dat-je-gezien-moet-hebben maakt indruk. Soms is het ook een highlight-dat-je-wel-over-had-kunnen-slaan. Soms is het plaatje genoeg. Dit keer niet. Waarom? Ik weet het niet. Ik ben absoluut niet gelovig opgevoed, dus daar kan het niet aan liggen. Was het dan het adembenemende uitzicht over de stad? Was het het formaat van het beeld; ruim 38 meter hoog en 28 meter ‘spanwijdte’? Was het de mensenmassa, waarin iedereen zo goed en kwaad als het ging die ene foto wilde maken (je weet wel, met de armen wijd)?* Ik kan niet één reden aanwijzen. Maar toch ging ik pas twee uur later naar beneden, met ruim 150 foto’s vanuit alle hoeken. Had ik dit plaatje nou al gemaakt? Ach, het licht wordt steeds mooier (de zon ging onder). Toch maar een selfie. Hé, verrek, dit is ook leuk. En als het niet donker was geworden, had ik nog wel langer willen blijven. Misschien kwam het wel doordat ‘ie op zich had laten wachten. Omdat ‘ie zich zolang in de wolken had verstopt. Een gevoel van ‘hè, hè, daar is ‘ie dan’. Normaal is ‘laten wachten’ niet goed voor een eerste indruk. Daar had Cristo Redentor geen last van. Voor mij was het de ultieme bevestiging: ja, het is echt waar. Ik ben in Rio de Janeiro. *Natuurlijk heb ik die foto ook gemaakt. Maar dan anders.


Maandag 5 september

Last minute klaar? Nou en! Stel dat de Olympische en Paralympische droom van Amsterdam 2028 weer op de politieke/sportieve agenda komt ... Wanneer zouden bij ons de voorbereidingen dan klaar zijn? Een gokje: minstens een halfjaar voor aanvang. Gewoon, voor het geval dat. Van zulk soort planningen hebben ze hier in Rio nog nooit gehoord. Een halfjaar van tevoren? Weet je hoeveel caipirinha’s je in de tussentijd zou missen? Of hoeveel potjes voetvolley je op de Copacabana kunt spelen? Hoeveel sambalessen je in die tijd kunt volgen? Oké, het zijn enorme clichés. En ik zeg niet dat alle Brazilianen dat doen. Maar waarom zou je een halfjaar van tevoren klaar willen zijn? Langs de Copacabana lijkt het nu nog wel een slagveld. Dranghekken, tribunes, bordjes om publiek en pers de goede kant op de te wijzen; het staat er allemaal nog sinds het goud van Anna van der Breggen en zilver van Tom Dumoulin. Die bordjes wijzen overigens – hopelijk – de verkeerde kant in. Anders zitten de fotografen straks op het strand en het publiek op het dak van het hotel. Pas over vijf dagen staat de finish van de triatlon er gepland. Dus waarom zou je je dan nú al druk maken over die bordjes? Hetzelfde geldt voor de Agitos op de Copacabana. De Olympische ringen moesten er plaatsmaken voor hun paralympische evenknie. Afgelopen woensdag werden de ringen feestelijk onthuld in het bijzijn IPC-voorzitter Phil Craven en allerlei andere hotemetoten. 17


Een krap uurtje voor hij aankwam, werd er nog hard gewerkt om het rood-groen-blauwe logo in elkaar te knutselen en de verlichting aan te brengen. Maar ach, het was toch op tijd klaar? Vooruit, nog één voorbeeld: de kaartverkoop. Direct na de Olympische Spelen was er slechts twaalf procent van de kaartjes verkocht. Het schrikbeeld van lege tribunes leek realiteit te worden. De records volgden elkaar daarna snel op: 123.000 kaartjes in één dag, gevolgd door 133.000 en 145.000 verkochte toegangsbewijzen in 24 uur tijd. Brazilianen beslissen pas op het laatste moment, zo blijkt. Ze kopen niet maanden van tevoren al kaartjes. Inmiddels zijn er bijna honderd wedstrijden uitverkocht en zijn er in totaal meer dan een miljoen kaartjes verkocht. Helemaal vol, zoals vier jaar geleden in Londen, zullen de tribunes niet zijn. Maar met dat schrikbeeld zal het wel meevallen. Kortom: Rio is op tijd klaar voor de Paralympische Spelen. Precíes op tijd. En ook geen minuut eerder. Waarom zouden ze ook? Misschien kunnen wij er nog wel iets van leren. Mijn advies: neem nog een caipirinha en laten we de Spelen van 2028 dan ook maar gewoon binnenhalen.


Donderdag 8 september] Duncan van Haaren (16 jaar) Zwemmen: brons 100 meter schoolslag SB9

“Ik had zenuwen van hier tot Tokio� 19


E

igenlijk lag zijn focus volledig op de Paralympische Spelen van Tokio 2020. Pas dit jaar kwam hij bij de nationale ploeg en half april kwam het bericht: je het je gekwalificeerd voor Rio.

Tijdens zijn allereerst race in Rio zwemt hij in de series de tweede tijd, in de finale is hij goed voor brons. Het ongeloof spat van zijn gezicht na het aantikken. Op de kant vliegt hij coach Jeanet Mulder in de armen. Met een glimlach die nooit meer van zijn gezicht gaat. “Ik had echt zenuwen van hier tot Tokio in de voorstartruimte. Iedereen was tot op het bot gespannen; shakend op dat startblok. En dan ben je weg en vergeet je alles. De eerste baan gewoon goed doorkachelen, net als in de series. Puur op adrenaline kon ik verder. Zeker toen ik na het keerpunt zag dat ik vierde lag. Dat is natuurlijk de meest ondankbare plaats die je kunt halen. Dan is het nog één baan alles raggen, je hoeft je niet in te houden. Ik tikte aan en dacht dat ik vierde was. En dan zie je dat 3’tje achter je naam staan en een tijd van 1:06.54. Dat is echt bizar. De vooruitgang die ik het afgelopen jaar heb geboekt, is ongelofelijk. Ik ben derde van de wereld, van iedereen op de wereld ben ik de nummer drie. Dat is een ongelofelijk gevoel, zeker na de afgelopen maanden, waarin ik zó hard heb getraind. Ik heb mezelf zo ongelofelijk naar de getver geholpen. Als je dan na een volle taper1 dit neer kunt zetten, dan is dat echt pieken op het juiste moment. Hier doe je het voor. Mijn focus lag op Tokio, maar in negen maanden sta je van ‘we willen je misschien wel meenemen naar Rio’ naar zo’n bronzen medaille. Dan weet je wel dat je een ontzettend goede keuze hebt gemaakt.” 1 Zwemmers trainen hard, harder, hardst in aanloop naar de Paralympische Spelen. Kort voor de Spelen bouwen ze een ‘rustblokje’ in. Dat is de taper.


Dinsdag 6 september

Eindelijk! Een voorbeschouwing Nog één dag en het is zover: dan beginnen de Paralympische Spelen. De ideale tijd voor voorbeschouwingen. “We gaan ons best doen, gaan voor het hoogst haalbare, ik wil een medaille halen of ik wil de beste race, kür, wedstrijd, proef, prestatie ooit neerzetten.” Natuurlijk blijft het mooi om sporters te vragen naar hun verwachtingen. Als ik op Facebook zie hoe de Nederlandse paralympiërs lopen te stuiteren omdat het bijna gaat beginnen, zit het wel goed. Ze zijn er klaar voor. Het wachten moet maar eens voorbij zijn. Dus: tijd voor een voorbeschouwing! Eerst een makkie: de Nederlandse ploeg gaat het beter doen dan vier jaar geleden in Londen. De ploeg is groter – 126 sporters – en naar eigen zeggen beter voorbereid dan ooit, dus zou het ook gek zijn als ik deze voorspelling niet zou doen. Punt uit. Vier jaar geleden won de Nederlandse ploeg 39 medailles. Tien goud, tien zilver, negentien brons. Veertig medailles is dus ‘beter dan Londen’. Veertig. Nou, dat zou wel een beetje zuinig zijn. Het worden er meer. Ergens in de veertig? Halverwege de veertig? Nee. Meer. Ik voorspel drieënvijftig medailles. Drie-en-vijftig. Ja. Al kan ik er best één of twee naast zitten. Stuk voor stuk bestaat de Nederlandse ploeg uit sporters en teams die zich in de afgelopen jaren hebben bewezen op EK’s en WK’s. Die eerder medailles hebben gewonnen. 21


Vier jaar geleden kwam het meeste eremetaal uit het zwembad. Bijna iedere avond was ik in het Aquatic Center om de ene na de andere winnaar te spreken. Dit jaar zal het niet anders zijn: het Estádio Aquático wordt een soort tweede thuis. En de meest succesvolle Nederlandse sporter op deze Spelen? Ze is pas 15 jaar. Op liefst zes afstanden is ze kanshebster. Op de 50 en 100 vrij én de 100 school is ze houdster van het wereldrecord. Net als op een aantal afstanden die niet-paralympisch zijn. En ze is nuchterder dan nuchter. Omdat ze de hele entourage niet ziet, maakt ze zich er niet druk om. “Ik wil iedere wedstrijd hard zwemmen; iedere wedstrijd het beste uit mezelf halen. Uiteindelijk is het zwembad in Rio ook maar gewoon een bak water waarin ik een paar baantjes ga zwemmen.” Liesette Bruinsma. Dé golddigger van Rio. Noteer maar.


Woensdag 7 september

Wat is Braziliaans voor rotonde? Van hotel naar paralympisch park; het kan in 20 minuten. En soms kan het ook in ruim een uur. Zoals vanmorgen. Op de Avenida Embaixador Abelardo Bueno, de belangrijkste verkeersader langs het Barra Olympic Park, was een behoorlijk ongeluk gebeurd. Auto op z’n kop, palmboom ontworteld. En een dikke file. Het verkeer in Rio is een ramp. Ik kreeg het bericht al via een collega-journalist die ook bij de Olympische Spelen was. Tot nu toe viel het me allemaal wel mee. Maar omdat onze taxichauffeur vanmorgen niet precies wist hoe bij het Centro do Imprensa te komen, ging het even mis. Even? Behoorlijk! Ricardo – of heet hij Branco – twijfelde één keer teveel. Verkeerde afslag: muurvast achteraan de rij. Geen enorme ramp, want de wedstrijden zijn nog niet begonnen. Maar er stonden wel afspraken bij verschillende trainingen. En dan wil ik toch op tijd zijn. En ondanks dat ik niks aan de situatie kon veranderen, baalde ik er wel van. Net als mijn taxigenoten. Net zo hard dat we op een gegeven moment betaald hebben, uit zijn gestapt en de resterende 400 meter zijn gaan lopen. Dat die taxi vervolgens tóch nog eerder bij onze bestemming was dan wij ... Een mooie kanttekening. We zullen er aan moeten wennen. Het verkeer is een chaos. Een driebaansweg kan prima door voor vierbaans. Of vijf. En waar we in Nederland vaak vasthouden aan een bepaalde baan, wisselen de 23


cariocas net zo makkelijk van baan 1, naar 2, via 3 naar 4 en weer terug naar 2. Want je weet nooit of het sneller is. De wegen zijn ook verre van overzichtelijk. Twee, drie evenwijdige banen, gescheiden door een stoep met hek, waarbij je om de zoveelhonderd meter kunt wisselen. Heen, terug, heen en dan zit je waarschijnlijk nog op de verkeerde baan. Ik snap wel dat Branco de weg kwijtraakte. En de oplossing is volgens mij zo makkelijk. Al dat gedoe met banen naast elkaar en waarbij je linksaf moet slaan om rechts uit te komen ... Ik ging er voor het gemak maar van uit dat Braziliaans geen woord voor rotonde kende. Het blijkt toch te bestaan: rotunda. Maar ze hebben er nog nooit van gehoord.


Donderdag 8 september

Objetivamente Als journalist moet je kritisch zijn, onbevooroordeeld, onafhankelijk, analytisch denken, nieuwsfeiten verzamelen, verhalen schrijven en wie ‘functie-eisen journalist’ intikt in Google, krijgt nog honderden andere eigenschappen. Eentje staat al-tijd in het lijstje: objectief. Ja, dag ... Objectief bestaat niet. Objetivamente (ob.je.ti.va.men.te) Vertaling: objectief. En de definitie uit de Van Dale: bijvoeglijk naamwoord, bijwoord 1. zonder zich door eigen voorkeur te laten beïnvloeden; onbevooroordeeld, onbevangen (tegenstelling: subjectief) ‘Zonder zich door eigen voorkeur te laten beïnvloeden’. Ik heb hier in Rio een voorkeur voor de Nederlandse sporters. Niet de beste hoeft van mij te winnen, maar bij voorkeur de Nederlander (m/v). Hoe meer medailles ze/we vanaf vandaag gaan winnen, hoe beter. En hoe leuker mijn periode hier in Rio ook is. De blijdschap, de teleurstellingen, de emoties ... dat maakt mijn vak zo mooi. Ik ben hier voor mooie verhalen. ‘Onbevooroordeeld’ In de afgelopen vijf jaar heb ik veel sporters leren kennen. Ik heb een voorkeur voor de Nederlandse sporters en zelfs binnen die ploeg ben ik bevooroordeeld. Sporters met wie ik net een wat 25


leuker gesprek heb, coaches die zich net iets meer openstellen om dingen over de ploeg te vertellen, teams die ik ben tegengekomen tijdens evenementen in het buitenland – waar je sowieso meer/ ander contact met elkaar hebt. Simpelweg sporters die ik vaker ben tegengekomen of die om wat voor reden ook mijn hart hebben gestolen. ‘Onbevangen’ Om hier iets zinnigs over te zeggen, heb ik even de definitie van onbevangen opgezocht: zonder vooroordeel, onpartijdig, vrijmoedig. Nou, dat eerste deel heb ik al behandeld. Vrijmoedig? Nou, ook dat niet. Ik heb verwachtingen, weet dat veel sporters hier met een medaille weg kunnen gaan (zie ‘Eindelijk! Een voorbeschouwing’ op pagina 19, RW). Dus onbevangen ... Nee. Ik heb verwachtingen, zal misschien ook wel teleurgesteld zijn als er iemand niet presteert wat er in mijn ogen mogelijk is. Zal meevoelen bij overwinningen én nederlagen. De simpele conclusie: ik ben niet objectief. Não sou objetivo. Misschien is het als sportjournalist ook minder belangrijk om objectief te zijn dan als parlementair verslaggever. Het lijkt me heel logisch dat ik paralympische sport leuk vind, dat ik een voorkeur heb voor de Nederlandse sporters en bepaalde verwachtingen heb. Anders was ik er vijf jaar geleden toch ook helemaal niet ingerold? Niet objectief, mét een eigen voorkeur en niet helemaal onbevangen. En toch ben ik journalist. Ook volgens mijn accreditatie. Journalist op jacht naar mooie verhalen. Vanaf vandaag loop, bus, race, metro en taxi ik dwars door Rio. Te beginnen in het zwembad.


Vrijdag 9 september Marlène van Gansewinkel (21 jaar) Atletiek: brons verspringen T44

“Geen stress, geen energie verspillen”

27


N

og geen halfjaar geleden een meniscusblessure, een paar dagen voor haar Grote Wedstrijd een griepje, ’s morgens voor de start wat moe. Marlène van Gansewinkel laat zich er niet door uit het veld slaan. Geen stress, geen verspilde energie. Het resultaat: verspringbrons in Rio. Ze vertelt: “Ik wilde hier vooral heel veel genieten. En als ik geniet van verspringen, komen de resultaten vanzelf. Ik heb hier in Rio ontzettend genoten. Ik had niet meer kunnen doen dan dit en het resultaat is een medaille op de Paralympische Spelen. Mooier kan niet. Als je bedenkt dat ik pas zo’n drieënhalf jaar aan atletiek doe, is dit geweldig.” Tja, waar een dagje ‘geen zin in school’ al niet toe kan leiden. Want dat is hoe de sportcarrière van de nu 21-jarige Tilburgse begon. Ze zag de Paralympische Talentdag van NOC*NSF, eind 2012, als mooi excuus om een dag te sporten en – met name – niet naar school te hoeven. Voor atletiek, wielrennen en roeien blijkt ze talent te hebben en ze wordt gescout door de coaches. Haar keuze is snel gemaakt: atletiek. “Ik ben een explosief persoon, dus was de keuze makkelijk”, zegt ze daarover. Nu, vier jaar later, is ze fulltime topsporter, met WK-zilver en paralympisch brons op zak. Ze blijft er nuchter onder. Net als onder haar verre van ideale voorbereiding. Op 28 maart van dit jaar verzwikt ze haar knie. Een MRI-scan later is de diagnose duidelijk: een gescheurde meniscus.


“Ik heb daar meteen wat over opgezocht op internet; vooral over de hersteltijd. En ik zag dat ik Rio gewoon zou kunnen halen.” Samen met haar coach, dokters en fysio maakt ze een plan en twee weken later ligt ze op de operatietafel. Ze schrijft op haar website: “Ik ben niet bang voor een operatie en het is een kleine ingreep. Toch blijft het idee dat ik nu weken niet zal kunnen sprinten en springen een onmogelijke taak.” Vijf weken later – het is dan half juni – staat ze weer voor het eerst op haar blade. En mag ze voorzichtig lopen. Twijfel over haar deelname in Rio heeft ze niet. “Mijn instelling is: als je ergens aan twijfelt, dan is de kans minder groot dat het gebeurt. Dus niet twijfelen en vertrouwen in de mensen om je heen. En als het dan niet lukt, is dat vervelend, maar als je écht gelooft dat het goed komt, komt het negen van de tien keer ook goed.” Van Gansewinkel hoort bij die negen van de tien keer, reist af naar het trainingskamp in Portugal en vervolgens naar Rio de Janeiro. En daar loopt ze een griepje op. Ze is er nog altijd niet door uit het veld geslagen. “Ik was vanmorgen nog wel een beetje moe door die griep. Maar ik dacht: al het negatieve heb ik nu wel gehad, dus kan het alleen maar goed gaan. Ik ben lekker opgestaan, een ontbijtje gegeten en vooral genoten. Ik heb nergens een probleem van gemaakt. Geen stress, geen energieverspilling.” “En hier in het stadion heb ik genoten. Voel het publiek, luister naar het publiek. Kijk wat die andere meiden doen. Dat stimuleert me. Dan weet ik: dat en dat moet ik nog beter doen, daar moet ik op letten. Ik was mijn derde plek op een gegeven moment even kwijt, maar dacht meteen: dat kan ik ook. Het gaat me niet gebeuren dat ik hier geen medaille haal. Dus ben ik klaar gaan staan, heb ik een aanloop genomen en sprong ik twintig centimeter verder. Ik vind het heel mooi om te zien dat de twee andere medaillewin29


naars zo ver springen; het laat zien dat de sport enorm gegroeid is. En hopelijk spring ik nog verder. Ik vind 5.57 meter al echt ver, maar wil nog verder. Ik ben nog jong, het zijn mijn eerste Spelen, ik kan nog zoveel verbeteren en nog verder springen. Daar kijk ik echt naar uit. En vooral om die meiden weer tegen te komen en samen plezier te hebben.” Plezier? Maar het zijn toch haar concurrenten? “Dat wel, maar het is ook mooi om dit met elkaar te doen. Ik ben een mensenmens, vind het mooi om anderen goede prestaties te zien leveren. Ik heb ook contact met Marie-Amélie Le Fur, die hier goud wint. Geef haar tips om nog verder te springen. Als zij nog scherper durft te springen, nog meer richting de balk, kan ze zes meter springen. Maar dat vindt ze eng, omdat ze dan vals kan springen. Maar als je het niet probeert, lukt het nooit.” Het geldt voor de hele carrière van Van Gansewinkel: als je het niet probeert, lukt het nooit. Vier jaar geleden besloot ze om een dag niet naar school te gaan om te gaan sporten. Het resultaat: brons op de Paralympische Spelen. “Ik heb nu brons op de Spelen. En over een paar dagen mag ik ook nog de 100 meter lopen; als extra cadeautje. Dat is toch geweldig?”


Vrijdag 9 september

Het is stííííííl ... Aan de overkant. Tenminste, dat dacht ik toch. Zeker bij de series in het Estádio Aquático. Die begonnen vanmorgen al om 9.30 uur en dat leek mij geen tijd voor Brazilianen. Zeker niet na de feestelijke openingsceremonie die gisteravond ongeveer een uur langer duurde dan gepland. Het was wel mijn verwachting. Lege tribunes, een rond-echoënde stadionspeaker die alle namen vooral voor zichzelf op zit te noemen. Die de tien, vijftien fans die er dan toch zijn probeert op te zwepen. Die goedbedoeld leuke deuntjes afspeelt om de sfeer er enigszins in te brengen. De realiteit was ongekend anders: het was dus níet stil. Zeker niet aan de overkant. Nou ja, je moet altijd rekening houden met een ‘Braziliaans kwartiertje’, dat ook nog wel eens een halfuurtje kan duren. Bij de eerste races was het nog rustig, maar de carioca’s waren ruim op tijd om een orkaan van geluid door het bad te laten gaan op het moment dat Daniel Dias, de Braziliaanse superster, het bad in dook. Oké, het maximale aantal van 15.445 toeschouwers was niet aanwezig. Mijn gok: zo’n acht-, misschien negenduizend fans waren er zeker. Genoeg voor een muur van geluid – ik wil eigenlijk niet weten hoeveel geluid een vol stadion zou maken. Voor de entree van Dias vielen er al wereldrecords te vieren, werd er voor iedere Braziliaan hartstochtelijk gejuicht – net zo goed als voor de Nederlanders overigens, die door een duidelijk contigent 31


oranjegeklede supporters werden gesteund. En dan was er nog de Câmera da Dança – ofwel: de Dance Cam. Misschien wat over de top, behoorlijk Amerikaans, maar het werkte wel: wie in beeld kwam, ging dansen. Net zo lang tot het hele stadion op de banken stond. Ja, feesten ... dat kunnen ze hier wel. Stijfjes klappen voor mooie prestaties? Nee. En de eerste klanken van een bekende samba zijn genoeg om iedereen in beweging te krijgen. Als dit zo doorgaat – en waarom niet? – wordt Rio 2016 één groot feest, met duizenden, nee, miljoenen fans. Tot nu toe zijn er ruim 1.700.000 kaartjes verkocht. En dan te bedenken dat dat er kort na de Olympische Spelen nog maar 250.000 waren ... Bij de Olympische Spelen werd er ook gezegd dat het ‘uitverkocht’ was, maar liet de tv een ander beeld zien. Dit keer niet. De verhalen over de met de dag stijgende kaartverkoop zijn dus géén gebakken lucht. De oplossing was simpel: prijzen omlaag = verkoop omhoog. Het is voor mij nu al dé verrassing van de Spelen. Een unieke prestatie voor Rio de Janeiro. Meer bezoekers dan in Beijing, Athene, Sydney, Atlanta, Barcelona, Seoul of welke Paralympische Spelen ook. Dit worden dit de best bezochte Paralympische Spelen. De best bezochte Spelen ná Londen 2012; dat wel. Maar dat is geen schande.


Zaterdag 10 september

Mixed zone Wedstrijd kijken, naar beneden rennen – of links of rechts, afhankelijk van het stadion, naar de mixed zone en daar kun je als journalist de sporters spreken. Met mixed feelings: ben je tevreden, teleurgesteld, hoe ging de race en ... wat ging er door je heen? Die laatste vraag heb ik overigens nog nóóit gesteld. Té obligaat. Op de eerste dag van de Paralympische Spelen was de mixed zone in de catacomben mijn werkplek. Acht Nederlanders in zeven finales. Met nou, laten we zeggen, op voorhand gedacht, een stuk of vier medaillekansen. Na de ochtendsessies moest ik dat aantal al bijstellen: zes. Misschien zeven. Eentje was in mijn hoofd zeker: Chantalle Zijderveld op de 100 meter schoolslag SB9. Stond voor mij zo goed als vast. Als alles ‘normaal’ zou verlopen, was dat in mijn ogen goud. Oké, in de ochtend was ze voorbij gesneld door Lisa Kruger. Maar toch zat er in mijn hoofd: Chantalle wint goud. Gewoon, omdat die wereldtijd van Lisa zó verrassend was. Chantalle sprak ik in Eindhoven toen ze Europees kampioen werd. Sprak ik in Glasgow toen ze wereldkampioen werd. En ik had mijn vraag al klaar: Chantalle, wat doe jij nou? Het was precies de vraag die ik in Eindhoven en Glasgow stelde. In Rio niet. Want Chantalle pakte geen goud. Het werd brons. Goud voor Lisa. Ik zie Chantalle de mixed zone binnenkomen, met de hand van teammanager Marco van den Brink op haar schouder. Om haar te troosten. Ze 33


schokschoudert en snikt. Tranen rollen over haar wangen. Dit is een zware tegenvaller. Vijftien jaar is ze. Pás vijftien jaar. Ze is Europees kampioen, ze is wereldkampioen. En ze heeft hier de grootste teleurstelling uit haar sportieve leven te verwerken. Wat moet ik haar vragen? Wat zal ik zeggen? ‘Chantalle, wat doe jij nou?’ is in deze setting wat lullig. ‘Brons, eh ja, dat geeft geen goed gevoel’, hoor ik mezelf zeggen. “Nee, totaal niet. Weet je, ik kwam hier gewoon voor goud en niks minder. Dit is gewoon kut”, begint Chantalle haar antwoord. Nee, ze zwom niet eens een PR, ze weet niet waar het aan ligt, in haar hoofd zat het goed, de race voelde goed. Ze vertelt over haar tactiek, haar teleurstelling en hoe ze het volgende keer beter wil gaan doen. Een sterk verhaal, een krachtig verhaal, alleen onderbroken door het snuffen na de tranen die eerder zijn gevallen. Ze doet haar verhaal, geeft antwoord en zoekt naar een verklaring die ze op dit moment niet heeft. Ik bedank haar, krijg een ‘alsjeblieft’ en ze is weg. Met weer die hand van Marco op haar schouder. Chantalle deed haar verhaal in alle rust, beantwoordde de vragen waarop ze zelf niet hét antwoord had. Het hoort erbij in de topsport: in goede en slechte tijden moet je door de mixed zone. Je krijgt er geen medaille voor en al helemaal geen gouden, maar om als vijftienjarige, na zo’n teleurstelling, op die manier je verhaal te doen: ontzettend knap, ontzettend sterk en ontzettend topsport.


Zondag 11 september

Foto por favor? Het is druk op het Parque Olímpico. Enorm druk. Honderden, nee, duizenden mensen hebben kaartjes gekocht en zwerven over het sportpark tussen de stadions door. En met zoveel mensen worden er ook ontzettend veel foto’s gemaakt. Ook met sporters! Nog voor ik in het vliegtuig stapte, stond ik al op een selfie. Met grondpersoneel van KLM. Ik ben heel benieuwd welke tak van sport ze mij toegedicht hebben. Op dag één van de Spelen liep ik over het Olympisch Park naar mijn werkplek in het zwembad. ‘Foto? Foto?’ Natuurlijk, vind ik prima. Ik vind het wel grappig. Opnieuw: welke sport zouden ze denken dat ik doe? Het maakt waarschijnlijk niet uit. Iedereen met een accreditatie om zijn nek is interessant. Is onderdeel van de Paralympische Spelen. En ach, misschien zit er na tien keer toevallig ergens een sporter bij. Maar nogmaals: dat maakt waarschijnlijk niks uit. Gisteren ging ik bij de Nederlandse bocciaploeg kijken. In de Carioca Arena kom ik ook Esther Vergeer, assistent-chef de mission tegen. We staan even te praten en ineens staan er twee Braziliaanse meisjes voor ons: ‘Foto? Foto?’ Ik snap het wel: dit is Esther Vergeer, de grootste rolstoeltennisster ooit, de bekendste Nederlandse paralympiër aller tijden. Natuurlijk willen die meisjes met Esther op de foto. Zou ik ook doen. Met veel moeite draaien ze hun mobieltje in het rond om 35


hunzelf én Esther in het scherm te krijgen. Dus vraag ik: zal ik ‘m maken? ‘Yes, yes’. Tot het moment dat me duidelijk wordt dat ze eigenlijk willen dat ik óók op de foto sta. Omdat ik óók zo’n kaart om mijn nek heb. En omdat ze geen flauw idee hebben dat dit dé Esther Vergeer is. Ik sta op het punt om het ze uit te leggen. Om ze uit te leggen dat Esther 470 wedstrijden op rij heeft gewonnen, zeven gouden medailles in de kast heeft liggen, alle toernooien ter wereld heeft gewonnen ... Op tijd bedenk ik me. Het maakt niet uit. Ze heeft een kaart om, dus is ze interessant. Dus kan ze toevallig een sporter zijn. En ook als ze iets anders is: prima. Voor hen telt dat ze maandag op school kunnen vertellen dat ze even een beetje onderdeel van de Paralympische Spelen zijn geweest. Ik denk: het is wél Esther Vergeer! Ze hebben mooi een selfie met Esther Vergeer. Zonder dat ze het weten. Het maakt niet uit. Niet voor die twee Braziliaanse meisjes.


Dinsdag 13 september Kelly van Zon (27 jaar) Tafeltennis: goud enkelspel klasse 7

“Nu gaat het keurslijf feesten aan”


I

n Beijing won ze brons, vier jaar geleden was er goud voor Kelly van Zon. En in Rio herhaalde ze dat kunststukje. Onafscheidelijk langs de kant van de tafel zat haar coach Johan Lieftink. Op het moment dat de Turkse Kubra Korkut de laatste bal in het net sloeg, volgde de ontlading. Van Zon pakt haar krukken, rent naar Lieftink en vliegt hem om de nek. “Ik ben nog nooit zo snel naar Johan gerend na een wedstrijd. We hebben hier samen vier jaar naartoe gewerkt, de laatste jaren samen op Papendal. Dan zien je elkaar ontzettend veel. Johan weet heel goed hoe hij met mij moet omgaan: ik ben niet altijd de makkelijkste. Zeker de laatste dagen ben ik niet te genieten geweest door de stress. Waar die stress vandaan kwam? Geen idee. Ik ben gewoon zenuwachtig voor die potjes. Dat heb ik meestal op de grotere evenementen en eigenlijk is het nergens voor nodig. Maar het zit er nou eenmaal.We hebben een heel lange voorbereiding gehad en dan kom je hier en wil je gewoon gas geven. Johan coacht mij al sinds 2008, de Spelen van Beijing, en dat gaat heel goed. Het was heel fijn om het met hem te kunnen vieren. De afgelopen maanden heb ik in een keurslijf geleefd: opstaan, koffie drinken, douchen, aankleden, spullen pakken en dan twee keer trainen. Dat is een keurslijf dat ik nodig heb, maar ik heb ook gezelligheid nodig. Dat is de laatste negen maanden minder geweest. Ik heb er heel veel voor gelaten en dat betaalt zich hier gelukkig uit. Op het moment dat ik dat laatste punt pakte, voelde ik de spanning van me afglijden. Het is nog niet helemaal weg, maar ik voelde wel ontspanning. Dat is heerlijk. Ik ga zeker door, maar hoe weet ik nog niet. Er zullen dingen veranderen, dat weet ik wel zeker. Maar eerst gaat het keurslijf feesten even goed aan!�


Maandag 12 september

Vierde Drieëntwintig medailles. Na vier dagen staat Paralympic TeamNL al op drieëntwintig medailles. Een bizar aantal. Kampioenen, zilveren medailles, bronzen plakken. Er viel heel wat te vieren. Je zou bijna denken: er wordt in Rio alleen maar gewonnen. Toch zijn er ook verliezers. Gisteren was het een lastige keuze: atletiek of roeien. De medaillekans van verspringer Ranki Oberoi of mogelijk eremetaal voor Esther van der Loos en Corné de Koning. Het werd het laatste. En dus zat ik er aan het Lagoa Rodrigo de Freitas klaar voor: een eerste roeimedaille voor Nederland. Het wordt iets anders: een vierde plaats. Vierde. Verlies. Zuur. Zonde. Vervelend. Teleurstellend. K#t. Tenminste, dat kan het zijn, getuige de tranen van bijvoorbeeld Simon Boer in het zwembad. Natuurlijk: er vallen tranen, er wordt op het water geslagen, er wordt gescholden en roerloos over het water getuurd. “Het maakt een wereld van verschil: derde of vierde”, hoorde ik Esther zeggen. Ja, natuurlijk maakt het een verschil. Een medaille of geen medaille. Tijdens ons gesprek klaart de lucht al wat op. Het is toch de beste paralympische roeiprestatie ooit voor Nederland, ze waren nooit eerder zo hoog geëindigd. “Gelukkig zijn we niet weer vijfde, als op de laatste drie WK’s. Anders krijg je de naam dat je alleen maar vijfde kunt worden.” 39


Overigens gebeurde in het atletiekstadion – de keuze die ik dus níet gemaakt had – hetzelfde. Ranki werd vierde. Bij zijn allerlaatste poging was er een Oekraïner die drie centimeter verder sprong. Shit. Geen medaille voor Ranki. Zuur? Nee. Allerminst. Ook hij verbeterde zich enorm. Zijn persoonlijk record staat nu 24 centimeter dan gisterochtend. Hij had genoten van het publiek, genoten van het springen in het Olympisch Stadion. En wauw, wat een afstand had hij gesprongen. Een glimlach die de komende weken niet weg te poetsen is. En zo zijn er nog veel meer voorbeelden. Voorbeelden van sporters die niet winnen, net – of ruim – naast het podium vallen, maar wel tevreden (kunnen/mogen) zijn. Tevreden met een dik persoonlijk record, tevreden met een verbetering van hun eigen prestaties of gewoon erkennen dat er – ondanks dat je er alles aan gedaan hebt – iemand beter is. En toch: verliezen is niet leuk. Vierde worden is niet leuk, ook al ben je ‘best of the rest’. Je had bijna een medaille. Vierde worden is klote. Maar het hoort er wel bij.


Dinsdag 13 september

De Vloek van Vergeer Wat hebben een boccianederlaag, een vierde plaats bij roeien, een verloren CP-voetbalwedstrijd en een verloren tweesetter op de tennisbaan met elkaar gemeen? Zo op het eerste gezicht niks, behalve dat het geen overwinningen zijn... Er is wel degelijk nog een andere overeenkomst: Esther Vergeer was erbij. En ik ook. De eerste keer komen we elkaar tegen bij boccia. De Nederlandse ploeg heeft een overwinning nodig tegen Japan, maar verliest. Einde toernooi. Een dag later treffen we elkaar weer, op de roeibaan. Corné en Esther worden vierde. ‘Wij moeten maar niet meer samen op één locatie komen, want dan gaat het niet goed’, zeg ik tegen Esther. Ze moet er om lachen. Gisteren was het echter opnieuw raak. Ik loop naar de perstribune van het snikhete Estádio Deodoro. En wie zit daar, aan de rand van het veld? Inderdaad: de assistent-chef de mission van TeamNL. Oh nee toch. Dan weet ik wel hoe dit af gaat lopen. Zou de Vloek van Vergeer – of moet het misschien de Vloek van Vergeer/ Wubben zijn? (maar dat klinkt minder leuk) – ook grip op de CPvoetballers? Ja. Oranje verliest met 2-0 en is op een haar na uitgeschakeld. Gelukkig wint Argentinië van de VS en gaan de mannen door, maar de vloek blijft bestaan. Zou het dan nooit ophouden? Een paar uur later treffen we elkaar weer. Op de tennisbaan. Maikel Scheffers strijd een verwoed gevecht met de Japanner Miki. Esther 41


ziet me. Kun jij niet gewoon terugvliegen naar Amsterdam, zegt ze gekscherend. Nou ja, in elk geval één van ons twee, reageer ik. Wetende dat ik die strijd voor TeamNL zou verliezen. En Scheffers verliest, na ruim tweeënhalf uur tennis. De Vloek houdt stand. Ik hoop dat Esther en ik elkaar nooit meer zien hier in Rio. Dit kost gewoon medailles! Een uurtje later ben ik bij de kwartfinale van Aniek van Koot. Esther? Die is nergens te bekennen. Aniek wint de eerte set met 6-1. Geen vuiltje aan de lucht. Ook in de tweede set gaat het goed. Maar wat zie ik vanuit mijn ooghoek? Iets oranjes op de tribune. Shit. Het is Esther. Ik denk aan De Vloek. Het zal toch niet ... En spontaan worstelt Aniek met alles en iedereen, vooral met zichzelf. Ik denk: als dit nu mis gaat... En dat gebeurt. Aniek verliest de tweede set. In de derde set is alles anders: Aniek wint die makkelijk. En Esther is erbij. En ik ook! Ik kan het bijna niet geloven. De Vloek is verbroken. TeamNL kan dus wél winnen als Esther en ik erbij zijn. Gelukkig maar. Esther, tot snel.


Woensdag 14 september

Brazilianen en tennis ... Ooit had Brazilië een enorm goede tennisser. Guga. Gustavo Kuerten was de koning van Roland Garros, het toernooi dat hij drie keer won. Sindsdien is het stil. En dat is maar goed ook. Brazilianen snappen namelijk niks van tennis. He-le-maal niks. In Rio de Janeiro zijn de ballenkinderen opvallend groot voor hun leeftijd. O, wacht! Het zijn geen ballenkinderen! Het zijn ballenbejaarden. Grijze omaatjes, iets te voluptueuze huisvrouwen en mannen met baarden. Waar ze die vandaan gehaald hebben? Geen idee. Misschien uit de favela die gesloopt is ten faveure van het Olympisch Park? En als ze nou nog gewoon hun functie goed uit zouden voeren, zou ik er geen problemen mee hebben. Maar dat gedreutel over de baan, geen idee hebbend waar ze heen moeten en die bal, hoe moeten ze in godsnaam die bal aangooien ... De lijnrechters zijn niet veel beter. Het lijkt of ze zitten te chillen op de Copacabana; de caipirinha is het enige dat ontbreekt. Af en toe roepen ze ‘uit’, als ze dat vermoeden hebben. Helaas is de hawk-eye met de Olympische Spelen mee vertrokken, dus alle tvbeelden ten spijt: als er ‘uit’ geroepen wordt, is de bal ook uit. De umpire overrulet zelden, want ja, die appt even met het thuisfront dat hij wat later thuis is. Blijft over: het publiek. Gelukkig. Het publiek. Het Braziliaanse, al43


tijd enthousiaste, sympatieke, vrolijke sportpubliek. Maar wacht! Ook díe snappen het spelletje niet. Ze weten niet dat je tijdens rally’s stil moet zijn, dat je alleen de tribunes op mag tijdens een kantwissel – na een oneven aantal games – en hebben ook het idee dat huilende baby’s en spelende kinderen erbij horen. Nee, natuurlijk niet! Laat je kinderen thuis, verdomme. Het meest ergerlijke moet nog komen: juichen. Op de meest onnozele momenten. Juichen tijdens een rally. Ja, tijdens! Juichen na een lucky netbal, na een fout. En juichen na een dubbele fout. Sorry hoor, maar dat is not done! Dat doe je gewoon niet. Onsportiever dan dat wordt het niet. Er is niks ergelijker. Gewoon: mond houden. Nog een paar dagen, dan kan het Olympisch tennisstadion afgebroken worden. Gelukkig. En ik hoop dat ik dan nooit, maar dan ook nooit, meer naar een tenniswedstrijd hoef te kijken in Brazilië. Tenzij Guga het zijn landgenoten van tevoren uit wil leggen.


Vrijdag 16 september Aniek van Koot (26 jaar) Rolstoeltennis: goud dubbelspel

Goud en een enorme glimlach


I

k ken Aniek goed. Erg goed. Misschien wel tÊ goed, maar daar kom ik later op terug. De afgelopen anderhalf jaar sprak ik haar regelmatig, zag ik haar vaak wedstrijden spelen en trainen. Alles om het boek PANIEK te schrijven. Ik weet hoe ze is, weet waarom ze doet wat ze doet, weet wat haar drijft en wat haar tegenhoudt. Begrijp ik haar? Niet altijd. Kan ik haar doorgronden? Niet altijd. Maar ik snap haar wel. Ik weet wat er in het koppie van de vaak goedlachse en soms o zo boze Aniek zit. In Rio opent ze de jacht op goud. Een echte jacht, want vier jaar geleden was daar altijd Esther Vergeer. Vier jaar geleden was er voor Aniek twee keer zilver op haar allereerste Paralympische Spelen. Een geweldige prestaties, maar er vloeiden dikke tranen in Londen. Teleurstelling, altijd weer die druk die ze zichzelf oplegt. En steeds was er toen die ongelofelijke klotevraag: ben jij de nieuwe Esther, ga jij haar verslaan? In Londen lukte het niet, daarna hoefde het niet meer. Want Esther stopte ermee. Kort voor dat pensioen werd Aniek al nummer 1 van de wereld en volgde het diepste dal uit haar carrière, waarover ze me vertelde. Met regelmatig stijgende verbazing schreef ik de verhalen op.


Ze klom uit dat dal en oogt nu sterker dan ooit. De laatste training die ik voor Rio 2016 zag, was ijzersterk. Beuken, beuken, beuken. Alles zó scherp langs de lijntjes, zó hard. Gevoelsmatig zeg ik: doet ze dat in een wedstrijd, dat veegt ze iedereen van de baan. Ik ben daarin niet de enige. Maar ook: kan ze dat in een wedstrijd, twee sets lang? Want wat gaat er in dat koppie van haar om? Is ze er mentaal klaar voor? Ook in die twijfel ben ik niet de enige. De eerste twee rondes wint ze eenvoudig. Niks aan de hand. Ik tref haar kort na haar overwinning op de Amerikaanse Dana Mathewson bij haar familie. Ik verwacht een stralende glimlach, maar zie dikke tranen in haar ogen. Ze is uitgegleden in de douche, zit onder de blauwe plekken en heeft daar zichtbaar last van. Op de baan was het, om het in haar eigen woorden te zeggen: kut. Ze speelde niet goed, raakte de ballen niet lekker en als dit zo zou doorgaan... Gezien de omstandigheden denk ik: solide overwinning, niks aan de hand. Maar Aniek zit zo niet in elkaar. Dit is de twijfel-Aniek die ik ken. De twijfel komt altijd. En als ‘ie komt, slaat ‘ie hard toe. Als dit, dan dat. Als het tegenzit, waarom zou dat veranderen? Ik zie het een ronde later - inmiddels de kwartfinale - opnieuw gebeuren. Ze timmert de Chinese Zhenzhen Zhu een set lang van de baan, laat haar alle hoeken van de baan zien. In de tweede set is de wereld heel anders. Aniek twijfelt, haar service stokt, ze begint gekke fouten te maken. En Zhu wint die set. Onnodig. Verloren van zichzelf. Zou die twijfel blijven hangen? De derde set ziet de wereld er wéér heel anders uit. Aniek weet zichzelf te herpakken en speelt die set vol zelfvertrouwen. Ik ben onder de indruk. De Aniek die zichzelf helemaal in de put kan praten - en dus uit de wedstrijd, weet zichzelf hier op de baan te kalmeren, 47


weet haar strijdplan op te pakken, te genieten van het spelletje en ze wint. Eenvoudig. Ja, ze baalt van die tweede set. Ja, ze was liever eerder klaar geweest. Maar ook: ik ben door naar de halve finale, dus dat is goed. Niemand zal na de Spelen ooit nog vragen hóe. Wauw. Dit is een Aniek die ik nog niet ken. Het is geen blinde paniek, geen donkerder dan donker. Als het gaat zoals het moet, dan moet het maar zoals het gaat. Waarheid als een koe, geen speld tussen te krijgen. Hóe je wint, maakt niet uit. Als je maar wint. Dat gebeurt ook in de halve finale. In drie zenuwslopende sets wint ze van de Japanse Yui Kamiji. Ze wint. Hóe maakt niet uit. Ze haalte de finale en dus wordt het opnieuw minimaal zilver. Net als vier jaar geleden. En weer speelt ze in die eindstrijd tegen een landgenote: dubbelpartner Jiske Griffioen. Ik voel zenuwen. Ik heb al beschreven dat ik niet objectief ben (pagina 25, RW) en als het op Aniek aankomt, ben ik dat nog minder. Daarvoor ken ik haar te goed. Ik gun haar de hele wereld, gun haar dat ze ‘gewoon’ een keer doet waarvan iedereen - zij zelf ergens ver weg ook wel - weet dat ze het kan: twee sets lang iedere bal aanpakken, doorslaan en neerleggen waar ze maar wil. In trainingen is ze zó goed; dat moet toch een keer in een wedstrijd kunnen. Wat mij betreft: laat het in deze finale maar gebeuren. Niet dat ik het Jiske niet gun, maar ja ... Het lukt Aniek in de eerste set, daarna slaat de twijfel weer toe. Ze verliest na de eerste set elf van de dertien games. Ze knokt nog een klein beetje terug, maar dat is meer te wijten aan foutjes van Jiske dan


49


goed spel van Aniek. Die heeft het ergens tijdens die twee sets al opgegeven. Er is, met het zilver in haar handen, realisme en strijdlust. “De dag komt gewoon dat ik in twee sets ga winnen. Dat klinkt arrogant, maar ik kan dat. Ik kijk nu nog teveel tegen Jiske op. Ik weet dat dat niet nodig is, maar ik doe het wel. Al veel te lang. Ik wil het hoge niveau dat ik kan spelen, gewoon een keer vasthouden. Of dat dan goud, zilver of brons oplevert, maakt niet uit.” Een dag later staan Aniek en ik weer tegenover elkaar. Ook de dubbelfinale is een Nederlands onderonsje: Jiske en Anieke tegen Diede en Marjolein. Vier jaar geleden was er zilver voor Jiske en Aniek, nu zijn ze de allerbeste. Eindelijk is er goud voor Aniek. Ze is de beste op het grootste toernooi ter wereld. En daar is ‘ie dan, die langverwachte glimlach. De stress is eraf, het toernooi zit erop. En al tijdens het interview geeft ze toe dat ook de vermoeidheid direct toeslaat. De spanning, de warmte; alles heeft zijn tol geëist. “Ik had er alle vertrouwen in dat we dit samen zouden kunnen. Na het zilver in het enkelspel ben ik niet, als vier jaar geleden, helemaal over de rooie gegaan. Ik wist dat er nog iets moois was om voor te strijden. En dat is gelukt.” Zilver heeft ze drie keer. Hoe voelt het dan om goud te winnen en die plak om je nek te krijgen? Met haar zo karakteristieke tongval zegt ze: “Hij is móóóóóóí!” Het verhaal van Aniek van Koot is te lezen in het boek PANIEK (176 pagina’s). Dit boek is te bestellen via www.boekpaniek.nl.


Donderdag 15 september

Hé buschauffeur! De dressuurruiters komen in actie in Deodoro, een militair terrein in het noorden van de stad. Dat betekent eerst met een taxi naar het ‘Main Press Center’ en dan met een bus naar Deodoro. Tot zover geen probleem. De bus vertrekt om 9.10 uur, ik zit er ruim op tijd in, het is 25 minuten rijden, ‘onze’ Frank Hosmar hoeft pas om 10.00 uur te rijden. Niks aan de hand. Dus even van het uitzicht genieten, van de couleur locale van de favela’s die we passeren. Collega Martijn Keijsers heeft het uitgelegd: autoweg volgen tot je het trainingscomplex ziet, dan rechtsaf, wijkje door en stoppen bij het hek. Kan niet missen. Totdat je een buschauffeur treft die normaal alleen een vagando ao redor da igreja – een rondje rond de kerk – rijdt. Als we die autoweg verlaten, zie ik nog geen trainingscomplex. De chauffeur ook niet. Hij stopt bij een pleintje en doet de deur open. Ik denk even: moet ik er hier uit, en zie de andere journalisten hetzelfde denken. ‘This is not it’, klinkt het verlossende woord van een collega die al vaker naar Deodoro is geweest. Als de chauffeur iets vraagt aan een voorbijganger, zie ik armen zwaaien: die kant in, alsmaar rechtdoor, rechtsaf. We rijden weer. Het scenario herhaalt zich nog twee keer. De chauffeur is gewoon de weg kwijt. De chauffeur van de mediabus van de Paralympische Spelen – een route die iedere dag een stuk of 51


tien, vijftien keer wordt afgelegd – weet niet waar hij heen moet. Ik weet niet of ik nou verbaasd moet zijn, of boos. Vreemd is het in elk geval wel. Martijn appt nog: leg jij het hem anders uit! Tot je het trainingscomplex ziet, rechtsaf, wijkje door en dan bij het hek stoppen. Tja ... inmiddels zitten we niet meer op die autoweg waarmee dat verhaal begon! We passeren een militaire controle: gelukkig, we zijn op het terrein. Het is inmiddels 9.58 uur. Frank rijdt over twee minuten. Ik ben toch niet voor de kat z’n ... in deze bus gestapt? Ik hoop op het ‘Braziliaanse kwartiertje’. De chauffeur stopt. ‘This is okay’, zegt iemand. João (het is een Braziliaan, dus heet hij João) vindt van niet. Não, não. Hij rijdt door, langs de poort waar ik Entrada da Imprensa zie staan. Betekent zoveel als: ingang voor pers. João rijdt honderd meter verder en stopt opnieuw om de weg te vragen. Liefst wil hij dan weer verder rijden. Ik weet niet hoe snel ik de bus uit moet komen, net als mijn collega’s. Obrigado por nada is het resultaat van vijftien lessen Braziliaans dat ik João nog mee kan geven. Bedankt voor niks. Na de tassencontrole ren ik richting de perstribune. Om 10.06 uur heb ik voor het eerst zicht op de bak. Ik zie Frank en zijn Alphaville nog net naar het midden van de bak rijden en afgroeten.


Vrijdag 16 september

Vreugdetranen Ze hangt over het hek, kijkend naar het scorebord. Wordt het zilver? Alles hangt af van die Duitser, wat doet hij ... Langzaam komen de scores binnen en wordt duidelijk: het is niet genoeg ... Dressuuramazone Demi Vermeulen wint zilver. Ik zie haar tranen. Ze vliegt haar moeder om de nek, die ook haar groom – de verzorger van haar paard Burberry – is. Ik sta er bovenop en hoor ze met elkaar praten: Kijk eens van hoever je bent gekomen, wat is dit geweldig, je hebt gewoon zilver. En bij moeder en dochter stromen de tranen over hun wangen. Ik slik. Ik ken Demi eigenlijk helemaal niet, maar het raakt me. De blijdschap na een prachtige sportprestatie. Het is niet de eerste keer deze Paralympische Spelen. Ik moest even slikken toen Chantalle Zijderveld met dikke tranen van verdriet voor me stond. Ze won brons, maar was voor goud gekomen. Ik moest even slikken toen Lara Baars met oerkracht het brons veroverde met kogelstoten. Ik zag haar van blijdschap door het Olympisch Stadion stuiteren. En de tranen van Kelly van Zon na het goud, de omhelzing van haar coach Johan Lieftink. Het gebeurde ook op de wielerbaan: de gouden race van Alyda Norbruis. Ik stond daar met twee collega’s en stuk voor stuk stonden we daar met kippenvel. Kippenvel door de waanzinnige race die Alyda afleverde, haar werelrecord. Kippenvel van het verhaal dat ze vertelde. En vooral: kippenvel omdat ze ons, in het heetst van 53


de strijd, bedankte voor ónze tijd: ‘Ik hoop dat je er wat mee kunt. Ik klets ook maar wat.’ Sport is emotie. Het gaat niet om doelpunten, scores, uitslagen, medailles. Dat telt allemaal niet. Aan het einde onthoud je de emotie. Onthoud je het verhaal, onthoud je het gevoel dat je had bij een winnaar of verliezer. Het is mooi hoor, dat ‘we’ al op 47 medailles staan. Dat aantal onthoud ik wel, omdat het zo’n ongelofelijk aantal is – dat is dus een gevoel. Maar het zijn vooral de 47 verhalen die er achter zitten. En het gevoel dat ik af en toe moet slikken. Dat maakt deze twee weken geweldig. Ik hoop vandaag en morgen nog een paar keer te slikken. Zodra ik dat niet meer heb, stop ik ermee. Dan moet ik toch echt iets anders gaan doen.


Zaterdag 10 september Alyda Norbruis (27 jaar) Baanwielrennen: goud 500 meter tijdrit C1-2-3

“Ik wilde laten zien wat ik al vier jaar doe�


K

omt goed, je kan dit, je kunt harder, laat het vandaag maar zien, het moet raar gaan als dat niet lukt. Dat heb ik in de minuten voor mijn race wel honderd keer gedacht. Ik had het heel moeilijk voor de start. Ik zag dat de andere meiden ook ontzettend hard reden en was ontzettend zenuwachtig. Dat heb ik bewust hardop naar mijn coaches uitgesproken om het een plekje te geven. De begeleidingsstaf heeft me ook heel veel vertrouwen gegeven. Ze zeggen wel ‘je moet het zelf doen, jij moet hard fietsen’, maar hun vertrouwen in mijn kunnen helpt enorm.” Norbruis start in het Velodrome in Rio in de allerlaatste rit van de tijdrit. Als in de voorlaatste rit de Australische Amanda Reid het wereldrecord van de Friezin benadert, weet ze dat ze voor goud zo goed als zeker sneller moet zijn dan ooit. “Starten in de laatste heat kun je zien als een bevoorrechte positie en denken: ze zijn allemaal bang van mij. Tegelijkertijd zag ik alle tijden die die meiden reden en moest ik maar hopen dat me dat ook zou lukken. Ik wilde hier laten zien dat wat ik al vier jaar kan, dat ik dat hier op het allerhoogste podium ook kan. Dan is het zaak om je hoofd koel te houden. Ik moest bij mezelf blijven, dan is er zoveel mogelijk. Als je iets wilt, dan kan het. Dit moest mijn dag zijn en dat is het geworden. De laatste jaren is het niet altijd makkelijk geweest. Ik ben mezelf regelmatig tegengekomen in heel veel dingen. Sporten is een heerlijke uitlaatklep, maar laat je ook keihard een spiegel zien. Wie ben ik, wat kan ik, die vragen heb ik mezelf regelmatig gesteld; zeker in de periode richting Rio ben ik daar heel bewust mee bezig geweest. Ik ben daarin gegroeid als sporter en ook als mens. Positief zijn maakt zoveel verschil. Het is fantastisch dat ik het harde werk van de afgelopen vier jaar af kan sluiten met het resultaat waar ik op gehoopt had. Of ik nog uit mijn dak ga? Dat zou zomaar kunnen! Deze medaille is in elk geval reden tot een hele grote glimlach.”


Zaterdag 17 september

Dromen Gouden dromen. De 126 Nederlandse sporters die zo’n tien dagen geleden aan de Paralympische Spelen begonnen, hadden ze misschien allemaal wel, die gouden dromen. Dat ene heilige doel, die ene plak die alle anderen overtreft. Twaalf van de 126 Nederlandse atleten hebben hun gouden droom tot nu toe werkelijkheid zien worden. Vandaag komt daar misschien nog wel iemand bij. Voor de rest is hun gouden droom uiteengespat. Of misschien wel veranderd in een zilveren of bronzen droom die is uitgekomen. Daarvan zijn er overigens ook ontzettend veel uitgekomen. Genoeg dromen zijn niet uitgekomen. EÊn droom werd vier jaar geleden met veel trompetgeschal met de hele wereld gedeeld. Wij gaan voor goud. Was getekend: de rolstoelbasketbalvrouwen. Alles hebben ze opzij gezet, alles hebben ze ervoor gedaan. Vier jaar lang op Papendal, vier jaar lang fulltime getraind met elkaar. Klaarder dan klaar kwamen ze naar Rio. Oranje kon niet verliezen, was de instelling. En als er al verloren kon worden, konden ze alleen van zichzelf verliezen. In de halve finale gebeurde dat. Duitsland deed ook mee, maar Nederland verloor van zichzelf. De bal wilde er gewoon niet in. Defensief dik in orde, maar aanvallend zeer matig. Verloren van zichzelf. Gisteren rechtten de vrouwen de ruggen en streden ze, net als vier 57


jaar geleden, om het brons. Met eclatante cijfers gingen de Britse dames de spreekwoordelijke bietenbrug op. Een bronzen pleister op de wond. Tranen vloeiden, want zó hadden ze moeten spelen in de halve finale. Dan hadden ze gewonnen. Van zichzelf én van Duitsland. In de mixed zone werd er vooral gesproken over ‘the day before’. Die hele wedstrijd tegen Groot-Brittannië was eigenlijk geen gespreksonderwerp. Wat nou als dit tegen Duitsland ... Hoeveel pijn doet het om ... En ook: hoe nu verder? Wie gaat er door, wie stopt er, hoe gaan we verder. Niet één keer hoorde ik: over vier jaar gaan we voor goud. Zo stellig als in 2012 werd het nooit. Vraagtekens dit keer. Geen uitroeptekens. En toch, in gesprek met Mariska Beijer ging het over de gouden droom. “We hebben onze gouden droom met vier jaar verlengd”, zegt ze. Met vier jaar verlengd. Mooier en treffender dan dat kan ik het niet verwoorden. Als een droom niet uitkomt, spat hij niet uiteen. Dan blijft hij bestaan. Dan blijft het een droom. Over vier jaar, in Tokio. Nieuwe ronde, nieuwe kansen. En vier jaar langer gouden dromen.


Zondag 18 september

Omgevallen Tien dagen geleden. Duizenden journalisten huppelen vrolijk het Parque Olímpico op. Halen hun rugzakje op in het perscentrum, zoeken de weg naar de stadions. En interviewen de eerste medaillewinnaars. Dat was tien dagen geleden. Zo’n 140, misschien wel 160 uur werken later ziet de wereld er in het perscentrum anders uit. Een slagveld is het. De oogjes zijn wat kleiner, wat roder en het is een geluk dat iedereen een paar tinten bruiner is geworden in Rio en er dus toch nog een beetje gezond uitziet. Nederland eindigt de Paralympische Spelen met 62 medailles en met enige trots wil ik toch wel even zeggen dat Martijn, Mark en ik er daar toch zeker 61 van hebben gesproken na hun wedstrijd. Een geweldige prestatie. Ik hoopte erop, maar rekende er niet op. Maar toch ... waar de sporters verlangen naar huis, begint de vermoeidheid de laatste dagen ook in het journaillekorps toe te slaan. Keihard toe te slaan. Met een enorme sloopkogel welteverstaan. Een extra controle op spelling en grammatica is wel nootzakeleik. Misschien moet ik die controle nóg een keer extra doen. Maar daar heb ik eigenlijk geen zin meer in. Veel reizen, veel schrijven, veel sporten volgen, invalshoeken bedenken, planningen maken, planningen aanpassen, weer reizen, overleggen met elkaar – wat steeds moeizamer gaat – en daarna een paar uurtjes slapen. Vijf, zes is de standaard. Met zeven ben ik dolbij. 59


Twee dagen geleden vroeg Peter van der Meeren, mijn collega namens #TeamFR, me: waarom doen we dit niet elke week? Ik moest lachen om het idee en dacht: ja, waarom eigenlijk niet? Inmiddels weet ik het antwoord: het kán niet. Dan val ik volgende week om. Eens in de vier jaar vind ik overigens wel weinig. Elk jaar? Daar zou ik meteen voor tekenen. Want zo’n evenement als de Paralympische Spelen werkt verslavend. De adrenaline van de topsport, het net wel of net niet op tijd zijn bij een race, de mixed zone in rennen, op je telefoon een uitslag bekijken en op basis daarvan een interview afnemen … “Diede, wat een ongelofelijke stunt dat je hier van Jordanne Whiley wint! Hoe heb je dat gedaan?” (echt gebeurd). De vrolijkheid, het gehuppel van de eerste dagen, het heeft plaatsgemaakt voor sjokken, een klein beetje zeuren, drie keer vragen wat iemand nou eigenlijk zegt en bij een aantal collega’s voor spontane middagdutjes. Met hun neus op het toetsenbord van de laptop vallen ze letterlijk om. Het heeft wel iets schattigs. En soms is de een zijn val de anders zijn goud. Vraag maar aan Daniel Abraham Gebru.


Maandag 19 september

Obrigado Vanmorgen nog in Rio, vanavond in het vliegtuig en morgen weer thuis. Na drie fantastische weken in Rio. Eén woord om het samen te vatten: obrigado. Bedankt. Rio was prachtig. De stad, de sfeer, alles – inclusief de rauwe randjes – het heeft mijn hart gestolen. Het was alles wat we vooraf niet hadden gedacht. Onveilig? Nee. Lege tribunes? Nee. Chaos in het verkeer, waardoor we medailles zouden gaan missen? Nee. Slecht georganiseerd? Nee. Na elf dagen zijn de Spelen afgesloten, na negentien dagen komt er een einde aan deze serie dagelijkse columns. Toen ik eraan begon, dacht ik: het zou zomaar kunnen dat ik op een dag geen tijd heb voor een column. Of misschien zelfs geen inspiratie. Het is niet gebeurd. Rio gaf genoeg inspiratie. De Nederlandse sporters gaven genoeg inspiratie. Bedankt voor jullie mooie verhalen, jullie emoties, jullie blijdschap. Hoewel het een enorme kick is om in de paralympische bubbel te leven – is er eigenlijk nog iets gebeurd in Nederland? – is het ook fijn om weer thuis te zijn. Uit-jetlaggen, uitrusten, de komende weken besteden aan de promotie van mijn boek PANIEK – bestellen kan nog altijd via www.boekpaniek.nl – deze Spelen evalueren en dan de route uitstippelen richting Pyeongchang 2018 en Tokio 2020. Hoe dat eruit gaat zien? Ik heb daar wel ideeën over, maar dat komt later wel. 61


Eerst nagenieten van elf prachtige dagen topsport. Coaches en teammanagers, begeleidingsstaf, collega-journalisten en fotografen: het was een enorm plezier om met jullie samen te werken. Bedankt ook aan de lezers van ‘Bom Dia do Rio’ voor alle ontzettend lieve en leuke reacties. Likes, retweets en persoonlijke mailtjes – zelfs van mensen die ik helemaal niet ken – om me te complimenteren of te bedanken voor mijn verhalen. Heel leuk om mee te maken. Deze serie was een probeersel en aan de reacties te zien een goed probeersel. Over twee jaar weer? We zien wel. Eerst uitrusten. Rio 2016, muito obrigado. Ontzettend bedankt. Adeus, tot ziens!


Medailles Nederland Goud (17) Atletiek

Kenny van Weeghel

400 meter T54

Marlou van Rhijn

200 meter T44

Marlou van Rhijn

Baanwielrennen

Alyda Norbruis

Tristan Bangma &

Teun Mulder

Tafeltennis

Kelly van Zon

Enkelspel, klasse 7

Paardensport

Sanne Voets

Vrije kĂźr Grade III

Paratriatlon

Jetze Plat

Rolstoeltennis

Jiske Griffioen

Jiske Griffioen &

Aniek van Koot

Wielrennen

Alyda Norbruis

Daniel Abraham Gebru

Vincent ter Schure &

Timo Fransen

Zwemmen

Lisa Kruger

Liesette Bruinsma

400m vrije slag S11

Liesette Bruinsma

200m wisselslag SM11

Marc Evers

200m wisselslag SM14

100 meter T44 500m tijdrit C1-3 1.000m tijdrit B

Klasse PT1 Enkelspel Dubbelspel Tijdrit op de weg C1-3 Wegwedstrijd C4-5 Wegwedstrijd B 100m schoolslag SB9

Zilver (19) Atletiek

Ronald Hertog

Verspringen T44

Baanwielrennen

Vincent ter Schure &

Achtervolging B

Timo Fransen 63


Baanwielrennen

Larissa Klaassen &

1.000 meter tijdrit B

Haliegh Dolman

Arnoud Nijhuis

Boccia

Daniel Perez

Paardensport

Demi Vermeulen

Rixt van der Horst

Paratriatlon

Geert Schipper

Rolstoeltennis

Aniek van Koot

Marjolein Buis &

Diede de Groot

Tafeltennis

Gerben Last

Enkelspel, klasse 9

Wielrennen

Vincent ter Schure &

Tijdrit op de weg B

Timo Fransen

Laura de Vaan

Wegwedstrijd H5

Zwemmen

Marc Evers

100m rugslag S14

Marlou van der Kulk

100m rugslag S14

Olivier van de Voort

100m rugslag S10

Thijs van Hofweegen

Liesette Bruinsma

Michael Schoenmaker

1.000m tijdrit C1-3 Individueel BC1 Individuele proef Grade II Vrije kĂźr Grade II Klasse PT1 Enkelspel Dubbelspel

400m vrije slag S6 100m schoolslag SB11 200m vrije slag S4

Brons (26) Atletiek

Marlène van Gansewinkel

Verspringen T44

Lara Baars

Kogelstoten F40

Kenny van Weeghel

Baanwielrennen

Alyda Norbruis

Stephen de Vries &

Patrick Bos

Arnoud Nijhuis

Bankdrukken

Melaica Tuinfort

Paardensport

Frank Hosmar

Rixt van der Horst

Nicole den Dulk, Rixt

van der Horst, Frank Hosmar

100 meter T54 Achtervolging C1-3 Achtervolging B Achtervolging C1 Klasse boven 86 kg Individuele proef Grade IV Individuele proef Grade II Landenwedstrijd


& Demi Vermeulen

Paardensport

Frank Hosmar

Vrije kĂźr Grade IV

Rolstoelbasketbal

Ilse Arts, Mariska Beijer,

Vrouwentoernooi

Barbara van Bergen, Lucie

Houwen, Inge Huitzing,

Cher Korver, Bo Kramer,

Evelyn van Leeuwen, Roos

Oosterbaan, Carina de Rooij,

Sanne Timmerman en Jitske Visser

Wielrennen

Laura de Vaan

Tijdrit op de weg H5

Jetze Plat

Wegwedstrijd H5

Jennette Jansen

Wegwedstrijd H5

Zwemmen

Duncan van Haaren

100m schoolslag SB9

Chantalle Zijderveld

100m schoolslag SB9

Michael Schoenmaker

Lisa den Braber

Lisette Teunissen

Marlou van der Kulk

Liesette Bruinsma

Marc Evers

100m schoolslag SB14

Magda Toeters

100m schoolslag SB14

Liesette Bruinsma

Marlou van der Kulk

100m vrije slag S4 100m schoolslag SB7 50m rugslag S3 200m vrije slag S14 50m vrije slag S11

100m vrije slag S11 200m wisselslag SM14

Met 62 medailles eindigde Nederland op de zevende plaats in het medailleklassement. China eindigde met overmacht bovenaan de ranglijst met 107 gouden, 81 zilveren en 51 bronzen plakken (totaal: 239). Voor Nederland zijn het de op vier na beste Paralympische Zomerspelen. Alleen tussen 1976 en 1988 scoorde Oranje beter. In totaal heeft Nederland in de geschiedenis nu 763 paralympische medailles gewonnen. 65


BOM DIA

DO RIO

Volg ons op Facebook, Twitter en meld je aan voor onze nieuwsbrief via www.paramediagroep.nl


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.