
42 minute read
Dr. Drs. Ingeborg de Wolf (20145115) Wageningen University
DOOR OELE STEENKS IN NAUWE SAMENWERKING MET DR. DRS. INGEBORG DE WOLF. FOTOGRAFIE INGEBORG DE WOLF/WUR
Advertisement
Agrarisch exportsucces onder EU klimaatregels en Nl. regeerakkoord?
Het kabinet Rutte 4 lijkt zich in het regeerakkoord intensief te gaan bemoeien met de Nederlandse land- en tuinbouw. De regering is trots dat we het op een na grootste agrarische exportland van de wereld zijn, maar er moet snel iets veranderen aan de milieuproblematiek. Nadat D66 al had laten weten dat de veestapel gehalveerd zou moeten worden, staat er nu een ambitieus raamwerk op papier. Duurzaamheid en kringlooplandbouw staan hoog genoteerd. Dr. Drs. Ingeborg de Wolf (20145115), hoofd van de afdeling Veehouderij & Omgeving van Wageningen University & Research gaat in op de strekking van het regeerakkoord. Zij is positief over nieuwe vormen van land- en tuinbouw. Zij belicht het belang van technologische, sociale en economische innovaties en van een integrale kijk op duurzaamheid binnen de land- en tuinbouw. K OPPOSITIE HANDHAVEN? Nederland is een belangrijke speler als het gaat om productie en – dankzij de Rotterdamse haven - export van land- en tuinbouwproducten. Tegelijkertijd staat in het regeerakkoord van het kabinet Rutte 4 de landbouw onder druk. Kan Nederland deze koppositie handhaven?
IDW: “In het regeerakkoord staan ambitieuze doelen geformuleerd die de land- en tuinbouw direct raken: Nederland wil koploper in Europa zijn bij het tegengaan van de opwarming van de aarde. Daarom moeten we tenminste 55% koolstofdioxide (CO2) minder uitstoten in 2030 en noemt het regeerakkoord als streefgetal een reductie van 60%. Uiterlijk in 2050 wil Nederland klimaatneutraal zijn. Daarbij gaat het niet alleen om koolstofdioxide zelf, maar ook om andere broeikasgassen zoals methaan (CH4) en lachgas (N2O). We drukken deze broeikasgassen uit in CO2-equivalenten. Jaarlijks stoot de landbouw ongeveer 27 megaton CO2equivalent broeikasgassen uit. De reductie die de landbouw moet realiseren is enorm. Ook voor de uitstoot van stikstof ligt er een grote opgave in het regeerakkoord: niet in 2035, maar al in 2030 moet 74% van het areaal van de stikstofgevoelige natuur in beschermde Natura 2000-gebieden een gezond stikstofniveau hebben. Dat is nodig omdat we onze natuur willen beschermen en verlies van biodiversiteit willen herstellen. Stikstofuitstoot in de landbouw gebeurt vooral



in de vorm van ammoniak (NH3). Daarbij komt de uitstoot grotendeels voor rekening van de veehouderij. Kringlooplandbouw, extensivering, omschakeling, stalaanpassingen, meer weidegang, innovatie en verplaatsing worden daarbij als denkrichtingen genoemd. Het regeerakkoord zet ook in op een dierwaardige veehouderij. Het uitgangspunt hierbij is positief dierenwelzijn, dus niet het voorkomen dat het welzijn van dieren wordt aangetast, maar het welzijn van dieren verbeteren. Ingrijpende maatregelen brengen kosten met zich mee. Dat geldt ook voor maatregelen in de land- en tuinbouw. Deze maatregelen zullen gedeeltelijk of helemaal verdisconteerd worden in de kostprijs van producten. Als de marktprijs dan ook stijgt om marges te handhaven, worden onze producten duurder en wordt het moeilijker om de koppositie als exporteur te handhaven. Tegelijkertijd is het de vraag hoe realistisch onze huidige prijzen zijn als we negatieve externe effecten, zoals uitstoot van broeikasgassen en stikstof, en aantasting van de biodiversiteit, niet verdisconteren in de prijs.”
Die hogere kostprijzen zullen toch ook in andere EU-lidstaten gaan gelden?
IdW: “Dat ligt voor ons land net iets anders. Het Nederlandse bedrijfsleven zal graag zijn positie als belangrijke exporteur van land- en tuinbouwproducten willen handhaven. De vraag is hoe de overheid hiernaar kijkt. Op Europees niveau is namelijk afgesproken dat de doelen voor emissiereductie worden aangescherpt en dat de emissie uit de landbouw niet groter mag zijn dan de vastlegging van koolstof in landgebruik. Wat betekent dit nu concreet? Nederland moet de uitstoot van broeikasgassen sterk verminderen, maar in biologische processen kan dit natuurlijk nooit terug worden gebracht naar nul. De overgebleven emissie moet worden gecompenseerd door veel bossen aan te leggen. Dat plaatst ons kleine land voor een lastig dilemma. Doordat we veel exporteren, zorgt de agrarische sector voor relatief veel uitstoot van broeikasgassen. Die uitstoot wordt Nederland aangerekend: de producten zijn immers hier geproduceerd. Het gaat om de zogeheten “Net Zero”-benadering die als strategie door de Europese Unie is omarmd. De EU heeft daarvoor de emissies van landbouw en vastlegging van koolstof via gericht landgebruik nu in één categorie samengebracht. Het gaat om Agriculture, Forestry and Other Land Use, ofwel de AFOLU. Deze moet voor Europa netto op nul uitkomen. In de komende jaren moet via onderhandelingen duidelijk worden hoe de landbouwemissies en de vastlegging van koolstof op Europees niveau geregeld gaan worden. De vraag is aan de orde of landen die veel voedsel produceren voor andere EU-landen gebruik kunnen maken van vastlegging van koolstof in die importerende landen. Het slechtste scenario is dat Nederland het probleem in zijn eentje moet oplossen. Een ander punt is dat als Nederland minder gaat produceren om te voldoen aan de “Net Zero”-benadering, we meer moeten importeren. Dit betekent dat er elders op de wereld grotere emissieproblemen ontstaan, omdat men daar minder duurzaam produceert. Die uitstoot wordt ons weliswaar niet aangerekend, maar staat haaks op de ambitie om te komen tot duurzame agrovoedselsystemen.”
DREIGT HET EINDE VAN DE MEGASTALLEN?
De veeteelt is de afgelopen decennia groot geworden door schaalgrootte en efficiëntie. Megastallen hebben de moderne bedrijfsvoering bepaald. Gaan we in Nederland deze vorm van veeteelt afbouwen?
IdW: “De huidige vorm van landbouw is na de oorlog ingegeven door Sicco Mansholt die heeft ingezet op voldoende en betaalbaar voedsel voor Nederland. Een focus op kwantiteit en efficiëntie was daarvan het gevolg. Met de kennis en inzichten die we nu hebben, realiseren we ons dat deze benadering ons veel gebracht heeft, maar dat we onvoldoende oog hebben gehad voor de negatieve
gevolgen hiervan. Daarom zie je nu dat er een transitie naar duurzame agrovoedselsystemen gaande is. Dat is een lastig proces, want duurzaamheid is een containerbegrip dat veel verschillende aspecten omvat. Die hangen met elkaar samen en beïnvloeden elkaar. Laat ik een concreet voorbeeld geven. Als je in een melkveestal emissies wilt voorkomen door mest en urine snel en schoon uit de stal te verwijderen, dan kun je dat doen met een schuif over een gladde gecoate vloer. Maar als de koeien gaan uitglijden omdat de vloer zo glad is, dan heb je één probleem opgelost maar er een nieuw probleem voor in de plaats gekregen. Welke aspecten van duurzaamheid je belangrijk vindt, is waarde-gedreven: wat ik belangrijk vind, hoeft een ander niet belangrijk vinden. Daardoor maakt iedereen andere keuzes. Daar komt bij dat de geografische context bepaalt of iets gaat werken: op de zandgronden in het zuidoosten van Nederland kun je andere dingen doen dan op de Zeeuwse klei of de veenweidegebieden in het westen van Nederland. Het ene boerenbedrijf grenst aan een natuurgebied, het andere niet. Bovendien is de ene boer de andere niet: sommige boeren willen biologisch boeren, anderen natuur-inclusief en weer anderen geven de voorkeur aan een meer traditioneel bedrijf. De gebiedsgerichte aanpak die de regering voorstaat, zal ten slotte ook van invloed zijn op wat er kan en mag. Ik verwacht op basis van deze ontwikkeling dat er meer variatie zal ontstaan. Traditionele bedrijven zullen blijven en zich richten op technische verduurzaming, hoewel het er in aantal waarschijnlijk minder zullen worden, en daarnaast ontstaan andere vormen van veehouderij. De verwachting is wel dat de schaalvergroting zal doorgaan. De huidige knelpunten in de landbouw worden niet zozeer veroorzaakt door de grootte van bedrijven, maar veel meer door het feit dat we veel vee in Nederland hebben. Ons land is één van de landen met de hoogste vee dichtheid ter wereld. Je kunt bij grote bedrijven wel kijken of alles op één locatie moet staan, of dat je het verspreidt over meerdere locaties.”

WAT IS DUURZAME LANDBOUW NU PRECIES?
Rutte 4 gaat inzetten op duurzame landbouw. Wat betekent dit in de praktijk?
IdW: “Er moet tegelijkertijd gestuurd worden op de kwaliteit van de bodem, kwaliteit van het water, herstel van biodiversiteit en klimaat. Stikstof en broeikasgassen spelen hier een belangrijke rol, maar denk ook aan medicijngebruik en gebruik van bestrijdingsmiddelen. Het regeerakkoord spreekt verder over een dierwaardige veehouderij. De Raad voor Dierenaangelegenheden pleit er in zijn zienswijze voor om dit aspect volwaardig mee te wegen. Dat plaatst ons voor lastige vragen! Mest is nodig om planten te laten groeien en de kwaliteit van de bodem te verbeteren, maar bemesten betekent ook dat er ongewenste emissies naar de lucht plaatsvinden. We zien allemaal graag koeien in de wei. Het geeft wel minder ammoniak uitstoot en ook iets minder methaan, maar op de zandgronden neemt het risico van nitraatuitspoeling juist weer toe door de urineplekken van de koeien. Boeren moeten zich continu bewust zijn van de consequenties die hun keuzes hebben. Het lastige daarbij is dat wat goed is op het boerenbedrijf niet noodzakelijk goed hoeft te zijn op lokaal, provinciaal of nationaal niveau en andersom. Als een boer veel maatregelen treft om aan al deze kernbegrippen invulling te geven, dan kan het toch zo zijn dat op een ander niveau normen worden overschreden, bijvoorbeeld omdat er te veel boeren dicht bij elkaar bij een natuurgebied zitten. Daarom staat in het regeerakkoord verwoord dat een gebiedsgerichte aanpak nodig is: er is maatwerk nodig om dit te kunnen realiseren. Daarbij krijgen de provincies meer verantwoordelijkheid. Maar ook binnen provincies is maatwerk nodig: de kleibodem in het westen van Noord-Brabant is qua samenstelling heel anders dan de zanderige gronden in het oosten van Noord-Brabant. Bovendien is de ene boer de andere niet: de een zoekt het vooral in technische oplossingen, terwijl de ander voor een andere invalshoek kiest. Daarom wordt er gesproken over doelvoorschriften in plaats van middelvoorschriften: hoe je het doet - het middel - is niet zo belangrijk, maar dat je de doelen haalt is wat telt. Dat zou kunnen via een afrekenbare stoffenbalans, maar onderzoek laat zien dat daar ook wel de nodige haken en ogen aan zitten. Een voorbeeld daarvan is handhaving. Handhaving is niet goed mogelijk omdat je niet eenduidig kunt aantonen of binnen normen wordt gewerkt. Bovendien is de handhaving erg arbeidsintensief en kostbaar. Een ander voorbeeld is dat het botst met Europese verplichtingen. Er ligt dus een grote uitdaging om het beleid zoals beschreven in het regeerakkoord van Rutte4 handen en voeten te geven. Tegelijkertijd is het goed om te zien dat de regering zich er bewust van is dat we problemen niet geïsoleerd kunnen bekijken en oplossen, maar dat we dat in samenhang – integraal – moeten doen.”
IS KRINGLOOP LANDBOUW HET NIEUWE TOVERWOORD?
Rutte 4 zet in op kringlooplandbouw; wat voor een buitenstaander klinkt alsof we teruggaan in de tijd. Is die kringlooplandbouw economisch verantwoord of is het wishful thinking?
IdW: “Kringlooplandbouw is in feite een verzamelterm voor veel activiteiten die gericht zijn op waarden die we belangrijk vinden, zoals biodiversiteit, een waardevol landschap en minder verliezen van mineralen naar het milieu. Met kringlooplandbouw gaan we dus niet terug in de tijd. Nostalgische beelden als de boer die het land ploegt met paarden of ossen gaan we niet op grote schaal terugzien. De moderne boer gebruikt moderne technieken en blijft dat ook bij kringlooplandbouw doen. Wel is een eerlijk verdienmodel belangrijk om kringlooplandbouw rendabel te laten zijn. Zo zetten sommige boeren in op korte ketens. Floating Farm, midden in Rotterdam, is daarvan een voorbeeld: de koeien op deze drijvende boerderij in de haven van Rotterdam worden gevoerd met onder andere gras uit de omgeving van deze stad. De melk van die koeien wordt vervolgens direct vanaf de boerderij verkocht aan de inwoners van Rotterdam. Op verschillende plaatsen zie je dat boeren verschillende functies met elkaar combineren, bijvoorbeeld in de vorm van zogenaamde agroforestry. Daarbij wordt

akkerbouw, groenteteelt of veehouderij op hetzelfde perceel gecombineerd met het planten van bomen en houtige gewassen. Daar hoort een aangepast verdienmodel bij dat anders is dan het traditionele verdienmodel; dat vraagt dus om economische innovatie gecombineerd met ondernemerschap. Ook zie je, niet alleen in Nederland maar ook elders op de wereld, slimme samenwerkingen tussen sectoren ontstaan, bijvoorbeeld tussen de varkenshouderij en glastuinbouw. Het volledig sluiten van kringlopen brengt nog wel veel uitdagingen met zich mee. In kringlooplandbouw draait het ook om het sluiten van mineralenkringlopen en het voorkomen dat belangrijke groeistoffen, zoals N (stikstof), P (fosfor), K (kalium) en nog 18 andere mineralen, weglekken. Als er stoffen weglekken, moet je die aanvullen en vaak zijn die afkomstig van niet-hernieuwbare bronnen. Omdat we geen uitputting van natuurlijke bronnen willen, moet je dus voorkomen dat die stoffen weglekken. Een belangrijke bron van lekkage is mest. Dan gaat het niet alleen over de mest uit de veehouderij, maar ook over de mest van mensen. Die verdwijnt in het riool, maar eigenlijk moeten de groeistoffen uit humane mest ook terug naar het land. Dat zal Nederland goed moeten regelen, want menselijke mest is ook een bron van medicijnresten en ziektekiemen. Bij het gebruik van mest zijn milieu en volksgezondheid daarom even belangrijk als de voeding van planten.”

Van de boeren wordt bijna een ecologisch wonder verwacht, zo lijkt het.
IdW: “Het is in elk geval complex. Zo hebben we nog geen antwoord op de vraag op welk niveau je de kringloop kunt sluiten. Een kringloop sluiten op het boerenbedrijf bestaat niet, want producten verlaten het bedrijf en daarmee is er per definitie geen sprake van een gesloten systeem. Ook op lokaal of provinciaal niveau is het sluiten van kringlopen in een dichtbevolkt land als Nederland niet haalbaar. Maar op welk niveau kan dit wel? En moet de kringloop zich beperken tot een specifieke sector of kun je interessante combinaties met andere sectoren maken, met sectoren buiten de land- en tuinbouw, waardoor je veel meer waarde kunt creëren? Wat betekent het sluiten van kringlopen voor onze voedselveiligheid? En wat betekent het voeren van restproducten afkomstig uit de biobased economy voor de dieren aan wie we dit voeren? Kortom, kringlooplandbouw is geen wishful thinking, maar een richting met interessante perspectieven. Veel ervan moet nog nader worden uitgewerkt, er is dus nog veel om over na te denken.”
MOET DE AGRARISCHE SECTOR LAND INLEVEREN?
Rutte 4 spreekt van een gedifferentieerde aanpak van land- en tuinbouw. Betekent dit dat er een herindeling van Nederland aankomt, waarbij de agrarische sector ruimte moet inleveren?
IdW: “Het is goed voor Nederland om te na te gaan of we alles op een logische plek doen of dat sommige activiteiten beter ergens anders kunnen plaatsvinden. Ik vind het niet logisch om koeien te houden op gronden die bijvoorbeeld geschikt zijn voor akkerbouw. Die koeien kunnen we beter laten grazen op gronden waar gras prima groeit, maar waar we weinig anders mee kunnen. Dat is niet helemaal zwart-wit, want veehouderij kan in een akkerbouwgebied ook zorgen voor een efficiënt gebruik van mest en het benutten van plantaardige reststromen. Deze gebiedsgerichte aanpak zal zeker tot een herindeling leiden. Hierbij spelen provincies een centrale rol. Een goede afstemming tussen provincies is belangrijk: wat niet passend is in Limburg kan wel passend zijn in Noord-Holland. Of de agrarische sector per saldo veel ruimte moet inleveren is de vraag. We hebben het dan vooral over de grondgebonden land- en tuinbouw, zoals akkerbouw, fruitteelt, bloembollenteelt en melkveehouderij. Het is reëel om te veronderstellen dat de veehouderij zal krimpen. D66 liet eerder al een proefballon op door te stellen dat de veestapel in 2030 fors gekrompen moet zijn en dat we in Nederland naar een halvering van de huidige veestapel moeten. Maar zolang we als consumenten evenveel dierlijke producten blijven eten als nu, en er is nauwelijks sprake van een daling, zal de dierlijke productie dus verschuiven naar andere gebieden in de wereld, waar in veel gevallen minder duurzaam geproduceerd wordt.”
Daarmee zou Nederland zomaar een deel van de agrarische sector opgeven, zonder er iets voor terug te krijgen. Of ligt het genuanceerder?
IdW: “Als je naar een duurzaam agrovoedselsysteem wilt, dan moet je ook kijken naar het veranderen van de moderne consumptie. Dan heb je het over de eiwittransitie (of protein transition). Minder dierlijke eiwitten en meer plantaardige eiwitten betekent dat er meer ruimte voor open teelten zoals akkerbouw en fruitteelt nodig is. Dit betekent dat hiervoor meer grond nodig is. Ook het streven naar extensieve systemen betekent dat er meer ruimte nodig is. Voor extensieve teelten moet je dan bijvoorbeeld denken aan ruimere vruchtwisseling en het telen van planten die stikstof binden. Wat vaak vergeten wordt, is dat we planten moeten bemesten. Meer plantaardige eiwitten betekent ook dat er meer mest nodig is. Dat kan kunstmest zijn, maar de productie van kunstmest kost veel fossiele energie en draagt dus bij aan het uitputten van niethernieuwbare natuurlijke bronnen. Dat kan ook mest van dieren zijn, maar dan heb je wel genoeg dieren nodig om voldoende mest te produceren. En die dieren moet je ergens laten: dat betekent dat je genoeg grond nodig hebt. Of je moet overwegen om de mest van mensen te gebruiken. Want we gooien nu heel veel waardevolle voedingsstoffen weg via het riool. Een ander punt dat hierbij speelt is dat een deel van onze gronden niet geschikt zijn voor andere dingen dan gras. De grond is bijvoorbeeld te nat om er akkerbouwgewassen te kunnen verbouwen, zoals in beekdalen. Als je veengrond gaat gebruiken voor akkerbouw zal het nog sneller dalen dan het nu al doet. Op zulke gronden kun je weinig anders dan gras laten groeien en daar koeien op laten grazen. Bovendien zal de Europese “Farm to Fork”-strategie juist om meer ruimte voor de land- en tuinbouw vragen, want in deze visie staat dat 25% van het Europese landbouwareaal in 2030 biologisch moet zijn. Dus of de agrarische sector per saldo veel ruimte moet inleveren door de beoogde gedifferentieerde aanpak is nog maar de vraag; mogelijk is er zelfs meer grond nodig. Het zal eerder gaan om verschuivingen wat je waar doet dan om een forse krimp in ruimte.”
WAAROM EEN TRANSITIEFONDS?
Rutte 4 spreekt ook van een ruimhartig transitiefonds van 25 miljard euro tot 2035; dat klinkt niet echt positief voor de moderne land- en tuinbouw, of wel?
IIdW: “Ik vind een ruimhartig transitiefonds van 25 miljard tot 2035 niet per se negatief klinken voor de moderne land- en tuinbouw. Je kunt het zien als een diskwalificatie van ons huidige

agrovoedselsysteem, maar ik zie het liever als een kans. De Nederlandse focus op kwantiteit en efficiëntie heeft nu eenmaal een keerzijde. We produceren ons voedsel niet binnen de draagkracht van de aarde. Dat moet dus duurzamer en aansluiten op de Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties. Daarbij gaat het, naast voldoende gezond en betaalbaar voedsel, om klimaat, biodiversiteit, leven op het land en in het water, gezondheid en welzijn. De VN-doelstellingen zien we terug in de ambities, zoals verwoord in het regeerakkoord van Rutte4. Maar ik wijs erop dat het ook gaat om inclusie, een eerlijk inkomen, geen armoede in de wereld. Het transitiefonds biedt de kans om de transitie naar een duurzaam voedselsysteem te versnellen door te innoveren op technologisch, sociaal en economisch vlak. We kunnen hiermee meer onderzoek doen naar wat de vraagstukken zijn die we hebben op te lossen. We zullen daarbij niet alleen naar het boerenbedrijf kijken, maar naar ons hele voedselsysteem, de verdienmodellen en verantwoordelijkheden binnen de keten. Het gaat niet om de keuze óf natuur óf water óf voedselproductie: het gaat er om wat je waar het beste kunt doen en hoe je tot een situatie komt van én natuur én water én voedselproductie én een leefbaar platteland. Het realiseren van een duurzaam agrovoedselsysteem is een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Die verantwoordelijkheid kun je niet bij één partij neerleggen. Daarom is het mooi om te zien dat een bedrijf als Nestlé nu serieus werk gaat maken van het verduurzamen van de zuivel-, koffie- en cacaoproductie en hier de komende jaren enkele miljarden in investeert. Als we nadenken over hoe we ons voedselsysteem moeten herinrichten, dan kunnen we ook anticiperen op dat wat er op ons afkomt. Denk aan hittestress voor planten en dieren door hogere temperaturen en de insleep van nieuwe plant- en dierziektes en zoönose. Denk aan extreme neerslag of juist extreem droge periodes en wat dat betekent voor de akkerbouw, fruitteelt en bloembollenteelt of verzilting voor de soorten en rassen die we telen. Afhankelijk van de invulling biedt het transitiefonds veel mogelijkheden. Anders wordt het als het transitiefonds in sterke mate gebruikt wordt om vervuilende bedrijven uit te kopen, als er sprake is van dwang om te stoppen. Dat zal veel weerstand oproepen en plaatst ons voor andere vragen.”

STEEDS MEER REGELS VOOR BOEREN?
Veeboeren moeten hun veevoer registreren, organische mest gebruiken en doen aan grondgebonden veehouderij. Is dit niet een beperking van het ondernemerschap en wat is de klimaatbijdrage?
IdW: “Met grondgebonden veehouderij bedoelen we in het algemeen de melkveehouderij; het voer voor de koeien is afkomstig van het land van de boer. De varkenshouderij, pluimveehouderij en vleeskalverhouderij zijn niet grondgebonden. Het voer komt niet direct van het land, maar van mengvoerbedrijven die overigens merendeels reststromen en co-producten uit de humane voeding verwerken. De varkenshouderij, pluimveehouderij en vleeskalverhouderij noemen we de intensieve veehouderij. In alle gevallen kan er sprake zijn van grote stallen, maar kan er ook sprake zijn van bedrijven die middelgroot of zelfs klein zijn. De grootte van het bedrijf en de stal zeggen niets over de manier waarop de boer met zijn land of met zijn vee omgaat. Ook een groot bedrijf kan extensief zijn. De term ‘megastallen’ heeft een negatieve connotatie, maar is niet per definitie slecht. Een grote boer heeft bijvoorbeeld vaak meer mogelijkheden om te investeren in apparatuur om geuroverlast voor de omgeving te voorkomen, om de brandveiligheid te verbeteren en kan ook meer doen om insleep van dierziekten te voorkomen. Als het sec gaat over het klimaat, dan komt de grootste bijdrage vanuit de melkveehouderij en in mindere mate uit de schapen- en geitenhouderij. Dat komt omdat koeien, schapen en geiten methaan produceren tijdens het verteringsproces in het maagdarmkanaal. Methaan is een sterk broeikasgas, wel zo’n 34 x krachtiger dan koolstofdioxide. Weliswaar wordt methaan veel sneller afgebroken in de atmosfeer dan koolstofdioxide, maar in de tijd dat het in de lucht zit, kan het wel veel meer schade aanrichten. Op dit moment wordt er door Wageningen University & Research, samen met voerleveranciers, stallenbouwers, zuivelbedrijven en boeren, veel onderzoek gedaan naar hoe je de uitstoot van broeikasgassen kunt verminderen. Daarbij wordt bijvoorbeeld onderzocht of ander voer of toevoegingen aan het voer zorgen voor minder methaanvorming. Het registreren van voer, het gebruik van organische mest en grondgebonden veehouderij zijn vooral bedoeld om de uitstoot van stikstof te beperken en kringlopen te sluiten. Een hulpmiddel voor boeren is de Kringloop Wijzer. Alle melkveehouders moeten die verplicht invullen. Daarmee krijgen ze inzicht in de hoeveelheid stikstof en fosfaat die koeien uitscheiden, hoe goed mineralen benut worden en hoeveel ammoniak ze uitstoten. Deze Kringloop Wijzer is ontwikkeld in het project “Koeien en Kansen”, waar veel nieuwe ontwikkelingen worden uitgetest. In studiegroepen van boeren vergelijken ze onderling hun scores van de Kringloop Wijzer. Zo kunnen ze van elkaar leren.”
Is zo’n zelfcorrigerende sectoraanpak voldoende?
IdW: “Op dit moment worden oplossingen voor de uitstoot van broeikasgassen en stikstof vooral in de technische hoek gezocht. Ik betwijfel of dat genoeg is als we kijken naar de opgaven die er liggen. Ik zie het op een gezonde en duurzame manier voeden van een toekomstige wereldbevolking van 10 miljard mensen in 2050 als één van de grootste maatschappelijke vraagstukken. Om binnen de draagkracht van de aarde te kunnen produceren mogen er geen negatieve effecten op klimaat, biodiversiteit, gezondheid en welzijn van mensen en dieren en op eindige natuurlijke hulpbronnen zijn. Daarnaast moet een gelijkwaardige en inclusieve ontwikkeling van mensen wereldwijd gewaarborgd zijn. Dit vraagt om een wezenlijke transitie van de huidige voedselsystemen, waarin technologische, economische, ecologische, sociale en maatschappelijke benaderingen samenkomen. Transitie naar duurzame voedselsystemen op wereldschaal is complex, omdat duurzaamheid een containerbegrip is: het bestaat uit veel verschillende aspecten. Die aspecten - cultureel, politiek, economisch, ecologisch en sociaal van aard - beïnvloeden elkaar, soms positief en soms negatief.

Oplossingen die in de ene context werken, werken bovendien niet noodzakelijk ook in een andere context. Er zijn dus geen ‘one size fits all’-oplossingen. Dat wat duurzaam is op het boerenerf is bovendien niet noodzakelijkerwijs duurzaam op nationaal of internationaal niveau. Daarnaast is het geen statisch maar juist een dynamisch probleem dat in de tijd verandert en zijn oplossingsrichtingen waarde gedreven. Al die factoren waarmee we rekening te houden hebben, kunnen er al snel voor zorgen dat we erin verzanden. Tegelijkertijd voelen we de urgentie om snel stappen te zetten. We hebben dus met een complex en uitdagend maatschappelijk vraagstuk te maken, dat vraagt om integrale oplossingen. Dat vraagt om regie, dialoog en het nemen van verantwoordelijkheid door alle stakeholders.”
IS DRUK OP BOEREN ECHT NOODZAKELIJK?
Ik neem aan dat moderne boeren zelf al bezig zijn met het terugdringen van de stikstofuitstoot en met een meer diervriendelijk beleid op stal en in het weiland. Moet de veeteelt in Nederland dermate onder druk worden gezet?
IDW: “Veel boeren zijn inderdaad zelf al bezig om hun bedrijven te verduurzamen. Dat doen ze bijvoorbeeld via kringlooplandbouw, het installeren van luchtwassers, het aanpassen van de stal en het rantsoen en het injecteren van mest in plaats van oppervlaktebemesting. Wat het voor de boer lastig maakt is dat het een complex geheel is van aspecten waar hij op moet letten. Maatregelen die de stikstofuitstoot van melkvee reduceren, zorgen niet per definitie voor een lagere uitstoot van broeikasgassen. Vrije uitloop van pluimvee is niet zonder gevaar: het gevaar van vogelgriep ligt om de hoek. De uitstoot van fijnstof is juist toegenomen door de vrije uitloop. En als je investeert in dure apparatuur, zoals luchtwassers in een varkensstal, dan kan zomaar blijken dat die niet het rendement halen dat door de fabrikant is opgegeven en overschrijd je alsnog grenswaarden. Veel maatregelen van boeren zijn gericht op het optimaliseren van de huidige situatie. Boeren zijn veelal afwachtend omdat het beleid niet eenduidig is; ze willen wel investeren, maar zijn gebonden aan een bank die moet meewerken. En het is ook niet zonder risico: de kans bestaat dat je nu doet wat goed is, maar later blijkt dat het toch weer anders moet. De stikstofcrisis maakt duidelijk hoe ingewikkeld het is. Rechtbanken geven aan dat de regels voor stikstof niet deugen, kraken het nationale stikstofbeleid, vernietigen stikstofbesluiten en verklaren het stikstofgedoogbeleid van provincies onwettig. Natuurlijk moet je als boer niet de grenzen opzoeken of overschrijden, maar het goed doen wordt wel heel moeilijk als de spelregels niet duidelijk zijn. De boer onder druk zetten helpt dan niet. Wat wel helpt, is het hebben van een visie, het stellen van doelen, het faciliteren van boeren en ze aanspreken op hun vakmanschap. Organiseer een dialoog, definieer samen het probleem en zoek met elkaar naar oplossingsrichtingen die op draagvlak bij de verschillende stakeholders kunnen rekenen. De uitkomst daarvan zou kunnen zijn dat bijvoorbeeld de veestapel kleiner moet, maar dat is dan onderdeel van de oplossing en geen doel op zich. Wil je echt stappen zetten en niet de huidige situatie alleen technisch optimaliseren, dan zal je moeten innoveren. Dan moet je nieuwe agrovoedselsystemen ontwikkelen. Een aantal boeren werkt daar al aan, maar opschaling is nodig om de duurzaamheidsdoelstellingen te halen. Een nieuw systeem ontwikkelen is bovendien niet zomaar gedaan. Veel boeren hebben fors geïnvesteerd in hun bedrijf en moeten eerst die kosten afschrijven voordat ze in iets nieuws kunnen gaan investeren. Je hebt het dan vaak over tientallen jaren. Bovendien kun je niet de verantwoordelijkheid volledig bij de boer leggen. Als we ons voedsel duurzaam willen produceren dan is dat een gedeelde verantwoordelijkheid van de hele keten: van de boer, de verwerker, de supermarkt en de consument en alle andere partijen die direct of indirect betrokken zijn bij onze voedselproductie. Dat vraagt om keteninnovatie. Maar het vraagt ook om een bredere blik op ons dieet. Landbouw draagt in Nederland ongeveer 10% bij aan het broeikaseffect. Twee derde daarvan komt door methaan (CH4), wat vooral van dierlijke oorsprong is, en het resterende een derde deel komt door distikstofoxide (N2O), wat vooral van het land komt waar planten groeien die bemest zijn. Een volledig plantaardig dieet betekent dus niet dat er geen broeikasgassen vrijkomen bij de productie van ons voedsel. Bovendien betekent een vegan dieet dat het tekort aan nutriënten bij gebrek aan dierlijke mest moet worden aangevuld met kunstmest. De productie van kunstmest kost veel fossiele energie. Ook is voor een volledig plantaardig voedselsysteem meer land nodig, omdat dieren nu voedsel voor de mens produceren uit reststromen en co-producten of gebruik maken van gras van marginale gronden. Met andere woorden: het verduurzamen van ons voedselsysteem is complex en vergt meerdere systeemkeuzen. Een dialoog met alle stakeholders is meer de aangewezen weg dan grote druk uitoefenen. Dat laatste roept vooral weerstand op, beter is het om met elkaar te zoeken naar oplossingsrichtingen, waarbij we niet uit het oog moeten verliezen dat we in Nederland niet op een eiland zitten. Keuzes die wij hier maken hebben een verdere reikwijdte dan alleen Nederland.” ♦


Tanja Dik: “Er is maar een weg vooruit en die is samen met Ajax!”
Na 25 jaar heeft de Johan Cruijff ArenA een nieuwe CEO. Tanja Dik (19920911) komt binnen met een enorme bagage aan relevante ervaring, opgedaan bij Stage Entertainment en Luchthaven Schiphol. Juist op het moment dat beursfonds Ajax geschokt is door het vertrek van Marc Overmars, gaat zij in gesprek over een betere verstandhouding tussen het stadion en de voetbalclub. Een begaafd netwerker die de ArenA bestuurt in de maatschappelijke context van de stad Amsterdam, maar ook een krachtige business leader die boven op de cijfers zit. Zij wordt bijgestaan door senior eventmanager Marielle Hollander (19880084) die leidinggeeft aan evenementen die vragen om een groot verantwoordelijkheidsbesef.
DOOR OELE STEENKS - FOTOGRAFIE JC ARENA, ELISABETH VAN DEN AREND SCHMIDT (19980003)

Tanja, vrij recent nam je een sabbatical year op. Kun je die stap toelichten? TD: ”Ik vind werken leuk en heb altijd verkeerd in een prettige werkomgeving. Ik heb nooit bewust nagedacht om een sabbatical op te nemen. Maar soms kom je in een situatie terecht, waarin dingen samenvallen. Door Corona waren we ook bij Schiphol bezig met een broodnodige reorganisatie, waarbij de directie zijn banen op tafel had gelegd en we opnieuw zouden solliciteren naar een positie in de organisatie of anders buiten het bedrijf naar een andere job zouden kijken. Dat ik met een vertrekpremie financieel onafhankelijk een sabbatical kon nemen was een prachtkans, zeker gezien de gezondheid van mijn vader. Mijn vader (Ir. Wim Dik, oud-topman van KPN, D66 staatssecretaris op Economische Zaken, groot officier in de Orde van Oranje-Nassau, red.) bleek namelijk een ernstige vorm van alzheimer te hebben. Voor mij is een balans tussen privé en werken altijd al essentieel geweest en ik heb nooit het gevoel dat ik belangrijke dingen heb gemist met mijn vier kinderen, maar nu had ik de gelegenheid om nog meer thuis te zijn en een dag per week de zorgtaak voor mijn vader op me te nemen. Verder heb ik met familieleden van ver en dichtbij door heel Nederland gewandeld met de hond. Ik heb ook verschillende bedrijven geadviseerd, zonder dat ik daar geld voor hoefde te hebben, waardoor ik onafhankelijk bleef in mijn keuze naar een volgende baan. Overigens had ik het vertrouwen dat er een nieuwe baan voorbij zou komen. Dan durf je ook makkelijker die stap te nemen.”
Je was vijf jaar lang MD Consumer Products & Services bij Luchthaven Schiphol. Het was niet zo dat je het niet naar je zin had bij de luchthaven?
TD: “De baan bij Schiphol paste inhoudelijk als gegoten. De omgeving heeft me veel gebracht. Ik heb er ongenadig veel plezier aan beleefd, maar tijdens het sabbatical year kwam ik tot de conclusie dat ik in een volgende baan op zoek was naar een meer ondernemende omgeving. Voor mij tellen zaken als dicht bij de klant zitten en zorgen dat je met elkaar de wereld een stukje beter maakt, en daarmee de wereld van de klant een stukje beter maakt. Dicht op de klant opereren is al jaren de drijfveer die me motiveert. Of je dit nu doet met theaters, met een luchthaven of een stadion, het uitgangspunt is vergelijkbaar.”
Met welke opdracht van de RvC ben je binnengekomen bij de Johan Cruijff
ArenA? TD: “Ik heb geen specifieke opdracht gekregen van de RvC van Stadion Amsterdam NV. Er werd gezocht naar een persoon die de ArenA naar de volgende fase kan brengen waarbij zowel ervaring in het publiek-privaat domein als met het running business domein handig is. Zowel kunnen schakelen op bestuurlijk niveau als hands-on willen zijn. Het is meer een search geweest voor wat de RVC nodig achtte om de lopende problematiek aan te kunnen, bijvoorbeeld het verbeteren van de verstandhouding met Ajax. Er is niet tegen me gezegd, Tanja, je moet eens flink huishouden in de stadion-organisatie en je moet binnen een jaar de volgende doelen hebben bereikt. Mijn voorganger Ir. Henk Markerink heeft 25 jaar op de CEO-stoel gezeten, waardoor er natuurlijk een bepaalde cultuur is ontstaan. Mensen werken graag in de ArenA wat betekent dat we veel te koesteren hebben. Tegelijkertijd is het altijd goed om weer te herijken of alles nog klopt in de huidige tijdsgeest. Mijn komst betekent natuurlijk verandering want ik ben een andere persoon, ik doe dingen op mijn manier. Wat telt is dat er tegenwoordig anders naar ons wordt gekeken en de wereld om ons heen is veranderd. Het is goed om met elkaar te bepalen waarvoor de Johan Cruijff ArenA staat en hoe we dit vertalen.”
Hoe is de verstandhouding met de RvC? TD: “Ik kende twee personen uit de RvC: Drs. Diederik Karsten (COO Liberty Global, red.), omdat ik met hem in de Marketingraad van het Rijksmuseum heb gezeten, en Drs. Aat Schouwenaar (oud-topman van Endemol, red.) omdat hij ook mijn commissaris was bij Stage Entertainment, waar ik 17 jaar heb gewerkt. Daar is recent mr. Fleur Mooren la Bastide bij gekomen, zij is een oud-collega bij Stage Entertainment. Dus ik heb ervaring met drie van de vijf commissarissen. Hans van der Noordaa RA (CEO Deloitte Netherlands, red.) is de voorzitter van RvC. Het helpt wel als je elkaar al kent, maar ik kan net zo goed schakelen met Hans. De commissarissen zijn meestal aanwezig bij wedstrijden van Ajax, dus ik zie ze een keer in de twee weken. Ze zijn zeker mijn klankbord. Gezien de regelmaat waarmee ze het stadionbedrijf meemaken en hun betrokkenheid daarbij, ervaren ze heel snel wat er speelt. De bestuurlijke verantwoordelijkheid van een RvC ligt tegenwoordig sowieso wat anders, waardoor het meer van belang is voor hen om te weten wat er speelt. Ze zijn mijn baas en we hebben goede werkafspraken, maar van de moderne commissaris wordt verwacht dat die ook gesprekken voert met managers, om te peilen wat zich achter de CEO afspeelt. Ik ben een groot voorstander van die transparantie. Het is ook prima dat de commissarissen dicht op het vuur zitten., zonder natuurlijk het werk van de directie over te nemen. De ArenA en Ajax liggen constant onder een vergrootglas, dus is het goed dat een commissaris uit eigen hand vragen kan beantwoorden. Ik geef ze in elk geval voldoende informatie om hun rol te kunnen vervullen. Het scheelt dat ik zelf commissaris ben bij verschillende bedrijven, dan weet wat er nodig is voor een
Tanja Dik
TOPVROUWEN
goede samenwerking. Die heb ik zeker met Hans. Wanneer sparren we, wanneer is er scheiding van rol en verantwoordelijkheid? Dat vult Hans uitstekend in als voorzitter van de RvC.”
De ruimte om de omzet te laten groeien lijkt niet groot?
TD: “Er is inderdaad geen mogelijkheid om te gaan verdubbelen of groots uit te breiden maar er zijn altijd nieuwe mogelijkheden. Zo kunnen we meer omzet genereren via het advisory en innovatietraject. Marielle heeft in het verleden al mooie dingen gedaan bij het ontwikkelen van stadions in Oekraïne en Brazilië. Samen met onze business partners hebben we veel expertise opgebouwd ten aanzien van stadionbouw, tevens hebben wij veel kennis en ervaring met duurzaamheid, veiligheid en fan experience. Op deze onderwerpen doen we internationale challenges samen met de KNVB, Ajax en de UEFA, waar wereldwijd op wordt gepitched door start-ups en scale-ups. Hiertoe hebben we een prachtig open eco-platform gecreëerd. Ook op het maatschappelijke vlak - wat betekent het stadion voor de stad Amsterdam, Zuidoost en voor het land – doen we vele projecten, samen met o.a. de gemeente Amsterdam. Dit betekent echter niet dat we nu ineens een nieuwe businesstak hebben, maar wel een die weer verder kan groeien. We hebben topjaren gehad met een omzet boven de 50 miljoen, maar in een gemiddeld jaar ligt de omzet tussen de 25 en 40 miljoen euro. We gaan dus niet verdubbelen, behalve onder aan de streep, want daar hebben we de afgelopen twee jaar wel een probleem gehad.”
Hoe groot is de ArenA-familie?
TD: “We hebben een prachtig team dat mooi aansluit op het diverse palet aan activiteiten, daarmee zitten we op 60 man. In de jaren dat we veel internationale adviesprojecten deden, zaten we op 80 tot 90 man inclusief de mensen die we internationaal inhuurden. We zullen het personeelsbestand weer uitbouwen als de operatie of de businesscase advisory daar aanleiding toe geeft. Het personeelsbestand vertelt niet het complete verhaal. Bij Schiphol heb ik ervaren dat het Klein Nederland was, nu in mijn eerste maanden hier, heb ik ervaren dat het stadion Klein Amsterdam is. Het stakeholdersveld van de ArenA is groot. Je hebt hier echt een regie-organisatie. We hebben een joint venture met Ajax, waarin alle stewards zitten, we werken samen met bedrijven die in beveiliging zitten en we werken met cateraars. Op een gemiddelde wedstrijdavond zijn er zo’n 1500 man onder onze span of control, nog even los van de bijna 56.000 supporters die wij in alle veiligheid van de wedstrijd willen laten genieten.”
plaats, die 48% van de aandelen bezit?
TD: “We hebben een aandeelhoudersrelatie, die loopt via de wethouder financiën van de gemeente Amsterdam (tot voor kort Mr. Drs. Victor Everhardt, D66, red.). Verder hebben we natuurlijk ook een link met vele andere onderdelen van de gemeente, zo zitten we bij de ene wethouder voor gebiedsontwikkeling en bij de andere voor mobiliteit en tunnelveiligheid. Verder doen we mooie innovaties samen. Amsterdam heeft een innovatieteam dat samenwerkt met ons innovatie lab. We zijn in de loop der jaren uitgegroeid tot een executiekracht van de gemeente. Zo hebben we geholpen met testsituaties in het meten van aerosolen die het coronavirus verspreiden. Verder zijn er veiligheidscamera’s bij ons getest. We zijn een organisatie die snel kan handelen en gewend is om korte leadtimes te pakken.”
In 2021 maakte Ajax-directeur Edwin van der Sar melding van onvrede over de samenwerking met de JC ArenA. Het ging o.a. om een nieuwe lening van het stadion bij ABN Amro, waardoor een eerdere lening van Ajax aan het stadion werd achtergesteld, om verschillende sponsorbelangen en om het mislopen van horecainkomsten tijdens de wedstrijden van Ajax. Het beursfonds heeft 13 procent van de aandelen van het stadion in bezit. Op een gegeven moment liet Van der Sar zich ontvallen, dat hij het stadion helemaal wilde overnemen. Hoe zijn de verhoudingen momenteel?
TD: “Daar kan ik kort over zijn; daar ga ik nu geen inhoudelijke uitspraken over doen, aangezien we in een mediation traject zitten. Ik kan wel zeggen dat het klinkt alsof er iets heel ergs aan de hand is, maar eigenlijk gaat het best goed.Uiteindelijk is het zo dat wanneer mensen elkaar niet meer weten te vinden, de communicatie verstokt is. Partijen gaan voor elkaar denken en dingen invullen, er wordt niet meer normaal overlegd en dan groei je in een soort symbiose, waar je niet meer uitkomt. Het is ook voor grootaandeelhouder stad Amsterdam en de STAK Stadion Amsterdam N.V. van groot belang dat de twee partijen door een deur kunnen. Zij hebben het mediation-traject voorgesteld aan de RvC. Als er dan een nieuwe CEO binnenkomt die niet belast is met die bagage, dan kun je opnieuw de juiste vragen stellen en de verstandhouding resetten Verandering van spijs doet eten. De enige weg naar voren is de weg samen met Ajax. Hoe we het doen, doen we het. Het helpt mij dat de problematiek tussen Schiphol en KLM niet veel verschilt van deze situatie. Daar gold dat je samen zoveel meer hebt, dan als organisaties apart. Dat is hier bij de ArenA en Ajax niet veel anders. Ajax is een schitterend bedrijf met een grote slagkracht op het gebied van commercie, media en sales. Wij van onze kant zijn erg gericht op gastvrijheid en hebben een ongenadig hoge kwaliteit op het operationele vlak. Ik maak me nul zorgen over de veiligheid en de manier waarop bezoekers worden bediend en behandeld. Ik kan wel zeggen dat Edwin van der Sar op handen wordt gedragen door de vaste bezoekers van Ajax en de seizoenkaarthouders. Hij stelt zich op tussen de fans. In het beheersen van de F Side doet hij verstandige dingen.”
In welke mate heeft het vermeende grensoverschrijdend gedrag van Marc Overmars en zijn vertrek als technisch directeur van Ajax, invloed gehad op het personeel van
de ArenA? TD: “Wij zijn het huis van Ajax, dus natuurlijk heb je er last van. Zo werken onze medewerkers aan de servicedesk, wat ook de hoofdingang is van de kantoren van Ajax. Die hebben een directe werkrelatie met de mensen van Ajax. We werken als organisatie dag en nacht met Ajax samen, want de club is niet alleen onze aandeelhouder, maar ook onze businesspartner. Aan de andere kant, wij zijn niet Ajax. Door de buitenwacht en in de pers worden we echter vaak gezien als een enkel bedrijf. Dan zie je tekeningen, foto’s of teksten, waarbij het gaat om grensoverschrijdend gedrag in de ArenA. Dat raakt onze mensen, want ze zijn trots op het stadion en ons bedrijf. Overigens is het überhaupt van belang dat je in de organisatie een veilige en prettige werkomgeving kunt waarborgen. Mensen moeten naar voren durven komen als er sprake is van grensoverschrijdend gedrag of van integriteitsissues. Aanvullend, we zitten op een fiftyfifty verdeling als het gaat om man/vrouw in de organisatie. Ik ben me ervan bewust dat mensen heel graag bij de ArenA willen werken, dus dat zou iets van macht voor onze medewerkers kunnen betekenen. Verder zijn hier omstandigheden waar mensen lange uren intensief samen werken en na het werk nog een borrel gaan drinken, dan moeten onze collega’s duidelijke afspraken hebben over wat voor soort gesprekken je met elkaar kunt voeren. Gelukkig heb ik geen signalen ontvangen dat er bij de ArenA iets mis is.”
Het vraagt wel om integriteit en karakter om met die machtspositie om te kunnen gaan. Daar heb je als senior eventmanager van de ArenA de nodige ervaring mee, niet
waar Marielle Hollander? MH: “Ik zit al bijna een kwart eeuw bij de ArenA, nog steeds in dezelfde functie-benaming, maar wel in afwisellende rollen en betrokken bij verschillende projecten. Het werken hier betekent dat het altijd groots en spraakmakend is wat je doet. Van het huwelijksfeest van Willem Alexander en Maxima, vlak na 9/11 met alle veiligheidsissues, tot Bonfire, de grootste terreuroefening ooit gehouden in
Nederland, tot de begrafenis van Hazes, tot de uitreiking van de Bollywood Oscars.”
Het publiek gaat ervan uit dat zulke evenementen normaal zijn en ordelijk verlopen. Is het zo normaal
geworden? MH: “Alles wat er in de stad gebeurt, kan hier ook gebeuren en wel in een versneld tempo, omdat hier alles op een vierkante kilometer plaats vindt. Er ligt zeker druk op, maar daar ben ik aan gewend geraakt. Als je in de commandokamer zit, dan voel je jezelf verantwoordelijk voor iedereen die in het stadion is en voor alle processen die zich daar afspelen.”

Heeft de technologische ontwikkeling ervoor gezorgd dat
het stadion veiliger is geworden? MH: “Absoluut. Het begint ermee dat de tribune uit compartimenten bestaat. We hebben verder overal camera’s hangen, waardoor we snel kunnen schakelen naar dadersignalering. We kunnen alles zien en volgen, en mensen daarop aanspreken. Komt bij dat we op voorhand weten wie erop dat bewuste stoeltje zit bij wedstrijden. We maken soms nog mee dat mensen zich verschuilen onder spandoeken of drie keer van kleding wisselen, als we ze zoeken. Maar die hebben we snel in het snotje.”
Kun je het drugsgebruik onder de ArenA bezoekers onder
controle krijgen? MH: “Goeie vraag. Sensation is een dance event dat hier mede door het stadion ontwikkeld is. In het begin begonnen de lokale overheden enorm te drukken, in de zin van zo’n dance event in een stadion dat kan helemaal niet vanwege de massaliteit en het bijbehorende drugsgebruik. In overleg zijn we gekomen tot maatstaven, waaronder het wel kon. We handhaven op basis van zero tolerance. We kennen inmiddels alle plekken in het stadion waar eventueel drugs kunnen worden neergelegd. En de beveiligings-camera’s kunnen we vanuit de commando-kamer tot op de millimeter nauwkeurig inzoomen op mensen. Per evenement wordt een veiligheidsplan opgesteld en worden er afspraken gemaakt met de lokale diensten - politie, brandweer, GHOR en gemeente - en alle ketenpartners. Zo hebben we voor een dance event een heel andere fouillering methode dan voor een wedstrijd van Ajax. We houden rondom een event de actualiteit op social media in de gaten en soms worden er drugshonden ingezet.”
Hoe hebben jullie de pandemie overleefd?
MH: “Dat was natuurlijk heel erg schrikken en stilstaan. In eerste instantie hebben we ons in de organisatie gericht op alle klussen die waren blijven liggen op de bureaus. Documenten zoals een bedrijfsnoodplan en een ontruimingsplan, hebben we onder de loep genomen en geupdate. We hebben daar vrij gecoördineerd vanuit huis onze schouders onder gezet. En we hebben in groepjes leuke dingen gedaan om de ArenA in beeld te houden. Zo hebben we een restaurant geopend langs de lijn, toen de terrassen weer open mochten. We hebben met elkaar graspolletjes tussen het kunstgras vandaan getrokken en de tribunes schoon gemaakt, want daar zat ondertussen een dikke laag stof op. Zo hebben we de spirit hooggehouden. Maar het waren de eerste twee jaren dat we verlies hebben geleden. Dat was wel verschrikkelijk. Helaas hebben we afscheid moeten nemen van een aantal collega’s.”
Tot en met 13 augustus 2022 loopt het jubileumjaar. Wat kun je nog doen om die 25 jaar feestelijk te maken?
MH: “We hadden qua programmering de meest bijzondere, mooiste programmering ooit. Die is compleet in het water gevallen. Voor mij voelt het heel dubbel om nu het jubileum groots te vieren, terwijl we ons derde verliesjaar ingaan. We zijn bezig om er op een bescheiden manier met onze relaties, certificaathouders en het stadsdeel Zuidoost aandacht aan te besteden.”
Hoe ervaar je de samenwerking met Tanja?
MH: “Ze voelt voor mij wel als een frisse wind in het bedrijf, die de dingen op een andere wijze zakelijk benadert. Heel menselijk, structureel en toekomstgericht! Ze combineert een conceptuele aanpak met oog voor de cijfertjes. Ik ben meer van de mensen, de beleving en het juiste gevoel. Ik wil alles zo snel mogelijk naar de praktijk vertalen en uitvoeren. Daarmee zijn we een goede aanvulling op elkaar. Daarnaast ben ik voorzitter van de OR, dus in die rol kan ik ook complementair zijn voor Tanja.”
Even terug naar jou Tanja, hoe ervaar je de samenwerking
met Marielle? TD: “Ik hoorde haar bijna vergoelijken dat ze al bijna 25 jaar bij de ArenA zit, weliswaar in wisselende rollen. Wat het werken hier klaarblijkelijk brengt, is dat Marielle er nog steeds met volle energie kan instappen. Uiteraard ligt dit ook aan de persoon zelf. Haar kennis en ervaren zijn uiterst waardevol. We kunnen snel schakelen en onze werktijden lopen redelijk synchroon. We kunnen tot ’s avonds laat met elkaar appen. Onze karakters liggen ook redelijk dicht tegen elkaar aan.”
Jullie hebben beiden op Nyenrode gezeten; wat is de
gemene deler? MH: “Dat is toch het gezamenlijk pakket aan waarden en normen dat je hebt meegekregen. We hebben er niet gelijktijdig gezeten, maar via onze disputen hebben we gezamenlijke vrienden. Die gemene deler geeft een veilig en vertrouwd gevoel.” TD:” In de eerste plaats zijn we op Nyenrode door eenzelfde proces gegaan, waarin je
Marielle Hollander Tanja Dik
leert om op jezelf te reflecteren en te ervaren wie je bent, wat je doet en hoe je met elkaar functioneert. Je deelt met elkaar de drive tot ondernemerschap. Je wilt altijd tot het uiterste gaan voor resultaat. Dat wordt je wel ingegeven op Nyenrode. Je hebt hier sterk leiderschap nodig, want je hebt de verantwoordelijkheid voor 56.000 mensen die op de tribune zitten voor een wedstrijd van Ajax. Maar tegelijker-tijd hebben we maatschappelijk verantwoordelijkheidsgevoel meegekregen als een pijler van de studie op Nyenrode. Het stadion speelt een belangrijke rol in de cultuur van Amsterdam Zuidoost. We schakelen onderling snel van onze business naar onze bijdrage aan de stadscultuur.”
Wat kunnen we deze zomer aan events verwachten in de ArenA?
MH: “Er is op dit moment groen licht voor nieuwe events. Wel merken we dat grote artiesten nog kampen met de naweeën van de coronacrisis. Het plannen van Europese tours verloopt langzamer dan normaal, omdat in verschillende landen nog andere voorzorgsmaatregelen gelden. Ook is de voorbereidingstijd voor sommige evenementen te kort geworden. Zo verschuiven De Toppers naar het najaar. We zijn voorverkochte en doorgeschoven evenementen als Sensation en Ed Sheeran volop aan het produceren. Hij geeft twee concerten, waarbij we 140.000 bezoekers welkom gaan heten. Een artiest als Ed Sheeran stelt bizar hoge eisen aan de ticketverkoop. De kaarten moeten op naam worden gesteld, ze mogen dus niet worden doorverkocht, en een persoon kan maximaal vier kaarten bestellen. Bij de ingang van de ArenA moet op ID worden gecheckt en hij verlangt ook nog eens dat kopers hun betaalbewijs bij zich hebben. In zo’n situatie hangt voor ons veel af van de verstandhouding met ticketing partners. Door de ticketers wordt sowieso prima bijgehouden aan wie kaarten verkocht zijn. In het kader van de AVG krijgen we de herkomstgegevens, die we nodig hebben om met onze partners NS en GVB de toestroom naar het stadion te kunnen regelen. Ook kunnen we over een bezoekersprofiel beschikken. Ik verheug me heel erg op het feit dat we twee keer volle bak kunnen draaien.” ♦









