Vakblad Asset Management





![]()





VAM is het vakblad voor Asset Management in Nederland.
Concept en realisatie
Elma Media B.V.
Keizelbos 1, 1721 PJ Broek op Langedijk 0226 33 16 00
www.elma.nl
Art Direction
Elma Media B.V.
Hoofdredacteur
Ellen den Broeder-Ooijevaar, Verenigings Manager NVDO
VAM is een uitgave van de NVDO
Nederlandse Vereniging voor Doelmatig Onderhoud
Lange Schaft 7G
Postbus 138, 3990 DC Houten 030 634 60 40 www.nvdo.nl info@nvdo.nl
VAM is een samenwerking met TNO, Volandis, Ministerie van SZW, VHP, Rijksvastgoedbedrijf, i-Tanks, Stigas en Sectorinstituut Transport en Logistiek

Auteurs
Afgelopen weken was ik dagelijks in het Antonius Ziekenhuis Nieuwegein in verband met bezoek aan mijn echtgenoot die daar meteen na de vakantie werd opgenomen. Maar, wat een drama om daar te komen zeg! Mijn auto parkeren in een groot winkelcentrum, wachten op een of ander pendelbusje, op bezoek, weer wachten op dat pendelbusje, betalen (peperduur) en de volgende dag hetzelfde ritueel. Het lijkt service, maar wat een gedoe!
Mijn echtgenoot is inmiddels gelukkig weer de oude, maar, dat is die verrekte parkeergarage van bedoeld ziekenhuis nog lang niet….. Wie de beelden nog op zijn netvlies heeft, vergeet het nooit meer: de parkeergarage bij het St. Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein die ineenstortte, nog vóór de oplevering. Het was niet zomaar een incident, maar een pijnlijke illustratie van wat er mis kan gaan wanneer ontwerp, uitvoering en onderhoud te ver uit elkaar worden getrokken.
Ontwerpfouten en systeemfouten
Uit onderzoek bleek dat de vloerplaten in de garage onvoldoende draagkracht hadden door een verkeerde toepassing van de zogenoemde breedplaatvloeren. Het detail van de verbindingen tussen platen en druklaag was cruciaal – en daar ging het mis. Wat op papier stevig leek, bleek in de praktijk kwetsbaar. Daarmee werd pijnlijk duidelijk dat ontwerpfouten niet alleen theoretische missers zijn, maar tastbare risico’s die levens kunnen kosten.

Pieter Pulleman (Interview Dura Vermeer en Studenten leren bouwen)
Ian van den Brink, NVDO (Ontmoet en Inclusie als kans)
Rijksvastgoedbedrijf (Van de RVB Tafel)
Ideo (Waarom trouw blijven loont)
Laura van der Linde, Mainnovation (gestandaardiseerd onderhoud GNT)
Evi Husson (Draaibrug Gouwsluis)
Addo van der Eijk (Campagnes bedrijfsafval)
Ellen den Broeder-Ooijevaar (alle overige artikelen)
Druk
Elma Media B.V.
Advertentie-exploitatie
Elma Media B.V.
Silvèr Snoek - Sales Manager 0226 33 16 67 - s.snoek@elma.nl
Andere voorbeelden in Nederland
De parkeergarage in Nieuwegein staat niet op zichzelf. Denk aan de ingestorte tribune in het Goffertstadion in Nijmegen, of de balkons in Maastricht die losraakten van de gevel. En wie herinnert zich niet de verzakkingen bij de Noord/Zuidlijn in Amsterdam? Steeds opnieuw zien we dat te optimistisch ontwerpen, kosten drukken of het ontbreken van een integrale blik leiden tot incidenten met grote gevolgen.
Wat betekent dit voor de onderhoudsprofessional?
Voor maintenanceprofessionals is dit meer dan een anekdote uit de bouwgeschiedenis. Het is een spiegel. Want waar ontwerpers en bouwers nog kunnen zeggen “we waren klaar na oplevering”, geldt voor ons dat de verantwoordelijkheid pas begint zodra een gebouw in gebruik wordt genomen. Wij zijn degenen die signalen van slijtage, scheuren of afwijkingen vroegtijdig moeten herkennen. Wij zijn ook degenen die opdrachtgevers moeten wijzen op de beperkingen van hun assets – ook als die ongemakkelijk zijn.
Het drama in Nieuwegein laat zien dat onderhoud niet losstaat van ontwerp. Als een constructie fundamenteel verkeerd is bedacht, kan geen enkel onderhoudsplan het tij keren. Maar tegelijkertijd geldt: hoe eerder wij betrokken zijn, hoe beter de kans dat zulke fouten worden opgemerkt voordat het misgaat. Het pleit voor een nauwere samenwerking tussen ontwerp, uitvoering en beheer.
De parkeergarage van Nieuwegein is niet alleen een bouwkundig fiasco, maar ook een wake-upcall. Voor ons, onderhoudsprofessionals, betekent het dat we onze rol als kritische waakhond moeten omarmen. Wij zijn niet de sluitpost van het bouwproces, maar een essentiële schakel in de veiligheid en betrouwbaarheid van gebouwen en infrastructuur. Alleen als we die rol stevig invullen, voorkomen we dat drama’s zoals in Nieuwegein zich blijven herhalen. En… hoef ik een onverhoopte volgende keer niet te pendelen met een bus, maar kan ik mijn auto gewoon op een veilige manier parkeren.
Ellen den Broeder-Ooijevaar, Hoofdredacteur VAM en Verenigings Manager NVDO


De energietransitie is een van de grootste maatschappelijke opgaven van deze eeuw. Van fossiel naar duurzaam vraagt niet alleen om politieke wil en investeringen, maar vooral om technische oplossingen.
Engineering speelt hierin een cruciale rol: het is de discipline die ideeën omzet in werkende systemen, van windparken tot slimme netwerken en energie-efficiënte installaties.
Innovatie is de drijvende kracht achter deze transitie. Nieuwe technologieën zoals waterstof, batterijopslag en digitale monitoring en control vereisen diepgaande technische kennis en creativiteit. Engineers zijn de brug tussen theorie en praktijk, tussen ambitie en realisatie. Zonder hun inzet blijft de energietransitie steken in plannen en beloftes.
Maar, de sector staat onder druk! De vergrijzing van technisch personeel is een groeiend probleem. Veel ervaren vakmensen naderen hun pensioen, terwijl de instroom van jonge technici achterblijft. Dit leidt tot kenniserosie: waardevolle ervaring en praktische knowhow verdwijnen sneller dan ze worden aangevuld. Tegelijkertijd neemt de complexiteit van installaties toe, waardoor de behoefte aan goed opgeleide engineers juist groeit.
De NVDO signaleert deze trend al jaren. Als platform voor Asset Management en onderhoudsprofessionals in het bijzonder, benadrukken we het belang van kennisdeling, opleiding en samenwerking. Door het verbinden van bedrijven, onderwijsinstellingen en experts
‘
draagt de vereniging bij aan het behoud en de versterking van technische kennis in Nederland. Menskracht is niet alleen een kwestie van aantallen, maar ook van inzet en waardering. Engineers moeten de ruimte krijgen om te innoveren, fouten te maken en te leren.
Organisaties die investeren in hun technische mensen – via scholing, loopbaanontwikkeling en een cultuur van vakmanschap – zijn beter voorbereid op de uitdagingen van morgen.
De energietransitie is geen sprint, maar een marathon. Engineering is het fundament waarop deze lange reis gebouwd wordt. Door te investeren in innovatie, het behoud van kennis en het aantrekken van nieuwe talenten, kunnen we de transitie versnellen én verduurzamen. De NVDO speelt hierin een verbindende rol, als katalysator van samenwerking en kennisontwikkeling.
Mijn conclusie: zonder engineering geen energietransitie. En zonder menskracht, kennis en innovatie geen engineering. Het is tijd om deze keten te versterken – voor een duurzame toekomst.
Ronald Wever, Voorzitter
‘De energietransitie draait niet op geld of beleid, maar op kennis en vakmanschap’
’
Voorwoord
Van de voorzitter
‘Ik sta niet zelf met mijn voeten in de klei, maar ik ben verantwoordelijk voor de mensen die daar wel staan’ > Babette Lips studeerde in Eindhoven, waar ze aan de TU/e zowel de bachelors Industrieel Ontwerpen als Technische Wiskunde afrondde.
Emissiearm kadeherstel met innovatieve transportband 10

12 ISO 50001: een verplichting die je organisatie versterkt
Geen standaardoplossing voor een uitzonderlijk
20 De ingenieurskunst achter groene ijzerproductie
25 Energietransitie begint met strategisch (vastgoed)beleid
28 Power-to-X: Bouwstenen voor een duurzame chemie
Veiligheid begint bij voorspelbaarheid

Nieuwe energie, nieuwe technieken, nieuwe eisen: Beheer en Onderhoud in transitie 15
Kort 19
Slimmer onderhoud én minder energieverspilling dankzij digital twins 22
Asset Management: weten wanneer je moet draaien en wanneer niet 26
Techniek in Beeld Kennis in Handen 30

Hoe samenwerking de motor vormt van Europa’s grootste groene waterstoffabriek 34
De stille motor achter een robuuste energievoorziening 38

42 Haagse Veste IV:voorbeeld van slimme, groene vernieuwing Waarom IECEx 03 een keurmerk is voor onderhoud en engineering
Europa’s Ingenieurs aan het Roer van de Schone Revolutie 44
Cursuskalender 48

Wie
Babette Lips
Wat
Teamleider Techniekaanbod
Fontys PRO
ONTMOET
Babette Lips <
Babette Lips studeerde in Eindhoven, waar ze aan de TU/e zowel de bachelors Industrieel Ontwerpen als Technische Wiskunde afrondde. Aansluitend volgde ze de masters Technische Wiskunde en Science, Education and Communication. Die combinatie was overigens niet bewust gekozen: sterker nog, ze was er destijds van overtuigd dat ze nooit in het onderwijs zou belanden.
“Een familielid wees me op het lesgeven aan een Hogeschool. Toen ging er een wereld voor me open. Die sociale omgeving, de mogelijkheid om kennis over te dragen en het contact met studenten: alleen al van het idee kreeg ik energie. Toen ik bij Fontys binnenkwam wist ik gelijk: hier zit ik goed. Zo begon ik met lesgeven binnen de opleiding Toegepaste Wiskunde vanwaar ik inmiddels ben doorgegroeid tot teamleider van het techniekaanbod van Fontys PRO”.
> Fontys Pro: Onderwijs voor professionals. Techniekopleidingen binnen disciplines als Werktuigbouwkunde, Elektrotechniek en System Design worden in uiteenlopende vormen aangeboden. Zowel voltijd als deeltijd, als associate degrees, bachelors of masters en in het Nederlands of Engels. Toen drie jaar geleden duidelijk werd dat deeltijdstudenten andere behoeften hebben dan voltijdstudenten, besloot Fontys een apart team op te zetten. Zo ontstond Fontys Pro, het domein voor professionals. Hier is Lips nu als teamleider verantwoordelijk voor het techniekaanbod bestaande uit cursussen, trainingen en opleidingen waarmee professionals zich verder kunnen ontwikkelen naast hun werk.
> Van docent naar teamleider. Wat een teamleider dagelijks bezighoudt? “Ik begeleid zestien medewerkers en heb een portfolio aan diverse taken. Denk aan het ontwikkelen van leerroutes, het bepalen van de koers en het bewaken van de kwaliteit van cursussen en opleidingen. Daarnaast ben ik extern actief in samenwerkingen met bijvoorbeeld Brainport Development en het bedrijfsleven. Ik
‘
neem deel aan subsidieprojecten, werkgroepen en congressen om input te verzamelen voor nieuwe programma’s en Fontys te positioneren in het netwerk”.
Toch vindt Lips het belangrijk om te blijven lesgeven en met wiskunde bezig te zijn. “Binnen mijn huidige rol komt dit nog zelden voor, hiervoor heb ik gewoonweg onvoldoende tijd. Maar elke dinsdag geef ik bijles aan een groep middelbare scholieren. Het is geweldig om met de jeugd in contact te blijven en bij te blijven in de onderwerpen die op de middelbare school worden aangeleerd”.
> Engineering in de praktijk. Hoewel Lips niet dagelijks met engineering bezig is, houdt ze de ontwikkelingen goed bij. “Voor mij is het belangrijk om een helikopterview te hebben en te kijken welke trends, zoals AI of system engineering, hun weg moeten vinden naar het onderwijs”. Een voorbeeld hiervan is de Hands On Manufacturing Excellence Course, ontwikkeld in samenwerking met ASML. Ook wordt gewerkt aan thema’s zoals Life Cycle Analysis en precisie-engineering. “Daarbij vind ik het mooiste dat studenten echt een koppeling kunnen maken tussen theorie en praktijk”.
> Het belang van wiskunde. Hoewel Lips onderdeel is van het team engineering, blijft wiskunde voor haar de kern. “Je kan zeggen dat het de basis is van onze engineeringsopleidingen. Het helpt studenten analytisch denken en probleemgericht werken. Daar begint het mee”. <
’ ‘Ik sta niet zelf met mijn voeten in de klei, maar ik ben verantwoordelijk voor de mensen die daar wel staan’

De energietransitie vraagt niet alleen om nieuwe technologie, maar vooral om een andere manier van denken. Waar organisaties vroeger vooral keken naar betrouwbaarheid en kosten, komt nu één vraag steeds nadrukkelijker naar voren: hoe duurzaam is onze assetstrategie?
Bas Horvers, Enterprise Asset Management Consultant, ziet in die transitie een kans om het vakgebied anders te benaderen. Hij stelt een interessante denkrichting voor: de Groene Cirkel. “De Groene Cirkel is geïnspireerd op de klassieke Deming Circle: Plan, Do, Check, Act, maar dan met duurzaamheid als verbindende factor. Het is geen nieuw model, maar een manier om anders te kijken naar de samenwerking tussen engineering en onderhoud binnen Asset Management. Zo kan een ecosysteem ontstaan waarin assets niet alleen functioneren, maar ook bijdragen aan de klimaatdoelen”.
> PLAN: strategisch ontwerp en energievisie. De Groene Cirkel begint bij de tekentafel; “Elke duurzame asset start met een ontwerp waarin energie-efficiëntie en circulariteit centraal staan,” vertelt Horvers. Engineering bepaalt in deze fase hoe een installatie zich gedurende haar levenscyclus gedraagt. Asset Management vertaalt die visie vervolgens in concrete keuzes: investeringen in hernieuwbare technologieën, energieneutrale doelstellingen en beleid rondom CO2-reductie. Het ontwerp is daarmee het DNA van duurzaamheid. Daar wordt bepaald hoeveel energie de toekomst kost of bespaart.
> Strategisch denken. Een duidelijk voorbeeld is de vervanging van conventionele straatverlichting door ledverlichting. En-
gineers berekenen de energiebesparing en zorgen dat de nieuwe lampen compatibel zijn met slimme regelsystemen. De onderhoudsafdeling volgt de prestaties en ziet dat de storingsgevoeligheid en onderhoudsbehoefte sterk afnemen. Horvers; “Zo’n project laat zien hoe ontwerp en onderhoud elkaar versterken. Door al bij het ontwerp na te denken over energieverbruik en levensduur, voorkom je verspilling en realiseer je structurele besparingen”.
> DO: slimme uitvoering en energiegericht onderhoud. In de uitvoeringsfase komt dat strategische denken tot leven. De Groene Cirkel draait om samenwerking tussen engineering en service en onderhoud. “Wat engineers ontwerpen, wordt door onderhoudsafdelingen dagelijks in praktijk gebracht. Slimme sensoren en dataplatforms helpen daarbij: ze meten energieverbruik in real time en signaleren afwijkingen nog voordat er storingen optreden”.
> Energie-efficiëntie als vanzelfsprekend onderdeel. Een treffend voorbeeld komt uit de zorgsector. Een onderhoudsteam beheert de luchtbehandelingssystemen in een ziekenhuis. Dankzij digital twins zien ze dat één installatie structureel meer energie verbruikt dan vergelijkbare units. Kunstmatige intelligentie suggereert een klepaanpassing en plant het onderhoud automatisch op
een moment met lage bezetting in het ziekenhuis. “Het resultaat was indrukwekkend: minder energieverbruik, minder verstoring van zorgprocessen en waardevolle inzichten voor toekomstige optimalisaties. Zo wordt energie-efficiëntie een vanzelfsprekend onderdeel van het dagelijks beheer”, vertelt Horvers.
> CHECK: data als brandstof voor inzicht. Duurzaam Asset Management is volgens Horvers onmogelijk zonder inzicht; “Data is de brandstof van de Groene Cirkel, want alleen door te meten kunnen we verbeteren. Energieprestaties worden gevolgd via indicatoren zoals verbruik per productie-eenheid of CO2-uitstoot per asset. Met digital twins kunnen we bovendien simuleren welke scenario’s de grootste energiebesparing opleveren.”
Dat inzicht vertaalt zich direct naar actie, bijvoorbeeld bij zonne-energiesystemen. “Bij een zonnepark zien engineers en onderhoudsteams real time hoe schoonmaak en onderhoud het rendement beïnvloeden,” legt hij uit. Sensoren detecteren vervuiling op de panelen en sturen automatisch meldingen wanneer de opbrengst afneemt. Door het onderhoud precies op het juiste moment te plannen, blijft het systeem optimaal presteren en voorkom je onnodig energieverlies.
> ACT: continu verbeteren en verduurzamen. De laatste fase van de Groene Cirkel gaat over leren, bijsturen en verbeteren. “Hier sluiten we de cirkel en beginnen we eigenlijk meteen weer opnieuw. De inzichten uit de praktijk gebruiken we om ontwerpen, strategieën en onderhoudsprocessen verder te verbeteren. Engineers passen hun ontwerpen aan op basis van werkelijke energieprestaties, terwijl Asset Managers besluiten tot retrofit of optimalisatie. Onderhoudsteams verfijnen hun werkwijzen en verschuiven van reactief naar voorspellend onderhoud”.
> De Groene Cirkel in zijn meest volwassen vorm. Dat klinkt theoretisch, maar Horvers illustreert het met een concreet voorbeeld; “In de offshore windindustrie wordt op dit moment gewerkt aan onderhoudsconcepten waarbij menselijke interactie tot een minimum wordt beperkt. Robots inspecteren windturbines op zee, sensoren sturen continu data naar de wal en op basis van die data worden onderhoudstaken automatisch voorbereid en inge-

pland. Zo wordt er alleen nog uitgevaren als het echt nodig is en dat is efficiënter veiliger en beter voor het milieu. Dat is de Groene Cirkel in zijn meest volwassen vorm”.
> Van levenscyclus naar energielus. Volgens Horvers sluit het idee van de Groene Cirkel ook goed aan op de levenscyclus van assets: Design, Build, Install, Operate & Maintain, Decommission. In de ontwerpfase leg je de basis, in de operationele fase breng je die tot leven en in de analysefase koppel je kennis weer terug naar de tekentafel. “Zo ontstaat een energielus waarin engineering en onderhoud continu van elkaar leren. Wie zijn assets slim ontwerpt, onderhoudt en analyseert, reduceert niet alleen kosten, maar ook CO2”.
> Technologie als motor van de Groene Cirkel. De Groene Cirkel is geen theoretisch model, maar een manier om technologie en duurzaamheid te verbinden. Zonder digitale ondersteuning blijft het een mooi idee, maar geen dagelijkse praktijk. Moderne platformen maken het mogelijk om data, onderhoud en ontwerp in één omgeving samen te brengen. Oplossingen zoals SAP Asset Performance Management (APM), SAP Enterprise Asset Management (EAM) en SAP Analytics Cloud vormen samen de ruggengraat van dat proces; “Ze helpen organisaties om strategie en uitvoering met elkaar in balans te brengen en duurzaamheid meetbaar te maken. Met de juiste technologie kan de Groene Cirkel uitgroeien tot een praktische aanpak voor continu verbeteren”.
> De toekomst is circulair en digitaal. Voor Horvers is de Groene Cirkel geen blauwdruk, maar een uitnodiging om anders te denken; “In een tijd waarin energie, grondstoffen en duurzaamheid topprioriteiten zijn, moeten techniek en strategie in één adem genoemd worden”. Engineering bepaalt de energievoetafdruk van morgen, onderhoud verfijnt die voetafdruk dagelijks en data maakt de cirkel rond. De Groene Cirkel laat zien dat de energietransitie niet begint bij beleid, maar bij ontwerp. Niet bij woorden, maar bij onderhoud. En niet bij eindigheid, maar bij continu verbeteren. <
Hoe verstevig je op een duurzame manier kades in een uniek en kwetsbaar natuurgebied?
Natuurmonumenten en aannemerscombinatie ‘Groene Kade’ ontwikkelden een innovatie manier voor een deel van het kadeherstel in het hart van het Fochteloërveen.
Movares is vanaf het begin als toezichthouder betrokken bij dit bijzondere project. Want, zand en de leem worden met een elektrisch aangedreven transportband dwars door het natuurgebied vervoerd. Vrachtwagens zijn op dit deel niet nodig, waardoor de stikstofuitstoot veel minder is en er zo min mogelijk schade en overlast is in het gebied.
> Natuurlijke buffer. Natuurherstel is noodzakelijk om de achteruitgang van de natuurkwaliteit in dit Natura 2000-gebied te stoppen. Het Fochteloërveen is één van de laatste plekken in Nederland met levend hoogveen, dat een cruciale rol speelt in zowel de biodiversiteit als het klimaat. Bovendien is dit het leefgebied voor meer dan 300 kwetsbare dier- en plantensoorten. Eelke Rijpkema, toezichthouder bij Movares, vertelt; “Het gebied fungeert als een natuurlijke buffer tegen droogte, overstromingen en CO2uitstoot. Daarom is het beschermen van dit natuurgebied van groot belang. Door nieuwe kades aan te leggen, blijft het huidige hoog-
veen behouden en kan het verder groeien. Dit is niet alleen goed voor de natuur, maar ook voor het klimaat”.
> Elektrisch materieel en waterstof. Duurzaamheid speelt een grote rol in dit project. Het zand voor de kades wordt via een twee kilometer lange ondergrondse leiding elektrisch naar het depot gepompt. De energie voor deze transporten wordt deels geleverd door drijvende zonnepanelen op de zandwinplas waaruit het zand wordt opgezogen en vervoerd. Ook de elektrische kranen op het terrein en de tractoren op waterstof dragen bij aan een emissiearm project. Kraanmachinisten en medewerkers die de machines bedienen rijden dagelijks met elektrisch vervoer naar de projectlocatie en maken gebruik van een zelfvoorzienende, duurzame schaftwagen. Daarnaast wordt leem uit regionale bouwprojecten hergebruikt voor de kadeversterking. “Leemgrond is vaak lastig te verwerken”, legt Rijpkema uit, “maar hier kan het juist goed worden ingezet. Zo krijgt het materiaal een tweede leven. Dat sluit helemaal aan bij onze visie op duurzaamheid”.


“Maar voordat het zover is, hebben we in de ontwerpfase een aantal engineeringsstappen gezet”. Rijpkema noemt daarbij specifiek dat er in het ontwerp ook rekening is gehouden met Beheer en Onderhoud. “De oude kades, bestaande uit damwand en folie aangevuld met veen, waren niet geschikt om met een machine overheen te rijden. Door de kades 3 meter (bovenbreedte) en van zand en leem te maken, is het gebied beter bereikbaar. Leem wordt als een soort waterkerend scherm aan de hoogwaterzijde verwerkt met daarnaast een brede strook zand. Een kade van alleen leem had ook gekund, maar daar is in natte perioden moeilijker overheen te rijden. De hoofdkaden worden zelfs 5 meter breed, zodat de brandweer er ook overheen kan. Deze hoofdkade kan nu mooi gebruikt worden voor de transportband. Dus; naast het beter vasthouden van regenwater wordt het gebied voor onderhoud toegankelijker”.
> Technische oplossingen en ecologische uitdagingen. Movares is vanaf de start in 2022 betrokken bij de uitvoering. Rijpkema; “Gaandeweg hebben we steeds meer voorbereidende werkzaamheden opgepakt, zoals bodemonderzoek, terreinmetingen en het opstellen van ontwerpen en begrotingen. Samen met Natuurmonumenten kijken we niet alleen naar technische oplossingen, maar ook naar de ecologische uitdagingen van het gebied”. Inmiddels zijn de eerste herstelde kades begroeid en zien we dat de waterstand in de vakken beter op peil blijven bij langurige droogte. Dat is goed nieuws voor het veenmos, dat hierdoor goed kan groeien. “Het laat zien hoe veerkrachtig het gebied is, als je het maar de kans geeft”.
De transportband zal de komende jaren nog volop draaien. Naar verwachting is in 2030 de volledige 60 kilometer kade hersteld. Na afloop van de werkzaamheden worden de meeste machines en transportbanden weer op andere projecten ingezet. <
‘
‘Niet alleen goed voor de natuur, maar ook voor het klimaat’
’
Vanaf 1 januari 2027 zijn energie-intensieve bedrijven verplicht om gecertificeerd te zijn volgens de ISO 50001 norm. Voor die bedrijven is een systeem verplicht dat energiemanagement aantoonbaar maakt, met als doel om prestaties blijvend te verbeteren en energieverbruik structureel te verlagen.
Wat op het eerste gezicht misschien voelt als puur en alleen een verplichting, biedt in werkelijkheid uitstekende kansen om Onderhoud, Asset Management en duurzaamheidsbeleid beter op elkaar af te stemmen.
> Waarom ISO 50001? ISO 50001 is een internationaal erkende norm die organisaties helpt bij het ontwikkelen van een planmatige aanpak voor energiemanagement. Centraal daarin staat de PDCAcyclus: plannen, uitvoeren, controleren en bijsturen. Daarmee wordt

energie een vast onderdeel van het operationele en strategische beleid. Voor organisaties in de technische sector betekent dit dat energievraagstukken een plek krijgen in de dagelijkse praktijk van onderhoud, vervangings-vraagstukken en investeringsbeslissingen.
ISO 50001 gaat daarmee verder dan een verplicht vinkje. Het biedt handvatten om energieverspilling tegen te gaan en om de bedrijfszekerheid te verhogen.
> Wat verandert er precies? Bedrijven met een energieverbruik van meer dan 85 terajoule (TJ) per jaar, te vergelijken met het gemiddelde verbruik van 7.500 huishoudens, worden vanaf 2027 verplicht om ISO 50001 gecertificeerd te zijn. Bedrijven die tussen de 10 en 85 TJ per jaar verbruiken, krijgen de keuze om iedere drie jaar een energie-audit (EED) uit te laten voeren of om over te stappen op een gecertificeerd energiemanagementsysteem. Hoewel het implementeren van ISO 50001 aanvankelijk tijd en investering vraagt, biedt het ook structureel meer inzicht, controle en kansen voor optimalisatie. Bovendien sluit de norm goed aan bij andere verplichtingen, zoals de CSRD-richtlijn voor duurzaamheidsrapportage die door de komst van de Omnibusregeling deels naar 2027 wordt verschoven.
> Wat betekent dit voor Asset Management? Als je vanuit Asset Management naar energie kijkt, zie je meer dan een verbruikspost. Energie hangt samen met procesoptimalisatie, faalkansen, onderhoudsfrequentie en levensduur van assets. De ISO 50001 stimuleert om al deze aspecten in samenhang te benaderen. Zo zorgt betere monitoring van energieverbruik ervoor dat onnodige belasting van machines eerder wordt gesignaleerd waardoor energiedata een waardevolle input kunnen vormen voor risicogestuurd onderhoud. Ook wordt het eenvoudiger om de impact van technische maatregelen, zoals vervanging van componenten of het aanpassen van procesinstellingen, inzichtelijk te maken.
‘

> De rol van Engineering binnen ISO 50001. Ontwerpfase als verplicht aandachtspunt! ISO 50001 schrijft voor dat organisaties bij het ontwerpen van nieuwe installaties, processen en systemen expliciet rekening moeten houden met energieprestaties. Dit betekent dat engineers energie-efficiëntiecriteria moeten meenemen in hun keuzes voor technologie, componenten en infrastructuur. Concreter: Selectie van apparatuur en technologie: kiezen voor oplossingen die op lange termijn het minste energie verbruiken. Integratie in bestaande systemen: bij uitbreiding of vernieuwing moet worden bekeken hoe het ontwerp past binnen het huidige energiemanagementsysteem. Beoordeling van alternatieven: tijdens de ontwerpfase worden verschillende scenario’s vergeleken om de meest energie-efficiënte oplossing te selecteren. Verantwoordelijkheid voor structurele borging: Engineeringteams spelen een sleutelrol bij het borgen van energie-efficiëntie in de technische levenscyclus. Hun besluiten tijdens de ontwerpfase hebben vaak een veel groter effect op het energieverbruik dan operationele maatregelen achteraf. >
‘De norm benadrukt dat organisaties ontwerpcriteria vastleggen en documenteren, zodat deze structureel onderdeel worden van projectmanagement en investeringsbeslissingen’
Aandachtspunten
Bij het opzetten van een energiemanagementsysteem komen inhoud en organisatie samen. Daarom loont het om aandacht te besteden aan:
• Datakwaliteit
Zonder betrouwbare data krijg je geen goed energiemanagement, investeer in goede meetpunten en een eenduidige registratie
• Organisatiecultuur
Zorg voor draagvlak bij de onderhoudsafdeling, betrek hen actief bij het herkennen van verspilling en het voorstellen van verbeteringen
• Koppeling met andere systemen
Een ISO 50001-systeem staat niet op zichzelf, kijk hoe je het kunt verbinden met je onderhoudsstrategie, je vervangingscyclus of duurzaamheidsrapportage
• Kleine stappen, groot effect
Begin op een afgebakende locatie of installatie, ISO 50001 leent zich goed voor een gefaseerde invoering
Engineering staat bovendien niet los van andere stappen in ISO 50001. De data uit de nulmeting en de KPI’s uit de beleidsfase vormen de input voor ontwerpbeslissingen. Andersom leveren ontwerpkeuzes weer input voor monitoring en audits, waarmee aantoonbaar wordt dat de organisatie systematisch blijft verbeteren.
> Een projectmatige aanpak voor ISO 50001: vijf stappen naar energiemanagement. De implementatie van een energiemanagementsysteem volgens ISO 50001 is geen kwestie van losse acties, maar vraagt om een projectmatige aanpak. Organisaties die serieus werk willen maken van energiereductie, kunnen hun traject
opdelen in vijf overzichtelijke stappen. De eerste stap is het uitvoeren van een nulmeting. Hiermee breng je het huidige energieverbruik, de aanwezige assets en de belangrijkste processen in kaart.
Daarna volgt het formuleren van beleid en doelstellingen. ISO 50001 vereist de actieve betrokkenheid van het management. Het is cruciaal om vast te leggen wie verantwoordelijk wordt voor het energiemanagementsysteem en om duidelijke KPI’s te formuleren. De derde stap draait om het opbouwen van het systeem. Denk hierbij aan de inrichting van meetinfrastructuur, dataverwerking en analysestructuren. Borg het systeem bovendien in de werkprocessen en zorg dat het aansluit bij bestaande systemen, zoals onderhoudsplanning of Asset Management.
Op basis van de verzamelde data kunnen zowel technische verbeteringen als gedragsveranderingen en procesoptimalisaties worden doorgevoerd. Of het nu gaat om het vervangen van installaties, het aanscherpen van routines of het stimuleren van energiebewust handelen: iedere stap draagt bij aan de reductie van het verbruik. Tot slot volgt de certificering.
> Wat zegt het pakket voor Groene Groei. Het belang van een structurele en projectmatige aanpak van energiemanagement sluit naadloos aan bij de koers die de Rijksoverheid uitzet. Demissionair minister Sophie Hermans (Klimaat en Groene Groei) benadrukte dit onlangs bij de presentatie van het pakket voor Groene Groei; “Met dit pakket zetten we concrete stappen om ervoor te zorgen dat ons land sterk en onafhankelijker wordt. Ons land wordt sterk als we op eigen benen staan, met energie van dichtbij, een sterke economie en een sterke industrie”. Deze woorden onderstrepen dat energiebesparing en het borgen van efficiëntie in processen en ontwerpen niet alleen bijdragen aan kostenreductie, maar ook aan de weerbaarheid en duurzaamheid van Nederland. ISO 50001 is daarbij van groot nut! <

De industriële sector maakt een versnelde omslag naar energie-efficiënte technologieën en alternatieve energiedragers zoals waterstof, biogas en elektrische opslag. Deze innovaties zijn essentieel voor het behalen van klimaatdoelstellingen en het verlagen van operationele kosten.
Tegelijkertijd brengen ze nieuwe complexiteit met zich mee voor Beheer en Onderhoud. Veel van deze technologieën bevinden zich nog in een vroege adoptiefase. Voor toepassingen zoals waterstofinstallaties, is de praktijkervaring beperkt en ontbreekt het aan betrouwbare gebruikersdata over prestaties, storingsgedrag en onderhoudsbehoefte. Dit maakt het lastig om voorspelbare onderhoudsstrategieën te ontwikkelen en verhoogt de afhankelijkheid van leveranciers en pilotprojecten.
Daarnaast vereisen deze systemen een multidisciplinaire benadering. Naast werktuigbouwkundige en elektrotechnische kennis zijn ook IT-vaardigheden, kennis van dataverwerking en inzicht in veiligheid (zoals ATEX bij waterstof) noodzakelijk. De onderhoudsorganisatie moet zich ontwikkelen tot een adaptieve, kennis gedreven eenheid.
> Invloed op FMECA en risicoanalyses. Binnen het team waarin ik werk maken we naast het uitvoeren van FMECA-analyses ook gebruik van RAM-modellen. Hiermee tonen we in de ontwerpfase aan of een ontwerp aan beschikbaarheidseisen kan voldoen. Tot nu toe maakten we hiervoor gebruik van eigen bekende en bewezen faaldata, die categorisch en uniform wordt verzameld in een eigen faaldata-database. Dezelfde RAM-modellen worden later in de onderhoudsfase weer gebruikt om o.a. onderhouds-maatregelen en eventuele modificaties te toetsen. Door deze modellen jaarlijks te updaten met eigen gerealiseerde faaldata (MTTF en MTTR) geven ze betrouwbaar en actueel inzicht in het effect van voorgenomen maatregelen.
De introductie van nieuwe technologieën en energiedragers heeft zo zeker directe gevolgen voor FMECA-analyses en betrouwbaarheid van RAM-modellen. Door het ontbreken van historische faaldata is het inschatten van faalwijzen en hun kritikaliteit complexer. Dit vergroot de onzekerheid in de uitkomsten en vereist een meer dynamische benadering: FMECA’s moeten wellicht vaker worden herzien op basis van nieuwe inzichten uit monitoring en praktijkervaring.

> Aanbevelingen voor dataverzameling. Om grip te krijgen op prestaties en risico’s, wordt gericht data verzamelen steeds essentiëler:
• Start met pilotprojecten: Documenteer en categoriseer ook in deze fase systematisch prestaties, storingen en onderhoudsacties
• Integreer sensoren en monitoring: Verzamel real-time data over kritieke parameters, koppel deze data aan bewezen faalgedrag
• Gebruik digitale logboeken: Registreer onderhoudsactiviteiten digitaal voor trendanalyse, maak daarbij gebruik van gestandaardiseerde catalogi voor faalmechanismen
• Standaardiseer datadefinities: Werk met uniforme KPI’s zoals MTBF en (energie) prestatienormen
• Stimuleer ketensamenwerking: Deel data met leveranciers, collega-bedrijven en kennisinstellingen
• Investeer in data-analyse: Zet data om in bruikbare informatie door deze slim op dashboards inzichtelijk te maken. Wees kritisch wat je wel en niet wilt weten. Alles maar verzamelen leidt tot onoverzichtelijkheid
De energietransitie vraagt niet alleen om nieuwe technologie, maar ook om een nieuwe manier van denken over beheer. Door vanaf het begin te investeren in data gedreven onderhoud en risicobeheersing, kan de industrie de betrouwbaarheid en veiligheid van haar processen waarborgen — ook in een toekomst die steeds slimmer en duurzamer wordt. <
Bert van der Weide
Asset Engineer, N.V. Nederlandse Gasunie

Warmte op diepte: een monumentale villa verwarmen met een hightech bodemlus
Een rijksmonument verduurzamen zonder afbreuk te doen aan de historische waarde, dat klinkt als een onmogelijke opgave. Toch is dat precies wat Stichting Kraus Groeneveld samen met warmtepompleverancier Teon heeft gerealiseerd op het landgoed Vosbergen in Eelde. Door warmte op te wekken uit de bodem op een diepte van 490 meter, wordt de eeuwenoude villa binnenkort op duurzame wijze verwarmd. En dat zonder grote aanpassingen aan het gebouw
De villa op landgoed Vosbergen wordt deels bewoond, deels gebruikt als muziekmuseum en de verwarmingsvraag is hoog. “Alleen het museum verbruikte jaarlijks al ruim 10.000 m3 gas. Dat moest anders” legt vrijwillige rentmeester van de stichting Harm Katoele uit. “Maar, er gelden voor rijksmonumenten strikte beperkingen. Je kan de ruiten
niet zomaar vervangen door dubbelglas en aanpassingen die nodig zouden zijn voor lage-temperatuurverwarming zouden niet alleen een enorme impact hebben op de gebruikers maar ook hoge kosten met zich meebrengen”. De oplossing moest dus gezocht worden in een techniek die zich aanpast aan het gebouw, in plaats van andersom. OPGELEVERD <
Die oplossing kwam in de vorm van een hoge-temperatuurwarmtepomp van Teon, gevoed door aardwarmte vanaf bijna 500 meter diepte. “De meeste bodemenergiesystemen gaan tot maximaal 250 meter diepte”, vertelt Coen Leo, geoloog en oprichter van Teon b.v. Nederland. “Maar, wij zagen kans om beproefde technieken uit de olie- en gasindustrie toe te passen op ondiepe geothermie”.
De engineeringsfase speelde een cruciale rol in het succes van dit project. In nauwe samenwerking tussen stichting, leverancier en installateur werd het ontwerp stap voor stap uitgewerkt, met oog voor techniek én context. In deze fase werd bepaald hoe de warmtepomp optimaal zou integreren met het bestaande verwarmingssysteem, en welke technische ingrepen nodig waren om dat zonder sloop of ingrijpende aanpassingen te realiseren. Zo ontstond een maatwerkoplossing die recht doet aan het monument én aan de energievraag van vandaag.
> Waarom boren tot 490 meter? Elke 100 meter die je dieper de aarde in gaat, levert gemiddeld 3,5 graden celsius meer temperatuur op. Op 490 meter verwacht men een constante temperatuur van ongeveer 25 graden. Die warmte wordt in een geslotenlussysteem via water omhoog gehaald waarbij het water niet in contact komt met de bodem zelf. Dat maakt het systeem compact, duurzaam en milieuvriendelijk. Bijzonder belangrijk, aangezien het landgoed grenst aan een waterwingebied.
> Niet zomaar aan de slag. De wens om te verduurzamen kwam voort uit de bredere visie van Stichting Kraus Groeneveld, eigenaar van het landgoed. Katoele; “We hebben op het landgoed gekeken naar de biodiversiteit, waterbeheer en klimaatadaptatie. Dan kunnen de gebouwen niet achterblijven. Met hulp van de DUMAVA-subsidie hebben we een investeringsstrategie opgesteld waarbij rendement niet al op de korte termijn noodzakelijk is. De warmtepomp zelf gaat zo’n 20 jaar mee, maar de bronnen kunnen minstens 50 jaar functioneren. Het is dus een investering in de toekomst en het helpt ons de woonlasten van de gebruikers te verlagen. Dat past bij ons maatschappelijke doel”.
> Bouwteam in plaats van bestek. Bijzonder aan het project is de manier waarop het tot stand kwam. In plaats van een traditionele aanbesteding werd gekozen voor een bouwteam. Teon, Stichting Kraus Groeneveld en de lokale installateur Mulder Eelde
> Een ander voordeel van die diepte is dat het water nooit onder de 0 graden celsius komt, in tegenstelling tot ondiepere systemen. Zo hoeven er geen middellen aan het water te worden toegevoegd die ervoor zorgen dat het niet bevriest. “Nee, we gebruiken puur en alleen water”, zegt Leo. “En, omdat we onder de 500 meter diepte boren, valt het niet onder de Mijnbouwwet. Dat maakt het allemaal net even minder ingewikkeld”.


Boorinstallatie schoon
werkten nauw samen. “Dat vraagt om vertrouwen, maar levert veel op”, aldus Katoele. “Je zit samen aan tafel in de engineeringsfase, werkt met een open begroting en stuurt bij waar nodig”. En ook de vrijwilligers van de Stichting speelden een belangrijke rol in het project. Ze hielpen met hand- en spandiensten en ondersteunden het boorteam. “Dat is echt uniek en onderstreept de betrokkenheid bij dit project”, voegt Leo toe.
> Technologie uit de olie- en gasindustrie. De boring bracht technische uitdagingen met zich mee. De bodem wordt na 200 meter namelijk steeds harder, en het is cruciaal dat de boor recht blijft. Teon gebruikte instrumenten en methodes uit de olie- en gaswereld om de boring onder controle te houden, waaronder een pendulumsysteem en precisie-instrumenten om de verticaliteit te meten. “We hebben enorm veel geleerd en weten precies wat we een volgende keer anders of beter kunnen doen”, aldus Leo.
De geboorde putten zijn vervolgens gevuld met een HDPE-lus, een soort lange tuinslang en verzwaard om op hun plek te blijven. Door aan de buitenzijde van de lussen glasvezelkabels te bevestigen, kan TNO temperatuurmetingen doen en de reactie van de ondergrond op warmteonttrekking monitoren. Het project maakt daarmee deel uit van het Geo4All-programma om te onderzoeken of de ondergrond anders reageert bij deze diepere boringen.
> Opschalen en toekomstvisie. Volgens Leo is dit project meer dan een lokale oplossing. Het laat zien dat diepe bodemwarmte technisch haalbaar, betaalbaar en opschaalbaar is. Hij ziet toekomst in het realiseren van mini-warmtenetten, bijvoorbeeld onder een voetbalveld, waarmee 100 tot 200 woningen kunnen worden verwarmd. “We hebben laten zien dat het kan, nu is het tijd om verder te bouwen. De kracht van deze aanpak zit in het schaalniveau. Waar geothermieprojecten vaak duizenden woningen moeten bedienen die daardoor complex worden, is dit systeem juist geschikt voor kleinere eenheden zoals woonwijken, flatgebouwen of monumentale panden”.
> Onderhoud en betrouwbaarheid De warmtepompen van Teon zijn ontworpen voor minimale onderhoudsbehoefte. Jaarlijks is een korte controle voldoende en veel instellingen kunnen op afstand worden aangepast. Het systeem gebruikt iso-butaan als koudemiddel, een milieu-vriendelijke stof die jaren geleden nog op weerstand stuitte vanwege de benodigde certificeringen, maar inmiddels dankzij de opkomst van propaanwarmtepompen breder geaccepteerd is. Het onderhoud wordt uitgevoerd door de lokale installateur Mulder Eelde, die al 35 jaar aan het landgoed verbonden is. Bij grotere storingen staat het team van Teon paraat.
> Impact en maatschappelijke waarde. Wat levert het op? Op de korte termijn zal het leiden tot uitfasering van het gasverbruik en daarmee de CO2 uitstoot, en lagere stookkosten. Verder behoudt het monumentale gebouw zijn functie, wordt er een flinke stap gemaakt richting de duurzaamheidsdoelen van de stichting en vindt er kennisontwikkeling plaats voor toekomstige bodemenergiesystemen in Nederland.
“Als je niks doet, loopt het landgoed achteruit”, zegt Katoele. “Wij willen juist vooruit en dit project laat zien dat dat mogelijk is als je het doet met de juiste mensen, de juiste technologie en de wil om samen te werken”. Leo beaamt dat; “De reacties uit de omgeving zijn louter positief. Recreanten kwamen nieuwsgierig kijken en collega-boorders hebben ons al gebeld: hoe hebben jullie dat gedaan? Hopelijk is dit het begin van concrete stappen om Nederland en haar vastgoed een stukje duurzamer te maken”. <
De Nederlandse startup Ore Energy heeft als eerste ter wereld een iron-air batterij gekoppeld aan een openbaar elektriciteitsnet. Verder in het nieuws: boeren bouwen waterstoffabriek, Britse rivier verwerft rechten en grootste windpark ter wereld krijgt groen licht.
Roestbatterij
De batterij van Ore Energy, die werkt via een omkeerbaar roestproces, draait inmiddels in praktijksituatie op het terrein van TU Delft. Met een opslagduur tot 100 uur biedt de technologie een duurzaam alternatief voor lithium-ion, zonder afhankelijkheid van schaarse grondstoffen. De batterij is volledig in Europa ontwikkeld en gebouwd. Ore Energy wil binnen enkele jaren opschalen naar een productiecapaciteit van 50 gigawattuur voor grootschalige energieopslag.
Tijdens de ontwerpfase lag de focus op schaalbaarheid, lage materiaalkosten en veiligheid. De keuze voor ijzer als kerncomponent maakte het mogelijk om een goedkoop én milieuvriendelijk opslag-
systeem te ontwikkelen dat aansluit bij Europese duurzaamheidsdoelen. Deze sluiten aan bij de Europese Green Deal, die streeft naar klimaatneutraliteit in 2050, het verminderen van afhankelijkheid van kritieke grondstoffen en het versterken van strategische autonomie in energieopslagtechnologieën.
In de fase van ingebruikname werd de batterij gekoppeld aan een lokaal net om onder reële omstandigheden prestaties en betrouwbaarheid te testen. Hierbij werd gemonitord hoe goed de batterij energiepieken opvangt en langdurige opslag levert bij wisselende belasting. De eerste resultaten zijn positief: het systeem functioneert stabiel, met efficiënte oxidatie- en reductiecycli. Deze stap markeert een belangrijke validatie voor commerciële toepassing. Daarnaast wordt de gebruikersinterface geoptimaliseerd voor eenvoudige integratie door netbeheerders, terwijl onderhoudsstrategieën en operationele protocollen in samenwerking met TU Delft verder worden verfijnd. <
VDL Hydrogen Systems en Battolyser Systems ontwikkelen samen een flexibele elektrolyser die groene waterstof kan produceren op industriële schaal. Deze technologie maakt gebruik van duurzaam opgewekte elektriciteit uit zon en wind en is gericht op sectoren die hun afhankelijkheid van fossiele brandstoffen willen verminderen.
De ontwikkeling bevindt zich in een intensieve engineeringsfase. Sinds 2022 werkt een gespecialiseerd team aan een prototype ter grootte van een zeecontainer, waarin ontwerpkeuzes worden getest op efficiëntie, veiligheid en kostprijsverlaging. Het centrale element is een zogeheten ‘stack’, opgebouwd uit gestapelde cellen. Hierin stroomt water met een elektrolyt, dat door middel van elektrische spanning wordt gesplitst in zuurstof en waterstof. Het ontwerp is modulair en schaalbaar, zodat de technologie kan meegroeien met toekomstige vraag.
Capaciteit en prestaties
De elektrolyser krijgt een vermogen van 15 megawatt en kan ongeveer 300 kilogram waterstof per uur produceren. Ter illustratie: één kilogram waterstof maakt de productie van circa 20 kilogram
CO2-vrij staal mogelijk. De combinatie van compacte vormgeving en hoge output maakt het systeem aantrekkelijk voor grootschalige industriële toepassingen.
Flexibiliteit als onderscheidend kenmerk
Een belangrijk innovatiepunt in het ontwerp is de volledige flexibiliteit. De elektrolyser kan snel worden opgestart en stilgelegd, waardoor hij optimaal inspeelt op de variabele beschikbaarheid van hernieuwbare energie. Zo kan bij veel wind overtollige elektriciteit direct worden omgezet in waterstof, terwijl bij minder aanbod gebruik kan worden gemaakt van opgeslagen of geïmporteerde voorraden. Deze flexibiliteit vergroot zowel de efficiëntie van het energiesysteem als de betrouwbaarheid voor afnemers.
Strategische waarde
Door de aanwezige windcapaciteit, infrastructuur en industriële basis heeft Nederland de juiste randvoorwaarden om een hub te worden in de wereldwijde waterstofeconomie. Deze samenwerking legt de fundamenten voor een complete waardeketen die de energietransitie versnelt en nieuwe exportkansen creëert. <

Binnen de werktuigbouwkunde draait het om het begrijpen, modelleren en optimaliseren van complexe fysieke processen. Of het nu gaat om stromingsleer, warmteoverdracht of materiaalgedrag — de kracht van engineering ligt in het omzetten van natuurkundige principes in praktische toepassingen. Precies op dat snijvlak werkt universitair hoofddocent Yali Tang van de faculteit Mechanical Engineering TU/e, die onderzoekt hoe elektrolyse kan worden ingezet voor een geheel nieuwe manier van ijzerproductie.
Haar project, Electrons to Iron (EcoIron), richt zich op een fundamenteel technisch vraagstuk: hoe kan elektrolyse bij lage temperaturen (ook wel metaalelektrodepositie) efficiënt en stabiel worden ingezet om ijzeroxide om te zetten in ijzer? Waar traditionele hoogovens het proces aandrijven met hitte en koolstof, gebruikt deze methode elektrische energie om chemische verbindingen te splitsen — een proces dat volledig controleerbaar is, mits men de onderliggende fysische interacties begrijpt.
> Procesbeheersing op microschaal. Tang benadrukt dat het nog ontbreekt aan diepgaand inzicht in de interactie tussen stroming, ladingsoverdracht en materiaalgroei tijdens elektrolyse. “Om innovatieve technologieën voor ijzerproductie te ontwikkelen,
moeten we het proces van metaalelektrodepositie in zijn volle complexiteit kunnen beschrijven”, zegt ze. Dat betekent: het nauwkeurig modelleren van meerfasenstromen — systemen waarin vaste, vloeibare en gasvormige fasen elkaar beïnvloeden. Binnen het elektrolysebad ontstaan gasbellen, vaste metaalafzettingen en ionenstromen die samen het verloop van de reactie bepalen. Deze interacties zijn dynamisch, niet-lineair en sterk afhankelijk van lokale omstandigheden zoals temperatuur, spanning en concentratieverschillen.
> Simulatie als verlengstuk van het lab. Om grip te krijgen op die complexiteit combineert Tang experimenteel onderzoek met computational modeling. Met behulp van CFD-modellen (Computational Fluid Dynamics) worden stromingspatronen, warmtestromen
Over dr. Yali Tang
Dr. Yali Tang is universitair hoofddocent bij de onderzoeksgroep Power and Flow aan de faculteit Mechanical Engineering van de TU/e. Haar werk richt zich op stromingsleer en transportverschijnselen binnen systemen met meerfasenstromen en (fysisch-)chemische omzettingen. Ze ontwikkelt geavanceerde rekenmodellen voor interfaciale processen en valideert deze met experimentele data.
Samen met industriële partners onderzoekt Tang toepassingen op het gebied van Iron Power-technologie, groene staalproductie en alkalische water-elektrolyse voor waterstofproductie. Haar onderzoek draagt bij aan de volgende generatie reactorontwerpen en energie-conversietechnologieën.
Tang studeerde Chemische Technologie aan de Sichuan University (China) en promoveerde in 2015 aan de TU/e op onderzoek naar gas-vastestromen. Na haar postdoc in dezelfde groep trad ze in 2017 toe tot Power and Flow, waar ze in 2025 werd benoemd tot universitair hoofddocent. Voor haar project EcoIron ontving ze datzelfde jaar een ERC Starting Grant.
en elektrodegedrag tot op microschaal gesimuleerd. Deze simulaties vormen geen vervanging van laboratoriumonderzoek, maar een ingenieurstechnisch hulpmiddel: ze maken het mogelijk om ontwerpkeuzes te testen, parameters te optimaliseren en procescondities te voorspellen. Op basis daarvan kunnen nieuwe reactorconfiguraties worden ontwikkeld die de efficiëntie en stabiliteit van het elektrolyseproces verbeteren.
> Van fysische principes naar functioneel ontwerp. De kracht van Mechanical Engineering ligt in de vertaling van fysica naar techniek. In EcoIron komt dat tot uiting in het ontwikkelen van procesontwerpen die elektrolyse geschikt maken voor continue productie. Daarbij spelen onder meer warmtehuishouding, materiaalkeuze en elektrodegeometrie een rol. Het uiteindelijke doel van het team is om aan te tonen dat elektrochemische reductie van ijzeroxide niet alleen theoretisch mogelijk is, maar ook technologisch opschaalbaar — een cruciale stap richting industriële toepassing. In dat traject komen ontwerp, modellering, materiaalkunde en procestechniek samen in één geïntegreerde ingenieursaanpak.
> Onderhoud in de elektrochemische toekomst. De overstap van fysische principes naar functioneel ontwerp – zoals in het EcoIron-project – laat zien hoe snel techniek verandert. Waar ijzerproductie vroeger draaide om vuur en vlammen, ontstaat nu een wereld van elektroden, elektrolyten en elektrische stromen. Voor Onderhoud betekent dat een fundamentele verschuiving. De installaties van morgen vragen om kennis van warmtehuishouding, materiaaldegradatie en elektrische betrouwbaarheid. Onderhoud wordt niet langer pas gepleegd na slijtage, maar gestuurd door data, procesmonitoring en materiaalkunde. De onderhoudsprofessional van de toekomst is daarmee net zo goed elektrotechnicus als werktuigbouwer – een sleutelfiguur in het duurzaam opschalen van nieuwe productietechnologieën.
> Een bouwsteen in het energievraagstuk. De ontwikkeling van elektrolytische ijzerproductie raakt ook direct aan het energievraagstuk. Waar conventionele staalproductie energie verbruikt in de vorm van fossiele brandstoffen, biedt elektrolyse de mogelijkheid om direct te koppelen aan duurzame elektriciteit. Daarmee kan het proces flexibel meebewegen met het aanbod van zon- en windenergie — een interessant concept binnen de energietransitie.
Bovendien heeft het elektrolytisch geproduceerde ijzerpoeder een extra functie: het kan dienen als energiedrager. In theorie is het mogelijk om overtollige elektriciteit om te zetten in ijzerpoeder en dat later weer te gebruiken als brandstof of reductiemiddel. Zo levert het onderzoek van Tang niet alleen een alternatief voor conventionele metaalproductie, maar ook een nieuwe schakel in de energieketen die opslag en conversie van energie mogelijk maakt.
> Ingenieurschap als motor van innovatie. Tang ziet haar rol als die van een ontwerper én onderzoeker. Ze wil begrijpen hoe fysische mechanismen zich vertalen naar praktische oplossingen — en hoe die oplossingen kunnen worden verbeterd. “Dankzij mijn achtergrond in stromingsleer en elektrochemie kan ik het proces zowel in het lab als in modellen doorgronden,” vertelt ze.
EcoIron staat daarmee niet alleen voor een nieuwe productiemethode, maar vooral voor een nieuw ingenieursparadigma: één waarin mechanische, chemische en numerieke disciplines samenkomen om materiaalketens te herontwerpen. Of, zoals Tang het met een glimlach zegt; “Het is de pure essentie van engineering — complexe systemen doorgronden, begrijpen en verbeteren”. <
‘
’ ‘EcoIron is een drijvende kracht achter de ontwikkeling van elektrolyse voor duurzame metaalproductie’
In het Maintenance Lab van de Hogeschool van Amsterdam (HvA) laten lector Jurjen Helmus en zijn team zien hoe digital twins helpen om onderhoud slimmer te maken en energie te besparen. “Een digital twin is niet een 3D-plaatje waar je omheen kunt lopen. Dat is een marketingverhaal. Je moet kunnen simuleren en daarvoor is data nodig”.
Praten met een machine onmogelijk? Niet in het Maintenance Lab, want daar loopt een proef met een virtuele service monteur die met behulp van real time data van een asset en artificial intelligence praat met diezelfde asset. Helmus; “De machine zegt bijvoorbeeld ‘ik zie aan mijn sensordata dat het niet goed gaat. Ik heb mijn handleiding al gecheckt en dit gaat er fout’”.
> Gat overbruggen. Het Maintenance Lab is een praktijkgericht onderzoeks- en innovatieplatform. Bedrijven brengen er hun onderhoudsvraagstukken in, waarna studenten en onderzoekers ermee aan de slag gaan. Ze ontwikkelen en testen digitale modellen, vaak in nauwe samenwerking met de technische dienst of asset managers van het bedrijf. Zo ontstaat een leeromgeving waar onderwijs en praktijk elkaar versterken en waar bedrijven laagdrempelig kunnen
experimenteren met nieuwe technologieën zoals digital twins. Helmus; “Wij overbruggen het gat tussen de fysieke en digitale wereld voor alles dat met onderhoud te maken heeft”.
> Essentiële digital twins. Helmus is lector Industriële Digital Twins én Lab Lead van het Maintenance Lab. Beide rollen zijn nauw met elkaar verbonden. Eerder dit jaar sprak hij zijn lectorale rede ‘Toekomst van de industrie - Industrie van de toekomst’ uit. In zijn rede benadrukt Helmus dat digital twins essentieel zijn voor een toekomstbestendige industrie. Ze maken het mogelijk onderhoud slimmer te organiseren, verspilling te verminderen en energie efficiënter te gebruiken. Daarmee dragen ze niet alleen bij aan lagere kosten en betere prestaties, maar ook aan verduurzaming en de energietransitie.

Opstellingen met en voor bedrijven Foto: HvA

> Deelprogramma Ecosystemen. Het lab is verdeeld in vier deelprogramma’s. Binnen Ecosystemen worden nieuwe systemen ontwikkeld waarmee bedrijven aan de slag kunnen. “We onderzoeken bijvoorbeeld hoe je machines kunt monitoren zonder sensoren te plaatsen. Met behulp van Motion Magnification worden subtiele trillingen die het menselijk oog niet ziet in videobeelden versterkt en geanalyseerd met AI. Zo worden beginnende defecten zichtbaar voordat een machine echt uitvalt. Een ander voorbeeld is een meetplatform waarmee bedrijven binnen vijf minuten kunnen beginnen met meten van bijvoorbeeld trillingen, vocht, temperatuur of druk”.
> Prognostics en Autonome Inspectiesystemen. Prognostics is het programmadeel waarin machines soms expres kapotgemaakt worden. ‘Gestructureerd laten falen’ noemt de lector het. Door onderdelen extreem te belasten, verzamelen studenten en onderzoekers data waarmee slimme algoritmes leren voorspellen wanneer iets gaat falen. Zo ontstaat een model dat defecten herkent vóórdat ze zich voordoen. Een concreet voorbeeld is de samenwerking met Boon Edam, fabrikant van toegangssystemen. Studenten van verschillende opleidingen en disciplines onderzochten van een veiligheidspoortje welke signalen wijzen op slijtage of naderende defecten. Door die data te verwerken in een digital twin kan het poortje nu zelf aangeven wanneer onderhoud nodig is. Het labonderdeel Autonome Inspectiesystemen houdt zich bezig met het ontwikkelen van slimme inspectie-oplossingen die autonoom fysieke objecten kunnen controleren. Denk aan kleine drones of AGV’s (automated guided vehicles) die een installatie of machine inspecteren zonder dat een mens erbij aanwezig hoeft te zijn.
> Industriële Digital Twins. Het deelprogramma Industriële Digital Twins richt zich op het bouwen van digitale kopieën van machines, installaties en productielijnen. Die virtuele modellen worden continu gevoed met actuele data, zodat ze het gedrag van het
echte systeem nauwkeurig nabootsen. AI speelt daarbij een sleutelrol: algoritmes leren patronen in data herkennen en kunnen voorspellen wanneer een storing dreigt of welke ingreep de prestaties verbetert. Helmus geeft een praktijkvoorbeeld van koelventilatoren op het dak van een datacenter. “Als die uitvallen, heb je een groot probleem. Punt is dat de asset owner niet bij de data van de ventilatoren kan, die is namelijk van de OEM’er. Wij plaatsten sensoren op de ventilatoren om zelf data te verzamelen. Daarnaast maakten we in het lab een systeem ‘kapot’ om daarvan data te verzamelen. Dit vertaalden we naar een algoritme dat we toepassen in het sensorkastje. Als het algoritme een frequentie signaleert die buiten de norm valt, stuurt het een signaal naar de asset owner. Hiermee voorkom je dat je voor elke sensor een dure dataconnectie moet hebben”.
> Nooit spraakverwarring. Het Maintenance Lab is nu zo’n twee jaar actief en hielp al meer dan honderd bedrijven, vertelt Helmus. Er participeren studenten van alle niveaus: mbo, hbo en wo, van alle typen opleidingen en van diverse leerjaren. “Jaarlijks doen meer dan tweehonderd studenten mee. Studenten elektronica, werktuigbouw, Asset Management en bedrijfskunde, maar ook nog veel meer disciplines. Je hebt namelijk alle disciplines nodig bij dit soort vraagstukken. En het werkt: ze werken allemaal ontzettend goed samen, omdat ze allemaal vanuit hun eigen achtergrond werken. Ze zijn fysiek aanwezig, leren elkaar kennen, werken aan hetzelfde doel. Er is nooit spraakverwarring”.
> Energievraagstukken. Het Maintenance Lab zoekt ook naar oplossingen in het kader van de energietransitie. Dat gebeurt onder meer met sensorsystemen die in fabrieken het energieverbruik in kaart brengen. “Veel bedrijven hebben geen idee van hun energieverbruik. Wij brengen dat vrij snel in kaart en geven zo inzicht in welke machines bijvoorbeeld onnodig aan staan”. Netcongestie is in dit kader ook een topic. “Dat aspect wordt vaak top down >

benaderd, wij doen dat juist van onderop. Wij meten de machines en de processen en kijken waar het zuiniger kan. Bijvoorbeeld niet ’s ochtends alle machines tegelijk opstarten, maar na elkaar. Daardoor belast je het net minder. Bij een fabrikant van etiketten plaatsen we nu sensoren op de machines die bepalen of de machine een aankomende order wel aankan. Ook onderzoeken we of het zinvol is om de printers uit te schakelen tijdens de pauzes. In het lab bouwen we aan een miniversie van een datacenter om te kijken of we de CO2-uitstoot kunnen verminderen”.
> Langlopende samenwerkingsverbanden. Het lab werkt in langlopende samenwerkingsverbanden samen met bedrijven. “Daardoor kunnen we iedere keer weer nieuwe teams van studenten op een case zetten en dichter bij het beoogde eindresultaat komen. Het is belangrijk dat je telkens weer de resultaten terugbrengt naar de werkelijke wereld, zodat je bedrijven ook echt helpt. De fabrikant van het poortje hebben we onder meer geholpen met een nieuwe datastructuur, met faaldata en een sensorkit. De asset owner van de ventilatoren beschikt nu over faaldata en een algoritme dat aankomende storingen detecteert”. Bedrijven die een vraagstuk willen inbrengen zijn welkom, zegt Helmus. Onder de EU-regeling Digital Innovation Hub heeft elk bedrijf recht op staatssteun vanuit de EU van 220.000 euro. “Als wij bijvoorbeeld zo’n sensorkastje ter waarde van 10.000 euro leveren voor de ventilatoren, dan moet het bedrijf dat als staatssteun opnemen in de aadministratie”.
> Echte samenwerking. “Ja, het is inderdaad veel wat hier gebeurt. Gelukkig heb ik een goed team dat alles in goede banen leidt. Ik denk dat we voorop lopen met onze aanpak. Zelfs uit Brainport ontvangen we complimenten. De basis van het succes ligt denk ik in de échte samenwerking met de bedrijven. Sommigen komen ook echt een dag in het lab werken aan hun innovatie, bijvoorbeeld omdat wij hier sensorkitjes hebben die ze zelf niet hebben”. De rol van Smart Industry Fieldlab Tech Valley mag hierin niet onvermeld blijven, vindt Helmus. “Zij brengen bedrijven samen rond een vraagstuk waarna we er samen mee aan de slag gaan”.
> Nu verder. Een volgende stap in de ontwikkeling van het Maintenance Lab is een andere, meer bedrijfsmatige locatie. “We zitten hier aan de Wibaustraat middenin Amsterdam op een dure locatie. Er zijn prille ideeën voor een locatie op een bedrijventerrein waar we AI en Asset Management nog beter kunnen laten samenkomen.”
“Als je Onderhoud en Asset Management wilt begrijpen, moet je onderzoek en onderwijs meer fysiek doen. Dat doen we hier. In het lab doen we dingen die in de fysieke wereld lastig te realiseren zijn. Dus ja, je kunt zeggen dat ons lab lijkt op de bedrijfsschool van vroeger. Niveauverschillen, leerjaarverschillen en al die disciplines: alles komt hier samen. Het is fysiek en het is praktisch, wat helpt om de benodigde diepgang te creëren. Het is ook leuk, want techniekstudenten willen niet alleen maar theorielessen: die willen juist klooien”. <
‘ ’ ‘‘Wij overbruggen het gat tussen de fysieke en digitale wereld voor alles dat met Onderhoud te maken heeft’
De energietransitie is een van de grootste opgaven van deze tijd. Binnen de gebouwde omgeving is het essentieel te beseffen dat het merendeel van onze toekomstige gebouwen al bestaat. Voor nieuwbouw gelden inmiddels strenge eisen voor energieprestaties en CO2-neutraliteit. Sterker nog, nieuwbouw kan energie leveren en CO2 opslaan, bijvoorbeeld door toepassing van houtbouw. In Nederland groeit de kennis en ervaring op dit terrein gestaag.
Toch wordt bij bestaande gebouwen – die we ook in de toekomst blijven gebruiken – deze kennis nog te vaak over het hoofd gezien. Het ontbreekt regelmatig aan een goed onderbouwd plan, waardoor investeringen plaatsvinden zonder strategische afstemming. Zo worden zonnepanelen geplaatst op daken die binnenkort groot onderhoud nodig hebben, of warmtepompen geïnstalleerd in gebouwen die op middellange termijn gerenoveerd, gesloopt of verkocht worden. Dit leidt tot desinvesteringen, verspilling van middelen en frustratie bij betrokken partijen.
> Kritiek op overheidsbeleid. Het overheidsbeleid van de afgelopen decennia kent eveneens zijn tekortkomingen. Er ontbreekt een heldere visie, duidelijke regie en een integrale aanpak. Zo had bijvoorbeeld de aanleg van een toereikend elektriciteitsnetwerk of een duidelijke keuze voor een transitie naar waterstof, veel onnodige kosten en netcongestieproblemen kunnen voorkomen.
‘ ’ ‘De uitdaging van de energietransitie in de gebouwde omgeving’

Rene Middelkoop
voorzitter COMOG – Consultants Onderhoudsmanagement Onroerend Goed
> Noodzaak van een strategisch vastgoedplan. De energietransitie vraagt om een integrale benadering, te beginnen met een strategisch vastgoedplan voor de komende twintig tot dertig jaar. Het beoordelen of een gebouw toekomstbestendig is, vereist informatie uit diverse rollen en perspectieven. Belangrijke vragen zijn; heeft de onderneming of instelling het gebouw nog nodig in de toekomst, welke herontwikkelingsmogelijkheden biedt de locatie, zijn er functionele aanpassingen nodig, wat is de technische staat van het gebouw, en hoe ziet na beantwoording van deze vragen de businesscase eruit?
> Inzicht in investeringen en toekomstbestendigheid. Een strategisch vastgoedplan maakt inzichtelijk welke gebouwen toekomstbestendig zijn en waarin verantwoord geïnvesteerd kan worden. Tegelijkertijd wordt duidelijk welke gebouwen op termijn gesloopt, gerenoveerd of verkocht zullen worden – en waarin dus niet of beperkt geïnvesteerd moet worden. Investeringen in verduurzaming die zichzelf niet terugverdienen, raad ik af.
Het is aan te bevelen om energiebesparende en verduurzamingsmaatregelen bij toekomstbestendige gebouwen te koppelen aan het meerjarenonderhoudsplan. Zo worden investeringen efficiënter en worden onnodige kosten voorkomen.
> Oproep tot deskundig leiderschap. De energietransitie is te belangrijk om aan het toeval over te laten. Deskundigen met kennis van onderhoud, beheer én strategie moeten het voortouw nemen. Alleen dan maken we duurzame keuzes die ook op lange termijn standhouden.
> Van symptoombestrijding naar strategisch denken. Pas als we weten waar we naartoe willen met onze gebouwen, kunnen we vandaag de juiste keuzes maken. Laten we stoppen met symptoombestrijding en beginnen met strategisch denken. De tijd om te handelen is nu – met visie, vakmanschap en verantwoordelijkheid. <

Over twintig jaar verbruikt de BV Nederland 400% meer stroom dan nu. Bij voorkeur groene stroom. Met het besef dat we te maken hebben met netcongestie en een politieke beweging naar rechts, betekent dat een stevige uitdaging. Windunie beheert verschillende windparken en zal haar portfolio de komende jaren uitbreiden. Professioneel Asset Management helpt om het maximale uit een windpark te halen en om op basis van juiste analyses stakeholders te kunnen informeren.
De druk op de energiemarkt is groot en groeit. Omdat we fossiele brandstoffen loslaten, door toenemende automatisering en elektrisch transport. Het is nu al zo dat er op piekmomenten – de momenten waarop we veel elektriciteit vragen of aanbieden – soms te weinig ruimte is op het elektriciteitsnet. Hoe moet dat in de toekomst?
> Achterban. “Windenergie, zonne-energie en energieopslag met behulp van batterijen, dat is ónze oplossing”, vertelt Maarten Paauwe, Asset Manager bij Windunie. Windunie brengt de stroomtoekomst in kaart en helpt eigenaren van windturbines of windparken met het Asset Management. “Onze achterban bestaat grotendeels uit agrariërs. Zij hebben land, zij hebben ruimte. Soms verenigen die agrariërs zichzelf in coöperaties of bedrijven om samen een windpark neer te zetten. Zij contracteren Windunie dan als
Asset Management partij”, legt Paauwe uit. Dit is slechts één constructie. Soms is Windunie ook mede-investeerder. “Het doel is in ieder geval om bij te dragen aan de energietransitie. Een belangrijk en ingewikkeld vraagstuk”.
> Asset Management. De Beheer-organisatie van Windunie is in de afgelopen jaren flink gegroeid. Ook is, in samenwerking met Mainnovation, een start gemaakt met het opzetten van een Asset Management-framework. Celeste Schouten, Business Consultant bij Mainnovation; “De focus ligt op betrouwbaarheid: een windturbine moet kunnen draaien wanneer dit nodig is en hij moet stilstaan wanneer je in de negatieve prijzen zit”. Dat is een andere aanpak dan sturen op beschikbaarheid. “Klopt, want dat je keihard kúnt draaien, is soms niet relevant”. Paauwe vult aan; “Een veelgestelde
vraag op verjaardagen is: ‘Waarom staan de windmolens stil terwijl het keihard waait?’ En dat is nou precies wat Asset Management is. We moeten hierin slimme beslissingen nemen. De vraagkant is namelijk niet flexibel. Daarom moeten wij wél flexibel zijn en daarom staan we soms stil”.
> Flexibel. Dat vraagt om meer uitleg: Soms kan het stroomnet het grote aanbod niet aan. Bij veel wind én zon ontstaat een overschot aan elektriciteit, waardoor de prijs zelfs negatief kan worden. Dan is het goedkoper om molens tijdelijk uit te zetten. Bij hoge energieprijzen wil je zorgen dat je park optimaal produceert om hier alles uit te halen. De handelsmarkt van energie zorgt er dus voor dat een park enorm flexibel moet zijn. Paauwe; “Het zou goed zijn als een fabriek op een winderige zondag gaat produceren, maar ja, zo werkt het niet in de wereld”.
> Risico’s mitigeren. Maar Asset Management is meer dan zorgen voor betrouwbaarheid en kosten en opbrengsten optimaliseren. Het gaat ook over het meten en verbeteren van prestaties, het inplannen en uitbesteden van onderhoudswerkzaamheden – wat overigens ook een reden is om windmolens tijdelijk stil te zetten –en om het identificeren van risico’s en kansen. Paauwe; “Windunie is gestart met een pilot om AI te integreren. Dit helpt om meer te weten over faalmechanismen van bijvoorbeeld de tandwielkast of bladen. Zo kunnen we op hoofdcomponentenniveau de turbine beter managen en vooraf risico’s identificeren om mitigerende maatregelen te nemen. Hoe kunnen we een eventueel defect opvangen? Zijn de kranen gecontracteerd? Zijn de belangrijkste reservedelen op voorraad?”
> Communicatie. Het strategisch Asset Management plan is in de afgelopen maanden sterk verbeterd. Schouten; “Dankzij uitgebreidere analyses, hebben we een beter verhaal richting de OEM’er. Windunie heeft zelf geen contracten voor het uitvoeren van onderhoud. Dat ligt bij de OEM’er. Als je met een analyse aankomt, moet dat gedegen zijn. We kunnen nu beter prioriteren en gerichter aansturen”. Ook richting de achterban is de informatievoorziening verbeterd. Paauwe; “We hebben meer informatie over de prestaties en weten

daardoor beter waar we op moeten sturen. Dit vertalen we naar een dashboard en daarmee hebben we een goed verhaal richting onze klanten”. Schouten vult aan; “Je ziet per stafvergadering de verbetering. We kunnen meer delen over de prestaties en dat wordt enorm gewaardeerd”.
> Groener. Paauwe gelooft in de toekomst van windenergie. “We dragen bij aan de energietransitie. Het zou goed zijn als dit wordt gesteund en gestimuleerd door de politiek. Dat we meer energie gaan verbruiken is een feit, dus laten we zoeken naar groene oplossingen”.
De transitie van gas en andere fossiele brandstoffen naar elektrisch is een gigantische operatie. “En niemand weet nog hoe dat exact vorm gaat krijgen”, zegt Paauwe. “Maar, we doen dit stap voor stap. En door professioneel Asset Management kunnen we in ieder geval zorgen dat we het maximale rendement krijgen uit de zon en de wind. We kunnen meer meten en daarop sturen en dat maakt het veel leuker”. <
Over Windunie
Windunie voorziet Nederland al meer dan 20 jaar van duurzame energie. Ze zijn betrokken bij de helft van de windprojecten op land en wekken steeds meer zonne-energie op. Met grondeigenaren, beleidsmakers en energiecoöperaties realiseren ze nieuwe wind- en zonneparken. Van idee tot exploitatie. Tegelijkertijd werkt Windunie aan het steeds beter koppelen van opwek en afname van groene energie.
Windunie verbindt partijen die een duurzaam energieproject willen ontwikkelen. In hun denken en doen is er veel aandacht voor inwonerparticipatie: ruimte voor energie maken ze graa samen. In een succesvolle energietransitie gaat het over mensen én techniek. Daar heeft Windunie slimme oplossingen voor. Dit jaar wil ze in Nederland bekend staan als dé verbinder op het gebied van groene energie.

De Europese chemische industrie, ooit wereldleider, staat onder grote druk. Stijgende energieprijzen, dure grondstoffen en hoge arbeidskosten knagen aan het concurrentievermogen. Vooral in de Antwerpen–Rotterdam–Rijn–Ruhr-regio (ARRRA) is dat voelbaar: het hart van de Europese chemie (goed voor 40% van de petrochemische productie) ziet fabrieken sluiten en bedrijven vertrekken. Tegelijk groeit wereldwijd de vraag naar chemische producten, met een verdubbeling tegen 2050.
Om toekomstbestendig te blijven, moet de sector radicaal veranderen. Defossilisatie – het vervangen van fossiele koolstof door alternatieven zoals CO2, biomassa en afvalstromen – staat centraal. Hier komt Power-to-X (PtX) in combinatie met Carbon Capture & Utilisation (CCU) in beeld.
> Wat is Power-to-X-CCU? Power-to-X verwijst naar het gebruik van hernieuwbare energie om elektriciteit om te zetten in waterstof en andere energiedragers of producten. In combinatie met CCU – het vastleggen en hergebruiken van CO2 – ontstaat een route om circulaire grondstoffen te maken: van methanol en syngas tot synthetische brandstoffen zoals e-kerosine.
> Er staan drie technologiepaden centraal: Thermochemische omzetting – het meest volwassen, al commercieel toegepast bij methanolproductie. Elektrochemische conversie – kansrijk, modulair op te schalen, maar nog in ontwikkeling. Plasma-technologie – veelbelovend, maar vooral nog experimenteel. Volgens de analyses kunnen deze routes de uitstoot drastisch reduceren en zelfs leiden tot negatieve emissies, mits er voldoende groene stroom
beschikbaar komt en recycling écht van de grond komt. “Ons Relyplatform integreert ontwerp, uitvoering én onderhoud van Power-toX-installaties — engineering én onderhoud vormen vanaf dag één het fundament van het succes”, aldus Rely / Technip Energies).
> Kosten en concurrentie. De bottleneck is nu vooral economisch. CO2-gebaseerde producten zijn duurder dan fossiele alternatieven. Voor thermochemische routes zijn elektriciteitskosten de grootste factor, bij elektrochemische en plasma-technologie spelen juist investeringen en onderhoud van installaties de hoofdrol. Pas door schaalvoordelen, technologische verbeteringen en stabiel beleid zullen de kosten de komende 15–20 jaar dalen.
> Innovatie. De innovatie zit in Power-to-X-CCU: het omzetten van afgevangen CO2 naar nieuwe grondstoffen en brandstoffen met behulp van groene stroom en waterstof. Daarmee wordt fossiele koolstof vervangen door circulaire koolstof, wat hard nodig is in sectoren die niet volledig kunnen elektrificeren, zoals de chemie en zwaar transport. De grote vernieuwing is dat bestaande industriele processen worden gekoppeld aan nieuwe routes die zowel kli-
maatwinst als strategische autonomie opleveren. Voor engineering betekent dit een enorme kans: het ontwerpen, bouwen en optimaliseren van nieuwe installaties, netwerken en onderhoudsconcepten die deze CO2-revolutie schaalbaar en betrouwbaar maken.
> Sterktes en zwaktes van de ARRRA-cluster. De regio heeft veel troeven in handen: geïntegreerde industriële clusters, sterke technologie ontwikkeling en een groot afzetgebied voor chemie en brandstoffen. “Onze geavanceerde warmtewisselaars ondersteunen de kosteneffectieve productie van groene methanol en ammoniak in Power-to-X-installaties”, aldus Alfa Laval Nederland. Maar er zijn ook pijnpunten: dure energie, beperkte ruimte voor nieuwe fabrieken, en hoge loonkosten.
Daartegenover staan kansen: Europese klimaat- en energiebeleid dat markten opent, een groeiende roep om strategische autonomie en samenwerking met biogene en afvalstromen. Bedreigingen zijn de sluiting van productielocaties, een risico-averse investeringscultuur en de afhankelijkheid van kritieke grondstoffen.
De regio ziet ARRRA als dé plek om Power-to-X en CO2-hergebruik grootschalig te ontwikkelen. De combinatie van havens, bestaande chemie, energienetwerken en logistiek maakt dit gebied geschikt om koploper te worden in de transitie naar circulaire koolstof.
> Twee strategische routes. Uit de SWOT-analyse komen twee hoofdstrategieën naar voren. Ten eerste de Bouw strategische productiecapaciteit: door eigen PtX-CCU-productiecapaciteit op te zetten kan de regio minder afhankelijk worden van import en tegelijk de chemische sector toekomstbestendig maken. Voorbeelden zijn de productie van duurzame vliegtuigbrandstof (e-SAF) en methanol als platformmolecuul. Ten tweede adviseert TNO wereldwijde technologieleverancier te worden. Door haar sterke kennispositie kan de regio technologie exporteren naar landen met goedkope hernieuwbare energie en veel CO2-bronnen. Zo blijft ARRRA economisch relevant, ook als productie elders plaatsvindt.

Onderhoud en engineering cruciaal in CO2-revolutie De overstap naar Power-to-X en CO2-hergebruik vergt meer dan innovatieve technologie alleen. Onderhoud en engineering spelen een doorslaggevende rol in het succes van de nieuwe installaties.
Waar thermochemische processen al grotendeels bekend terrein zijn voor onderhoudsteams, vragen elektrochemische en plasma-installaties om compleet nieuwe expertise en serviceconcepten. Slim ontwerp, modulair bouwen en voorspellend onderhoud zijn essentieel om de hoge investeringskosten terug te verdienen.
Voor de engineeringsector ligt hier een enorme kans. Van het ontwerpen van katalysatoren en elektrolysers tot de integratie van nieuwe CO2-infrastructuur: ingenieurs worden de sleutelspelers in het opschalen van deze technologie.
> Samenwerking en beleid. Om deze visie werkelijkheid te maken, zijn drie pijlers cruciaal: Beleid: harde doelen en stimuleringsmaatregelen voor circulaire koolstof, zoals nu al bij duurzame brandstoffen. Investeringen: in hernieuwbare energie, netwerken voor waterstof en CO2, en grootschalige pilots. Strategische afstemming: samenwerking tussen industrie, energiebedrijven, overheid en kennisinstellingen. Alleen met deze combinatie kan Power-to-X uitgroeien tot de nieuwe ruggengraat van de chemie en brandstoffen in Europa. “We hebben Worley aangesteld voor de engineering en projectmanagement van ons eFuels-project in Rotterdam — dit bevestigt hoe essentieel engineering is binnen Power-to-X-initiatieven”, aldus Power2X.
> Zo kijkt de overheid ernaar. De Europese Commissie lanceerde begin 2025 de Clean Industrial Deal (CID). Daarmee wil Brussel de energie-intensieve industrie – waaronder de chemie – niet alleen verduurzamen, maar ook concurrerend houden. Een belangrijke pijler: CO2 als grondstof. Dat betekent duidelijke quota, subsidies en infrastructuurplannen voor waterstof, hernieuwbare elektriciteit en CO2-transport. “Met de Clean Industrial Deal zetten we CO2 niet langer weg als afval, maar zien we het als nieuwe grondstof voor een concurrerende en duurzame industrie”, aldus Europees Commissaris voor Industrie, Clean Industrial Deal 2025.
Ook Nederland, België en Duitsland investeren fors in energiehubs rond de Noordzee en in netwerken voor waterstof en CO2. Zo willen de overheden Power-to-X-CCU versnellen en tegelijk banen en strategische autonomie veiligstellen. <
In een wereld waar technologie steeds complexer wordt en kennis steeds schaarser, kan visuele communicatie de oplossing bieden. Dat geldt zeker voor de Procesindustrie, waar het uitleggen van een nieuwe installatie aan operators en technici, die niet bij de engineering betrokken zijn geweest, best een hele opgave kan zijn. In de samenwerking tussen OCI en visualisatiestudio Fuelled komt precies dit spanningsveld samen. Het resultaat? Een digitaal model van een complexe condensatie-unit die bijdraagt aan het overdragen van kennis.
OCI Terminal Europoort (OTE) is een op- en overslagterminal voor ammoniak in Rotterdam. Een van de in gebruik zijnde installaties is een zogeheten koelingskit, bedoeld om ammoniakgas terug te winnen door het te condenseren. “Een proces dat behoorlijk lastig is om uit te leggen aan mensen die niet bij de engineering betrokken
zijn”, vertelt Jelle Takarindingan, Technical Manager bij OCI. “Zeker omdat het gaat om meerdere fasen, stromingen en complexe techniek. Je moet het proces echt kunnen doorgronden om er goed mee te kunnen werken. En daarnaast spreekt niet iedereen de taal van een engineer”.

Condensatie-unit - digitaal Foto: OCI

Tekeningen en schema’s van de installatie waren er genoeg, maar om mensen echt te laten begrijpen wat er gebeurt, was iets anders nodig. “Ik kijk zelf altijd filmpjes van installaties als we iets nieuws aanschaffen. Toen dacht ik: waarom maken wij niet zoiets voor onze eigen assets?” Die visuele aanpak bleek achteraf precies de ontbrekende schakel in het opleidingsproces.
> Van oktoberfest tot animatieproject. Het idee kreeg onverwacht vorm tijdens een gesprek op een oktoberfest-feest, waar Takarindingan in gesprek raakte met Rick Donders, Senior Creative bij Fuelled. Donders; “We kenden elkaar al van het rugbyteam, maar tijdens dat gesprek ontdekten we een nieuwe match”. Wat volgde, was een intensief traject waarin Fuelled de condensatieunit van OCI volledig in 3D modelleerde. De klik tussen beiden bleek cruciaal: open communicatie en wederzijds begrip zorgden
Wat levert het op?
De voordelen van deze aanpak zijn breed:
• Beter opleiden: medewerkers begrijpen complexe processen sneller en beter
• Kostenbesparing: minder onnodig onderhoud en minder faalkosten
• Kennisborging: cruciale proceskennis blijft behouden, ook als medewerkers vertrekken
• Veiligheid en efficiëntie: sneller de juiste keuzes maken in stressvolle situaties
• Toepasbaarheid: inzetbaar voor training, communicatie én voorbereiding op turnarounds
De opbrengst zit daarmee niet alleen in geld of tijd, maar vooral ook in kwaliteit van werken en toekomstbestendigheid. Dat is van onschatbare waarde in een sector waar veiligheid en continuïteit vooropstaan.
voor een soepel creatief proces om de installatie tot in de nodige details digitaal vast te leggen.
Fuelled is gespecialiseerd in het visueel maken van technische processen, met name voor de Maakindustrie. “Het is opvallend hoe weinig gebruik er nog wordt gemaakt van 3D-modellen in opleidings- of communicatiedoeleinden”, aldus Donders. “En dat terwijl bijna elke engineerings-afdeling ze al heeft. Wij slaan die brug tussen techniek en begrijpelijkheid, waardoor kennis beter beklijft en breder gedeeld kan worden”.
> Van vaktaal naar visueel verhaal. De samenwerking begon met luisteren. “Mijn rol is een soort vertaler”, legt Donders uit. “Ik laat technici uitleggen wat er speelt, stel veel vragen en filter het verhaal terug naar de kern. Daarbij worden technische tekeningen, interviews en input uit de praktijk gecombineerd tot een helder visueel script. Het draait om het vinden van de juiste balans tussen technische nauwkeurigheid en begrijpelijkheid”.
Voor Takarindingan was het storyboard cruciaal. “We hebben het proces opgeknipt in drie delen. Dat gaf overzicht en maakte duidelijk hoe diep je kunt gaan. Je kunt in theorie elke moer laten losdraaien in zo’n animatie, maar die mate van detail moet geen doel op zich worden”. Zo leerden zelfs Takarindingan en zijn collega’s nog steeds nieuwe dingen over het systeem. “Je wordt gedwongen om het verhaal écht scherp te krijgen”.
> De impact: inzicht, rust en kostenbesparing. Inmiddels is de eerste animatie, het meest complexe deel van het proces, een jaar in gebruik. En met succes. “Operators en technici begrijpen nu veel beter hoe het proces werkt”, laat Takarindingan weten. “Als er een storing optreedt, weten we nu of het nodig is om direct in te grijpen of dat het proces nog even door kan lopen. Dat vermindert het aantal onnodige storingsmeldingen, zorgt dus voor minder druk op de storingsdienst met minder kosten tot gevolg en maakt ruimte voor gepland onderhoud”.
Vloeistofstroom Foto: OCI

> Verder denken dan opleiden. Hoewel de primaire insteek opleiden was, blijkt de animatie breder toepasbaar. Denk aan kickoff meetings voorafgaand aan een onderhoudsstop, het instrueren van externe partijen of het onboarden van nieuwe medewerkers.
“We overwegen nu om alle drie de fases samen te voegen tot één overzichtsfilm”, vertelt Takarindingan. “Die kunnen we dan niet alleen integreren in ons terminal-handboek, het biedt ook een waardevolle basis voor certificeringstrajecten van onze technici”. Bovendien is de animatie toekomstbestendig. “We kunnen hem hosten in de cloud, zo is de animatie altijd en overal voor iedereen beschikbaar”.
> Strategisch denken in beeld. Visualisatie is nooit een doel op zich. “Wij maken geen filmpjes om het filmpje,” zegt Donders. “We willen echt iets oplossen. Soms adviseren we zelfs om iets niét of op een andere manier te visualiseren, zolang het meerwaarde biedt. Die aanpak voorkomt verspilling van tijd en middelen en zorgt ervoor dat het eindproduct echt aansluit bij de behoefte van de gebruiker”. Die strategische blik wordt gewaardeerd bij OCI. “Het helpt als iemand meedenkt over het doel en niet alleen over de vorm”, aldus Takarindingan.
> Een blik op de toekomst. Binnen OCI wordt al gekeken naar de toepassing binnen toekomstige projecten, zoals waterstofkrakers en nieuwe warmtewisselaars. “Als je visualisatie standaard meeneemt in je projectdeliverables, voorkom je dat je later extra budget moet aanvragen. Die integratie kan ervoor zorgen dat kennisdeling vanaf het begin onderdeel is van de projectaanpak”.
> Techniek begrijpelijk maken is mensenwerk. De samenwerking tussen OCI en Fuelled laat zien hoe technologie, communicatie en opleiden hand in hand kunnen gaan. Door complexe techniek begrijpelijk te maken in beeld, ontstaan er niet alleen slimmere operators, maar ook efficiëntere processen en een sterkere organisatie. Zoals Takarindingan het verwoordt; “Als je met één video een keten van vier processtappen kunt uitleggen, dan weet je dat je iets goeds in handen hebt”. <
‘‘Wie techniek wil overbrengen, moet beginnen met begrijpen wat er verteld moet worden’
’
De Europese Green Deal en de aanhoudende energiecrisis vragen om een fundamentele herziening van industriële processen. Binnen de bouw- en maakindustrie ligt de nadruk steeds meer op energieefficiëntie, circulariteit en de reductie van CO2-uitstoot. Voor engineers betekent dit het ontwikkelen van processen die niet alleen technisch robuust zijn, maar ook toekomstbestendig.
Een goed voorbeeld hiervan is de samenwerking tussen AD Chemicals en Corialis Group, producent van aluminiumprofielen. Hun gezamenlijke engineeringanalyse richtte zich op de chemische voorbehandeling van aluminium in verticale poedercoatlijnen. Door procesoptimalisatie op de locaties in België (Qualicoat Seaside) en Portugal (Qualimarine) wisten de teams aanzienlijke duurzaamheidswinst te realiseren zonder concessies aan kwaliteit.
De kern van de innovatie ligt in energie- en waterbesparing Waar traditionele voorbehandelingsbaden worden verwarmd tot circa 50°C, maakt de nieuwe chemische technologie van AD het mogelijk deze temperatuur te verlagen tot 30–35°C. Hierdoor wordt tot 66,7% minder energie verbruikt. Parallel daaraan werd het waterver-
bruik drastisch verminderd: dankzij recirculatie en geoptimaliseerde beitsprocessen daalde het verbruik van gemiddeld 4.000–5.000 liter per uur naar slechts 500–900 liter — een reductie van 87%. Dit ingenieurswerk combineert chemische innovatie met procesautomatisering en systeemdenken.
Ook op het gebied van kwaliteit presteert het vernieuwde proces uitstekend. De chroomvrije conversielaag zorgt voor sterke lakhechting en corrosiebescherming, die ruimschoots voldoet aan internationale normen (Qualicoat, GSB en Qualimarine). Testresultaten tonen aan dat zelfs na 3.024 uur zoutnevelproef (AASS) de coatings hun beschermende eigenschappen behouden — driemaal de vereiste norm.
De volgende stap voor AD en Corialis richt zich op recycling van chemicaliën en verdere digitalisering van procesbewaking. Deze engineeringgedreven innovaties tonen aan dat samenwerking tussen leverancier en fabrikant de sleutel is tot een klimaatneutrale waardeketen. Zo bouwen AD Chemicals en Corialis niet alleen aan efficiëntere productie, maar ook aan de industriële standaard van de toekomst. <
De transitie naar een duurzame chemie vraagt om vernieuwend denken in ontwerp en engineering. In plaats van fossiele grondstoffen, vormt organisch restmateriaal steeds vaker de basis voor waardevolle chemicaliën. Groente- en fruitresten, aardappelschillen en andere bijproducten worden omgezet in vetzuren die gebruikt kunnen worden in onder meer schoonmaakmiddelen, geurstoffen en voedingsingrediënten. Deze biobased productie levert een aanzienlijke emissiereductie op — tot wel 80% minder CO2 in de keten — zonder concessies aan kwaliteit of kostenefficiëntie.
De kern van deze ontwikkeling ligt in circulair ontwerp. Door reststromen te benutten, ontstaat een gesloten kringloop waarin afval een nieuwe grondstof wordt. Cruciaal hierbij is dat de duurzame alternatieven niet duurder zijn dan hun fossiele tegenhangers. Alleen dan kan de industrie op schaal verduurzamen. Dit vraagt om slimme procesontwerpen, waarin efficiëntie, hergebruik en energiebeheersing centraal staan.
Een recent voorbeeld van deze ontwerpfilosofie is de realisatie van een nieuwe biochemische productielocatie in Noord-Nederland door ChainCraft, een biotechnologische scale-up uit Amsterdam. Deze fabriek wordt gebouwd naast een bestaande voedingsmiddelenproducent, waardoor reststromen direct als grondstof kunnen worden ingezet. De koppeling tussen beide installaties minimaliseert transport, benut bestaande energie-infrastructuur en voor-
komt netcongestie. Zo wordt circulaire chemie niet alleen milieuvriendelijk, maar ook logistiek en energetisch efficiënt.
De stap van pilotinstallatie naar grootschalige productie vraagt om een ontwerpaanpak die schaalbaarheid en flexibiliteit combineert. Ingenieurs werken aan een installatie die eenvoudig kan worden opgeschaald of aangepast aan nieuwe grondstofstromen. Hierbij spelen modulariteit, digitalisering en onderhoudsvriendelijkheid een sleutelrol. Tegelijk wordt aandacht besteed aan het minimaliseren van energieverbruik, warmte-integratie en procesveiligheid — essentiële factoren voor toekomstbestendige industriële installaties.
Naast het technische ontwerp is ook de organisatorische duurzaamheid een uitdaging. De overgang van onderzoeksfase naar productie vereist het opbouwen van lokale kennis en vakmanschap. Door samenwerking met regionale partijen ontstaat een ecosysteem waarin techniek, mens en omgeving in balans zijn.
De ambities reiken verder dan Nederland. De gebruikte technologie is schaalbaar en toepasbaar op locaties wereldwijd, afhankelijk van de beschikbaarheid van organische reststromen en lokale energie- en marktcondities. Zo vormt deze fabriek niet alleen een mijlpaal in circulair ontwerpen, maar ook een blauwdruk voor een duurzame chemische industrie waarin hergebruik en innovatie hand in hand gaan. <

Op de Tweede Maasvlakte bouwt Shell samen met tientallen partners aan Holland Hydrogen 1
— Europa’s grootste fabriek voor groene waterstof. Achter de indrukwekkende cijfers schuilt een verhaal over mensen, vertrouwen en samenwerking. Want deze energietransitie wordt niet gedreven door machines, maar door verbinding.
Tussen duin en zee verrijst een fabriek die symbool staat voor de toekomst van de Nederlandse industrie. Holland Hydrogen 1 zal met een vermogen van 200 megawatt per dag ruim zestigduizend kilo waterstof produceren — genoeg om de CO2-uitstoot van duizenden vrachtwagens of industriële installaties drastisch te verminderen. Maar wie achter de cijfers kijkt, ziet iets nog indrukwekkenders: een samenwerking die zijn weerga niet kent.
> Het project dat de energietransitie vormgeeft. De elektrolysers — tien in totaal, elk twintig megawatt sterk — zijn in Spanje gebouwd en via tweehonderd temperatuurgecontroleerde vrachtwagens naar Rotterdam gebracht. Daar worden ze samengevoegd tot
één geïntegreerd systeem dat gevoed wordt door windenergie van het offshore windpark Hollandse Kust (Noord). “In feite zijn het tien grote rechthoeken bij elkaar, gekoppeld aan vijf transformatoren en een berg elektronica,” vertelt projectingenieur Pascal van Eck. Achter dat understatement schuilt een logistieke en technologische precisie die alleen mogelijk is door samenwerking op het hoogste niveau.
> De kracht van een gedeeld doel. Shell is hoofdaannemer en integrator van het project, maar benadrukt dat het succes niet in eigendom maar in partnerschap ligt. Ingenieurs van verschillende bedrijven werkten in gedeelde ontwerpomgevingen. Veiligheidsinstanties, havenautoriteiten en netbeheerders waren vanaf dag één
‘
‘Elke
we het ontwerp samen hebben gemaakt. Dat is misschien wel de grootste innovatie van allemaal’
betrokken. In plaats van een keten van leveranciers ontstond een netwerk van samenwerkers, waarin elk bedrijf meedeed aan ontwerpkeuzes, testprocedures en risicoanalyses.
“De waterstoffabriek wordt gebouwd volgens een nieuw veiligheidsconcept waarbij de productie onder zeer lage druk verloopt — slechts 0,4 bar, lager dan de druk in een fietsband. Die innovatie is voortgekomen uit gezamenlijke ontwikkeling tussen Shell, technologische partners en certificeringsinstanties. Veiligheid is hier niet de verantwoordelijkheid van één partij, maar een gedeelde cultuur”.
> Van Pernis tot de Rijncorridor. De groene waterstof die straks in Holland Hydrogen 1 wordt geproduceerd, zal in eerste instantie worden geleverd aan Shell’s raffinaderij in Pernis. Daarmee wordt een deel van de huidige grijze waterstofproductie vervangen. Maar het project kijkt verder vooruit; “Via de geplande Delta-Rijncorridor moet de waterstof in de toekomst ook beschikbaar komen
Ontwerp en engineering van Holland Hydrogen 1 Holland Hydrogen 1 bestaat uit tien parallel geschakelde elektrolysers van elk 20 MW (totaal 200 MW). De inbedrijfname start volgens Shell eind 2026; de productie loopt in 2027 op naar circa 60 ton waterstof per dag. De fabriek gebruikt Noordzeewind via het park Hollandse Kust Noord (CrossWind, Shell/Eneco). HH1 tapt het vermogen via het net; circa een derde van de HKN-productie wordt benut. Op de site komen ook zonnepanelen voor niet-kritische systemen.
De waterstof gaat via een nieuwe pijpleiding naar klanten in de Rotterdamse haven en naar Shell Energy and Chemicals Park Rotterdam (Pernis). Er is géén waterstofopslag op het terrein voorzien. Het dagelijkse waterverbruik is ongeveer 700 m³ (gedemineraliseerd) afkomstig uit het Brielse Meer.
De totale projectlocatie beslaat circa 4 hectare, inclusief bezoekerscentrum en groene zones; de bouw startte in september 2022.
voor andere industriële afnemers in Nederland en Duitsland. Daarmee wordt een duurzame energieroute gevormd — een ruggengraat voor een nieuwe, CO2-vrije industrie”.
Van Eck benadrukt dat de techniek voor het maken van waterstof bij de Holland Hydrogen 1 niet anders is dan bij het maken van waterstof in kleinere fabrieken. En al is de Shell-fabriek in Nederland straks in Europa met de Holland Hydrogen 1 van 200 megawatt de grootste, in Saudi-Arabië is de bouw van een groene waterstoffabriek met maar liefst 4 gigawatt vermogen al voor meer dan de helft gevorderd.
> Mensen maken de transitie. Tijdens de World Hydrogen Summit in mei 2025, waar Shell als partner aanwezig was, werd het belang van samenwerking opnieuw onderstreept. Technici, beleidsmakers en ondernemers uit de hele wereld kwamen samen in Rotterdam om de toekomst van waterstof te bespreken. Daar werd duidelijk dat technologie slechts een middel is — het echte verschil wordt gemaakt door mensen die bereid zijn om over grenzen heen te werken.
Bij Holland Hydrogen 1 is dat dagelijks zichtbaar. Elektrotechnici, monteurs, veiligheidskundigen en planners vormen samen een hecht team dat leert, test en innoveert. Hun gezamenlijke werk creeert iets wat groter is dan de som der delen: vertrouwen. <

In de Industrie, in Infra én in de Gebouwde Omgeving is veilig en duurzaam werken belangrijker dan ooit. Maar volgens Ron Vonk, partner bij CoThink en docent in de NVDO Leergang Reliability & Maintenance Engineering (R&ME), ligt de sleutel niet in meer regels, maar in iets fundamentelers: betrouwbaarheid van assets.
“Veiligheid draait niet alleen om gedrag of beschermingsmiddelen,” zegt Vonk. “Het begint bij betrouwbare assets en processen. Als installaties voorspelbaar functioneren, weten operators en monteurs wat ze kunnen verwachten. Betrouwbaarheid schept orde – en orde voorkomt fouten. In feite is voorspelbaarheid de basis van veiligheid”.
> R&ME. Binnen Reliability Engineering gaat het volgens Vonk om het begrijpen van falen: welke componenten kunnen uitvallen, waarom en met welke gevolgen. “Met methoden zoals Failure Modes, Effect and Criticality Analysis (FMECA) en Root Cause Analysis (RCA) breng je alle oorzaken van risico’s of feitelijk opgetreden in-

Betrouwbare pompen, veiliger werk
Bij een groot waterschap kampte men met terugkerende storingen aan een gemaal. De storingen zorgden niet alleen voor productieverlies, maar ook voor gevaarlijke situaties: operators moesten regelmatig ’s nachts ingrijpen bij noodstoringen, soms in natte of slecht verlichte ruimtes.
Een Root Cause Analysis moest achterhalen waarom de pompen zo onvoorspelbaar faalden. De analyse liet zien dat de oorzaak niet technisch alleen was, maar in het onderhoudsproces zelf lag: onvoldoende smering, wisselende werkwijzen en onduidelijke inspectiecriteria.
Samen met de monteurs werden de onderhoudsprocedures vereenvoudigd en visueel gemaakt. Daarnaast werd een vroegtijdige trillingmeting ingevoerd om slijtage tijdig te signaleren. Sindsdien is het aantal storingen drastisch gedaald — maar belangrijker nog: operators hoeven niet meer onverwacht in te grijpen onder risicovolle omstandigheden.
“Door de installatie voorspelbaar te maken, verdween het risico,” zegt de betrokken maintenance engineer. “We praten vaak over veilig gedrag, maar hier bleek: betrouwbaarheid is veilig gedrag van de techniek zelf”.
cidenten in kaart. Door het kiezen van de juiste maatregelen worden de risico’s beheersbaar en herhaling van incidenten voorkomen. Veiligheid wordt dan geen toevallige uitkomst, maar een logisch gevolg van goed ontwerp en onderhoud”. Ook Maintenance Engineering speelt daarin een cruciale rol. “Onderhoud is veel meer dan iets repareren,” legt Vonk uit. “Het is systematisch zorgen dat assets blijven doen wat ze moeten doen. Goed gepland onderhoud voorkomt onverwachte storingen — en onverwachte situaties zijn precies waar ongelukken ontstaan”.
> Energie besparen begint bij slim onderhoud. Volgens Vonk is betrouwbaarheid niet alleen de basis voor veiligheid, maar ook voor duurzaamheid. “Energieverbruik is vaak een afgeleide van betrouwbaarheid,” stelt hij. “Een pomp die versleten is of een compressor die niet goed afgesteld staat, verbruikt onnodig veel energie. Goed onderhoud houdt installaties in hun optimale werkpunt. Zo wordt onderhoud ook een energiemaatregel”. Data-analyse en voorspellend onderhoud spelen hierin een steeds grotere rol. “Door

energieverbruik te monitoren kun je afwijkingen herkennen die wijzen op beginnende defecten. Energieprestatie wordt daarmee een signaal van betrouwbaarheid – en dus van slim Asset Management”.
Ook in de gebouwde omgeving liggen grote kansen. “Een slecht onderhouden luchtbehandelingskast of verkeerd afgestelde regelklep kan het energiegebruik verdubbelen,” zegt Vonk. “Door gericht onderhoud kun je niet alleen comfort en veiligheid verbeteren, maar ook het energieverbruik drastisch verlagen”.
> Een nieuwe mindset. Een maintenance engineer staat midden in de operatie, die ziet wat er écht gebeurt. Daarom moet de maintenance engineer technische bevindingen vertalen naar veiligheidsbewustzijn op de werkvloer. Hij zorgt ervoor dat operators, monteurs en engineers worden meegenomen in het belang van voorspelbare processen. Niet alleen het wat van onderhoud bespreken, maar ook het waarom: veiligheid begint bij begrijpen. Volgens Vonk vraagt dit alles om een brede blik van onderhoudsprofessionals. “De moderne maintenance engineer denkt niet meer alleen in uptime, maar ook in veiligheid en duurzaamheid. Betrouwbaarheid, beschikbaarheid en energie-efficiëntie zijn geen losse thema’s meer, maar drie kanten van dezelfde medaille”. Communicatie en samenwerking zijn daarbij even belangrijk als technische kennis. <
Het mondiale energievraagstuk gaat over veel meer dan de overstap naar zon, wind of waterstof. Het draait om zekerheid van levering, betaalbaarheid, efficiënt gebruik van grondstoffen en een kleinere ecologische voetafdruk. Terwijl de publieke discussie vaak focust op nieuwe technologieën en spectaculaire innovaties, ligt een minstens zo belangrijke uitdaging dichter bij huis: het betrouwbaar en energiezuinig laten functioneren van de installaties en netwerken die we al hebben. Dat is het domein van Reliability Engineering.

Reliability Engineering is het vakgebied dat zich richt op het waarborgen van de betrouwbaarheid, beschikbaarheid en functionaliteit van systemen, processen en apparatuur, dat hun levensduur verlengt en veiligheid borgt. Het combineert data-analyse, risicobeoordeling en onderhouds-strategieën tot één doel: industriële assets zo beheren dat ze langdurig en voorspelbaar presteren, met zo min mogelijk verlies van energie en grondstoffen.
> Het vak van voorspelbaarheid. Waar traditioneel onderhoud vaak reactief is - ingrijpen als er iets misgaat - richt Reliability Engineering zich op het vóór zijn van problemen. Door gebruik te maken van sensoren, historische data en voorspellende modellen kan men ingrijpen voordat een storing optreedt. Dat verkleint de kans op stilstand, vermindert verspilling en verlaagt het totale energieverbruik van een installatie. “Energie besparen is niet alleen een kwestie van nieuwe technologie,” zegt Lisette Kleijkamp, Director Reliability Engineering bij I-Care. “Het begint bij betrouwbaarheid. Elke ongeplande stilstand kost niet alleen productietijd, maar leidt ook tot extra energieverbruik en onnodige emissies”.

> Het menselijke element. Technologie is onmisbaar, maar nooit voldoende. De kern van Reliability Engineering ligt uiteindelijk bij de mensen die met de systemen werken. Engineers, operators en onderhoudsteams moeten data kunnen interpreteren, risico’s inschatten en beslissingen nemen. Dat vraagt om samenwerking tussen disciplines en een cultuur waarin feedback en leren vanzelfsprekend zijn. Kleijkamp; “Het gaat niet alleen om sensoren en software, maar om teams die begrijpen wat die gegevens betekenen en hoe ze daarop kunnen handelen. Het ontwikkelen van zo’n cultuur is geen vanzelfsprekendheid. Het vraagt om training, open communicatie en het doorbreken van traditionele silo’s tussen afdelingen. Operators moeten zich vrij voelen om afwijkingen te melden, en onderhoudsteams moeten toegang hebben tot actuele informatie. Organisaties die hierin investeren, zien niet alleen hun betrouwbaarheid stijgen, maar ook de betrokkenheid en het vakmanschap van hun medewerkers”.
> Betrouwbaarheid als energiebron. Betrouwbaarheid is in feite een onzichtbare energiebron. Een installatie die soepel draait, haalt het maximale uit elke ingevoerde kilowattuur. Er is minder piekbelasting, minder verspilling en minder noodzaak om reserves aan te houden. Dat vertaalt zich in lagere kosten, een kleinere ecologische voetafdruk en een hogere beschikbaarheid van energie voor andere toepassingen. In de huidige context met stijgende energieprijzen en druk op grondstoffen wordt dit steeds belangrijker. Bedrijven die hun processen betrouwbaarder maken, zijn minder afhankelijk van prijsschommelingen en kunnen hun productie plannen met meer zekerheid.
> Breder dan de energietransitie. De energietransitie is een belangrijk onderdeel van het energievraagstuk, maar het gaat breder. “Zelfs als de wereld morgen volledig zou overschakelen op hernieuwbare bronnen, blijven betrouwbaarheid en efficiëntie cruciaal”, meent Kleijkamp. “Windmolens, zonneparken en waterstofinstallaties hebben net zo goed onderhoud nodig als gascentrales of
>


>
chemische fabrieken. Een duurzame energievoorziening staat of valt met systemen die dag in dag uit betrouwbaar presteren”.
Reliability Engineering biedt hier een verbindende schakel. Het maakt niet uit of de energie afkomstig is van fossiele, hernieuwbare of hybride bronnen: de principes van voorspelbaar onderhoud en continue verbetering blijven hetzelfde. “Daarmee is Reliability Engineering niet alleen een hulpmiddel voor de huidige industrie, maar ook een fundament voor de energiesystemen van de toekomst”.
> Economie, ecologie en continuïteit. Door betrouwbaarheid centraal te stellen, snijdt het mes aan drie kanten Kleijkamp geeft drie thema’s; “Economisch: minder ongeplande stilstand en lagere onderhoudskosten. Ecologisch: minder energie- en grondstoffenverbruik, minder afval. En: Operationeel: hogere veiligheid en voorspelbaarheid in de levering van energie en producten”. Ze geeft daarbij aan dat deze voordelen geen neveneffect zijn, maar het directe resultaat van een doordachte, systematische aanpak. “Het is engineering in de meest pure vorm: het optimaliseren van systemen om maximale waarde te halen uit beperkte middelen”.
‘
> Naar een robuust energiesysteem. Het energievraagstuk vraagt om oplossingen die zowel vandaag als morgen werken. Nieuwe technologie en hernieuwbare bronnen zijn belangrijk, maar verliezen hun waarde als de onderliggende infrastructuur niet betrouwbaar is. Reliability Engineering levert die noodzakelijke robuustheid. Het is de stille motor die economische en ecologische doelen bij elkaar brengt en een stabiele basis legt voor een toekomstbestendige energievoorziening.
> Conclusie. “Wie het energievraagstuk wil begrijpen, moet verder kijken dan de nieuwste windturbine of zonnecel”, aldus Kleijkamp. “Het gaat ook om de dagelijkse praktijk van onderhoud, data-analyse en samenwerking met visie op de toekomst. Reliability Engineering laat zien dat duurzaamheid niet alleen draait om innovatie, maar ook om precisie, consistentie en vakmanschap. In een wereld waarin elke kilowattuur telt, is betrouwbaarheid geen luxe, maar een essentiële voorwaarde voor een robuust en toekomstbestendig energiesysteem”. <
‘Reliability Engineering in het hart van het energievraagstuk’
’


Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) zet in Den Haag een belangrijke stap richting een duurzamere rijksvastgoedportefeuille. De Haagse Veste IV – een kantoorcomplex van maar liefst 40.000 m2 – ondergaat een grondige metamorfose. Het wordt een energiezuinig, toekomstbestendig en aantrekkelijk rijkskantoor dat ook bijdraagt aan de vernieuwing van de Haagse Binckhorst.

> Dakpark vol leven. De natuur krijgt volop ruimte in en op het gebouw. Het dakterras verandert in een dakpark met planten, bomen en nestplekken voor vogels. De vertraagde regenwaterafvoer helpt wateroverlast voorkomen en bevordert de biodiversiteit. “Zo wordt natuur een vanzelfsprekend onderdeel van de werkomgeving,” zegt de projectleider. “Van insecten tot vogels – er ontstaat straks een levend ecosysteem op het dak”.
> Biobased en circulair bouwen. Ook bij de materiaalkeuze ligt de nadruk op hergebruik en circulaire principes. Plafonds, wanden en sanitair uit het bestaande gebouw krijgen een tweede leven, aangevuld met materialen die elders vrijkomen. Daarnaast komen er zonnepanelen op het dak en de gevel. De begane grond – nu nog gesloten – wordt open en uitnodigend, met horeca, ontmoetingsplekken en een rijksontmoetings-plein.
> Sneller ontwerpen met standaardisatie. Bij het ontwerp speelt het RVB Ruimteboek een centrale rol. Dit standaardinstrument beschrijft alle type ruimten binnen een rijkskantoor, inclusief de functionele eisen. “Dankzij die standaardisering kunnen we sneller ontwerpen en bouwen. Elke rijksambtenaar moet straks kunnen aanlanden om te werken, te vergaderen of te ontmoeten”.
> Stap voor stap verduurzamen. De oplevering van Haagse Veste IV staat gepland voor augustus 2028. Daarna wordt het gebouw gebruiksklaar gemaakt, zodat eind dat jaar de eerste rijksambtenaren hun intrek kunnen nemen. Het RVB is bezig met een bredere verduurzamingsslag in Den Haag. Naast Haagse Veste IV (40.000 m²) kocht het ook Universe (20.000 m²) aan het Maanplein. Deze panden bieden ruimte om oudere rijkskantoren gefaseerd te renoveren en huurpanden af te stoten. Zo werkt het RVB doelgericht aan een toekomstbestendige en kostenefficiënte huisvesting van de overheid. < De renovatie van Haagse Veste IV is gegund aan aannemer Hegeman Bouw & Infra. Het ontwerp valt op door een groene verbindingsroute die dwars door het gebouw loopt, uitgevoerd als een trappenstructuur vol planten. “Dat groen is aangenaam voor lichaam én geest”, zegt de projectmanager van het RVB. “Beplanting filtert bovendien de lucht”. Naast de groene trappen krijgt het gebouw een geavanceerd klimaatsysteem dat voldoet aan de nieuwste eisen, energiezuinige warmtepompen, zonwering en ledverlichting. Alles is gericht op comfort én een lager energieverbruik.
> Duurzamer dan gevraagd. In de aanbesteding werden aannemers uitgedaagd om binnen het budget het gebouw zo duurzaam mogelijk te maken. De eisen uit de RVB-routekaart (kader) verduurzamen vormden het minimale niveau, maar Hegeman ging verder. Hun voorstel leidt tot een gebouw met energielabel A++++ – beter dan de richtlijn A+++ van de routekaart. “Dat is toch fantastisch”, aldus de projectmanager. “Het laat zien dat duurzaamheid en haalbaarheid hand in hand kunnen gaan”.
De RVB-routekaart verduurzamen is het plan van het Rijksvastgoedbedrijf om alle rijksgebouwen energiezuinig en toekomstbestendig te maken. De routekaart beschrijft hoe panden stap voor stap worden verduurzaamd, met doelen voor energieverbruik, CO2-reductie, circulair bouwen en klimaatadaptatie. Zo moeten alle rijkskantoren in 2050 voldoen aan de klimaatdoelen, met een focus op hergebruik van materialen, duurzame installaties en gezonde werkomgevingen.
De Europese Commissie heeft haar nieuwe mondiale klimaat- en energievisie gepresenteerd. Het document schetst een ambitieus plan om de positie van Europa op de wereldmarkten te versterken en tegelijk de transitie naar schone energie te versnellen. Achter de diplomatieke lijnen schuilt echter een praktische boodschap: de toekomst van Europa is in handen van zijn engineers.
De Europese strategie verbindt diplomatie, energie en industrie met één doel: een rechtvaardige, duurzame en veilige toekomst. De EU wil haar partners wereldwijd helpen bij hun eigen groene transitie, terwijl ze haar eigen concurrentiekracht vergroot
De visie bouwt voort op de Clean Industrial Deal, het plan dat begin 2025 werd gelanceerd om energie-intensieve industrieën koolstofvrij te maken en de Europese maakindustrie te versterken. Daarbij krijgt
techniek een centrale plaats. De Europese engineer, ooit vooral uitvoerder, wordt nu erkend als strategisch architect van de transitie.
> De stille revolutie in de fabriek. De papieren werkelijkheid van Brussel krijgt vorm in fabrieken en installaties door heel Europa. In een papierfabriek in Zuid-Finland wordt al volop gewerkt met restwarmte en groene stroom. Een van de hoofdengineers vertelt; “We zijn niet zomaar van brandstof gewisseld: we hebben een

‘
wereld
een
nodig, en Europa weet hoe het die moet uitvoeren’
systeem herontworpen. Elk onderdeel, van pomp tot sensor, is nu gericht op hergebruik en efficiëntie. De techniek was er al, maar het vroeg lef om hem echt toe te passen”.
Het is precies dat lef dat de EU wil stimuleren. Europa wil een industriële krachtpatser blijven die schone technologie niet alleen ontwikkelt, maar ook exporteert. Sinds 2015 steeg het aandeel investeringen in schone energie met 111%, en inmiddels komt bijna de helft van de Europese elektriciteit uit hernieuwbare bronnen.
Kaja Kallas, hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en vicevoorzitter van de Commissie; “De energievoorziening wordt bewapend terwijl ons klimaat snel verandert. Energie is een hulpbron en een strategisch vermogen. We hebben uiteengezet waar de EU onze klimaat- en energiediplomatie zal richten, van het bevorderen van Europese bedrijven op het gebied van schone technologie tot het verhogen van onze investeringen in projecten over de hele wereld die een duurzame transitie ondersteunen. Onze boodschap is simpel: We willen de energievoorziening van ons continent veiligstellen en met onze partners werken aan een toekomst die wederzijds voordelig is, aangedreven door schone energie en gedefinieerd door klimaatbestendigheid”.
> Techniek als diplomatiek instrument. De Europese visie gaat verder dan innovatie. Ze benadrukt ook diplomatie als middel om duurzame ontwikkeling wereldwijd te bevorderen. De EU zet in op nieuwe partnerschappen — van vrijhandelsovereenkomsten tot groene allianties — waarbij technologische samenwerking de ruggengraat vormt. Koolstofbeprijzing is daarbij een belangrijk middel. Door uitstoot een prijs te geven, ontstaat ruimte voor innovatie en efficiëntere processen. En juist daar, zegt de Commissie, spelen engineers een sleutelrol: zij ontwerpen de oplossingen waarmee bedrijven kunnen voldoen aan klimaatdoelen zonder hun concurrentiekracht te verliezen.
> Van laboratorium naar productie. In de chemische industrie zijn de effecten van die aanpak al zichtbaar. In een Noord-Franse chemische plant draait een deel van de productie inmiddels op groene waterstof. Een procesingenieur vertelt; ““Vijf jaar geleden leek dit onhaalbaar. Te duur, te complex. Nu draaien we proeflijnen die de uitstoot drastisch verminderen. Het is niet alleen een techni-
sche verandering, maar ook een mentale. We zien weer dat techniek vooruitgang mogelijk maakt”. Deze voorbeelden laten zien hoe de Europese strategie werkt: beleid zet de kaders, maar engineers maken het tastbaar.
> De toekomst wordt gebouwd. De mondiale visie van de EU is ambitieus, maar bovenal praktisch. Ze erkent dat klimaatdoelen niet gehaald worden met regels alleen, maar met innovatie, vakmanschap en samenwerking. Europa wil opnieuw een continent van makers zijn — waar engineers niet aan de zijlijn staan, maar aan het stuur. Of, zoals een beleidsdocument het samenvat; “De toekomst van Europa wordt niet geschreven, maar ontworpen”.
Dan Jørgensen, commissaris voor Energie en Huisvesting; “Wat we vandaag presenteren, is een paradigmaverschuiving over hoe de betrekkingen van de EU in de wereld op het gebied van energie en klimaat moeten worden gevoerd. We zullen diplomatie combineren met technische energiebijstand, handelsinstrumenten, industriebeleid en financiën. We zullen veel doelgerichter zijn en ons richten op wederzijdse economische voordelen, decarbonisatie en energiezekerheid. We zullen onze handelsbetrekkingen benutten om meer schone technologieën en meer energieprojecten te leveren, zowel in Europa, met onze buren als wereldwijd”. <

In de wereld van onderhoud en engineering staat veiligheid nooit ter discussie. Zeker niet in sectoren waar gewerkt wordt in explosiegevaarlijke omgevingen, zoals olie en gas, chemie of de procesindustrie. Daar kan een kleine vergissing grote gevolgen hebben. Het internationale IECEx-systeem is ontwikkeld om precies die risico’s te beheersen, en binnen dat systeem neemt de IECEx 03 certificering een bijzondere plaats in. Het is namelijk niet de installatie of de apparatuur die centraal staat, maar de professional zelf.
De IECEx 03 certificering is een persoonsgebonden bewijs van vakbekwaamheid. Het toont aan dat een technicus beschikt over de juiste kennis en vaardigheden om veilig en deskundig te werken met explosieveilige installaties. Of het nu gaat om het installeren van nieuwe componenten, het uitvoeren van inspecties of het repareren van kritische apparatuur, deze certificering maakt duidelijk dat de professional de internationale normen niet alleen kent, maar ook in de praktijk kan toepassen.
> De zekerheid van vakmanschap in elke schakel van het proces. Voor onderhoudsafdelingen betekent dit dat zij kunnen vertrouwen op mensen die aantoonbaar op het hoogste niveau zijn opgeleid en getoetst. Daarmee neemt de kans op stilstand of incidenten drastisch af, terwijl de betrouwbaarheid van installaties juist toeneemt. Ook voor engineeringteams biedt dit grote voordelen. Hun ontwerpen en keuzes worden uitgevoerd door vakmensen die precies weten hoe die vertaald moeten worden naar de praktijk, zonder concessies aan veiligheid of kwaliteit. Het zorgt voor een stevige brug tussen theorie en uitvoering.
De waarde van een IECEx 03 certificering reikt bovendien verder dan de eigen organisatie. In een tijd waarin internationale samenwerking de norm is, fungeert het certificaat als een universeel kwaliteitsstempel. Het geeft opdrachtgevers en toezichthouders de geruststelling dat werkzaamheden overal ter wereld volgens dezelfde hoge standaard worden uitgevoerd. Daarmee wordt vakmanschap niet alleen lokaal, maar wereldwijd erkend.
> Felicitaties! De Rotating-werkplaats van Bilfinger is IECEX03 gecertificeerd! Met het behalen van de IECEx03 certificering heeft Bilfinger niet alleen een belangrijke mijlpaal bereikt, maar ook een stevige basis gelegd voor de toekomst van onderhoud in explosiegevaarlijke omgevingen. De erkenning laat zien dat veiligheid en vakmanschap structureel zijn verankerd in de organisatie. Voor klanten betekent dit dat zij kunnen rekenen op een partner die aantoonbaar voldoet aan internationale standaarden, waardoor de continuïteit van installaties beter wordt geborgd en het vertrouwen in de kwaliteit van de dienstverlening verder wordt versterkt.

> Onderschat het niet. Hoewel de IECEx 03 certificering in de eerste plaats draait om veiligheid en vakbekwaamheid in explosiegevaarlijke omgevingen, heeft zij indirect ook een positieve invloed op energieverbruik. Apparatuur die deskundig wordt geïnstalleerd, onderhouden en gerepareerd, draait immers efficiënter en gaat langer mee. Dit verkleint de kans op storingen en ongeplande stilstand, waardoor installaties minder energie verspillen. Zo draagt een certificering die in de kern over veiligheid gaat, ook bij aan betrouwbaarheid én duurzamer gebruik van energie. <

In één dag krijg je volgens het principe ‘learning-by-doing’ veel nieuwe inzichten en leer je om met een andere blik naar Asset Management te kijken.
Met the GAME doe je, aan de hand van een uitdagende business simulatie, praktijkervaring op met diverse maintenance en Asset Management uitdagingen. We leggen uit hoe je aan de hand van Value Driven Maintenance & Asset Management (VDMXL) waarde kunt toevoegen aan het bedrijfsresultaat. Het gaat over slimme keuzes, preventive maintenance optimization, ISO 55.000, vervangings-beslissingen en levensduuruitbreiding. Ook best practices zoals RCM, TPM en RBI worden behandeld.
Teambuilding
Meld je aan met een team van minimaal vier en maximaal zes personen uit hetzelfde bedrijf en ga de “strijd” aan met Maintenance en Asset Management collega’s van andere bedrijven. Het is inspirerend en leerzaam en daarnaast super leuk en interessant. Het competitieve element geeft de dag een extra uitdaging. Eén team gaat naar huis met de bokaal, maar alle deelnemers krijgen eyeopeners en handvatten om direct in de praktijk te kunnen toepassen.

We geven je praktische en hands-on tools om zelf direct na de training met veiligheid en veilig werken in jouw organisatie aan de slag te gaan. Tijdens de training stel je een concreet plan van aanpak op om de veiligheid in jouw organisatie te verbeteren.
Safety Leadership is een groepstraining van 2 aaneen gesloten dagen incl. avond-programma en een overnachting. De dagen zijn interactief met veel ruimte voor persoonlijke coaching naar aanleiding van jouw specifieke vragen of uitdagingen. Met uitleg, pakkende praktijk-voorbeelden en oefeningen krijg jij concrete handvatten om veiligheid op een hoger niveau te brengen.
Doel
Het doel van de training is om leidinggevenden en veiligheidsprofessionals inzicht te geven in de relatie tussen leiderschap en veiligheid. Welke energie heb jij op veiligheid en welke invloed heeft dit op leiderschap en cultuur? Wat is jouw leiderschap, waar sta jij? Wat is er nodig om in jouw organisatie de stappen te zetten naar een cultuur waarin veiligheid en veilig werken vanzelfsprekend is?

Kennis is onze kracht! Inschrijven kan eenvoudig via de maintenance academy op www.nvdo.nl

Doel
De Inspecteur
Kan op een objectieve en betrouwbare manier inspecties binnen zijn specialisatie Bouwkunde, Werktuigbouw, Elektro-technische installaties, Infrastructurele Werken of Transport uitvoeren conform de NEN 2767. Kan aanvullende inspecties uitvoeren voor onderdelen Brandveiligheid, Energie en Inspectie (BOEI). Heeft inzicht in voldoen aan wet- en regelgeving. Vormt een team met de adviseur, kan de uitkomsten van de inspecties overleggen aan de Adviseur en is ondersteunend aan de adviseur in zijn besluitvorming.
De Adviseur
Kan het inspectierapport, aangeleverd door de inspecteur, op de juiste manier interpreteren. Kan binnen zijn eigen specialisatie een advies uitbrengen op grond van een NEN 2767 inspectie en aanvullende inspectie-items. Kan specifieke wensen van gebruiker/ eigenaar en strategische doelen van de geïnspecteerde asset vertalen naar een advies.
NVDO, Hogeschool Utrecht en Helix Academy verwelkomen je graag als deelnemer aan deze (gecertificeerde) Leergang Conditiemeting.
De NVDO-cursus “ISO 55000 in één dag!” geeft deelnemers waardevol inzicht in de wereldwijde normering. De cursist maakt kennis met de inhoud en heeft aan het eind van de dag een helder en compleet inzicht in de integrale eenduidige aanpak die de norm voorschrijft. Let op: de training gaat specifiek in op de ISO 55.000 serie en behandelt slechts in hoofdlijnen het vakgebied van Asset Management, met als doel de norm te verduidelijken.
ISO 55000 is een internationale norm die de eisen voor het ontwikkelen, implementeren, onderhouden en verbeteren van een managementsysteem voor Asset Management specificeert. De norm specificeert welke elementen in een Asset Managementsysteem zouden moeten voorkomen en hoe deze met elkaar verbonden zijn. De invulling daarvan is aan de organisatie zelf.
Doel
Deelnemers hebben na deze eendaagse training inzicht in de toepassingsmogelijkheden van de ISO 55000 en kennen de integrale eenduidige aanpak die de norm voorschrijft. Bij deelname aan deze eendaagse ISO 55000 cursus is de norm, deel I inbegrepen!

in één dag!

“Bij Unilin Group, onderdeel van Mohawk International, hebben we een grote stap gezet naar voorspellend onderhoud met behulp van online vibratieanalyse. Als Group Reliability Manager heb ik mogen ervaren hoe deze technologie onze productieprocessen aanzienlijk heeft verbeterd.
Onze samenwerking met I-Care heeft ons in staat gesteld om tussen de 100 en 150 vibratiesensoren te installeren in verschillende fabrieken. Deze sensoren monitoren voortdurend de vibratieniveaus van kritieke apparatuur. Voorheen werkten we met vaste alarmniveaus, wat niet effectief was bij variabele belasting en snelheden. Door vibratiedata te combineren met procesdata van PLC’s en deze te analyseren met algoritmen voor anomaliedetectie, konden we nauwkeuriger afwijkingen detecteren.
Een voorbeeld is het monitoren van thermische oliepompen. Door de historische data van deze pompen te analyseren, konden we nauwkeurige voorspellingen maken over hun prestaties en tijdig ingrijpen bij mogelijke storingen. Dit heeft geleid tot minder onverwachte uitvaltijd en een verhoogde betrouwbaarheid van onze productieprocessen. De voordelen van online vibratieanalyse zijn duidelijk: we kunnen storingen veel eerder en nauwkeuriger detecteren dan voorheen. Dit stelt ons in staat om tijdig voorbereidingen te treffen en onverwachte of onnodige uitvaltijd te voorkomen. Hoewel de transitie naar voorspellend onderhoud niet zonder uitdagingen is, met name in de interpretatie van de data, heeft de samenwerking mooie resultaten opgeleverd. Zij levert hoogwaardige

6 maart: Artificial Intelligence voor Maintenanceprofessionals (ONLINE)
In deze eendaagse intensieve online cursus worden de bouwstenen en termen geïntroduceerd om succesvol met AI (ook wel Kunstmatige Intelligentie genoemd) aan de slag te gaan. Onderwerpen als technische aspecten zoals software en data worden besproken. Er wordt tevens aandacht besteed aan de organisatorische en menselijke impact van AI. Tevens komen ruimschoots aan bod: het identificeren van business cases voor AI en het inschatten van de maturiteit van de organisatie rond AI. De spilfunctie van Onderhoud is daarbij cruciaal.
Doel
Deelnemers maken kennis met de laatste innovaties op het gebied van AI. Hierbij gaat de cursist naar huis met kennis over de toepassingen van AI in onderhoud, hoe er kan worden ingespeeld op de ontwikkelingen rondom AI en wat de rol van de onderhoudsprofessional wordt wanneer AI op grote schaal wordt toegepast.
Scan de QR code en doe ook mee!

sensoren en de expertise om deze data om te zetten in bruikbare informatie. Deze helpt ons bij het detecteren van afwijkingen door generieke modellen en detectoren die goed aansluiten op onze apparatuur. Deze methode vormt het hart van I-care’s Collect-ConnectManage-Analyse model.
Dankzij online vibratieanalyse hebben we niet alleen de betrouwbaarheid en veiligheid van onze operaties verbeterd, maar ook bijgedragen aan onze duurzaamheidsdoelstellingen door efficiënter materiaalgebruik en minder energieverbruik. Dit project toont aan hoe digitale tools en menselijke expertise hand in hand gaan om de efficiëntie en duurzaamheid in de productie te verhogen.
Bij Unilin zijn we trots op de vooruitgang die we hebben geboekt en willen we graag onze ervaring hierrond delen met andere industriële maakbedrijven. Deze toepassing illustreert mooi de synergie tussen online vibratiemonitoring en anomaliedetectie en hoe deze technologieën de toekomst van Asset Management vormgeven”.


Toon wereldwijd uw expertise in asset management aan én voldoe aan de internationale standaarden van het IAM

Leert u hoe u asset management standaarden en processen toepast in de praktijk
Leert u risico’s signaleren, inventariseren, beheersen en monitoren
Krijgt u les van IAM endorsed trainers met veel praktijkervaring
Wordt u in 5 dagen klaargestoomd om het IAM-certificaat te behalen
Startdatum voorjaar 2026
Start 3 maart 2026


Startdatum najaar 2026
Start 27 oktober 2026
Training op maat?
Scan de QR
020 - 580 54 00 outvie.nl/iam-certificate-in-assetmanagement
Meld u aan via aanmelding@outvie.nl

Wat is uw CAPEX strategie tegen veroudering?
Doordat onze assets verouderen, groeit de behoefte om te vervangen. Door een onstabiele economie is er echter minder CAPEX budget beschikbaar. Dit dwingt ons om keuzes te maken. Welke projecten kunnen we uitvoeren en welke niet? Welke vervangingen leveren de meeste economische waarde voor het bedrijf? En wat zijn de risico’s achter projecten die niet worden opgepakt?
Binnen de bewezen VDMXL methodologie heeft Mainnovation de SAPA aanpak ontwikkeld als een antwoord op dit dilemma. De Strategic Asset Portfolio Analysis helpt de juiste CAPEX-beslissingen te nemen op basis van verschillende verouderingsvormen, kritikaliteit en business impact. Door op waarde en op risico te sturen, wordt het maximale uit het CAPEX-budget gehaald.