Vakblad Asset Management

![]()

Sociale en Maatschappelijke Impact
Circulair Watergebruik
Inclusie, Campagnes en verantwoordelijkheid























VAM is het vakblad voor Asset Management in Nederland.
Concept en realisatie
Elma Media B.V.
Keizelbos 1, 1721 PJ Broek op Langedijk 0226 33 16 00
www.elma.nl
Art Direction
Elma Media B.V.
Hoofdredacteur
Ellen den Broeder-Ooijevaar, Verenigings Manager NVDO
VAM is een uitgave van de NVDO
Nederlandse Vereniging voor Doelmatig Onderhoud
Lange Schaft 7G
Postbus 138, 3990 DC Houten 030 634 60 40 www.nvdo.nl
info@nvdo.nl
VAM is een samenwerking met TNO, Volandis, Ministerie van SZW, VHP, Rijksvastgoedbedrijf, i-Tanks, Stigas en Sectorinstituut Transport en Logistiek

Auteurs
Je staat in het Stade de France, Parijs. De spotlights knallen aan, indrukwekkende beelden op levensgrote schermen bouwen zich langzaam op en daar is ze dan: Beyoncé. Glimmend van energie, met danspassen die de zwaartekracht tarten. Maar stel je nu even voor... dat het podium waarin ze verdwijnt en opnieuw verschijnt het niet meer doet. Of dat de immense verlichting kortsluiting geeft. Of dat de auto waarmee ze door de lucht zweeft los raakt van de kabel. Kortom: er moet in de ontwerpfase van zo’n show al heel goed rekening gehouden worden met eventuele risico’s en vooral ook met het onderhoud van alle equipment.
Onderhoud is als de onzichtbare choreograaf van onze samenleving. Zolang alles werkt, heeft niemand het erover. Maar zakt er een brug in, breekt een waterleiding, of wordt bijvoorbeeld het Stade de France ontruimd wegens technische mankementen — dan is het ineens nieuws. Groot nieuws.

Pieter Pulleman (Interview Dura Vermeer en Studenten leren bouwen)
Ian van den Brink, NVDO (Ontmoet en Inclusie als kans)
Rijksvastgoedbedrijf (Van de RVB Tafel)
Ideo (Waarom trouw blijven loont)
Laura van der Linde, Mainnovation (gestandaardiseerd onderhoud GNT)
Evi Husson (Draaibrug Gouwsluis)
Addo van der Eijk (Campagnes bedrijfsafval)
Ellen den Broeder-Ooijevaar (alle overige artikelen)
Druk
Elma Media B.V.
Advertentie-exploitatie
Elma Media B.V.
Silvèr Snoek - Sales Manager 0226 33 16 67 - s.snoek@elma.nl
Je denkt misschien: wat heeft Beyoncé nou met onderhoud te maken? Nou, meer dan je denkt. Achter elke tournee zit een leger technici, planners en onderhoudsprofessionals. Geluidssystemen, liften, LED-walls, ventilatiesystemen — die gaan echt niet vanzelf goed. Dat moet onderhouden worden. Beyoncé weet echt wel dat er zonder onderhoud geen show is. Queen B begrijpt sowieso alles van timing, toewijding en de kracht van het onzichtbare werk. Parkwood Entertainment voert dan wel het directe toezicht over alle technische en logistieke onderdelen van Beyoncé’s concerten, maar Beyoncé zelf fungeert als tour director, executive producer én creative director. Dat betekent dat zij diep betrokken is bij het technische en creatieve proces.
Bij recente Cowboy Carter en Renaissance tours werden geavanceerde LED-structuren, mechanische platforms, robotics, pyro en visuele effecten gebruikt, waarbij gespecialiseerde externe technische teams belangrijk waren voor de realisatie en het onderhoud. Zij droegen dus een maatschappelijke verantwoordelijkheid voor de gemiddeld 80.000 bezoekers per concert.
De wereld buiten Onderhoud haalt soms zijn schouders op over de ouderwetse beelden van onderhoud: gereedschapskisten, steigers en meetlatten. Maar in werkelijkheid is modern onderhoud hightech, datagedreven en onmisbaar. Professionele technici zorgen er dagelijks voor dat onze infrastructuur functioneert, systemen veilig blijven draaien en duurzaamheid geen loze belofte blijft. Zonder hun vakmanschap en inzet zouden onze woningen niet comfortabel zijn, onze mobiliteit stilstaan, en onze samenleving letterlijk en figuurlijk stilvallen. Onderhoud is maatschappelijke waarde. Onderhoud is geen kostenpost. Het is een investering in veiligheid, continuïteit, en ja, ook in glamour. Want zelfs glitter moet gelijmd blijven en dat weet de wereldster uit Houston als geen ander.
Ellen den Broeder-Ooijevaar, Hoofdredacteur VAM en Verenigings Manager NVDO


Onderhoud is geen bijzaak: de maatschappelijke waarde van infrastructuurbeheer
Onderhoud is meestal onzichtbaar, totdat het te laat is. Zonder zorgvuldig beheer verliest infrastructuur haar betrouwbaarheid, veiligheid en maatschappelijke functie. In Nederland – waar infrastructuur de basis vormt voor mobiliteit, economie en leefbaarheid –is onderhoud van cruciaal belang. Toch wordt het nog te vaak gezien als een kostenpost in plaats van een strategische investering.
De maatschappelijke waarde van onderhoud reikt verder dan techniek of prestaties. Goed beheer voorkomt ongelukken, houdt steden bereikbaar, beschermt economische processen en draagt bij aan sociale samenhang. Slecht onderhoud leidt daarentegen tot maatschappelijke schade, economische stagnatie en soms zelfs menselijk leed.
Volgens het TNO-rapport Landelijke Prognose Vernieuwingsopgave vertegenwoordigt de Nederlandse infrastructuur een geschatte waarde van 347 miljard euro. Tot 2100 wordt een vernieuwingsopgave van 260 miljard euro verwacht. Dit is geen verre toekomstmuziek, maar een reële uitdaging voor de komende decennia. De implicatie is helder: zonder langetermijnvisie op onderhoud komt de vitale infrastructuur van Nederland onder druk te staan.
De gevolgen van nalatig onderhoud zijn tastbaar en recent. In Genua stortte in 2018 een brug in, met 43 dodelijke slachtoffers als gevolg. In Amsterdam leidde achterstallig onderhoud aan bruggen en kades tussen 2016 en 2018 tot ingrijpende maatregelen en herstelkosten van miljarden. In Zoetermeer werd de Mandelabrug in 2022 per direct buiten gebruik gesteld wegens acute constructieve risico’s. Deze voorbeelden illustreren hoe technische verwaarlozing direct doorwerkt in maatschappelijke schade.
‘
Daar staat tegenover dat er ook positieve ontwikkelingen zijn. Rijkswaterstaat en ProRail tonen aan dat het anders kan. Door in te zetten op datagedreven onderhoud, slimme sensortechnologie en circulaire aanpakken, wordt infrastructuurbeheer niet alleen efficiënter, maar ook duurzamer. Deze organisaties lopen voorop in het gebruik van digital twins, voorspellende algoritmes en hergebruik van materialen. Het zijn voorbeelden van hoe techniek, visie en organisatievermogen kunnen samenkomen. De toegevoegde waarde van infrastructuur is niet theoretisch. Het CBS becijfert dat 13% van de Nederlandse economie direct afhankelijk is van goed functionerende infrastructuur. Logistiek, toerisme, woonwerkverkeer en vitale diensten zoals hulpverlening zijn allemaal gebaat bij robuust, betrouwbaar en goed onderhouden netwerk. Faalt dat netwerk, dan faalt een groot deel van onze economie.
Daarom is het tijd voor fundamentele keuzes. Nederland heeft behoefte aan een structurele benadering van onderhoud: minder reactief, meer voorspelbaar. Dat vraagt om het stimuleren van innovatie, een langetermijnfonds voor vernieuwing van infrastructuur en nauwe samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen en marktpartijen. Het betekent ook dat onderhoud niet langer gezien mag worden als uitstelbare post op een begroting, maar als strategisch instrument voor veiligheid, duurzaamheid en economische continuïteit. Het verdient een vaste plek in beleidsontwikkeling, budgetbesprekingen én publieke bewustwording.
Ronald Wever, Voorzitter
’ ‘Infrastructuuronderhoud is geen technisch detail. Het is een fundamenteel onderdeel van een goed functionerende samenleving’
03 Voorwoord
04 Van de voorzitter
08 De maatschappelijke waarde van onderhoud: waarom trouw blijven loont

12 Draaibrug Gouwsluis krijgt een metamorfose
16 Campagnes bedrijfsafval leveren zichtbaar resultaat op
20 Studenten leren bouwen aan een duurzame samenleving
24 Een kleurige toekomst dankzij gestandaardiseerd onderhoud
28 Hoe verbind je bouwen en onderhouden met sociale verantwoordelijkheid
33 AI in Onderhoud: Van Reactief naar Proactief en Voorspellend Onderhoud
36 Rijksvastgoedbedrijf verduurzaamt duizenden gebouwen van Defensie
40 Inclusie als kans: Sociaal ondernemen en rendement

‘De onderhoudsbranche heeft een goede toekomst als het om duurzaamheid gaat’ > Duurzaamheid als Rode Draad in Carrière en Leven. Van kinds af aan heeft duurzaamheid een centrale rol gespeeld in het leven van Lonneke de Graaff.
Ministerie van Volksgezondheid van Indonesië en Philips gaan samenwerken 10
Afval bestaat niet: Onderhoud bewijst het 15
Waterkoploper Pentair X-Flow: “Wat wij doen, kan elk bedrijf” 18

Wetsvoorstel voor uniforme milieuregels in GWW-sector
Batterijen met een Tweede Leven: Nieuwe Energie voor de Stad van Morgen 26
Kort 23 Kort 31
Samen sterker voor herstel 34
Onder de motorkap 39

Alewijnse en Damen versterken maritieme Toptechniek 44
Zorgen over PFAS helaas terecht 47
Cursuskalender 52

Wat
Themaleider Duurzaam
Inkopen
Duurzaamheid als Rode Draad in Carrière en Leven. Van kinds af aan heeft duurzaamheid een centrale rol gespeeld in het leven van Lonneke de Graaff. “Ik heb altijd geprobeerd het goede te doen voor mens en milieu” vertelt ze. Tijdens haar studie Industrieel Ontwerpen was het thema duurzaamheid al aanwezig, met als hoogtepunt haar afstudeerproject, een speeltoestel op zonne-energie. “Het was zowel duurzaam als educatief”.
Ze ging werken bij BECO, een duurzaamheidsadviesbureau. “Duurzaamheid is iets waar ik energie van krijg en mijn motto is: ik wil elke dag de wereld een beetje beter maken. Voor mij was dat een logische stap”. Hierna volgde DPI Value Centre en EY voordat De Graaff bij CE Delft terecht kwam. Daar werkt ze momenteel als Themaleider Duurzaam Inkopen, waar ze projecten begeleidt op het gebied van MVOI (Maatschappelijk Verantwoord Opdrachtgeven en Inkopen). “We ondersteunen overheden in het kiezen van de meest duurzame leveranciers en monitoren of die leveranciers hun beloftes op het gebied van klimaat en circulariteit waarmaken. Daarbij kijken we naar de totale levenscyclus, van materiaalgebruik tot energieverbruik. We hebben daarvoor een tool ontwikkeld die deze twee factoren tegen elkaar afweegt”.
Dat concept van levenscyclusanalyse speelt een belangrijke rol in het werk van De Graaff. “Wij gebruiken het om de maatschappelijke impact van producten te meten. Dat gaat verder dan CO2-uitstoot en kijkt ook naar verstoring van ecosystemen of de uitputting van grondstoffen. Dit helpt om alternatieven te vergelijken en te kiezen voor de meest duurzame opties”. Met die informatie kunnen overigens niet alleen nieuwe producten ontworpen worden, het geeft ook de nodige inzichten voor het verlengen van de levensduur. “Repareren en onderhouden is vaak duurzamer dan het kopen van iets nieuws, iets dat de onderhoudsbranche goed begrijpt. Levensduurverlenging en de totale eigendomskosten neem ik dan ook altijd mee in mijn advies”.
Ook naast haar werk heeft De Graaff een sterke sociale betrokkenheid en focus op duurzaamheid. “Een aantal jaar geleden besloot ik mijn werkweek te halveren om meer tijd met mijn gezin door te brengen. Dit gaf me ruimte om me ook in mijn sociale omgeving in te zetten, bijvoorbeeld door mensen in mijn buurt te ondersteunen”. Dit gevoel van zorg voor anderen werd verder versterkt door haar werk bij de kerk, waar ze als luisterend oor voor anderen fungeert en mensen helpt met hun problemen. Dit streven naar balans tussen werk, privéleven en maatschappelijke verantwoordelijkheid, is precies de reden om al bijna 10 jaar bij CE Delft te werken. “Onze missie is om oplossingen aan te dragen die bijdragen aan een duurzame maatschappij. Van energie tot mobiliteit en grondstoffen, met onafhankelijk onderzoek helpen we overheden en bedrijven duurzame keuzes maken. We werken altijd met de ambitie om impact te maken”.
Voor De Graaff is duurzaamheid dus meer dan een werkgebied. Het is de kern van haar visie, die ze zowel in haar professionele leven als in persoonlijke keuzes doorvoert. “Of het nu gaat om inkopen of het helpen van mensen in mijn omgeving, ik wil bijdragen aan een wereld die duurzamer en zorgzamer is”. <
‘ ’ ‘De onderhoudsbranche heeft een goede toekomst als het om duurzaamheid gaat’
Onderhoud is als een huwelijk: het draait om beloften, vertrouwen en investeren in de relatie. Geen romantiek met rozen en champagne, maar een zakelijke verbintenis tussen jouw organisatie en de maatschappij, waarin continuïteit, veiligheid en duurzaamheid centraal staan.
Toch behandelen veel organisaties deze relatie alsof ze alleen naar de kosten van een huwelijksfeest kijken: onderhoud lijkt een uitgave, terwijl de waarde pas later zichtbaar wordt. “Onderhoud is veel meer dan een kostenpost, het is een strategische investering in veiligheid, betrouwbaarheid en duurzaamheid,” aldus Bas Horvers, Enterprise Asset Management Consultant bij Ideo.
> De geloften van onderhoud: beloften die ertoe doen. Als onderhoud een stem had, zou het uitspreken; “Ik beloof je draaiende te houden, stil achter de schermen, maar vitaal in elke beweging. Ik blijf trouw aan preventie boven reparatie, zodat jouw processen soepel verlopen. Ik eer het verleden door assets te behouden, het heden door efficiëntie te garanderen en de toekomst door duurzaamheid na te streven”. Achter deze trouwbeloften, schuilt natuurlijk een harde realiteit. Betrouwbare assets voorkomen niet alleen storingen, maar beperken maatschappelijke risico’s. Dat maakt onderhoud niet alleen een operationele noodzaak, maar een strategisch én sociaal instrument.
> Hoe onderhoud past in de assetstrategie. Onderhoud is het huwelijk tussen strategie en praktijk: het verbindt intentie met uitvoering. Toch behandelen veel organisaties het als bijzaak, ad
hoc of uit gewoonte, waardoor kansen op risicobeheersing en waardecreatie verloren gaan. Zoals een goed huwelijk duidelijke afspraken en zorg vraagt, zo vereist onderhoud een strategische lijn. Het geeft praktische invulling aan de assetstrategie: van levensduurverlenging tot risicobeheersing en duurzaamheid. Strategie bepaalt wat en waarom, onderhoud hoe. “Alleen samen zorgen ze voor een relatie die rendeert, economisch én maatschappelijk”, stelt Horvers.
> Waarom onderhoud maatschappelijke waarde heeft. Hij licht aan de hand van vijf redenen toe waarom onderhoud maatschappelijke waarde heeft. Dat illustreert hij aan de hand van een praktijkvoorbeeld uit de watersector, maar deze redenen zouden van toepassing kunnen zijn op elke asset-intensieve organisatie. De eerste reden is veiligheid en gezondheid. Regelmatig onderhoud voorkomt lekkages, storingen en gevaarlijke situaties. “Een waterzuiveringsbedrijf laat dit goed zien,” vertelt Horvers. “Het onderhoud van chemische doseersystemen voorkomt lekkages en beschermt medewerkers tegen giftige dampen. Routinecontroles van UV-desinfectie-units zorgen ervoor dat ziekteverwekkers niet in het drinkwater terechtkomen. Zo wordt de volksgezondheid gewaarborgd en worden ziekte-uitbraken voorkomen”. Hetzelfde voorbeeld toont aan dat onderhoud ook

essentieel is voor het milieu en duurzaamheid. Onderhoud van filtratie- en beluchtingssystemen zorgt dat het gezuiverde water voldoet aan milieunormen. Dit voorkomt vervuiling van rivieren en grondwater en beschermt ecosystemen. Preventief onderhoud van pompen en motoren verlengt bovendien de levensduur van installaties, waardoor minder grondstoffen nodig zijn en onnodig afval wordt voorkomen. Daarmee draagt onderhoud direct bij aan duurzaam ondernemen.
Ook op economisch vlak heeft onderhoud een grote impact. Door assets in goede conditie te houden, blijven processen draaien en wordt productieverlies beperkt. Voor de waterzuiveringsinstallatie betekent dit dat schoon water continu beschikbaar is, zonder kostbare stilstanden. Daarnaast creëert onderhoud werkgelegenheid, van interne teams tot leveranciers van onderdelen en software. Een vierde reden is betrouwbaarheid en risicobeheersing. Een storing in een waterzuivering kan ernstige gevolgen hebben, zoals milieuschade, gezondheidsrisico’s en reputatieverlies. Strategisch onderhoud verkleint deze risico’s aanzienlijk en zorgt dat vitale infrastructuur betrouwbaar blijft functioneren.
De laatste reden die Horvers aanhaalt is sociale legitimiteit. Onderhoud zorgt er ook voor dat omwonenden niet worden geconfronteerd met stankoverlast, geluidshinder of zelfs overstromingen. Dit versterkt het vertrouwen in de organisatie en verhoogt de kwaliteit van leven in de omgeving. Onderhoud blijkt dus niet alleen technisch, maar ook sociaal van grote waarde. Zoals in een goed huwelijk rekening wordt gehouden met de ander, zo toont zorgvuldig onderhoud maatschappelijke betrokkenheid en versterkt dit het vertrouwen van de omgeving.
> De invloed van software en techniek. Onderhoud is niet meer wat het vroeger was. Digitalisering en technologie hebben het vak ingrijpend veranderd. Door slimme sensoren, Internet of Things (IoT) en data-analyse kun je storingen voorspellen voordat ze optreden. Real-time monitoring en dashboards maken zichtbaar hoe assets presteren, zodat je onderhoud kunt plannen op basis van conditie in plaats van vaste intervallen. Software speelt hierin een sleutelrol. Denk aan platforms die risico’s in kaart brengen, onderhoudsmaatregelen prioriteren en voorspellingen doen op basis van historische data. SAP Asset Performance Management (APM) is volgens Horvers een voorbeeld van zo’n oplossing. Het ondersteunt organisaties bij het identificeren van faalmodi, het plannen van onderhoud en het monitoren van de effectiviteit. Dit zorgt voor een continue verbetercyclus. Het resultaat? Minder onverwachte stilstanden, betere veiligheid
‘

Horvers haalt 5 redenen aan waarom onderhoud maatschappelijke waarde heeft Foto: Ideo
en lagere milieubelasting. Maar vooral: onderhoud wordt strategischer dan ooit en de inzet van specialistische software is onmisbaar.
> Het groene-gras-dilemma: vernieuwen of vervangen?
Asset Management draait, net als in een huwelijk, om balans. Met IoT, mobiele toepassingen en kunstmatige intelligentie verleng je de levensduur van assets, verlaag je kosten en vergroot je wendbaarheid. Toch zijn er momenten dat vernieuwen sneller of makkelijker lijkt, bijvoorbeeld bij verouderde technologie of veiligheidsrisico’s. Blind vernieuwen is echter zelden verstandig: het is vaak duurder en minder duurzaam. Horvers; “De beste businesscases kijken niet alleen naar kosten, maar ook naar maatschappelijke baten. Een betrouwbare, duurzame asset is uiteindelijk meer waard dan een snelle vervanging”.
> Ten slotte. Onderhoud is onzichtbaar, maar onmisbaar. Het is de lijm die de relatie tussen jouw organisatie, technologie en maatschappij bij elkaar houdt. Wie onderhoud ziet als strategisch instrument, creëert niet alleen waarde voor de eigen bedrijfsvoering, maar ook voor de samenleving. Zoals in elk goed huwelijk draait het om aandacht, innovatie en vertrouwen. <
‘Wie onderhoud ziet als strategisch instrument, creëert niet alleen waarde voor de eigen bedrijfsvoering, maar ook voor

In een belangrijke stap in de transformatie van de gezondheidszorg in Indonesië hebben het Indonesische Ministerie van Volksgezondheid en Philips plannen aangekondigd om beeldgestuurde therapiesystemen van de nieuwste generatie in het land te installeren. Dit gebeurt als onderdeel van de ondertekende overeenkomsten binnen het project ‘Strengthening Indonesia’s Healthcare Referral Network’ (SIHREN): Versterking van het Indonesische zorgverwijzingsnetwerk.
De baanbrekende overeenkomsten, die na een internationale aanbestedingsprocedure aan Philips zijn gegund, combineren geavanceerde technologie, services en trainingen om de gezondheidsinfrastructuur van het land te versterken. Het initiatief heeft als doel de behandeling van hartziekten, beroertes en kanker — de belangrijkste doodsoorzaken in Indonesië — te verbeteren door de toegang tot geavanceerde zorg en technologie uit te breiden naar alle 38 provincies, van Atjeh tot Papoea. Deze aanpak zal miljoenen patiënten ten goede komen.

Het SIHREN-project is een ambitieus initiatief dat gezamenlijk wordt gefinancierd door de Wereldbank en andere multilaterale ontwikkelingsbanken. Het ondersteunt de gezondheidszorgtransformatie in Indonesië door aanzienlijke verbeteringen aan te brengen in de doorverwijzingsstructuur van zorg.
> Zorgen voor gelijke toegang tot zorg. Met meer dan 280 miljoen inwoners is Indonesië het vierde meest bevolkte land ter wereld. Als uitgestrekte archipel met meer dan 17.000 eilanden, staat het land voor grote uitdagingen om iedereen gelijke toegang tot gezondheidszorg te bieden. Bovendien ziet het land een sterke toename van aandoeningen zoals hartziekten, beroertes en kanker – ziektes die naar verwachting een economische last van maar liefst 4,47 biljoen dollar zullen veroorzaken. Toch is geavanceerde zorg voor deze ziekten momenteel grotendeels geconcentreerd op het dichtbevolkte eiland Java.
Het initiatief zal een landelijk netwerk opzetten van geavanceerde beeldgestuurde operatiekamers en zo de toegang tot minimaal invasieve behandelingen aanzienlijk uitbreiden, verspreid over honderden ziekenhuizen in alle 38 provincies van het land. Het Ministerie van Volksgezondheid heeft zich op lange termijn gecommitteerd aan de landelijke implementatie van het Azurion-platform, afgestemd op de lokale ziekenhuisinfrastructuur en de behoeften van de patiëntpopulatie. Een studie gepubliceerd in het Journal of Minimally Invasive Surgery
toont aan dat minimaal invasieve technieken postoperatieve pijn, hersteltijd en ziekenhuisopnames aanzienlijk verminderen in vergelijking met traditionele open operaties.
> Samenwerking en innovatie. “Betere zorg leveren aan meer mensen vraagt om sterke partnerschappen en de beste innovaties,” zegt Roy Jakobs, CEO van Koninklijke Philips. “Wij voelen ons vereerd om de partner van Indonesië te zijn en onze innovatie precies daar te leveren waar deze het hardst nodig is. Meer patiënten in Indonesië zullen nu toegang krijgen tot betere zorg”.
Minimaal invasieve operaties veranderen levens, en maken behandelopties mogelijk die voorheen ondenkbaar waren. Door kleine incisies kunnen patiënten rekenen op kortere ziekenhuisopnames, minder complicaties en een sneller herstel,” zegt Carla Goulart Peron, Chief Medical Officer bij Philips. “Van het openen van verstoppingen die hartaanvallen veroorzaken, tot het behandelen van beroertes en het gericht bestrijden van tumoren: beeldgestuurde, minimaal invasieve operaties zullen een doorbraak betekenen in de zorg in Indonesië.”
Philips heeft een sterke aanwezigheid in Indonesië, met meer dan 3.900 medewerkers verspreid over 12 steden, en een productiefaciliteit in Batam voor Personal Health. De Philips Foundation is recent een belangrijke samenwerking gestart met World Child Cancer om vroege opsporing van kinderkanker in het hele land te verbeteren. “Wij blijven ons inzetten voor de transformatie van de zorg door innovaties te leveren die zorgen voor betere uitkomsten voor patiënten en een betere ervaring voor zorgverleners,” zegt Astri R. Dharmawan, President-Directeur van Philips Indonesië. “Onze gezamenlijke inspanningen met de Indonesische overheid helpen om de zorgkloof te verkleinen en brengen ons dichter bij een gezond Indonesië”.
‘ ’ ‘Samenwerking brengt minimaal invasieve zorg naar miljoenen patiënten met hartziekten, beroertes en kanker in Indonesië’
Philips op de eerste plaats in de AEX Futureproof Index die maatschappelijke waarde berekent Philips is maatschappelijk gezien het meest waardevolle AEX-bedrijf in Nederland. Dat blijkt uit onderzoek van de Rotterdam School of Management/Erasmus Universiteit, Nyenrode Business Universiteit en strategisch bureau ftrprf. Het onderzoek meet de financiële, ecologische en sociale waarde van de 23 grootste beursgenoteerde ondernemingen in Nederland.
“De resultaten van de AEX Future Proof Index ondersteunen onze missie om betere gezondheidszorg mogelijk te maken voor meer mensen, en laat onze inzet voor duurzame lange termijn waardecreatie zien”, zegt Marnix van Ginneken, lid van de Raad van Bestuur van Philips, over het onderzoek. “De index houdt niet alleen rekening met onze impact op de gezondheidszorg in Nederland, maar onze bijdrage aan het verbeteren van de gezondheidszorg wereldwijd door de ontwikkeling van geavanceerde medische technologie. We zijn trots op deze erkenning van onze inspanningen”.
> Kennis vergaren en op peil houden. De gebruikers van de apparatuur zijn gespecialiseerde artsen en verpleegkundigenook wel interventie-cardiologen en -radiologen genoemd. Zij worden binnen de medische sector in Indonesië opgeleid. Daarnaast heeft Philips een Memorandum of Understanding met het ministerie getekend waarin verdere afspraken worden gemaakt over trainingsprogramma’s. Na de verkoop van Philips-apparatuur verzorgen klinisch applicatie-specialisten trainingen aan de gebruikers in het gebruik van de apparatuur om de mogelijkheden en technologie volledig te benutten. Deze expertise blijft beschikbaar voor de gebruikers en wordt speciaal ingericht in een traingscentrum en service hub. Daarnaast wordt lokaal personeel opgeleid om de apparaten te onderhouden, Philips-service-engineers wereldwijd ontvangen uitgebreide trainingen. In Best heeft Philips een speciaal trainingsinstituut dat de kennis van haar service engineers wereldwijd op peil houdt.
“We zijn verheugd om samen te werken met het ministerie van Volksgezondheid om de transformatie van de gezondheidszorg te ondersteunen en de capaciteit van het Indonesische gezondheidszorgsysteem te vergroten”, aldus Dharmawan. “Samen zullen we manieren ontdekken om zorgprofessionals op te leiden, de acceptatie van digitale technologieën te verbreden en de toegang tot gezondheidszorg te verbeteren om betere zorg voor meer mensen te bieden”. <
De draaibrug Gouwsluis over de Gouwe in Alphen aan den Rijn is aan vervanging toe. René Pot, technisch projectleider beweegbare spoorbruggen bij ProRail gaat dieper in op de geplande werkzaamheden.
De spoorlijn Leiden – Woerden dateert uit het jaar 1878 net als de vaste constructie van de draaibrug Gouwsluis in Alphen aan den Rijn. Deze bestaat uit twee landhoofden (steunpunten die de overgang vormen van de weg naar het viaduct) en een middenpijler waar de remmingswerken aan vast zitten. Het beweegbare deel werd in 1982 gebouwd. “De houten funderingspalen van de landhoofden zijn nog steeds in zeer goede staat. Toch werden deze in 2006 versterkt door middel van groutankers en stalen palen. Dit was nodig aangezien de landhoofden langzaam naar elkaar toezakken door de zachte ondergrond. Inmiddels hebben we vastgesteld dat er ook speling zit op de middenpijler. We monitoren dit nauwgezet en er is nog geen risico, maar het kan op de langere termijn een risico worden”.
> Meer verkeer. De verzakkingen leiden ook heel af en toe tot storingen. Pot; “Bij erg warm weer zet de stalen brug een beetje uit. Doordat het staalwerk uitzet en de landhoofden naar elkaar toe zakken, moeten we de veiligheidssystemen af en toe aanpassen”.
Er rijden ook steeds meer treinen over de spoorbrug waardoor de belasting van de ondergrond steeds zwaarder wordt. “Daarom hebben we besloten om iets aan de situatie te doen. We gaan de landhoofden exponentieel vergroten om ze toekomstbestendig te maken en de brug zal tegelijkertijd worden gerenoveerd”.
> Renovatie brug. De voorbereidingen van het project zijn inmiddels begonnen. “Doel is om in oktober 2026 te starten met de werkzaamheden die in totaal negen maanden zullen duren. De brug zal met vijzels worden opgevijzeld en op pontons worden uitgevaren om vervolgens op een werf droog te kunnen bewerken. Aan één zijde van de brug is er sprake van aanvaarschade. Een aannemer zal het beschadigde stuk staal onder zijn hoede nemen. We hebben de brug laten doorberekenen en de levensduur bedraagt nog minimaal zestig jaar als de schade wordt hersteld. Daarnaast zal de brug worden gecontroleerd op corrosie die zal worden verwijderd. De brug zal hier van een nieuwe coating worden voorzien”.


> Elektrische installatie. Naast de brug zal ook de elektrische installatie worden aangepakt. “Diverse onderdelen van de elektrische installatie zijn einde levensduur waardoor we deze volledig zullen vervangen. Op dit moment moeten monteurs altijd eerst over het spoor om de technische ruimte te betreden, waardoor het spoor tijdelijk buiten bedrijf moet worden gesteld. Daarom zullen we direct aan de zijde van de aanrijroute een nieuwe technische ruimte met compleet nieuwe besturingstechniek plaatsen volgens de laatste standaard. Lokaal zullen we nieuwe plc’s installeren die we ook op afstand zullen kunnen bedienen”.
> Beweegbaar gedeelte. Ook het beweegbare deel wordt vervangen. “Dit doen we in een secundair traject binnen het project. De huidige hefcilinder is versleten en gaan we vervangen voor een nieuw ontwikkelde hefcilinder die we in de toekomst ook bij andere draaibruggen willen gaan inzetten. Het nieuwe exemplaar bestaat uit minder onderdelen waardoor er naar verwachting minder slijtage zal optreden en minder onderhoud nodig is. Momenteel voeren we eens per maand onderhoud uit. Dit bestaat uit inspectie, smeerwerk, en indien nodig het vervangen van olie. Jaarlijks vindt er een uitvoerigere inspectie en oliebemonstering plaats. Doel is om dankzij de nieuwe hefcilinder de onderhouds- en storingsfrequentie aanzienlijk te verlagen”.
Planning
• Inschrijvingen voor aanbestedingen17/06/2025
• Gunningsbeslissing voor aanbesteding 21/08/2025
• Definitieve gunning 11/09/2025
• Voorbereidingen uitvoering gereed 12/10/2026
• Start stremming treinverkeer 12/10/2026
• Aanvang baanvak Alphen aan den Rijn – Bodengraven buiten exploitatie 12/10/ 2026
• Brug Gouwsluis in dienst voor scheepvaart 02/07/2027
• In dienst stellen treinverkeer Alphen aan den Rijn –Bodengraven 14/07/2027
> Fundatie. Een van de meest tijdrovende werkzaamheden van het project betreft het vervangen van de fundatie. “Deze zullen we volledig verwijderen en vervangen door nieuwe palen en een landhoofd. Het materiaal van de fundatie wordt beton. We kiezen er bewust voor om geen nieuwe betonsoorten te gebruiken. Bij de overgang van het spoor naar de brug is er bij een spoorweg sprake van een brugovergang die zorgt voor een korte piekbelasting die veel krachtiger is in vergelijking met gewone bruggen voor wegverkeer. We willen hier niet het risico lopen dat er afbreuk optreedt met betonsoorten die nog niet voor een lange periode in de praktijk zijn getest”.
> Levensduur. De verwachte levensduur van de nieuwe fundering is 100 tot 150 jaar. “De nieuwe fundatie voor de draaibrug Gouwsluis is existentieel groter dan de oude. Dit is niet meteen nodig voor het treinverkeer aangezien hier vanwege de zachte ondergrond in de regio is gekozen voor licht treinmaterieel. Wel is een stevige fundatie nodig voor de scheepvaart. De huidige regelgeving schrijft voor dat landhoofden het ten gevolge van een aanvaring niet mogen begeven”.


> Negen maanden. De grootste uitdaging is volgens Pot om alles binnen een tijdsbestek van negen maanden te realiseren met een minimale overlast voor de reizigers. “In het voortraject hebben we diverse mogelijkheden onderzocht en de haalbaarheid getoetst, zoals een tijdelijk station ten oosten van de spoorbrug of een ander brugtype, maar hier hangt meteen een veel hoger prijskaartje aan vast. Gedurende negen maanden zal NS er alles aan doen om de reizigers met zo min mogelijk extra reistijd op hun bestemming te krijgen”.
> Scheepvaart. De scheepvaart heeft minder last van de onderhoudswerkzaamheden. “De route zal voor scheepvaart in totaal in kortere periodes worden gestremd. Er is weinig professionele vaart op deze route, maar we doen ons uiterste best om zo weinig mogelijk hinder te veroorzaken, steeds in overleg met de provincie. Zo proberen we volledige stremmingen zoveel mogelijk te beperken tot weekenden of 8-uur-diensten”.
‘
Aannemers
De plannen voor de renovatie van de draaibrug Gouwsluis over de Gouwe in Alphen aan den Rijn zijn klaar en de aanbestedingsronde is inmiddels achter de rug. Voor het ontwerp van de hefcilinder en voor het ontwerp als geheel werden al in een vroeg stadium aannemers in de arm genomen, respectievelijk Molenmaker techniek uit Sneek en ingenieursbureau Movares. Voor de uitvoering vond de aanbestedingsfase afgelopen zomer plaats. De gunningsbeslissing viel op 21 augustus, de definitieve gunning vond plaats op 11 september. Welke partijen nog meer betrokken zijn bij dit project, is bij het ter perse gaan van deze VAM nog niet bekendgemaakt.
’ ‘Het wetsvoorstel gaat niet alleen over regels, maar over het creëren van een duurzaam, eerlijk en toekomstgericht fundament voor onze infrastructuur’
Ik hoor het steeds vaker: afval bestaat niet. Maar laten we eerlijk zijn, in de meeste organisaties gedráágt afval zich nog prima. Het wordt nog steeds weggeboekt, afgevoerd, vergeten. Pas als de container vol zit, wordt er naar gekeken.
We mogen, moeten zelfs als je het mij vraagt, hier anders naar gaan kijken en er mee omgaan. Want nu staat afval gelijk aan een eindstation. Maar in het circulaire gedachtegoed bestaat dat eindstation nauwelijks. En dat is wel de toekomst waar we op af stevenen. Het is het resultaat van keuzes die eerder zijn gemaakt in ontwerp, in gebruik en jawel: in onderhoud.
In dat onderhoud ligt ook de praktische kracht om ons denken concreet te veranderen. Onderhoud en Asset Management zijn cruciaal in de verschuiving van een lineaire naar een circulaire economie. Niet als bijzaak, maar als fundament. Want wat goed onderhouden wordt, blijft in de kringloop. Wat slim gemonitord wordt, kan langer mee. En wat inzichtelijk wordt beheerd, eindigt niet als ‘afval’, maar als herbruikbaar onderdeel van een waardevolle keten. Goed Onderhoud en Asset Management zijn de stille correcties op een systeem dat gewend is om weg te gooien.
‘ ’ ‘Goed Onderhoud en Asset Management zijn de stille correcties op

In een circulair model draait alles om waardebehoud. Maar waarde behoud je niet pas aan het einde van de levensduur, je bewaakt het elke dag. Met inspecties, met data, met mensen die weten hoe iets werkt én waarom het ertoe doet.
Daarmee zijn jullie niet de lezers van Vakblad Asset Management techniekexperts, maar waarde-regisseurs. Want het verschil tussen een afgeschreven installatie en een herbruikbare asset is vaak geen toevallige meevaller, maar het gevolg van jarenlang onderhoudsbeleid. Denk aan materiaalzuiverheid bij demontage. Aan modulaire vervanging. Aan toegang tot actuele assetdata. Allemaal elementen die bepalen of iets afval wordt of grondstof blijft.
Afval is dus geen onvermijdelijk bijproduct. Het is een keuze. Of beter gezegd: het is vaak het gevolg van het uitblijven van keuzes.
En laat dat nou precies zijn waar jullie dagelijks het verschil maken. In een wereld die steeds meer moet doen met minder, is het onderhoudsvak één van de weinige domeinen waar circulariteit geen vergezicht is, maar al in uitvoering. Jullie maken de circulaire economie tastbaar. Praktisch. Meetbaar.
De rest mag nog leren denken in waarde. Jullie doen dat al. En het wordt hoog tijd dat dit vak niet alleen meer gehoord, maar ook serieuzer gewogen wordt. Want pas als we snappen dat onderhoud de grens trekt tussen waarde en verspilling, kunnen we écht zeggen: afval bestaat niet. <
Chantal de Groot Circulaire strateeg in metaalverwerking A&M Recycling

Bedrijven scheiden hun afval beter. Naast de restafvalbak kiezen bedrijven vaker voor extra bakken voor glas, papier/karton en andere stromen. De campagnes ‘Doe alsof je thuis bent’ en ‘Aan de bak’ van de Vereniging Afvalbedrijven dragen daaraan bij. Het aantal afvalbakken per bedrijfslocatie is gestegen van 1,28 gemiddeld naar circa 1,55.
Op de werkvloer produceren we in Nederland ruim vijf miljard kilogram bedrijfsafval per jaar, waarvan minder dan de helft wordt gerecycled. Om bedrijven aan het scheiden te krijgen, lanceerde de Vereniging Afvalbedrijven in 2023 de communicatiecampagne ‘Doe alsof je thuis bent’, die werknemers opriep om samen met hun leidinggevende aan de slag te gaan met afval scheiden op de werkvloer. Een jaar later volgde de campagne ‘Aan de bak’ waarin inzamelbedrijven nieuwe klanten adviseren om minimaal twee bakken te nemen. “Het was al onderdeel van onze klantgesprekken, maar dankzij de campagne hebben wij hier meer focus op”, vertelt Bas Jonkers, commercieel manager van Van Kaathoven.
> Nieuwe en bestaande klanten. Bij nieuwe klanten zorgt Van Kaathoven dat er minimaal twee bakken komen te staan. “We hebben instructies gegeven aan onze verkoopafdelingen en buitendiensten om bedrijven bewust te maken van het belang van
gescheiden inzameling. Ook onze bestaande klanten benaderen we actief. Inmiddels is het geen campagne meer, maar een vast onderdeel van ons werkproces”. Jonkers ziet een positief resultaat. “Het aantal bakken per locatie is sinds de campagne gestegen. We krijgen meer grondstoffen binnen”.
> Duurzaamheid leeft bij bedrijven. De campagnes komen als geroepen. “Een perfecte timing”, stelt Jonkers vast, vooral omdat het thema duurzaamheid leeft binnen het bedrijfsleven. “In het kader van duurzaamheid zijn steeds meer bedrijven bereid om hun afvalstromen te scheiden”. De nieuwe CSRD-rapportage (Corporate Sustainability Reporting Directive) draagt daar volgens hem aan bij. “Kleine en middelgrote ondernemingen worden in de toekomst verplicht om te rapporteren over hun afvalstromen. Voor grote bedrijven geldt die verplichting al. Door de rapportage worden ze bewuster en krijgen we meer vragen over wat er met hun afval gebeurt”.
> Kennispartner voor klanten. Ook bij GP Groot inzameling merken ze dat klanten oren hebben naar duurzaamheid. “Eerst waren het vooral de grote bedrijven, inmiddels is duurzaamheid ook bij het midden- en kleinbedrijf geland”. Aan het woord is Jordy Hoekstra, commercieel manager van GP Groot inzameling. Klanten zien een inzamelbedrijf als kennispartner. “Ondernemers zijn druk met hun eigen business. Afval staat bij hen niet op nummer één. Dat is begrijpelijk. We laten bedrijven concreet zien welke impact hun inspanningen hebben op duurzaamheid. Dat doen we met alle collega’s: van onze klantenservice teams tot onze chauffeurs, die dagelijks op meer dan honderd locaties komen. Zij zijn het gezicht van de organisatie naar de buitenwereld”.
> Afvalscheiden verlaagt kosten. Dat afvalscheiden financieel voordelig uitpakt, maakt het voor ondernemers extra aantrekkelijk. “Scheiden van afval levert bedrijven geld op. Restafval is verreweg de meest kostbare stroom en wordt de aanstaande jaren door CO2-heffingen wellicht nog duurder. Zamelen bedrijven glas of papier apart in, dan dalen de kosten”. Meest populair als tweede bak is de container voor papier en karton. “Als extra service bieden wij klanten aan dat zij gratis hun folies in zakken mogen aanbieden bij het papier en karton. Wij scheiden dit uit het papier en karton”, aldus Hoekstra. Als derde bak kiezen bedrijven vaak voor glas of organisch materiaal, afhankelijk van de sector.
> Producentenverantwoordelijkheid. Ook PreZero, goed voor 80.000 bedrijfsklanten, constateert een verschuiving naar meerdere bakken. Naast de campagnes draagt het gratis inzamelen van plastic verpakkingen en drankkartons en glas daar sterk aan bij. “Sinds begin 2023 betalen producenten in het kader van de producentenverantwoordelijkheid de kosten. Dit maakt het scheiden een stuk voordeliger”, vertelt Harold Langens, bij PreZero commercieel verantwoordelijk voor het midden- en kleinbedrijf. Ook de toenemende druk vanuit de overheid speelt een rol, al ontbreekt volgens hem de handhaving. “De overheid handhaaft de wettelijke scheidingsplicht nauwelijks. Het midden- en kleinbedrijf weet vaak niet dat er een verplichting is”.
> In de volgende versnelling. Meerdere afvalstromen scheiden is niet voor elk bedrijf weggelegd. “Vooral in binnensteden ontbreekt soms de ruimte voor drie of vier containers”, vertelt Langens. De kracht van de campagnes vindt hij de gezamenlijkheid. “Het is goed dat we met z’n allen dezelfde boodschap naar buiten brengen. Nu de

aanpak positief uitpakt, is het zaak dat we in de volgende versnelling gaan. Betere voorlichting en advies, adequate handhaving en striktere regelgeving vanuit de overheid zullen daar zeker bij helpen”.
> Voorlichting bedrijven. Inzamelbedrijven doen er alles aan om bedrijven aan het scheiden te krijgen. Ze leveren een arsenaal aan scheidingsbakken, ook voor in kantoren, en zetten vol in op voorlichting, onder meer bij scholen en bedrijfsverenigingen. Jonkers; “We doen regelmatig een afvalquiz met ondernemers die op bezoek komen. Afvalscheiden blijkt best lastig. Daarom moeten we klanten en consumenten goed blijven voorlichten om de kwaliteit van de gescheiden stromen hoog te houden. Net als bij huishoudelijk afval is de kwaliteit van bedrijfsafval een punt van zorg”.
> Inzicht in bedrijfsafval. Met afvalscans, sorteeranalyses en maatwerkadviezen geven inzamelbedrijven klanten inzicht in hun afval. Langens; “Met onze materiaalanalyse kiepen we letterlijk de container om. We vergelijken de afvalscheiding met andere afdelingen en leveren rapportages over afvalstromen voor jaarverslagen”. “Wij bieden volop transparantie”, vult Hoekstra aan, “Ondernemers draaien zelf aan de knoppen en krijgen inzicht in data over de afvalstromen, de kosten en de bereikte CO2-besparing”. De aanpak van de campagnes en de inzet van inzamelbedrijven slaan goed aan, maar Hoekstra benadrukt dat het bedrijfsleven nog op een beginpunt staat. “Er is nog een lange weg te gaan naar een circulaire economie”. <

Overijsselse bedrijven moeten minder water verbruiken. Hoe pak je dat aan? En wat levert het op? Bedrijven delen hun kennis binnen de Waterkoplopers Industrie
Overijssel. Zo heeft het Enschedese Pentair X-Flow inmiddels 37,5% water bespaard. Henk Jan Wagteveld van Pentair vertelt over hun successen en toekomstplannen.
Een beetje knullig. Maar ook mooi meegenomen. Zo noemt Wagteveld, senior procestechnoloog het lek dat ze ontdekten in een terugslagklep van een van de installaties van het Enschedese watertechnologiebedrijf. Zo’n 1 tot 2 kuub water per uur bleek er weg te lekken, oftewel tussen de 8.000 en 16.000 kuub op jaarbasis. ‘Hadden we dat niet eerder kunnen zien?’ was een gedachte. Maar tegelijkertijd was hij natuurlijk blij met de ontdekking.
> ‘Het moest van onze moeder’. De lekkage werd ontdekt nadat Henk-Jan en zijn collega’s actief aan de slag gingen met hun waterverbruik. Waar gaat het water heen? Waar wordt het gebruikt? Aanleiding voor het onderzoek waren instructies van hogerhand. Oftewel: een duidelijke doelstelling vanuit het moederbedrijf. “En als je moeder zegt dat je iets moet doen, doe je dat natuurlijk”, aldus Wagteveld. In het geval van Pentair is dat 30% watervermindering in 2030. “Toevallig liep dat gelijk op met het Nationaal Plan van Aanpak waarbij het bedrijfsleven 20% drinkwater moet besparen ten opzichte van 2016-2019 in 2035”.
> In de fabriek had niemand het door. Een ruime drie jaar geleden begon Wagteveld met het maken van een plan om drinkwater te verminderen. “Eerst hebben we gecheckt of er lekkages waren. Vervolgens hebben we flowmeters aangeschaft, die meten hoeveel water er door de leidingen stroomt om in kaart te brengen waar en hoeveel water we gebruiken”. Daarnaast vervingen ze hun Reverse Osmose-installatie voor een CCRO-installatie: een Closed Circuit Reverse Osmosis, oftewel een techniek die nog minder water en energie verspilt dan traditionele omgekeerde osmosetechnieken. Verder bekeken Henk-Jan en collega’s de ‘recepturen’ – de instellingen van het uitspoelproces - nog eens goed. Die bleken ook zuiniger te kunnen worden afgesteld. Dat de maatregelen wer-
ken, blijkt: van 200.000 kuub watergebruik ging het bedrijf naar 125.000 kuub per jaar. Een besparing van 37,5%, waarmee de doelstellingen ruimschoots zijn gehaald.
> Watervermindering levert energiebesparing op. Wagteveld geeft toe dat watervermindering lange tijd geen topprioriteit was voor het bedrijf. “De kwaliteit van onze membranen is zo belangrijk, dat we daar geen concessies in willen doen. En omdat water goedkoop is, was het voor ons nooit een issue. Doordat het zo goedkoop is levert het bovendien niet direct een extreem grote besparing op. Wij gebruikten 200.000 kuub water voor 70 à 80 cent per kuub. Als we 30% besparen spreek je over 50.000 euro. Op een omzet van ongeveer 80 miljoen is dat niet zoveel.” Toch levert het uiteindelijk wel wat op: doordat er minder water wordt gebruikt, is ook het energieverbruik gedaald. Dat is een grappig nevenverschijnsel dat we niet hadden ingecalculeerd, maar dat wel zeer welkom is”. De investeringskosten waren namelijk een stuk hoger dan de besparing die het oplevert. “De waterflowmeters kostten een ton en de omgekeerde osmose-installatie vier ton. Ondanks een subsidiebijdrage is dat niet binnen een paar jaar terugverdiend”. Toch is Wagteveld tevreden: doordat ook het energieverbruik daalde, is de investering binnen 4 tot 6 jaar terugverdiend.
> Circulair watergebruik als doel. Plannen genoeg. Voor de korte en langere termijn. Zo wil het bedrijf onderzoeken hoe restwater beter gebruikt kan worden. Water dat anders het riool in zou gaan. “Misschien kunnen we op den duur ons eigen afvalwater zuiveren en het water hergebruiken”, aldus Wagteveld. Daarnaast onderzoeken Wagteveld en collega’s op welke manier het oplosmiddel NMP teruggewonnen en hergebruikt kan worden. “Bij het maken van onze membranen gebruiken we dit oplosmiddel. Die spoelen we
uit en dat water lozen we. Dat gaat naar de waterzuivering. We zouden graag het oplosmiddel uit het water winnen en hergebruiken”.
Plannen genoeg dus. En ook groei van het bedrijf is niet uitgesloten. Daar zit wel een angst, erkent Wagteveld. “Stel dat Vitens of de overheid vanwege de drinkwaterschaarste zegt: er is al zoveel aan jullie gegund, we leveren jullie nu minder water en verdelen dat over andere bedrijven. Dan kunnen wij straks niet meer groeien”.
> Maatschappelijke verantwoordelijkheid. Toen Vitens in 2021 vroeg of Pentair wilde aansluiten bij de Waterkoplopers, reageerden ze direct enthousiast. “Het werkt motiverend”, vindt Wagteveld. “Schaarste van drinkwater is een serieus probleem. Pentair heeft duurzaamheid hoog in het vaandel staan. Bovendien is het leuk om collega’s te ontmoeten en te horen wat zij te vertellen hebben. De afgelopen jaren heb ik heel wat bedrijven bezocht en gezien hoe zij dingen aanpakten. Dat geeft een leuke interactie met collega’s”. <

Waterbesparing door innovatie in de Overijsselse industrie Foto: Provincie Overijssel

De InfraWall, een innovatief geluidsscherm, laat zien wat er mogelijk is als onderwijs, overheid en ondernemers samenwerken aan maatschappelijke opgaven. “Een goede werkgever snapt dat hij in deze aanpak moet investeren”.
Langs de A348 bij Ellecom staat sinds april een opvallende wand: een eerste proefopstelling van de InfraWall. Geen gewone geluidswal, maar een circulair, modulair systeem dat op termijn ook regenwater opvangt, begroeid raakt met planten en is voorbereid op het monteren van zonnepanelen. De wand is ontwikkeld door studenten van de HAN University of Applied Sciences in het kader van de Duurzaamheidschallenge van de provincie Gelderland en aannemer Boskalis.
> Functies combineren in één systeem. Het idee voor de InfraWall ontstond zo’n vijf jaar geleden uit een gezamenlijke vraag van Mark Hofman (destijds werkzaam in de infrasector) en Rudi van Hedel (Sweco), destijds ook parttime docent aan de HAN. Hun centrale vraag: hoe kun je functies in infrastructuur – zoals geluidsreductie, vergroening, energieopwekking en wateropvang – combineren in één circulair en modulair systeem? De studenten bedachten een ‘gave oplossing’ en die werd ingebracht in de Duurzaamheid-
‘
‘Vaak zie je dat goede ideeën eindigen in een scriptie, maar hier in Gelderland realiseren we echt dingen’
’
schallenge van de provincie Gelderland en Boskalis. Binnen deze challenge werken normaliter alleen bedrijven aan concrete maatschappelijke opgaven die passen bij de duurzaamheidsdoelen van de provincie: CO₂-reductie, grondstoffenbesparing, klimaatadaptatie en biodiversiteit. “De jury die de aangeleverde ideeën beoordeelde, toonde zich zeer enthousiast over het idee van de studenten”, blikt Hofman terug. Samen met Sweco en Boskalis konden de studenten aan de slag om het idee voor een multifunctionele geluidswand verder te ontwikkelen. De provincie droeg bij aan de financiering en bleef gedurende het traject inhoudelijk betrokken.
> Multidisciplinaire samenwerking. Het project groeide uit tot een hybride onderwijsproject waarin meerdere HAN-academies samenwerkten met bedrijven en overheden. De eerste studenten die met de uitdaging aan de slag gingen, kwamen van de opleidingen Industrieel Product Ontwerpen (IPO) en Werktuigbouwkunde. Gaandeweg haakten ook studenten Elektrotechniek, Biobased Innovations, Bouwkunde en Civiele Techniek aan. Zo werd bijvoorbeeld onderzocht of het biobased materiaal mycelium (het wortelnetwerk van schimmels-red.) geschikt was als geluidsabsorberend vulmiddel.
> Semester na semester. Mycelium bleek niet geschikt, want het materiaal is nog niet voldoende vochtbestendig. De winst zit ‘m hier in de samenwerking tussen academies die elkaar normaal niet treffen. Hofman, inmiddels als adviseur vanuit De Verschilmakerij betrokken, onderstreept het belang van die samenwerking: “De kunst is om vanuit verschillende opleidingen anders te kijken en samen te werken om tot een eenduidige oplossing te komen”. Sjoerd Timmermans is docent werktuigbouwkunde en vertegenwoordigt de partnerdesk van HAN. Hij heeft veel contact met de bedrijven in de regio en is ook betrokken bij het Infrawall-project. Timmermans;

“Mijn rol was meer het geheel faciliteren en er de juiste docenten bij zoeken. Rudy en Mark zorgden ervoor dat het semester na semester werd voortgezet”.
> Van pilot naar prototype. De wand die nu langs de A348 staat, is een demoversie. De groene achterwand, zonnepanelen en pompen zijn nog niet geplaatst, maar het fundament is gelegd. “De IPO- en WTB-studenten hebben een mooie wand bedacht en er is onderweg veel geleerd”, aldus Timmermans. “Bijvoorbeeld dat je ook een duurzame fundering wilt. Daar komt nog wel het nodige bij kijken, dus die is er nog niet. In de professionele wereld was dat waarschijnlijk niet vergeten, maar wij zijn hier om te leren”. De wand staat momenteel op stelconplaten. Een afstudeerder onderzocht de mogelijkheid om een circulaire fundering te maken van afgedankte windturbinebladen. Dat moet nog verder worden uitontwikkeld. Begin volgend jaar hoopt de HAN de draad weer op te pakken met uitbreiding van de functies: wateropslag, groenvoorziening, zonnepanelen en een zelfreinigende berm.
> Materiaalkeuzes en onderhoud. Bij het ontwerp is nadrukkelijk rekening gehouden met onderhoud. De wandconstructie bestaat uit Nederlands naaldhout, behandeld met Nobifix – een plantaardig impregneermiddel dat is gemaakt uit sapstromen van >

de boom. Dit verlengt de levensduur tot 25 à 30 jaar. De wandpanelen zelf zijn gemaakt van rijstvliesjes, een restproduct uit de voedingsmiddelenindustrie. Timmermans; “De rijstplaten zijn slim gemonteerd en kunnen eenvoudig verwijderd worden. Dat zijn best wel puzzels geweest”. Ook de onderhoudsgevoelige componenten zijn meegenomen in het ontwerp. “In het eerste ontwerp waren de pompen wat weggemoffeld, nu zitten ze op een plek die wel bereikbaar is. De elektrische installatie zal straks natuurlijk ook onderhoud vragen”. De basisconstructie is verder onderhoudsvriendelijk en demontabel, zodat delen eenvoudig vervangen of aangepast kunnen worden.
> Leren door te doen. “Als school doen we aan dit soort projecten mee om ‘te laten leren’. Dat is met dit project erg goed gelukt”, vervolgt Timmermans. “Door studenten worden fouten gemaakt, maar er wordt daardoor ook veel geleerd”. Hofman vult aan; “De studenten willen wel. Als samenleving moeten we, want er ligt een maatschappelijk vraagstuk in het kader van de diverse noodzakelijke transities. Daarom zeg ik: laten we dit soort dingen samen doen”. Bij alles draait het om leren, benadrukt Timmermans. “De voortgang per semester was misschien niet altijd even groot, maar de studenten leren veel over het grote belang van de achterliggende noodzakelijke transities en dragen dat intern ook weer uit. Het helpt om het belang van duurzaamheid en circulariteit bij te brengen en om die manier van denken en construeren mee te geven”.
Die leerervaring gaat verder dan techniek alleen. Eén van de ontwerpeisen was dat de InfraWall geassembleerd moest kunnen worden door mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. “Dat is gelukt”, vertelt Hofman. “Studenten leren zo ook dat die groep mensen waardevol is”.
> Structurele samenwerking. De HAN werkt inmiddels volgens een onderwijsmodel waarin structureel ruimte is voor samenwerking met externe opdrachtgevers. Timmermans; “Wij zien bedrijven echt als partners in de driehoek ondernemers, onderzoek en onderwijs. We nodigen bedrijven uit om opdrachten aan te leveren waar studenten 4 maanden lang twee tot vier dagen per week in teams aan kunnen werken. Met de partnerdesk brengen we vraag en aanbod bij elkaar”. Gemiddeld gaat het jaarlijks om zo’n 75 projecten. Volgens Hofman zit de sleutel tot succes in het creëren van continuïteit. “Het gaat erom om actief verbinding te maken binnen de triple helix en de speerpunten van een regio te verbinden aan de studenten. Als je daar structuur aan geeft, leidt dat tot verbinding, boek je succes en maak je voortgang”.
Timmermans benadrukt dat de afspraken tussen onderwijs en bedrijf niet aan één persoon mogen hangen. “Als die vertrekt, heb je namelijk een probleem”. Hofman; “Een goede werkgever snapt ook dat hij in deze aanpak moet investeren. In de regio Rivierenland zijn VNO-NCW, de Rabobank en een aantal ondernemerskringen actief betrokken, omdat zij het lonkend perspectief zien van deze aanpak. Jongeren trekken nu uit de regio weg, om elders te leren en te werken, en keren niet terug. Daarom is het zaak dat werkgevers boeien en binden, bijvoorbeeld door deel te nemen in dit soort projecten”.
> Van wand naar brug. Het succes van de InfraWall heeft inmiddels navolging gekregen. Twee afstudeerders Civiele Techniek werkten aan een uitvoeringsontwerp voor een circulaire brug die eerder door IPO-studenten als concept ontworpen is, volledig gemaakt van materialen die vrijkomen bij de sloop van gebouwen. ROC Rivor uit Tiel zal de brug bouwen: hij komt uiteindelijk in Nijkerk te liggen. Hofman; “Grote complimenten aan de provincie Gelderland, want zij maakt projecten als deze mede mogelijk, onder meer met financiering. De gedeputeerde bezoekt de studenten en is persoonlijk betrokken. Dat is mooi om te zien”.
Voor Hofman is dat ‘provinciale succes’ geen toeval. “Vaak zie je dat goede ideeën eindigen in een scriptie, maar hier in Gelderland realiseren we echt dingen. Er staat een wand langs de weg en die brug komt eraan. Bedrijven vinden dat leuk en belangrijk en doen graag een duit in het zakje om de dingen daadwerkelijk te maken”.
> Samen aan de lat. Wat beide initiatiefnemers delen, is het geloof in de kracht van samenwerking én het besef dat het mensenwerk is. Hofman; “Het is mooi om te praten over samenwerken in de triple helix. Maar de les is, dat het alleen lukt als er mensen aan de lat staan die er werkelijk voor gaan. Daarvoor moet je elkaar verstaan en elkaar wat gunnen”.
Timmermans besluit; “Wij hebben de ruimte gecreëerd in het curriculum om deze aanpak te laten werken. We doen het nu bijna tien jaar en we zien dat het werkt. Daar komt best het een en ander bij kijken, maar dat is niet erg. Van anderen horen we dat het best bijzonder is wat we hier doen”. <
De Wiltec Groep uit Uden, specialist in onder meer Industrie & Spuiterijtechniek, Veiligheid & Bedrijfskleding en Kantoor & Facilitair, heeft trede 3 behaald op de Prestatieladder Socialer Ondernemen (PSO). Dit is het hoogste niveau van deze landelijke norm, ontwikkeld door TNO.
Kwalitatieve werkplekken voor iedereen
Met deze erkenning toont Wiltec aan op een structureel en kwalitatief sterke manier werk te bieden aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. De onafhankelijke toetsing bevestigt niet alleen de interne inzet, maar ook de samenwerking met gelijkgestemde organisaties.
Inclusief ondernemerschap als norm
Wiltec investeert al jaren in inclusief werkgeverschap. Het PSOcertificaat bevestigt deze langetermijninzet. Het bedrijf biedt werkplekken aan kwetsbare doelgroepen en kiest bewust voor partners die sociaal ondernemen stimuleren. Denk aan samenwerkingen met AantWerk, IBN en de Start Foundation via het Open Hiring-concept.
Stimulans voor de hele keten
De sociale inzet stopt niet bij de voordeur. Wiltec stimuleert ook zijn leveranciers en opdrachtnemers om sociaal te ondernemen. Zo draagt de organisatie actief bij aan een inclusievere samenleving, waarin ook de ketenpartners worden meegenomen in maatschappelijke verantwoordelijkheid.
Groei op de prestatieladder
De PSO kent vijf niveaus: Aspirant-status, Basistrede, Trede 1, 2 en 3. Organisaties kunnen stapsgewijs groeien door duurzame werkgelegenheid te creëren voor kwetsbare groepen. De aanpak biedt concrete handvatten voor bedrijven die hun sociale impact willen vergroten.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen
Steeds meer bedrijven en overheden erkennen het belang van inclusiviteit binnen MVO-beleid. Dankzij het objectieve PSO-keurmerk kunnen zij hun prestaties meetbaar en zichtbaar maken. Wiltec geeft hierin het goede voorbeeld. <
Tijdens de Week van de Circulaire Economie eerder dit jaar lieten pioniers, bedrijven en overheden zien hoe we slimmer met grondstoffen en afval kunnen omgaan. Ook Rijkswaterstaat draagt bij, samen met andere overheden en marktpartijen, via de zogeheten
Asphalt Recycling Train (ART). Met deze innovatieve techniek zetten ze een belangrijke stap naar duurzaam en circulair wegonderhoud.
De ART vernieuwt ter plekke de bovenste laag van het asfalt. Het oude asfalt wordt losgemaakt, verwarmd, gemengd en weer aangebracht, waarna het wordt gewalst. Zo ontstaat een nieuw, egaal wegdek zonder dat vrachtwagens nodig zijn om oud en nieuw materiaal te vervoeren. Dit bespaart CO₂ en maakt het proces vrijwel volledig circulair.
Fredy Sierra-Fernandez begeleidt de ontwikkeling van de ART; “Met de ART kunnen we de weg dus veel duurzamer verharden. Op dit moment testen we 1 machine om te ervaren wat die ons oplevert”.
Er wordt gewerkt met testvakken, onder andere sinds juni 2024 in Gelderland en sinds oktober in Heerlen. “In oktober heeft de ART op de A2 ook de deklaag van ZOAB vernieuwd. In Gelderland is de deklaag nog prima in conditie. De deklaag van het ZOAB op de A2 is niet helemaal perfect. Als het geen proefvak was, zouden we er nog geen aandacht aan besteden. Maar we zijn de ART aan het testen, leren van wat we vinden en weer testen. En dat blijven we doen tot we 100% tevreden zijn”.
Toekomstplannen zijn er volop. “Willen we echt het verschil maken, dan hebben we meer machines nodig” stelt Sierra-Fernandez. In april en mei 2025 werden nieuwe testvakken in Almere en Oss aangepakt, mogelijk gevolgd door rijkswegen in West-Nederland. Hij is optimistisch; “Als de resultaten zo positief blijven als ze nu zijn, wordt het aantrekkelijk voor de producent om meer machines te produceren. En als we in 2030 3 of 4 machines hebben draaien, kunnen we al veel meer doen, dan ben ik heel gelukkig”. <
Als Maintenance & Asset Manager ben je de hele dag bezig met keuzes maken. Wat heeft prioriteit? Waar haal ik extra monteurs vandaan? Waar moeten we installatiebeschikbaarheid verhogen? Gaan we renoveren of vernieuwen? Dit is allemaal aan de orde als de focus van het bedrijf ligt op groei en daarmee op beschikbaarheid van installaties. “De tijd om stil te staan wordt meer en meer beperkt”.
Dit zegt Frank Hoffman, de kersverse Maintenance & Asset Manager van GNT. “Dit bedrijf begon als klein familiebedrijf met de mooie de ambitie om op natuurlijke wijze kleur te geven aan voeding. Onderhoud was voorheen een taak van productie. Maar nu we flink groeien, is het belangrijk om de uitvoering van Onderhoud en Asset Management uit te breiden, te standaardiseren en te professionaliseren”.
> Groeimarkt. GNT is producent van plantaardige, duurzame kleurstoffen die onder de naam EXBERRY in de hele wereld worden afgezet. Doordat er een mondiale beweging is richting gezondere producten zonder kunstmatige kleurstoffen, groeit de vraag naar deze plantaardige kleurstoffen. Hoffman; “We zitten in een groeimarkt. Ik durf te beweren dat iedereen deze week wel een product heeft genuttigd waar onze kleurstoffen aan zijn toegevoegd. Deze worden namelijk onder meer toegepast in zoetwaren, dranken, snacks, bakkerijproducten en zuivel van grote en kleine merken”.
> Uitdagingen. “De functie van Maintenance & Asset Manager is een nieuwe positie die we hebben opgezet binnen GNT. De werkvloer beschikt over veel praktische onderhoudskennis, maar door de snelle groei met nieuwe productielijnen, strengere beschikbaar-
heidseisen en de vervanging van verouderde installaties ontstaan er nieuwe uitdagingen. Dit vraagt om meer structuur en continue verbetering”, zegt Susanne van Bragt-Peters, Director Operations bij GNT. “Hier liggen nog veel mooie uitdagingen. Organisatie, mensen, kennis, standaarden en het onderhoudsmanagement-systeem moeten meegroeien. Niet alles kan tegelijk, dus: first things first en focus”.
> Nieuwe rollen. De eerste stap die Hoffman nam is het op orde en op sterkte brengen van de organisatie. “Huidige rollen worden afgebakend en nieuwe rollen zijn toegevoegd. We hebben nu een maintenance engineer en een installatieverantwoordelijke en we hebben de werkvoorbereidersrol uitgebreid. Alle mechanische monteurs zijn onlangs opgeleid tot vakbekwaam persoon zodat ze als allround monteur in de fabriek kunnen opereren, ook tijdens consignatiedienst. Op deze manier is het werk opnieuw verdeeld en geïntegreerd in de manier van werken”, aldus Hoffman. Ook op het gebied van de LOTOTO is sterke vooruitgang geboekt bij uitvoering van onderhoud. “Dat vraagt om een nauwe samenwerking met productie. Zij moeten LOTOTO’s aanleggen voordat wij veilig kunnen gaan werken”, legt Hoffman uit. “We hebben nu een systeem waarbij instructies en checklists met foto’s zijn opgesteld die iedere keer opnieuw kunnen worden gebruikt in de veiligheidsprocedure”.


> Voorspelbaar worden. Met de focus op uptime draait alles om het minimaliseren van stilstand. “Doordat we de machines intensiever gebruiken, nemen de belasting en slijtage toe. Het standaard smeeronderhoud volstaat niet meer. Ik wil voorspelbaar worden. Mainnovations VDMXL methodologie ondersteunt ons hierbij”, zegt Hoffman. “Eerst zorgen we dat al het geplande onderhoud wordt uitgevoerd binnen de beschikbare tijd. Onze werkvoorbereiders hebben daarin al flinke stappen gezet: de onderhoudsstopplanningen zijn aangescherpt en inhoudelijk verbeterd. We doen nu meer in minder tijd”.
> Condition monitoring. Met de focus op uptime draait alles Verder wordt op kritische apparaten condition monitoring toegepast door beter registreren van bewakingsparameters. “De eerste resultaten zijn veelbelovend. Daarom rollen we dit stap voor stap verder uit – vooral op machines waar de kans op uitval of de kosten bij schade groot zijn”. Momenteel ligt de focus op leverbetrouwbaarheid. De juiste spare parts op voorraad en snelle toegang tot up to date documentatie. “Je moet dit goed afstemmen op de behoefte van je kritische apparatuur. Met artikelcodering, complete bills of material en QR codes op alle installaties maken we de workflow slimmer”.
Het mag duidelijk zijn dat Hoffman zich niet verveelt. En mocht dat wel zo zijn, dan kan hij zijn pijlen richten op de productielocatie in Duitsland en de nog te bouwen fabriek in Amerika. “Ja, nieuwbouw, Design for Maintenance, ook een belangrijk thema in de Engineeringsfase, waar ik me tijdig mee ga bemoeien”, zegt Hoffman lachend, want zijn passie voor het onderhoudsvak is groot. Het is dus niet vreemd dat hij nog vol ideeën en ambities zit. Mooie plannen waar hij graag over vertelt. In geuren… en kleuren! <

De toegevoegde waarde van toegevoegde kleur Kleur draagt sterk bij aan de aantrekkingskracht van de consument en de merkidentiteit van voedingsmiddelen.
EXBERRY biedt meer dan 500 tinten voor verschillende toepassingen in voedingsmiddelen en dranken. Het gebruik van deze natuurlijk afgeleide kleuren raakt aan onze emoties en verwachtingen, moedigt gezondere keuzes aan en verhoogt de voedingswaarde. Zo vertelt de website van EXBERRY dat bruine voedingskleurstoffen worden gebruikt om een gevoel van verwennerij en rijkdom, warmte en comfort over te brengen. Bijvoorbeeld de kleur paars heeft een opbeurende, kalmerende en stimulerende werking.
ONDERZOEK <

In de energietransitie worden creatieve oplossingen steeds belangrijker. Eén van de meest veelbelovende initiatieven op dit gebied komt uit Tilburg: het project BatteREstore. Hier krijgen oude batterijen uit elektrische voertuigen een tweede leven – niet op de schroothoop, maar als waardevolle energieopslag in stedelijke omgevingen. Zo biedt BatteREstore niet alleen een duurzaam alternatief voor batterij-afval, maar draagt het ook bij aan een betaalbaardere en circulaire energietoekomst.
BatteREstore draait om hergebruik. In plaats van afgedankte batterijen uit elektrische auto’s te recyclen tot ruwe grondstoffen, worden ze ingezet als tijdelijke of blijvende opslag voor elektriciteit. Denk bijvoorbeeld aan bouwplaatsen die een tijdelijke energievoorziening nodig hebben, of woonwijken waar het elektriciteitsnet onder druk staat. De batterijen vormen dan een buffer die pieken opvangt en duurzame energie lokaal beschikbaar maakt.
Deze tweede levensfase van batterijen past perfect in de visie van een circulaire economie, waarin producten en grondstoffen zo lang mogelijk worden hergebruikt. Bovendien draagt het project bij aan het voorkomen van netcongestie, een groeiend probleem in Nederland waarbij de capaciteit van het elektriciteitsnet niet toereikend is voor de toenemende vraag.
> Waarom hergebruik nú essentieel is. De urgentie van het project kan nauwelijks overschat worden. De energietransitie vraagt niet alleen om meer duurzame opwekking, maar ook om slimme manieren om deze energie op te slaan en te distribueren. Tegelijkertijd kampen veel steden met overbelaste netten, terwijl ook energiearmoede – huishoudens die moeite hebben om hun energierekening te betalen – toeneemt.
Door lokaal gebruikte batterijen in te zetten als opslag, kan het bestaande netwerk efficiënter worden benut. Dit betekent minder druk op het net, een stabielere energievoorziening en lagere energiekosten voor bewoners. In het bijzonder kunnen kwetsbare wijken profiteren, waar bewoners vaak de vruchten van duurzame innovaties mislopen. BatteREstore wil daar verandering in brengen en laat zo haar maatschappelijke waarde zien.
> Van bouwplaats naar buurt: twee fasen van hergebruik. Het project voorziet een slim tweefasenmodel. In de eerste fase worden de gebruikte batterijen geplaatst op bouwplaatsen. Deze tijdelijke stroomvoorziening voorkomt dat dure en vervuilende dieselaggregaten nodig zijn. Zodra de batterij daar is ‘uitgediend’, volgt de tweede fase: inzet als vaste opslag in woonwijken of andere stedelijke locaties. Deze aanpak verlengt de levensduur van de batterijen aanzienlijk én maakt het mogelijk om de maatschappelijke waarde te maximaliseren. Waar een batterij eerst slechts een onderdeel was van een voertuig, wordt het nu een strategisch element in de lokale energievoorziening.
> Onderhoud voor betrouwbaarheid en veiligheid. Een tweede leven voor batterijen vraagt om zorgvuldig onderhoud. Binnen BatteREstore wordt daarom actief ingezet op monitoring en onderhoud om de veiligheid, prestaties en levensduur van de batterijen te waarborgen. Via slimme sensoren worden laadstatus, temperatuur en slijtage continu in de gaten gehouden. Technische partners voeren periodieke inspecties uit, waarbij onderdelen indien nodig worden vervangen of gereviseerd. Daarnaast wordt ervaring opgedaan met verschillende onderhoudsstrategieën – preventief, correctief en voorspellend – om tot een optimaal beheer te komen. Deze aanpak zorgt ervoor dat de batterijsystemen betrouwbaar blijven functioneren, ook in wisselende omstandigheden zoals op bouwplaatsen of in woonwijken. Goed onderhoud is daarmee niet alleen een technische, maar ook een maatschappelijke investering in duurzaamheid en continuïteit.
> Samenwerking als sleutel tot succes. BatteREstore is een breed gedragen samenwerkingsproject tussen diverse publieke en private partijen, zoals de Gemeente Tilburg, NRG Group en anderen. Deze partijen brengen elk hun eigen expertise in: van technische kennis tot sociale betrokkenheid en wetenschappelijke onderbouwing.
> Onderzoek en innovatie vanuit de universiteit. Tilburg University speelt een centrale rol als kennispartner via de Academische Werkplaats Klimaat en Energie. Deze werkplaats is opgericht om wetenschap, praktijk en beleid dichter bij elkaar te brengen. In BatteREstore richt het universitair onderzoek zich onder andere op Burgerparticipatie: Hoe kunnen bewoners betrokken worden bij het ontwerp en gebruik van lokale energieopslag? Maar ook op Governance en Wet- en regelgeving. Een nieuwe postdoc, ondersteund door leden van een kernteam en studenten, zal deze vraagstukken onderzoeken. Ook bewoners en lokale organisaties worden actief betrokken bij het ontwerp en de opschaling van de oplossingen.

Europese steun en toekomstvisie
Het project wordt mede mogelijk gemaakt door een aanzienlijke subsidie vanuit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). Via het programma European Urban Initiative ontvangt BatteREstore bijna 6 miljoen euro aan steun. Daarmee is het een van de slechts vier Nederlandse projecten die binnen dit programma zijn geselecteerd voor stedelijke innovatie.
De looptijd van het project is van 2025 tot 2028, maar de ambities reiken verder. Als het concept succesvol blijkt, kunnen vergelijkbare systemen op grotere schaal worden uitgerold – niet alleen in andere Nederlandse steden, maar ook internationaal.
> Sociale impact en participatie Een belangrijk speerpunt van BatteREstore is het creëren van sociale meerwaarde. Door bewoners te betrekken bij het project – bijvoorbeeld via lokale energiecoöperaties of buurtinitiatieven – wordt de energietransitie niet alleen technologisch, maar ook maatschappelijk verankerd. Buurtbewoners kunnen meedenken, meebeslissen én profiteren. Dit bevordert niet alleen het draagvlak, maar zorgt er ook voor dat innovaties niet alleen in ‘rijke’ wijken terechtkomen, maar juist bijdragen aan gelijke kansen op een duurzame toekomst.
Met oog voor techniek én mensen wil het project bijdragen aan een toekomst waarin energie niet alleen schoon is, maar ook eerlijk verdeeld. Tilburg neemt daarmee niet alleen een leidende rol in binnenlandse verduurzaming, maar laat ook zien hoe steden het verschil kunnen maken op weg naar een leefbare wereld voor iedereen. <
’ ‘‘Met oog voor techniek én mensen wil het project bijdragen aan een toekomst waarin energie niet alleen schoon is, maar ook eerlijk verdeeld’
Als je als bouw-, renovatie- of onderhoudspartner bewust ruimte maakt voor sociale meerwaarde, dan profiteren alle betrokkenen ervan. Dat stelt Dura Vermeer, dat binnen haar divisie Bouw en Vastgoed sinds 2024 werkt met een eigen maatschappelijk kompas: Het Goede Doen. “We beoordelen elk project op wat het betekent voor mens én aarde”, zegt Anneke Verhagen, programmamanager Sociale Impact.
Samen met Ellen Kuipers, impact lead Sociale Duurzaamheid, geeft Verhagen vorm aan de transitie binnen het bedrijf. Kuipers; “Dura Vermeer bestaat 170 jaar en dat willen we nog lang volhouden. Dat kan alleen als je aarde en mens respecteert. We hechten veel waarde aan dit thema, Het Goede Doen is ons moreel kompas”. Het Goede Doen geeft richting aan projecten en beslissingen, met twee elkaar versterkende programmalijnen: Duurzaamheid en Sociale Impact. De centrale vraag: hoe dragen we bij aan een leefbare en rechtvaardige samenleving niet alleen met wat we bouwen, maar ook hoe we dat doen?
> Drie pijlers van Sociale Impact. De programmalijn Sociale Impact richt zich op het bewust realiseren van positieve effecten op het sociale weefsel in de samenleving. Verhagen; “We kijken niet alleen naar wat we moeten bouwen of onderhouden, maar ook naar de context. Dat zorgt ervoor dat je keuzes maakt die bijdragen aan de samenleving”. De aanpak rust op drie pijlers: integrale opgave, stakeholdermanagement en social return. Dat betekent: vanaf het begin sociale meerwaarde meenemen in ontwerp, uitvoering en onderhoud: samenwerken met bewoners, opdrachtgevers en maatschappelijke organisaties: en zorgen voor werkgelegenheid, opleiding en participatie.

Deysselbuurt- Portocabins Foto: Daniel-Verkijk

> Aanwezigheid met impact. Verhagen; “Als wij door een renovatie of groot onderhoudsproject langdurig in een buurt aanwezig zijn en daardoor bij mensen achter de voordeur komen, zien we de maatschappelijke problemen die er zijn. Daar kun je je ogen niet voor sluiten, vinden wij. Door onze werkzaamheden hebben we impact op de levens van mensen”. Als voorbeeld noemt ze de herstructurering van de Van Deysselbuurt in Amsterdam. “Een wijk met een hechte sociale structuur, die mede door de startende ondernemers wordt versterkt. Deze ondernemers moesten hun bedrijfsruimte uit vanwege de werkzaamheden. Terwijl juist die bedrijfjes belangrijk zijn voor de sociale cohesie in de wijk. Dus plaatsten wij portocabins zodat ze konden blijven ondernemen. Dat vraagt extra investering, die niet altijd in het projectbudget past, maar het is essentieel voor de toekomst van de wijk. In dit geval stelden wij zelf middelen beschikbaar”.
> Aanbesteding. In de praktijk lopen veel (onderhouds)projecten via aanbestedingen. Wordt daarin sociale impact gevraagd? Verhagen; “De vraag wordt nog niet vaak expliciet gesteld, maar we zien wel een toenemende belangstelling voor niet-technische onderwerpen. En, als de vraag niet gesteld wordt, kijken wij toch hoe we de maatschappelijke component zo goed mogelijk kunnen invullen”. Maar gelukkig zien we dat woningcorporaties en gemeentes steeds meer aandacht hebben voor maatschappelijke en sociale vraagstukken die samenhangen met de bouw, renovatie of het onderhoud, vervolgt Kuipers. “De maatschappelijke vraagstukken zijn zo complex dat je die niet als één partij kunt oplossen. Ze zijn domeinoverstijgend, en dat vraagt om samenwerking tussen publieke en private partijen”.
Vanaf de vloer
Een voorbeeld is de verduurzaming van de wijk De Oorden in Den Haag. Een buurt die veel last had van tocht, vocht en schimmel. Op het hoogtepunt van de energiecrisis verwarmden bewoners hun huizen niet meer, met nog meer schimmel tot gevolg. Dura Vermeer werkte daar en had een buurthuis tot haar beschikking. Ze hebben hier een Droogcafe geopend, zodat mensen daar hun was konden drogen. Een prachtig voorbeeld van hoe je vanaf ‘de vloer’ maatschappelijke waarde toevoegt.
> Verdiepen in de gebruiker. Verhagen; “We moeten projecten in een veel eerder stadium samen met eigenaren, gemeenten en andere stakeholders benaderen. Alleen dan kun je de technisch juiste keuze maken, of de juiste sociale oplossing. Het gaat erom dat je je verdiept in de gebruiker van een gebouw. Dat je als aannemer achter je klant kijkt naar wie het gebruikt. Het is onze taak om onze organisatie daarvan bewust te maken en de medewerkers de juiste tools te geven, zodat ze de juiste keuzes kunnen maken. Dat leidt tot slimmere keuzes aan de voorkant, ook als de betaalbaarheid onder druk staat of de vraag niet expliciet wordt gesteld”.
> Niet alleen woningen. De benadering van Dura Vermeer beperkt zich niet tot woonwijken, corporaties of gemeenten. Ook in de utiliteitsbouw wordt sociale impact steeds belangrijker. Kuipers; “Je ziet op bedrijventerreinen en onderwijscampussen vaker vermenging van wonen, leren en werken. Sociale thema’s als veiligheid, gezondheid en toegankelijkheid spelen daar ook een rol. Zo kun je een prachtig bedrijfspand bouwen, maar als mensen er niet graag komen werken, elkaar onvoldoende kunnen ontmoeten of de omgeving niet uitnodigend is voor een wandeling tijdens de lunch, blijft het een stapel stenen zonder sociale cohesie”.
Verhagen vult aan; “En in het kader van de arbeidsmarktkrapte is er steeds meer besef dat kantoren en campussen aantrekkelijk moeten zijn”. Een voorbeeld is het kantoor dat Dura Vermeer realiseerde voor Alliander in Amsterdam. “Een gebouw met een volledig houten constructie: prachtig van binnen en met een dusdanig fijn binnenklimaat dat mensen vaker naar kantoor komen. Het gebouw is energieneutraal, grotendeels in hout gebouwd, en ontworpen vanuit het principe dat de werkomgeving moet bijdragen aan welzijn, gezondheid en verbinding.
> Meetlat in vijf niveaus. Via een eigen meetlat maakt Dura Vermeer de sociale impact per project op vijf niveaus inzichtelijk, van bewustwording tot structurele verandering. Verhagen; “Het is een instrument om het samen over sociale impact te hebben en het concreet en bespraakbaar te maken”. Kuipers; “Het is niet zo dat je per se niveau 5 moet halen: het gaat erom dat je het juiste doet in de context van de situatie”. De meetlat helpt daarbij om impact bespreekbaar en toetsbaar te maken, en fungeert als hulpmiddel voor reflectie en bijsturing tijdens de looptijd van een project.

Anneke Verhagen

> Elkaar versterken. Ook de samenwerking die Dura Vermeer op dit moment vorm geeft met het Leger des Heils illustreert de aanpak. Verhagen; “Wij bieden hen iets en zij ons. Zij kennen de buurt van binnenuit en helpen ons om beter aan te sluiten op wat er echt nodig is”. Omgekeerd heeft Het Leger Des Heils zelf ook vastgoed waar wij onze expertise kunnen inzetten”. Samenwerken met maatschappelijke partners biedt volgens Dura Vermeer kansen om diepgaander in te spelen op lokale behoeften. Door kennis te delen en elkaar te versterken, ontstaat er meerwaarde voor alle partijen, en uiteindelijk ook voor de bewoners.
> Wat vraagt dit van de organisatie? “Wat vraagt het manifest van de werkvoorbereiders, engineers, planners en projectleiders? Verhagen; “Het is aan ons om hen mee te nemen in dit verhaal. Metsel je een muur, of bouw je aan het verhaal van een buurt? Werk je aan een droom van een buurt? Als je het verhaal van de mensen kent, bouw je misschien anders”. Kuipers; “De afgelopen decennia was de tendens in de markt om risicomijdend uit te vragen en daarop aan te bieden. Daardoor vergaten we een beetje waarom we die stenen ook alweer stapelden. Die staan er voor het gebruik van de binnen- én de buitenruimte. We moeten dus breder kijken”.

> Grotere beweging. Er is overigens een grotere beweging gaande, stelt Verhagen. “Kijk maar naar de ESG-wetgeving. We lopen misschien voorop met ons manifest, maar dit ís de richting waarin de sector beweegt. Daarbij gaat het overigens ook om het opdrachtgeverschap”. Kuipers; “Als je dit niet doet, draait het alleen maar om prijs. Bij Dura Vermeer geloven we dat bouwen binnen planetaire grenzen onlosmakelijk verbonden is met bouwen aan sociale rechtvaardigheid”.
> Concretiseren. Verhagen en Kuipers zijn nu bezig om de programmalijn verder te concretiseren. Verhagen; “We brengen eerst in kaart op welke thema’s we willen sturen en ontwikkelen daar tooling voor”. Kuipers; “Neem gezondheid. Dat gaat over het ontwikkelen van gezonde gebouwen met gezonde materialen. Daarvoor moeten we meer kennis opdoen en passende instrumenten ontwikkelen. Denk aan hoe je een buurt ontwerpt, of welke materialen je gebruikt. Gebruik van biobased isolatiemateriaal is een voorbeeld. Maar ook dat we er naar streven om in 2030 de helft van onze grondgebonden woningen en appartementen in hout te realiseren”.
Verhagen, tot slot; “Maatschappelijke impact staat voor ons centraal. Natuurlijk hebben we een bedrijf dat winst moet maken. Maar, we zijn ook bezig met de toekomst van Nederland. Dat is een maatschappelijke taak. We doen het goede voor mens en aarde”. <
’ ‘‘We moeten de kansen en uitdagingen in projecten in een veel eerder stadium samen benaderen. Alleen dan kun je technisch de goede keuzes maken, met daarbij passende sociale impact’
Chemelot wil de relatie met omwonenden versterken. De aanleiding is duidelijk: zorgen over gezondheid, veiligheid en milieu nemen toe, terwijl het draagvlak vanuit de omgeving cruciaal is voor toekomstige plannen, zoals elektrificatie en verduurzaming. Samen met de provincie Limburg en de gemeenten Sittard-Geleen en Stein zet het chemiecomplex in op actieve betrokkenheid van de omgeving.
Een structurele uitdaging blijft de ligging. Fabrieken en woonwijken zijn in de loop der tijd naar elkaar toegegroeid, waardoor risico’s en beleving van hinder steeds nadrukkelijker aan bod komen in het publieke debat. Onder leiding van onafhankelijk voorzitter Kor Bonnema is daarom een focusgroep opgericht met vertegenwoordigers van omwonenden, milieuorganisaties, gemeenten en andere belanghebbenden. Deze groep bespreekt drie keer per jaar onderwerpen met een lange termijnkarakter. Daarnaast wordt twee keer per jaar een openbare omgevingsdialoog georganiseerd waarin bewoners worden geïnformeerd over lopende ontwikkelingen.
Tegelijkertijd werkt het RIVM aan een gezondheidsonderzoek en publiceert de GGD Zuid-Limburg binnenkort een geactualiseerde Ge-
zondheidsatlas, met onder andere gegevens over hinderbeleving, slaapverstoring en gevoel van veiligheid per gemeente. Omdat de gegevens per gemeente beschikbaar zijn, kan worden vergeleken of buren van Chemelot andere ervaringen hebben dan de overige inwoners van Zuid-Limburg.
Voor Chemelot zijn deze maatschappelijke processen van groot belang. Zo is de aanleg van een nieuw hoogspanningsstation, essentieel voor elektrificatie en de belofte om in 2050 klimaatneutraal te zijn, gevoelig voor vertraging als de omgeving zich verzet. Daarom onderstrepen Chemelot en de provincie dat samenwerking met de omgeving noodzakelijk is om klimaatdoelen te halen
Als extra toezegging beloven betrokken partijen dat bij nieuwe projecten vanaf de planvorming al participatie plaatsvindt. De aanpak moet leiden tot meer transparantie, betere communicatie en een duurzame relatie tussen industrie en samenleving. Chemelot en de overheid zijn enthousiast over hun aanpak van een betere relatie met de omgeving. De komende tijd zal blijken of de bewoners dat ook zo ervaren. <
BAM Bouw en Techniek is een partnerschap aangegaan met Circopomp, een circulair keteninitiatief dat zich richt op het hergebruiken van HVAC-producten. (‘heating’, ‘ventulation’ en ‘airconditioning’). De samenwerking is gestart met inzamelen van pompen op Schiphol. Hier is BAM Bouw en Techniek verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van onder andere Schiphol Plaza, Terminal 3, brandweerposten en bijgebouwen. Ook op onze kantoren in Groningen en Apeldoorn is BAM Bouw en Techniek Gebouwservices gestart met het inzamelen van oude pompen.
Dit partnerschap verstrekt past in de duurzaamheidsstrategie van BAM Bouw en Techniek op het gebied van circulariteit en maatschappelijke meerwaarde. “Circopomp werkt namelijk samen met groothandels, fabrikanten, installateurs en sociale werkplaatsen om oude HVAC-producten, zoals pompen, lucht- en vuilafscheiders, een tweede leven te geven. Door deze samenwerking dragen we tevens bij aan het verminderen van afval, het hergebruiken van materialen en het creëren van sociale werkgelegenheid”, aldus het bedrijf.
Op Schiphol werkt BAM Bouw en Techniek samen met logistiek partner Peinemann Logistiek om de pompen in te zamelen zodra Circopomp de volle bakken kan ophalen. Op meerdere locaties (expeditiestraat bij Peinemann, de transportstraat bij BAM en het magazijn van Peinemann aan de Valkweg op Schiphol, zijn houten bakken geplaatst waar men de pompen kan inleveren, De ingeleverde pomp wordt geregistreerd, krijgt een nummer en wordt gelabeld. Zo wordt er direct een materialenpaspoort aangemaakt. <















Op vrijdag 21 november a.s. nodigen we je van harte uit voor de NVDO Jaarbijeenkomst 2025, dit keer in De Weistaar te Maarsbergen. Een dag die in het teken staat van ontmoeting en inspiratie, samen met andere onderhoudsprofessionals. We beschouwen deze jaarlijkse (netwerk)dag als het grootste Maintenance Event van het jaar!
welkom voor een ontspannend potje Boerengolf en een bezoek aan het boerenmuseum op locatie. Tegelijkertijd vindt het TNOevenement ‘AI en Werk: Gezond en Veilig Werken door/met AI’ plaats, met presentaties van experts die je bijpraten over praktijkcases, technologie en de toekomst van Veilig Werken.
> ‘s Middags zijn er drie TOPsprekers die je niet wilt missen.
• Coen van Gulijk (Haagse Hogeschool) over de basisprincipes van AI, veiligheid via digital twins, condition monitoring en de impact op technisch personeel
• Richard van Hooijdonk, futurist en trendwatcher, die ons meeneemt in technologieën zoals generatieve AI, drones, sensoren en quantum computing
• Tjark Tjin-A-Tsoi, CEO van TNO, die zijn visie deelt op ‘AI in Onderhoud’ en het eerste exemplaar van het gelijknamige visiedocument in ontvangst neemt(*)
(*) De afgelopen jaren heeft Beheer en Onderhoud een aanzienlijke digitale transformatie doorgemaakt, waarbij Kunstmatige Intelligentie (AI) een cruciale rol speelt in het optimaliseren van processen en het verbeteren van de prestaties van assets. AI stelt onderhoudsorganisaties in staat om grote hoeveelheden data te analyseren, patronen te herkennen en voorspellende inzichten te leveren die menselijke capaciteit overstijgen. Dit leidt tot een verschuiving van reactief en planmatig onderhoud naar voorspellend onderhoud, waardoor defecten vroegtijdig kunnen worden gesignaleerd, stilstand wordt geminimaliseerd en de levensduur van assets wordt verlengd.
AI heeft verschillende toepassingen in Beheer en Onderhoud. Zowel voor de hele Onderhoudssector – in bijvoorbeeld predictive maintenance, aanbestedingsprocessen en energie- en duurzaamheidsoptimalisatie –als specifiek voor de vijf sectoren Infra (inclusief Fleet), Manufacturing, Procesindustrie, Onroerend Goed en Food, Beverage & Farma.
Ondanks dat AI veranderingen teweeg brengt in organisaties, is AI niet het nieuwe vakmanschap. Wél is het een aanvulling op en versterking van het bestaande vakmanschap. Kijkend naar de technische arbeidsmarkt zal AI de arbeidsmarktkrapte niet zelfstandig oplossen, maar kan het wel de impact van het huidige personeel versterken en ondersteuning bieden bij training en kennisoverdracht.
> Trots op de overhandiging. Op 21 november overhandigt NVDO Voorzitter Ron Wever het eerste exemplaar van het Visiedocument aan Tjark Tjin-A-Tsoi, CEO TNO. Dit Visiedocument biedt tevens een stappenplan voor de implementatie van AI in Beheer en Onderhoud, waarbij wordt benadrukt dat AI geen doel op zich is, maar een middel om processen te verbeteren.
> Smikkelen terwijl je netwerkt! Na het middagprogramma schuiven we aan voor het inmiddels vertrouwde interactieve netwerkdiner. Tijdens een heerlijk driegangendiner wisselen we per gang van tafel, waardoor je op laagdrempelige en verrassende wijze in gesprek komt met collega’s uit het werkveld. Deze formule wordt elk jaar hoog gewaardeerd: het combineert lekker eten met nieuwe ontmoetingen en waardevolle gesprekken. Of je nu voor het eerst komt of er al jaren bij bent, je gaat gegarandeerd naar huis met nieuwe contacten en nieuwe ideeën! <
Wat gebeurt er als bedrijfsarts, behandelaar, medewerker en werkgever samenwerken? Dan ontstaat er ruimte voor betere zorg, sneller herstel én succesvolle terugkeer naar werk. En daar wint iedereen bij, in alle sectoren. Yolande Kampen, medisch adviseur en bedrijfsarts bij Stigas legt het uit.
We vragen Kampen wat arbocuratieve samenwerking precies is; “Dat is de samenwerking tussen de huisarts of specialist en de bedrijfsarts. Samen kijken ze niet alleen naar herstel, maar ook naar wat iemand nog wél kan. Met als doel: zorgen dat een zieke medewerker zo goed én zo snel mogelijk herstelt én duurzaam terugkeert naar werk”.
> Waarom is dat belangrijk? “Veel artsen weten niet of iemand werkt, wat voor werk het is, of dat iemand al langer arbeidsongeschikt is. Terwijl werk – mits goed afgestemd – juist kan bijdragen aan herstel. Het biedt structuur, afleiding en gevoel van eigenwaar-
de. Maar dan moeten behandelaar en bedrijfsarts wél informatie uitwisselen, uiteraard met toestemming van de medewerker”.
> Welke rol heeft de zieke medewerker zelf en wat is de rol van de werkgever? “Een belangrijke! De medewerker kan zelf zorgen dat beide artsen – behandelaar én bedrijfsarts – van elkaar weten. Bijvoorbeeld door tijdens het consult te noemen dat er contact is met een bedrijfsarts, of dat werk een rol speelt in het dagelijks functioneren. Ook kan de medewerker actief meedenken over wat mogelijk is qua werk, en wat misschien – tijdelijk - niet. Die open houding helpt artsen om beter samen te werken én het herstel te versnellen.”


“Een werkgever kan het verschil maken door in gesprek te blijven en ruimte te bieden voor aangepast werk. Denk aan tijdelijk ander werk, een andere taakverdeling of een rustiger opbouw. En door de medewerker te stimuleren om contact te houden met de bedrijfsarts. Zo laat je zien dat je meedenkt én meewerkt aan herstel”.
> Hoe werkt dit bijvoorbeeld bij een ziekte als kanker?
“Bij kanker is het behandeltraject vaak lang en zwaar. Toch wil een groot deel van de mensen uiteindelijk terug naar werk. Als artsen al tijdens of kort na de diagnose aandacht besteden aan werk, helpt dat enorm. Daar wordt aan gewerkt in een landelijke stuurgroep, die ik als bedrijfsarts nauw volg. Doel: betere zorg, die betaalbaar is én
leidt tot succesvolle werkhervatting”. Kampen noemt de generieke richtlijnmodule Arbeidsparticipatie voor medisch specialistische richtlijnen die behandelaars helpt om werk onderdeel te maken van het behandelplan. “Dat vergroot de kans op duurzaam herstel én op terugkeer naar werk. De invloed van werk op iemands geestelijke en lichamelijke gezondheid is enorm”.
> Wat betekent dit voor de agrarische en groene sector?
“Goede samenwerking tussen artsen, medewerker en werkgever zorgt voor minder misverstanden, minder ziekteverzuim en meer aandacht voor preventie. Als bedrijfsarts en behandelaar hetzelfde adviseren, werkt dat krachtiger. En ook leefstijl komt vaker op tafel. Stigas ondersteunt hierbij via medische checks, inzetbaarheidstrajecten en persoonlijk advies. Onze bedrijfsartsen zoeken actief contact met behandelaren en informeren hen over ingezette acties”. “Maar”, vervolgt Kampen, “samenwerking vraagt inzet van álle partijen: behandelaren, bedrijfsartsen, werkgevers, zorgverzekeraars én politiek. Gelukkig is er beweging. Het project rond kanker is een mooie eerste stap naar bredere samenwerking in de toekomst”. <
Stigas helpt ondernemers en werknemers in de agrarische en groene sector om gezond, veilig en duurzaam te werken. Dit doet zij in opdracht van de sociale partners uit de sector. Dit kenniscentrum beschikt daarnaast over het certificaat arbodienstverlening. Bedrijven kunnen bij hier terecht voor o.a. de risico-inventarisatie en –evaluatie (RIE), het preventiespreekuur, preventief medisch onderzoek (PMO), trainingen, trajecten gericht op duurzame inzetbaarheid en verzuimbegeleiding.
Stel je voor: op jouw to do-lijst staat de verduurzaming van een groot deel van de vastgoedportefeuille van Defensie. 3.800 gebouwen op 127 locaties in heel
Nederland gaan de komende jaren in meer of mindere mate op de schop.
Het is een enorme opgave met een grote impact. Voor vastgoedeigenaar Defensie, voor de gebruikers en voor het Rijksvastgoedbedrijf, dat deze opdracht uitvoert. En met een grote maatschappelijke waarde: het zijn de gebouwen waar de mensen werken en wonen die onze vrede en veiligheid bewaken.
De hele operatie gebeurt natuurlijk niet in één keer. “We werken met een uitgebreid programma met allerlei deelprojecten. We bouwen stap voor stap een hele nieuwe projectorganisatie,” zegt Rob Hakstege, Programmamanager bij het Rijksvastgoedbedrijf. “Er is nog van alles uit te vinden met betrekking tot organisatie, werkwijzen, doorlooptijden en benodigde resources”.
> 90.000 maatregelen. De opdracht en de deadlines van Defensie zijn glashelder: in 2030 moeten in de 3.800 gebouwen de maatregelen uit de Erkende Maatregelenlijst (EML) uitgevoerd zijn. Al eerder, eind 2027, moeten de meer dan 470 kantoorgebouwen van Defensie minimaal energielabel C hebben. Rob; “Om alle gebouwen veilig, up-to-date en energiezuinig te maken passen we overal de standaardmaatregelen uit de Erkende Maatregelenlijst toe. Dat is de officiële lijst met energiebesparende maatregelen die bedrijven en instellingen in Nederland verplicht moeten uitvoeren, als die zich binnen de gestelde termijn terugverdienen. In ons programma hebben we het over meer dan 90.000 maatregelen: gemiddeld 30 per gebouw”.


‘ ’ ‘De opdracht is glashelder. Planning en uitvoering zijn een grote uitdaging’
> Bijzondere eigenaar en gebruikers. Die maatregelen variëren van het isoleren van spouwmuren, daken en vloeren tot het vervangen van enkel glas door HR++-glas, het aanbrengen van ledverlichting en het verbeteren van klimaatinstallaties. “We pakken eerst de schil aan, dan de binnenkant en de installaties. In dezelfde gebouwen doet het Rijksvastgoedbedrijf ook het reguliere onderhoud en de periodieke vervanging en vernieuwing. Uiteraard zoeken we steeds naar synergie: wat kan samen en wat moet separaat. Parallel aan de reguliere werkzaamheden pakken we de EML-maatregelen zoveel mogelijk mee”. De actielijst is overzichtelijk, de te nemen maatregelen bekend terrein voor Rob en zijn collega’s. Wat deze opdracht uitzonderlijk maakt, is - naast de enorme omvang - de opdrachtgever en eigenaar van het vastgoed, Defensie. En de gebruikers van al die gebouwen.
“We praten over gebouwen op kazernes, in de militaire haven en op militaire vliegvelden. Het zijn magazijnen, sportcomplexen, kantoren, werkplaatsen, stallingen, hangars, laboratoria, legeringsgebouwen, KEK-gebouwen (keuken, eetzaal, kantine): allemaal plekken waar militairen wonen, werken, sporten, recreëren en zich voorbereiden op missies. Het zijn complete gemeenschappen met alle mogelijke faciliteiten en functies. En die functies moeten allemaal doorgaan terwijl wij er aan het werk zijn”. Extra uitdaging vormt het achterstallig onderhoud aan de gebouwen. Bij Defensie is jarenlang bezuinigd, verduurzaming van het vastgoed stond lang niet bovenaan de prioriteitenlijst.
>
>
> Starten met kleine complexen. Het programma is nog in de startfase. Rob; “We beginnen met kleine complexen, met maximaal vijf gebouwen in scope. Daarmee doen we ervaring op. We leren en optimaliseren om vervolgens te versnellen. We gaan ervaren wat haalbaar is, hoe we werkzaamheden zo kunnen plannen en uitvoeren dat wij en de gebruikers veilig kunnen blijven werken. En hoe de gebouwen ook veilig blijven. Voor het einde van dit jaar pakken we steeds grotere complexen en moeilijkere gebouwen aan. Dan gaan we grote stappen maken. De communicatie en afstemming met eigenaar Defensie, maar vooral met de gebruikers, zijn cruciaal”.
> Blok voor blok. “We kunnen dit niet anders doen dan op deze iteratieve manier. Blok voor blok, terwijl we ervaring opdoen en bijstellen. Dit zijn geen projecten die je van tevoren helemaal kunt uitwerken, daar zijn ze te gecompliceerd voor. Mede door de militaire omgeving en het werk dat de mensen er doen. Tegelijkertijd hebben we harde deadlines, wat maakt dat we voorspellend kunnen en moeten zijn”.
> Extra mensen. Het Rijksvastgoedbedrijf doet deze gigantische klus voor Defensie naast al het reguliere werk. Dat betekent dat er substantieel mensen bij moeten. De schatting is dat er zo’n
150 nieuwe collega’s bij komen de komende tijd. “In alle functies die je kunt bedenken binnen een projectorganisatie,” zegt Rob. “Van contractmanagers tot (werktuig)bouwkundigen en meet- en regeltechnici tot duurzaamheidsspecialisten, juristen en projectondersteuners”.
> Een fantastische diversiteit aan vastgoed. Die nieuwe collega’s kunnen rekenen op een ‘fantastische diversiteit aan vastgoed’. Niet alleen van Defensie, maar in de hele portefeuille van het Rijksvastgoedbedrijf. “Alles wat je kunt bedenken zit erbij. Ook locaties waar je normaal gesproken niet zomaar binnenkomt, zoals penitentiaire inrichtingen, paleizen en rechtbanken, en bijzondere monumenten. Als je een vastgoedhart hebt, is er geen boeiender plek om te werken. Het is magnifiek om bij te dragen aan een veilige en plezierige werkomgeving voor de mensen die onze vrede en veiligheid bewaken”.
Het Defensievastgoed heeft bij Rob nog een streepje voor. Net als verduurzaming, zijn stokpaardje. “Ik vind het magnifiek om te werken aan een maatschappelijk en mondiaal onderwerp als duurzaamheid. Én om bij te dragen aan een veilige en plezierige werkomgeving voor de mensen die onze vrede en veiligheid bewaken”. <

In de laatste NVDO Nieuwsflits las ik de kop ‘Technologie begint bij mensen’, en zo is het ook.
Als student had ik een vakantiebaan bij een benzinepomp annex garagebedrijf. Behalve dat ik altijd kilo’s gewicht eraf liep, heb ik daar ook geleerd over technologie en onderhoud en vooral de beperkingen ervan. Het was in de tijd dat je onder de motorkap van een auto nog iets met je handen kon doen. Even het gaspedaal met een haakje vastmaken, een pil in de radiator om een gaatje te dichten of een klap op de startmotor geven.
Tot er op een avond een Duitser met een BMW kwam. Alles op het dashboard in storing en rode lampjes. De pc bestond nog niet. We konden niets. Ik weet nog dat de eigenaar stond te briesen over zijn dure auto en mijn baas zei; “alles kan kapot gaan, de kunst is om het te onderhouden en te repareren”.
Dat was ruim 50 jaar geleden en het is nog zo. In de snelst groeiende regio van Nederland, de Regio Foodvalley met zijn 8 gemeenten weten we dat ook. Onderwijs en werkgevers spelen er een belangrijke rol, de werkloosheid bij ons is ongekend laag, toch blijfven vakmensen die we nodig hebben, een gebrek.
Investeren in onderhoud is dat. Wil de Regio Foodvalley de koploperspositie in voedsel behouden, dan moeten we ‘onder de motorkap’ blijven werken aan onze landbouw, natuur, bereikbaarheid en wonen en zaken als netcongestie zien op te lossen.
Zo zijn Onderhoud en Vakmanschap op alle vlakken nodig! <

Voorzitter Regio Foodvalley en burgemeester van Ede
Regio Foodvalley is een samenwerkingsverband van acht gemeenten. De gemeenten Barneveld, Ede, Nijkerk, Rhenen, Renswoude, Scherpenzeel, Veenendaal en Wageningen hebben hun samenwerking vastgelegd in een ‘gemeenschappelijke regeling’. Deze samenwerking wordt aangestuurd door het algemeen bestuur waar alle gemeenten een plek in hebben. Met de gemeente Bunschoten-Spakenburg werken ze samen op het thema Voedsel, met de gemeente Putten op de thema’s Landbouw en Voedsel. Het regiobureau ondersteunt het samenwerkingsverband.
Ondernemers, onderwijs en overheid samen
Vanuit dit samenwerkingsverband werken de gemeenten samen met ondernemers en kennisinstellingen in de regio. Ook wel de drie O’s of triple-helix samenwerking genoemd. In Regio Foodvalley werken Ondernemers, Onderwijs en Overheid samen aan een gezonde en duurzame regio voor inwoners en bedrijven. Een regio waar mensen graag wonen, werken en ondernemen. Deze triple-helix samenwerking wordt aangestuurd vanuit de Economic Board, het bestuur van deze samenwerking. In deze board hebben mensen uit de drie O’s zitting. Deze samenwerking hebben zij vastgelegd in de Strategische Agenda.

De krapte op de arbeidsmarkt is voelbaar in vrijwel elke sector. Tegelijkertijd staat een grote groep gemotiveerde mensen aan de zijlijn, terwijl ze juist waarde kunnen toevoegen aan organisaties. Hoe breng je die werelden samen? Het antwoord is door samen te werken. Marlous Bak-Groen, adviseur Werkgeversdienstverlening vanuit Werkzaak Rivierenland bij Werkgevers Servicepunt (WSP) en Kees Verschoor, directeur bij Verschoor Metaal Techniek (VMT) laten zien hoe inclusieve samenwerking niet alleen maatschappelijke waarde oplevert, maar ook concreet bijdraagt aan bedrijfsresultaat.
Werkzaak Rivierenland is een werkontwikkelbedrijf, actief voor acht gemeenten in de regio Rivierenland en werkt aan een arbeidsmarkt waarin iedereen meedoet. De missie is duidelijk: iedereen heeft talent en iedereen verdient een plek om dat talent in te zetten. Of iemand nu een ondersteuningsvraag heeft vanwege bijvoorbeeld een psychische kwetsbaarheid, een migratieachtergrond of een lichamelijke beperking; Werkzaak zoekt, begeleidt en verbindt.
Vooral die begeleiding is belangrijk aldus Bak-Groen: “Door mensen gericht te begeleiden activeren we talent dat anders onbenut blijft. Want iedereen heeft talenten die passen bij vacatures. Wij helpen zowel werknemers als werkgevers om die talenten te zien.”. Verschoor benadrukt het belang van die aanpak. “Werkzaak kijkt daardoor meer naar de mens achter het cv, dan dat commerciële bureaus dat doen. En zo ontstaat er een betere aansluiting met onze werkvloer”.
> Metaal én mensenwerk. VMT begon als specialist in plaaten constructiewerk en is inmiddels uitgegroeid tot een complete productiepartner. De organisatie heeft maatschappelijke verantwoordelijkheid verankerd in haar visie: bijdragen aan een leefbare wereld met aandacht voor mens, milieu en klant. Zo sluiten techniek en betrokkenheid elkaar niet uit, maar versterken ze elkaar. Die verantwoordelijkheid vertaalt zich concreet op de werkvloer, laat Ver-
schoor weten. “We werken al jaren met kandidaten vanuit Werkzaak en één van hen is inmiddels zelfs doorgegroeid tot teamleider”.
> Maatwerk als sleutel tot succes. Volgens Bak-Groen zit de kracht van de samenwerking in maatwerk. “We starten altijd met een goed gesprek over wat het bedrijf kan bieden en wat mogelijke kandidaten nodig hebben. Daarna gaan we gericht matchen. Soms start iemand met een proefplaatsing, soms met een leerwerktraject, maar altijd met duurzame inzetbaarheid als doel. We geloven niet in een standaardoplossing, maar juist in een samenwerking die begint bij wederzijds begrip”.
Werkzaak doet daarom veel meer dan het invullen van een vacature. Ze ondersteunt werkgevers bijvoorbeeld met loonkostensubsidie, zo nodig werkplekaanpassing en trainingen voor leidinggevenden. Werknemers krijgen ook passende begeleiding zoals jobcoaching en taalcursussen en. Alles om ervoor te zorgen dat een plaatsing slaagt.
> Inclusie vraagt lef. Dat inclusie niet vanzelf gaat, beamen beide partijen. “Je moet als organisatie bereid zijn om verder te kijken dan je standaard profiel”, zegt Verschoor. “Onze productieomgeving is soms bijzonder dynamisch en fysiek zwaar. Dan is niet elke functie voor iedereen geschikt. Maar, als je bereid bent te
kijken naar wat wel past, krijg je er heel veel voor terug”. Die terugkoppeling hoort Werkzaak vaker. “Sommige kandidaten beginnen met een paar uur per week, maar groeien daarna enorm. Eén van onze kandidaten startte in de schoonmaak en werkt nu als pedagogisch medewerker”, vertelt Bak-Groen. “Voor dat soort succesverhalen doen we het”.
> Psychische kwetsbaarheid: extra stapjes, zelfde bestemming. Een bijzondere doelgroep zijn mensen met een psychische kwetsbaarheid . “Je moet soms beginnen met een langere proefplaatsing of extra begeleiding. Kleine stapjes, met oog voor wat iemand aan kan, geduld en extra begeleiding om vertrouwen op te bouwen. Soms starten we met een paar uurtjes per week. En als het goed gaat, bouwen we uit”.
Werkgevers krijgen in dit soort trajecten extra ondersteuning van Werkzaak, bijvoorbeeld door de werknemers langere tijd op hun eigen loonlijst te houden. “Zo hoeft de werkgever de werknemer niet direct in dienst te nemen en wordt er iets minder van ze verwacht. Dat zorgt vaak voor net dat beetje minder druk. Iets wat deze groep werknemers goed kan gebruiken”.
> Loyaliteit en motivatie. Eenmaal op hun plek zijn werknemers met een ondersteuningsvraag vaak enorm loyaal. “Een van onze medewerkers is in al die jaren dat hij bij ons werkt nog niet ziek geweest”, vertelt Verschoor trots. “En, hij is inmiddels verantwoordelijk voor een productielijn”. Volgens Werkzaak is dat geen toeval. “Als iemand zich gezien voelt, als er geïnvesteerd wordt in begeleiding,

dan krijg je dat terug in motivatie en loyaliteit. Dat levert niet alleen stabiliteit op, maar ook een nog sterkere werkcultuur”.
> Maatschappelijke waarde: niet alleen sociaal, ook strategisch. De samenwerking tussen Werkzaak en VMT laat zien dat maatschappelijke waarde niet alleen zit in het ‘goede doen’, maar ook in slimme bedrijfsvoering. Verschoor: “We doen dit omdat we geloven in de mensen. Maar het helpt ook dat het werkt. De begeleiding is goed, de ondersteuning is er en de medewerkers voegen echt iets toe”. Bak-Groen vult aan: “Aan de ene kant wil je als werkgever gewoon iets goeds doen voor een ander, aan de andere kant helpt het je bedrijf vooruit in een arbeidsmarkt die krapper is dan ooit. Het zou zonde zijn om mensen met talent aan de kant te laten staan”.
> Samen maken we het verschil. Bak-Groen is van mening dat werkgevers die mensen met een ondersteuningsbehoefte in dienst nemen, echt het verschil maken. Niet alleen voor die mensen, maar voor de hele samenleving. “Werk geeft ritme, sociale verbinding, financiële zelfstandigheid en het gevoel dat je ertoe doet. Wie die kans biedt, voorkomt onbenut talent en maatschappelijke kosten. Daarom richt Werkzaak zich op duurzame plaatsingen, niet op korte trajecten zonder perspectief”. Bij VMT vertaalt dat zich in trots, vakmanschap en een sterkere organisatie. “De waarde zit daarmee niet alleen in het sociale, ” legt Verschoor uit, “maar ook in het strategische. Samen bouwen aan een inclusieve, innovatieve en toekomstbestendige arbeidsmarkt waarin samenwerking centraal staat.” Bak-Groen vat het treffend samen: “Iedereen heeft talent. De kunst is om samen te ontdekken welk talent dat is”. <

Onze wereld is steeds meer complex en veranderingen gaan steeds sneller. De term VUCA – Volatility, Uncertainty, Complexity, Ambiguity – vat deze dynamiek treffend samen. Assetmanagers in de infrastructuursector staan voor de uitdaging om niet alleen technisch betrouwbaar, maar ook maatschappelijk relevant te zijn en blijven. Voor vandaag en morgen. Hoe krijg je grip op het leveren van maatschappelijke waarde in een VUCA-wereld?


Antea Group benadert de maatschappelijke waarde die infrastructuur levert vanuit drie dimensies: de fysieke infrastructuur, het gebruik van die infrastructuur en de bereikbaarheid die door het gebruik mogelijk wordt gemaakt. Een betrouwbaar en veilig functionerende brug (infrastructuur) stelt het verkeer in staat om van A naar B te komen (gebruik), waarmee een verbinding wordt gecreëerd tussen regio’s (bereikbaarheid). Samen dragen deze dimensies bij aan de maatschappelijke waarde, of brede welvaart.
Bij Antea Group zoeken we naar oplossingen die invulling geven aan meerdere doelstellingen: geen of-of, maar en-en oplossingen. Hiervoor gebruiken we verschillende methoden en aanpakken. Laten we ze eens langsgaan.
Een goed beeld van de opgaven in en rondom een asset of assetportfolio is en blijft een belangrijk vertrekpunt: we moeten de opgave in beeld hebben. Steeds vaker zetten we daarvoor betrouwbare en veilige digitale technieken, zoals sensoring en artificial intelligence. Als we de opgave in beeld hebben, moeten we deze écht goed begrijpen om te kunnen komen tot goede en verstandige en toekomstbestendige keuzes.
Een eerste methode is het denken in scenario’s. Omdat de wereld zo dynamisch is, kunnen we niet uitgaan van één vastomlijnd
toekomstbeeld. Scenario’s geven samen het speelveld weer waarbinnen een opgave kan worden opgelost. Ontwerpend onderzoek zetten we in om tot scenario’s te komen en om deze te visualiseren. Het ontwerp wordt ingezet als onderzoeksinstrument. Door verschillende varianten te visualiseren en te testen met gebruikers, ontstaan nieuwe inzichten en uitgangspunten voor het ontwerp. Met Value Engineering wordt vervolgens de waarde van een scenario geoptimaliseerd. Door alternatieven te analyseren op functionaliteit, kosten en maatschappelijke baten, komen we tot een ontwerp dat gezondheid, duurzaamheid én bereikbaarheid versterkt. Tot slot helpen kosten-baten afwegingen over de hele levenscyclus om scenario’s te vergelijken, en te komen tot onderbouwde keuzes. Waarbij niet alleen financiële kosten en baten tellen, maar ook maatschappelijke effecten die bijdragen aan het welzijn van ons als mens.
Door vanuit meerdere dimensies te denken en rekening te houden met de dynamische omgeving maken we assetmanagement toekomstbestendig: wendbaar en gericht op het creëren van maatschappelijke waarde.
Giel Klanker en Sanne van Empel
www.anteagroup.nl

Alewijnse en Damen Naval ondernemen samen de complete integratie en installatie van alle elektrische systemen, inclusief installaties voor energiedistributie en verlichting, aan boord van de vier nieuwe Anti-Submarine Warfare-fregatten (ASWF), die worden gebouwd voor Nederland en België.
Damen Naval selecteerde Alewijnse als belangrijkste partner voor de elektrische systeemintegratie op basis van eerdere succesvolle ervaringen. De twee bedrijven werken al jarenlang samen, onder andere bij de bouw van uiterst complexe marineschepen als het Joint Support Ship Zr.Ms. Karel Doorman, Landing Platform Dock Zr.Ms. Rotterdam, de Ocean Going Patrouilleschepen (OPV) van de Holland-klasse en het Combat Support Ship Den Helder, dat nog in aanbouw is.
De samenwerking met Alewijnse gaat al heel wat jaren en heel wat projecten terug. “We zijn verheugd dat we op het ASWF-project weer kunnen samenwerken en dat we wederom een Nederlandse leverancier hebben gevonden. Hiermee verzekeren we dat de kennis en ervaring worden gedeeld met zo veel mogelijk partijen in de Nederlandse marine scheepsbouw. Dat versterkt onze positie in de wereldtop van de complexe marinebouw”, aldus Damen Naval.
> Nieuw? De nieuwe ASW-fregatten zijn de vervangers van de huidige Multi-purpose fregatten van de Karel Doorman-klasse. De nieuwe fregatten zullen ook voor verschillende doeleinden inzetbaar zijn, al zal de nadruk liggen op onderzeebootbestrijding. De schepen krijgen hybride dieselelektrische voortstuwing en worden ontworpen om zo stil mogelijk te varen. Ook komt er een uitgebreid pakket aan sensoren aan boord om onderzeeboten op te kunnen sporen.
Alewijnse Manager Sales Maurice Seijkens; “Wij zijn heel trots dat we met en voor Damen een dergelijke opdracht voor COMMIT mogen uitvoeren. Dit toonaangevende en complexe project demonstreert eens te meer waartoe de kracht van samenwerking binnen de maritieme sector in staat is”.
is een
omgeving’
> Met technologie de samenleving dienen. “We kijken ernaar uit om met het project te starten. Het is altijd goed om met Damen samen te werken,” zegt Alewijnse segmentmanager Florin Nicutaru. “ASWF is een complex project, met hoge eisen en in een gecompliceerde omgeving”. Die omgeving heeft natuurlijk ook de aandacht van de maatschappij en ligt daardoor wellicht onder een
vergrootglas. “Door onze uitgebreide ervaring met projecten in defensie en veiligheid zijn wij goed voorbereid. Elk deel van onze organisatie zal een bijdrage leveren aan dit project en we willen graag de verschillende deelnemers en hun individuele elektrische systemen verbinden tot een allesomvattend eindproduct, dat meer dan voldoet aan de verwachtingen van de eindgebruiker op het gebied van functionaliteit, bruikbaarheid en prestaties”.
> Verschil in Onderhoud: Meer Modulariteit, Minder Personeel. De nieuwe ASWF-fregatten brengen een aanzienlijke verandering in het onderhoudsconcept. Denk aan modulair en digitaal onderhoud: De ASWF’s worden uitgerust met state-of-the-art sensoren en digitale monitoring van systemen, waardoor er voorspellend onderhoud mogelijk is. In plaats van op vaste tijden onderdelen te vervangen, worden systemen continu gemonitord op slijtage of storingen. Dit verhoogt de inzetbaarheid en verlaagt de onderhoudskosten.
Dankzij automatisering en integratie van systemen (zoals energiedistributie, HVAC, verlichting) zijn er minder traditionele maintenance professionals nodig aan boord. De ASWF heeft een kleinere bemanning dan de Karel Doorman-klasse, wat ook invloed heeft op de onderhoudsprocessen — deze worden deels op afstand of vanaf de wal uitgevoerd. Levensduurgericht ontwerp: De ASWF’s zijn ontworpen met een langere levensduur. Componenten zijn eenvoudiger te vervangen of te upgraden, wat leidt tot minder complexe onderhoudsingrepen over de hele levenscyclus van het schip. >

Zr.Ms. Karel Doorman Foto: Defensie, John van Helve

> Maatschappelijke Impact van de ASWF-fregatten. Verantwoorde Besteding van Belastinggeld: De ASWF-fregatten zijn een miljardeninvestering, betaald uit de rijksbegroting (Defensie-uitgaven). De maatschappelijke relevantie van die besteding wordt onderbouwd met doelgerichte inzet: In plaats van alleskunners wordt nu geïnvesteerd in schepen met een gerichte taak: onderzeebootbestrijding. Dit is strategisch relevant, gezien de groeiende aanwezigheid van (onzichtbare) onderzeeërs in Europese wateren. Maar ook een lange levensduur en kostenefficiëntie: Door inzet van voorspellend onderhoud en moderne systemen gaan de fregatten decennia mee met relatief lage exploitatiekosten. Dat betekent méér waar voor belastinggeld op de lange termijn. En ten slotte de Nederlandse industrie: Een belangrijk deel van het budget vloeit terug naar Nederlandse bedrijven (zoals Alewijnse en Damen Naval), wat zorgt voor werkgelegenheid en herinvestering in de nationale economie. > Samenwerken, zowel intern als extern. “Dankzij onze uitgebreide expertise in diverse marktsegmenten en scheepstypen, zijn wij in staat om te voldoen aan de strenge eisen voor elektriciteitsdistributie, verlichting, dataveiligheid en integratie met externe systemen,” voegt Seijkens toe. “Door de internationale aanwezigheid van Alewijnse kunnen we dit project perfect binnen onze eigen organisatie uitvoeren”.
Het ASWF-project wordt in nauwe samenwerking met Defensie uitgevoerd, waarbij een deel van de werkzaamheden door Defensie zelf zal worden uitgevoerd. De casco’s worden in Roemenië gebouwd en komen daarna naar Vlissingen om ze verder af te bouwen. De verwachting is dat Damen Naval het eerste schip in 2028 zal opleveren. <
Anti-Submarine Warfare-fregatten Foto: Defensie
Specialisatie versus Multirole
Karel Doorman-klasse (Multipurpose Fregatten): Deze fregatten zijn ontworpen als multirole schepen, bedoeld voor een breed scala aan taken zoals onderzeebootbestrijding (ASW), luchtverdediging, oppervlakteoorlogvoering en maritieme veiligheidstaken.
Nieuwe ASWF-fregatten: De ASWF’s zijn gespecialiseerd in onderzeebootbestrijding, met een nadruk op stealth, sonarcapaciteiten (zoals een sleepbare sonar en een sonar in de romp), geavanceerde akoestische demping en samenwerking met maritieme helikopters.
Hun ontwerp is geoptimaliseerd voor stille operaties, gericht op het detecteren en uitschakelen van moderne, stille onderzeeërs.
Het verschil zit in de taakgerichtheid: de Karel Doormanklasse kan alles een beetje, terwijl de ASWF-fregatten specifiek zijn ontworpen om onderzeeboten effectief op te sporen en te bestrijden, ook onder lastige akoestische omstandigheden.
In het eerste landelijke onderzoek naar PFAS in het bloed van Nederlanders bevestigt het RIVM wat velen in Zeeland al vermoedden: inwoners in de regio rond de Westerschelde hebben een verhoogde hoeveelheid PFAS in hun bloed. “Ik noem het een harde bevestiging van onze zorgen en onderstreep dat Zeeland hiermee niet overdrijft”.

Het is helaas een bevestiging van de zorgen die we hierover hadden, nog steeds hebben, en ik vrees voorlopig ook nog wel zullen houden. Maar het sterkt ons juist om dóór te gaan. Want deze cijfers maken duidelijk dat het aanpakken van PFAS geen abstract beleid is, maar keiharde noodzaak.
In totaal onderzocht het RIVM bijna 1.500 bloedmonsters uit 2016 en 2017. Bij vrijwel iedereen werden meerdere soorten PFAS gevonden, bij de meeste mensen zelfs boven de gezondheidskundige grenswaarde. De regio Westerschelde en ook Dordrecht kregen extra aandacht in het onderzoek vanwege de nabijheid van industrie. In Zeeland viel vooral de verhoogde aanwezigheid van PFOS op, een type PFAS dat zich ophoopt in het milieu én in het menselijk lichaam.
Voor onderhoudsmedewerkers heeft dit directe gevolgen. PFAS kunnen aanwezig zijn in grond, water en slib. Grondverzet, rioolwerk, baggerwerk of het reinigen van materieel in vervuild water kunnen allemaal risico’s met zich meebrengen. Dat vraagt om alertheid, beschermende maatregelen en duidelijke protocollen. De Provincie Zeeland werkt daarom nauw samen met gemeenten, waterschappen en uitvoerders om risico’s zoveel mogelijk te beperken.
Gelukkig zien we in het water van de Westerschelde al enige verbetering. Dat is hoopgevend. Maar het lichaam doet er veel langer over om PFAS kwijt te raken. Daarom is het belangrijk dat we het
Wat zijn PFAS?
PFAS (Per- en polyfluoralkylstoffen) zijn door de mens gemaakte stoffen die water-, vet- en vuilafstotend zijn. Ze worden gebruikt in onder andere blusschuim, regenkleding, pannen met antiaanbaklaag en industriële processen. PFAS breken nauwelijks af in het milieu en stapelen zich op in water, grond én in ons lichaam. Inmiddels is duidelijk dat langdurige blootstelling schadelijk kan zijn, vooral voor het immuunsysteem. Bij werkzaamheden in vervuilde grond of water kunnen onderhoudsmedewerkers ongemerkt worden blootgesteld. Daarom is kennis over PFAS en goede bescherming essentieel.
Dick van der Velde Gedeputeerde Provincie Zeeland
huidige beleid volhouden én blijven verbeteren. We doen het voor onze inwoners én voor iedereen die hier werkt, elke dag opnieuw.
De uitkomsten van een tweede ronde bloedonderzoek, met monsters uit 2025, worden in de loop van volgend jaar verwacht. Die resultaten moeten laten zien of het beleid van de afgelopen jaren daadwerkelijk effect heeft gehad op de blootstelling. <
‘‘Gelukkig zien we in het water van de Westerschelde al enige verbetering’
’
Het kabinet introduceert een wetsvoorstel dat de milieuregels voor aanbestedingen in de grond-, weg- en waterbouwsector (GWW) moet verduidelijken en uniformeren. Hiermee wordt voorkomen dat elke publieke opdrachtgever eigen, afwijkende regels opstelt. Het resultaat: een voorspelbaarder, minder bureaucratisch aanbestedingsproces dat bovendien bijdraagt aan de klimaatdoelstellingen uit het Klimaatakkoord.
Demissionair Staatssecretaris Aartsen onderstreept de roep om eenvoud en duidelijkheid vanuit de sector; “Meer dan 500 bedrijven en stakeholders uit de GWW-sector hebben aangegeven dat ze snakken naar uniformiteit en helderheid in milieunormen. Dit wetsvoorstel biedt die duidelijkheid en betekent een versimpeling van regelge-
ving: iedereen weet straks precies waar hij aan toe is, zonder te hoeven worstelen met tientallen verschillende lokale regels. Dat is goed voor het bedrijfsleven én helpt ons gezamenlijk stappen te zetten richting een duurzamere infrastructuur”.

‘Het wetsvoorstel gaat niet alleen over regels, maar over het creëren van een duurzaam, eerlijk
> Minimumeisen voor materialen zoals beton en asfalt. Een van de kernpunten van het wetsvoorstel is de invoering van minimale duurzaamheidseisen voor veelgebruikte materialen als beton en asfalt. Deze eisen gelden straks voor álle publieke aanbestedingen in de GWW-sector. Daarnaast wordt bij omvangrijke projecten ook gekeken naar de totale milieuprestatie van het gehele project. Die prestatie telt mee als gunningscriterium, wat inhoudt dat duurzame materialen en processen een grotere kans bieden om een opdracht binnen te halen.
> Effect op CO2 -reductie en regeldruk. Onderzoek door CE Delft toont aan dat de milieuprestatie-eisen kunnen leiden tot een vermindering van circa 0,8 megaton CO2-uitstoot in 2030. Dit is een aanzienlijke bijdrage aan de nationale klimaatdoelen. Tegelijkertijd levert het wetsvoorstel winst op in efficiëntie: bedrijven hoeven zich niet meer aan te passen aan een lappendeken van lokale regels, wat leidt tot minder administratieve lasten en snellere procedures. “Dit wetsvoorstel is geen top-down maatregel. Het is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met de sector zelf – bedrijven, brancheorganisaties en overheden. Die brede steun maakt het niet alleen sterker, maar ook uitvoerbaar”, zegt Aartsen.
> Breed draagvlak binnen sector en overheid. Het wetsvoorstel is tot stand gekomen in nauw overleg met bedrijven, brancheorganisaties, decentrale overheden en andere betrokken partijen. Er blijkt een breed draagvlak voor de voorgestelde uniforme aanpak. De meeste partijen zien de voordelen voor zowel het bedrijfsleven als voor overheidsopdrachtgevers. Aartsen; “Als het gaat over de maatschappelijke waarde van het wetsvoorstel dan investeren we niet alleen in infrastructuur, maar ook in een leefbare toekomst. Met deze aanpak koppelen we economische groei aan klimaatdoelen –en dat is precies wat de samenleving van ons vraagt”.
> Ondersteuning en kennisdeling via centraal punt. Voor een succesvolle implementatie wordt begin 2026 een centraal ondersteuningspunt opgezet. Dit punt gaat publieke opdrachtgevers ondersteunen bij het toepassen van de nieuwe milieueisen. Denk
aan praktische richtlijnen, formats, voorbeeldbestekken en het organiseren van regionale kennisbijeenkomsten. Uiteindelijk moet dit ondersteuningspunt uitgroeien tot het centrale loket voor alle vragen en ondersteuning rondom de wettelijke milieuregels in de GWW-aanbestedingen. >


Demissionair
Staatssecretaris Aartsen Foto: Marijn Beekman
> Nieuwe milieueisen gelden ook voor onderhoudswerkzaamheden. Hoewel het wetsvoorstel primair gericht is op aanbestedingen van GWW-projecten, zullen de milieueisen voor materialen als beton en asfalt ook doorwerken in onderhoudswerkzaamheden. Dat betekent dat bij het vervangen of herstellen van infrastructuuronderdelen (zoals wegdekken, brugdelen, beschoeiingen of kades) duurzame materiaalkeuzes verplicht kunnen worden. Opdrachtgevers zullen dus ook bij kleinere ingrepen rekening moeten houden met CO 2 -reductie en circulariteit.



www.znapz-assetmanagement.com www.naviam.io
www.znapz-assetmanagement.com www.naviam.io
www.znapz-assetmanagement.com www.naviam.io
Voorbeeld: Bij onderhoud aan een fietspad kan het betekenen dat asfalt moet voldoen aan een minimale milieuprestatie, zoals het gebruik van gerecycled materiaal of een lage MKI-score (MilieuKostenIndicator). Voor de onderhoudssector ligt hier zowel een kans als een opdracht: Kans om met duurzame onderhoudsmethoden een concurrentievoordeel te behalen. Noodzaak om kennis en processen aan te passen aan de nieuwe uniforme eisen. Dit vraagt mogelijk om investering in Milieudata en meetmethoden, Training van medewerkers en Aanpassing van contractvormen (denk aan EMVI-criteria gericht op duurzaamheid). <
ZNAPZ is a trusted leader in IBM Maximo Application Suite (MAS) and Enterprise Asset Management (EAM). Now, as part of Naviam, we combine specialist expertise with global scale, helping organizations transform how they manage assets, optimize performance, and build sustainable futures.
ZNAPZ is a trusted leader in IBM Maximo Application Suite (MAS) and Enterprise Asset Management (EAM). Now, as part of Naviam, we combine specialist expertise with global scale, helping organizations transform how they manage assets, optimize performance, and build sustainable futures.
ZNAPZ is a trusted leader in IBM Maximo Application Suite (MAS) and Enterprise Asset Management (EAM). Now, as part of Naviam, we combine specialist expertise with global scale, helping organizations transform how they manage assets, optimize performance, and build sustainable futures.
Experts in IBM Maximo EAM solutions. Your one-stop shop for Hosting, Projects & Consulting Services.
Experts in IBM Maximo EAM solutions. Your one-stop shop for Hosting, Projects & Consulting Services.
Experts in IBM Maximo EAM solutions. Your one-stop shop for Hosting, Projects & Consulting Services.
''Our strength lies in our people. If you’re ready to innovate, collaborate, and grow, we’d love to meet you.” – ZNAPZ Team
ZNAPZ is a trusted leader in IBM Maximo Application Suite (MAS) and Enterprise Asset Management (EAM). Now, as part of Naviam, we combine specialist expertise with global scale, helping organizations transform how they manage assets, optimize performance, and build sustainable futures.
''Our strength lies in our people. If you’re ready to innovate, collaborate, and grow, we’d love to meet you.” – ZNAPZ Team
ZNAPZ is a trusted leader in IBM Maximo Application Suite (MAS) and Enterprise Asset Management (EAM). Now, as part of Naviam, we combine specialist expertise with global scale, helping organizations transform how they manage assets, optimize performance, and build sustainable futures.
''Our strength lies in our people. If you’re ready to innovate, collaborate, and grow, we’d love to meet you.” – ZNAPZ Team
Experts in IBM Maximo EAM solutions. Your one-stop shop for Hosting, Projects & Consulting Services.
Join us: contactus@znapz.com +31767901188
Want to know more or to Join our Team? contactus@znapz.com +31767901188
Experts in IBM Maximo EAM solutions. Your one-stop shop for Hosting, Projects & Consulting Services.
Join us: contactus@znapz.com +31767901188
''Our strength lies in our people. If you’re ready to innovate, collaborate, and grow, we’d love to meet you.” – ZNAPZ Team
''Our strength lies in our people. If you’re ready to innovate, collaborate, and grow, we’d love to meet you.” – ZNAPZ Team

www.znapz-assetmanagement.com www.naviam.io
www.znapz-assetmanagement.com www.naviam.io
Join us: contactus@znapz.com +31767901188
Want to know more or to Join our Team? contactus@znapz.com +31767901188





Om de strategie en ambitie te vertalen naar operationele taken en doelstelling, zijn er verschillende hulpbronnen. De NEN8026 is één van deze bronnen en legt op tactisch niveau de verbinding tussen strategische doelen van de organisatie en de operationele uitvoering van (vastgoed) management; het levenscyclusbeheer.
Doel
Tijdens deze Masterclass word je meegenomen in de denk- en werkwijze van de NEN8026. Vanuit de praktijkervaringen helpen we je met het doorgronden van de werkwijze, en wordt de NEN8026 vertaald naar werkbare vormen die je zelf mee kan nemen in je eigen bedrijfsvoering. We tonen je een methodiek om strategie en ambitie te vertalen naar concrete taken en verantwoordelijkheden.

Deze intensieve driedaagse training, inclusief e-learning module, kent een gemiddelde waardering van 9.6! Vanwege de grote belangstelling adviseren wij voor tijdige registratie zorg te dragen.
Doel
Deelnemers krijgen inzicht in de toegevoegde waarde van de rol van werkvoorbereider/planner voor het onderhoudsproces. De complexiteit wordt in kleinere stukken omgezet naar een gestructureerde werkwijze. Hiermee wordt het mogelijk om een persoonlijk stappenplan op te stellen om het geleerde direct in de dagelijkse praktijk toe te passen!
Onderwerpen
Dag 1 Proces en werkwijze
Dag 2 Voorbereiden van een werkorder
Dag 3 Plannen van werk
En nu in de Praktijk; Een stappenplan
Inclusief e-learning module
Deze intensieve en waardevolle training verzorgen wij regelmatig in company. Wil je als groep deelnemen? Vraag dan vrijblijvend offerte aan bij info@nvdo.nl

Kennis is onze kracht! Inschrijven kan eenvoudig via de maintenance academy op www.nvdo.nl

In deze eendaagse intensieve online cursus worden de bouwstenen en termen geïntroduceerd om succesvol met AI (ook wel Kunstmatige Intelligentie genoemd) aan de slag te gaan. Onderwerpen als technische aspecten zoals software en data worden besproken. Er wordt tevens aandacht besteed aan de organisatorische en menselijke impact van AI. Tevens komen ruimschoots aan bod: het identificeren van business cases voor AI en het inschatten van de maturiteit van de organisatie rond AI. De spilfunctie van Onderhoud is daarbij cruciaal.
Doel
Deelnemers maken kennis met de laatste innovaties op het gebied van AI. Hierbij gaat de cursist naar huis met kennis over de toepassingen van AI in onderhoud, hoe er kan worden ingespeeld op de ontwikkelingen rondom AI en wat de rol van de onderhoudsprofessional wordt wanneer AI op grote schaal wordt toegepast.
We geven o.a. aandacht aan de rol van de maintenanceprofessional na de implementatie van AI. En we geven we je Tips en tricks om zelf met AI aan de slag te gaan!
11,12,13 november:

Tijdens de basiscursus RCM3 leer je proactief maatregelen te bepalen om met minimale kosten de risico’s te beheersen die samenhangen met het gebruik van technische systemen.
De RCM3-methode biedt de oplossing om de beste keuzes te maken uit alle (nieuwe) technieken voor risicoreductie. Welk soort onderhoud komt in aanmerking en met welk interval? Is het misschien goed om een storing bewust af te wachten of is het beter deze te bestrijden met een wijziging van het systeem? Moet het gebruik worden aangepast of kunnen procedures, kennis of vaardigheden worden verbeterd?
RCM3 is de opvolger van het robuuste en grondige denkproces van de RCM2-methode. RCM3 brengt de onderhoudsstrategie volledig in lijn met de internationale standaard voor Asset Management (ISO 55000) en volgt daarbij de standaard voor Risicomanagement (ISO 31000).

Een belangrijke norm binnen Asset Management is de ISO 55000. Hierin staat welke eisen worden gesteld aan een Asset Management systeem. Weten waar je staat en in hoeverre de norm binnen handbereik is, is een perfecte indicatie voor wat je zou kunnen verbeteren.
Een grote, internationaal opererende vlootbeheerder besloot dit te laten onderzoeken. “Waar en hoe kunnen we ons Asset Management verbeteren en onze assets, gedurende de hele levenscyclus, op een doelmatige, duurzame en kosteneffectieve wijze beheren.”. De ISO 55000 norm bleek een prima meetlat.
Waarde
Een belangrijk uitgangspunt is dat assets – in dit geval schepen, geotechnische booreilanden en hightech meetapparatuur – dusdanig worden beheerd dat ze gedurende nu en in de toekomst waarde blijven houden voor de organisatie en de stakeholders. De investeringen in assets worden dan ook gedaan om het primaire proces optimaal te ondersteunen. In andere woorden: investeringen moeten waarde toevoegen aan het primaire proces. Met een zogenaamde Gapanalyse ISO 55000 kon op basis van dit uitgangspunt worden beoordeeld in hoeverre de organisatie voldoet aan de eisen van de norm, en daarmee ook aan de wens om waarde toe te voegen.
Interviews
Nico Groen legt uit; “De norm specificeert welke elementen in een Asset Management systeem zouden moeten voorkomen en hoe deze
met elkaar verbonden zijn. Door vervolgens op basis van interviews te peilen wat het niveau is per afdeling, per rol op het gebied van Asset Management, wordt duidelijk waar het verbeterpotentieel ligt. Let wel, dit gaat over de inrichting van het tactisch beheer. Dus: wat moet er precies gebeuren en hoe richt je onderhoud optimaal in”? Voor de vlootbeheerder zorgde de Gap-analyse voor inzicht dat er iets te winnen viel door betere afstemming. Groen; “De verschillende afdelingen hadden hun eigen specialiteit maar de werkwijzen waren onvoldoende op elkaar afgestemd. Dit zat ‘m ook in terminologie –welke definities hanteer je? – en standaardisatie van afspraken: hoe ga je om met beschikbaarheid”?
De geïdentificeerde ISO 55000 gaps zijn vervolgens verwerkt in een verbeterplan. Voor deze betreffende vlootbeheerder was het opstellen van een Strategisch Asset Management Plan (SAMP) een vervolgstap waarmee meerder vliegen in één klap werden vervangen. “Vanuit het SAMP worden afspraken gemaakt over hoe je het tactisch beheer gaat inregelen. En deze afspraken worden dan op gestructureerde wijze, consequent nageleefd”. Op deze manier is de ISO normering dus een handvat om Asset Management op een gestructureerde manier te verbeteren. Leg de eigen prestaties langs deze meetlat, en het verbeterpotentieel wordt direct duidelijk.
We stellen je graag in de gelegenheid kennis te maken met de norm. Dat kan op 28 november a.s. Aanmelden via website NVDO.





Onverwachte uitval van installaties is voor veel organisaties een nachtmerrie. Productielijnen vallen stil, kosten lopen op en de werkvloer staat onder druk. Correctief en preventief onderhoud boden jarenlang houvast, maar de roep om meer voorspelbaarheid wordt steeds luider.
Daar komt Predictive Maintenance om de hoek kijken. Met slimme data en analytische modellen wordt zichtbaar wanneer een installatie écht aandacht nodig heeft. Niet langer onderhoud ‘op gevoel’ of volgens een strak schema, maar precies op het juiste moment. Dat maakt installaties betrouwbaarder, voorkomt dure verrassingen en geeft onderhoudsteams de ruimte om hun werk effectiever te doen.
“Onderhoud staat op een kantelpunt”, zegt Tom de Haas, directeur Building Service bij technisch dienstverlener Hoppenbrouwers. “In plaats van plannen volgens een schema of reageren op storingen, willen we voor de muziek uitlopen. Door data te koppelen aan onze kennis van installaties zie je wat er aankomt. Dat geeft grip, voorkomt onverwachte stilstand en maakt systemen een stuk betrouwbaarder.”
Toegevoegde waarde
Om duidelijk te maken wat voorspellend onderhoud kan betekenen, schetst Tom een distributiecentrum waar elke minuut telt. “Zodra een installatie daar uitvalt, staat de hele keten stil. Sorteerlijnen stoppen, leveringen lopen vertraging op en de druk op medewerkers neemt toe. Met voorspellend onderhoud kun je dat voor zijn. Koppel je de regeltechniek aan een AI-model, dan zie je hoe een installatie zich gedraagt en weet je precies wanneer onderhoud nodig is.”
Die aanpak betaalt zich volgens hem snel terug. “Storingen blijven uit, de operatie loopt door en onderhoudsteams krijgen meer rust en overzicht. Kosten zijn beter te beheersen en klanten merken nauwelijks dat er ingegrepen wordt. Dáár zit de kracht van voorspellend onderhoud.”
Eerste stappen naar vooruitkijken
In veel installaties wordt al data verzameld: van temperatuur en draaiuren tot luchtvochtigheid. Voeg daar slimme sensoren en analyses aan toe, en die losse signalen veranderen in waardevolle inzichten. Je ziet waar slijtage optreedt en wanneer een installatie echt aandacht nodig heeft. Zo verschuift onderhoud van vaste schema’s naar werken op basis van de actuele conditie.
“Met voorspellende data kun je onderhoud precies afstemmen op wat er nodig is”, zegt Tom. “Voor klanten betekent dat een hoger rendement uit hun installaties en vooral een service die gericht is op voorkomen in plaats van repareren.”
Meer weten over Predictive Maintenance?
Lees het artikel op de website van Hoppenbrouwers.









Mainnovation, grondlegger van de Value Driven Maintenance methodologie, biedt MEERwaarde. Wij geloven in de kracht van Reliability Engineering plus Maintenance Engineering. Wie effectief en structureel verbeteringen wil doorvoeren op het gebied van Maintenance & Asset Management, heeft RE én ME capaciteit nodig. Haal het maximale uit de assets, minimaliseer storingen en ga aan de slag met preventieve onderhoudsschema’s voor optimale betrouwbaarheid, beschikbaarheid en compliance. RE studies daadwerkelijk implementeren én borgen: ME + RE = MEERwaarde.
Meer info op mainnovation.com/nl/meerwaarde