De Boomklever December 2017

Page 16

(HOLSBEEK, 17 DECEMBER 1976) Ik ben aan het studeren als er plots op de achterdeur wordt geklopt. “Het is voor u, de Patrick” roept mijn moeder. Patrick woont 3 huizen verder in onze straat. Ik ken hem dus al van kindsbeen af, dat schept een band. “Goade nie mei noa de Bleke ... ?” steekt hij direct van wal. “Ik hem merge exoeme fysica”, protesteer ik zwak. Hij is echter een heel wat minder ijverige humanioraleerling dan ik en wimpelt dus mijn protest nonchalant weg: “Da kunde nog altijd dezen oavend doen. En nemt oeve verrekijker mee, ge wet noewet” voegt hij er aan toe. Zo moeilijk te overtuigen om mijn plicht te verzaken ben ik nu ook weer niet want enkele minuten later zijn we op weg. We lopen de veldweg in achter de boomgaard van Patricks ouders. Op zijn vraag of ik nog “roewefvogels” gezien heb kan ik tot mijn voldoening melden dat ik onlangs een buizerd en een torenvalk op dezelfde dag gezien heb. “Nieje, écht? … ?!?” kijkt hij mij ongelovig aan. Ik begrijp hem volkomen: de roofvogels kruipen nog maar net uit het diepe pesticidendal van de sixties. Elke kromsnavel kan dus op onze belangstelling rekenen. Als we de boomgaard achter ons gelaten hebben, komen we in “De Bleke”. Dat is het laaggelegen gebied rond de slotgracht van een kasteel. Van het oorspronkelijk kasteel van “Attenhoven” is bijna niks meer over. Alleen de ingangspoort is nog intact, ik kan ze zelfs vanuit onze tuin zien. De cijfers van het bouwjaar, aan de ene kant “16” en de andere kant “64” trotseren al ruim 300 jaar de tand des tijds maar worden elk jaar een beetje moeilijker leesbaar. De slotgracht die vroeger het kasteel omringde is nog aanwezig maar grotendeels dichtgeslibd. Dankzij wat bronnetjes stroomt er nog een smal beekje door. In 116

De boomklever I december 2017 I de eerste keer

sommige zomers valt het droog, maar elk voorjaar komen we hier wel salamanders, watertorren en stekelbaarzen vangen. Buiten wat elzen in een moerassige verbreding en olmenhakhout langs de berm van de veldweg zijn alleen 5 grote populieren de enige écht hoge bomen. Als we de populieren voorbij zijn is er van de beek alleen nog een gracht over naast de weg. Er is hier in de open akkers eigenlijk niks te zien en we richten onze schreden naar het bos, waar met wat geluk wel wat te beleven valt. Waar het onverharde karrenspoor een haakse bocht maakt in de richting van het populierenbos, begint het plots te sneeuwen. “Verdoeme, m’n wante vergeite” zegt mijn vriend terwijl hij zijn verkleumde handen in zijn jaszakken wurmt. En als hij mijn twijfelend gezicht ziet: “Nieje nieje, we geun nie terug, tsal seffes wel oephave”. De sneeuwvlokken vallen ondertussen alsmaar dikker maar ze blijven niet liggen, daar is het nét niet koud genoeg voor. “Wa komt er doa af?” wijst hij naar een donker stipje. We kunnen het achter het sneeuwgordijn nauwelijks zien. Van boven de Langekant komt van ver traag een grote vogel aanvliegen. Hij heeft lange gebogen vleugels en achteraan steken precies lange poten uit. Op het eerste zicht doet hij mij denken aan een Blauwe reiger, die we hier af en toe al eens gezien hebben. In de kijker zie ik hem pal in vooraanzicht: er is iets fout aan zijn manier van vliegen. Een Blauwe reiger lijkt altijd moeite te hebben om zijn vleugels omhoog te krijgen. Deze vogel heeft een soepele, haast elastische vleugelslag. Het lange stuk dat voorbij zijn vleugels uitsteekt zijn trouwens geen poten, maar een staart. Patrick heeft het nu ook gezien: “Da es toch gieëne roaweger” “Mag ik es zien?” ontfutselt hij mij de verrekijker. “Nieje, da es zeiker giene roaweger. E komt recht

wijst Patrick nu. “Amai, wat een lange vleugels, deine es toch wel veil grutter as nen buizerd.” Lang blijft de vogel niet zitten want haast onmiddellijk verheft hij zich terug in de lucht. “Heit ‘m iet gepakt?” vertolkt mijn vriend mijn vraagtekens bij deze vangstpoging. “Nieje, hij ee niks vast” verzeker ik hem. De Rode wouw cirkelt nu langzaam omhoog in een flauw waterzonnetje. Ze steekt messcherp af tegen de dreigend grijszwarte wolken van het verdwijnende sneeuwfront. De bovenkant van de slagpennen weerkaatst de zonnestralen. “Sjiek bieëst. Echt oranje, hè” knikt Patrick waarderend als hij de wouwenstaart nog eens in de prisma’s kan bekijken. Uiteindelijk verdwijnt de vogel achter de bomen van het kasteeldomein van Van Tilt uit ons blikveld. “Ziedetwel da deine fysica kon blouweve ligge” glimlacht Patrick fijntjes terwijl we terug de weg inslaan naar onze ouderlijke huizen.

Dec. 2016: Ik houd for old times’ sake even halt waar de veldweg begint. Nostalgie naar vroeger misschien, ik weet het niet … Ik heb geen enkele reden meer om hier nog een voet te zetten. Zowel de “natural playground” van mijn jeugd als mijn toenmalige jeugdvriend hebben een tragisch einde gekend. Patrick is ver voor zijn tijd op zijn 39e gestorven in Turkije, de roots van mijn allereerste natuurervaringen liggen hier definitief begraven onder het asfalt van de vooruitgang. Zowel het beekje als het nabijgelegen populierenbos zijn letterlijk in 2 gesneden door de A2. Weg nachtegalen, weg wielewaal, weg salamanders. Als hier nog iemand komt wandelen, is het hopelijk alleen om zijn hond uit te laten. Als zijn viervoeter héél hard blaft, komt hij misschien net boven het geraas van de A2 uit …

DE EERSTE KEER

IN DE BLEKE

noa ie, seffes kunne we ‘m beiter zien.” treed ik hem volmondig bij. Zelfs met het blote oog zie ik nu dat het een roofvogel is met een gevorkte staart: “Een roeë wouw?” vraag ik me luidop af. “Hè, da hem ‘k nog noewet van me leive gezien … ?” kijkt mijn maat mij nu gespannen aan. Ik heb zelf nog maar één keer Rode wouw gezien, in de Oostkantons. Mijn oudere broer lachte mij vierkant uit toen ik zei dat tussen de alomtegenwoordige Buizerden ook enkele grote roofvogels rondhingen waarvan ik dacht dat het Rode wouwen waren. Wat wist hij daar nu van, hij nam zelfs niet de moeite om het met de kijker te checken … ? Maar nu, hier … !?! Ik had er zelfs geen idee van dat je in het Leuvense kans maakte om er één te zien te krijgen. Als de roofvogel in kwestie vlak boven ons hangt, stopt de sneeuw als bij toverslag. “Waaw, hij kikt noa ons. Zie moa” luidt de enthousiaste commentaar van Patrick terwijl hij de kijker terug aan mij geeft. “Ne witte kop mee groaweze streppekes en ziede de geil poeëte?” gaat hij verder terwijl dit prijsbeest laag boven onze hoofden ronddraait. We zijn opgetogen. Vooral de lange staart kan op onze appreciatie rekenen: een rijk kaneelkleurig oranje. De buitenste staartpennen hebben een donkere punt en een lichte bandering, terwijl de binnenste die dwarsstreping niet vertonen. Als de vogel bij het cirkelen zijn staart opent, verdwijnt tot ons beider verbazing de vork bijna volledig. De verrekijker gaat van hand tot hand tot deze totaal onverwachte spetter boven het bos uit het zicht verdwenen is. Nakeuvelend over dit toch wel geweldig schouwspel komen we aan in het bos. Het ziet er naar uit dat het gaat opklaren. Van links zien we laag boven de populieren opnieuw een roofvogel naderen. Is het ‘m? Jawel, het is opnieuw de Rode wouw. Ze draait nu kringetjes boven een jonge aanplant. Ze lijkt geïnteresseerd in de ruige vegetatie tussen de jonge canada’s en valt plots schuin naar beneden. “Hij deukt noa beneje …”

Herwig Blockx

De boomklever I december 2017 I de eerste keer

117


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.
De Boomklever December 2017 by Natuurstudiegroep Dijleland - Issuu