Buiten gekeken
Wachten op de regen El Planerón, 7 april 1995 "Oeoew-karr" .. ..... oeoew-karr
. "..
oeoew-karr". Wat is dat in godsnaam, vraag ik me
af terwijl ik het halfschemer intuur. Ik heb het daarstraks ook al gehoord maar toen was ik nog niet wakker genoeg om te oordelen of dit geluid uit dromenland
of onder de
sterrenhemel vandaan kwam. In het schemerduister tast ik naar mijn verrekijker. Ik heb hem gisteravond in een plastic zak gestopt en naast mijn slaapstee op de grond gelegd
Dat
blijkt geen overbodige voorzorgsmaatregel want het deken dat ik als bijkomende isolatie op mijn slaapzak had gelegd is nat van de ochtenddauw. "Trie-trieieiel" klinkt er nu opeens, van vlakbij. Mijn bewegingen moeten deze griel opgeschrikt hebben. Zijn gele ogen zien in dit halfduister veel meer dan die van mij want ondanks veel moeite van mijn kant zie ik alleen maar vage blauwgrijze schaduwen van struikjes en stenen. Zo wakker worden als je buiten geslapen hebt is telkens opnieuw een geweldige ervaring. Je warme slaapzak vormt een ideale voorpost in direct contact met de ontwakende natuur. De eerste vogelgeluiden, de geuren van de mediterrane kruiden in de frisse ochtendlucht: dat is pas vakantie. Het eerste roze ochtendlicht strijkt nu aarzelend over het landschap. Ik lig hier op een iets verhoogd talud van een derderangs grindweg. Ik ben hier gisteravond gestrand, op zoek naar een steppereservaat dat in de onmiddellijke buurt moet liggen. Eigenlijk moet ik in de plaats van "in the middle of nowhere" misschien wel "en el medio de nada" zeggen.Ik lig hier in de buik van Aragon: rond mij strekt zich de lege steppe van de Ebrovlakte uit. De horizon wordt beheerst door enkele hoger liggende "tafelheuvels" Door een hardere gesteentelaag op de top zijn ze wat beter bestand tegen de erosie die diepe kloven getrokken heeft in hun flanken. In de lagere dalen zijn er hier en daar tekenen van landbouwkundig ingrijpen.om een akker aan de stenige woestenij te onttrekken. Het valt af te wachten of dit optimistische ploegen dit jaar enige vruchten zal afwerpen. Het is hier droog, kurkdroog. Op de niet bewerkte bodem houden de steppespecialisten stug vol: pollen espartogras, ministruikjes thijm en een paar ganzevoetsoorten weet ik nog te herkennen. Bloemen of frisgroene blaadjes zijn er op deze volhouders evenwel niet te bespeuren: ze wachten op regen, al maanden lang... De afgelopen winter was immers één van de droogste "on record" in Spanje. Enkele dagen geleden stond ik aan de Laguna de Gallocanta. Hoewel het nu, begin april, te laat is voor kraanvogels dacht ik toch flink wat watervogels te kunnen noteren. Een modderige plas van 50 op 30 m midden in een wit uitgeslagen gebarsten moddervlakte was het enige dat overbleef van dit, in normale omstandigheden, behoorlijk grote steppenmeer. Mijn visioenen van krooneenden en ander fraai waterwild kon ik meteen opbergen. "Niets zo triestig voor een vogelkijker als een uitgedroogd moeras", schreef ik in mijn waarnemingenboek. Plots hoor ik het mysterieuze geluid van daarnet weer. Met een tussenpoos van enkele seconden weerklinkt het, telkens een fractie luider. Het moet een overvliegende vogel zijn. Ik speur de ochtendhemel af. Ja daar; een duifgrote stip komt dichterbij. Ze vliegt wel enkele tiental len meters
hoog. Redelijk d i k gezet, met e e n p i k z w a r t e buikvlek: een
zwartbuikzandhoen dat zijn territorium afbakent. Het is de vliegende embleemsoort van de steppe.die het al snel laat afweten als er teveel gecultiveerde percelen opduiken tussen de natuurlijke schrale vegetatie. Vooral aan irrigatie hebben zwartbuiken een broertje dood . Doet al dat artificiële groen pijn aan hun ogen ? Hun neefjes, de witbuikzandhoenders, zijn minder kieskeurig en komen ook wel meer op landbouwpercelen voor. Ik kijk even de horizon 2