De Boomklever September 2003

Page 1

NATUURSTUDIEGRóEP DIJLE LAND

Tiidschrift van de Natuurpunt Natuurstudiegroep Diileland

Jaargang 31

-

september 2003

�·

_ ·-�


NATUURSTUDIEGROEP DIJLELAND Regionale natuurhistorische werkgroep van Natuurpunt vzw

Bestuur

Voorzitter: Paul Herroelen Leuvensesteenweg 347, 3370 Boutersem,016.73.40.69 Secretaris: Frederik Fluyt, Spitsberg 4,3040 Huldenberg, 02.687.47.34 Penningmeester: Kris Van Scharen, Korbeekstraat 27, 3061 Leefdaal,02.767.26.38, Bestuursleden: •

Monique Bekkers Oostremstraat 4, 3020 Herent,016.23.13.38

André Verboven, Groeneweg 60, 3001 Heverlee,016.23.81.84

Kelle Moreau, Kerspelstraat 20,3001 Heverlee,0486.12.58.77

Joris Menten,W. De Croylaan 49/21, 3001 Heverlee,0495.27.53.93

Herwig Blockx, Rue du Culot 42, 1320 Tourinnes-la-Grosse, 010.86.24.66

Wouter Desmet, Studentenwijk Arenberg 21 (408),3001 Heverlee,016.3202.64/0473.731788

Vogelwerkgroep •

Themaverantwoordelijke: Wouter Desmet, Studentenwijk Arenberg 21 (408), 3001 Heverlee

Waarnemingen en archief, roofvogeltelling: Kelle Moreau, Kerspelstraat 20, 3001 Heverlee,0486.12.58.77, kelle.moreau@bio.kuleuven.ac.be

Broedvogelatlasproject, trektellingen: Frederik Fluyt, Spitsberg 4,3040 Huldenberg, 02.687.47.34, freek@village.uunet.be

Watervogeltellingen, trektellingen: Kris Van Scharen, Korbeekstraat 27,3061 Leefdaal, 02.767.26.38,kvschare@vub.ac.be

Werkgroep zoogdieren

Themaverantwoordelijke, IWB-marterproject, waarnemingen en archief: Kelle Moreau, Kerspelstraat 20,3001 Heverlee,0486.12.58.77, kelle.moreau@bio.kuleuven.ac.be

Werkgroep ongewervelden

Themaverantwoordelijke: André Verboven, Groeneweg 60, 3001 Heverlee, 016.23 .81.84,andre.verboven@chello.be Planten Werkgroep

Themaverantwoordelijke: Joris Menten,W. De Croylaan 49/21,3001 Heverlee,0495.27.53.93 joris_menten@merck.com Website www.natuurpunt.be/dijleland

Rondzendlijst Dijleland: stuur een blanco e-mail naar dijlevallei-subcribe@yahoogroups.com


De Boom.klever

Over bevers, cowboys en rangers

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ... . .

73

77


Buiten gekeken

"I WILL BE BACK" Berneray, augustus '97

"lnterested in wildlife, are you ?11 vraagt ze als ze mijn bestelling brengt. Ik wil al vragen hoe ze daar bij komt maar ja natuurlijk, niet iedereen wandelt zomaar een tearoom in met een verrekijker rond zijn nek. Ik knik bevestigend: "Yes, birds, wildflowers, butterflies, the whole lot ... 11

11

Well, yesterday afternoon, we had two otters playing on that spit there"

terwijl ze door het venster wijst naar een drooggevallen hoopje rotsen op zo'n 100 meter van het room verwijderd. 11 1 haven 't seen them today but ... " Ik heb mezelf al bruusk omgedraaid om het zonet genoemde eilandje af te speuren. Is dat daar geen . . ? Neen, Herwig, overtuig ik mezelf. Dat is GEEN slapende .

otter, het is een afgeronde met bruinwier overdekte rots. Ik slik even wat teleurstelling weg:"There is nothing there now, in any case." Waarop zij heftig knikkend weerwerk biedt: "They sure were there" Ik stel haar meteen gerust, ik geloof haar best wel, ondanks hun grootte zijn het nu eenmaal niet de gemakkelijkste klanten om te zien te krijgen. "I know how it goes: One moment, they are there and 5 minutes later vanished as if nothing hos happened." Een gemengd gevoel van opluchting en nieuwsgierigheid straalt nu van

haar gezicht af: "Oh; you've seen them before, have you ?"

Ik knik bevestigend: "Yes, some years ago, on North Uist and also here on the island" Ik krijg een waarderende blik mee terwijl ze afrekent. Er zijn immers weinig mensen die dit eiland meerdere keren na elkaar aandoen. De mensen zijn telkens gevleid dat je toch de moeite wil doen om hier te belanden in plaats van, vergezeld van horden Duitse en Italiaanse rugzaktoeristen, de obligate plekken op Skye plat te lopen. De tearoom bevindt zich vlakbij de weg naar de ferry want Berneray is een eilandje gelegen aan de buitenzijde van een ganse archipel, de Outer Hebrides. In '80 kwam ik hier voor de eerste keer. In Sollas, een dorpje lukraak gekozen op de kaart door mijn vriend: "Dat ligt kort bij de zee, daar zal wel wat te zien zijn" In mijn geheugen (ik had toen nog geen fototoestel) zijn ettelijke bytes gevuld met onuitwisbare beelden van toen: een slingerend karrenspoor tussen laagveen met paapjes, baltsende watersnippen, diep baksteenrode orchideeĂŤn waarvan ik nu nog altijd niet met zekerheid weet welke soort dat nu juist was, 10 roepende kwartelkoningen vanuit de tent. En de duinen, ach ... Een ware bloemenzee met prachtige duinviooltjes en ogentroost die je wel moest plattrappen, elke vierkante meter stond er "boezjevol" mee, zoals mijn maat het zo plastisch uitdrukte. Toen we op de laatste duinenrij naar het strand stonden, een welhaast mythisch moment: een leeg wit zandstrand waarop een intens groenblauwe Atlantische oceaan te pletter sloeg. Kilometers naar links: niemand. Kilometers naar rechts: niemand. 74


Buiten gekeken

Iemand van onze groep vertolkte toen onze algemene zucht van opwinding: "Nu nog palmbomen en je waant je in de Stille Zuidzee" Sinds die eerste keer ben ik ondertussen al op veel plaatsen in Europa geweest. Een groot gat viel tussen mijn overdonderende kennismaking in '80 en een tweede bezoek in '94.

Onbegrijpelijk dat het zo lang geduurd heeft, maar ik

dacht altijd dat het mijn eerste contact met echt "wilde" natuur was die zo'n indruk had achter-gelaten. Ik ben hier nu voor de derde keer en het besef heeft zich nu geworteld dat ik telkens zal terugkomen, hoeveel tijd er ondertussen ook wegvloeit. De regen is ondertussen opgehouden, hoog tijd om even een frisse neus te halen; "Thanks, 1'11 keep an eye open tor them" bedank ik haar voor de ottertip terwijl ik de buitendeur openduw. "Good luck" klinkt haar nu onzichtbare stem van achter de toonbank. Ik kijk nog even naar het rotseilandje maar het is inmiddels bijna helemaal onder het wassende tij verdwenen. De otters, dat zal voor morgen zijn, vrees ik. Terwijl ik vorder in de richting van de zee overdenk ik verder waarom ik hier zo graag terugkom. Buiten ruikt het naar verbrande turf, geen echt aangename geur maar voor mij dĂŠ geur van hier. Na een kilometer wandelen weet ik het weer allemaal waarom deze eilanden zo'n magnetische aantrekkingskracht uitoefenen. Op de westzijde waar de Outer Hebrides de volle kracht van de atlantische winterstormen trotseren, is er ter hoogte van de laatste duinengordel een kalkrijk zandige ondergrond, ter plaatse "machair" genoemd. Waar de machair niet ontgonnen wordt, kan zelfs de meest doorwinterde vogelfreak niet onder de bloemenrijkdom onderuit. Het is al augustus maar nog steeds strijden ware grondtapijten van wondklaver, walstro en echt walstro verbeten om de hoofdprijs in de categorie "geel". De roze hoofdjes van klaver lijken hier veel mooier dan thuis, de bellen van de grasklokjes veel groter en intenser blauw. Delicate plantjes als gewone en rode ogentroost zijn een lust voor het oog: ze vallen extra op in dit door konijnen kortgehouden planten-lustoord. Telkens opnieuw doemen botanische schatten op in mijn gezichtsveld: vleeskleurige - en groene nachtorchis, brede duingentiaan, addertong, kleine ruit. Ik moet dringend nog eens in juli terugkomen om te verdrinken in nog meer van die flamboyante plantenpracht. De volgende dag zit ik al vroeg op wacht op de otterplek. Het is een in de zee uitstekende rotspunt en helemaal niet zo rustig: je kan van hier de ferry's naar en van het eiland horen aanleggen. Op het hoogste punt zijn er wel recent gebruikte holen: Van otters ? Wie zal het zeggen ? Uren zit ik te wachten, het tij zakt gestaag waarbij meer en meer rotspartijen blootvallen. Ik verdoe de tijd met wat naar tapuiten te kijken en het smetteloze wit en zilvergrijs van de stormmeeuwen. Ik heb de zee al tientallen malen afgespeurd als ik plots iets zie opduiken op een

200 m uit de oever. Onmiddellijk duikt hij terug onder maar de lange staart verraadt zijn identiteit: zeker geen zeehond, een otter . Eindelijk! ... Minutenlang 75


Buiten gekeken

blijft hij onder en duikt dan terug op, veel korterbij nu en met een vis in zijn voorpoten, die hij smakelijk begint op te eten. Lang duurt de maaltijd nret en hij verdwijnt opnieuw onder het oppervlak. Ik heb vaag de indruk dat hij wel eens nog eens korterbij zou kunnen komen en gedurende de periode dat hij onder water verblijft, verklein ik de tussenliggende afstand en haal meteen ook mijn fototoestel tevoorschijn. Je weet maar nooit. De kustlijn is hier bezaaid met grote rotsblokken, behangen met bruinwier. Het is moeilijk om tegelijkertijd de zee en de rommelige blokkenchaos voor mij in het oog te houden maar plots vang ik heel even een beweging op, zo'n 50 m voor mij. Er sprong een groot natglanzend zoogdier over die rots: hij is zowaar aan land gekomen ... Gehurkt wacht ik af, als ik nu een foto kon maken ... Veel sneller dan verwacht staat hij daar plots op zo'n goeie 20 meter tussen 2 rotsblokken in, nog verbaasder dan ikzelf. "Klik", en hij is weg. Ik verwacht niet dat de otter nu nog eens terugkomt maat toch komt hij nu in full view voorlangs over het bruinwier gehuppeld. Ai, hij heeft mij nu ook terug gezien en spurt naar de veilige zee. V lak voor hij onderduikt, kijkt hij staande op zijn achterpoten, nog eens achterom naar die vreemde snuiter. Het geluid van de camerasluiter is goed voor een definitieve plons. Heel lang moeten wachten, maar zelfs foto's kunnen maken: de dag kan niet meer stuk ... De volgende dag vertrek ik van het eiland. Vermits ik toch op de ferry moet wachten zit ik al uren op voorhand op de otterplek. Geen spoor meer van otters maar op het uitstromend getij komt een vogel aandrijven die van ver lijkt op een .... Jawel, een ijsduiker! Zijn kop is wat vlekkerig paarszwart maar zijn dambordpatroon en de halsstrepen zijn pico bello: Mondriaan zou hier een punt kunnen aan zuigen., denk ik

Het getij voert hem tot enkele tientallen meters

van mijn zitplaats en ik juich inwendig: heel wat anders dan die grauwe overwinteraars in Zeeland. Terwijl ik hem in de kijker nakijk, zie ik de ferry in de verte opstomen naar de aanlegplaats. In hetzelfde beeld duikt nu tegelijkertijd ettelijke honderden meters uit de kust een stipje op dat wat golven veroorzaakt in het overigens smetteloos zeeoppervlak. Daar is hij opnieuw ... Godver, net nu die stomme boot ... Maar otters zijn ondoorgrondelijk: na de volgende duik verdwijnt hij even miraculeus als hij daarnet verscheen. Over "opduiken" gesproken... Terwijl ik naar de ferryterminal loop, komt er een groep grauwe ganzen voorbij. Ze zakken laag boven de zee. De combinatie van het ondiepe heldere water in smaragdgroene en blauwe kleuren en het witte zand van de zeebodem zijn te fotogeniek om te kunnen weerstaan. Ik kijk nog even naar de overkant van de zeestraat die ook al van een adembenemend picture postcard niveau is. Al die andere gekken mogen van mij rustig naar Blankenberge gaan ...

Herwig 76


Zoogdieren

Over bevers, cowboys en rang ers

...

Illegale uitzetting van bevers in de Vlaamse Dijlevallei

Op 1 1 april werden er op zes plaatsen in de valleien van de Dijle en de Laan twintig bevers losgelaten. Geen officiële herintroductie van een verdwenen inheemse soort weliswaar, maar een initiatief van enkele privépersonen. De zaak zorgde de voorbije maanden voor commotie in Vlaamse natuurbehoudskringen, en op 1 O juli legde Vlaams minister van Leefmilieu Sannen klacht neer tegen onbekenden voor het illegaal uitzetten van bevers. De onbekenden blijken ondertussen oude bekenden: beverfanaat Jorn Van Den Bogaert, Geert Rossaert van Aminal afdeling Natuur, en Olivier Rubbers van de Waalse natuurvereniging Castor Rangers. Dat er dit voorjaar iets gaande was rond bevers in de streek werd ons (NSG Dijleland) al duidelijk op de dag van de uitzetting. Een niets vermoedende vogelaar stootte ter hoogte van de vijver van Florival op een versgegraven kuil. Inhoud: één bever... Ook in de buurt: een dienstwagen van Aminal. Navraag bij Jorn Van Den Bogaert, coördinator van het recent opgestarte Vlaams Netwerk Bever, stuitte op een resoluut 'onmogelijk'. Vreemd. Na het indienen van een klacht tegen onbekenden door Vlaams leefmilieuminister Sannen begin juli, kreeg de zaak ruime media-aandacht. Een artikel in Knack noemde uiteindelijk man e n paard. Daags voordien had alvast Jorn Van Den Bogaert ons zijn betrokkenheid toegegeven. In bijgaand artikel schetst Jorn Van Den Bogaert de motivatie achter de uitzetting. Zijn verhaal sluit nauw aan bij de bevindingen en aanbevelingen die de Nederlandse beverexpert Freek Niewold onlangs for muleerde in een haalbaarheidsstudie besteld door Aminal afdeling Natuur. Samengevat: Het Vlaamse rivierenlandschap herbergt nog voldoende geschikte leefgebieden voor bevers; Vlaanderen bezit net als andere Europese landen een belangrijke verantwoordelijkheid bij de bescherming van de Europese bever; het ontwikkelen van een Vlaamse beverpopulatie kan enkel door middel van een herintroductie; en een logisch vertrekpunt hiervoor is de bevers aanwezig in het Dijlebekken ten zuiden van Leuven te ondersteunen met een bijplaatsing (Niewold, 2002). Het lijkt er dus op dat dit voor de uitzetters niet snel genoeg kon gebeuren. Op basis van een inventarisatie van geschikte beverleefgebieden en knelpunten , schatte Niewold (2002) dat er in het gebied langs Dijle en Laan stroomopwaarts van Leuven tot Wavre en Rixensart ruimte is voor acht beverfamilies. Zijn aanbevelingen betreffende het aantal dieren en de wijze van uitzetting werden door de uitzetters keurig opgevolgd. Maar hij adviseerde ook om uitgezette

77


Zoogdieren

dieren radiotelemetrisch op te volgen {kwestie van tijdig te kunnen bijsturen waar nodig) en dat eventuele herintroducties gepaard moeten gaan met een goede voorlichting onder terreineigenaren en aanwonenden. Aanbevelingen waar de verenigde cowboys en rangers - door het stiekeme karakter van hun aktie - geen gevolg aan gaven {of konden geven). Een en ander heeft ondermeer tot gevolg dat verschillende partijen momenteel zicht trachten te krijgen op de verspreiding en de verplaatsingen van de uitgezette bevers. AMINAL Afdeling Water, ondermeer verantwoordelijk voor rattenvangst en onderhoud aan dijken, tracht de beverbewegingen in kaart te brengen via hun 'Vlaamse Beverlijn', terwijl Van Den Bogaert eenzelfde doel nastreeft via zijn 'Vlaams Netwerk Bever', opgericht als verlengstuk van het Waalse Réseau Castor.

Referentie Niewold, F.J.J. 2002. Haalbaarheidsonderzoek naar de herkolonistie van de Bever in het bekken van de Schelde en Dijle. Alterra-rapport 705, Wageningen, Nederland

Redactie nsgdijleland@yahoo.com

Een bever in uw tuinvijver? Een dam op de Dijle? De sparren­ aanplant van uw buurman tegen de vlakte? Waarnemingen van bevers, vraatsporen, merkhopen en andere waarne­ mingen die wijzen op de aanwezigheid van bevers zijn welkom bij:

NSG Dijleland: Kelle Moreau (zie binnenkaft), of via het Dijlevallei-forum www.yahoogroups.com/Dijlevallei (deze waarnemingen worden te beschik­ king gesteld aan het Netwerk Bever en de Vlaamse Beverlijn, tenzij de waar­ nemer zich hier uitdrukkelijk tegen verzet)

Vlaamse Beverlijn 0478-79 52 46

Netwerk Bever netwerkbever@hotmail.com of GSM 0496/45 80 85

78


Zoogdieren

Bevers in Vlaams-Brabant: Historiek, heden en toekomst

De recente aanwezigheid van de bever in de Dijlevallei en op andere plaatsen in Vlaams-Brabant is niet onopgemerkt voorbijgegaan. In deze bijdrage brengen we het verhaal van de opmerkelijke come back van een erg bijzondere diersoort.

De Europese bever Castor fiber verdween in 1890 uit Wallonië, terwijl in 1848 de laatste bever in Vlaanderen {Vlaams-Brabant) werd geschoten. Oorzaak was de overbejaging omwille van zijn vlees en pels. Desalniettemin is in zijn oorspronkelijk verspreidingsgebied een groot deel van zijn biotoop bewaard gebleven. De bever is terug in België aanwezig sinds 1991. Toen dook deze soort op natuurlijke wijze weer op, in de buurt van de Hoge Venen. Deze bever was afkomstig van een herintroductieproject in de Duitse Eifel. Meer recent werden er in de periode 1998-2000 in Wallonië een honderdtal bevers uitgezet verspreid over een vijftal valleigebieden. Dit (herintroductie) project werd gecoördineerd door de Waalse milieuvereniging Castor Rangers. Sinds hun {her) introductie hebben deze populaties zich langzaam weten uit te breiden en momenteel {2003) wordt de Belgische beverpopulatie op zo'n 250 - 300 dieren geschat. Bevers in de Dijlevallei In Vlaams-Brabant zijn nog vele geschikte beverbiotopen in overvloed aanwezig. De meeste trajecten van de Dijle en zeker de Laan, meanderen nog natuurlijk en werden nooit rechtgetrokken. Het beverbiotoop is dus vrijwel onveranderd gebleven. De eerste beverwaarneming in Vlaanderen betrof een zichtwaarneming in de Dijle te Heverlee op l april 2000. Dit dier is meer dan waarschijnlijk één van de 12 bevers die begin 2000 werden uitgezet op de Zilverbeek (L'Argentine) en de Laan in Waals-Brabant. Dit dier is dus beginnen zwerven en was tot voor kort de noordelijkste waarneming in de provincie Vlaams-Brabant. De periode nadien volgden er steeds meer zichtwaarnemingen of vondsten van knaagsporen in de valleien van de Laan en de Dijle, waar zich uiteindelijk enkele bevers vestigden. Volgens inventarisaties in 2002 zou het hier gaan om drie tot vijf dieren. Van de twaalf oorspronkelijk uitgezette dieren op Waals grondgebied kwamen er op korte termijn enkele om in het verkeer. Eén bever werd dolend op een voetpad in Terhulpen aangetroffen en overgebracht naar het plaatselijk dierenopvangcentrum. Hier beviel de bever, een hoogdrachtig wijfje, van drie 79


Zoogdieren

jongen. Door de met deze gevangenschap gepaarde stress, ging het vrouwtje op de jongen liggen, waardoor deze stierven. Nadien werd dit dier door ambtenaren van Eaux et Forêts uitgezet 'ergens' in Wallonië. Hieruit blijkt dat er 12 uitgezette bevers op korte termijn hoogstens negen dieren van de overbleven. De aanwezige bevers leiden vermoedelijk een grotendeels zwervend bestaan. Zo leverden quasi dagelijkse controles van de Laanoever op beversporen gedurende meer dan een jaar (door een buurtbewoner) een zeer onregelmatig patroon op van bever' bezoeken', wat wijst op e e n ongebonden zwerversbestaan en/of grote territoria. De bever(s) in kwestie passeerde soms gedurende een maand meermaals per week, andere keren bleef hij soms een maand weg, terwijl hij tussen 21 augustus 2002 en 9 februari 2003 helemaal afwezig bleef. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat er tot op heden nog geen reproductie op Vlaams grondgebied werd vastgesteld. Begin 2003 werd de Vlaams-Brabantse bever"populatie" op drie tot vijf dieren geschat, wat te klein is om levensvatbaar te zijn. De kans dat deze populatie kan aangroeien door immigratie van bevers uit Waals-Brabant is gering. De huidige Waals-Brabantse populatie omvat immers ook maar vier tot zes bevers, waaronder slechts één koppel dat zich sporadisch voortplant (in 200 l werd voortplanting vastgesteld, in 2002 en 2003 niet).

Kansen voor bevers in de Dijlevallei? Het is vrij duidelijk dat het aantal in 2000 uitgezette dieren te klein blijkt om een gezonde populatie uit te bouwen. Zonder bijplaatsing van enkele bevers, zowel in V laams als Waals-Brabant, is de kans reëel dat de populatie in het Dijlebekken op vrij korte termijn uitsterft. Bijplaatsen van een aantal dieren verhoogt de kans dat solitaire bevers zich binden aan een partner en zich voortplanten. Een bijplaatsing zou ook het risico op inteelt dat nu dreigt voor de weinig aanwezige bevers kunnen verkleinen. Veel biotopen in het Dijlebekken zijn voor bevers optimaal: De waterpeilen zijn hoog genoeg zodat er geen dammen gebouwd moeten worden (enkel op ondiepere leibeken is dammenbouw te verwachten), er is voldoende rust en voedsel voorhanden, en de oevers zijn geschikt om er holen in te graven. Een groot deel van de gebieden die grenzen aan de Laan en de Dijle zijn ook verworven door de Vlaamse Gemeenschap {AMINAL afdeling Natuur) en worden natuurvriendelijk beheerd. Conflicten met andere partijen zijn hierdoor nagenoeg uit te sluiten. Zeker de Laan is voor de bevers zeer geschikt. Omgevallen of omgeknaagde bomen kunnen gewoon blijven liggen en het gebied heeft - op de vele Japanse Duizendknoop na - een zeer natuurlijk karakter. Ook in de Dijle zijn vele optimale en suboptimale leefgebieden voor bevers 80


1 Zoogdieren

aanwezig. Verder worden deze rivieren nog door kleine beekjes verbonden met natuurlijke vijvers en waterplassen, waar de bevers ook een thuishaven kunnen vinden. Om de situatie op te volgen werd door het Ministerie van de V laamse Gemeenschap (afdeling Natuur) in 2002 opdracht gegeven aan de Nederlandse beverexpert

Freek

N iewold

(Al t erra,

Wageningen)

voor

een

"Haalbaarheidsonderzoek naar de herkolonisatie van de Bever in het bekken van Schelde en Dijle". Volgens dit onderzoek zijn er binnen het onderzoeksgebied (Dijle, Laan, IJse, R upel, Durme en Zeeschelde) voldoende optimale leefgebieden aanwezig voor een levensvatbare, samenhangende populatie van minstens 40 beverfamilies (een 160-tal dieren). Aangezien de kansen op natuurlijke herkolonisatie klein zijn, werd op korte termijn een herintroductie van twintig tot dertig dieren in het Dijlebekken stroomopwaarts van Leuven aanbevolen.

Herintroductie van Bevers in Vlaams-Brabant Aangezien aan een officiële herintroductie nog een jarenlange discussie binnen de Vlaamse natuurbehoudssector zou voorafgaan, en dit in combinatie met een lange administratieve procedure, hebben begin 2003 een aantal b everliefhebbers

de

koppen

bij

elkaar

gestoken

om

zelf

een

herintroductieproject op te starten ten einde de bestaande populatie op korte termijn overlevingskansen te bieden. Op 11 april 2003 werden zo verspreid over het V laamse deel van de Laan en de Dijle ten zuiden van Leuven in totaal twintig bevers uitgezet. De uitzetlocaties werden gekozen n a een grondige terreinevaluatie. Zwangere moederdieren of families werden in een artificiële kunstburcht uitgezet om stress tot een minimum te beperken en om migratie kort na de uitzetting te beperker}. De dieren werden niet van een zender voorzien om extra stress te voorkomen en het uitvalpercentage zo klein mogelijk te maken. Tijdens intensieve inventarisaties na deze uitzetting werden in de periode april­ mei 2003 verse beversporen vastgesteld tot in het centrum van Leuven! Bij controles stroomafwaarts van Leuven werden sporen aangetroffen tot in Rotselaar (Werchter), waar de Demer in de Dijle uitmondt. Ook in Webbekom (Diest) werden op de Demer sporen gevonden. Het betreft hier waarschijnlijk twee bevers die de uitzetlocatie op de vijvers van Oud-Heverlee verlaten hebben en op hun zoektocht naar een ander geschikt gebied dus Leuven doorkruist hebben. Deze waarnemingen

tonen alvast aan dat Leuven geen knelpunt

vormt voor stroomafwaartse migratie. Op 12 juni 2003 werd vlakbij de Molenbeek te Lubbeek (30 km van de uitzetlocatie) één van deze twee bevers geschoten door een leraar biologie (die het beest aanzag voor een beverrat, en nadien aangedaan was door het feit dat hij een bever had gedood!).

81


Zoogdieren

Eind juli 2003 werd er verse beveractiviteit vastgesteld, en werden twee be�ers waargenomen achter het kasteel van Neerijse. Deze bevers hebben zich gevestigd in het natuurreservaat "De Doode Beemde". Mogelijk gaat het ? m een nieuw gevormd koppel en kunnen we volgende zomer voortplanting vaststellen! Laat ons hopen! De totale beverpopulatie in Vlaams-Brabant wordt momenteel geschat op een 20 tot 25 dieren Onderstaande figuur toont de huidige verspreiding van de Europese bever in Vlaanderen:

Castor fiber belgicus ? of de herkomst van de bevers Bij de Belgische herintroductieprojecten werden totnogtoe steeds bevers van Duitse afkomst gebruikt. De eerste vier bevers waren afkomstig van de Elbepopulatie, de andere (zowel Waalse als Vlaamse) bevers waren gevangen in Beieren (Don au). De Beierse beverpopulatie ( afkomstig van e e n uitzettingsproject i n de jaren zeventig) omvat momenteel zo'n 6000 bevers! Aangezien de meeste optimale biotopen hier reeds bezet zijn, hebben de bevers hier op grote schaal ook cultuurlandschap gekoloniseerd. Wanneer de eventuele conflicten niet opgelost kunnen worden met grondruil, compensaties voor schade, of technische maatregelen (zoals het aanbrengen van drainagepijpen i n beverdammen, bomen omrasteren of deze behandelen met e e n beverafwerend middel, ... ) , worden deze dieren weggevangen en verplaatst naar andere landen voor herintroductieprojecten. De laatste jaren gebeurden er -naast België - ook translocaties van deze dieren naar Kroatië, Roemenië, Hongarije,." en meer recent ook naar Spanje en Vlaanderen. De populatie in Beieren bestaat uit bevers met als afkomst Zweden, Polen, Rusland en Frankrijk, terwijl de Elbebevers nog de zuivere restpopulatie betreft. 82


Zoogdieren

Regelmatig wordt er beweerd dat er in België bevers van de verkeerde ondersoort zijn uitgezet. In het verleden is men de bestaande restpopulaties wegens kleine fenotypische verschillen (zoals grootte van de dieren en kleur van de pels) als ondersoorten gaan beschouwen. Voorbeelden zijn de Rhöne­

(Castorfibergalliae), de Elbe-bever (C as tor fiber olbicus) en de Voronezh­ bever (Castorfiber osteuropeus). Er zijn echter geen wetenschappelijke bewijzen

bever

die het bestaan van ondersoorten ondersteunen. Deze verschillen duiden naar alle waarschijnlijkheid meer op het bestaan van verschillende rassen. Bij Nederlandse herintroductieprojecten zijn in het verleden enkel Elbebevers gebruikt, terwijl de reeds aanwezige dieren in Nederlands Limburg (inwijkelingen van het Eifelgebied in Duitsland) van Poolse afkomst zijn (die oorspronkelijk dan weer van Russische afkomst zijn). Op deze manier zijn genetische vermengingen bij herintroducties onvermijdbaar.

Rattenbestrijding Op verschillende plaatsen in de Dijlevallei worden in de periode van de trek van de Muskusrat, grote aantallen vallen geplaatst. De gebruikte fuiken die in muskusrattenholen geplaatst worden of de buizen met gif voor bruine ratten, houden geen gevaren in voor de bevers. Maar doorgaans worden ook veel grondklemmen en drijfvlotten gebruikt. Regelmatig komen deze grondklemmen boven water te liggen op kleine slibstrandjes, waardoor ze een op de oever kruipende bever, ernstig kunnen verwonden. Zeker voor jonge bevers kan dit fataal zijn. Gelukkig wil de Afdeling Water van het Ministerie van de Vlaamse G emeenschap nu rekening houden met de aanwezigheid van Bevers, ondermeer door hun vallen op een bevervriendelijke manier aan te passen (bijvoorbeeld het overkappen van drijfvlotten, zodat hier enkel ratten mee kunnen gevangen worden!).

Leefomgeving, burchten en dammen Bevers zijn bekend om het bouwen van takkenburchten (hutten) die soms enorme afmetingen kunnen aannemen. Zo zijn er in Wallonië gevallen bekend van burchten tot 7 meter lang en 3,5 meter hoog! De burchten worden meestal op de oever gebouwd bij rivieren met zachte hellingen of bij vijvers. In Vlaams­ Brabant werd enkele jaren geleden een kleine oeverhut gebouwd op een vijvertje in het Grootbroek te Sint-Agatha-Rode. Ook op een vijver te Florival werd recent een kleine burcht gebouwd door een zwanger vrouwtje dat in de nabijheid in een kunstburcht werd uitgezet. In het verleden werden in Vlaanderen echter meestal oeverholen gebruikt, die ze oprichten in steile, lemige oevers. In tegenstelling tot Nederland worden in Wallonië regelmatig dammen gebouwd. In Vlaanderen is dammenbouw enkel te verwachten in enkele ondiepere zijbeken of leigrachten. Bevers bouwen enkel dammen als de waterstand te laag is, aangezien ze een minimale waterdiepte van 50 cm nodig hebben. 83


Zoogdieren

Netwerk Bever : Om de verspreiding en de aantallen van de in België uitgezette bevers op te volgen werd in Wallonië in 1998 het "Reseau castor" opgericht, een netwerk van vrijwilligers die ondermeer regelmatig beverlocaties monitoren, tellingen verrichten en riviertrajecten te voet of per kano onderzoeken. Recent werd ook in Vlaanderen het Netwerk Bever opgericht, dat een goede samenwerking onderhoudt met het Waalse "Reseau Castor" en dat zich actief bezighoudt met inventarisaties in Vlaanderen. Nieuwe medewerkers zijn altijd welkom! Dankwoord:

Bijzondere dank gaat uit naar al de personen die de afgelopen 5 jaar waarnemin gen bezorgd h ebbe n en/of meegeholpen h ebben met inventarisaties en tellingen. Geïnteresseerde medewerkers zijn altijd welkom.

Jorn Van Den Bogaert Netwerk Bever Postbus 45

2200 Herentals E-mail: netwerkbever@ho tmai/. com

0496/45 80 85

§ t

� ..

t I f \ ..

I • "/�

/

'

"Sorry 1 haven't called Ina whlle, Mom, but t've wen; you know the story.•• been busy as a ...

84


Ongewervelden

Slankpootvliegen in het Dijleland Als je op de website van het instituut voor natuurbehoud (www.instnat.be) naar de lijst van uitgaven kijkt, bemerk je "Rode Lijsten" van Dagvlinders, Sprinkhanen, Libellen, ... Bij het opstellen van een °Rode lijst" worden de huidige en historische verspreiding van een organisme bekeken, en op basis daarvan wordt er bepaald of de soort al dan niet met uitsterven wordt bedreigd. Rode Lijsten vormen zo een belangrijk beleidsinstrument bij de bescherming van soorten en de bepaling van de waarde van een natuurgebied. Je ziet echter geen Rode Lijst van onze best bestudeerde vliegengroep, de zweefvliegen Syrphidae, of van de kritische groep van wapenvliegen Stratiomyidae, die sterk gebonden is aan hoge n a t u u r waarden a l s z u iver water en o u d b o s.

Er i s echter wel e e n

"Gedocumenteerde Rode Lijst van de Slankpootvliegen van Vlaanderen" (Pollet,

2000).

Slankpootvliegen

Slankpootvliegen

...

?

(Dolichopodidae)

zijn doorgaans groen- tot bronskleurige

vliegen met een lichaamslengte van l tot l 0 mm. In tegenstelling tot vlees- of bromvliegen

Cal/iphoridae,

die vaak ook bronskleurig zijn, is het lichaam van

slankpootvliegen lateraal afgeplat en zijn het weinig mobiele dieren. De poten zijn relatief lang en slank (Rguur l ). De mannetjes hebben vaak uitgebreide versieringen aan de poten die van belang zijn in paringsrituelen. Een voorbeeld is

Campsicnemus magius,

die door de sterk vergroeide poten gekozen is als

"mascotte" voor het voornaamste dipterologisch tijdschrift van Europa, Studio dipterologica (Figuur

2).

Een andere typische soort is

Poecilobothrus nobilatus.

Deze soort is relatief groot en de mannetjes hebben een witgekleurde top aan de vleugels. Ze zijn vaak te vinden aan vochtige plekken in bossen, waar ze pronkend met hun vleugels zwaaien om wijfjes te lokken. Volwassen slankpootvliegen zijn meestal op de vegetatie of op vochtige grond te vinden, waar ze andere vliegjes en insecten vangen. De larven zijn predatoren van andere insecten en leven in de bodem of in vochtig hout. Een enkele soort is fytofaag en mineert rietstengels. Slankpootvliegen zijn relatief klein en niet steeds gemakkelijk te determineren. Het is meestal noodzakelijk de dieren in t e z a m e len en onder e e n stereomicroscoop te bekijken. Er is helaas geen recent determinatiewerk voor België, en enkel oudere werken uit de serie Handbooks for the ldentification of British lnsects (Fonseca, 1978) en Faune France (Parent, 1938) zijn beschikbaar. Gelukkig is er een Vlaamse specialist in deze insektengroep, Marc Pollet, en kunnen moeilijke of zeldzame soorten aan hem voorgelegd worden voor bevestiging of verbetering van de initiële determinaties. Iets wat alleszins voor mijn determinaties erg nodig was! 85


OngeweNelden

Figuur 1: Dolichopus pennatus, een typische slankpootvlieg

Figuur 2: Campsicnemus magius, een soort met sterk vergroeide poten - de mascotte van het tijdschrift "Studio Dipterologica"

Ecologie Dit alles verklaart niet waarom er in godsnaam een "R ode Lijst" van slankpootvliegen bestaat. De cynische verklaring is natuurlijk dat er een Rode Lijst is, omdat er iemand was die de zin en kennis had om zo'n lijst op te stellen. Dat is niet volledig onwaar: enkele van de meest vooraanstaande dipterologen van België, Marc Pollet en Patrick Grootaerts, bestuderen slankpootvliegen. Maar dat is niet de enige reden.

Slankpootvliegen vertonen een aantal

kenmerken die ze erg geschikt maken als bioindicatoren in het natuurbehoud. Het is een algemene en soortenrijke familie die talrijk voorkomt in een brede waaier van biotopen. •

Ze zijn vrij gemakkelijk en op gestandaardiseerde wijze te bemonsteren (bv. door bodemvallen). Ze zijn weinig mobiel en leven dicht bij de bodem. Hierdoor zijn ze waarschijn lijk sterk aan bepaalde habitats gebonden. Soorten waargenomen op een bepaalde plaats, planten zich er dan ook waarschijnlijk voor. Dit is bijvoorbeeld bij zweefvliegen niet steeds waar.

Ze reageren snel en precies op veranderende milieuomstandigheden. Dit is onder andere aangetoond in rietmoerassen, waar de afzetting van een dikke sliblaag door winteroverstromingen een ingrijpend effect kan hebben op de soortensamenstelling.

86


OngeweNelden

Figuur 3: De verspreiding van Dolichopus plumipes - een van de algemeenste soorten van Vlaanderen.

01850-1980, •1981-1997,

•beide tijdsperiodes, X nieuwe gegevens

2002.

87


OngeweNelden

Figuur

5: De verspreiding van Syntormon methatesis - een zeer zeldzame moerassoort.

0 1850-1980, e 1981-1997, • beide tijdsperiodes, X nieuwe gegevens 2002. l

--

P

,

1 �/// l

·- 1\

i

r ·1

'

·

-·-1

----

.,

)

"

i< ,l

'�'\ .

_r-�-, d����G:;iiL ; · ··.-··L ? •·· · --v J ��) · --�� (

- 1'1 - . ( r- ..:- ,

.

! 1--1-· l

(

L

i �

,

. ---.. /l

__

J _,/"

-

) .

....

.

"�:.�,�--;

1

�{.)

l,{

.

--- ·�.,_v.r-Yx_,-.,_ ? f

é

-;.

/

.

I _,.

:i.--

\I""'.-

....

88

•r ....

,�

f

-

.:

l

.,

��711

rt·1�) -J Zï1

ff'!') - �'�--·. ·· ,��-�:· ,f ..,0 . r-1f\.� · ---J \ f•--'

'

'\ ) ·( f1

../

/'?

1

{

r..

···1 1

.

:.- ---;;

( ,/

1

1. ,....) ·1 y _

_I

J< .

c

l_-s--- �·

'!.,.?

' / .--' J

. •' 1

� !.._,!,_"'\...,

·---· .

0 1850-1980, • 1981-1997, •

r'

./'

; -:f<J'-

Figuur 6: De verspreiding van

./ '-- -:;

•,

\

v-c�·,. -

-··

l

, •J'

" -'

- . 'i .....

\

.

·

-

P, • \. �� ' �" l '

-··

\

l

'L,-.(- ..)j --

---'

Rhaphium longicorne - een soort van veen en vochtige heide beide tijdsperiodes, X nieuwe gegevens

2002.


Ongewervelden

Een nadeel is dat in drogere gebieden slankpootvliegen relatief weinig voorkomen. De sterk verwante familie van de dansvliegen Empididae is in drogere gebieden echter wel algemeen en is met gelijkaardige technieken te bemonsteren. De combineerde studie van slankpoot- en dansvliegen levert dus een bruikbare methode op om vliegen te gebruiken als bioindicatoren in een brede waaier van biotopen in Vlaanderen.

Slankpootvliegen in België en Vlaanderen Uit geheel België zijn er 306 soorten slankpootvliegen bekend, waarvan er 260 soorten in Vlaanderen voorkomen. Slankpootvliegen zijn tot het jaar 1980 relatief weinig onderzocht. Het zijn immers eerder onopvallende dieren en ze zijn dan ook weinig ingezameld door entomologen. Recent gebeurden er echter wel uitgebreide inventarisaties onder impuls van Marc Pollet. Deze bemonsteringen gebeurden voornamelijk in de provincies West- en Oost-Vlaanderen en in de Limburgse Kempen. De provincies Antwerpen, Vlaams-Brabant, het zuiden van de provincie Limburg, en geheel Wallonië zijn veel minder onderzocht. Ondanks dit recente onderzoek zijn uit slechts 403 van de 5x5 km UTM-hokken van Vlaanderen slankpootvliegen bekend. Figuur 3 geeft de verspreiding weer van één van onze algemeenste soorten: Dolichopus pumipes. Gezien deze soort wellicht over geheel België algemeen voorkomt, geeft dit een indicatie van de inventaristiegraad van ons grondgebied. Door de concentratie van gegevens uit een beperkt geografisch gebied, zijn sommige biotopen wellicht onderbemonsterd, terwijl andere goed onderzocht zijn. Moerassen en de kustduinen zijn goed onderzocht, heide en veengebieden minder. Bossen werden op het eerste zicht goed bemonsterd, maar slechts in een deel van Vlaanderen. De "bossen van Vlaanderen" (het Houtland en de Vlaamse Ardennen) zijn -zoals zo vaak in het natuuronderzoek -sterk onderzocht. De zeer waardevolle bossen van Vlaams-Brabant zijn veel minder onderzocht. Hierdoor lijken sommige soorten wellicht zeldzamer dan ze in werkelijkheid zijn, en zijn er nog vele ontdekkingen te doen in de bossen van Vlaams-Brabant. Ondanks deze randbemerkingen is de uitgave van de gedocumenteerde Rode Lijst een zeer interessant en indrukwekkend werk. Deze uitgave bevat een schat aan informatie over het voorkomen en de ecologie van slankpootvliegen in Vlaanderen, wat het erg interessant maakt om slankpootvliegen te bestuderen.

89


OngeweNelden

Slankpootvliegen in het Dijleland Slecht zeer weinig gegevens uit het Dijleland waren bekend van voor2002. Enkel wat gegevens van bemonsteringen van het Meerdaalwoud zijn verwerkt in de Rode Lijst van Vlaanderen. Gedurende2002 ving ik in het Dijleland en omgeving 43 soorten slankpootvliegen (Tabel

1).

Negen soorten waren aangeduid als "Zeldzaam" in de Rode Lijst,

twee soorten als "Kwetsbaar", en 1 soort (Hercostomus vivax) was nog nooit eerder in Vlaanderen aangetroffen.

Hercostomus vivax werd aangetroffen in het Meerdaalwoud (Warande-dreef, Bierbeek). In BelgiĂŤ was de soort tot nu toe enkel bekend uit de Ardennen (Figuur

4).

Zoals ook bij andere dieren (vogels, zweefvliegen), komen dus in het

Meerdaalwoud slankpootvliegen voor van uitgestrekte, oude bossen die in de rest van Vlaanderen zeer zeldzaam zijn of ontbreken. Een andere zeer zeldzame soort is Syntormon methatesis, die in de Doode Bemde (Oud-Heverlee) werd aangetroffen. Dit is een soort van zeer vochtige, lichttrijke moerassen met een vegetatie van zeggen of russen aan de oever van mesotrofe tot eutrofe waters. In BelgiĂŤ, was de soort tot nu toe enkel bekend uit natuurreservaten "De Gevers" (Harelbeke, W-Vlaanderen) en "Het Dal" (Heurne, 0-Vlaanderen) (Figuur 5). Andere zeldzame soorten uit de Doode Bemde waren

Argyra atriceps, een soort van rijke en gevarieerde moerasvegetaties, en Argyra ilona. Ten slotte is het voorkomen van Rhaphium longicorne ook interessant. Deze soort was enkel bekend uit de Kempen en Hoge Ardennen. Het is een soort van voedselarme milieus, voornamelijk oevers van vennen in vochtige heide en in veengebieden (Figuur

6).

Deze soort werd aangetroffen in een veenrelictje in

het Walenbos (Tielt-Winge). De evolutie van deze soort kan een waardevolle indicator zijn van het beheer van zulke gebiedjes.

Besluit Slankpootvliegen zijn, althans in vochtige biotopen, goed bruikbaar als bioindicatoren. De gedocumenteerde Rode Lijst voor Vlaanderen is hierbij een goed hulpmiddel, hoewel slechts een deel van Vlaanderen goed onderzocht is. Gedurende 2002 werden in het Dijleland en omgeving 43 soorten verzameld. In verscheidene habitattypes (bos, moeras, veen) werden zeldzame soorten aangetroffen, waaronder 1 soort nieuw voor Vlaanderen.

90


OngeweNelden

·s·o.ort

RQdè·tijst ....

.

""

Vlaanderen

Soort

Rode Lijst· Vlaanderen

Achalcus cinereus

Z

(vz)

Dolichopus ungulatus

MNB

Argyra argentina

Z

(vz)

Dolichopus wahlbergi

MNB

Argyra argyria

Z

(vz)

Gymnopternus brevicomis

MNB

Argyra atriceps

Z

(z)

Gymnopternus chalybeus

MNB

Argyra atriceps

Z

(z)

Gymnopternus chalybeus

MNB

Argyra diaphana

MNB

Gymnopternus cupreus

MNB

Argyra ilonae

Z

Gymnopternus metallicus

MNB

Argyra leucocephala

MNB

Hercostomus nanus

MNB

Campsicnemus cuNipes

MNB

Hercostomus vivax

Nieuw voor Vlaanderen

Chrysotus femoratus

MNB

Neurigona quadrifasciata

MNB

Chrysotus gram/neus

MNB

Poeci/obothrus nobilatus

MNB

Diaphorus oculatus

Kwetsbaar

Rhaphium appendiculatum

MNB

Dolichopus atripes

Z

Rhaphium caliginosum

MNB

Do/ichopus discifer

MNB

Rhaphium commune

Kwetsbaar

Dolichopus festivus

MNB

Rhaphium crassipes

MNB

Dolichopus griseipennis

Z

Rhaphium longicome

Z

Dolichopus pennatus

MNB

Sciapus platypterus

MNB

Dolichopus plumipes

MNB

Sybistroma obscurellum

MNB

Do/ichopus popularis

MNB

Sympycnus desoutteri

MNB

Do/ichopus signatus

MNB

Syntormon denticulatum

MNB

Dolichopus subpennatus

MNB

Syntormon methatesis

Z

Dolichopus tanythrix

MNB

Syntormon pal/ipes

MNB

Dolichopus trivia/is

MNB

(z)

(vz)

(vz)

(z)

(zz)

Tabel 1 : S/ankpootvliegen Dolichopodidae waargenomen in 2002 in het Dij/eland en omge­ ving met Rode Lijst status voor Vlaanderen {MNB = Momenteel Niet Bedreigd, Z = Zeldzaam, vz =vrij zeldzaam, u = zeer zeldzaam)

91


Ongewervelden

Referenties

Assis Fonseca, ECM (1978) "Diptera Orthorrhapha Brachycera Dolichopodidae" Handbk. ldent. Br. lnsects, Vol IX, Part 5: 1-90 Parent, 0 (1938) "Diptères Dolichopodidae" Faune de France, 35:.1-720 Pollet, M (2000) "Een gedocumenteerde Rode Lijst van de slankpootvliegen van Vlaanderen" Mededelingen van het Instituut voor Natuurbehoud 8, Brussel Te bestellen bij de Bibliotheek Instituut voor Natuurbehoud, Kliniekstraat 25, l 070 Brussel of www .instnat.be

(11,16 Euro).

Verantwoording: De figuren komen uit Pollet, 2000, met uitzondering van Figuur 1 (www .bioimages.org.uk).

Joris Menten

Waarnemingen van het Vliegend Hert Het Vliegend hert (Lucanus cervus) is de grootste kever van Midden-Europa. De mannetjes worden tussen de 4 en 8 cm groot en zijn onmiskenbaar door hun uitgegroeide geweivormige kaken. De larven leven van vermolmd eikenhout en het larvaal stadium duurt zo'n 5 jaar. Deze kever is echter om diverse redenen zeer zeldzaam gewor­ den. De soort is beschermd door een koninklijk besluit van 1980, de Conventie van Bern en de Habitatrichtlijn. Een goede bescherming kan echter enkel werken als het voorkomen van deze doodhoutkever gekend is. De kever is momenteel nog gekend van het Zoniënwoud en omgeving, Voeren, Mechelse heide, Lanklaarderbos (Dilsen­ Stokkem), Stamprooierbroek (Kinrooi) en Grootbos (Riemst). Daarom tracht het Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer het voorkomen ervan in kaart te brengen en is het belangrijk om zowel oude als recente waarnemin­ gen door te geven. Ook gegevens van de reeds gekende populaties zijn be­ langrijk. Waarnemingen naar: Arno Thomaes, Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer Gaverstraat 4, 9500 Geraardsbergen Tel.: 054/43 71 26 of E-mail: Arno.Thomaes@lin.Vlaanderen.be Waarnemingen van het Vliegend Hert uit het Dijleland zijn tevens welkom bij de verantwoordelijke van de Werkgroep Ongewervelden van NSG Dijleland e binnenkaft)

��


Vogels

Monitoring van de Waterpieper in de Dijlevallei Het actueel voorkomen en vooral de aantalschattingen van overwinterende Waterpiepers in onze regio vormen al langer het voorwerp van speculatie. Half jaren' 80 werden de aantallen op meer dan 150 geschat, waarmee de Dijlevallei ten zuiden van Leuven een van de belangrijkste overwinteringsgebieden betrof voor ons land. (Nuytemans 1987) Het is niet geweten of de soort er sindsdien op achteruit of vooruit op gegaan is als overwinteraar. Telgegevens zijn schaars voor handen en veelal anekdotisch. Daarom is de idee opgevat om vanaf de winter 2003-2004 te starten met een monitoring van deze typische valleisoort. Daar waterpiepers bij zonsondergang collectieve slaapplaatsen opzoeken in rietland, is het mogelijk om aan de hand van simultaantellingen betrouwbare aantalschattingen te maken. Daarnaast kunnen tellingen nuttige informatie op­ leveren over het aantalverloop gedurende het winterseizoen en uiteraard over de ligging van de slaapplaatsen zelf. Op langere termijn kan een monitoring mogelijk een antwoord geven op de vraag of de vernattingsprojecten in de Dijlevallei een invloed hebben op het voorkomen van deze soort.

Hoe tellen? De methodiek bestaat er in om een halfuur voor zonsondergang post te vatten op de slaapplaats. Het valt weliswaar niet uit te sluiten dat voor het aanvangs­ uur er reeds vogels zijn toegekomen op de slaapplaats, doch in dit geval is het vooral van belang om op een gestandaardiseerde manier te werken. Er wordt geteld tot het donker is en de laatste pieper is ingevallen. De registratie ge­ beurt op een telformulier, waar· naast de aantallen en de plaats, ook enkele secundaire gegevens (temperatuur, weertype, hoofdtrekrichting) worden op­ genomen.

Data en telgebieden De gekende slaapplaatsen in de V laamse Dijlevallei omvatten de 'Snippenwei' te Oud-Heverlee, de Doode Bemde, de omgeving van de Hoekstraat te Sint­ Agatha-Rode en de V ijvers van Florival te Ottenburg. Voor elk van deze gebie­ den hebben we dus minstens een teller nodig.

Voorafgaand aan de eerste

telling, zullen nog potentiële gebieden bezocht worden, zodat deze nog aan het lijstje van telgebieden bijgevoegd kunnen worden. De teldata met telkens het aanvangsuur zijn: •

7 december 2003 om 16.08 uur

4 janauri 2004 om 16.20 uur

7 februari 2004 om 17.14 uur 93


Vogels

Personen die wensen te tellen in een van voornoemde gebieden worden ver­ zocht daags voordien contact op te nemen met Frederik Fluyt, GSM 047992 0 l 72 of e-mail: freek@village.uunet.be. De telformulieren kunnen langs dezelfde weg verkregen worden. Het een en ander zal ook worden meegedeeld op de maillist van NSG Dijleland. Referentie Nuytemans. H. 1987.

Meer over de Waterpieper Anthus spino/etta : voorkomen in Vlaanderen en

trekpatroon in Europa. Oriolus 53: 154 - 167.

De Dijlelandse natuur in uw elektronische postbus De E-mail rondzendlijst van de Natuurstudiegroep Dijleland, beter bekend als de 11Dijlevallei-maillist" is reeds z'n derde jaar in gegaan. In het pre-maillisttijdperk waren het in hoofdzaak de vogelkijkers uit de Leuvense regio die door middel van e-mailberichtjes hun weekendwaarnemingen uitwisselden. Dit resulteerde in een vaste brok ochtendlijke maandagpost met recent vogelnieuws, de digitale versie zeg maar van de befaamde 11ijskreemdoos" van Sint-Ahatha-Rode. Het groeiend aantal aangeslotenen maakte het handmatig beheer erg omslachtig. Daarom werd overgeschakeld naar een gemodereerd systeem waarbij de aansluiting en de verzending van de berichten grotendeels automatisch verloopt. Intussen zijn we meer dan twee jaar verder en er volgden nog 's 2800 berichten, dit is een gemiddelde van ruim 3 per dag! Momenteel zitten we aan 135 aangesloten leden: vogelkijkers, terreinbeheerders, ringers, actievelingen van d e plaatselijke n atuurverenigingen, specialisten o p gebied van ongewervelden, leergierige beginnelingen, cursisten natuurgids en uiteraard de medewerkers van NSG Dijleland. Het bonte gezelschap staat garant voor een hoog interactieniveau en wakkert de communicatie aan tussen de verschillende betrokkenen op het gebied van natuurstudie, -beheer en -educatie uit het Dijleland. Tevens werkt de rondzendlijst erg aanstekelijk, menig beginnend natuurliefhebber heeft reeds heel wat soorten- en terreinkennis kunnen opdoen door zelf het veld in te trekken n.a.v. eerdere meldingen. Tenslotte genereert de maillist een schat aan waarnemingsgevens die dankzij de inzet van onze archivaris onder meer hun uitweg vinden in de waarnemingenoverzichten in deze Boomklever. Inschrijven op de rondzendlijst Dijleland:

Stuur een mailtje naar Dijlevallei-subscribe@yahoogroups.com Of neem alvast uw plank onder de arm en surf naar www.groups.yahoo.com/group/Dijlevallei 94


Vogels

Historische gegevens over het Woudaapje lxobrychus minutus in Vlaams-Brabant Sinds het onverwachte broedgeval van een Woudaapje te Heverlee-Park (Mor­ eau & al 2002) staat de soort onder een stijgende belangstelling die nog wordt aangewakkerd omdat sinds 1997 angstvallig gezwegen wordt over de situatie in Vlaanderen, Limburg uitgezonderd (Gabriëls 2001) Cijfers uit de regio Harchies, .

de voornaamste broedplaats in Wallonië, werden onlangs bekendgemaakt (Jenard & Skinner 2001 )

.

Een eerste geografische opsomming van gegevens van het Wouwaapje in V laams-Brabant werd gepubliceerd door Van Den Houte & Herroelen

(2000) en

die wordt hier op zekere punten aangevuld ondermeer met gegevens uit de Dijlevallei in Waals-Brabant.

Het Woudaapje als broedvogel in Vlaams-Brabant Volgens Dubois (1890) broedde de soort te Diegem voor 1890 in

de rietkraag van het voormalige meer nabij het station. De Woluwevallei was toen nog on­ aangetast en bood hier en daar gunstige biotopen. Die situatie bleef onveran­ derd zodat van Havre

( 1928)

de soort nog altijd tot de broedvogels rekende

"sur les bords des étangs aux environs de Louvain et de Bruxelles" . Met die "vij­ vers" werd wellicht de ganse Woluwevallei bedoeld beginnend in Bosvoorde (bron) tot V ilvoorde (monding) inbegrepen de twee Woluwe's (Brussels Gewest), Sint-Stevens-Woluwe, Zaventem, Diegem, Machelen en V ilvoorde (Toorman

2003). De laatste soort die in de verstedelijkte Woluwevallei standhield was de Blauw­ borst Luscinia svecica die in vens).

1964-1967

nog broedde te Zaventem (pers. gege­

Het voorkomen van het Woudaapje in het Leuvense is vermoedelijk gebaseerd op een opgevuld exemplaar (nr. 555) op naam van A. Tont (Rotselaar), dat te zien was op een ornithologische tentoonstelling te Leuven in september (Société ornithologique du Centre de la Belgique

1911

1911).

Twintig jaar later was het Woudaapje een "tamelijk algemene broedvogel in de Dijle- en Demervalleien" (Verheyen

1948). De gegevens van de Dijlevallei kwa­ men van Wortelaers (1946) die in 1943 en 1944 "tweemaal het nest in een rietstuk"vond ( Herroelen 1952); ze bevatten respectievelijk 5 en 6 eieren (mede­ deling M. Bastijns). Het is zeer waarschijnlijk dat het Woudaapje tot op het einde van de jaren

'50

als broedvogel voorkwam in dichte riet- of zeggevelden, oude riviermeanders en veenputten van en langs de Demer. 95


Vogels

Sindsdien zijn weinig precieze gegevens bekend zodat De Fraine (1980) schreef "geen broedvogel in onze streek en zelden te zien als doortrekker". Uit dezelfde tekst blijkt dat hij de ringvangst van een juveniele vogel op 24 juli 1977 in het Vierkensbroek te Averbode als een doortrekker beschouwde. Bij gebrek aan details over deze ringvangst is niet meer uit te maken of het om een doortrekker ging of om een vogel die ter plaatse werd geboren (zie ook Contactbl. Hageland-Zuiderkempen 1978, 3: 13). Eigenaardig is wel dat Verheyen (1948) Hofstade als broedplaats niet vermeld, hoewel de soort daar broedde in de periode 1938-1957: 3 tot 5 koppels (De Maerschalck 1938, Lippens 1941, 1954; Verschuren 1950, Suetens 1956, Bull. BNVR 1957:40). Het broeden van de soort in de Dijlevallei in Waals-Brabant (1951-1956) werd mij destijds medegedeeld door Jozef Nagels, voorzitter van de Wielewaal afdeling Brussel. Hij was bekend als een ijverig nestenzoeker (Wielewaal 1952: 31) en no­ teerde volgende nesten: te Rixensart (1951: l, 1953: 4, 1954:3, 1955: l, 1956: 1), te Rosières (1955:1, 1956:1) en Genval (1955:1). Op 1 augustus 1956 toonde hij mij te Rosières een nest met eieren en een tweede met donsjongen die hij geringd had. Ik maakte hiervan drie foto's (foto's en negatieven bewaard in arch. P. Herroelen). aantal koppels

,

1

••

� �

\

1

{"

· · . " .

".

1950-59

60 - 155

Lippens en Wille 1972

1960-65

50 - 250

Comm. Belg.Avif.1967 Ministère Rég. Wallonne

1970

ca. 60

1970

co

1970-84

In deze periode werd geen

100

Lippens & Wille 1972 Ministère Rég. Wallonne Roggeman 1995

enkel Woudaapje geringd 1973-77

ca 60

Draulans 1988

1980

50

Ministère Rég. Wallonne

1981-90

2 - 10

Tucker & Heath 1994

1990

21 - 22

Ministère Rég. Wallonne

1989-91

2 - 10

Anselin & Devos 1992

2- 4

Anselin & al 1998

2 - 10

COA, Aves 1996

1996 Vlaanderen 1996 Walbnië

Tabel 1 : Aantal broedparen van Woudaapje lxobrychus minutus sinds 1960 in België 96


Vo els

Broedstatus in België Een vergelijking van de beschikbare cijfers doet vermoeden dat het aantal broedkoppels in België sinds 1960 te laag of te hoog werd ingeschat naarge­ lang de instantie die ze publiceerde; die aantallen staan in tabel 1. Voor ons land zou men twee perioden kunnen onderscheiden: 1950-1980 en

1981-1996. Het verschil tussen 1980 (50 koppels) en 1981-1990 (2-1 O koppels) is zeer groot en betekent een drastische vermindering van 40 koppels (Draulans 1988, Anselin & Devos 1992, Tucker & Heath 1994). In de tweede periode (19811996) worden de cijfers nauwkeuriger dankzij een betere opvolging van de soort; zo telt V laanderen en Wallonië samen in 1996 4-14 koppels (Anselin & al 1998, Jenard & Skinner 2001) Het aantal broedkoppels kan van jaar tot jaar schommelen; de cijfers van de streek van Harchies tonen dat aan: 10-12 k in 1999, slechts 7-8 k in 2000 en l of 2 k in 2001 (Jenard & Skinner 2001, Redactie Le Guignard 2003).

Aantal eieren per legsel in België Volgens Verheyen ( 1948, 1967) bestaat het voltallig legsel meestal uit 6 of 7 eie­ ren, soms uit 5 of 4. Lippens & Wille (1972) spreken van 5 of 6, soms 7 eieren, zelden 4 en uitzonderlijk 8 of 9, dit laatste tijdens het gunstige jaar 1957. Paulussen (1993) is veel duidelijker; in de periode 1954-1958 noteerde hij in de Turnhoutse Kempen 63 voltallige legsels: 4x 4 ova, 12 x 5 ova, 24 x 6 ova, 22 x 7 ova, 1 x 1 ei.

Gewichten Er kunnen zich grote schommelingen voordoen in het gewicht: 119 en 145 gram (Verheyen 1948), 70 g (Herroelen & Vonder Biest 1963). In onderstaande tabel staan gewichten van vogels waarvan leeftijd en/of geslacht bekend zijn. Grootaers (1951) heeft destijds 4 jongen vanaf hun geboorte tot op hun l 2de of

l 3de levendag kunnen volgen, hun verenkleed en gedragingen. Zijn tekst is een knap stukje schrijfkunst en zeer realisti�ch:

, plaats datum:;.-.· · .. : .. ·1�'�ttijd '" " ·: ·- ".:.--g eslàc:ht" ·

·,

· ·

05 okt 1946

f

juv

20 aug 1968 JUV

...'\.

. .

. __ �

.

.

·

. · -

g;ewièht. referentie

.

\

Roosbeek

115 g

Herroelen 1952

Berg

144 g

Herroelen & Ringstat. Hirundo

augustus

V

?

165 g

V an der Meiren 1966

02 okt 1968

ad M

Mechelen

123 g

med. W. Beullens

03 sep 1969

JUV

Berendrecht

138 g

verz. KBIN

juni 1951

JUV

Oud-Heverlee 106 g

op de 13 de levensdag

juni 1951

JUV

Oud-Heverlee 96 g

op de 12 de levensdag Grootaers 1953 97


Vo els

Spreiding van de waarneming beschouwd als doortrekker in Vlaams-Brabant, 1937 - 2003 april 4

mei 2

juli

aug

sept

3

3

4

Normaal worden de eerste Wouwaapjes vastgesteld vanaf eind maart en in april; de laatste worden gezien tot diep in mei: 30 moa 1 946 Nethen, Dijlevallei, Brabant wallon (Bequaert 1 964), 0 1 april 1 965 Woluwe (Aves 1 966: 1 1 6), 20 mei 1 977 Jette (Wielewaal 1 978: 20). De eerste Woudaapjes worden op najaarstrek genoteerd in de laatste decade van juli: 24 juli 1 977 Averbode-V ierkensbroek (Aerts 1998, 1 999}; de meeste waar­ nemingen vallen in september: laatste waarneming 22 sept 1 964, A. Debruycker arch P.Herroelen. Het blijft moeilijk om een scheiding te trekken tussen uitgevlogen juvenielen van late broedsels en jonge vogels die al op verplaatsing zijn. Wat te denken van een juveniele vogel met nog donsharen op de kop die geschoten werd op 05 okt 1 946 te Boutersem-Roosbeek (Herroelen 1 95 1 )? Buiten Brabant zijn nog (7) oktoberdata bekend:

*

1 8 okt 1952 P oppel, 05 okt

1 958 Zonhoven, 02 okt 1 968 Mechelen (mededeling W. Beullens), 08 okt 1 969 Zandvoorde,* 08 okt 1 972 Wenduine, 02 okt Lier 1 982 ( l M, l V, 1 juv), 1 0 okt 1 982 Genk, 1 4 okt Heist 1 995 (Wielewaal 1 952, 1 958, 1 970, 1 983, 1 995, Moreaux 1 973). Heel uitzonderlijk is de overwintering van een M van 1 9 dec 1976 tot 1 1 maart 1 977 te Kampenhout-Berg (Aves 1 977, Orn. Brab. nr 73) waar de soort waar­ schijnlijk broedde tot in 1 986.

Snelle vroegzomertrek van juveniele vogels Onkelinx ( 1 989) somt een lijst op van 1 5 meldingen van geringde vogels in het buitenland maar er werd geen onderscheid gemaakt tussen leeftijdsklassen zoals bij Roggeman & al ( 1 995). Uit onderstaande tabel blijkt dat eerstejaars­ vogels vrij snel het broedgebied verlaten en een soort van "vroegzomertrek" afleggen richting Nederland of Frankrijk: •

Overmere 1 4 juli 1 952 pullus ; gemeld op 08 sept 1 952 Niel (A), afstand 26 km NNE, na 25 dagen

Dessel 03 aug 1 954 pullus; gemeld begin okt 1 954 Mijnsherenland, Ned, afstand 54 km NW, na minimum 33 dagen Overmere 08 juli 1 959, pullus; gemeld op 1 5 aug 1 959 Reusel, Ned., afstand 1 20 km NE, na 38 dagen Bokrijk-Genk 24 juni 1 960 pullus, gemeld op 03 aug 1 960, doodgevonden Heukelum, Z-Holland, 1 00 km NNW, na 40 dagen (Verheyen 1962: 507)

Woumen 27 juli 1 966

pullus, gemeld 06 aug 1 966 Somme, Frankrijk, afstand

co 1 00 km S, na 1 0 dagen (Verheyen 1 969: 299)

98


w

Vogels

1

� ' •

1 1 Zink ( 1961) citeert ook twee gevallen van Woudaapjes die in het jaar dat ze geringd werden, per half augustus 1957 en 1958 70 km NW en 70 km NNE dood werden aangetroffen. Dit betekent dat de observatie van juveniele vogels in juli-augustus geen aan­ wijzing is voor een mogelijk broedgeval tenzij die waarnemingen zich herhalen en ook voedselvluchten van adulte vogels op dezelfde plaats opgemerkt wor­ den. Het is mogelijk dat adulte vogels ook meedoen aan deze "vroegzomertrek"; op 08 juli 1951 zag C. Dewinter een ad Maan een poeltje te Tervuren (Grootaers 1953).

Referenties Aerts K. 1998.1999. Vogels van de DemeNallei. Ons Vogelblad nr. 39: 12-20; Contactbl. Wielewaal­ afd. DemeNallei 30, 1: 5-9. Anselin A. & K. Devos 1992. Populatieschattingen van broedvogels in Vlaanderen: periode 19891991. V lavico, Gent ism KBIN, Brussel en IN, Hasselt Anselin A., K. Devos & E. Kuijken 1998. Kolonievogels en zeldzame broedvogels in V laanderen in 1995 en 1996. lnst.Natuurbehoud, Brussel-Vlavico, Gent. Bequaeri M. 1963. Bijdrage tot de kennis van de Avifauna van Brabant tussen Zenne en Dijle. Biologisch Jaarboek Dodonaea 31 : 83-136. Bequaeri M. 1964. Bijdrage tot de kennis van de avifauna van Brabant in de vallei van de Dijle. Biologisch Jaarboek Dodonaea 32: 56-145. Centrale Ornithologique Aves (COA) 1996. Journée d' étude, Namur 24 nov. 1996 De Maerschalck J. 1938. Note sur Ie Gorge-bleue à miroir blanc, Ie Torcol. Ie Butor blongios. Ie Grèbe huppé, 1937. Gerfaut 28: 145-146. Devos K.& A. Anselin 1996. Kolonievogels en zeldzame broedvogels in Vlaanderen in 1994. lnst. Natuurbehoud, Brussel-Vlavico, Gent. Draulans D. 1988 Woudaapje lxobrychus minutus p. 38 in Devillers & al. 1988, Red. Atlas van de Belgische Broedvogels, Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, Brussel. Dubois A. 1890. Compte-rendu des obseNations ornithologiques faites en Belgique pendant les années 1887 à 1889. Ornis 1890: 287-344. Federatie Leefmilieu Hageland & R. De Fraine 1980. Vogels in Hageland en Zuiderkempen. Uitg. Federatie Leefmilieu Hageland & Wielewaal Hageland-Zuiderkempen. Aarschot. Gabriëls J. 1985. Atlas van de broedvogels in Limburg. Belg. Natuur-en VogelreseNaten, Brussel ism Lisec, Bokrijk-Genk. Gabriëls J. 2001. Veranderingen van de Limburgse broedvogels in de twintigste eeuw. Likona-Jaarboek 2000: 93-1OS. Gabriëls J., J. Stevens, P. Van Sanden. 1994. Broedvogelatlas van Limburg.Lisec &

P rovincie Lim­

burg, Hasselt. Grootaers F. 1953. Avifauna van Oud-Heverlee. Wielewaal 19: 10-22. Redactie Le Guignard 2003. Rapport ornithologique du Hainaut Occidental; Hens M. 2001.Avifauna van het Dijleland. Gedocumenteerde soorienfijst 1901-2000 in Hens M. (red.). 2001. Vogels in het Dijleland. Uitg. Vrienden van Heverleebos en Meerdaatwoud ism De Wielewaal afd. Leuven, Leuven. Herroelen P. 1951,1952. Bijdrage tot de studie van de vogels van Oost-Brabant. GieNalk 41: 91-110. 196-212, 280-283; 42: 43-49. Herroelen P. 1952, 1953. Bijdrage tot de studie van de vogels van de Dijlevallei en van enkele plaat­ sen rond Leuven. GieNalk 42: 222-246, 288-296; 43: 22-28. Herroelen P. & R. De Fraine 1975. Inventaris van de vogels van Brabant 1900-1974. Uitg. De Wiele­ waal, afd. Brussel. Herroelen P. en J. Vonder Biest 1963. Gewichten van wateNogels, roofvogels, waadvogels, duiven en spechten (Non-P asseres). Wielewaal 29: 138-141. 99

1 1

1 1 l


"

Vogels

Jenard P. & P. Skinner 2001. Le Blongios nain aux Marais d'Harchies. Le Guignard 2: 69-81. Lingier P. 2002. Een broedgeval van het Wouwaapje {lxobrychus m. minutus) aan de Keignaert te Oostende. Zandkorrels 5 (4):17-19. Lippens L. 1941, 1954. Les oiseaux d'eau de Belgique. Vercruysse-Vanhove, Saint-André-lez-Bruges. 1 re et 2me édition. Lippens L. & H. Wille 1972. Atlas van de Vogels in België en West-Europa. Lannoo, Tielt. Maes P., H. Meeus en H. Voet. 1985. Broedvogels in V laanderen, 1980-1982. Wielewaal 51: 185-202. Moreau K. J. Grootjans, W. Coucke, C. Vonden Haute 2002. Broedseizoen 2002 brengt broedende Woudaap lxobrychus minutus naar Heverlee. Boomklever 30: 84-85. Onkelinx C. Woudaapje lxobrychus minutus p. 58 Vogels in V laanderen.Voorkomen en Versprei­ ding. Bornem, 1. M. P. Paulussen W. 1993. De broedvogels van de Turnhoutse Kempen. Caliologists' Series n° 10, Oriel Stringer; Brighton. P hragmites & Ministère de la Région wallonne, Conservation de la Nature (zonder datum, na 1990).Le Blongios nain. Population et habitat en Wallonie. Namur. Roggeman W., D. Huisseune, D. Vangeluwe, P. Vandenbulcke & P. Vandousselaere 1995. Databank Belgisch Ringwerk. Gaviidae to Anatidae. Studiedocument van het K.B.l.N. nr. 79, Koninkl. Belg. lnst. Natuurwetenschappen, Brussel. Société ornithologique du Centre de la Belgique 1911. Exposition Ornithologique du 3-4-5 Septembre 1911. Catalogue-Palmarès. Louvain. Suetens W. 1956. Hofstade, de watervogels van een binnenmeer. Giervalk 46: 103-120, Erratum: 304. Toorman E. A. 2003. Vogels in de Beneden-Woluwevallei. Avifauna van Machelen- Diegem, de Onweersbekkens op de Woluwe en het Floordambos. Rapport 2003, nr. 3, Natuurpunt Studie, Mechelen. Tucker G. M. and M. F. Heath 1994. Birds in Europe: their conservation status. Cambridge, U. K .. Birdlife International. Van Den Houte F., P. Herroelen 2000. Actuele en historische gegevens over reigers Ardeidae in V laams-Brabant en het Brussel Hoofdstedelijk Gewest. Carpodacus 1, l: 9-35. Van der Meiren P. 1966. Het Woudaapje (lxobrychus minutus), trek- en taxonomische gegevens. Wielewaal 32: 135-138. van Havre G. C. M. 1928. Les oiseaux de la Faune beige. Bruxelles, Lamertin. Van Scharen K. et C. Joiris 1982. Les oiseaux d'eau dans la vallée de la Dyle (Brabant), de juillet 1964 à juin 1971. Aves 9: 141-186. Van Vessem J. en P. Meire 1990. V laamse bijdrage tot de Europese broedvogelatlas. Instituut Na­ tuurbehoud, Hasselt & Rijksuniversiteit, Gent ism V lavico, Gent. Verheyen R. 1948. De Steltlopers van België. Vermogen Koninkl. Natuurhist. Museum van België, Brussel. Verheyen R. 1953. Uitslagen van het Belgisch Ringwérk. Dienstjaren 1952. 1954, 1959 Giervalk 43: 340-361, 45: 197-226, 50: 337-382. Verheyen R. F. Uitslagen van het Belgisch Ringwerk. Dienstjaren 1961, 1966-1968. Giervalk 52: 467526; 59: 293-350. Verschuren J. 1950. Les oiseaux aquatiques des étangs de Hofstade. Gerfaut 40: 27-46. Wortelaers F. 1946. Het Meerdaelwoud en zijn broedvogels alsook de vogels der Dijlevallei. Antwer­ pen, De Brug. Zink G. 1961. Ringfundergebnisse bei der Zwergrohrdommel {lxobrychus minutus). Vogelwarte 21: 113-118.

Paul Herroelen

100


Paddestoelen

Speur mee naar paddestoelen Een verspreidingsatlas van de macrofungi in Vlaams­ Brabant Twee jaar geleden werd het projectvoorstel: "Aanzet tot atlasproject voor de macrofungi in Vlaams-Brabant en uitwerking van atlasproject in een deel van de provincie" goedgekeurd door BRAKONA (Brabantse koepel voor natuur­ studie) en de provincie Vlaams-Brabant. De bedoeling van dit project is een aanzet te geven tot een verspreidingsatlas van de macrofungi in Vlaams-Brabant. In het centrale gedeelte van Vlaams­ Brabant is de mycoflora door activiteiten van de ZWAM (Zelfstandige Werkgroep voor Amateur Mycologen) al dusdanig goed gedocumenteerd dat alvast daar op korte termijn werk gemaakt kan worden van een regionale atlas.

Regio Leuven De ZWAM organiseert sinds 1981 ieder jaar minstens één excursie per week in de regio Leuven. Momenteel zijn alle gegevens van de ZWAM van de gebieden in de regio Leuven, ingevoerd in een databank. Aan de hand van deze data­ bank konden we kaarten maken die een overzicht geven van het aantal soor­ ten en het aantal waarnemingen per uurhok. Uit deze kaarten kan afgeleid worden welke gebieden meer bezocht dienen te worden en in welke gebie­ den de paddestoelenflora reeds goed gekend is.

Provincie Vlaams-Brabant Op provinciaal niveau rekent natuurpunt op vrijwilligers om te speuren naar een aantal specifieke soorten. De keuze viel op 20 gemakkelijk herkenbare soorten (zie tabel) die voorkomen in bosgebieden. Naast de bestaande mycologische werkgroepen, trachtten we nieuwe vrijwilligers aan te trekken en nieuwe lokale mycologische werkgroepen op te richten. Vorig jaar een beginnerscursus paddestoelen gegeven in Scherpenheuvel­ Zichem waaruit dit jaar een werkgroep is ontstaan. Verder deden ook enkele afdelingen hun best om enkele wandelingen te organiseren. De paddestoelen­ werkgroep ZW-Brabant is nu reeds 2 jaar bezig met het inventariseren van de regio rond het Hallerbos. Er werden interessante vondsten gedaan, Rode-Lijst­ soorten aangetroffen die verder slechts van enkele locaties gekend zijn. De begeleiding van nieuwe vrijwilligers gebeurde via een instapproject, waarbij invulformulieren en handige determinatietabellen in de vorm van een brochure

101


Paddestoelen

gratis verspreid werden. Deze brochure werd reeds ruim verspreid maar kan nog steeds aangevraagd worden. Nog steeds zijn interessante bosg ebieden in V laams-Brabant te weinig onder­ zocht. Voor een aantal uurhokken beschikken we zelfs niet over waarnemingen van de meest algemene en opvallende soorten. Interesse om mee te doen aan dit project, neem dan contact op met: Natuurpunt studie Roosmarijn Steeman Kardinaal Mercierplein 1-2800 Mechelen

015/ 29 72 11 Roosmarijn.steenmans@natuurpunt.be

ZWAM (Zelfstandige werkgroep voor amateurmycologen) organiseert dit na­ jaar enkele excursies in V laams-Brabant. De praktische gevens staan hieronder vermeldt (datum, uur, afspraakplaats en bosg ebied)

102

23/09/2003 14 16/10/2003 13 19 /10/2003 14 19 /10/2003 14 19/10/2003 14 19 Il 0/2003 14

h Leming Chartreuzenbos h 30 Kerk Houwaart Walenbos h Theresiakapel Naamsestwg Meerdaalwoud h Kerk Kerkom Boutersem Kerkkom h Restaurant Bertembosstraat Bertembos h Vaalbeek Gemeentehuis Heverleebos


Activiteiten

Activiteitenkalender oktober 2003

-

f.ebruari 2004

De plaats van samenkomst blijft ongewijzigd nl. de Bodart-parking naast de ring (tegenover Capucienenvoer) te Leuven. Een tweede afspraakplaats wordt aangeduid bij iedere activiteit als ze bekend is bij de opmaak van de kalender. Bij slechte weersomstandigheden worden de belangstellenden verzocht sowieso contact op te nemen met de verantwoordelijke van de activiteit. Tenzij anders aangegeven, vindt u de gegevens van de contactpersonen op de binnenkaft van deze Boom.klever.

Zo 12 en 26 oktober 2002

Simultane trektelling

Er wordt geteld op de Bredeweg te Leefdaal en de Hollestraat te Loonbeek. Contact: resp. Kris Van Scharen en Frederik Fluyt. We starten vanaf zonsopgang en tellen door tot een stuk in de namiddag.

Za18 oktober 2002

Watervogeltelling

We geven het startschot voor alweer de eerste van 6 midmaandelijkse tellingen van watervogels in de Dijlevallei.

De telgebieden omvatten o.a. V ijvers van

Oud-Heverlee, Neerijse Grote Bron, Neerijse Kliniekvijvers, SAR Grootbroek, V ij­ vers van Florival, Abdij van Park, het Leopoldspark, Erps-Kwerps en de V ijvers van Wilsele. 's Avonds vindt er gewoonlijk nog een slaapplaatstelling plaats van Aalscholver. We verzamelen aan het station van Oud-Heverlee.

Voor nadere afspraken,

contacteer Kris Van Scharen.

Zo 19 oktober 2002

Bladmijnenexcursie.

Bladmijnen zijn gangetjes of blaasjes die door insectenlarven in het bladweefsel worden uitgevreten. De sporen van de activiteiten van deze miniatuur mijn­ bouwers zijn zeer kenmerkend. Bovendien leven ze gewoonlijk maar in één, of enkele nauw verwante, plantensoorten. Door de combinatie van plantensoort en het uiterlijk van de mijn zijn de meeste mijnvormende insecten goed op naam te brengen. Afspraak om l 4u00 aan de carpoolparking van Bertem (tegenover de rijkswacht). Leiding: André Verboven.

zo 15 november 2003

Watervogeltellingen in de Dijlevallei

We verzamelen 's morgens aan het station van Oud-Heverlee. De leiding is in handen van Kris Van Scharen.

103


Activiteiten

woe 19 november 2003

Braakbalonderzoek

We buigen ons op deze donkere novemberavond over een hoopje braakballen van de kerkuil. Niet alleen komen we zo meer te weten over de voedsel足 gewoontes van deze nachtbraker, meteen hebben we een idee van het voor足 komen van kleine zoogdieren in de omgeving van de vindplaats. Wie over een determineertabel of een stereomicroscoop beschikt, mag deze uiteraard mee足 brengen. We komen samen in het lokaal van De Vrienden, Waversbaan 66, Heverlee (dit is het oud-gemeentehuis} om 20:00. Info: Kelle Moreau Zo 7 december 2003 simultane slaapplaatstelling Waterpieper in de Dijlevallei

Voor praktische afspraken, contacteer Frederik Fluyt Zal 3 december 2003

Watervogeltellingen in de Dijlevallei

Het is 's morgens verzamelen geblazen aan het station van Oud-Heverlee. De leiding is in handen van Kris Van Scharen. Zo 4 januari 2004 simultane slaapplaatstelling Waterpieper in de Dijlevallei

Voor praktische afpraken: Frederik Fluyt Zo 11 januari 2004 Roofvogeltelling regio Leuven

Voor regio-indeling en kaarten, neem contact met Kelle Moreau la 17 januari 2004 Watervogeltellingen in de Dijlevallei

De januaritelling kadert traditioneel in The International Waterfowl Census en is daarmee de belangrijkste van de reeks. We verzamelen 's morgens aan het station van Oud-Heverlee. Voor nadere af足 spraken, contacteer Kris Van Scharen. Zo 7 februari 2004 simultane slaapplaatstelling Waterpieper in de Dijlevallei

Voor praktische afpraken: Frederik Fluyt

Waarnemingenverslag juni - augustus 2002 Als trouwe lezer van de boom.klever hebt u vast meteen gemerkt dat het waarnemingenverslag juni - augustus niet in dit nummer is opgenomen. Een technisch falen zorgde er voor dat het overzicht net niet de deadline van het septembernummer haalde. Niet getreurd, het integrale verslag zal u terugvinden in het volgende nummer, samen met het overzicht september november. De redactie

104


Kleine Plevier, Florival

-

9 juni 2003

"Illegale" Bever, ergens in de Dijlevallei - voorjaar 2003


VUBr:�ss

€ 17,95

Uitgeverij VUBPRESS Woversesteenweg 1077 B-1160 Brussel

fax 32 2 629 26 94 e-mail: vubpress@vub.ac.be www.vubpress.be

Ook verkriigbaar in de Natuurpunt•boekhandel


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.