50 JA AR LOKALE OMROEP
Het Verhaal van Lokaal

Arjan Snijders met bijdragen van Astrid de Jong
Arjan Snijders met bijdragen van Astrid de Jong
Het Verhaal van Lokaal
Snijders I Astrid de Jong
Vooraf 7
Inleiding 9
1 De aanloop 13
Het begin van de lokale omroep 18
2 Technische vindingen breken het bestel open 19
Doorbraak via de kabel 22
3 De eerste pogingen tot lokale omroep 25
De eerste probeersels 26
Een tweede experiment 28
Hoe te beginnen... 39
Financiële afhankelijkheid 39
De zes koplopers 40
4 De officiële start 49
De eerste experimenten 55
Wat valt er te leren van de eerste lokale omroepen? 57
5 Ruimte voor bescheiden uitbreiding 61
STAD - De eerste lokale radio 62
Tv-piraten 73
De regionale omroep krijgt de voorkeur 79
De OLON gaat van start 80
Programma voor allochtonen 88
Wie beginnen er allemaal - op papier? 88
Vier keer lokaal in Amsterdam 89
Tien jaar lokale omroep 92
6 De groeistuipen van lokale omroepen in Nederland 103
Nieuwe wet maakt start van honderden omroepen mogelijk 104
Kabelkrant 110
Veronica Lokaal en raamprogrammering 114
Voorschriften voor wat er uitgezonden moet worden 117
Onstuimige groei 122
Honderd leuke namen van lokale omroepen
anno 1995 122
Reclame 133
Politieke lobby zorgt voor golfbewegingen in Den Haag 133
Hoeveel werd er nu geluisterd en gekeken? 138
Redenen om te kijken of te luisteren 139
7 Van verdeeldheid naar samenwerking 141
Tegenslagen voor de lokale omroep en OLON 142
Eindelijk wat geld? 142
Doelgroepenradio met FunX 153
FunX? Dan ook ‘Piratenradio’! 158
8 Een nieuw millennium 159
Komt er nog geld? 160
Feest? 161
Het regelen van auteursrechten gaat niet vanzelf 164
Van analoog naar digitaal 164
De lobby gooit het roer om 165
Publieke lokale media-instelling 169
Landelijk, regionaal en lokaal vinden elkaar 171
Nieuw elan 172
Oproep OLON wordt noodgedwongen omarmd 173
9 Het succes van de lobby 203
OLON wordt NLPO 205
De mediahub 205
Lokaal Toereikend Media-Aanbod (LTMA) 207
Aan de LTMA-criteria voldoen 207
Het Keurmerk Nederlandse Streekomroepen 211
Financiële waardering van de lokale sector 214
De sector moet langzaam veranderen 214
Weerstand tegen streekvorming en samenwerking 215
Bijval vanuit de politiek 221
De coronajaren 221
Gevaren voor de journalist(iek) 228
Samenwerking met NOS en regionale omroep 229
Pilot Versterking Lokale Journalistiek 233
10 Het nieuwe vergezicht 235
Eindelijk onafhankelijke financiering 236
Nieuwe professionaliseringsslag 237
De komende 50 jaar voor de lokale- en streekomroep 247
Over de auteurs 255
Colofon 256
Zwelgen. Wat een prachtig Nederlands woord is dat toch. Het doet me op de een of andere manier direct aan Marten Toonder denken. Ergens helemaal in opgaan. Bij het lezen van dit boek over 50 jaar lokale omroep word ook ik helemaal teruggeworpen in de tijd. Niet helemaal vijftig jaar terug, maar naar midden jaren ’80. Na maanden oefenen ging de Lokale Omroep Sneek live. Een groep enthousiaste en zwaar gemotiveerde mensen, jong en oud, met een gedeelde passie voor radio En ambitieus bovendien. Direct nieuws en actualiteiten, live sport, interviewprogramma’s en de gemeenteraad, maar natuurlijk ook een verzoekplatenprogramma, live kerkdienst en een uurtje folkmuziek, jazz of hardrock. We waren er van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat. En niet zelden eindigde de dag gezamenlijk in de kroeg om de hoek. Alles heb ik gedaan, zowel voor als achter de schermen. Zelfs toen een paar jaar later televisie erbij kwam.
Samen veroverden we de wereld; althans die van Sneek en omstreken. De respons op de uitzendingen was enorm. Bedenk wel dat tot die tijd alleen Radio Fryslân een station was waar mensen enige herkenning vonden. Met uitzondering van die twee Elfstedentochten. De enige momenten dat Hilversum dichtbij was. Al hadden wij het idee dat ze vooral verslag deden over en niet vanuit Friesland.
Er is sindsdien veel veranderd. De lokale omroep verdween in het geweld van de gemeentelijke herindelingen. De twee lokale huis-aan-huisbladen, die veel lokale journalistiek brachten, zijn verdwenen. De regionale kranten zijn gecentraliseerd en behoorlijk journalistiek uitgekleed. En dat terwijl er naar mijn mening meer dan ooit behoefte is aan lokaal nieuws maar vooral ook aan lokale verbinding. En ja, ik heb de neiging te zwelgen in een romantische herinnering van de lokale radio in de jaren ’80 en ’90. En daar is niets mis mee Maar wellicht nog belangrijker is het om vooruit
te kijken. Want de lokale omroepsector staat voor een van de grootste keerpunten in haar bestaan. Over een paar jaar zijn er rond de tachtig streekomroepen die juist dat lokale karakter moeten versterken. Met nieuws, informatie, cultuur, educatie en verbondenheid.
Het was de schrijver-filosoof George Santayana (1863-1952) die ooit zei: ‘Wie zijn geschiedenis niet kent, is gedoemd haar te herhalen.’ Ware woorden. Want wie dit boek leest ziet dat er in vijftig jaar heel veel is veranderd. De lokale omroep staat midden in de maatschappij. En die is veranderd, dus is de lokale omroep ook veranderd. En zoals gezegd, de veranderingen gaan door. Onlangs sprak ik een man die mij vroeg waarom die verandering nou nodig is. Hij was al meer dan dertig jaar vrijwilliger en maakte vol liefde zijn programma op de dinsdagavond. Ik antwoordde met een weder vraag: ‘Heb je die eerste uitzending van je ooit teruggeluisterd? En klonk die hetzelfde als de uitzending van afgelopen week?’ Verbaasd keek hij mij aan. ‘Nee natuurlijk niet!’
Op mijn vraag of er in die dertig jaar ook technisch niet veel veranderd was, antwoordde hij ook ontkennend. Het was er in de loop der jaren beter op geworden. Ten slotte vroeg ik hem of hij ooit een programma had toegewezen gekregen als ze bij zijn omroep dertig jaar geleden nooit iets hadden willen veranderen.
Verandering hoort erbij. Maar altijd met de intentie om het beter te maken en aansluiting te houden bij de maatschappij waar we voor werken. En toch is het daarbij goed dat we weten hoe het ooit was. En misschien is het dan beter om er niet in te zwelgen, maar liever om er een beetje bij te zwijmelen. In mooie gedachten van al het moois dat is geweest en met mooie dromen en verwachtingen voor de toekomst. Ik wens u veel leesplezier
Marc Visch
Medewerkers OOG TV (Groningen) op locatie tijdens parachutespringen op vliegveld Eelde. Camera Martijn ‘t Hart en geluid Klaas Koetje, 1987.
Medewerkers streekomroep RN7 (Nijmegen e o.) aan het werk in de studio, 2021.
Foto: Jan Buteijn
Radio Hoorn, sportmedewerkers in de radiostudio
Medewerkers lokale omroep Dordrecht op reportage, 10 februari 2022.
Foto: Jan Buteijn
Lokale omroepen. Bijna iedereen weet wel dat ze bestaan. Maar hoeveel mensen kijken, luisteren en lezen wat die lokale omroep maakt? De meeste mensen weten niet eens hoe hun lokale zender heet, laat staan wat ze precies doen.
De clichés over die lokale omroep zijn talrijk en hardnekkig. Gehobby van een paar fanatieke amateurs. Het klinkt niet, ziet er niet uit, of het zit vol schrijffouten. Draaiend gehouden door een paar gemotiveerde vrijwilligers, alleen maar bekeken of beluisterd door hun familieleden. Journalistiek niet sterk want geen betaalde krachten met professionele kennis. Structureel geldgebrek, ze gaan soms failliet. Of ze vallen uiteen door onderling geruzie. En de politiek neemt ze ook al niet serieus, want er is bijna nooit geld voor beschikbaar
Het is niet eenvoudig geweest om deze vooroordelen te weerleggen. Ook omdat ze soms helemaal klopten. Wat wil je ook, met honderden zeer verschillende lokale omroepen door heel Nederland? Daar zitten altijd minder goede omroepen tussen, die het afleggen als je ze vergelijkt met nationale of regionale media of hun collega’s iets verderop. Een oneerlijke vergelijking ook, omdat je niet kunt opboksen tegen wat de kijker, luisteraar en lezer gewend is van andere media, waar veel betaalde krachten werken en een groot budget beschikbaar is.
Wie evengoed vaker en in meerdere dorpen of steden luisterde of keek, zag en hoorde toch unieke dingen. Van een overbuur vrouw die je van gezicht kent maar van wie je nu pas hoort waar ze mee bezig is. Van die sportclub waar je de wedstrijd van kan volgen. Van jouw wethouder die door buurtgenoten wordt aangesproken op een onbegrijpelijke maatregel. Van muziek van jouw stadsgenoten. De radiozender die jou de hele dag gezelschap houdt, in de streektaal die jij begrijpt. Toch leuk om te zien hoe de winkel
op de hoek uitlegt waarom ze gaan uitbreiden. Toch fijn om te lezen over die afzetting van de straat waar je elke dag doorheen rijdt, op weg naar de school van je kinderen. Je leert luisteren en kijken met een andere blik naar hoe die verhalen van dichtbij worden gebracht. Want de programma’s worden gemaakt door mensen die je op straat tegenkomt. Dat is toch bijzonder!
De lokale omroep is ook een broedplaats voor talent. Iedereen die er varing wil opdoen met het werk als redacteur of het maken van verhalen en programma’s voor radio en tv kan bij de lokale omroep al heel snel zelf aan de bak. Honderden mediamakers die nu landelijke of regionale programma’s maken, voor of achter de schermen, hebben hun eerste schreden op dit pad gezet. Denk aan Arjen Lubach, Bart Arens, Jeroen Overbeek, Anniko van Santen, Domien Verschuuren, Giel Beelen, Frank Dane, Gerard Ekdom, Henri Schut, Joris Linssen, Marieke Elsinga, Sacha de Boer, de lijst is eindeloos
De geschiedenis van de lokale omroepen in Nederland is kleurrijk. Dat zegt veel over ons land, over hoe we omgaan met media en met journalistiek en over hoe belangrijk we het vinden om verbinding te zoeken met elkaar. Daarom is dit boek geschreven. Het geeft een overzicht van een aantal belangrijke gebeurtenissen uit die 50 jaar. Met de sturende rol van de overheid als rode draad. Dit boek beschrijft hoe, vaak tegen de klippen op, er honderden initiatieven zijn ontstaan om lokale omroep te bedrijven. De wetgeving en de financiering van de overheid is een onlosmakelijk onderdeel van die geschiedenis. Je vindt daarom de rol van de wetgever en controleur terug in het hele boek. Het maakt duidelijk hoe wij in Nederland omgaan met initiatieven om alle inwoners te informeren, te vermaken en te verbinden. Het vertelt ook hoe de omroepers zelf die sturende en soms remmende invloeden succesvol hebben geplooid, tegengewerkt, naar
Regieruimte van de voorloper Omroep ZuidWest in de jaren ’70.
Regie Omroep Venlo tijdens jurybezoek Lokale Media Awards 2023.
Foto: Jan Buteijn
hun hand gezet en in hun voordeel aangewend.
En het geeft antwoord op de vraag hoe de lokale sector zich toch een positie heeft weten te bemachtigen als een van de drie publieke omroeplagen, naast de regionale en de landelijke omroep
Doordat vanaf de start de keus wordt gemaakt voor een lokale zender die alle stromingen in een lokale maatschappij moet vertegenwoordigen, is het ook een heel ander verhaal dan de landelijke omroepgeschiedenis. Daar was er voor elke doelgroep apart een eigen omroep en die omroepen moesten met elkaar zendtijd delen op een landelijk kanaal. De lokale omroep is er voor de hele bevolking en verbindt juist die verschillende doelgroepen vanuit één afzender
Dat de lokale omroep ook een onderdeel is geworden van de gehele publieke omroep en niet zoals in bijna alle andere landen een losstaande laag is in medialand, is ook uniek voor Nederland. We waren er zeer vroeg bij en zijn een voorbeeld voor veel andere landen, die nieuwsgierig en jaloers kijken naar hoe wijd vertakt de lokale omroep in elk stukje
Nederland is
De eerste lokale omroepen kregen in 1974 een vergunning om een paar jaar te experimenteren. Een paar jaar werd vele jaren, de experimentfase werd een definitieve, en uiteindelijk is de lokale omroep nooit meer weggegaan. Hoe onzeker de toekomst vaak ook was, want veel geld werd er amper voor vrijgemaakt, laat staan structureel. Ondanks de tegenwerking vanuit de politiek, de concurrentie, de kabelboeren, kranten en andere omroepen, hebben duizenden vrijwilligers vanuit passie voor het vak de zender in hun buurt draaiende gehouden. Ze hebben verhalen laten horen uit hun eigen dorp, stad, streek, in hun eigen taal of dialect. Zo legt de lokale omroep de verbinding die grotere omroepen op grotere afstand niet kunnen leggen. Daarom vind je in dit boek ook een reeks gesprekken met makers van lokale omroepen uit heel het land. Laat je meenemen door hun enthousiasme, professionaliteit
en, soms ook geruzie en gepruts. En ja, het oogt of klinkt niet altijd zo goed als een landelijke zender met veel geld, maar is dit niet ook een deel van de charme van een lokale omroep? Evengoed is de fröbelfase, waarin de persoonlijke voorkeur van de presentator leidend was, inmiddels toch wel echt voorbij. De lokale omroep is steeds professioneler, relevanter en onmisbaarder geworden.
Het 50-jarig jubileum is een bijzonder moment in de geschiedenis van de lokale omroep. Vanaf het begin was het doel de lokale bevolking te informeren en verbinding te leggen met de mensen uit de eigen streek. Ook moest de lokale omroep de lokale politiek volgen en in de gaten houden, en de waakhond zijn van de lokale democratie en samenleving. In de jaren zeventig, toen er nog niet veel regionale radio werd gemaakt, werd er gedacht om streekomroepen op te richten in plaats van dorpsradio of stads-tv
Zo is het niet gegaan, want er kwam regionale radio met de provinciegrens als leidraad, net als de lokale omroep de stadsgrenzen of dorpsgrenzen als grootste eenheid kreeg toebedeeld. Een halve eeuw later staat echter de omvorming naar streekomroepen weer op de agenda. De sector zoekt schaalvergroting om vanuit samenwerking meer faciliteiten te kunnen delen en geld te hebben om betaalde, journalistieke krachten in te huren. De streekomroepen nemen de journalistieke missie weer als uitgangspunt.
De 370 lokale omroepen die er ooit waren, worden zo’n 80 streekomroepen, om juist weer de lokale democratie te kunnen volgen en daarmee die democratie te versterken. Na 50 jaar is er meer dan ooit behoefte aan betrouwbare journalistiek van dichtbij. Er ligt een belangrijke taak voor de streekomroepen om onafhankelijke journalistieke verhalen vanuit de eigen streek te brengen, in een wereld waarin mensen hun informatie van veel plekken halen zonder te weten of de afzender serieus kan worden genomen. De lokale omroep heeft dat al bewezen; hij is weer waakhond van de samenleving. De cirkel is rond.
Medewerkers Lokale
Omroep Wijchen aan het werk in de studio
Vanaf de uitvinding van moderne communicatiemiddelen heeft de Nederlandse overheid bepaald wat er mag worden uitgezonden. Die geschiedenis begint al snel na het ontstaan van de radio, ruim honderd jaar geleden. Draadloze communicatie via radiogolven werd eind 19e eeuw uitgevonden. Het wordt dan gebruikt om via de lucht (de ether) morsecodes te versturen; korte en lange piepjes die de ontvanger kon ontcijferen en vertalen in zinnen. Dit heet radiotelegrafie Het Nederlandse leger en de scheepvaart gebruiken de techniek om op afstand te communiceren. Deze techniek is van landsbelang, en daarom wordt ze gereguleerd door de overheid. Mensen mochten niet zelf iets uitzenden, dat was voorbehouden aan het leger en de schippers. De overheid stelt dus eisen aan het aanbod. De eerste regeling hierover stamt uit 1904, Telegraaf- en Telefoonwet geheten. Deze omvat alle aspecten van elektronisch transport van signalen, wie het mag gebruiken en hoe en met wat, en dus ook hoe niet. Deze sturing vanuit de overheid zou blijvend zijn en kleurt de hele omroepgeschiedenis, en ook die van de lokale omroep in Nederland.
De Nederlandse ingenieur en elektrotechnicus
Hanso Idzerda (1885-1944) levert zendapparatuur voor het versturen en ontvangen van signalen. Maar zijn fascinatie voor draadloze communicatie gaat nog verder. Hij wil zelf radiotelefonie bedrijven, ofwel gesprekken en muziek kunnen uitzenden. Hij maakt ook de toestellen waarmee hiernaar kan worden geluisterd. Zijn bedrijf, de Nederlandse Radio Industrie (NRI), verkoopt de prijzige en ingewikkeld te bedienen toestellen.
Maar er moet dan wel wat te ontvangen zijn en daarom wil Idzerda zelf ‘omroepen’. Hij maakt een studio met een zelfgebouwde radiotelefoniezender. En, minstens zo belangrijk, hij heeft een zendvergunning bemachtigd via de overheid en mag dus radiosignalen uitsturen. Het is een tijdelijke vergunning voor ‘proefnemingen’, maar hij kan beginnen. Vanuit zijn woonkamer in Den Haag klinkt donderdagavond 6 november 1919 tussen acht en elf uur het eerste radioprogramma
van de eerste omroep in Europa. Alleen een paar Amerikanen waren hem voorgegaan. Met zo’n tweeduizend luisteraars is het een bescheiden start, maar de impact is enorm.
Idzerda had zijn programma vooraf aangekondigd in de krant, en dat is wat omroepen behelst, namelijk vooraf vertellen wat je waar en wanneer gaat uitzenden. In zijn geval: een draadloze radio-uitzending met marsmuziek, gezongen nummers van plaat, met presentatie van Idzerda zelf. Onbewust is hier de basis gelegd voor het omroepbestel in Nederland. De overheid wijst de PTT, het overheidsorgaan voor Post, Telegram en Telefonie, aan om de zendvergunningen te verstrekken. De PTT vraagt daar geld voor. Radio maken is een kostbare bezigheid waar Idzerda nog niet van kan rondkomen. In 1923 kan hij de vergunning van de PTT niet meer opbrengen (zijn NRI gaat een jaar later failliet).
Lampenfabrikant Philips maakt intussen ook radioapparatuur en steunt een ander initiatief, de Nederlandse Seintoestellen Fabriek (NSF).
Deze NSF verzorgt vanaf 1923 ook uitzendingen.
Ze bouwen een grote zender die bijna het hele land bestrijkt, ze kondigen de programma’s vooraf aan en ze zenden uit op een vast tijdstip
En ze hebben de benodigde zendvergunning. De NSF en Philips maken toestellen die je niet meer zelf in elkaar hoeft te zetten; ze worden veel goedkoper en de programma’s zijn via grote zendmasten in het hele land te ontvangen.
Kortom: radio wordt bereikbaar en populairder.
Na Idzerda is de Hilversumsche Draadlooze Omroep (HDO) de tweede, eveneens commerciële, radio-omroep van Nederland. Toch is de HDO, die in 1923 van start gaat onder aanvoering van Willem Vogt, met zijn algemene en nietideologische uitzendingen niet meteen een doorslaand succes. Dat komt pas als de HDO zendtijd gaat verhuren aan een reeks nieuwe, ideologische en verzuilde initiatieven. In Nederland leven mensen vooral in hun eigen gemeenschap, in de eigen zuil met gelijk-
gestemden, vaak opgebouwd rondom een religie of overtuiging. De NCRV is in 1924 de eerste verzuilde omroep (gereformeerd christelijk) die wordt opgericht. De KRO (katholieken) volgt in 1925, net als de socialisten die zich verenigen in een arbeidersomroep, de VARA. De vrijzinnig protestanten gaan in 1926 van start met de VPRO En Willem Vogt maakt van de HDO via wat omwegen de AVRO, die de wens heeft om juist één gezamenlijke omroep voor heel Nederland te maken en niet alleen voor de eigen zuil te willen uitzenden. Die wens trekt ook veel luisteraars, maar de enorme achterban van de verschillende zuilen is nog groter en machtiger. Sterker nog, de politiek leunt op dezelfde indeling in christelijke partijen en een arbeiderspartij, en dat blijkt een machtige constructie die er alle baat bij heeft om in de media eenzelfde indeling te hanteren. Veel oud-politici kunnen bovendien als bestuurder van hun gelieerde omroep nog een leuke baan overhouden aan die steun.
Die politiek ziet de kracht van het medium en de impact die het gesproken woord via de ether heeft op de bevolking. Ze gaat daarom sturen en beperken wat er via de ether mag worden uitgezonden. De verzuilde omroepen moeten de NSF-zender met elkaar delen op een door de overheid ingestelde verdeelsleutel in zendtijd. Vanaf 1930 geldt deze restrictie en nieuwe verdeling, vastgelegd in Het Zendtijdbesluit. De grote zuilen NCRV, KRO, VARA en AVRO krijgen ieder 20 procent van de zendtijd, de kleine organisaties, zoals de VPRO, moeten het met 5 procent van die zendtijd doen. De rest wordt beurtelings gevuld voor een algemeen, zuilen overstijgend programma. Omroeporganisaties moeten ‘in zodanige mate gericht zijn op de bevrediging van in het volk levende culturele en
‘... in zodanige mate gericht zijn op de bevrediging van in het volk levende culturele en geestelijke behoeften dat hun uitzendingen uit dien hoofde geacht moeten worden van algemeen nut te zijn...’
geestelijke behoeften dat hun uitzendingen uit dien hoofde geacht moeten worden van algemeen nut te zijn’. Zo legt de regering dit per wet vast. Omroepen mag niet zomaar wat uitzenden zijn, het moet een ideëel doel hebben, vindt de politiek in 1930.
Daarom gaat de overheid ook controleren wat er precies wordt uitgezonden. Dat is mogelijk omdat presentatoren niet improviseren, ze lezen altijd volledig uitgeschreven teksten voor. De teksten van alle programma’s dienen vooraf gelezen te worden door de Radio-omroep Controlecommissie. De politiek doet dit ook om de verhouding met nazi-Duitsland in de jaren dertig goed te houden, in de hoop als neutraal land een mogelijke oorlog te voorkomen. Teksten die deze broze verhouding kunnen schaden, moeten voorkomen worden, ‘wegens gevaar voor de veiligheid van de Staat, de openbare orde of de goede zeden’. Vooral de VARA wordt geregeld berispt en moet veel teksten aanpassen. Al deze voor waarden golden overigens niet voor kranten en andere journalistieke uitgaven.
Medewerkers van VLOK-TV (Katwijk) op locatie
Actualiteitenprogramma Delfts Journaal interviewt Wim Kok, 5 maart 1987.
Met de autotelefoon verslag doen vanaf de Pottendijk, Emmen.
De sturende rol van de overheid over wat uitgezonden mag worden en volgens welke condities omroepen mogen bestaan, blijft een constante in de Nederlandse mediawereld. Na de Tweede Wereldoorlog en een korte poging om met één gezamenlijke radiozender voor heel Nederland verder te gaan, kiest de politiek toch weer voor het verzuilde bestel met de verschillende inhoudelijke missies. In de wet blijft de overheid sturen op wie een vergunning tot omroepen mag bezitten. Commerciële omroep is niet toegestaan.
Als in 1960 van buiten de territoriale wateren een op Nederland gericht radioprogramma vanaf een zendschip start, wordt deze omweg aanvankelijk gedoogd. Het succes van Radio Veronica is een doorn in het oog van de bestaande, verzuilde publieke omroepen. Die weten uiteindelijk via de politiek een verbod op uitzenden vanaf zee los te krijgen. Wederom bepaalt de overheid wat wel en wat niet mag worden uitgezonden. Veronica staakt in 1974 zijn uitzendingen vanaf zee en
wordt noodgedwongen een publieke omroep, die als nieuwe zuil wordt toegevoegd aan het publieke bestel.
Het is in datzelfde jaar dat de lokale omroep in Nederland officieel begint. Via een experimenteervergunning staat de overheid zes gemeenten toe om een zeer plaatselijk te ontvangen tv-programma uit te zenden. Het grote verschil met landelijke omroepen is dat er geen stroming vertegenwoordigd hoeft te worden. Deze programma’s zijn voor alle bewoners van een bepaalde gemeente of streek, ongeacht hun religie, status of overtuiging. Dat is dus een wezenlijk andere keuze dan de programma’s die voor de landelijke radio en televisie gelden (en die in 1951 van start gingen). Maar de overheid blijft in de 50 jaar die volgt sturend in wie een vergunning krijgt, en komt bovendien met programmavoorschriften en voor waarden en houdt via de financiering een forse vinger aan de pols. Of, sterker nog, de overheid is van levensbelang bij de ontwikkeling van alle initiatieven.
Naam: Ben Prins
Functie: Bestuurslid/Radio DJ bij Radio 350
Rijssen-Holten
Startdatum bij de omroep: 01-01-2012
Bij het Festival Oude Muziek in Utrecht ontmoette ik de wereldberoemde orkestleider
Jordi Savall en vroeg hem voor een liveoptreden en inter view op mijn programma
Radio Regio Klassiek. Gelukkig stemde hij toe, en de uitzending was een groot succes, met veel positieve reacties van luisteraars!
Hoofdstuk 2
Rechterpagina
Trouw, 13 mei 1966.
TV-antennes op Groningse daken. Persfotobureau
D. van der Veen, Groninger Archieven.
Lang lijkt het medialandschap door de sturende rol van de overheid onveranderd. Wanneer in 1951 de televisie van start gaat, wordt die van eenzelfde constructie voorzien als de radio. De politiek stelt voor waarden, en alleen publieke omroepen die daaraan voldoen krijgen het recht van uitzending. Het verzuilde systeem van de publieke radio gaat ook voor de televisie gelden.
Niet iedereen is het daarmee eens. Net als bij de radio met Veronica is geprobeerd, wordt ook een poging gedaan om commerciële tv te maken. Wederom vanaf zee, dit keer vanaf het REMeiland in de Noordzee. Al snel wordt dit verboden en wordt het REM-eiland zelfs bestormd en ontruimd. Maar door nieuwe technologische uitvindingen wordt deze constructie waarbij alleen landelijke publieke omroepen zijn toege-
staan bij herhaling uitgedaagd door pioniers die dit monopolie willen doorbreken.
De eerste uitvinding die de bestaande constructie verstoort is de kabel. Net als de radio verstuurt de televisie signalen via de ether. De ontvanger heeft een antenne nodig om de signalen binnen te krijgen, en dus staan op vrijwel alle Nederlandse daken grote antennes Het woud aan sprieten op al die daken verdient geen schoonheidsprijs. Maar dan dient zich een nieuwe verspreidingsmethode aan voor tv- en radiosignalen. Via een kabel die onder de grond wordt gelegd en elk huis aandoet, kan de antenne overbodig worden gemaakt. Bovendien kan daarmee de ontvangstkwaliteit in flatgebouwen en dichtbevolkte wijken sterk worden verbeterd. Een forse logistieke operatie, waar
Nederland vanaf begin jaren zestig evengoed voortvarend mee aan de slag gaat.
De Telegraaf constateert op 3 april 1964 verheugd dat ‘die techniek niet gebonden is aan de restricties van de overheid aangaande de zuilen’ De conser vatieve krant is geen voorstander van de overheidsbemoeienis en ziet in de kabel een ontsnapping aan dat regime. Want via die kabel kunnen meerdere signalen worden verstuurd en niet alleen die van de publieke omroepen uit Nederland. Er komt dan ook ruimte voor eigen initiatieven, die dan al mondjesmaat plaatsvinden bij ziekenhuizen en universiteiten, om binnen het eigen circuit informatie te versturen. De vergunningen voor de publieke omroepen gaan over ether-uitzendingen en niet over kabeldistributie. Dus, zegt De Telegraaf:
‘De geslaagde proefnemingen in het Bezuidenhoutkwartier en in de wijk Mariahoeve in Den Haag zijn tekens aan de wand. Een nieuwe toekomst van ‘zuilen-loze’ verbreiding van informatie en welkome ontspanning wenkt in de grote etherloze eenheden. De techniek heeft de vrijheid van ondernemen – grondslag van iedere werkelijke vrije samenleving – hersteld. De aanleiding voor geautoriseerde bemoeizucht is de overheid ontnomen. De techniek, tot nu toe de beschermelinge van de zuilen, zal nu de taak ver vullen van verlosser van de tirannie der zuilen.’
Daar was de kabel overigens niet voor bedacht, om nieuwe zenders een podium te geven. Maar lokale initiatieven verkennen die optie wel. Tijdens de proef in Den Haag met kabelaansluitingen diende de Haagse ondernemer L. Nijhof een aanvraag in voor een zendvergunning. Nijhof wil op tv regionaal nieuws brengen, omlijst met reclame. Dat zou op het kanaal van Nederland 1 en Nederland 2 moeten kunnen, voor en na de landelijke uitzendingen. Voor dit commerciële initiatief is dan nog geen ruimte, maar in 1966 lijkt de verantwoordelijke minister Vrolijk toch wel open te staan voor lokale omroepen. In Amsterdam is gemeenteraadslid Ed van Thijn, namens de PvdA, opsteller van een nota die bepleit dat er lokale tv en radio in Amsterdam zou moeten komen. Als belangrijkste functie van een lokale tv-zender zien de ondertekenaars van de nota ‘de bijdrage die dit medium kan leveren tot een betere communicatie tussen burgerij en
Hans Biard
unctie: Presentator en redacteur Midvliet datum bij de omroep: 01-06-1991
e hebben een keer een hele geslaagde 1 aprilgrap gehad bij de omroep. Er zou een eentest voor Goede Tijden Slechte Tijden zijn. Daar kwamen heel veel jongeren op af, die eleurgesteld naar huis gingen.
overheid’ (Trouw, 13 mei 1966). ‘De programma’s zouden moeten bestaan uit culturele uitzendingen, informatieve programma’s, amusement, sport en actuele voorlichting over maatregelen die voor de bevolking van belang zijn, zoals wijzigingen in het lijnennet van tram of bus. De kosten wil men dekken met luister- en kijkgeld en de opbrengst van reclame-uitzendingen.’
Doorbraak via de kabel
Na de Amsterdamse droom komen in meer steden verkenningen of lokale of regionale omroep mogelijk is via de kabel. In Den Haag zijn er in 1968 vijf socialistische gemeenteraadsleden die een initiatiefvoorstel schrijven. Ook hier vanuit inhoudelijke wensen om inwoners informatie en voorlichting te geven. In Rotterdam zijn er dat jaar ook twee wethouders die denken dat een lokale Rotterdamse zender tot de mogelijkheden behoort, ‘want in Canada kan het ook’, aldus de initiatiefnemers.
Opvallend genoeg zijn er ook vanuit de landelijke omroepen steunbetuigingen. Vooral de VARA en de VPRO zien veel in lokale omroep. Die moet geen slechte kopie worden van de landelijke zenders, er moet ruimte zijn voor experimenten en een plaatselijke aanpak is belangrijk, stelt de VPRO. Ook de NOS is enthousiast om regionale en lokale omroep mogelijk te maken. Daar zit soms ook eigenbelang bij, want de NOS wil de uitzendingen zelf wel (mede) verzorgen. Ook gaat de steun vanuit Hilversum nadrukkelijk over niet-commerciële plannen. Door die sterk te maken en ruimte te geven, wordt de wind uit de zeilen van commerciële radio- en tv-initiatieven gehouden.
Bij gebrek aan een wettelijke basis om via een kabelnetwerk radio en tv in de huiskamer te brengen, blijven de grote steden wachten tot dat is geregeld. Maar in de Limburgse plaats Herkenbosch wordt in december 1971 een directe reportage van een hoorzitting over een gemeentelijke herindeling uitgezonden. Via de lokale kabel is dit op alle tv-kanalen te zien. Ter
plekke hebben Philips en krantenuitgever VNU dit mogelijk gemaakt, nota bene op initiatief van de burgemeester. Dan grijpt de landelijke politiek in en komt met de zogenaamde Kerstbeschikking 1971. Daarin regelt Den Haag dat de minister toestemming moet geven om via de kabel te mogen uitzenden (of om buitenlandse programma’s door te geven). Alleen de landelijke programma’s van de publieke omroep die al via de ether worden uitgezonden, hebben een plek op de kabel. Programma’s van nieuwe lokale of regionale omroepen moeten een vergunning zien te krijgen, en dat kan alleen tijdelijk en op experimenteerbasis. De minister belooft een reeks van dat soort experimenten toe te staan. Voor Herkenbosch geldt dat op dat moment nog niet. Onwettig gebruik van de kabel levert een boete van 1000 gulden op en een kans op zes maanden gevangenisstraf. Om die reden sluit de burgemeester van Herkenbosch het tv-station na twee weken uitzenden.
De tientallen zenderaanvragen die bij de minister zijn ingediend, worden nu aan deze regeling getoetst. Peter Hofstede, mediadeskundige, stelt op 10 december 1971 in het Dagblad van het Noorden: ‘Lokale televisie, buiten bemoeienis van Den Haag en Hilversum, is nu een feit in Nederland. De geest is uit de fles en de vraag dringt zich op: hoe krijg je hem er weer in? Moet hij er eigenlijk wel weer in terug?’
Eerste uitzending RTV Melick-Herkenbosch, raadsvergadering Melick 1971.
Onwettig gebruik van de kabel levert 1000 gulden boete of zelfs een gevangenisstraf op Bron: De tijd, dagblad voor Nederland, 29 december 1971.
Kerstbeschikking 24 december 1971.
RTV Melick-Herkenbosch in de beginperiode
De geest is weliswaar uit de fles, maar voordat lokale en regionale radio en tv worden toegestaan en ingevoerd, gaan daar nog vele jaren twijfelen en tegenwerken aan vooraf. De twijfel komt voort uit de tegenstellingen in de politiek, waar in deze jaren meestal een tweestrijd heerst tussen de drie dan grootste politieke partijen die ruimte gunnen aan nieuwe (PvdA) en ook commerciële initiatieven (VVD) tegenover hen die de landelijke publieke omroep voldoende vinden (CDA). De overheersende gedachte in Den Haag is dat het toelaten van nieuwe zenders en dus concurrentie, de missie van de landelijke publieke omroepen ondermijnt. Gemeenteraden zijn ook lang niet altijd enthousiast, want wat gaat dat kosten en wie gaat dat betalen? De krantensector is zelfs ronduit tegen en probeert lokale en regionale initiatieven tegen te werken. De NDP (Nederlandse Dagbladpers) is bevreesd voor reclame op lokale of regionale omroepen, want dat betekent rechtstreekse concurrentie
In de jaren zeventig en tachtig is er ruimte voor experiment door tijdelijke vergunningen toe te staan, maar geen definitieve toezeggingen te doen. Over de kwestie wie het gaat betalen wordt zelfs vele decennia gesteggeld. Sterker nog, voor dat dilemma lijkt pas 50 jaar na de legale start van lokale omroepradio een oplossing te komen. Hoe weet men in die halve eeuw dan toch lokale zenders tot stand te brengen?
De eerste poging in Herkenbosch in december 1971 om lokale omroep te bedrijven, wordt al snel door beperkende wetgeving stopgezet. De jaren erna worden in veel plaatsen stichtingen en verenigingen opgericht om tot een lokaal tv-kanaal op de kabel te komen, wanneer wetgeving dit tenminste toestaat. De kandidaatzenders denken binnen een jaar te kunnen beginnen met uitzenden, en bereiden zich dus daarop voor. Geen van deze omroepen is van
plan fulltime medewerkers in dienst te nemen. De bezetting zal vooral of geheel leunen op de inzet van vrijwilligers. Dat vindt de politiek overigens niet bezwaarlijk. Sterker nog, het wordt aangemoedigd als zijnde een nuttige tijdsbesteding voor werklozen en bijvoorbeeld huisvrouwen.
Lokale omroep gaat in de jaren zeventig vrijwel alleen over televisie-uitzendingen. Niet omdat radio niet interessant zou zijn, maar de kans op succes is voor radio nog veel kleiner. De middengolf en de FM zijn de populaire manieren om radio te beluisteren, maar de overheid sluit elke route af om daarop te mogen uitzenden. De enige optie is via de kabel radio te verspreiden, maar alleen gebruikt niemand de kabel om naar de radio te luisteren. De meeste mensen hebben losse, kleine radiootjes in huis met ingebouwde antennes. Luisteraars gaan geen kabelverbinding naar hun losse radiootje aanleggen. Daar is ook geen reden voor, want het aanbod in de ether en op de kabel is vrijwel hetzelfde en ook de geluidskwaliteit levert via de kabel geen grote winst op voor radio. Radio via de kabel is dus
nog geen optie. De tv echter heeft met een aansluiting op de kabel wel iets te winnen, namelijk een betere beeldkwaliteit, zeker in flats en gebouwen in volgebouwde omgevingen. Daarnaast zijn er veel meer zenders via de kabel te ontvangen dan via de ether. En er kan best een kabel lopen naar dat grote tv-toestel in de woonkamer, dat niet, zoals een transistorradio, verplaatst wordt.
Lokale omroep is in deze beginfase dus vooral lokale tv, wel een veel kostbaarder medium dan radio. Voor een professionele aanpak is minstens een kwart miljoen gulden nodig, zoveel kost een volledig ingerichte zwart-witstudio. De meeste mensen kijken nog zwart-wit-tv in deze dagen, want een kleuren-tv is kostbaar. Kleurencamera’s zijn dat ook, dus zwart-witcamera’s zijn de voor de hand liggende keus. In Melick en Herkenbosch, in Midden-Limburg, denkt burgemeester Feij dat een kwart miljoen wel gevonden moet kunnen worden voor dit experiment.
Waarom zou een gemeente lokale tv willen ondersteunen? Het meest gebruikte argument
Studiovloer van de LOZ (Lokale Omroep Zoetermeer) in vol bedrijf, 1978. Foto: Kees van den Burg
Beginjaren Kabel Omroep
Deventer
Rechterpagina
Begindagen uitzendingen
Lokale Omroep Bijlmer, 1977. Foto: PocaLoca, Wim A.E. Jansen
Recensie TV uitzending december 1971, Tubantia, 2 mei 1972.
Lokale Omroep Bijlmer
voert avant la lettre een kijk- en luisteronderzoek uit.
van de lokale overheid is dat het een grote bijdrage kan leveren aan het beter laten functioneren van de lokale democratie. In de kern is dit nog steeds de reden waarom er lokale, regionale en streekomroepen zijn. Dat is in die 50 jaar onveranderd gebleven. Wel hebben veel makers in al die jaren dat op geheel eigen wijze ingevuld. Vele vrijwilligers gebruikten de zender ook om programma’s te maken over hun eigen hobby of persoonlijk favoriete muziekgenre. Niet altijd is de lokale democratie daarmee gebaat. De focus op het doel van de lokale omroep kent vele variaties en invullingen.
Vier maanden na de Kerstbeschikking van 1971 volgt een tweede experiment. In de Brabantse gemeente Goirle is de eerste centrale antenneinrichting (cai) van het land aangesloten. Het is nog steeds de PTT die de vergunningen regelt namens de staat. Lokale gemeenschappen mogen samen een kabelnetwerk beheren dat binnen de eigen grenzen huizen aansluit op een centrale antenne. Tegen betaling (vijf gulden bij deze start) kunnen abonnees diverse tv-zenders en radiostations via de kabel in hun huis ontvangen. Goirle geeft via dit kabelnetwerk op 1 mei 1972 ook een lokaal tv-programma door. Het is in tweeduizend huiskamers te zien. Of er veel is gekeken weet men niet, want op het andere net was voetbal en op die dag kon ook voor het eerst een nieuwe Duitse zender worden ontvangen. De rest van Nederland weet ook niet of het een succesvolle poging was. Behalve een (anonieme) tv-criticus van Tubantia, die schrijft: ‘Op de
eerste dag van mei (1972) heeft een historische televisie plechtigheid plaatsgevonden. In het Brabantse Goirle is de eerste lokale televisieomroep van start gegaan. Dat is een gebeurtenis geworden waarbij alles en iedereen die iets met omroep van doen heeft aanwezig was. Zonderling is daarbij dat niemand van wie dit leest er ooggetuige van is geweest. Dat is nu eenmaal het bijzondere van lokale televisie: die kan alleen lokaal worden bekeken.’ Volgens de recensent, die wel heeft gekeken, maakte Goirle de fout de landelijke omroep te willen imiteren. Er was een panel samengesteld dat onder leiding van de burgemeester probeerde te discussiëren over het nut van lokale omroep. ‘Daarbij kwam men aan lokale omroep maken als zodanig niet toe. Alleen één van de vragenstellers begreep dit en waagde het zijn buurman te feliciteren die jarig was.’
Het initiatief in Goirle is gestart met financiële steun van de ‘federatie-omroepen’. Dat zijn vier landelijke publieke omroepverenigingen: AVRO, KRO, NRC en VARA. Zij hebben personele en financiële hulp toegezegd. Ook Deventer en Melick en Herkenbosch krijgen die steun. De vier omroepen denken dat hun plaatselijke omroepleden bestuurlijk en praktisch een rol kunnen gaan spelen. De gemeentebesturen mogen niet zelf de experimentele lokale omroep invullen. Dat is voorbehouden aan culturele organisaties die representatief zijn voor de bevolking. Dat is althans de intentie van het aanbod van de vier omroepen.
Na deze eerste uitzending zal er maar sporadisch worden uitgezonden, stelt de burgemeester van Goirle. Veel vaker uitzenden is te duur voor de gemeente. De programmakosten, ongeveer vijfduizend gulden, kunnen niet op alle inwoners worden verhaald. De landelijke overheid wil geen geld uit de omroepbijdrage of via de landelijke publieke reclameverkoopmaatschappij de STER beschikbaar stellen. Steun van het bedrijfsleven mag ook niet en lokale reclame is nog verboden. De enige optie die rest is dat alle kabelabonnees zelf contributie gaan betalen. Al met al denkt
burgemeester Van den Wildenberg dat er niet meer dan vier, vijf lokale tv-uitzendingen per jaar ver wacht mogen worden.
Na Goirle volgen meer initiatieven die gewoon begonnen, ook zonder toestemming voor een experiment. In de Amsterdamse wijk Bijlmermeer wordt op 5 november 1972 lokale tv gemaakt, ’s middags om 12 uur uitgezonden via de kabel.
Bijlmertelevisie brengt in tachtig minuten lokaal nieuws en discussies over samenlevingsproblemen, zoals het parkeerprobleem en de staat van de woningen. Voor en door bewoners van de Bijlmer gemaakt. De bewoners nemen hier het lot in eigen handen: ze gaan via de tv-toestellen die toch iedereen heeft, met elkaar communiceren over dat parkeerprobleem. Voor de uitzending is een vergunning aangevraagd maar niet afgegeven door de minister. Toch start Bijlmertelevisie met uitzenden. Men ziet ruimte in de niet dichtgetimmerde Kerstbeschikking 1971, die juridische opties biedt om een gedoogbeleid te volgen. Daar komt de LOB (Lokale Omroep Bijlmer) inderdaad mee weg. De LOB vindt overigens dat de uitzending ‘te professioneel’ was In een eigen nieuwsbrief van begin 1973 stelt de omroep: ‘Met energiek improviseren moet ook bij ons de kabel kunnen sidderen van knullige, ontroerende en boeiende wijk T V.’ Op een evaluatie van de uitzending wordt gesteld: ‘de professionaliteit was te sterk, de situatie was te imponerend. De opvatting dat we een stapje terug moeten doen naar een dorpse, gemoedelijke sfeer is algemeen.’
Nieuwsbrief Lokale Omroep
Bijlmer met evaluatie van de uitzending, 1973.
De eerste échte uitzending van de LOG in Goirle vond plaats in 1972, vanuit de gymzaal van de lokale ULO (wat we tegenwoordig een VMBO noemen). Het was een proefuitzending van lokale televisie, ter viering van het feit dat maar liefst 90 procent van Goirle bekabeld was. Leo Joosten (94 in 2023) is dan directeur van een onderwijsvereniging en staat aan de wieg van de LOG. ‘Ik werd gezien als een man die belangstelling had voor een publieke lokale omroep in oprichting.
Omdat ik bemoeizuchtig ben, denk ik. Zo ben ik uit een volksvergadering als de eerste voorzitter tevoorschijn gekomen.’
Leo Joosten weet nog goed hoe ze schrokken van de eerste beelden. ‘In 1972 zijn wij begonnen met de voorbereiding, en we hebben twee jaar gehad om tot de eerste uitzending te komen. Er was hier niemand die iets wist over een omroep, maar er werd een studio gebouwd, er werd een opnamewagen in elkaar gezet en wat er allemaal nog meer bij komt kijken. We hadden veel apparatuur nodig, en alles was toen erg duur We kregen 800.000 gulden subsidie.’
Henk Gabriels, de huidige voorzitter van
de LOG, is onder de indruk van dit bedrag: ‘Zo!’ roept hij vol bewondering uit. Joosten relativeert meteen: ‘Ja, maar we hadden toch nog technische moeilijkheden, want we hadden geen zogenaamde time base-corrector. Die kostte 80.000 gulden, dat vonden wij toen toch te duur. Maar het gevolg was wel dat bij de eerste de beste uitzending onze burgemeester eruitzag alsof hij in brand stond. Als hij het beeld uit liep, leek het alsof -ie met een onzichtbare hand aan zijn broek vastgehouden werd.’ De voorzitter moet hard lachen om deze herinnering. Wat toch ook zuur geweest moet zijn, na al die kosten en voorbereidingen. ‘We waren in eerste instantie verbijsterd over deze mislukte uitzending, maar we hadden buiten de waard gerekend. Want toen was er nog zo weinig televisie dat ook kinderen keken. En de kinderen vonden het prachtig. Alsof je een lachspiegel had.’
Er volgde nog een meevaller voor de LOG, vertelt Joosten: ‘Er was net een storing in de gasleverantie, waardoor heel Goirle het gas moest afsluiten. Je mocht absoluut niet meer aan het gas
Proefuitzending Goirle
Leo Joosten, eerste voorzitter Lokale Omroep Goirle
Henk Gabriëls, huidig voorzitter Lokale Omroep Goirle
TV uitzending Lokale Omroep Goirle begin jaren zeventig.
komen. Er reden geluidswagens door het dorp, waarin de burgemeester een proclamatie liet voorlezen: “Ga luisteren naar de lokale omroep, want daar komt het laatste nieuws op.” Iedereen zette toen de tv aan.’
De LOG ontwikkelde zich snel, en het wer ven van vrijwilligers bleek geen enkel probleem. Joosten: ‘We moesten alles zelf bedenken, bijvoorbeeld hoe je moet presenteren. Maar we hadden talent in over vloed. Wat tegenwoordig een probleem is: iedereen is aan het werk, niemand heeft nog tijd. Maar toen waren er ontzettend veel mensen, vooral dames, die talentvol waren. En die dit een prachtige gelegenheid vonden om hun huismoederschap te compenseren.’ In de jaren zeventig waren er nog genoeg vrouwen die ontslagen werden omdat ze trouwden, of kinderen kregen. De lokale omroep bleek wel een intensieve hobby, vertelt
Joosten: ‘Dat was wel een van de klachten van echtgenotes en huisge-
noten. Die zeiden: is er dan nog wel iets buiten de LOG? De medewerkers hadden een enorme toewijding, hebben vaak vijftien tot twintig jaar elk uur dat ze vrij hadden hier gespendeerd!’
Waar Joosten met trots op terugkijkt, was de uitzending van ‘afscheid van De Helle’. ‘De Helle was een van de grote uitbreidingsprojecten van Goirle. Dat was zeg maar platteland met verspreide bebouwing. Raadslid Jan Schellekes, een legendarische figuur, heeft toen voor een paard-en-wagen gezorgd. En daar ging hij, met een heel gezelschap, door die wijk, al die boerderijen langs
Dat werd allemaal vastgelegd op camera. Dat was een van de mooiste dingen om te bewaren geweest, ware het niet dat een opnameband destijds zo duur was dat die band weer voor een nieuwe uitzending werd gebruikt. En dus is hij verdwenen.’
Alle raadsvergaderingen werden uitgezonden. En met succes, weet
Joosten: ‘Dat waren programma’s die een enorme kijkdichtheid hadden! Als je te zien was bij de lokale omroep, was je meteen een plaatselijke beroemdheid. Ik was toen ook raadslid, en ik vroeg een mederaadslid of die er bezwaar tegen had dat de LOG de raadsvergaderingen ging uitzenden; ‘Of ben je bang dat de raadsleden dichtklappen?’ ‘Nee,’ zei hij, ‘ik ben bang dat ze openklappen!’ En dat bleek ook wel het geval. Die vergaderingen duurden eindeloos langer, omdat iedereen zichzelf even wilde presenteren.’
En nu gaat de LOG een nieuwe toekomst in, onder leiding van Henk Gabriëls: ‘We gaan meer visual radio
maken. Radio met camera’s erop. We hebben vijf programma’s waar van we zeggen: die moeten weer echt potentie krijgen. Zodanig dat ze straks bij de samenvoeging met de streekomroep onze ambassadeurs zijn.’ Want lokale informatievoorziening, die blijft belangrijk volgens Gabriëls: ‘Ik denk dat het essentieel is om als cement in een samenleving zo’n omroep te hebben. Het ver vangt het ouder wetse buurten. Mensen blijven zo toch betrokken bij elkaar. En als jij nieuws krijgt over alleen Brabant als geheel, dan ben je niet betrokken bij die andere wijk in jouw gemeente. Nieuwe en oude inwoners van Goirle moeten het gevoel krijgen dat ze bij Goirle horen.
Begintijd Lokale Omroep Goirle.
Daar kun je als omroep echt iets in betekenen.’ En dat kan volgens Gabriëls ook binnen een streekomroep: ‘Een streekomroep kan veel meer faciliteiten bieden. Camera’s, maar ook cameramensen, en andere zaken die bij een uitzending komen kijken. Zo bereiken we samen meer, ter wijl de omroepen ook hun lokale identiteit houden.’
Leo Joosten fietst nog minstens één keer per week naar het cultureel centrum Jan van Besouw, waar de LOG inmiddels twee kamers in het souterrain bezet. In het restaurant van het gebouw schuift hij dan aan bij de zogenaamde Tertulia.
Joosten: ‘Tertulia is een Spaans begrip
voor een borrelgezelschap, waar burgers van de stad de koppen bij elkaar steken. Hier is dat een koffiedrinkersgezelschap geworden. En daar zitten nog omroepcollega’s van het eerste uur bij: Els van Kemenade, Margriet Boon.’ Thuis volgt Joosten ‘zijn’ lokale omroep ook nog: ‘Afgelopen woensdag heb ik weer met interesse gekeken naar Goolse Kringen. Dat ging over Allerheiligen en Allerzielen. Ik vind dat een goed programma. Vaak ken je de mensen wel, of een beetje. Maar hier zag ik voor het eerst de deken van Tilburg en Goirle. Dat vond ik toch heel interessant om te zien.’
In de jaren zeventig wordt er net zoveel gesproken over de wenselijkheid van lokale omroep als over het nut van regionale omroepen. De begrippen worden ook geregeld door elkaar gehaald. Het is nog helemaal nieuw tenslotte, niemand heeft er nog echt een beeld bij. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) bijvoorbeeld vraagt begin jaren zeventig bij de minister vergunningen aan, niet voor lokale zenders binnen hun eigen gemeenten maar voor ‘regionale omroep’. Het is duidelijk dat in deze jaren bepaald wordt waar die begrenzing komt te liggen.
Er zijn begin jaren zeventig, naast de landelijke publieke omroepen, nog maar twee andere radiostations. Het zijn regionale zenders, maar dan niet voor slechts één provincie maar voor een (flink) deel van Nederland. Je hebt de RON (Regionale Omroep Noord, later RONO voor Noord- en Oost-Nederland), en de ROZ (Regionale Omroep Zuid). De ROZ is eind 1945 opgericht, aanvankelijk om de Limburgse mijnstreken weer enthousiast te maken om zo vlak na de Tweede Wereldoorlog fors aan de slag te gaan in de mijnen. Begin 1946 gaat de RON van start, ook om de spirit van de wederopbouw aan te jagen. Door deze motivatie keurt de nationale regering de zenders goed. Dat jaar is er bijvoorbeeld ook nog de landelijke zender Radio
Herrijzend Nederland, in plaats van het verzuilde Hilversum I en Hilversum II. Dat bestel zou wat later weer worden ingevoerd.
In deze bijzondere dagen na de ellende van de oorlog kan zo’n uitzondering ontstaan. De radiostations voorzien daarbij duidelijk in een behoefte. Opvallend is dat deze radiozenders niet opereren vanuit een ideologie en ingedeeld zijn langs de lijnen van de zuilen, maar een totaalprogramma voor iedereen brengen . De twee regiozenders worden bestuurd door de NOS en voorganger NRU en draaien in die zin wel onder Hilversumse aansturing.
In de loop der jaren beginnen al wat afsplitsingen van deze twee zenders regionale programma’s te maken voor één provincie. Maar pas als in 1988 de nieuwe Mediawet wordt ingevoerd en de NOSafdelingen in de regio worden verzelfstandigd, krijgen die regionale omroepen een eigen bestuur met mensen uit de eigen provincie. In de Mediawet ligt vast dat elke provincie haar eigen regionale omroep kan oprichten, waarna de resterende provincies dat ook gaan doen. Vanaf 1989 zijn er dertien zelfstandige regionale omroepen in twaalf provincies (Zuid-Holland had al Radio Rijnmond voor Groot-Rotterdam, maar krijgt daarnaast ook Omroep West).
‘en dat is nu eenmaal niet de provincie, maar de stad of de streek waarin hij woont’
Opiniestuk Gerrit Jan Wolffensperger, Het Parool, 24 januari 1989.
Deze dertien zenders zijn tot op de dag van vandaag de regionale omroepen voor Nederland. Ze bestrijken een groter gebied dan de lokale zenders, de provinciegrens bepaalt wat er wel en niet bij hoort. In meerdere provincies komen daardoor verhalen en nieuws uit steden en dorpen op één zender omdat ze geografisch bij elkaar liggen maar helemaal geen gelijkwaardige geschiedenis delen. Het zorgt er voor dat de gebieden die wel als één geheel voelen veel meer succes hebben. Dit is vooral in de drie noordelijkste en de zuidelijkste provincies het geval. Maar in bijvoorbeeld Noord-Holland is het lastig om verhalen te delen tussen enerzijds het kosmopolitische Amsterdam en Haarlem tegenover streken als het Gooi en West-Friesland. In 1989 had de Amsterdamse wethouder (en latere NPO-baas) Gerrit Jan Wolffensperger zich over het verschil tussen lokale en regionale omroep uitgesproken. Wolffensperger zegt in Het Parool van 24 januari 1989: ‘Regionale omroep moet, om levensvatbaar te zijn, aansluiten bij de gemeen-
schap waarbij de luisteraar zich het meest betrokken voelt. En dat is nu eenmaal niet de provincie, maar de stad of de streek waarin hij woont. In feite is er geen enkele behoefte aan een provinciale omroep-“laag” tussen nationale en lokale omroep. Die is er alleen maar gekomen, omdat niemand in Nederland in staat was te bedenken hoe je lokale omroep op dit moment zou moeten betalen. De overheid wilde niet, de gemeenten hadden geen geld en de meest voor de hand liggende geldbron, lokale reclame, is verboden. Toen bedacht iemand dat de provincies, die toch al de omroepbijdragen inden, best een tientje extra konden heffen, en zo kwam er een provinciale omroep.’
Zou in deze fase de keuze voor streekomroepen gemaakt zijn, en niet een indeling op provinciegrenzen en stads- of dorpsgrenzen, dan hadden we zeer waarschijnlijk niet de drie omroeplagen gekregen die we nu nog steeds hebben: publieke landelijke, regionale en lokale omroep
Vele regionale radiozenders werkten in de vorige eeuw met editie-stelsels. Hier worden de qua identiteit sterk verschillende streken apart bediend, met vaak een eigen studio in die streek. Er wordt deels eenzelfde raamprogramma voor de hele provincie uitgezonden, en op sommige uren neemt de lokale studio het programma over voor nieuws uit de streek zelf. Noord-Holland werkt bijvoorbeeld met vier streekedities, eentje voor Amsterdam, voor Noord, Kennemerland en het Gooi. In de jaren negentig zijn er 25 verzorgingsgebieden en evenzoveel uitzendfrequenties die deze streken bedienen. Deze tussenvorm tussen lokale en provinciale radio had de ideale tussenvorm kunnen zijn geweest, ware het niet dat de aparte studio’s en extra mensen door bezuinigingen en andere prioriteiten begin deze eeuw weer werden afgebouwd. De grote streekomroepconstructie sterft een stille dood.
De discussie begin jaren zeventig of we nu regionale of lokale omroepen willen hebben, wordt gekleurd doordat het om tv-uitzendingen gaat en dus om verspreiding via de kabel.
Uitzendingen via de ether blijven verboden, dus de kabel is de enige route. Kabelnetwerken zijn aanvankelijk lokale netwerken en dus is het logisch om lokale programma’s op een eigen netwerk toe te staan. Regionale programma’s worden voor de hele provincie gemaakt en zouden dan via vele verschillende kleine kabelnetwerken verspreid moeten worden. Dat is veel lastiger en kent dan ook gaten in het bereik, met delen die nog niet zijn aangesloten op de kabel. Dit is waarom men het begin jaren zeventig over lokale omroep heeft en niet over regionale omroep.
Hoe te beginnen…
Zomaar een lokale omroep beginnen is niet eenvoudig. De wetgever is niet bepaald voor tvarend om daar iets voor te regelen. Alle aanvragers moeten over een zeer lange adem beschikken om duidelijkheid te krijgen. En dan wordt er aanvankelijk alleen een tijdelijke vergunning verstrekt, als experiment. Nog een drempel is dat de tijdelijke erkenningen alleen over kabel-tv gaan, ter wijl meerdere initiatiefnemers alleen, of vooral, geïnteresseerd zijn in radio. Maar een machtiging om op de FM uit te mogen zenden laat dan nog bijna twintig jaar op zich wachten.
Niet iedereen heeft dat geduld en dus zijn er initiatieven waarmee men al begint voordat er formele toestemming is. Meerdere omroepen in oprichting zoeken daarbij samenwerking met lokale of regionale dagbladen. Ze begrijpen dat deze kranten de komst van een concurrent erbij niet direct omarmen en geven hun een rol bij de totstandkoming van de niet-commerciële omroepen in oprichting. Zo is er De Stichting Amsterdamse Draadloze Omroep (SADO), met een bestuur waarin ook lokale dagbladen zijn vertegenwoordigd. In het Dagblad van het Noorden van 10 november 1972 wordt Jan Buddingh geciteerd, bestuurder bij de SADO en schrijver van een doctoraalscriptie over dit onderwerp. Hij vindt, net als veel andere initiatiefnemers, dat gemeentebesturen eigenlijk niet de aanvragers voor zendtijd moeten zijn, omdat dat in principe een overheidsinmenging is, die afbreuk doet aan de persvrijheid.
Financiële afhankelijkheid
Jan Buddingh zegt: ‘Dat lijkt mij onwenselijk, ook al kan dat in werkelijkheid meevallen als er een beetje grondige waarborgen voor redactionele onafhankelijkheid gegeven worden. Maar het maakt dan toch voor de beleving van de bevolking en de redactie verschil.’ En over de langzame toekenning van vergunningen zegt hij: ‘Ik denk dat dat komt omdat de politiek er weinig in zag. Het is een onbekend fenomeen, de lokale
van
en Marco Mourus (technicus), 1995. Foto: Peter Nauta
Regionaal en lokaal samen
In Utrecht gaat in 1988 de Domroep, later Stadsomroep Utrecht, van start. In 1989 begint de regionale omroep, Radio Utrecht, later hernoemd tot Radio M (M voor MiddenNederland). Het leidt uiteindelijk tot een fusie
Als RTV Utrecht in 2000 ook regionale televisie wil gaan maken, stelt Provinciale Staten als voor waarde dat er gefuseerd moet worden met de lokale omroep in de stad Utrecht. Opvallende keuze hierbij is dat Stadsomroep Utrecht wordt omgevormd tot Bingo FM, een nog steeds omstreden beslissing. De algemene en voor iedereen bedoelde lokale radiozender wordt een doelgroepenzender met een gezellig Hollands repertoire. De volksmuziek is populair in de volksere wijken van de Domstad, daar waar nog geluisterd wordt naar een lokaal radiostation. Daar moet iets van kloppen, want anno 2024 bestaat Bingo FM nog steeds
omroep, waar van men niet ziet dat het nodig is, dat het nuttig zou kunnen zijn. Men denkt al gauw aan eigen folkloristische toestanden, maar niet aan de informatie die radio aan mensen kan geven. Hierin ligt nu precies een ontzettend gat, vind ik. Als je bedenkt dat de concentratiebewegingen in de perswereld ertoe leiden dat je wel in bijna iedere plaats een eigen krant vindt, maar dat deze kranten zich hoe langer hoe meer op breder terrein bewegen, dan betekent dit dat de mensen zelden iets over hun eigen wijk horen, tenzij het iets is met grote nieuwswaarde
Daarom zie ik het ook niet als een probleem voor een stad om een miljoen uit te geven aan een omroep. Ik bedoel, als je ziet hoeveel er nu wordt uitgegeven om mensen te bereiken. Het zal hoogstens moeilijk zijn om geschikt personeel voor een omroep te vinden. En verder moet je bedenken dat het bij lokale omroepen niet nodig is om het volgens Hilversumse normen te doen.’
Opvallend is dat hier al wordt gesteld dat de lokale en regionale kranten niet meer in staat zijn al het lokale nieuws te coveren. De behoefte aan een journalistiek medium dat de lokale democratie kan volgen, controleren en beschrijven, is dan al urgent. Het zal 50 jaar later de kurk zijn waarop de definitieve vestiging van zo’n 80 streekomroepen op drijft.
Begin 1973 wordt duidelijk dat het ministerie in Den Haag zes zendvergunningen voor kabeltelevisie wil toezeggen voor een periode van één tot maximaal twee jaar (dat wordt later alsnog vier jaar), als experiment. Er is ook subsidie beschikbaar. Na die periode moet duidelijk zijn of lokale omroep gewenst is en aanslaat bij de doelgroep. Ook is de test bedoeld om te zien of de omroepen zich niet aan allerlei ‘schadelijks’ bezondigen. Daarnaast worden er diverse modellen getest, van volledig onafhankelijke stichtingen of verenigingen, tot innige samenwerkingen met de NOS. De uitkomst zou de toekomst van de lokale omroep in Nederland bepalen.
Allereerst is daar weer het Brabantse Goirle, wat verder wil gaan na de eerste aftrap in 1971. En verder zijn Deventer, Dronten, Melick-Herkenbosch, Zoetermeer en de Amsterdamse wijk Bijlmermeer geselecteerd.
In Goirle loopt men weer te hard van stapel. De Vereniging Radio In Goirle die de lokale omroep gaat exploiteren, wilde al in februari 1973 een speciale reportage verzorgen van een belangrijke raadsvergadering. Waarop de minister die uitzending verbiedt want er moet eerst een vergunning zijn, die uiteindelijk pas per 1974 zou ingaan. Leo Joosten, in het dagelijks leven directeur van scholenorganisatie Ons Middelbaar Onder wijs, (zie inter view op pagina’s 31-36), is te enthousiast van start gegaan. Hij licht nog toe dat de vereniging als vorm is gekozen om de inspraak van de ( lokale) leden het best te kunnen waarborgen.
In Melick-Herkenbosch zoekt en krijgt de lokale omroep ondersteuning van journalisten en een programma-adviseur van de landelijke omroep
VPRO. Na de eerste illegale uitzending uit december 1971 is de Limburgse gemeente enthousiast gebleven over plaatselijke berichtgeving via de televisie. De professionele begeleiding zou van de echte start een succes moeten maken.
In Dronten is men nog niet klaar om meteen uit te zenden. De burgemeester wil de lokale omroep als stichting organiseren, met daarin een kleine minderheid van gemeenteraadsleden aangevuld met bestuurders ‘van buiten’. De gemeente kan dan bijspringen met huisvesting en secretariaat. Burgemeester Van Veldhuizen in de Volkskrant van 23 februari 1973: ‘Huiver voor een overheersende gemeentegreep op de lokale omroep is in mijn conceptie niet op zijn plaats.’ Hij is voorstander van wat hij noemt een ‘amateuristische opzet’ van de lokale zender. ‘Alleen op die manier zal een spontane herkenbaarheid mogelijk zijn. Trouwens, het gepolijste beroepswerk is toch onhaalbaar.’
Geen Friese lokale omroep
In 1992 is de luisterdichtheid van Frieslands regionale omroep Omrop Fr yslân hoog. De gemeente Achtkarspelen in Friesland vindt het om die reden niet nodig dat er ook nog eens een lokale omroep komt. De Leeuwarder Courant van 1 mei 1992 meldt: ‘De gemeente Achtkarspelen baseert zich onder meer op een onderzoek naar de luisterdichtheid van de lokale omroep (SLOT) in Tytsjerksteradiel. Uit dit onderzoek blijkt dat slechts tien procent van de inwoners regelmatig luistert. Vergeleken met Omrop Fryslân en andere regionale omroepen, die een luisterdichtheid van ongeveer dertig procent hebben, zijn de luistercijfers van SLOT laag.’ Het college van B&W wil om die reden geen subsidie verstrekken aan de Stichting Radio Achtkarspelen. De regionale omroep ver vult de rol al, is hier de conclusie
Hoe anders dat toch gaat lopen, lees je op de pagina‘s 230-232 over Streekomroep Noordoost- Friesland (RTV NOF).
In Zoetermeer wordt juist wel op kwaliteit ingezet, door samen te willen werken met de landelijke NOS (de tegenwoordige NPO, dus niet de huidige nieuwsomroep). Het doel is om technische en personele bijstand te krijgen. Jaap van der Zwan, oud-radio- en televisiejournalist, noemt het geweldig naïef om te veronderstellen dat de lokale luisteraars en kijkers geboeid zullen blijven ‘door amateur werk’. ‘Men zal het de eerste paar keer een goede grap vinden, maar dan taant de belangstelling. Daarom willen wij in Zoetermeer een professionele omroep. Dat kost meer geld dan veelal wordt gedacht. Er zal een krediet van 25.000 gulden aan de raad worden gevraagd om de productie te kunnen betalen.’ Ook wordt in Zoetermeer een financiële regeling getroffen met een dagbladconcern voor het gebruik van kennis en verhalen.
Achter de schermen bij Kabelomroep Deventer (KOD).
Een lokale stichting met een programmaraad waarin vertegenwoordigers van cultureel-maatschappelijke organisaties zitten, zal de inhoud van de programma’s in Zoetermeer zelf bepalen. De samenwerking met de NOS lijkt op de constructie die regionale zenders RONO en ROZ op dat moment gebruiken. De NOS kan, als na deze experimenten blijkt dat de route zoals in Zoetermeer gebruikt het meest kansrijk is, veel extra werk en geld ver wachten, zo zien tegenstanders de handreiking. Een poging om een voet tussen de regionale en lokale omroepdeur te krijgen, aldus criticasters
Die samenwerking met de NOS wordt in Goirle en Dronten juist van de hand gewezen. Ook Deventer verkiest een stichting om ‘wijkcommunicatie via kabeltelevisie’ te verzorgen. Dit kan alleen bereikt worden als bewoners zelf het beheer over het medium krijgen en als zij zelf inhoud en vorm kunnen bepalen, aldus die stichting.
In de Bijlmermeer ten slotte is een bewonersgroep al druk bezig met tv-uitzendingen voor de 1136 woningen die op dat moment kabel-tv kunnen ontvangen. Hier wordt niet ingegrepen
Naam: Adriënne Huizer Functie: Sportverslaggever bij verschillende lokale omroepen
Een herinnering die mij altijd bij zal blijven, was tijdens de Zwarte Cross. Het was bloeden bloedheet. Wij stonden vanuit onze studio te kijken naar die stalen rijplaten en zagen de hitte er nog net niet letterlijk van opstijgen. Dat bracht ons op een idee: waarom niet proberen om een ei te bakken op een van die platen? Zogezegd, zo gedaan. We haalden een kok van een van de cateringlocaties erbij en deden verslag van hoe het ging. Helaas mislukte het uiteindelijk wel, want de plaat bleek toch niet warm genoeg.
bij de dan nog illegale uitzendingen. De vergunning van de minister vinden de bewoners niet nodig maar wel leuk, want dan krijgen ze subsidie Maar ze zouden toch wel begonnen zijn, zegt een lokale tv-maker in het Dagblad van Nederland van 9 maart 1973.
De minister zegt de zes experimenten ieder 350.000 gulden toe (dat wordt later meer). Blijkt het toegezegde bedrag niet voldoende, dan mogen de kabelabonnees om een bijdrage gevraagd worden. Exploitatie zonder winstdoel is het uitgangspunt, reclame in de uitingen is verboden. De uitzendingen mogen niet langer dan 3,5 uur per week zijn en moeten vooral gaan over het gebied binnen het kabelnet. Het doel is de versterking van de plaatselijke democratie, verbetering van de communicatie en behartiging van de plaatselijke belangen. De gemeentebesturen mogen niet zelf de uitzendingen verzorgen, dit moet door een lokale culturele instelling worden gedaan. De lokale dagbladpers mag als commerciële organisatie niet een zendmachtiging aanvragen, wel mag er lokale know-how van journalisten worden aangeboden. De uitzendingen mogen alleen plaatsvinden via legale, door de PTT goedgekeurde netten. Er is maximaal twee jaar tijd om te experimenteren en dan volgt een wetenschappelijk onderzoek naar het nut en succes van de lokale omroepen. De experimenten gaan in 1974 van start. De lokale omroep kan beginnen!
vlnr, vbnb
Foto: Ramon Vasconcellos
Foto: Kees van den Burg
Foto: Wim Goutier
Foto: Kees van den Burg
Foto: collectie Historisch
Genootschap Oud
Soetermeer
Rechterpagina
Medewerkers RTV-Melick in contramine
Limburgs Dagblad, 7 mei 1974.
Zondag 17 februari 1974. De start van de allereerste officiële, legale uitzending van een lokale omroep in Nederland. Wederom is de primeur voor het Limburgse Melick-Herkenbosch. Dezelfde omroep die in oktober 1971 al illegaal een raadsvergadering op het lokale tv-kabelnet had uitgezonden. Burgemeester Feij heeft zich sindsdien hard gemaakt om ook de legale start van lokale omroep mogelijk te maken. Deze zondag is het tussen halfeen en halftwee in de twee Limburgse dorpen stil op straat. Veel bewoners zitten voor de tv of in het gemeenschapshuis of de sporthal te kijken naar de eerste plaatselijke tv-uitzending. Meteen na die uitzending komen heel wat mensen in de studio kijken. Er was ook veel landelijke en zelfs internationale pers op bezoek.
De tweede uitzending, een week later, valt meteen in het water. Een carnavalsoptocht door de dorpen is niet te volgen, want er zijn problemen met het geluid. Zo eenvoudig is het niet om livetelevisie te maken, zo blijkt. Ook volgt er snel geruzie. Het bestuur van de Stichting Lokale
Naam: Ellis Rijkers Functie: Programmamaker bij Omroep Meierij Startdatum bij de omroep: 01-02-2018
Bij Omroep Meirerij kreeg ik de kans om mijn idee uit te werken: een verhalenserie met foto’s genaamd “Hoe gaoget mi oew?” tijdens de eerste coronaperiode. Dagelijks plaatsten we een verhaal op de socials van Omroep Meierij, waarbij ik de foto’s maakte en Hubertine van den Biggelaar de teksten schreef. Dankzij sponsoring werd deze serie uiteindelijk een boek, waar van de volledige opbrengst van ongeveer zestienduizend euro naar zorginstellingen in Meierijstad ging. Ik ben trots dat Omroep Meierij heeft bijgedragen aan veel verbinding in Meierijstad. Dit laat zien wat een lokale omroep kan bereiken!
Omroep Melick-Herkenbosch zou te elitair en te ondemocratisch zijn, vinden een aantal leden van de programmaraad en de medewerkers. Drie jongens van de omroep willen een alternatieve opzet van de omroep uitwerken. In de krant De Limburger staat op 7 mei 1974 te lezen: ‘Machtsstrijd, competentiekwesties, wantrouwen.
Wat was er te zien die eerste lokale omroep uitzending?
De niet helemaal rimpelloze tv-uitzending van RTV Melick-Herkenbosch begon met een kleuterprogramma. Na de poppen in de speelgoedkist ver volgde men het programma met een presentatie van de Stichting Lokale Omroep Melick-Herkenbosch, een eerste televisiedorpskrant en flitsen van programma’s zoals die in de komende maanden ver wacht werden. De bejaarden, de creativiteitsclubs, de fanfare en andere muziekensembles, het onder wijs in de gemeente en de sport, ze kwamen allemaal eventjes aan bod.
RTV-Melick kraakt in zijn voegen’. Dat het binnen twee maanden al escaleert, geeft aan hoe kwetsbaar de structuur van een lokale omroep is Burgemeester Feij probeert de opponenten bijeen te houden maar vangt bot.
Het probleem ontstaat bij de professionele begeleiding die de omroep inhuurt. Hoewel vrijwilligers zonder er varing beslist voor een goede verbinding met de lokale samenleving kunnen zorgen, moet het tv-programma toch de moeite van het bekijken waard zijn. Als het er heel slecht uitziet of het slecht klinkt, blijft er tenslotte geen kijker over, zo is het idee. Het vergelijkingsmateriaal is Hilversum, met enorm forse budgetten en professioneel gemaakte tv-programma’s. De stichting in Melick en Herkenbosch huurt daarom meerdere professionele medewerkers van de VPRO in. Het is een forse investering in meerdere goedbetaalde
krachten. Deze journalisten en een programmaadviseur weten echter geen brug te slaan naar de lokale bevolking. Volgens de voorzitter van de lokale omroep, drs. Kuijs, in het Nieuwsblad van het Noorden van 24 juli 1974, omdat ze zich onmogelijk hadden gemaakt. ‘Zij lieten steeds duidelijk blijken dat van amateurs niets te ver wachten viel. De journalisten zouden het wel even doen. Ze wilden alles naar zich toe trekken. Heel stom.’ Een van de journalisten, Ad Brattinga, adjunct-hoofdredacteur van het Dagblad voor Noord-Limburg, zegt dat er een anti-stemming gekweekt is in de twee dorpen, die het de journalisten onmogelijk maakten iets goeds te leveren. Hij zegt in het Nieuwsblad van het Noorden: ‘Het amateurisme is nog veel te groot. Niemand kijkt naar de programma’s. Alleen het poppenprogramma van Ton Hasebos is goed. De rest is waardeloos. En als er reacties worden gevraagd, blijven de brievenbussen aan de kerktorens in beide dorpen leeg. Er zal echt journalistiek vakmanschap aan te pas moeten komen.’
In de vier jaar van experimenteren blijft het onrustig in de twee dorpen Melick en Herkenbosch. In maart 1977 zeggen medewerkers van de lokale omroep het vertrouwen op in het eigen bestuur. Staken en de studio bezetten zijn de methodes om de eisen kracht bij te zetten. De vijftien personeelsleden vinden dat de zender wel mag stoppen, waarop het bestuur die medewerkers ontslaat. Het bestuur gaat juist onderzoeken of het tv-kanaal niet uitgebreid kan worden naar een regionale zender. Woelige periodes met interne onrust lijken ook te horen bij lokale omroepen, zal nog blijken.
Bekijk de documentaire van OR6 over het 50-jarige bestaan van de omroep
In Melick, in de studio van OR6, is het feest. Vol trots viert men daar dat 50 jaar geleden al tv werd gemaakt. OR6, oftewel Omroep Roerstreek, is ontstaan uit het samengaan van RTV MelickHerkenbosch met verschillende andere lokale omroepen. En in Melick en Herkenbosch kwam, dankzij de inzet van burgemeester Frans Feij, in 1974 al heel vroeg de lokale omroep van de grond.
Lya Kuijs weet nog goed dat de burgemeester bezig was met het opzetten van de omroep. Lya was op dat moment moeder van twee jonge kinderen, en hielp haar man met zijn adviesbureau voor beton- en staalconstructies. ‘Een lokale omroep, dat bestond nog niet. Het was gewoon een groep van bekenden, en kennissen van kennissen. Ik ben eens gaan kijken en ik vond het wel leuk. Mijn kinderen waren nog klein, dus ideetjes voor een kinderprogramma, die kon ik zo thuis opschrijven.’ Het beviel Lya goed. ‘Ik ben erin gegroeid. Ik was de hele dag in de studio. We
werkten daar allemaal met elkaar. Je droeg kabels, stond achter de camera als het nodig was. Ik keek mee of de stem goed klonk enzo. We stonden echt aan het begin van alles.’
Lya werd een van de allereerste gezichten van de lokale omroep. Maar zelf heeft ze de mooiste herinneringen aan het werken achter de schermen. Helemaal toen Ton Hasebos, die vanuit Hilversum de omroep kwam begeleiden, haar vroeg om mee te werken aan een nieuw kinderprogramma. Er moest een Amerikaans programma in Nederland geïntroduceerd worden. Iets wat ze mooi in Melick, met al die apparatuur, konden uitproberen en ook daar op de lokale tv uitzenden. Dat programma heette Sesamstraat. De pilot werd opgenomen in Melick, bij Lya in de tuin. Er zijn nog beelden van de allereerste versie van Pino, die door Lya in zijn pak moest worden gehesen. ‘Pino was wel een prachtige blauwe vogel, maar het pak was heel zwaar,’ herinnert Lya zich.
‘Nu heeft Pino slanke beentjes. Maar vroeger zat dat pak met klemmen vast en dat hoofd moest eraf, anders stikte die jongen die erin zat bijna. Dus als de camera’s uitgingen moesten wij Pino even lucht geven. Dat was aankleden en dan weer uitdoen, en dan weer aankleden.
Hans Schmitz herinnert zich Lya nog: ‘Toen ik jong was, was zij toch echt het gezicht van de lokale omroep.’ Pino herinnert hij zich ook nog: ‘Bij de lokale
omroep zag ik Pino in zwart-wit. Pas later, toen ik hem op de nationale televisie zag, realiseerde ik me dat hij blauw was. Ik dacht altijd dat hij grijs was.’ Hans woonde tegenover de huidige studio, en voor hij het wist, was hij er aan het timmeren en monteren. ‘Toen deze studio nieuw was, heb ik hier heel wat draadjes getrokken en bijna alles gesoldeerd. Ik heb er heel wat vakanties aan opgeofferd.’
Hans heeft bij de omroep veel geleerd over zijn plaatsgenoten: ‘Mensen hadden hobby’s waar wij niets van wisten. Iemand in het dorp bleek drie Ferrari’s te hebben. Die hadden we dus op een gegeven moment allemaal in de studio staan. Onverzekerd trouwens. Ik herinner me nog dat er een koker tegenaan viel!’
Els Breukers sloot zich in 1976 aan bij Omroep Melick-Herkenbosch: ‘Ze vroegen eigenlijk mijn vader, die tot over zijn oren in het verenigingsleven zat, maar het bleek echt iets voor mij. Ik
Proefopnames met Pino voor Sesamstraat bij OR6.
heb gepresenteerd, aangekondigd, afgekondigd, nieuws gelezen, zelf nieuws gemaakt, en uiteindelijk groepen begeleid, eigenlijk gewoon alles. Ik vond het schitterend om op dat moment te pionieren. En wij hebben de mazzel gehad dat we de allereerste waren. Alles was nieuw. De eerste uitzendingen werden begeleid door professionals uit Hilversum. Zoals de broers Ton en Martijn Hasebos. Met Ton hadden we na ieder programma een fikse nabespreking. Ton begon dan een hele waslijst op te noemen van wat allemaal niet goed was Dus je kreeg heel wat om je oren. Daar zat je natuurlijk als vrijwilliger niet altijd op te wachten. Je had je wekenlang samen met alle anderen uitgesloofd en dan kreeg je op het einde weinig positiefs te horen. Maar eerlijk is eerlijk, toen Ton al weg was en we zelf nabesprekingen gingen houden, werden we zelf Ton. We hebben toch heel wat van die goeie man opgestoken. Wat je op dat moment niet altijd in de smiezen had.’
Els vervolgt: ‘Wat me erg bij is gebleven is dat we in (Theater) de Oranjerie een waanzinnig groot programma hebben gemaakt. Dat deden we met de straalzender erbij, die dan het hele gebied bestreek, alles live. We deden een spel om de bevolking zoveel mogelijk bij onze omroep te betrekken. Verenigingen van Melick en Herkenbosch speelden tegen elkaar wedstrijdjes. Met decors en toestanden en de hele reutemeteut. Dat waren ontzettend geinige programma’s moet ik zeggen. En we leerden meteen alle verenigingen goed kennen.’
Bij de omroep heeft Els haar man Hans ontmoet. Els: ‘Wij vlogen elkaar vanaf het begin af aan danig in de haren. Maar we bespraken ook: “Hoe zie jij dat?” We waren het beslist niet altijd met elkaar eens, maar we zochten elkaar toch wel steeds meer op. En op een gegeven moment was het er. Bam.’
Helga Janssen werkt nu, 50 jaar na de oprichting, nog steeds bij OR6. Ze
Feest bij OR6 als de omroep 50 jaar bestaat, februari 2024.
begon als vrijwilligster in 1992, onder begeleiding van Els Breukers en haar Hans. Nog steeds spreekt ze veel oud-medewerkers: ‘Ik merk dat iedereen heel positief terugkijkt. Dus het is een hele fijne organisatie Iedereen kan zichzelf zijn, iedereen doet het samen en het is ook altijd een goede leerschool geweest. En dat is het nu nog.’
Trots legt Els Breukers een fax op tafel. Daarin staat dat ‘Melick-Herkenbosch’ niet alleen als eerste een lokale omroep had, maar dat het ook de eerste lokale omroep op het vasteland van Europa was. Ook Helga Janssen is trots op het roemrijke verleden van de omroep: ‘50 jaar later is het nog steeds leuk dat je de eerste was. Ik denk dat we ons allemaal ook erg bewust zijn dat we geluk hebben gehad met burgemeester Feij, die het begin jaren zeventig toch maar heeft opgepakt.’
Doel van de lokale omroep
De zes lokale omroepen die mogen beginnen maken allemaal televisie. De tv was een medium dat tot dan voorbehouden was aan een kleine exclusieve groep die in Hilversum namens iedere inwoner mocht bepalen wat er werd gemaakt en uitgezonden. Het informatiemonopolie van deze publieke omroepen wordt hiermee doorbroken. En de nieuwe omroepjes zijn niet gekoppeld aan één stroming, religie of zuil. Ook dat is een revolutie in de mediasector van begin jaren zeventig. Zeker in een jaar waarin de illegale radiostations vanaf zee worden verboden. Radio Veronica en Radio Noordzee verlaten per 31 augustus 1974 noodgedwongen de ether. In 1974 worden er veel keuzes gemaakt met een enorme impact op de mediasector in de hieropvolgende decennia. En in zes gemeenten gaat dat jaar lokale televisie van start.
De eerste experimenten
Hoe vergaat het de zes gemeenten waaraan een experimenteervergunning is toegekend? De lokale omroep in de Bijlmer had al voor de legale start ervaring opgedaan. De toen nog verboden uitzendingen hadden al wat kinderziektes aan het licht gebracht. Evengoed wordt er bij de formele start ook hulp van twee professionals gezocht, die de vijftien vrijwilligers ondersteunen. Met de nu toegekende subsidie wordt ook eigen tvstudioapparatuur gekocht en kan de geleende installatie terug naar de eigenaren. Van het geld kan alleen een zwart-witstudio gekocht worden, kleuren-tv maken is te kostbaar. Op 27 augustus 1975 kunnen een beperkt aantal aangesloten kabelabonnees de eerste uitzending van de legale LOB (Lokale Omroep Bijlmer) zien.
Toch is Bijlmertelevisie de eerste zender van de zes experimenten die afhaakt. Eerst wordt na twee jaar experimenteren de subsidie met nog één jaar verlengd. Maar als in 1978 de inkomsten dan toch ophouden, is het ook klaar voor de LOB
De lokale omroepen hebben alle tot doel een bijdrage te leveren aan de ‘samenlevingsopbouw’ De kabelomroepen hebben in hun statuten staan dat ze wijken, dorpen of steden prettiger willen laten functioneren. De vrijwilligers van deze lokale omroepen zijn vaak welzijnswerkers, idealisten zelfs. Het doorzetten van hoorzittingen, openbare bijeenkomsten, politieke debatten en informatie voor de inwoners, dat is het doel. Als je daarmee mensen kunt bereiken die geen lokale of regionale krant lezen, is het helemaal goed. De plaatselijke pers verschraalt door schaalvergroting en fusies. Juist omdat die lokale en regionale pers niet meer zoveel verhalen uit de eigen buurt brengt, is er behoefte aan een podium waar dit wel gebeurt. De kabel lijkt dat podium te zijn. Vanuit die overtuiging gaat de lokale omroep van start. Het is een halve eeuw later nog steeds het fundament voor lokale omroepen in Nederland.
De LOB is de eerste van zes lokale omroepen die stopt, de andere vijf gaan ook na het opdrogen van de vaste inkomsten door, via steun van de gemeente en andere constructies
In Deventer zijn geen professionals ingezet om lokale talenten te begeleiden. De bewoners leren het vak zelf en van elkaar. De gemeente Deventer moet er erg aan wennen. De ambtenaren waren gewend alleen schriftelijk op vragen van burgers te reageren, en nu hadden ze op camera antwoord gegeven en werden ze daar door de bevolking ook aan gehouden.
In Zoetermeer wordt weer wel externe hulp gezocht. KRO-regisseur Ad Versnij wordt gedetacheerd en zal proberen zichzelf zo snel mogelijk overbodig te maken. Volgens hem moet de lokale omroep wel degelijk selecteren in de programma’s die op de buis worden gebracht. ‘Er zal op niveau moeten worden gewerkt,’ stelt hij. Vier journalisten uit Hilversum werken mee aan de Zoetermeerse items
Draaiboek laatste
uitzending Lokale Omroep Bijlmer, 25 maart 1978.
Ook in Dronten wordt professionele begeleiding ingezet. Bestuurslid en technisch coördinator Hoogeveen wil niet alleen beroepskrachten detacheren maar ze zelfs aannemen: ‘Waarom nemen we geen beroepskracht in vaste dienst?
En waarom mag de lokale omroep niet op de NOS lijken? Ik hoop dat uit dit experiment een goede regionale omroep voortkomt. Want niet iedereen gelooft in “de daadkracht van amateurs” Er bestaan zorgen of vrijwilligers zich langdurig blijven inzetten voor hun omroep en of ze dan voldoende kwaliteit kunnen leveren. Continuïteit kunnen leveren, dat is het grote dilemma.’
Naast de problemen met vrijwilligers als personeel, zijn er ook zorgen of de lokale televisie wel aanslaat. In Dronten maakt de VLOD (Vereniging Lokale Omroep Dronten) wekelijks bijna drie kwartier tv. ‘Ik geloof niet dat er erg veel mensen kijken. Ik ben weleens expres opvallend over de markt gaan lopen in Dronten, maar niemand herkende me,’ zegt een van de presentatrices van de Drontense tv op 8 april 1975 in Het Parool Secretaris van de VLOD, Ger van den Heuvel, merkt niet dat het aanslaat. ‘ Velen noemen het een te dure hobby, en ze vinden het eigenlijk
belachelijk dat wij op kosten van het rijk met zulke dure apparaten mogen spelen. Het is onze taak om te bewijzen dat we er iets nuttigs mee kunnen doen. Als na twee jaar blijkt dat men er negatief over blijft denken, dan moet je dat ook tot de resultaten van het experiment rekenen.’ Als er geen behoefte bestaat aan lokale tv zal Van den Heuvel niet aandringen om de omroep voort te zetten. Dit soort inzichten en zelfreflectie zijn echter zeldzaam in omroepland en ook bij de lokale experimenten uit de jaren zeventig.
Wat valt er te leren van de eerste lokale omroepen?
Wat in deze experimenteerfase ook duidelijk wordt, is dat er een tekort is aan geld. De aanvankelijke toezegging vanuit Den Haag was al verhoogd van 350.000 naar 450.000 gulden. Maar reeds binnen een jaar draaien alle stichtingen met verliezen. Een overleggroep van de zes omroepen vraagt nog geen jaar na de start, in januari 1975, bij de minister om meer geld. Dit is zes jaar voor de oprichting van de eerste belangenorganisatie van de lokale omroep, de OLON, de Organisatie van Lokale Omroepen in Nederland. Vijf van de zes gemeenten vragen
Verslag dodenherdenking 1975 Vereniging Lokale Omroep Dronten.
VLOD actief in De Meerpaal. Foto: Foto Video Studio Joop Baars
Omroep Goirle mag doorgaan. Bron: Nieuwsblad van het Zuiden, 6 maart 1975.
aanzienlijk meer geld voor hun experiment, alleen Goirle wil proberen het voor de toegezegde 4,5 ton te volbrengen. De beperkte budgetten worden bovendien na de eerste jaren vanuit Den Haag stopgezet. Het zorgt voor een valse start voor de lokale omroep in Nederland.
Wat valt er te leren van deze eerste lokale omroepen in Nederland? Namens de politiek wordt in dure onderzoeken vastgelegd wat de lokale omroepen nu opleveren voor de plaatselijke samenleving. Dat deze begeleidingscommissie en stuurgroep meer geld kosten dan zo’n lokale omroep zelf is dan weer een wrange bijkomstigheid. Neem bijvoorbeeld Engeland, waar de lokale omroep dan al succesvol actief is Daar wordt per omroep ruim twee keer zoveel aan besteed als in ons land. De beperkte financiering in Nederland zal een structureel probleem blijven. Het kleurt de ontwikkeling van lokale omroep in ons land, die tegen de klippen op probeert te groeien maar met zeer geringe middelen moet roeien.
Na jaren van dure onderzoeken over het nut van de lokale omroep, wordt er geen eenduidige conclusie getrokken. De belangstelling voor lokale televisie lijkt groter dan werd aangenomen.
Volgens een rapport van het Instituut voor Massacommunicatie uit Nijmegen behoort twintig procent van de onder vraagden tot de vaste kijkers, zo is te lezen in Trouw van 12 maart
Naam: Bernard Kobes
Functie: Directeur bestuurder NLPO
Geboortedatum: 08-02-1961
In 2015 werd ik directeur bestuurder bij de NLPO. In die tijd heb ik pittige onderhandelingen gehad met BumaStemra. Mijn passie voor de muziek zorgde er uiteindelijk voor dat ik in 2019 als algemeen directeur/bestuurder bij BumaStemra aan de slag ging.
1976. Negentig procent zou weleens naar een lokale televisie-uitzending hebben gekeken. Anderhalf jaar later is het onderzoek nog niet klaar, maar op 10 augustus 1977 citeert de Volkskrant de bevindingen tot dan toe. Conclusie: de experimenten zijn geslaagd. Want de plaatselijke pers is er niet door weggeconcurreerd. En verenigingen en organisaties uit de eigen gemeente hebben geen last gehad van de lokale omroep. Ze hebben er ook weinig voordeel van gehad, stelt het rapport, maar dat lijkt minder belangrijk. De houding van het publiek tegenover lokale kabelomroep is positief te noemen, ook al zijn de kijkers niet massaal voor de buis gaan zitten tijdens de uitzendingen. Er is in voldoende mate gekeken, stelt de Nijmeegse universiteit. Al met al geen vlammend betoog over het succes van de lokale omroep. De conclusie dat de zender geen ontregelend en kijkcijfers wegtrekkende invloed heeft gehad, lijkt de belangrijkste winst.
De start van deze zes lokale omroepen is niet het begin van een golf van opkomende lokale omroepen. Sterker nog, de Kerstbeschikking 1971 lijkt eerder gebruikt te worden om verdere experimenten te weren. De kabelnetwerken hebben ruimte voor veel meer kanalen dan op dat moment worden doorgegeven maar de politiek wil die ruimte niet vrijgeven aan nieuwe en lokale of regionale initiatieven. Zelfs wanneer een kabelexploitant simpele informatie op zijn net wil zetten over opengebroken straten in de buurt, wordt dat niet toegestaan. Er is tenslotte niet een representatieve organisatie zonder winstoogmerk in de zin van de Omroepwet die dat signaal wil uitzenden, en dus volgt er geen vergunning. Dan laten de meeste kabelmaatschappijen het informeren van de abonnees maar achter wege. De kabel biedt technische opties maar beleeft vanaf de start een winterslaap die pas wordt doorbroken als er nieuwe wetten volgen die uitzenden onder voor waarden mogelijk maken. En die wetten laten nog vele jaren op zich wachten.
Uitgangspunten lokale omroep door Prof. Dr. J G Stappers, december 1982.
Een eigen grimekamer, luxe bij Lokale Omroep Volendam Edam (LOVE).
Haarlem105 op locatie aan het werk. Foto: Daan van Boerdonk
Omroepmedewerkers Freek en Wim van XON (Ede) in actie
Presentator en programmamaker Ronald van Oijen presenteert de Ontbijtshow. Foto: Willem de Bie
Eerste legale radiouitzending op de lokale omroep in Nederland. Met hoofdredacteur Leo Jacobs met een biertje in zijn handen, 5 januari 1976. Bron: Penta Springs Limited / Alamy Stock Photo
Rechterpagina
STAD Amsterdam tijdens de tweejaarlijkse tentoonstelling van audio- en videoapparatuur Firato
Ondanks het feit dat er geen golf van nieuwe lokale omroepen opkomt na de start van de zes kabeltelevisiezenders, ontstaan er wel nieuwe initiatieven in het land. Er zijn veel meer gemeenten die graag met een lokale omroep willen beginnen en ook wel bij dit experiment betrokken willen worden. Omdat de vergunningen nog ontbreken, blijven veel van deze initiatieven echter papieren constructies zonder uitzendingen. De politiek geeft geen extra experimenteer vergunningen uit. Grote steden als Rotterdam willen er daarom simpelweg niet aan beginnen.
STAD – De eerste lokale radio
Amsterdam gooit het over een andere boeg. De stad praat niet over een draadomroep (wat radio via de kabel feitelijk is), maar geeft wel ruimte aan etherradio. In maart 1975 stemt het gemeentebestuur in met experimenteren met ‘lokale radio’, waarmee wordt bedoeld een lokaal station dat mag uitzenden via de dan nog populaire middengolf (zeg maar de voorloper van FM). Om inwoners te bereiken met radio is een plek op de middengolf (AM) zeer bruikbaar. Er wordt een stichting
voor opgericht die lokale radio mogelijk wil maken; Stichting Amsterdamse Draadloze Omroep (STAD). Bij de stichting zijn ruim 30 Amsterdamse maatschappelijke instellingen en organisaties betrokken. Twee jaar mag STAD proefdraaien, met ingang van 1976. Het eerste legale lokale radiostation is geboren!
Na de zes lokale tv-omroepen is Radio Amsterdam, zoals STAD wordt genoemd, de eerste radiozender die een lokale omroep mag worden genoemd. En STAD wordt een succes. Na vijf maanden voorbereiding en oefenen onder professionele begeleiding vanuit Hilversum van Herman Broekhuizen en Nol Gobitz, die de oner varen Amsterdammers radiokennis moeten bijbrengen, is het op 5 januari 1976 zover. Een ploeg van vooral jonge, creatieve enthousiastelingen met de nodige lef maken programma’s waar ze in Hilversum hun vingers niet aan dur ven branden. Grote delen van de programma’s worden door de luisteraar zelf bepaald. Er zijn veel spontane telefoontjes van luisteraars te horen. Het was in die tijd zeer ongebruikelijk om
‘gewone mensen’ aan het woord te laten, want die zouden immers niks te vertellen hebben. Het onderdeel De Open Microfoon was spraakmakend. Ergens in Amsterdam plaatste STAD een microfoon met alleen een technicus erbij, en iedereen die langskwam mocht vertellen wat hij of zij maar kwijt wilde. Alleen bij racistische opmerkingen zou de verbinding worden verbroken. En er was meer ongefilterde talkradio te horen, zoals in De Klaaglijn, waar bewoners al hun grieven kwijt konden. Ook togen er Amsterdammers naar de studio in de Johannes Vermeerstraat. Rellende taxichauffeurs, actiegroepen, chaoten, Hell’s Angels, de studio werd geregeld bestormd door stadsbewoners die zendtijd claimden. Er was bij STAD ook veel aandacht voor cultuur, klassieke muziek, theater, sport, goede raadsverslagen, en een wekelijks panel waarin flink gescholden kon worden maar waarbij wel alle belangrijke betrokkenen kwamen opdagen; de zender liet echt horen wat er allemaal speelde in de hoofdstad.
Bij STAD hoorde je bijzondere dingen die ook de nette en vastgeroeste programmamakers in Hilversum niet ontgingen. In de eerste jaren werden 300.000 luisteraars gemeten, meer dan Hilversum 1 en 2 bij elkaar. De minister verlengt de subsidie nog met twee jaar tot 1980 (STAD kost drieënhalf miljoen gulden per jaar!), maar
Naam: Yolande Versteege
Functie: Radio DJ bij Zandvoortse Omroep
Organisatie ZFM Zandvoort Startdatum bij de omroep: 16-07-2004
ZFM Zandvoort begon meer dan dertig jaar geleden als een radiopiraat in de watertoren, en groeide uit tot de huidige legale lokale publieke omroep, mede dankzij de inspanningen van Rob Harms. Een moment dat ons bijzonder is bijgebleven, is toen we tijdens een race-event in het NH-hotel zaten naast het circuit, met een prachtig uitzicht ter wijl de dag aanbrak.
daarna is het aan de gemeente om ondersteuning te bieden of andere keuzes te maken. STAD weet de gemeente over te halen de zender te blijven financieren. En ze krijgt steun uit allerlei hoeken. Zo biedt Kabel Televisie Amsterdam de 150.000ste kabelabonnee vier dagen en drie nachten gratis televisie aan. Wederom maken de mensen van STAD ongebruikelijke maar authentieke en verrassende tv. Er werd overigens ook een pornofilm uitgezonden, een primeur voor de Nederlandse tv. In Vrij Nederland van 2 juni 1979 schrijft Lot Lewin: ‘Het gebodene was echt veel boeiender dan wat in de regel uit het Gooi komt.’
Lees: van de publieke omroepen. De Amsterdamse wethouder Gerrit-Jan Wolffensperger zegt: ‘Dit is heerlijke televisie, dit is te gekke lokale televisie!’ STAD staat letterlijk tussen de bewoners op straat en maakt daar de reportages, waar landelijke omroepen vooral berichten over mensen vanuit de studio
De radiozender is enkele uren per dag te horen, de rest van de tijd wordt Hilversum III of Hilversum I doorgezet. De middagspits, tussen 17 en 19 uur, is lang het enige dagdeel waarop wordt uitgezonden. Later komt daar een lunchblok bij tussen 12 en 13 uur. Gek genoeg is er geen ochtendprogramma. De ochtend, sinds de jaren negentig het meest relevante deel van de radiodag voor elke radiozender, werd toen niet over wogen. Na in 1979 een week uitproberen in de ochtend was men er bij STAD snel uit: Dit gaan we niet doen. ‘De geringe behoefte weegt niet op tegen de kosten. Er gebeurt gewoon niks in de ochtend om te melden. Er zijn geen files, de telefoon wordt nog nergens opgenomen.’ De hoofdredacteur van STAD legt het in de Volkskrant van 11 december 1979 zelf uit: ‘Onze prognose was juist, we hadden er weinig van ver wacht. Maar er gebeurt nog minder in Amsterdam dan we al dachten. Behalve bij de politie krijg je overal een telefonisch antwoordapparaat. Amsterdam is duidelijk een nachtstad, we leven in een alcohol-maatschappij, er gebeurt weinig ’s morgens. Nee, voorlopig geen herhaling.’
In de jaren tachtig verspeelt de radiozender veel goodwill bij de luisteraars. Dat begint bij het live verslaan van, en partij kiezen voor, krakers bij rellen en ontruimingen. En bij de kroning van koningin Beatrix in de hoofdstad in 1980. Toen werkte STAD samen met de VARA en presentatrice Hanneke Groenteman aan een controversiële uitzending waarin verslag werd gedaan van de heftige rellen met veel ruimte voor kritiek op het koningshuis. Dat schoot veel luisteraars, maar ook beleidsmakers, in het verkeerde keelgat. Daarna stonden subsidies onder druk en werd gedreigd met het intrekken van de steeds verlengde zendmachtiging. Wat ook de kwetsbaarheid van de financiële constructie duidelijk aangeeft.
De beluistering en de impact van STAD nemen in de jaren erop af. Als in 1987 duidelijk wordt dat de politiek aanstuurt op regionale omroepen die per provincie worden ingesteld, begint een twintigtal organisaties en instellingen in Noord-Holland
met het ontwikkelen van een regionale omroep met regio-edities, ofwel: een streekomroepmodel. Uitgangspunt is dat er radioprogramma’s worden uitgezonden vanaf vier locaties. De indeling volgt Noord-Holland-Noord, Kennemerland en het Gooi, plus STAD voor Groot-Amsterdam. ‘De andere edities moeten zo autonoom mogelijk zijn,’ aldus de eindredactie van STAD
De nieuwe zender heet Radio Noord-Holland en is per 1989 de opvolger van STAD, ofwel Radio Amsterdam. Evengoed heeft STAD de waarde en de impact van lokale radio, zeker voor een grote stad, overduidelijk bewezen. Door te experimenteren en de luisteraar centraal te stellen, kwam STAD dichterbij dan alle andere media. Het experiment in de hoofdstad is vele andere gemeenten met ambities op het gebied van lokale omroep ook niet ontgaan. Het bewees bovendien dat lokale radio minstens zo belangrijk kon zijn als de tv-experimenten die tot dan toe waren toegestaan.
Reporter STAD Amsterdam
volgt debat over regionale omroep in het provinciehuis van Noord-Holland, 8 februari 1988. Bron: BNA
Photographic / Alamy Stock
Photo
Kleine studio Radio Baccara
Waalwijk vóór inbeslagname
Kleine studio Radio Baccara
Waalwijk na inbeslagname
De potentie van radio blijkt ook bij de vele illegale zenders die in de jaren zeventig opkomen. Deze zogenaamde piraten zenden zonder zendmachtiging uit. Ze proberen via adverteerders en donaties actief te blijven. Het zwarte geld, vaak in contanten, zorgt voor een goed belegde boterham voor de handige jongens. De meeste piraten zijn echter liefhebbers van radio maken en van de muziek die ze draaien. Zij geven meer geld uit aan hun hobby dan dat ze ermee verdienen. Zeker wanneer hun zenders worden opgerold en hun apparatuur in beslag wordt genomen, is dat een flinke kostenpost. De Radio Controle Dienst rijdt met opsporingsambtenaren door straten en steegjes, op zoek naar geheime zenders die ze opvangen via hun apparatuur. Menig piraat ziet vele malen alle spullen weggedragen worden, waarna ze zo snel mogelijk weer ergens een nieuwe zender opstellen en met geleende spullen verdergaan.
De piraten onderscheiden zich in de meeste gevallen door de muziekkeuze. Vaak is dat een volks repertoire: schlagers, carnavalsmuziek, Hollandse gezelligheid. Ook polka’s en countr ymuziek zijn populair. Genres die door Hilversum worden genegeerd, zeggen de piraten vaak, ter wijl ze wel heel populair zijn bij ‘de mensen’ Met de kenmerkende laagdrempelige, knullige
maar ook vermakelijke presentatiestijl van mensen uit je eigen buurt, weten piraten vaak een enorme aanhang te krijgen.
Een volstrekt onvolledig lijstje voorbeelden van ‘geheime’ piratenzenders:
Radio Klimop uit Den Haag, Disco Henkie uit Ter Aar
Uit de Achterhoek: Las Palmas, Monte Carlo, Gouden Ster, Mantano, Water vis, Witte Pijl, Valencia, de Gouden Adelaar, Radio Milano, OHIO (Onmundig Heavig In Orde), Zendster Ferrari.
Ook zijn er in grote steden als Amsterdam en Den Haag maar ook in Nijmegen succesvolle popzenders voor een jong publiek, die zeven dagen in de week (soms alleen ’s avonds) hits brengen. Ze hebben succes omdat de landelijke jongerenzender van de publieke omroep, Hilversum 3, dagelijks van kleur verschiet doordat elke dag andere omroepen programma’s brengen die helemaal niet voor jongeren zijn bedoeld en zelfs geen popmuziek bevatten. Denk aan psalmen en gezangen op verzoek bij de EO, NRCV Zaterdag Sport, en zelfs klassieke muziek, schlagers en jazz zijn er te horen. Voor deze poppiraten geldt dat het succes mede leunt op het falen van de landelijke omroep om de
luisteraar te bieden waar deze behoefte aan heeft.
De Nederlander staat ‘welwillend’ tegenover etherpiraterij, zo blijkt uit onderzoek van de Wetenschappelijke Raad, het adviesorgaan van de regering. Meer dan veertig procent van de onder vraagden vindt de piraten best nuttig omdat men over het ‘Hilversumse aanbod’ niet tevreden is. De illegale radiostations die Nederlandstalige muziek uitzenden, voegen het meest toe. Bijna vier op de tien Nederlanders luistert wel eens naar deze piraten. Volgens Bureau Intomart zijn er in 1982 bijna zesduizend illegale zenders in de lucht. Een gemiddeld radiostation haalt een jaaromzet van zestigduizend gulden.
Als de Radio Controle Dienst steeds fanatieker gaat jagen op piraten, wordt het voor vele zenders niet meer rendabel. Adverteerders blijven eerder weg en de kosten van de steeds weer te vervangen apparatuur en muziekcollectie loopt te veel op Voor een aantal piraten is de lokale omroep dan een alternatief. Soms wordt de lokale zender omgevormd tot een legale voortzetting van een radiopiraat, soms wordt op een station dat zich met de basistaken van een lokale radiozender bezighoudt een enkel uurtje gevuld.
Toos Bastiaansen, beleidsmedewerker bij de OLON, de toenmalige belangenorganisatie van lokale publieke omroepen, legt het in Het Parool van 14 september 1991 zo uit: ‘Piraten hebben jarenlang zo’n beetje ongemoeid kunnen uitzenden, doordat in de meeste gemeenten een gedoogbeleid werd gevoerd. Onder druk van de OLON, BumaStemra en de adverteerders zijn gemeenten overgegaan op een verscherpt opsporingsbeleid. Met name voor de commerciële zenders werd piraterij een stuk minder lucratief. In het verleden werden ze gemiddeld één keer per maand uit de lucht gehaald, dat viel te begroten. Maar elke week zonder spullen, de gekoesterde verzameling platen, een fikse boete, en steeds de politie op de stoep maakt ook zo’n lullige indruk tegenover de buren.’
Is een overstap naar de lokale omroep dan logisch, en zelfs gewenst?
Bastiaansen: ‘Een piratenzender wordt doorgaans gedragen door enkele individuen, die zich nergens aan willen conformeren. Om een zendmachtiging te kunnen krijgen als lokale omroep moet aangetoond worden dat de programmering representatief is voor de plaatselijke bevolking. Er dient daar voor een dagelijks bestuur gevormd te worden van minimaal acht mensen, die verschillende sectoren van het maatschappelijk leven vertegenwoordigen. Je moet daarbij denken aan de kerk, jongeren, sport en recreatie, educatie en minderheden. Dat is even iets meer dan het aanprijzen van het Nederlands product, hè.’
Een klein en zeker niet volledig aantal voorbeelden van popmuziek-piraten:
In Amsterdam: Radio Decibel, Radio Unique, Counterpoint, WAPS en vele andere. In Nijmegen: Keizerstad, Radio Totaal, Radio Contact en Delta Radio. In Den Haag: Radio Hofstad en Radio Klimop, Radio Atlantis en Free Radio. In Rotterdam: XXL Radio Rotterdam, Radio Atlantis en Kingston Radio In Den Bosch: Radio Atlantis en Radio Mexico FM. Uit Den Bosch komen verder Radio Centraal en Radio 8FM, in Amersfoort had je Radio Eemland.
Vlnr: Johan van Beilen (gast), Gertjan Kamst en Gea Wolf (presentatie) en Dick van de Veen (camera) bij RTV 1, tv-seizoen 2018/2019.
Verkiezingsprogramma WOS
Omroep Nijmegen op locatie
Foto: Ronny Willems Nijmegen
Uit het AD van 12 januari 1977, door Gé Simons, over Radio Centraal:
Het is oorlog tussen een kleine twintig hardnekkige Haagse etherpiraten en de Radio Controle Dienst (RCD) van de PTT. Een oorlog die getekend wordt door wederzijdse listen en lagen met aan beide zijden successen. In de afgelopen drie jaar heeft de RCD van PTT-piratenjager Neuteboom in samenwerking met de Haagse politie zeven keer een inval gedaan waarbij vijf keer apparatuur in beslag werd genomen. Radio Centraal, zoals de FM-etherpiraten hun troetelkind noemen, is echter onverdroten doorgegaan met uitzenden. ‘Wij gaan door tot ze er helemaal gek van worden’, zegt de 45-jarige J. W. Pas uit de Haagse Vermeerstraat. Hij en zijn 16-jarige zoon Danny, diskjockey op Radio Centraal, hebben afgelopen zondag vijftien uur vastgezeten op verschillende politiebureaus
Radio Centraal in Den Haag (dat op kanaal 25 van de FM-band met 20 watt-zenders heel Den Haag, het Westland en Zoetermeer kan bestrijken)
bestaat bij de gratie van 1000 tot 1500 leden die per half jaar vijf gulden betalen. De illegale omroep beschikt ook over een club/ annex programmablad dat ironisch genoeg door de PTT wordt verspreid. De etherpiraten worden verder financieel gesteund door adverteerders (snackbars, winkeliers en rijschoolhouders die er
graag vijf tientjes voor over hebben om hun naam enkele malen per week in de ether te krijgen).
Een clandestiene commerciële zender dus? ‘Nee’, zegt Pas beslist. ‘De kosten zijn zo hoog dat we eigenlijk geld tekortkomen. We zijn een vereniging met leden, een voorzitter, secretaris en penningmeester. We zijn eigenlijk één grote familie.’ Waarom dan illegaal zenden? ‘Het is een protest tegen de omroepen. Toen Veronica en de TROS geen piraat meer waren, kregen we Hilversum III, maar moet je daar op zondag eens naar luisteren. Alleen maar sport! Dat willen een hoop mensen niet. Wij draaien op één avond wel honderd verzoekjes en meer.’
‘Wij zijn geen misdadigers, alleen overtreders’ , vervolgt Pas, die zich kennelijk gesterkt weet door het uitblijven van straffen voor eerder gegrepen medewerkers. Niettemin wordt illegaal zenden of het hebben van zendapparatuur beschouwd als een misdrijf met een gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of 5000 gulden boete. Maar Pas en de zijnen beschouwen zich als ‘medewerkers’. De komst van een lokale omroep in Den Haag zal niet veel helpen. ‘Wij komen daar niet tussen en bovendien zijn we wat aan onze leden verplicht.’ Vandaar dat Radio Centraal zondag of zo gewiekster dan ooit de lucht in gaat. Over en uit.
Die laatste opmerking over de lokale omroep is interessant. Het idee ontstaat om de illegale zenders op te laten gaan in een legale lokale omroep. Zo sla je twee vliegen in één klap. Je haalt het publiek binnen van een populaire zender en je voegt er de journalistieke en informatieve dingen over de lokale samenleving aan toe. Toch zitten de meeste piraten daar helemaal niet op te wachten. Die willen alleen plaatjes draaien. En dat illegale element en de spanning om gepakt te worden, is ook onderdeel van de charme. Het afzetten tegen het Hilversumse bolwerk is ook voor veel piraten een motief. Piraten laten invoegen bij een legale lokale omroep lijkt geen oplossing, maar zal eind jaren tachtig toch bij enige tientallen gemeenten in het land worden geprobeerd. De illegale amateurs krijgen wat uurtjes op een zender waar de sfeer van het illegale radiostation vaak toch ver te zoeken is
Van radiopiraat tot lokale omroep: Radio Aquarius
Een korte samenvatting uit de Leeuwarder Courant van 8 februari 1991:
In zijn hart is Wilfred de Jong radiopiraat gebleven, niet in de slechte zin van het woord – zo’n neuzelaar die telefonische groeten laat doen en elk toestel in de wijde omtrek stoort – maar iemand die koste wat het kost programma’s wil maken. Tien jaar geleden was dat al zo, toen hij aan de wieg stond van wat tot Radio Aquarius is uitgegroeid. Hij is verknocht aan de Leeuwarder lokale omroep, waarvan hij in 1985 oprichter en haast zes jaar hoofdredacteur was. Ver daarvoor, in oktober 1980, was de zender al in de lucht. Maar Radio Aquarius moest al snel stoppen, waarna de gemeente Aquarius als lokale omroep hadden kunnen ‘overnemen’. De gemeente, onbekend met het verschijnsel, liep er niet warm voor. Toon eerst maar aan dat er behoefte aan is, ried men De Jong aan. ‘We hadden in Leeuwarden een van de eerste lokale omroepen kunnen zijn, maar we werden een van de laatste.’
Het kostte vier jaar wekelijks vergaderen om de gemeente te overtuigen dat er werkelijk behoefte aan de zender was. In haar korte bestaan had Aquarius 10.000 handtekeningen en 3600 tientjesleden verworven, per slot van rekening.
In oktober 1985 ging dan het huidige Aquarius van start. Een omroep die niet alleen bekend is door de programma’s, maar ook door de vele ruzies die er heersen. ‘Ach, daarin staat Aquarius niet alleen. Over de omroepen in Sneek en Drachten lees je hetzelfde. Het is wel eens een lokale-omroepziekte genoemd.’ Zulke ruzies ontstaan overal waar vrijwilligers werken, meent De Jong. Een voorbeeld: ‘In de medewerkersvergadering was besloten om niet meer in de presentatiecellen te roken. Grote stickers overal, geen asbakken meer Een paar weken later rookte daar toch iemand. Ik herinnerde hem eraan wat we hadden afgesproken. Dat was hij vergeten, hij maakte zijn sigaret uit, niets aan de hand. Een week later zit hij daar weer te roken. Ik zeg er weer wat van. Dan is het duidelijk dat Wilfred de Jong weer loopt te zeiken. Hij werkt hier immers uit liefhebberij en als het zo moet hoeft het voor hem niet meer, zo gaat dat dan.’
Interview op Aquarius (Leeuwarden). Vlnr Ruud en Riem de Wollf (van ‘The Blue Diamonds’) bij Wilfred de Jong en Wiebe Woudstra.
Radio Aquarius fuseert vervolgens met een paar andere lokale omroepen (en wordt daarmee een streekomroep!). Wilfred de Jong blijft er nog even programma’s maken, maar vindt het lastig om niet meer de zender te mogen aansturen.
Van radiopiraat naar stoppen vanwege lokale omroep
De etherpiraat van Kerkdriel moet zijn populaire zender opdoeken. In De Telegraaf van oudjaarsdag 1983 zegt Cees van den Oort, vrachtwagenchauffeur maar ook vier jaar presentator van een druk beluisterd radioprogramma: ‘In die lange tijd hebben alle plaatselijke gezagsdragers met mij steeds een sportief spel gespeeld. Ik kon tienduizenden verzoekplaten afdraaien en ondersteunde tevens verschillende inzamelingsacties
Het hele dorp wist mij te vinden. Toch ben ik nooit uit de lucht geplukt. Nu de gemeente echter zelf via een lokale omroep gaat uitzenden en ik daaraan mag meewerken, heeft de politie mij gewaarschuwd voor een inval. Ik kap er dus mee.’ Cees vindt het alleen erg jammer dat hij nu net zijn laatste hulpactie, die hij samen met een aantal amateurzenders en de middenstand is begonnen om een Poolse weduwe en haar schoolgaande kinderen voor enkele weken naar Nederland te halen, niet kan afronden. Zijn afspraak met de politie blijft hem echter heilig. Om middernacht klinkt zijn laatste plaat en vertrekt de piraat om plaats te maken voor de legale lokale omroep
Tv-piraten
Naast de vele radiopiraten zijn er begin jaren tachtig ook een tijdje heuse tv-piraten. Ze waren te zien na afloop van uitzendingen op de landelijke Nederlandse kanalen, die vaak al rond half twaalf ’s avonds ophielden programma’s uit te zenden en het beeld daarna op een sneeuwruis zetten, vanaf welk moment de tv-piraten hun signaal doorprikten. De piraten worden vooral populair en berucht vanwege het uitzenden van porno en Tiroler seksfilms (softpornofilms die opvallend vaak in Tirol of andere Oostenrijkse gebergtes speelden). De piraten hadden geen rechten op
de producties, maar de producenten van de voorbespeelde videobanden protesteerden niet. Het zorgde voor populariteit bij de verhuur van VHS-cassettes bij de videotheek. Kabelmaatschappijen en de gemeente protesteerden dan weer vaak wel. Het is een tijdelijk verschijnsel maar laat wel de eenvoud zien van het doorzetten van een tv-signaal via de kabel.
Overigens roept de piraterij ook een tegenbeweging op. Juist omdat er soms platte en veel op scoren gerichte formules worden gemaakt, zijn er ook omroepbestuurders die het een aanmoediging vinden om legale lokale omroep toe te staan en de piraten met harde hand het zwijgen op te leggen. Oud-VPRO-radioman en begin 1981 directeur informatieve programma’s van de VARA-radio, en latere hoofdredacteur van Radio Rijnmond en Stads-TV Rotterdam, Nico Haasbroek bepleit dat. Hij stelt in de NRC van 13 juni 1981: ‘Ik ben voor een wijdvertakt net van regionale en lokale radiostations. Met een minimum aan grootschalige, bureaucratische bemoeienis uit Den Haag, of uit Hilversum. Mijn vijfjarig verblijf in de Verenigde Staten had me namelijk gesterkt in de overtuiging dat lokale radio vaak de beste en aardigste vorm van radio kan zijn. Kleinschalige radio die dicht bij de luisteraars komt en waar die luisteraar actiever aan mee kan doen. Lokale radio dus als doorgeefluik van wat zich plaatselijk en regionaal afspeelt en als spreekbuis van degenen die het minst aan het woord komen.’ De VARA heeft in januari 1981 een dag in Den Haag lokale radio gemaakt en mede georganiseerd. Dat en andere experimenten worden door de overheid tegengewerkt en dat snapt Haasbroek niet. ‘Ondertussen gaan de plaatselijke piraten ongehinderd door met hun amateuristische vertrossing.’ Vertrossing was een populair woord bij progressieve makers om de populistische programma’s van de TROS in het bestel te bekritiseren. De oproep van Haasbroek en gelijkgestemden om piraten te stoppen en lokale omroepen er voor in de plaats te zetten krijgt pas eind jaren tachtig vorm.
Rechterpagina
Disco Henkie en Hilda na goededoelenactie voor KWF
De spil van RTV Hollands Midden in Ter Aar heet Henk den Brave. Maar onder die naam is hij minder bekend dan onder zijn piratennaam: Disco Henkie. Henk: ‘Er was een keer iemand uit België die had gevraagd: ‘Weet u waar Henk den Brave woont?’ ‘Nee. Wat doet-ie dan?’ ‘Hij heeft een radiostation’. ‘Oh, Disco Henkie! Die zit daar en daar!’
Het begon voor Henk allemaal met luisteren: ‘Mijn ouders hadden een stuk of 15, 20 koeien en die had ik overgenomen. Met een klein stukkie land erbij, met alles erop en eraan. En daar stond ik dan te werken met daarbij lekker de radio aan. Effe kijken of daar een piraatje in de buurt zat. Ik zat lekker te genieten van de Nederlandstalige muziek. En dan kom je een keer in de uitzending, een keer dit, een keer dat. En je gaat een keer kijken, en voordat je het weet ben je zelf aan het draaien. In Nieuwkoop, in Aalsmeer, op Atletico en Radio 2000. Ik dacht: dit is ongekend, ik ga dit de volgende keer weer doen.’
Hilda, de vrouw van Henk, vindt de piraat ook heel leuk en ze doet zelfs mee, onder de naam ‘Lady’. En zij stelt aan Henk voor om zelf een zender aan te schaffen.
Een jaar later, rond 1979, heeft Henk zijn eigen zender, op de vliering van zijn huis. Met Henk achter de microfoon en zijn vrouw als rechterhand. Disco Henkie en Lady worden een begrip in de buurt. Henk: ‘Maar op een gegeven ogenblik werden overal piraten gepakt.
Ik ging lekker door met draaien en de anderen werden uit de lucht gehaald.
Zogenaamd omdat hun zender stoorde op andere stations. Maar ik dacht: ik heb zo’n goede zender, dat gebeurt mij niet. Ze belden zelfs van Schiphol om plaatjes aan te vragen.’
Pas na twee jaar, op een zondagmiddag, is Disco Henkie toch aan de beurt. ‘Ik kreeg een boete en ze namen al mijn platen mee. De hele mikmak! Poeh, het zweet brak me uit. Daar gaan mijn spullen! En de maand er voor had ik juist voor de Kankerbestrijding hier in ons dorpshuis een actie gehouden, met een opbrengst van 1605 gulden. Daar kwam een mooi stuk over in de krant te staan.
“Henk was heel goed bezig.” Dus ik zeg tegen die politie: ‘Is dit nou mijn dank?’
De politie is streng. Het mag niet en dus krijgt Henk zijn spullen niet terug. Henk:
‘Maar ik kreeg huilende mensen aan de lijn van: “Henk, je komt toch wel terug?” Ik zeg: “Ja, tuurlijk kom ik terug. Maar er is wel een kostenplaatje.” Iedereen zei meteen: “Joh, geen probleem.”
Iedereen lapte een tientje, 25 gulden, 50 gulden, en zo had ik binnen bijna een uur duizend gulden om weer een zender te kopen. Dus ik begon weer.’ Dit scenario herhaalt zich een keer of zes en dan is de rechter heel duidelijk: ‘Hij zei:
“De volgende keer ben je de sjaak, want luisteren doe je niet. Je gaat gewoon brommen. Dan ga je de bak in.” Dus daar zat ik wel een beetje over in.’
Hulp kwam uit onver wachte hoek. De gemeente Ter Aar meldde zich bij Henk. ‘Die zeiden: “Dit mag niet verloren gaan. Je radio-omroep is zo populair. We willen je een vergunning geven.”’
Henk en Lady kiezen het zekere voor het onzekere en gaan lokaal verder. Binnen drie maanden zijn ze weer in de lucht. ‘Toen moesten we een naam hebben. Dat werd LOT, Lokale Omroep Ter Aar Toen we groter werden, met Liemeer en Nieuwkoop erbij, moesten we de naam veranderen. Dat werd RTV Hollands Midden.’
Het eerste wat Henk vroeg was of hij wel Nederlandstalige muziek mocht blijven draaien: ‘Ik zou niet Engelstalig willen, dat is mijn genre niet. Gelukkig was dat geen probleem. Er kwamen meer mensen bij de omroep werken, we
gingen nieuwsblokjes maken, het ging alleen maar steeds makkelijker. We gingen kerkdiensten uitzenden, raadsvergaderingen, gemeentenieuws, berichten van mensen die iets organiseerden. En in 1991 kwam er tv bij. We deden een oproep via de radio dat we mensen zochten die zich hard wilden maken voor lokale tv. Zo zijn we gaan draaien en we hebben nu één en een kwart miljoen aansluitingen voor tv en radio. We hebben adverteerders, donateurs, en een fantastische boekhouder. Want alles moet kloppen. Ook het bestuur en het Programma Beleidsbepalend Orgaan. Dat wordt allemaal keurig gedaan.’
Zelfs in Katwijk en Noordwijk is RTV Hollands Midden te ontvangen. ‘We hebben de laatste jaren 55 procent luisterdichtheid in de buurt, en 70 procent in het gebied daarbuiten. Dat is echt heel veel ja. Het Commissariaat voor de Media heeft het nog gecheckt, want dat dacht eerst dat het niet klopte Maar het klopte wel. Ongekend!’ Henk maakt zich geen zorgen over het feit dat de omroep steeds groter wordt. ‘ Vroeger, toen het nog kleinschalig was, kenden we tante Riet van de bakker en ome Piet van de sigarenboer. Dat wordt natuurlijk moeilijker als je groter en breder wordt. Maar toch hebben we nog
steeds die binding. Op de feesten of bingo’s die we organiseren, komen mensen van ver weg. Uit Duitsland, Zwolle, Rotterdam, het maakt niet uit. Want die mensen bellen ons en hebben een praatje met mijn vrouw. Gisterenavond nog iemand uit Frankrijk, die heeft familie in Woubrugge wonen. Die luistert en zegt: “Jij hebt zo’n topomroep.” Mensen ontdekken het op internet. Ik doe op zondagochtend met mijn vrouw een spel met 20 letters. Mijn vrouw zit dan achter de telefoon, en dan mogen ze bellen. Afgelopen week hadden we 536 goede inzendingen in anderhalf uur tijd. De telefoon rammelt de hele dag.’
In de studio zie je duidelijk dat Nederlandstalige artiesten graag langskomen bij Henk. Overal staan grote kartonnen figuren van de grootste sterren. Soms gekregen van de sterren zelf: Jan Smit
zie je in elke fase van zijn leven als kartonnen figuur ergens staan. Wat
vinden de Nederlandstalige hitmakers nu zo bijzonder aan een lokale omroep?
‘Het is gewoon een warm bad. En ze weten dat ik niet een uurtje Nederlandstalig draai, maar 24 uur per dag. Iedereen komt hier langs. Wolter Kroes, of Dana Winner, of Frans Bauer. Ze komen niet eens uit de regio, en het zijn ook grote namen. Ze komen gewoon. Ze staan te trappelen. Bij het 30-jarig bestaan kwam Frans Bauer optreden. De manager zei dat hij niet kon, maar ik ben erheen gereden en toen zei Frans: “ Voor jou kom ik.”’
Zelf zendt Henk anno 2024 nog steeds uit op zondag van 10 tot 14 uur, en op maandag met de Groetenlijn. ‘Dat doe ik met mijn kleinzoon Jayden van 15, want die wil het later gaan overnemen. Die is net zo gek als ik met Nederlandstalige muziek. Jayden is het gaan doen nadat zijn vader, mijn zoon, is overleden. Mijn zoon zei: “Pap, je gaat toch wel door met mijn programma?” Dus ja, dat
heb ik gedaan. Mijn andere zoon Marco was toen hij een jaar of twee, drie was al niet meer uit mijn studio te slaan. Die ging al snel meedenken met allerlei dingen, kijken naar de knoppies enzo Dat is er ingegoten natuurlijk, want ik had de studio aan huis Mijn vrouwtje was hier vanmiddag met de boekhouding bezig. Elke week nieuwe donateurs, adverteerders. Ze zit dan lekker aan tafel, lekker bezig. Saampies. Knus. Vooral ook omdat je zoveel succes hebt. Ik zeg wel eens: ik begrijp het niet. Hoe kan het zo groot geworden zijn? Het is zo gegroeid. Ik weet het niet. Ik ben nu 69, maar ik doe van alles nog. En ik vind het heerlijk. Als er nu ’s avonds iemand belt met de vraag: “Mijn opa is overleden, die luisterde altijd en die had een liedje opgeschreven. Wil je dat draaien?” Dan ga ik dat om half elf ’s avonds nog regelen. Als je alles met liefde doet, krijg je zoveel liefde terug.’
Februari 1979. Forse sneeuwstormen zorgen voor veel ellende in Nederland en leggen het openbare leven compleet plat. De regionale omroepen RON en ROZ blijken in een grote behoefte te voorzien. Omdat de situatie per streek nogal verschillend was, kon de Hilversumse radio geen maatwerk leveren. Voor zover de landelijke radio al de behoefte had de reguliere programmering te onderbreken voor de actuele situatie in het dagelijks leven. De Regionale Omroep Noord ontkoppelde de zenders voor de hele regio en maakte deze dagen losse programma’s voor Groningen, voor Friesland en voor Drenthe. En de aan huis gekluisterde bewoners die zonder ver warming en voedsel wel hongerig waren naar
De regionale omroep krijgt de voorkeur Ondertussen worden er wel stappen gezet op het gebied van regionale omroep in Nederland. In 1976 trapte Omroep Brabant af voor die provincie, en een jaar later volgen RTV Noord (provincie Groningen), Omrop Fr yslân (Friesland) en RTV Oost (Overijssel). Deze regionalen staan nog onder de hoede van de NOS, zoals ook de RON en ROZ. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) adviseert in 1982 dat de regionale omroep onder de paraplu van de NOS tot stand moet komen. De lokale omroep daarentegen zou zich juist zelfstandig als welzijnsvoorziening kunnen ontwikkelen, zegt de WRR. In 1983 zal RTV Rijnmond de streek rondom Rotterdam gaan bestrijken en is daarmee eigenlijk de eerste streekomroep van Nederland. Radio Rijnmond gaat vanaf 1985 op eigen initiatief twaalf uur per dag uitzenden (de andere regionalen zonden slechts enkele uren per dag uit) en dat wordt een succes. Dan volgt er in 1988 een nieuwe Mediawet die zelfstandige regionale radiozenders, dus niet onder de vlag van Hilversumse aansturing, mogelijk maakt. De regionale omroep wordt ingedeeld via provinciegrenzen, niet via streken die gevoelsmatig bij elkaar horen. Naast de bestaande regionale
informatie, wisten de radiozenders goed te vinden. De gezamenlijke inspanning om burgers te informeren bewijst het nut van regionale en lokale radio. Alleen heeft de overheid nog geen legale regionale of lokale radio in de ether mogelijk gemaakt, behalve de Regionale Omroep Noord-Oost en Regionale Omroep Zuid en STAD in Amsterdam. Voor het verzorgen van regionale of lokale uitzendingen zal de rijksoverheid een vergunning moeten verlenen. Maar aan wie? En uit welk potje wordt dat betaald? En wie gaat er over wat er dan wordt uitgezonden? Er is nog een lange weg te gaan voordat de nu bewezen relevantie tot concrete zenders en omroepen leidt in Nederland.
zenders volgen de resterende provincies snel met hun eigen omroepen. Dat zijn RTV Drenthe, Omroep Gelderland, Omroep Utrecht, RTV Noord-Holland (startend op de STAD-frequentie) en Omroep Limburg. Waarbij Zuid-Holland nog een aparte regionale omroep krijgt, Omroep West, naast het al bestaande RTV Rijnmond.
De zenders krijgen een eigen belangenclub, ROOS (Stichting Regionale Omroep Overleg en Samenwerking). ROOS wil de financiering vanuit de rijksoverheid veiligstellen voor haar leden en ageert tegen de opkomende lokale omroepen, die daar voor een bedreiging vormen. In het AD van 24 november 1981 – op dat moment zijn er zes regionale omroepen inclusief STAD –, stelt ROOS dat de behoefte aan regionale omroep maatschappelijk groter is dan de behoefte aan
lokale omroep. ‘Een aantal lokale omroepen bij elkaar kan volgens ROOS nooit een regionale omroep ver vangen, omdat veel informatie regionaal of bovengemeentelijk is bepaald.’
In een eigen nota staat ook dat meestal alleen op regionaal niveau een voortdurend professionele aanpak mogelijk is. ROOS vindt dat alleen de regionale stations van een journalistieke aanpak kunnen uitgaan en dat lokale stations door ‘goedwillende amateurs’ worden bemand. ‘Een lokale omroep is al snel duurder dan wordt begroot, wat ertoe kan leiden dat de lagere overheid zich met de programmering gaat bemoeien of dat naar commerciële financiële bronnen wordt gezocht.’ Plannen om de piraterij te bestrijden met het instellen van lokale omroepen vindt ROOS ook geen oplossing. ‘Het is een illusie te denken dat het probleem kan worden opgelost door snel wat lokale omroepen uit de grond te stampen of hier en daar een redelijk ogende piraat te legaliseren,’ aldus de nota. Dat zou bovendien betekenen dat er eigenlijk commerciële omroep wordt toegelaten en ook dat vindt ROOS niet wenselijk.
Het samenwerkingsorgaan wil dat de overheid een omroepbeleid opstelt waarin het belang van de regionale omroep als vertrekpunt wordt gezien bij de informatievoorziening voor de bewoners van bepaalde streken. ROOS bepleit een landelijk netwerk van streekradio. Daarmee bedoelt ze regionale radio, maar in 1981 is nog niet duidelijk dat er niet een indeling aan de hand van streken wordt gevolgd maar op basis van provinciegrenzen. In augustus 1983 wordt het toewijzen van zendtijd aan regionale omroepen overgelaten aan Provinciale Staten. Het kabinet geeft de voorkeur aan één regionale omroep per provincie, verzorgd door een ‘representatieve sociaalculturele instelling’
Hoewel die indeling niet altijd logische zenders oplevert (vinden mensen in Den Helder het nieuws uit Bussum echt net zo interessant als dat uit hun eigen stad en dat van Soest plots niet
meer?), worden de meeste regionale omroepen toch een groot succes. Vooral in de vier noordelijke en drie zuidelijke provincies is het aandeel van voornamelijk de radiozenders enorm groot (de tv-zenders hebben wat minder impact). De dertien regionale radiozenders bij elkaar opgeteld zijn in de jaren negentig tot halver wege de jaren nul de best beluisterde radio van Nederland. De plaatselijke informatie in combinatie met vaak brave en gezellige muziek, soms uit de regio zelf, weet luisteraars van voornamelijk boven de zestig jaar uitstekend te bedienen. Die hoge luistercijfers lopen vanaf halver wege de jaren nul wel wat terug. In 2023 bezetten de regionalen de 5de of 6de plaats in de landelijke hitlijst van radiozenders. Het succes van regionale televisie, die in de jaren negentig en begin deze eeuw ook opkomt, is bescheidener. De regionale omroep maakt echter duidelijk dat er behoefte was aan nieuws en verhalen uit je eigen omgeving. Dat de regionale omroepen een jaarlijks gegarandeerd en hoog budget hadden, is bovendien een grote voorsprong op de lokale concurrent.
De OLON gaat van start
Nu de ROOS stelt dat lokale omroep eigenlijk niet nodig is, wordt het tijd voor een tegengeluid. De lokalen moeten zich ook verenigen! Op 17 november 1981 wordt de OLON opgericht. De Lokale Omroep Goirle neemt vanuit NoordBrabant het initiatief. De OLON is een vereniging en alle legale lokale omroeporganisaties mogen lid worden. Doel van de OLON is om te coördineren, te adviseren en belangen te behartigen. Meer specifiek: het bevorderen van lokale omroep en spreiding er van over heel Nederland. Er zijn in 1981 nog steeds maar vijf legale lokale omroepen actief, dus dat zijn flinke ambities met nog een lange weg te gaan. De OLON zoekt samenwerking door onderling overleg en wil dienstverlening leveren bij de ontwikkeling en uitbouw van lokale omroep in Nederland. Snel na de oprichting zoekt de OLON contact met ROOS om elkaar niet in de weg te zitten maar naast elkaar voor de eigen belangen te strijden.
Begin 1982 zijn er 25 gemeenten die lokale omroepen mogelijk willen maken, eind 1982 zijn dat er al honderd. De initiatieven komen van radioamateurs, radiopiraten, welzijnswerkers en gemeenteambtenaren. De OLON protesteert echter al snel tegen die laatste route. Omdat de financiering ook vanuit de gemeente moet komen, mag diezelfde gemeente niet de initiatiefnemer zijn van een eigen lokale omroep. Dat maakt journalistieke onafhankelijkheid onmogelijk, als je wordt betaald door de partij die je kritisch moet kunnen bespreken. De vergunning zou aan een lokale stichting of vereniging gegund moeten worden. Dit wordt een principiële kwestie, want gemeenten willen dit standpunt niet zomaar overnemen. De zaak komt voor de rechter, waar de Raad van State de OLON hierin gelijk geeft. Hierna bepleit de OLON dat zendmachtigingen niet door de gemeenteraad worden afgegeven (hoewel de gemeenteraad wel adviesrecht mag hebben). Het Rijk verleent de vergunning, niet de gemeente. Die taak wordt in 1988 overgenomen door een centraal toewijzingsorgaan, waar geïnteresseerden zich
kunnen melden. Dat wordt het dan net opgerichte Commissariaat voor de Media (C vdM).
Daarnaast bepleit de OLON dat lokale radio via de FM uitgezonden zou moeten worden en niet (alleen) via de kabel. Een wens die ook in 1988 wordt toegekend bij de invoering van een nieuwe Mediawet. Ook wil de OLON aan kabelmaatschappijen verplichten de lokale omroepen door te geven. Die verplichting geldt al voor de landelijke publieke omroep, de ‘must-carr y’-
Voormalig OLON-voorzitters, vlnr H. Posthoorn 19872005, G. van der Graaf (1984-1987) en Th. Heisterkamp (1981-1984), uit OLON jaarverslag 1987.
Eerste logo OLON.
Aantal omroepen in 1984.
regeling. Maar sommige kabelmaatschappijen hebben geen zin een lokale zender gratis te moeten doorzetten, waardoor die omroep geen bestaansrecht heeft. Zonder plek op de kabel is lokale omroep bedrijven in de jaren tachtig zinloos. Ook dat wordt bij de invoering van de nieuwe Mediawet geregeld.
Met deze initiatieven weet de OLON al snel naam te maken. Ze zoeken de makers en belanghebbenden ook bewust op. Zo staat de OLON tijdens de elektronicabeurs Firato met een stand op de beursvloer en weet daar veel geïnteresseerde radiomakers te boeien. De auteursrechtenorganisatie BumaStemra geeft subsidie aan een symposium dat de OLON in november 1982 organiseert. BumaStemra heeft veel baat bij extra zenders, want dat betekent meer
draaibeurten en dus uitbetaalde auteursrechten voor de deelnemende muzikanten. Evengoed moeten de OLON-medewerkers engelengeduld bezitten omdat de landelijke overheid nog heel lang geen prioriteit geeft aan de lokale initiatieven. In 1982 stelt de minister bijvoorbeeld dat als er geen lokale funding is voor een lokale omroep na een experimenteerfase op kosten van Den Haag, die zender moet verdwijnen. Verder blijft de overheid uiterst terughoudend met het verstrekken van nieuwe vergunningen. Experimenteren mag soms, maar altijd met de bijsluiter dat er geen enkele toezegging aan te ontlenen valt voor na de periode van het experiment. Het wordt duidelijk dat het onder werp ‘lokale omroep’ onder aan de prioriteitenlijstjes in de Haagse politiek bungelt.
OLON-congres 1985, Ir. J. Doeve van de PTT over de mogelijkheden van lokale etherradio
OLON-nieuwsbrief 1984.
Stemming tijdens OLON-ALV 1988.
Pagina 86/87
OLON-ledenvergadering, Jaarrede OLON-voorzitter
Gerrit van de Graaf, 20 april 1985.
voor
1. Henk ter Beek, secretaris van de OLON van 1990 tot 2007.
2. OLON-bestuurslid Nico van Eijk tijdens de Ledenvergadering van de OLON in Ede, 1988.
3. OLON-secretaris Harry Manders tijdens een workshop van het landelijk centrum Gezondheidsvoorlichting en Opvoeding (GVO) om lokale omroepen in te schakelen bij voorlichtingsactiviteiten, 4-12-1986. Foto: Ron van Sterkenburg
4. Dagelijks Bestuur OLON 2015.
5. OLON ALV 2008.
6. OLON voorzitter Herman Posthoorn, conferentie AHOY Rotterdam.
7. Symposium over financiering lokale omroepen, vlnr OLONvoorzitter Theo Heisterkamp, tweede kamerlid Piet van der Sanden en PvdA Tweede Kamerlid Jeltje van Nieuwenhoven, Rotterdam 1985.
8. OLON-voorzitter Martijn Vroom spreekt ledenvergadering toe, 2012.
Programma voor allochtonen
Een van de experimenten met lokale omroep deze jaren vindt plaats in Utrecht, waar in april 1982 twee weken radio en tv gemaakt mag worden, door 150 vrijwilligers Het Parool schrijft op 9 april 1982: ‘De Turk Bulent Okyay werkt bij de Stichting Buitenlandse Werknemers in Midden-Nederland, die aan verscheidene programma’s heeft meegewerkt. Hij vindt dat buitenlanders veel meer hebben aan lokale programma’s dan aan landelijke radio en tv. ‘De landelijke omroepen hebben andere doelstellingen en zijn vaak onbegrijpelijk voor ons. Wat ze in Hilversum voor ons doen, stelt niets voor. Buitenlanders hebben recht op eigen informatie in de eigen taal. En met lokale omroep heb je meer mogelijkheden. Wat er op de Utrechtse kabel over discriminatie, huisvesting, onder wijs en muziek is uitgezonden, was tenminste herkenbaar voor ons.’
Naast Utrecht zijn er in de jaren tachtig nog tientallen tijdelijke experimenten die na een onderzoek of evaluatie meestal goede waardering en prima bereik hebben gescoord maar waar de overheid evengoed geen blijvende toezeggingen aan koppelt. De verenigingen of stichtingen die zijn opgericht om te beginnen zodra er toestem-
Uit het AD van 9 februari 1983:
De Organisatie van Lokale Omroepen in Nederland (OLON) vindt dat het ontstaan van lokale omroepen op zo kort mogelijke termijn moet worden bevorderd. In brieven aan de ministers van Economische Zaken, Sociale Zaken en Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur zegt het bestuur van de OLON, dat lokale omroepen een belangrijke functie kunnen vervullen bij het invullen van de vrije tijd die steeds meer mensen krijgen. De OLON rekent voor dat, als de wettelijke mogelijkheden er zouden zijn, in zeker 300 van de 800 Nederlandse gemeenten lokale omroepen zullen beginnen. Als per omroep 50 mensen actief zijn,
ming komt, blijven jarenlang slapende rechtsvormen met debatten over theoretische uitzendingen.
Wie beginnen er allemaal – op papier?
Van Alkmaar, Almelo en Almere tot Zutphen, Zwaag en Zwolle, in 1983 zijn er in zo’n 150 gemeenten mensen bezig met het opzetten van een of andere vorm van lokale omroep. Wat alleen ontbreekt is een vergunning; het zijn dus omroepen in oprichting en in afwachting van. Vijf van de zes experimenten uit de jaren zeventig zijn nog steeds actief (alleen de Bijlmer viel af ). Tussen 1975 en 1982 heeft het ministerie geen nieuwe zendmachtiging uitgegeven. Dan lijkt, mede door de successen van de piraten, het ministerie weer toeschietelijker. In 1983 mogen er vijf nieuwe legale kabelomroepen tijdelijk uitzenden. Op grond waar van Wijchen, Breda, Haarlemmermeer en Landsmeer worden uitgekozen, is niet duidelijk. In Zaltbommel is dat wel helder, want daar experimenteert men ook met tweewegkabel, waarbij de ontvanger ook iets kan terugsturen naar de omroep. Zoals een reactie op wat er wordt uitgezonden. Tegenwoordig heel gewoon, maar destijds was dat een unicum en een experiment waard.
betekent dat 15.000 medewerkers. Volgens OLON wil dat zeggen dat vele duizenden werklozen een kans krijgen hun vrije tijd zinvol te besteden.
Ook zou de lokale omroep werklozen kunnen aanzetten tot het meedoen aan sociale en culturele activiteiten. Het bestuur van de OLON schrijft ook dat het werken van werklozen bij een lokale omroep geen bedreiging voor de bestaande werkgelegenheid is, omdat de lokale omroep zich in principe richt op vrijwilligers. In de brief wordt dan ook gepleit voor een verruiming van de wettelijke mogelijkheden, zodat werklozen aan de activiteiten van de lokale omroep kunnen meedoen, zonder dat hun uitkering in gevaar komt.
Eind 1983 volgt er ook ruimte voor vijf gemeenten om te experimenteren met een speciaal programma voor etnische minderheden. In Rotterdam, Utrecht, Deventer, Gouda en Zaltbommel mag dagelijks een radioprogramma van veertig minuten worden gemaakt voor ‘buitenlandse groeperingen’ Trouw omschrijft het op 10 oktober 1983 als volgt: ‘De voorwaarden die de politiek aan de subsidieverlening stelt, zijn dat er een kabelnet met voldoende abonnees in de gemeente moet liggen en dat er veel buitenlanders in het gebied wonen.’
Vier keer lokaal in Amsterdam
De Concertzender
Naast de nog steeds actieve radiozender STAD, zijn er in Amsterdam in 1983 maar liefst drie nieuwe initiatieven. Eind dat jaar komt er in Amsterdam een nieuwe radiozender bij, de Concertzender. De proefuitzendingen worden ook via de piraat Radio Unique op de FM doorgezet. De Concertzender brengt 24 uur per dag, zeven dagen per week klassieke muziek in allerlei vormen. De klassieke zender van de landelijke publieke omroep, Hilversum 4, was in 1976 met die belofte gestart, maar zendt veel andere programma’s uit waar de zuilen zelf gelukkig van worden maar waar liefhebbers van klassieke muziek niets mee kunnen. Dat kan beter, vindt de Concertzender. Het station wordt volledig gerund door vrijwilligers en werkt samen met concertzalen en podia en bestaat tot op de dag van vandaag. Het brengt een hoogwaardige, unieke, zeer serieuze programmering met een niche waar niet zo enorm veel liefhebbers voor zijn maar waar in de hoofdstad misschien toch genoeg publiek voor te vinden is. De Concertzender richt zich hiermee op een specifieke doelgroep en is een zogenaamde categorale zender. De overheid heeft voor lokale zenders een generale zender voor ogen, oftewel: voor iedereen bedoeld. De OLON volgt die keuze en daarom kan Stichting Concertzender geen lid worden. De Concertzender krijgt ook niet zelf een vergunning om uit te zenden, dat doet ze via
een overkoepelende partij, SALTO geheten. SALTO wordt wel actief binnen de OLON en zo kan dit klassieke buitenbeentje in de mediawereld toch van de diensten van de OLON gebruikmaken.
SALTO
In 1984 wordt de Stichting Amsterdamse Lokale Televisie Omroep (SALTO) opgericht. Deze stichting wil voor Amsterdam en omgeving tv-programma’s uitzenden voor iedereen die iets wil inbrengen. Simpel gezegd: stuur je videobandje op en wij zenden het uit. SALTO wordt uiteindelijk een open kanaal, een soort overkoepelende organisatie, zoals de NPO dat is voor landelijke omroepen. SALTO stelt zendtijd beschikbaar aan belangengroepen, burgerinitiatieven, iedereen die wat kwijt wil, binnen het betamelijke. SALTO beheert en beslist wie er zendtijd krijgt, de zogenoemde toegangsomroepen betalen vijf gulden per uur om te mogen worden doorgegeven. Het zal nog decennialang volgens deze formule doorgaan. De OLON is niet enthousiast over het concept, en stelt in 1987: ‘Er is geen sprake van enig beleid en de herkenbaarheid van de programma’s voor de kijker is nul komma nul.’
Zeer veel verschillende programma’s, qua niveau en qua doelgroep, zijn het gevolg. De krenten uit de pap vissen vergt een geoefend oor, maar sommige zendgemachtigden bereiken wel degelijk hun achterban. Het helpt SALTO ook dat ze kunnen zeggen echt iedereen een podium te
Tweewegkabel-experiment
Zaltbommel, 1976.
Foto: Foto Lux, A. van Ballegooijen
Experiment Tweewegkabel Zaltbommel, 9-6-1976. Foto: Foto Lux, A. van Ballegooijen
geven, reden waarom ze bestaansrecht hebben. Begin jaren negentig zijn er ruim 25 organisaties via SALTO te horen en te zien.
Of het bereik en de impact van de programma’s een succes genoemd mogen worden, is eigenlijk niet te meten, juist vanwege die enorm verschillende doelgroepen. Toch zijn er duidelijk geliefde zendgemachtigden, zoals Radio mArt.
Radio mArt
Radio mAr t (afkor ting van Multiculturele Amsterdamse Radio en Televisie) is een kleurrijke toevoeging aan SALTO op de Amsterdamse kabel en later ook op de FM. De vrolijke salsaprogramma’s of latinogeluiden vinden soepel hun weg naar multicultureel Amsterdam, zelfs al zendt mAr t maar een aantal uren uit via de kabel op een van de vier SALTO-kanalen. De presentatie met Surinaamse tongval laat goed horen dat de lokale omroep echt iets toevoegt aan het medialandschap, want het zijn ongehoorde geluiden bij andere omroepen in Nederland. Op SALTO zijn er voor vele andere bevolkingsgroepen ook omroepen, zoals Oras voor Molukkers of Saraswati voor Hindoestanen, maar mAr t slaat echt een brug tussen mensen van kleur en Amsterdammers met een open mind en interesse in andere culturen en muziekstijlen. Coördinator Roy Risti van Radio mAr t zegt in Het Parool van 19 juli 1989: ‘Het is een hardnekkig misverstand te denken dat we ons alleen op etnische groepen richten. Wij gaan uit van de nieuwe samenstelling van de Amsterdamse bevolking, die voor twintig procent – en dat percentage stijgt snel –bestaat uit allochtonen, die bezig zijn zich te integreren met medeneming van hun eigen culturele uitingen en gedachtegoed.’ Als mAr t in 1994 toch in de problemen komt, worden de Surinaamse roots van de initiatiefnemers leidend. Anno 2023 komt mAr t met de naam ‘Multikleurrijke Amsterdamse Radio en Televisie’ Directeur Norman van Gom, vrijwel vanaf het begin bij mAr t betrokken, is ruim 35 jaar later nog steeds het boegbeeld van de discussie-
zender die begrip en respect tussen de verschillende etnische minderheden wil bevorderen. Hij wint er in 2022 de Black Achievement Award voor
Norman van Gom, geïnter viewd in 2023 bij het krijgen van die Award, voor de lokale online-krant Zuidoost & Meer, zegt dan: ‘Ik heb het roer omgegooid. Het was multiculturele radio, een mengelmoes van van alles en nog wat, ook voor Turken en Marokkanen. Ik heb het teruggebracht naar de Surinaams multiculturele doelgroep. Die missie slaagde. Heel veel toko’s, cafés en eethuizen waren bereid de zaak te ondersteunen. De luisteraars vroegen we om donaties. mArt moet het hebben van de advertenties en van evenementen.’
Van Gom vertelt enthousiast: ‘We gingen op een gegeven moment niet meer alleen muziek draaien, maar ook de luisteraars informeren. Zo
Uitreiking Black Achievement Award 2022 aan Norman van Gom.
gingen we vertellen over maatschappelijke onder werpen die veel stof deden opwaaien, zoals het slavernijverleden en de Zwarte Pietendiscussie. Omdat we geen geld hebben om journalisten in dienst te nemen, vragen we de luisteraars de ogen en oren van mArt te zijn. We zijn een interactief radiostation waar luisteraars een grote stem in hebben. Ook komen er veel reacties uit Suriname want we zijn online te beluisteren. Soms ontstaan er heftige discussies, soms ook scheldpartijen, en dan moeten we luisteraars in toom houden. We zorgen er altijd voor dat alle kanten worden belicht.’
Het mooiste van radio maken vindt Van Gom het constant in contact blijven met de samenleving, met de mensen. ‘Het houdt je wakker, het houdt je scherp.’ Hij raakt even het verschil aan tussen radio en krant. ‘In Suriname hebben we een orale traditie, we luisteren ontzettend veel. De mensen geloven het nieuws pas echt wanneer ze het gehoord hebben. In de westerse wereld is het juist andersom: mensen geloven het pas wanneer ze het zwart-op-wit gelezen hebben.’
Het radiostation in Zuidoost is inmiddels een begrip geworden in de Surinaamse samenleving, maar ook bij andere doelgroepen en de regionale en landelijke media. ‘Ze weten ons te vinden als ze informatie willen bij een bepaald Surinaams thema.’
Amsterdam FM
Als in 1989 SALTO ook radio op de FM mag uitzenden en reclamezendtijd mag verkopen, wordt de indeling van de uitzenduren anders. SALTO geeft de beste uren aan Amsterdam FM (AFM in het kort), want zij zouden een algemeen informatief programma maken. Toezichthouder Van Wechem noemt mArt ‘specifiek en niet algemeen’, en mArt moet genoegen nemen met minder beluisterde en meer weggestopte uren. De strijd over de beste uren en de verdeling van zendtijd is de landelijke publieke omroep in het klein.
Vier decennia later bestaan beide toegangsomroepen, AFM en Radio mArt, nog steeds. De
hoofdstad blijft een aparte in het land, met de overkoepelende zendgemachtigde Publieke Omroep Amsterdam (POA), waar SALTO en AT5 onder vallen en FunX en Concertzender ook bij horen. SALTO blijft uren zendtijd verdelen voor meerdere kanalen. Amsterdam FM is daarmee nooit een krachtige vertegenwoordiger geworden van de stad. Het moest juist echt lokale radio worden, want STAD werd toen al als regionale zender aangemerkt (en zou later verdergaan als Radio Noord-Holland). Begin 1984 zijn het omroepmedewerkers, ex-piraten, adviseurs en een NOS-technicus, verenigd in de Stichting Amsterdam FM, die het zelfbenoemde ‘progressieve, veelzijdige station’ vullen met veel culturele en politieke programma’s. Het is zeker geen STAD, want de stem van het volk is er amper te horen. De zender krijgt nooit de status die STAD wel had en het aantal luisteraars blijft beperkt.
Onder de paraplu van SALTO komt vanaf 1992 eindelijk lokale televisie in Amsterdam, als de stads-tv-zender AT5 wordt opgericht. Die zender wordt wél de spreekbuis van de hoofdstad, waar dat op radiogebied niet is gelukt. Via SALTO debuteert daar Een prettig gesprek, de ‘prikkelende’ talkshow van Theo van Gogh, waarbij elke gast als dank altijd een cactus meekrijgt. Van Gogh zou na AT5 dit programma ook maken voor RTL 5, SBS 6 en Net 5. Op pagina 164 staat meer info over AT5.
In 1984 vieren Goirle, Deventer, Zoetermeer, Dronten & Melick-Herkenbosch het tienjarig bestaan van hun experimentele lokale omroepen. Ze zijn er nog steeds! De experimentele fase wordt dit jaar ook afgesloten; de experimentele regeling Kerstbeschikking 1971 wordt ver vangen door de Kabelregeling 1984. Lokale omroep is voorgoed een feit en onlosmakelijk een onderdeel van het politieke mediabeleid. De OLON, inmiddels bestaande uit 26 lokale afdelingen, bepleit lokale omroep als een journalistiek medium met ‘welzijnsaspecten’. Een lokale
Aanbiedingsbrief kabelregeling 1984 door minister Brinkman.
Kabel Omroep Deventer
Landelijke dj Eva Koreman begon haar radiocarrière bij
AmsterdamFM. Op vrijdagavond met Het Radioavontuur, met Joost van der Velde en Tommy Tudeski en te gast de toen nog best onbekende Leona Philippo
omroep richt zich op een gemeenschap, die kan bestaan uit één gemeente of uit meerdere gemeenten of slechts één dorp. Een lokale omroep doet beroep op vrijwilligers als nietbetaalde medewerkers. Een lokale omroep heeft een controlerend orgaan, de Mediaraad. En de samenwerking tussen andere lokale omroepen én de regionale omroep dient bevorderd te worden. Ook wordt er in de Europese Radio Conferentie vastgelegd dat er zo’n 500 FMfrequenties tussen de 105 FM en 108 FM toegewezen mogen worden aan lokale omroepen. Veel
lokale radiozenders zullen later in dat gedeelte van de FM-band te vinden zijn.
In Melick en Herkenbosch is na tien jaar een groot deel van de dorpen enthousiast genoeg over ‘de lokale’, zoals ze de eigen tv-zender noemen. Volgens Trouw van 16 mei 1984 zijn de kijk- en waarderingscijfers van de 2400 gezinnen goed. De helft van de bevolking kijkt geregeld, slechts 18 procent kijkt nooit. De waardering voor de programma’s is gemiddeld een 7. ‘In het begin wilde het hele dorp meedoen,’ zegt Jos Huskens, technicus en secretaris van de vereniging lokale omroep Melick en Herkenbosch. ‘ledereen wilde wel op de televisie. Je kon de fanfare op laten draven om jezelf een aubade te laten brengen. Maar ja, hoe gaat dat, de opnames mislukten nogal eens. Toen de fanfare een paar keer voor de camera’s had opgetreden, en zondags voor de buis er niets van terugzag, zakte de belangstelling al snel.’ Extra leuk zijn de raadsvergaderingen die rechtstreeks worden uitgezonden, met na afloop de mogelijkheid om te bellen met de politici. ‘Mensen bellen om bijvoorbeeld te vragen waarom de scheve lantaarnpaal nog steeds niet is gerepareerd. ledereen in Melick en Herkenbosch weet dan om welke lantaarnpaal het gaat, dat verhoogt de betrokkenheid,’ zegt de voorzitter van de programmaraad, Pim Ermens. De uitzendingen hebben volgens de medewerkers een politieke verschuiving teweeggebracht. ‘Raadsleden die tijdens de vergadering voor de camera nog de enveloppen met stukken moesten openscheuren, vielen door de mand,’ zegt Cees van Hal. Zo gaat ook het verhaal over de wethouder, die zevenhonderd gulden geboden zou hebben om na de verkiezingen zijn zetel te kunnen behouden. ‘Daar is tijdens een uitzending een vraag over gesteld, waarop de man zich zo zwak verdedigde dat hij van het toneel verdwenen is.’
‘De gewone vrouw’
Uit de Leeuwarder Courant van 10 november 1984:
Gon Slikkerveer uit Havelte wil ‘gewone vrouw’ betrekken bij lokale omroepgebeuren. ‘Vrouwen zijn eigenlijk technischer dan mannen’
‘Vrouwen zijn eigenlijk technischer dan mannen. Want ga maar eens na: vrouwen werken in het huishouden met de meest ingewikkelde apparaten, zoals naaimachines. Maar als er met apparaten gewerkt moet worden die ‘status’ hebben, bijvoorbeeld foto- en geluidsapparatuur, dan komen er mannen aan te pas Wat ik eigenlijk wil zeggen is dat vrouwen de zelfverzekerdheid missen, die voor veel mannen vanzelfsprekend is. Daarom moet je vrouwen laten zien dat ze ook wel wat kunnen.’ Aan het woord is Gon Slikkerveer (52) uit Havelte Een paar jaar geleden zette zij in Drenthe de provinciale werkgroep ‘Vrouwen en lokale omroep’ op De werkgroep is inmiddels uitgegroeid tot een landelijke club die volgend jaar in het hele land begint met cursussen voor vrouwen die actief (willen) zijn binnen lokale omroepen. Het project wordt onder andere van harte ondersteund door Man-Vrouw-Maatschappij en door de OLON, het landelijk samenwerkingsverband van lokale omroepen.
In tien regio’s worden cursussen georganiseerd. Per groep worden vijftien vrouwen opgeleid. Die vijftien vrouwen moeten dan weer plaatselijk andere vrouwen activeren. Gon Slikkerveer: ‘Er komen vragen aan de orde als: hoe zet ik lokale omroep op? Maar vooral ook: hoe pak ik het aan dat er zoveel mogelijk vrouwen reageren?’
Illustratief vindt ze dat in de praktijk mannen zich bij lokale omroep met de montage bezighouden,
terwijl vrouwen worden gevraagd als presentatrice of koffiejuffrouw (!). Alle vrouwen, benadrukt Gon Slikkerveer ten slotte, zijn welkom bij de cursussen: ‘Ze moeten wel bezeten zijn van lokale omroep en ervan doordrongen zijn dat er ook vrouwen nodig zijn bij die lokale omroep.’
Advertentie oproep vrouwelijke regiobegeleiders
Bron: De Volkskrant, 29 juni 1985.
Het aantal lokale omroepen met een vergunning neemt jaarlijks toe. De omroepen op papier ook; in 1985 zijn het er 77. Die komen dat jaar met elkaar al tot een verrassende conclusie, waar veertig jaar later pas uitvoering aan wordt gegeven. De OLON-ledenraad adviseert de mogelijkheid te onderzoeken om streekomroepen te vormen. ‘Streekomroepen van aan elkaar grenzende gemeenten is een positieve zaak’, staat er in het verslag van een bijeenkomst van OLON-leden. Hoe anders zou het zijn gelopen als daar toen al gehoor aan gegeven was. Maar de geschiedenis zou eerst een forse omweg nemen naar dat einddoel. Veel kan en mag dan nog niet. De OLON houdt gesprekken met leden, en probeert de politiek te bespelen en nieuwe omroepen in opbouw te helpen. Maar het is vooral wachten tot er vanuit de politiek nieuwe wettelijke mogelijkheden komen om echt te beginnen.
Wat ook niet helpt, is dat de minister reclame bij lokale omroep blijft verbieden. Zonder verdere bijdrage uit een nationale begroting, moet de gemeente zelf het geld opbrengen, of zijn inwoners via een extra belasting voor de kosten laten opdraaien. Nu er wel regionale omroep per provincie mogelijk wordt gemaakt, en omdat die wordt betaald door de provincies en door de kijkers/luisteraars in de vorm van een hogere omroepbijdrage (of een extra rijksbijdrage voor dunbevolkte provincies), heeft het zoeken naar geld voor lokale omroepen geen prioriteit meer in Den Haag.
Er is nog een initiatief van radiopiraten die daarop inspelen. Zij bereiken al een publiek en worden gefinancierd via reclames en kunnen dus zelf de broek ophouden. Is dat geen betere constructie dan nieuwe, dure lokale omroepen oprichten? De piraten richten Stichting Bevordering Lokale Omroep Nederland op en die voert aan dat in België piraten een eigen frequentie toegewezen krijgen (waarop ze niet
storen op andere zenders). Daar kan het dus wel, is de boodschap. Bovendien: kan lokale radio niet beter door de bevolking zelf gemaakt worden, en niet door stichtingen die zogenaamd representatief zouden zijn? Een pleidooi dat geen kans maakt, want de overheid is er eerder op gebrand deze illegale zenders juist te verbieden en legale lokale omroep een kans te geven. In Landsmeer, Leiden en Utrecht werd al geëxperimenteerd met etherradio via de FM. Toch pakt de overheid niet door, en de OLON vindt dat ze aan het lijntje wordt gehouden.
In 1968 wordt net buiten Bergen op Zoom een nieuw ziekenhuis gebouwd. Het oude ziekenhuis krijgt de functie van een verpleeghuis: het Algemeen Burger Gasthuis (ABG). In de gemeenschap is carnaval een groots moment.
Voor de patiënten in het verpleeghuis is het ook een gebeurtenis die ze graag zouden volgen, maar de ramen van het gasthuis zijn te hoog om de optocht te kunnen zien. De regent van het verpleeghuis heeft onder andere de ‘ontspanning van de patiënten’ tot taak. Hij besluit een camera te huren bij Philips, en er komen zes tv-toestellen in de ziekenzalen. Zo genieten de mensen toch nog van ‘hun’ carnavalsoptocht.
Deze eerste, interne, tv-uitzending is zo’n succes dat de regent van het gasthuis een advertentie zet in de krant, op zoek naar mensen die televisie willen maken. Twee leden van een lokale filmclub reageren: Jack van den Boom en Hans Sterk. Van den Boom is de vader van de huidige directeur van Omroep ZuidWest. Maarten van den Boom: ‘Mijn vader maakte samen met mijn oom 16 millimeter-films Op amateuristische wijze, maar niet helemaal onverdienstelijk. Samen kwamen ze in oktober 1969 bij de regenten van het ABG langs. Daar zaten allemaal chique, oude mannen natuurlijk.’ Maar hun bezoek heeft succes. Jack en Hans worden de eerste medewerkers van de interne televisieomroep van het ABG.
Maarten: ‘Er is geld beschikbaar gemaakt uit een ontspanningsfonds, dat bestond uit erfenissen. Dat was bedoeld voor de ontspanning van de zieken en bejaarden uit de stad. Daar van zijn de eerste camera’s gekocht en de eerste geluidsapparatuur. En op 27 oktober 1969 was de eerste officiële televisie-uitzending in het verpleeghuis Dat groeide na een paar jaar al uit tot een netwerk naar alle andere verpleeghuizen en zorgflats.’
De opa van Maarten, de vader van Hans, is een van de eerste presentatoren van ABG TV. En Jack trouwt met de zus van zijn beste vriend Hans; de moeder van Maarten dus. ‘Mijn opa presenteerde Hans, mijn oom, deed de camera. Mijn
vader deed het geluid. Mijn moeder is omroepster geweest. Er wordt weleens gezegd: De TROS is de grootste familie van Nederland, maar dat zijn wij ook.’
De omroep is er altijd ‘gewoon’ geweest in het leven van Maarten en zijn zus: ‘Op oudjaar werd er een show gemaakt en dat werd uitgezonden voor alle zieken en bejaarden in de stad. Daar moesten dan kinderen in meespelen. Ik was twee en ik deed daar al in mee. Alleen maar staan en een liedje zingen, maar dat hebben wij altijd gedaan. En op een gegeven moment dacht ik: dat is leuk, ik wil ook wat met die techniek doen. Dan vraag je aan je vader of je een keer mee mag. Of aan mijn oom, want die ging het voor zijn beroep doen. Mijn
vader was boekhandelaar en later cv-installateur, maar bleef altijd het geluid doen.’
Het begon voor Maarten met kabels trekken en sjouwen. ‘Pas op mijn zestiende mocht ik vrijwilliger worden.’ En het leuke is dat ik het op een gegeven moment voor mijn werk ben gaan doen. Dus ik heb eigenlijk van de hobby van mijn vader mijn beroep gemaakt.’ Dat ging wel met een omweg: ‘Ik ben eerst gaan toeren met bandjes, voor een geluidsbedrijf. Ik maakte filmpjes voor een videobedrijf en ik heb gestudeerd voor audiovisueel vormgever. Maar daarnaast ben ik altijd vrijwilliger geweest bij de omroep.’
Uiteindelijk ging hij werken voor de zorginstelling waar zijn vader en oom ooit binnenstapten om te solliciteren. Die instelling omvatte inmiddels twintig locaties in heel West-Brabant. En er was nog steeds een link met de omroep ‘Toen mijn oom een herseninfarct kreeg, is hij afgezwaaid. Met pensioen gegaan, zeg maar. Ver volgens ben ik vanuit mijn toenmalige baan gedetacheerd aan de omroep en heb ik zijn werk overgepakt. Later gingen we fuseren en ben ik dit werk fulltime gaan doen.’
Fuseren deed ABG TV met de Bergse Radio- en Televisie-Omroep. Die ontstond in 1980, en kreeg de honderdste uitzendlicentie in Nederland. Maarten: ‘Je had de lokale omroep en je had een ziekenomroep. Maar dat groeide steeds dichter naar elkaar toe.’ Nadat de omroepen samen waren gegaan, kwam er steeds meer schaalvergroting: ‘Ik sprak de burgemeester van Roosendaal en ik stelde voor om die omroep ook aan ons te koppelen. Wij zijn dus al meer dan tien jaar een streekomroep.’ Maarten is een groot voorstander van schaalvergroting bij de lokale omroepen: ‘Ik vind dat de rest van Nederland daar een beetje te lang mee gewacht heeft, zeg maar. Het kan je zoveel meer brengen. Je moet wel dingen loslaten, zoals je naam. Maar identiteit zit er niet in je naam. Wij zijn na veertig jaar van naam veranderd.
Natuurlijk doet dat even zeer, maar dan doe je een ritueeltje met ballonnen en overal logo’s met de nieuwe naam en je geeft iedereen nieuwe kleding met die logo’s erop. Echt gewoon in één keer alles goed omzetten. Dat kost wat geld, maar het levert daarna zoveel op. Omdat je dán allemaal trots kunt zeggen: Daar staan we voor.’
Wat ooit begon als één camera op het dak van het gasthuis, is nu een samenwerking tussen twee grote streekomroepen: de Omroepstichting ZuidWest en de Streekomroep voor West-Brabant. Samen voeren ze de merken ZuidWest TV, ZuidWest FM en ZuidWest Update Maarten: ‘Zuidwest Update hangt boven de kanalen. En die nieuwsredactie, die volledig betaald is, die zorgt er voor dat er een onafhankelijke nieuwsuitzending op televisie is, op de radio, op de app.’
De vader van Maarten is altijd vrijwilliger gebleven, tot het moment dat hij tien jaar geleden overleed. ‘Hij heeft nog wel meegemaakt dat het mijn fulltimebaan werd. Maar dat we omroep van het jaar werden, dat we zo groeiden en dat we een keurmerk kregen, dat heeft hij niet meer meegekregen.’ Oom Hans heeft zich op de dag van zijn pensioen als vrijwilliger aangemeld. Maarten: ‘Dat is wel supergaaf. Die zegt altijd: “Jij hebt de omroep verder gebracht en levensvatbaar gemaakt.” Dat is natuurlijk wel tof. Het voelt een beetje als mijn omroep, maar het is natuurlijk een omroep van ons allemaal. Maar het zit wel in mijn DNA.’
De moeder van Maarten is niet lang bij de omroep gebleven. Maar als Maarten zelf tv maakt, denk hij vaak aan haar. ‘Ik ga ook nog wel eens met een camera gewoon zelf op pad. Dan hou je ook feeling met het vak. Je moet dan ergens een maatstaf hebben. En dan denk ik weleens: zou mijn moeder het ook leuk vinden? Zo ja, dan zal het wel oké zijn.’ Samen met zijn zus Sanneke presenteerde Maarten een tijdje een programma: ‘We hebben heel lang niet hardop gezegd dat wij broer en zus waren toen. Dat vonden we ook weer zo “Hepie en Hepie”.’
En de carnavalsoptochten? Die spelen nog steeds een grote rol binnen Omroep ZuidWest, en niet met één camera: ‘We hebben met carnaval héél veel televisieuitzendingen. Heel veel doen we live. En we maken het allemaal met onze eigen spullen. Ik ben wel altijd blij als het voorbij is. Niet vanwege het werk, maar dat we er zonder persoonlijke en
materiële kleerscheuren weer door gekomen zijn. Er staat toch voor t apparatuur langs de kant van de w De beelden zijn niet meer alleen t in een verpleeghuis: ‘Omroep Br neemt die beelden over. En de opt van Roosendaal, die neemt Omr Max ver volgens weer over van Br Maar dat zijn wel ónze beelden.’
Hoofdstuk
Een beschrijving van de stand in lokaal omroepland op 23 februari 1987 in de krant
De Waarheid, door Annejet van der Zijl:
‘Toen het fenomeen lokale omroep enkel op papier bestond, zag het er allemaal zo mooi uit: laagdrempelig, kleinschalig en bevorderlijk voor de democratie in onze samenleving. De mogelijkheid voor lokale uitzendingen op de kabel is op dit moment bijna overal in Nederland aanwezig. In de twee jaar die sindsdien verstreken zijn is er een hoop energie in gestoken, veel overleg gevoerd en heel wat geëxperimenteerd. Tijd voor een tussenstand, met als uitgangspunt de vraag: zou het lokale televisie ooit lukken om volwassen te worden?
De gemiddelde kijker zal alleen maar met lokale televisie geconfronteerd worden als hij of zij van de ene zender naar de andere aan het schakelen is. In negenennegentig van de honderd gevallen wordt na twee seconden het volgende knopje alweer ingedrukt. Er zullen dan ook buitengewoon weinig mensen zijn die in staat zijn de globale programmering van hun lokale net te omschrijven.
Geen wonder: die is er namelijk niet. Het Amsterdamse open kanaal wordt bijvoorbeeld gevuld door zo’n 25 groepen en groepjes, die soms regelmatig, soms incidenteel, soms goede, soms hele slechte programma’s de ether insturen. Met tussendoor de bleke nieuwtjes van Het Parool als kabelkrant. Aangezien dit op vrij toevallige tijden pleegt te gebeuren en er dus ook vaak gewoon niets op het kanaal is, mag het geen wonder heten dat de belangstelling van de kijkers minimaal is
Goedwillende lieden die desondanks toch nieuwsgierig zijn, wordt het wel buitengewoon moeilijk gemaakt om programmagegevens te
Nieuwe wet maakt start van honderden omroepen mogelijk
Per 1988 gaat er eindelijk een nieuwe Mediawet in. Die wet regelt onder andere de oprichting van
bemachtigen. In de hoofdstad bijvoorbeeld zal men een ritje met de tram moeten maken en hopen dat niet alle gratis exemplaren van Stadsnieuws door baldadige jeugd is gebruikt om er een fikkie van te stoken.
Jos Paardekoper houdt zich in zijn hoedanigheid als ambtenaar in het Amsterdamse stadhuis bezig met lokale omroep. Hij beaamt dat lokale omroep op de drempel tussen compleet amateurisme en een meer professionele aanpak staat, maar, zegt hij ‘die deur zit dicht.’ De landelijke overheid juicht het bestaan van lokale omroep dan wel toe, maar heeft verzuimd te bedenken waar het geld voor de verwezenlijking van de ideeën vandaan moet komen. Radio- en vooral televisiemaken is een uiterst prijzige aangelegenheid. Er is geen geld uit Den Haag voor vrijgemaakt.
Dat verlegt het initiatief naar de plaatselijke overheden, die wel af en toe een bepaald project willen subsidiëren, maar over het algemeen niet staan te juichen om een heel net te financieren. Daarbij spelen niet alleen budgettaire overwegingen een rol. Men is als de dood dat op het moment dat de gemeente als geldschieter optreedt, de onafhankelijkheid van de zendgemachtigden in de verdrukking raakt.
De enige manier om op een onafhankelijke basis toch voldoende geld bij elkaar te krijgen om een redelijk professioneel geheel te produceren is reclame. En dat is nu precies wat de Mediawet uitdrukkelijk verboden heeft. Desondanks worden de geluiden in de richting van reclame op het lokale net steeds sterker. Met name de (dagblad-)uitgevers, beducht voor concurrentie op de advertentiemarkt, blijven zich hier echter met hand en tand tegen verzetten.’
het Commissariaat voor de Media, die de naleving van de Mediawet controleert. Het doel is informatievrijheid te stimuleren en onafhankelijkheid van de nieuwsbrengers te bewaken. Dit
nieuwe bestuursorgaan moet ook de toewijzingen van lokale omroepvergunningen gaan wegen en toewijzen. Voor het eerst is etherradio nu ook toegestaan. De eerste vergunning voor FMuitzendingen wordt toegewezen aan de Lokale Omroep Hilversum. De PTT is alleen nog niet klaar om vanaf 21 januari 1988 die vergunning ook hoorbaar te maken op FM. De eer om als eerste van start te gaan, gaat daarom naar drie andere lokale omroepen: in Tholen, Noordoostpolder en Gaasterlân-Sleat.
Bij de toewijzing van zendtijd volgt het Commissariaat bijna altijd de adviezen van de betreffende gemeentebesturen op over het representatieve karakter van de instelling, wat een voor waarde is voor zendtijdtoewijzing. Of de opgerichte stichting of vereniging echt een goede afspiegeling is van de lokale samenleving, valt evengoed amper te achterhalen. Vaak zitten er kerkelijke vertegenwoordigers in (vrijwel altijd van westelijke en christelijke aard), betrokkenen bij scholen, sportclubs, musea, ondernemers et cetera. Een paar keer hebben gemeenten meerdere adviezen uitgebracht en lag de keuze wie daar van mocht uitzenden dus bij het C vdM. Bij het maken van een keuze tussen verschillende lokale aspirant-omroepinstellingen selecteert het Commissariaat vooral op kleinschaligheid; een klein dorp wint het van een samenwerking van meerdere dorpen. Juist daar waar vanuit de OLON samenwerking werd gestimuleerd binnen een streek, koos het C vdM voor de kleinste deler De vorming van streekomroepen staat nadrukkelijk niet op de agenda van dit toewijzingsorgaan van de overheid.
In 1988 worden 142 aanvragen ingediend bij het C vdM en 71 vergunningen toegewezen. Naast deze etherradio-omroepen krijgen ook 109 kabelomroepen toestemming om te beginnen. De lokale omroep gaat eindelijk echt los! De OLON verhuist naar een eigen kantoorpand in Nijmegen om de grotere ambities met structurele ruimte en bezetting te ondersteunen.
De vier grootste steden, Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag richten de G4 op (de coördinatiecommissie Grote 4), omdat hun uitdagingen ‘nogal anders zouden’ zijn dan van andere lokale omroepen. En ook omdat ze meerdere stemmen wilden in het OLON-overleg; dit omdat ze meer inwoners vertegenwoordigen. Als ze dat niet toegezegd krijgen, stappen ze uit de OLON. Om daar twee jaar later weer naar terug te keren, met inderdaad meer stemmen op zak. Het geeft wel aan dat gezamenlijke belangenbehartiging niet eenvoudig is, nu er op lokaal niveau echt vergunningen worden uitgedeeld en het niet meer over omroepen in oprichting gaat.
Naam: Ben Brans Functie: Oprichter en voorzitter van StadFM / TV Roosendaal
Startdatum bij de omroep: 01-01-1988
Het was een opmerkelijke periode, eind jaren ’80, toen het omroeplandschap drastisch veranderde. Naast de publieke omroep kwamen commerciële initiatieven als SkyRadio, Radio10, RTL Veronique en TV10 op. Toen we onze professionaliteit naar Nederland wilden uitbreiden, resulteerde dat in Roosendaal in 5 aanvragers voor de lokale licentie. Uiteindelijk ‘won’ Stichting OOR en konden we snel op de kabel uitzenden.
In 1991 begonnen we met Radio StadFM op 107.1 in de ether, direct met een volledige programmering. Kort daarna volgden tv-uitzendingen vanuit de bioscooptheaterfoyer onder onze radiostudio, met de geur van versgebakken popcorn als kenmerk. Ook introduceerden we een kabelkrant en teletekst, met zelfs eigen verenigingspagina’s. Een slimme technicus ontwikkelde een tool waarmee je via je thuismodem je pagina kon updaten, destijds een unicum.
1. Studio Lokale Omroep Volendam Edam.
2. De TV-reportagebus van CMP Hilversum.
3. Auto WFM (Vlissingen), 10 februari 2022.
4. Reportagewagen Aquarius (Lokale Omroepvereniging Leeuwarden).
5. Voorkant studiopand Lokale Omroepvereniging Eemsmond (LOVE).
6. Reportagewagen MeerRadio (Haarlemmermeer).
7. Auto omroep XON (Ede), 9 november 2021.
8. Bedrijfsauto Westlandse Omroep Stichting WOS
9. Auto RTV Dordrecht, 10 februari 2022.
10. De reportagewagen van LOVE Volendam.
Al 28 jaar zet Matthijs Bremer zich in voor het Commissariaat voor de Media, waarbij hij de ontwikkeling van de lokale omroepsector heeft kunnen volgen. Matthijs had zelf van jongs af aan al interesse in de radio. ‘Ik maakte eerst zelfs gewoon radio vanuit huis, dan deed ik alsof, want het werd niet uitgezonden.’ Later gaat hij aan de slag als piraat in Alkmaar en omstreken en belandt hij uiteindelijk bij de lokale omroep. Herinneringen aan die tijd brengen een glimlach op zijn gezicht: ‘ Voor een blikje fris in de studio moest je zelf betalen, ook al deed je het werk vrijwillig. Het was aan de ene kant wel armoede, maar de sfeer was onbetaalbaar. We waren een hechte eenheid, al waren er ook dagen dat je in je eentje achter de microfoon stond.’
Zijn droom was om in Hilversum te gaan werken. ‘Televisieregie leek mij geweldig, maar je nam ook veel risico want je zekerheden vielen weg.’ Uiteindelijk is zijn droom deels uitgekomen, toen hij na twintig jaar radio maken begon bij het C vdM, waar hij met een nieuwe blik de lokale omroepsector benaderde Ter wijl hij eerder de charme van de lokale omroepen beleefde, werd hij zich bij het Commissariaat bewust van de complexiteit van wet- en regelgeving. ‘Ik wist dat er een mediawet was, maar de inhoud was mij destijds nog onbekend,’ geeft Matthijs toe
Zijn rol bij het Commissariaat gaf hem een dieper inzicht in de veranderingen binnen de lokale omroepen. Van het handmatig controleren van uitzendingen,
soms zelfs incognito, tot het gebruik van moderne technologieën zoals websites en sociale media voor toezicht, Matthijs heeft het allemaal zien veranderen. ‘Het toezicht is nu veel gemakkelijker geworden,’ legt hij uit. Maar
Matthijs kent ook de tijd waarin het toezicht niet van achter het bureau werd gedaan, maar het land werd ingetrokken. ‘De techniek was toen heel anders. Je kon niet vanuit Hilversum luisteren naar de lokale omroep in Friesland,’ vertelt Matthijs. ‘Soms stond ik uren op een parkeerplaats te luisteren naar een omroep. Dan kwam het weleens voor dat een gewaarschuwde agent op mijn raam tikte om te controleren wat ik eigenlijk aan het doen was,’ lacht hij.
Het land was verdeeld in drie delen en Matthijs reed uren door regio Noord om te luisteren naar verschillende lokale omroepen. ‘Ik ging vaak naar een gebied toe als ik wist dat er iets belangrijks ging gebeuren. Als de lokale omroep dan non-stop draaide in plaats van verslag deed van die belangrijke gebeurtenis, kwam ik erachter of de omroep hun taak serieus nam of een wat meer commerciële focus had.’ De uitkomst van die bevinding was dan eventueel aanleiding om dieper onderzoek te doen.
Matthijs koestert goede herinneringen aan de OLON-bijeenkomsten. ‘Dat was voor ons ook reuze interessant om input op te halen bij de omroepen.’ Daarnaast
ging het Commissariaat voor de Media ook bij omroepen langs om hen uitleg te geven of vragen te beantwoorden. ‘Tegenwoordig ligt bij ons de focus ook meer op het voorkomen van overtredingen door omroepen van tevoren goed te informeren.’ Daarom worden er volgens Matthijs nu veel minder boetes uitgegeven.
Daarentegen zien ze ook bij het Commissariaat dat lokale omroepen zich steeds bewuster worden van het medialandschap. Hun focus verschuift van louter muziek draaien naar het brengen van informatieve content, ziet Matthijs ‘In het verleden werden op de radio vaak korte berichtjes uitgezonden, evenals doorgiften van kerkdiensten, raadsvergaderingen en culturele programma’s.’ Matthijs ziet ook daar dat hier de afgelopen jaren verandering in is gekomen. ‘De lokale omroepen zijn tegenwoordig steeds professioneler, al zijn ze er nog niet. De financiering speelt hierbij ook een rol,’ stelt hij.
Matthijs hoopt op een toekomst waarin lokale omroepen hun rol als waakhond van de gemeenschap kunnen ver vullen.
Zo onderstreept hij het nut en noodzaak van de lokale omroep. ‘Ik wens de lokale omroep echt toe dat ze hun rol als waakhond kunnen uitvoeren. En niet alleen over een brand en een ongeluk, maar ook over grotere dingen,’vertelt hij. ‘En dat hoop ik niet alleen als medewerker van het Commissariaat, maar ook gewoon als inwoner van Nederland.’
Linkerpagina
Matthijs Bremer, Alkmaar Lokaal, 1995.
Deze pagina
Commissaris G. Heyne den Bak ( links) reikt de eerste ethervergunning uit aan de heer van der Wal van de Hilversumse Lokale Omroep. Foto: NOB
Het Commissariaat voor de Media organiseerde hoorzittingen bij gemeenten over de aanwijzing van een lokale omroep (hier bij Hoeksche Waard), 31 januari 1989.
Advertentie voor kabelkrant systeem, Radio Info, een uitgave van de videowerkgroep van de OLON, 1985.
Kabelkrant
In de jaren tachtig is er op lokale tv-kabelnetten nog een nieuw verschijnsel te zien: de kabelkrant.
Ofwel een tv-kanaal waar in tekst nieuwtjes worden gedeeld, soms voorzien van een foto
Het is een soort dia die een aantal seconden stil blijft staan. Er zitten ook dia’s met reclame tussen.
Het beeld mocht aanvankelijk niet bewegen, om geen concurrent van andere tv-kanalen te worden. Statische tv dus, maar wel een relatief goedkope manier om lokale informatie te delen. Hoewel er wel een redacteur op allerlei tijden beschikbaar moet zijn om die lokale nieuwtjes in een bericht te ver werken. Er ontwikkelen zich in die jaren twee soorten kabelkranten. Soms gaat het om initiatieven van de lokale omroep (vaak heet het dan tekst-tv), soms betreft het een
Naam: Rick Malipaard
Functie: Programmaleider bij Vechtdal FM (eerder Deventer Radio, RTV Raalte en 1Twente)
Startdatum bij de omroep: 05-01-2014
In mijn eerste week bij Vechtdal FM kreeg ik te horen: ‘Pas wel op: je kan er vrienden aan overhouden!’
krantenuitgever die zijn nieuws ook via een tv-kanaal wil exploiteren (de kabelkrant).
De overheid houdt lange tijd de voet op de rem als het gaat om een aantrekkelijke vorm voor deze kabelkrantzenders. Eerst mag het alleen zwart-wit en stilstaand beeld zijn, dan mag het ook in kleur, dan worden ook foto’s toegestaan, dan ook een enkele video, waarbij elke toezegging om wat aantrekkelijker te ogen pas na lobbyen tot stand kwam. Voor commerciële kabelkranten kwam die verbetering voor een gezonde winst meestal net wat te laat. De eerste kabelkrant van uitgevers start in 1984 in Zwolle, een jaar later gevolgd door Kabelkrant Groningen. Vijf jaar later zijn er zo’n 70 kabelkranten in Nederland. Het is een relatief succes. De kijktijd is best lang, een kwartier gemiddeld. Omdat er nog amper commerciële tv op de kabelnetten zit, wordt de kabelkrant na de publieke tv-netten al snel als eerstvolgende optie tijdens een rondje zappen bekeken. In sommige gemeenten haalt de kabelkrant een bereik of marktaandeel van boven de twintig procent, zoals in Delfzijl, Stadskanaal en Den Helder. Er zouden rond 1990 dagelijks 850.000 kijkers zijn voor de kabelkranten.
Er wordt zelfs een heuse belangenvereniging opgericht, de Nederlandse Kabelkranten Pers (NKP). Hierin zitten de krantenuitgevers, die hopen een centje te verdienen aan deze extra afzetmarkt met lokale reclames. Nationale adverteerders stappen amper in, de bekendheid van de kabelkrant is dan weer relatief beperkt. ‘De hele zaak zit inderdaad erg low-profile,’ zegt J. Scholten van de VNU Dagbladengroep en voorzitter van de NKP op 26 maart 1990 in de Volkskrant. ‘Over dagbladen, weekbladen, televisie en radio worden periodieken volgeschreven en programma’s volgepraat, maar over het fenomeen kabelkrant lees, hoor of zie je zelden of nooit iets. Hierdoor blijft onbekend dat de kabelkranten in de plaatsen waar ze verschijnen meestal erg goed gewaardeerd worden. Landelijke adverteerders lopen nog steeds met een wijde boog om dit nieuwe medium heen.
Kabelkranten zijn geen goudmijntjes, en dat zullen het ook niet worden, vrees ik.’ De uitgevers en andere exploitanten van de ruim honderd kabelkranten anno 1990, hebben dan al ruim 25 miljoen gulden op het medium moeten toeleggen.
Slechts tien tot vijftien kabelkranten maken op dat moment winst.
Voor de krantenuitgevers die in dit avontuur zijn gestapt is het een extra probleem dat de lokale omroep vanaf begin jaren negentig reclame mag uitzenden en via hun kabelkranten ook de concurrentie aangaan. ‘Ik vind het niet meer dan redelijk dat de mogelijkheden voor onze kabelkranten dan ook worden verruimd,’ stelt Schouten. Anders is de commerciële kabelkrant geen lang leven beschoren, voorspelt de NKP. Dat blijkt mee te vallen, de kabelkrant gaat nog de verdere jaren negentig en een stukje van de 21ste eeuw mee
Voor lokale omroepen gelden deze commerciële afwegingen allemaal niet. De start van tekst-tv is voor hen een mooie opmaat naar een ‘echt’ tv-kanaal. Een goedkope start om de faciliteiten te testen en het geluid van de eigen radiozender in de huiskamer te brengen bovendien. Lokale omroepen die het stille tv-kanaal soms toch voorzien van muziek, worden berispt, want daar is de vergunning niet voor bedoeld. De tv-zender moet stil blijven, alleen de landelijke publieke radio mag er wel worden doorgezet. Ook de commerciële Nederlandse zender Cable One krijgt in 1988 een vergunning om geluid te mogen toevoegen, bijvoorbeeld het geluid van de eigen lokale radiozender. Dat is meteen goede reclame voor het lokale radiostation, die via de tv-kijkers een veel groter bereik krijgt. Maar daar zit een probleempje aan vast: veel lokale omroepen hebben nog geen 24 uursprogramma en zenden maar een paar uur per dag uit. Dus dan moet er toch weer ander geluid onder de beelden met tekst gezocht worden.
Eind jaren tachtig, begin jaren negentig is voor vele kijkers even een rondje zappen en wat lokale
Vidiview nieuwtjes kijken een vaste routine. Dat je soms een tijdje moet wachten voordat er iets langskomt wat jou interesseert, hoort er dan nog bij. Internet, waar je zelf meteen kan kiezen wat je wil zien of lezen, was nog onbekend. Maar zelfs voordat internet de behoefte aan lokaal nieuws overneemt van de kabelkrant, is er al meer concurrentie. Zo gaat Nederland 3, de derde landelijke publieke tv-zender, overdag ook tekst-tv uitzenden. Dat zijn NOS-nieuwsberichten, een soort Teletekst op tv. Het is geen lokaal nieuws, maar bereikt toch veel kijkers die niet meer verder zappen naar de lokale kabelkrant. Ook komen er steeds meer commerciële en buitenlandse tv-zenders bij en kabelexploitanten geven deze kanalen voorrang op het vaak tot een stuk of dertig zenders beperkte kabelpakket. Zo verdwijnt er wel eens een kabelkrant, omdat er meer geld verdiend wordt met het doorzetten van een commerciële aanbieder van bewegende beelden. In 1994 zijn er 150 kabelkranten in Nederland, met een bereik van twee miljoen kijkers, die vaak een ruime meerderheid van de berichten dagelijks uitkijkt. De kabelkranten van commerciële uitgevers verdwijnen de jaren erna in stilte steeds verder naar de marge van het uitgedijde televisieaanbod en de online concurrentie. De tekst-tv-uitzendingen bij de lokale omroep zijn nog steeds bij vele plaatselijke aanbieders te zien.
Welkomstpagina kabelkrant
Rechterpagina
Uit de Volkskrant van 4 maart 1989:
Dirk Nieboer (39) was wijkagent in Amsterdam. Sinds een maand drijft hij met een compagnon de kabelkrant Nieuwegein. ‘De ommezwaai van politieman naar journalist is misschien minder groot dan je denkt’, overdenkt Dirk: ‘Die nieuwsgierigheid is gebleven. Als politieman ben je, net als een journalist, altijd gespitst op dingen waar iedereen aan voorbij holt. Vanochtend bijvoorbeeld lag de hele buurt hier wakker door twee helikopters die boven de huizen bleven hangen. Wij bellen dan meteen met Defensie en met de Rijkspolitie. We berichten over een gestolen auto of over een vechtpartij op de hoek, en het brandje in een kelderbox, kortom de politieberichten, en soms wat grotere dingen. Maar we houden ook de aankondigingen van verenigingen bij, inclusief trammelant in het bestuur of een wisseling van voorzitter. Vanuit onze reportagecaravan kunnen we binnen tien minuten de resultaten van plaatselijke sportwedstrijden op het scherm zetten.’
Jullie maken ook reportages? ‘ Voor bewegende beelden moet je een zendmachtiging hebben.
Naam: Ferdy Smidt
Functie: Presentator en redacteur bij ZO!34
Startdatum bij de omroep: 01-06-2018
Bij ZO!34 hebben we het programma Ik Val Op ontwikkeld, dat de inclusiviteit van de LHBTIQA+ gemeenschap in Zuidoost-Drenthe belicht. We hebben gesprekken gevoerd met scholen en sportverenigingen over hun mate van inclusiviteit en hoe zij bewustwording bevorderen. Het programma blijft een onder werp van gesprek binnen de Drentse gemeenschap, aangezien velen zich nog steeds als een minderheidsgroep beschouwen.
Wij maken eigenlijk een mengvorm van lokale televisie, het huis-aan-huisblad en het oude plaatselijke krantje. Bij de start was het ons streven informatie en advertenties te ver werken tot een cyclus van 15 minuten, die 24 uur per dag wordt herhaald. Maar we moeten nu al regelmatig veranderen en aanvullen. Laatst kregen we een gijzeling in Utrecht door, die trek je na en staat binnen een half uur op je net. Na vier weken hebben we al een ruim nieuwsaanbod via tipgevers, politie en gemeente, Nieuwegein en Utrecht, ter wijl het provinciebestuur persberichten doorspeelt die hier van belang kunnen zijn.
De gemeenteraad achtte de pluriformiteit beter gediend met spreiding van rechten, vandaar dat het Utrechts Nieuwsblad, dat ineens ook interesse toonde, het nakijken kreeg. Zodoende zijn deze twee snotneuzen op 1 januari in dit sterk ver waarloosde pand aan de slag gegaan. ‘Op 1 februari hadden we de hele tent gerenoveerd en konden we open’, lacht Dirk en gebaart trots naar de bureaus die door hekken met blauw traliewerk van elkaar zijn gescheiden.
Veronica Lokaal en raamprogrammering
De eerste kabelkranten zijn dus zonder tv-geluid, of hooguit is er een landelijke publieke radiozender te horen. Dat moet anders kunnen, denkt de publieke omroep Veronica, die wel een raamprogramma wil maken voor de nog niet gevulde uren van de lokale radiozenders. Zo is er de hele dag een radiosignaal achter de kabelkrant te horen, deels ingevuld door Veronica. Voor de veteranen bij de oud-zeezender is dit een leuke manier om buiten één eigen omroepdag in Hilversum weer hoorbaar te zijn met een eigen kanaal dat zeven dagen per week uitzendt. Dit programma, Veronica Lokaal, beleeft zijn première op de elektronicabeurs Firato. Daarvoor krijgt het namelijk een tijdelijke vergunning. Zo’n tachtig lokale omroepen zetten de pro-
De groeistuipen van lokale omroep
Ook VARA’s programma 711911 (concurrent van Veronica Lokaal) was live vanaf Firato 1988 met medewerkers van lokale omroepen, hier met VARA-dj Peter Holland.
gramma’s van landelijk gekende grote namen door, zoals Erik de Zwart, Rob Stenders, Leo van der Goot, Lex Harding, Alfred Lagarde, Wessel van Diepen en Simone Walraven. Veronicaradiodirecteur en top 40-dj Lex Harding is voorstander van meer lokale omroep, zegt hij in de Volkskrant van 5 februari 1987. ‘Lokale radio is de leukste vorm van radio. Leuk om te maken en leuk om naar te luisteren. En dat laatste is veel belangrijker. Communicatie in optima forma. Waarom wel elke stad en dorp zijn eigen krant en niet z’n eigen radio?’ Na het stoppen van de Firato wil Veronica doorgaan met z’n raamprogramma, maar dat wordt snel verboden. Overigens was ook niet elke lokale omroep enthousiast over het wel heel erg als Veronica gelabelde programma, wat qua toon ook fors verschilt van hoe veel van de lokale zenders klinken.
De dat jaar gestarte commerciële zender Radio 10 wil ook wel als raamprogramma via de lokale
NLPO-directeur stuurt (bijna) Veronica Lokaal aan
Marc Visch, directeur-bestuurder van de Nederlandse Lokale Publieke Omroep (NLPO) in jubileumjaar 2024, werkte in 1988 bij Omroep Sneek (toen nog een piraat). Maar hij had het ook geschopt tot Club Veronica Kid, het opleidingstraject van de Veronica Omroep Organisatie. Hij maakte jongerenradio voor de ‘Je bent jong en je wilt wat’-omroep. Toen Veronica Lokaal tijdens de Firato radio maakte, mocht de jonge Marc ook een avond presenteren tussen 20 en 22 uur. Op een dag werd hij door Ruud Hendriks gevraagd zich om 9 uur de volgende ochtend te melden bij Veronica. Marc uit Sneek bleef toen de hele nacht op de Firato en reed de ochtend erna mee met Erik de Zwart na diens ochtendshow Aangekomen in Hilversum op het Laapersveld, wachtte Marc in de hoek op een bankje in de directiekamer van Rob Out. Tot Lex Harding en Ruud Hendriks binnenkwamen, naar het bureau
omroepen op de FM hoorbaar zijn. Procedures tot aan de Raad van State zorgen er voor dat ook dit wordt verboden. Het ANP procedeert ondertussen ook, maar dan weer omdat ze de bulletins die ze verzorgen voor de publieke omroep nu ook via kabelkranten horen terugkomen en daar extra voor betaald willen worden. Gevolg is dat ook de publieke radio niet mag worden doorgezet onder de dia’s met tekst. Dan is Studio 10, een non-stop programma van de Radio 10 Groep wel een goede uitkomst. Het wordt gedoogd. Wel moeten reclames in de Radio 10-programma’s worden weggepiept via een heuse ‘commercial killer ’. In 1989 wordt de stichting Raamprogrammering opgericht, om zelf een programmering te maken voor de kabelkranten. Deze stichting gaat echter samenwerken met de Radio 10-zenders Radio 10 Gold, Power FM en Concert Radio, waarmee toch weer commerciële radio is te horen onder de beelden van de kabelkrant.
van Rob Out stapten en zeiden: ‘We gaan door met Veronica Lokaal! We zetten een studio hier neer en gaan samen met en voor lokale omroepen raamprogramma’s maken!’ En Out zei: ‘Oké. Wie gaat dat dan coördineren?’ ‘“Hij,” zeiden ze in koor,’ vertelt Marc. ‘Toen wezen ze naar mij. Ik wist nog van niks, we hadden er vooraf niet over gesproken. Ik moest dan de lokalen die elke dag vier uur radio bij ons zouden komen maken een beetje wegwijs maken in de studio en dergelijke. En hup, de financiële afdeling boven de receptie werd al leeggeruimd, de bureaus werden over de gang gesjouwd, om daar een studio in te richten. Zo ging dat wel vaker bij Veronica, die mensen waren dat wel gewend. Binnen een week was daar een geluidsdichte goede studio, boven de ingang van het Veronica-pand. Natuurlijk had het C vdM zich al gemeld om te zeggen dat dit een ongeoorloofde nevenactiviteit betrof. Dus het mocht niet. Toen maakten ze er de nieuwe Radio 3-studio van. In één moeite door.’
De LOKschijf
In 1989 gaat een leuk initiatief van start waarmee een brug wordt geslagen tussen de lokale omroepen en het bijzonder goed beluisterde en enorm populaire programma De Avondspits op Radio 3. De LOKschijf wordt bedacht. De Stichting Popmuziek Nederland en de NOS (de omroep die het programma van Frits Spits uitzond) lanceren deze schijf in samenwerking met de OLON. Elke week wordt er een Nederlands product uitgekozen. Deze LOKschijf is op de lokale omroep elke twee uur te horen en een week lang geregeld bij Frits Spits op Radio 3. Het lijkt een slimme manier om een groter Nederlands aanbod een podium te geven en ernaar te ver wijzen dat je de single bij je lokale omroep nog veel vaker hoort. Wel blijkt dat de keuze van de nummers niet bij alle lokale omroepen in de smaak valt. De NOS heeft ook steeds de primeur van de nieuwe LOKschijf, wat de lokale omroepen dan weer niet leuk vinden. Frits Spits verkoopt het idee vurig maar lang brandt dit vuurtje niet. Als de eenmalige experiment-financiering na een jaar ver valt, wordt de LOKschijf in stilte alweer afgevoerd.
De naam LOKschijf komt daarna nog geregeld bij lokale omroepen terug, voor een eigen tipschijf die alleen zij draaien.
Voorschriften voor wat er uitgezonden moet worden
Eind 1989 krijgen 124 zendgemachtigden door het Agentschap Telecom een vergunning voor uitzenden via de ether toegewezen, waardoor er dan in totaal 170 lokale omroepen op de FM te horen zijn. Het aantal uitzenduren wordt fors hoger, overigens ook voor de tv-programmering. Want ook daar wordt het bereik steeds groter Het gaat de lokale omroepen goed en de OLON heeft het er maar druk mee.
weet de OLON tegen te houden. De voor waarde zou moeten zijn dat minstens 50 procent van de programmering bestaat uit informatieve, culturele of educatieve inhoud. De OLON protesteert en stelt: Wat is lokaal of cultureel of informatief ? Wie gaat dat controleren en sanctioneren? Daar komt Den Haag met een antwoord op terug: dat wordt het C vdM. Het Commissariaat houdt vanaf 1990 toezicht op wat er wordt uitgezonden bij de lokale zenders en of er ongeoorloofde reclameuitingen te horen of te zien zijn. Het programmavoorschrift komt er in 1992 alsnog, via de zogenaamde ICE-eis: de programmering moet voor minstens 50 procent uit Informatieve, Culturele of Educatieve programma’s bestaan. Vele lokale omroepen zullen een ruime uitleg geven aan wat lokaal of informatief mag heten en komen daar vaak mee weg. Toch legt het Commissariaat zo nu en dan een boete op aan lokale zenders die wel heel nadrukkelijk andere programma’s brengen dan waar ze in essentie voor zijn opgericht. Zo krijgt in 1993 de lokale omroep in Sint-Michielsgestel zo’n berisping. Die zendt per uur hooguit twee minuten lokale informatie uit, de rest is ANP-nieuws, muziek en reclame. Het programmavoorschrift wordt dus niet nageleefd, stelt het C vdM.
Veel lokale omroepen hebben de eerste jaren dus ruimte om zelf te bepalen wat er wordt uitgezonden en in welke verhouding. Vanaf 1984 is er het Programmabeleid Bepalend Orgaan (PBO), een adviesraad bestaande uit een representatieve groep uit de lokale samenleving die controleert of alle groepen uit de lokale samenleving wel worden bediend en zijn vertegenwoordigd. Veel lokale omroepen voelen evengoed ruimte om zelf te bepalen wat ze voor programma’s gaan maken. Het levert soms willekeur op. De smaak van de leidinggevende bepaalt geregeld of het hobbyprogramma van medewerker x een plek krijgt in de programmering of niet.
Een voorstel van de minister om een programmavoorschrift op te leggen voor de lokale zenders,
In 1993 trekt het C vdM de vergunning in van de lokale omroep in Bemmel omdat de adviesraad hier niet meer representatief is. Zo’n raad is
verplicht en bij het ontbreken kan het C vdM dus ingrijpen. Er zijn ook kleine omroepen die fuseren, failliet gaan (Nijmegen in 1993) of gewoon stoppen (Leusden in 1991). Bij gemeentelijke herindelingen nodigt het C vdM de verschillende omroepen uit om te bespreken hoe ze kunnen samengaan. Soms, als er al forse onderbezetting is, lukt dat samengaan. Het aantal streekomroepen neemt langzaam toe. Op dat moment wordt het verzorgen van programma’s voor twee of drie gemeenten een streekomroep genoemd. Deze vorm zou vanaf midden jaren tien van de volgende eeuw weer helemaal actueel worden.
Onstuimige groei
Jaren van onstuimige groei voor de lokale omroep volgen. Tot 1995 komen er elk jaar tientallen nieuwe kleine omroepen bij, tot het hoogste aantal in 1995 wordt bereikt met maar liefst 376 verschillende lokale omroepen in heel Nederland.
Honderd leuke namen van lokale omroepen anno 1995
Naast vele voor de hand liggende namen als Stadsomroep Arnhem en Stadsomroep Utrecht, zijn er ook lokale omroepen met andere, soms bijzondere namen. Hier volgen honderd voorbeelden daar van uit 1995:
Gouwestad
Slingeland FM
Heuvelrug Centraal
BENELUX
Regio FM
Naam: Ivar Lingen
Functie: Presentator bij Den Haag FM
Startdatum bij de omroep: 01-06-2014
Sinds 2014 presenteerde ik een programma bij Den Haag FM en probeerde ik premier Mark Rutte te strikken. Na vele pogingen lukte het uiteindelijk kort voor mijn vertrek. Eind 2022 was hij te gast in Spuigasten. Hij was openhartig: hij zou graag het onder wijs ingaan en hij had zelfs al uitgezocht wat hij moest doen om voor de klas te mogen staan. Zijn uitspraken werden landelijk nieuws. Een paar maanden later kondigde hij zijn vertrek uit de politiek aan, waarop zijn uitspraken in mijn programma weer werden aangehaald. Van De Avondshow met Arjen Lubach tot Even tot Hier. Dan maak je als lokale omroep landelijke impact.
Omroep Twickelstad
Kontakt
Pearl FM
Lokale Omroep Muziekstad
MAGUS TV
Unique FM
Waalre X-tra
HEBOS/Keizerstad 97.7
Water weg FM
LOCO
Roulette
Omroep
Stichting
Omroep
het Groene Hart van Holland
Europa
Maasstad Omroep
Stadsomroep Klaver Vier
De Berkelstroom
Phohi
RTV Horizon
Grebbestad
Omroep
Radio Zuiderzee
Exclusief
Delta Omroep
Radio de IJsbeer
Extra FM Magic FM
Micro Omroep Stichting
Waterland FM
Lokale Omroep Midden-Nederland
Radio Superstar
Omroep Maasland
Radio Vrije Vogel
Radio Lekstad
Radio Tornado
Stichting Space
Radio de Branding
Radio SALSA
Radio Rik
Omroep Walraven
Omroep Vereniging Mercurius
Omroep Midvliet
Holland Centraal
Stichting Streekomroep
Heatwave
Aantal lokale omroepen (die dit jaar ook echt uitzonden)
In het topjaar voor het aantal lokale omroepen, 1995, waren er 633 gemeenten in Nederland. Dat neemt af tot 355 gemeenten in 2020, vanwege herindelingen en fusies. Evengoed heeft in 2022 maar liefst 97 procent van de 345 gemeenten een eigen lokale omroep. Dus ondanks het feit dat het aantal omroepen afneemt, hebben nog steeds de meeste gemeenten een lokale omroep
Naam: Hans Melkert
Functie: Geluidstechnicus bij streekomroep
ZuidWest
Startdatum bij de omroep: 27-10-1969
Carnaval is de meest bijzondere tijd voor het maken van live-uitzendingen. Mijn avontuur bij de lokale omroep begon toen ik slechts 7 jaar oud was, bij ABG-TV, opgericht door mijn vader. Samen met mijn audiomaat Jack van den Boom, die helaas te vroeg is overleden, hebben we veel mooie geluidsopnames gemaakt. Nu probeer ik jongeren als audio-opa wegwijs te maken in de audio-tv wereld, zodat de continuïteit voor ZuidWest gewaarborgd blijft.
Vanuit de kerkelijke gedachte
Vanaf het moment dat het mogelijk is geluid uit te zenden via een verbinding of via de ether, worden kerkdiensten verspreid. Vanaf 1920 ontstaat het verschijnsel kerktelefoon. De eerste dateert al uit 1914 en was een particuliere telefoonverbinding van één persoon met de kerk. Later wordt dit een draadomroepsysteem via een telefoonverbinding vanuit de kerk naar een verdeelpunt vanwaar de dienst naar meerdere huishoudens wordt doorgezet. Op deze manier kunnen mensen die een kerkdienst zelf niet kunnen bijwonen, er thuis naar luisteren. Daarmee is de kerktelefoon eigenlijk de allereerste lokale omroep, nog voordat er landelijke omroepverenigingen waren. Het verspreiden van Gods Woord via nieuwe technieken is een De groeistuipen
krachtig wapen. De eerste publieke omroepen komen vanuit een christelijke missie (NCRV, KRO en VPRO). Er volgen nog vele religieuze omroepen; lange tijd wordt het medialandschap overheerst door stichtelijke en gelovige boodschappen.
Wanneer de lokale omroep opkomt, is ook hier ruimte voor religieuze programma’s. Maar omdat de lokale omroep voor een gehele gemeenschap dient te zijn en dus niet alleen voor katholieken of protestanten, verspreidt de lokale omroep niet uitsluitend Gods Woord. Een dagelijks bestuur van minimaal acht mensen, die verschillende factoren van het maatschappelijk leven vertegenwoordigen, bepalen welke programma’s voor welke groepen gemaakt moeten worden.
De tv-reportagebus van CMP Hilversum.
Ondertekening contract voor uitzending Rijnland.
Daar zit geregeld, maar niet altijd, een kerkelijke vertegenwoordiger bij. Als er wel zo iemand bij is, is dat van één kerk en niet van alle religies Daarvoor zijn niet genoeg zetels. De besturen van de helft van de lokale omroepen kiezen er voor om één of enkele religieuze programma’s te programmeren. Dat kan zijn door een kerkdienst live door te zetten, zoals de oude kerktelefoon vroeger al deed. Maar daar hoort ook een presentator bij en de vrijwilligers van de lokale omroep zijn hier voor vaak niet geschikt of zijn hier niet in geïnteresseerd. De omroep besteedt de zendtijd derhalve uit aan kerkelijke organisaties. Die ver volgens zelf de programma’s moeten maken, niet gehinderd door veel verstand van het medium radio (of het nog veel bewerkelijker en duurdere televisie).
In 1990 richt daarom de Raad van Kerken de stichting Interkerkelijk Media Instituut (IMI) op Het doel is mensen te ondersteunen die kerkelijke programma’s willen maken bij lokale (en regionale) omroepen. J. van Ommen van de Gereformeerde Omroep Vereniging (GOV), onderdeel van die stichting, zegt in het Nederlands Dagblad van 5 augustus 1991: ‘Het is een hele klus om zendtijd te vullen. Je moet je als kerk realiseren dat je dan ook voortdurend iets te zeggen moet hebben. Er moet informatie zijn. De zendtijd die voor de kerken beschikbaar is,
wordt verdeeld onder de kerken die zendtijd willen vullen. Ieder blijft verantwoordelijk voor zijn eigen portie zendtijd. Continuïteit is daarbij het grootste probleem.’ In dezelfde krant zegt op 7 september 1991 vrijwilligster mevrouw Van Helden uit Rotterdam: ‘Natuurlijk is evangelisatie je uitgangspunt. Maar je kunt niet drie uur lang alleen maar een boodschap brengen. Je moet ook luisteraars trekken met dingen die hen interesseren.’
Radio maken is leuk, maar het jaren volhouden zonder veel reacties te krijgen, vraagt een hoge motivatie. En het is bovendien kostbaar, wat ook niet elke kerk er voor overheeft.
Vanaf 1992 mag er reclame worden uitgezonden en gaan lokale omroepen anders om met doelgroepenprogramma’s. Kerkelijke uitzendingen vallen dan onder het zogenaamde derdenreglement. Deze derden huren zendtijd als de lokale omroep het programma zelf niet wil of kan maken. Het IMI vindt dat kerken het slachtoffer zijn van de commercialisering van de lokale omroep, stellen ze in Trouw van 7 maart 1993. ‘Sinds vorig jaar reclame op de lokale omroep is toegestaan, wordt er heel anders naar kerkelijke programma’s, die geen reclame-inkomsten opbrengen, gekeken. Soms moeten ze als “derden” voor zendtijd betalen. Het publieke karakter van de lokale omroep wordt bedreigd,’ aldus het IMI. In ongeveer driekwart van de 330 lokale omroepen participeren dan nog kerken op de een of andere manier. Dat neemt in de jaren daarna fors af.
Marktwerking zit ook de kerktelefoon eind vorige eeuw in de weg. Analoge lijnen worden uitgefaseerd door de KPN en de publieke diensten worden onbetaalbaar. Het zenden naar de gelovige thuisblijver lijkt op z’n einde te lopen. Maar door de opkomst van internet en de betaalbaarheid van zelf een kerkdienst uitzenden maakt dat de gelovigen weer hun diensten thuis kunnen volgen. De techniek heeft uiteindelijk een doelgroepuitzending mogelijk gemaakt. De lokale omroep speelt daarin geen grote rol meer
Pieter de Wit, de eerste directeur van de OLON, maakt al het pionierswerk mee Vanaf de start van belangenvereniging OLON speelt hij een rol in de lokale omroepsector. Hij is er meer dan twintig jaar directeur en begeleidt de lokale omroepen die overal als paddenstoelen uit de grond schieten. Nederland organiseert zich snel en ver vult zo een voortrekkersrol voor andere landen. De Wit moet alle verschillende omroepen bij elkaar zien te houden, de politiek van hun belang zien te overtuigen en met de gemeenten proberen tot een structurele financiering te komen. Het werden jaren van veel strijd en gedoe maar ook van reizen naar andere landen om met ideeën van de sector daar thuis de boel te verbeteren.
Jij bent min of meer vanaf het ontstaan van de lokale omroep in Nederland betrokken geweest bij deze sector. Hoe is dat zo gekomen?
‘Ik studeerde communicatiewetenschap bij professor Stappers die een onderzoek deed naar de zes lokale omroepen die als experiment in 1974 mochten beginnen. Aan dat onderzoek heb ik toen meegewerkt. Dat zal rond 1975, 1976 zijn geweest. De jaren erna heb ik nog wat data geëvalueerd voor dit onderzoek. Door mijn betrokkenheid kwam ik in contact met de oprichters van de OLON. Dat kwam vanuit die eerste lokale omroepen voort, begin jaren tachtig. Zij vroegen mij daar bij, ik ging het secretariaat doen. Voor mij was het een werker varingsplaats, ik studeerde nog. De OLON begon letterlijk met niks, er was ook geen geld. We zijn
Pieter de Wit
De eerste betaalde OLON-club in 1984 locatie K U. Nijmegen. Vlnr C. van der Borg, J. van Hof, T. Bastiaansen en P. de Wit.
op de faculteit Massacommunicatie in Nijmegen begonnen op een kamertje, dat we gratis mochten gebruiken In dat eerste jaar daar hebben we geregeld dat er subsidie voor de OLON kwam. Eerst voor één jaar, in 1983 was dat. De gemeenten en Den Haag vonden het wel fijn dat er één organisatie kwam en dat ze niet door 23 verschillende omroepen steeds gebeld werden. De OLON werd daardoor al snel als gesprekspartner geaccepteerd. Toen konden er mensen betaald worden om daar te werken. Toos Bastiaansen kwam er al snel bij, die zit er in 2024 nog steeds. We kregen drie kamers, maar moesten uiteindelijk toch eens naar een eigen pand. Zijn we in een oud kraakpand terechtgekomen wat opgeknapt moest worden. Het was moeilijk te verhuren omdat er nog krakers boven woonden. We zijn steeds verder gegroeid. Uiteindelijk werd ik directeur van de OLON en dat ben ik tot 2008 gebleven.’
Die beginfase moet boeiend zijn geweest. Er was nog niets georganiseerd in deze sector. Waar begin je mee, hoe pak je zoiets aan?
‘Eind jaren ’70, begin jaren ’80 was er overal veel belangstelling om lokale omroep te beginnen. Vanuit Gouda, Amersfoort, Leiden, noem maar op, overal stonden ze in de startblokken. Maar er was geen regelgeving! En deze omroepinitiatieven wilden het wel op een legale manier doen. De zes omroepen die met een experimenteer vergunning waren gestart, werden steeds gevraagd door andere initiatiefnemers hoe zij dat nou hadden gedaan. Ze werden een beetje over vraagd. Dus die mensen zeiden, we kunnen beter een landelijke organisatie oprichten om al die vragen te beantwoorden. Zo is de OLON ontstaan. We begonnen met zo’n 15, 16 leden. En daarna groeide het heel snel, tot uiteindelijk meer dan 300 leden. Belangrijk was dat ook de vier grote steden zich aansloten bij de OLON zodat een strijd tussen de “grote” en “kleinere” omroepen uitbleef
Het begon allemaal met kabeltelevisie Er was geen etherradio toegestaan, je mocht niet op de FM, ook niet op de middengolf trouwens. In Goirle bijvoorbeeld, waar ze als experiment al mochten beginnen in 1974, was een tv-zender, waar ze onder hun testbeeld hun radioprogramma zetten. Mensen moesten dus de tv op dat testbeeld aanzetten om naar lokale radio te kunnen luisteren! Het was een hele strijd om toch etherfrequenties te krijgen. We kwamen veel bij het ministerie langs. Daar zaten ook vertegenwoordigers van de luchtvaart en Defensie aan tafel. Die waren natuurlijk bang dat we met onze frequenties zouden storen, want zij
zaten in hetzelfde bovenste deel van de FM-band waar wij ook heen moesten. Zij hadden hele slechte er varingen met illegale zenders, die daar volop stoorden op luchtvaartfrequenties. Wij zeiden dat dit bij ons niet zo zou zijn, want we waren maar klein, hoewel we toch wel 40 kilometer lokaal gebied moesten kunnen bedienen. Ze reageerden daar op een heel badinerend toontje, zo van: “Heren, weet u wel wat zo’n zender kost?” Nou, dat wisten we wel, dat hadden we van tevoren uitgezocht. We hadden in Italië en in Vlaanderen nagevraagd wat ze daar gebruikten voor lokale zenders. Zij gebruikten zenders van 2000 tot 3000 gulden. Maar die ambtenaren zeiden: “Nee hoor, zo’n zender kost minimaal 300.000 gulden. Dat kunt u nooit betalen!”
Uiteindelijk is het gelukt, maar er was behoorlijk wat weerstand te over winnen om geschikte frequenties en zenders te mogen gebruiken. De Tweede Kamer was ook moeilijk in beweging te krijgen, dus we zijn op een gegeven moment met een hele groep mensen naar de Tweede Kamer gegaan. Daar hebben we kamerleden een zender aangeboden en die hebben ze ook aangenomen. Op dat moment was de Tweede Kamer in overtreding, want je mocht geen zender hebben. We hebben geen aangifte gedaan, haha.’
Is die houding vanuit de politiek onwil geweest om iets nieuws mogelijk te maken of vooral bescherming van het huidige medialandschap, met de landelijke publieke omroepen als basis?
‘Dat laatste speelt heel erg mee, de bescherming van het bestaande medialandschap. De politiek had ook niet zo veel interesse in uitbreiding. De houding
was een beetje: hebben we wel zoveel omroepen nodig in Nederland? Als je boven op de zendmast van Lopik gaat staan en je kijkt naar beneden, naar Nederland, en je bedenkt dan dat je vele landelijke omroepen ziet, vele commerciële omroepen, de regionale omroepen en daar komen dan nog 300 lokale omroepen bij. Dan lijkt het wel heel veel. Maar je moet het perspectief van de luisteraar innemen. Die woont in één gemeente, die kan daar één lokale zender ontvangen, één regionale en een paar landelijke zenders en heel veel commerciële zenders. Dus wat is dan veel? Dat hangt erg van het perspectief af. Zo hebben we dat ook verdedigd in Den Haag.’
Vervolgens komen al die lokale omroepen opzetten, hoe kan je daar sturing of richting aan geven? Want zoveel omroepen, zoveel meningen…
‘Zeker! Het was natuurlijk een emmer met kikkers die alle kanten op sprongen. Het was niet altijd even doorzichtig hoe zoiets werd opgezet. Je had een aantal oud-piraten die gewoon een officiële machtiging voor hun zendertje hadden geregeld. Maar je moest wel voldoen aan het programmavoorschrift, met 50 procent aandacht voor informatie, cultuur en educatie. Dat viel niet mee natuurlijk. We hebben heel wat strijd gehad met het CvdM daarover. De lokale gemeenschap zelf moest eigenlijk controleren of de programmavoorschriften werden ingevuld, daar was een representatief bestuur voor ingericht. Maar dat is met heel veel omroepen niet allemaal te volgen natuurlijk. Wij probeerden het naar de politiek toe te verantwoorden. Ja, zeiden we, er gaat weleens wat mis, maar het helpt de lokale democratie als je een lokale
zender hebt. Een plek waar je mensen een stem geeft, is belangrijk. En we zorgden voor redactiestatuten, verzorgden opleidingen voor lokale medewerkers, organiseerden bijeenkomsten. We adviseerden over welke apparatuur je het best kon gebruiken. We organiseerden regiobijeenkomsten waarbij we omroepen stimuleerden elkaar te leren kennen, om meer te gaan samenwerken. Zodat niet iedereen opnieuw het wiel hoefde uit te vinden. We gingen geregeld bemiddelen met de gemeenteraad als er een conflict was met een lokale omroep. We waren veel problemen aan het oplossen, rond wetgeving, frequenties, toegang tot de kabel, financiering, digitalisering, noem maar op. We hebben echt veel voor al die omroepen kunnen doen als OLON.’
In al die jaren ben je ook veel naar het buitenland geweest. Mooie reizen, bedoeld om wat van te leren, hoe ze daar met lokale omroep omgingen. Waar kwam je zoal mee terug?
‘We hebben vooral veel geleerd in de Verenigde Staten. Wij waren in Nederland steeds maar problemen aan het oplossen. Alle overleggen met OLONleden gingen over problemen. Maar in Amerika had je de National Federation of Local Cable Programmers. Dat was een goede professionele organisatie Eén van de dingen die we daar oppikten, was hun jaarlijkse prijzenfestival. Het was daar een enorm groot feest. Een hele dag een groot congres met workshops en sessies. Dat werd dan afgesloten met een groot diner en een nog groter feest. Tientallen omroepmedewerkers werden in het zonnetje gezet. Het beste inter view, de beste dit, beste dat, echt de Amerikaanse mentaliteit. Op zo’n dag kan je enerzijds serieus
praten over zaken, maar anderzijds ook vieren wat je hebt gepresteerd. Dat idee voor een festival hebben wij naar Nederland gehaald. Wij zijn ook jaarlijks prijzen gaan uitreiken aan mensen die daarna doorgroeiden naar de regionale of landelijke omroep. Die hadden hun basis opgedaan achter de microfoon van een lokale omroep en kregen succes bij de professionele omroep Dat werkte enorm stimulerend voor iedereen in de sector.
De eerste keer op reis was naar een conventie in Boston in 1984. Wij werden daar voor uitgenodigd. Dat ontstond toen de OLON bezoek kreeg van Chuck Sher wood. Hij was een grote jongen uit Amerika, ik heb nog steeds contact met hem. Hij kwam naar Rotterdam en wilde ook even bij ons in Nijmegen komen om te kijken hoe lokale media in Nederland in elkaar stak. Zij hebben daar public access op lokale kabelnetten, maar wij
hadden dat toch echt anders georganiseerd. Wij hadden echt een hele brede omroep voor iedereen, ter wijl het in Amerika heel erg in doelgroepen was opgedeeld, volgens het principe wie het eerst komt, het eerst maalt. Wij hadden het toch wel op een hoger niveau geborgd, met veel meer vrijheid voor de omroepen zelf. Vond hij wel interessant, dus hij zei: jullie moeten ook naar onze conventie komen. De reis moest de OLON zelf betalen, maar de rest werd geregeld. Ze vliegen uit heel Amerika naar Boston voor zo’n meerdaags congres. Iedereen verbleef in een luxe hotel, ja die Amerikanen pakken dat toch anders aan. Als je in Nederland iets organiseert moet iedereen ’s avonds weer naar huis kunnen, wij zijn zo klein dat dat kan. Niet in de Verenigde Staten, maar dan heb je al die mensen ook een paar dagen echt bij elkaar. Daar hebben we veel goede contacten aan overgehouden.
We hebben zo veel landen bezocht. Toos kan je er ook alles over vertellen. (zie pagina’s 248-253) We werden een keer uitgenodigd voor een conferentie in Noor wegen. In Stavanger wilden ze lokale televisie beginnen en ze hadden gehoord dat er in Nederland ook allemaal lokale televisie was. Maar daar was het een initiatief vanuit de lokale, schrijvende pers. Een hele rijke pers overigens. Komen wij daar vertellen over hoe wij dat doen, wat goed is voor de gemeenschap en dat er allemaal vrijwilligers meewerken, ja ja. Maar dat was absoluut niet de bedoeling daar. Ze wilden het heel groots aanpakken, daar konden ze Stavanger mee op de wereldkaart zetten. Dachten ze, want het is er niet gelukt, voor zover ik me herinner.’
Nederland had dus een behoorlijk andere insteek bij wat lokale omroep zou moeten zijn. Wat was dan precies
de bedoeling volgens jou en de OLON in die beginfase met lokale omroep?
‘Daar was in het begin best een richtingenstrijd over. Je had toen het Nederlands Instituut voor Maatschappelijke Opbouw, die wilden community’s bouwen. Een deel van onze achterban had zo’n sociaal-culturele missie; de omroep moest de lokale gemeenschap een stem geven. Het zou dan een soort buurtradio zijn geworden, een sociaal-cultureel initiatief. Met als nadeel dat de gemeente dan de aangewezen rechtspersoon werd om te zeggen wat je wel en niet moest maken. Dat was niet zo best, want dan zou je helemaal afhankelijk worden van je lokale bestuur. Er zijn vanuit de Haagse politiek diverse pogingen geweest om lokale omroep helemaal te decentraliseren en het lekker aan de lokale overheid over te laten. Dat hebben wij weten tegen te houden, wat denk ik één van de belangrijkste factoren geweest is van het succes van de lokale omroep
De andere stroming vond informatievoorziening het belangrijkste doel van een lokale omroep. Vanuit journalistieke standaarden, burgerjournalistiek eigenlijk. Dan had je naast de landelijke en regionale omroep echt een derde laag voor je informatievoorziening. Daar zijn forse discussies over geweest, ook binnen de OLON, maar uiteindelijk heeft die laatste stroming gewonnen. Als je burgers de mogelijkheid wil geven om lokale omroep als informatiemedium in te zetten, dan moeten ze ook het lokale bestuur aan kunnen pakken als dat nodig is. Om die journalistieke taak te vervullen, kan je niet afhankelijk zijn van diezelfde gemeente Het nadeel was dat het niet overal heel professioneel werd gedaan, want er was financieel geen ruimte om journalistieke arbeid in te kopen. Je was bijna volledig
afhankelijk van vrijwilligers. Wat helemaal niet erg is, met vrijwilligers kan je heel professioneel werken. Kijk naar amateurvoetbal, de mensen die naar trainingen komen en op zaterdag naar een bepaalde plek reizen om daar te spelen, dat wordt ook georganiseerd door vrijwilligers Vrijwillig is niet vrijblijvend, het werk moet wel gebeuren. Bij het amateurtoneel moeten de acteurs hun rol ook oefenen, anders kunnen ze beter thuisblijven. De organisatie heeft ver volgens een verantwoordelijkheid naar zijn vrijwilligers, door ze goed te begeleiden, op te leiden, op de goede plaats in te zetten en goede roosters en afspraken te maken, noem maar op. Maar goed, journalistiek werk is niet eenvoudig, dus het niveau van de vele omroepen verschilt flink.
De strijd over het geld verliep moeizaam. We hebben daar veel over gesproken met Binnenlandse Zaken, die toch de belangen van de gemeenten behartigen. Die gemeenten wilden de vrijheid houden om geld voor de lokale omroep aan iets anders te kunnen besteden als zij dat belangrijker vonden. Als je toch vastlegt dat je gelabeld geld naar de lokale omroep moest overmaken, dan vonden gemeenten daar trucs voor uit om het maar niet aan de lokale omroep te hoeven uitgeven. Dat was een moeizame strijd. Eind vorige eeuw hadden we eindelijk de opcenten geregeld, een gelabeld bedrag voor de lokale omroep, om het een paar jaar later door een nieuwe regering weer afgeschaft te zien worden. Na veel praten en amendementen in de Tweede Kamer die we ingediend wisten te krijgen, is er nog wel iets toegezegd. Maar dat is echt een veel te laag bedrag geweest, en gebleven want het werd niet eens geïndexeerd!’
Pieter de Wit aan het werk op OLON-kantoor Nijmegen.
Vorige pagina
OLON ALV 1993 in het Kolpinghuis Nijmegen, vlnr Pieter de Wit (directeur OLON), Henk ter Beek (secretaris) en Herman Posthoorn (voorzitter).
Foto: Gerard van Bree
Volgende pagina
Voltallig team OLON-bureau, vlnr G. Fokker, G Ong A Lok, B. van Lijden, J. van Hof, S. van Velzen en beneden vlnr P. de Wit en T. Bastiaansen, december 1988. Foto: K U afd. Fotografie
De desinteresse en stroperigheid bij de landelijke politiek is een constante factor geweest?
‘Het is inmiddels beter geregeld. Maar stroperig ging het zeker. Dan had je mediawoordvoerders die enthousiast met je meedachten en die hadden dan wetsvoorstellen of amendementen klaarliggen, die ver volgens toch niet werden ingediend. Maar andersom gebeurde dat ook wel hoor. Dat je bij een late vergadering ver na middernacht, vlak voor het kerstreces, nog even iets kon regelen met een Kamerlid, wat snel nog even werd aangenomen. Zo ging dat, dat was ook wel een mooie tijd moet ik zeggen.’
Als je vindt als politiek dat lokale omroep een rol speelt in het democratiseringsproces, dan zou je er vanuit de overheid toch meer zekerheden voor kunnen inbouwen?
‘Nou, er is altijd wel met enige ambivalentie gekeken naar de lokale omroep Want je had al landelijke omroep, toen kwam er regionale omroep en die had ook streekedities. Vele regionale omroepen hadden in de jaren tachtig en negentig meerdere uitzendingen voor kleinere streken in de provincie, die dekten die lokale gebieden al goed af En die regionale streekedities zagen de komst van lokale omroepen als concurrentie. En spraken er ook wel met enige dedain over, zo van: het is een serieus vak, dat kunnen jullie er niet even bij doen. Het was in ieder geval duidelijk dat schaalvergroting bij de lokale omroep toen niet vanzelfsprekend was Dat had de frictie met de regionale omroep vergroot. Daarnaast had je al wel wat streekomroepen in de vorige eeuw. Leiden, Westland, in Friesland
was er eentje, maar die hadden een beetje dezelfde soort problemen als kleinere lokale omroepen. Dus de vorming van streekomroepen leek toen geen oplossing voor de sector. We moesten ons ook echt onderscheiden, want het CDA onder andere, toen nog een echt grote partij, die opperde om de lokale omroepen maar op te laten gaan in die streekedities van de regionale omroep. Dus wij moesten zorgen dat wij de unieke mix van vrijwilligers en professionals als participatie vanuit de lokale bevolking bleven verkopen als een derde laag, een aanvulling voor de gehele publieke omroep.’
Hoe kijk je dan aan tegen de vorming van streekomroepen anno 2024?
‘De OLON was altijd een vereniging. Als de leden deze richting op willen, dan faciliteert de landelijke organisatie dat. Ze moeten dan wel de onderschei-
dende functie ten aanzien van regionale en landelijke omroep blijven ver vullen. De streek moet niet te dicht tegen de regio aanschurken. De financiering van de publieke omroep staat tenslotte onder druk, met de huidige politieke voorkeuren is de kans groot dat er geknipt wordt in de publieke omroep Dus zorg dat je onderscheidend blijft binnen die drie lagen publieke omroep En blijf de vrijwilligers er actief bij betrekken. Op het moment dat vrijwilligers geïnteresseerd zijn in communicatie en informatie brengen, dan heb je je ankers goed liggen in die lokale samenleving. Vrijwilligers blijven altijd onmisbaar, want streekomroepen met alleen betaalde krachten zijn niet te betalen. Maar het is ook juist goed dat je verplicht op zoek moet blijven naar mensen die graag een bijdrage willen leveren aan jouw lokale omroep. Dat zorgt voor de verankering van de streek.’
Op 9 september 1991 wordt reclame op de lokale omroep toegestaan. De overheid heeft het bijna twintig jaar tegengehouden, maar nu is het toch mogelijk. Dit in de hoop dat het de financiering van de lokale omroep flink zal helpen, en mits de inkomsten worden gedeeld met lokale of regionale kranten, die door deze verruiming mogelijk adverteerders kunnen verliezen. Die constructie maakt het bepaald niet eenvoudig of snel rendabel en daarom beginnen dat jaar maar enkele omroepen met reclame. Stadsomroep Rotterdam is op 29 september de eerste tv-omroep die ermee begint; de Lokale Omroep Someren is de eerste radio-omroep met reclames.
De eerste jaren vallen de inkomsten tegen. Ook gaan de meeste omroepen heel anders om met de reclames Sommige lokale radiostations gaan, om veel commercials te verkopen, sterk op commerciële hitradiozenders lijken. Dat is niet
waar de verruiming van de reclameregels voor bedoeld is. Daarnaast worden onder Europese richtlijnen de regels voor sponsoring verruimd. Dat heeft bij de meeste lokale omroepen de voorkeur boven commercials. Ook de OLON is voor sponsoring, en niet voor verruiming van reclameregels, omdat lokale omroepen dan ‘dreigen te vercommercialiseren’. Bovendien kondigen veel gemeenten aan te stoppen met subsidiëring van de lokale omroep als die reclames gaat uitzenden en zelf geld ophaalt.
Ook de politiek speelt een rol. Wat onder het ene kabinet lijkt te zijn geregeld, kan door een volgende minister weer worden teruggedraaid of compleet veranderd. In 1993 is Hedy d’Ancona de mediaminister van dienst. Zij stelt een samenwerking voor tussen de lokale en regionale omroepen. Zij zouden moeten versmelten
Staatssecretaris A. Nuis van OCW krijgt een etherzender aangeboden van de OLON.
Foto: Video Press Stock Colour Agency
tot een gewestelijke omroep, waar van er dan in heel Nederland zo’n 20 tot 30 zouden komen. De vrijkomende FM-frequenties van de lokale publieke omroepen zouden dan naar regionale en lokale commerciële omroepen kunnen gaan.
Lokale omroepen die willen blijven bestaan kunnen op de kabel blijven uitzenden, maar de kabelmaatschappij wordt niet meer verplicht het signaal door te geven en de optie om reclame uit te zenden ver valt dan ook. Dit soort voorstellen
zorgt er voor dat belangengroep OLON en haar leden flink aan de bak moeten om politici op andere gedachten te brengen. Het voorstel zou marginalisering van de lokale omroep betekenen, vindt de OLON.
De bespreking van deze nota van d’Ancona wordt in de Tweede Kamer bijgewoond door een honderdtal lokale omroepmedewerkers, vaak met camera en microfoon op zak. De fracties in
de kamer stemmen – na de lobby van de OLON – tegen het voorstel van de minister, waarna het sentiment weer op de hand van de lokale omroepen lijkt te zijn. Voor zolang die steun dan weer duurt. De onzekerheid dat je speelbal bent van politieke mode is onmiskenbaar. In 1994, een jaar na het voorstel van D’Ancona, zegt de kamer juist een lokale opslag toe, boven op de omroepbijdrage die voor landelijke en regionale publieke omroep al bestaat. Dat zou extra geld moeten betekenen! Ook komt er een voorkeursrecht voor publieke lokale omroep bij het indelen van de FM-band en het toezeggen van nieuwe frequenties, zodat niet iedere lokale omroep opnieuw strijd moet leveren om ook ergens op de FM terecht te kunnen. Tot die steun dan toch niet concreet wordt in een wetsvoorstel, en de lokale opslag binnen drie jaar toch weer verdwijnt. Het is nooit zeker of een toezegging er komt. De golven aan steun en tegenwerking voor de sector zijn de komende decennia de enige zekerheid.
De lobbyclub van de regionale omroep, ROOS, doet voor de zojuist genoemde bespreking in 1994 met een eigen nota een duit in het politieke zakje. Grootstedelijke lokale omroepen zouden moeten opgaan in regio-edities van de regionale omroep, stelt ROOS. Lokale omroepen in kleinere plaatsen kunnen blijven, maar hoeven geen publieke financiering te krijgen want het zijn toch ‘vooral sociaal-culturele instellingen, geen echte publieke omroepen maar meer welzijnsvoorzieningen’, zegt ROOS. Het doel van politieke toezeggingen en subsidie voor het samen optrekken van regionale en lokale omroepen is voorlopig nog niet bereikt.
Het Internet!
In 1995 is het Internet (toen nog met een hoofdletter) in opkomst. Nieuwe mogelijkheden – ook voor de lokale omroep – dienen zich aan. De OLON stelt in het jaar verslag over 1995 voor wat er staat te gebeuren: ‘De “elektronische snelweg” biedt grote mogelijkheden voor lokale omroepen om “nieuwe media-diensten” te beginnen en dat gebeurt in “groten getale” in 1995. De OLON start een activiteit op het gebied van de elektronische communicatie. Doel: profilering van de OLON via een www-site En bevordering onderlinge communicatie via e-mail (“elektronische post”) via een mailser ver, een soort elektronische brievenbus waar iedere aangeslotene berichten naartoe kan sturen, die ver volgens weer naar alle aangeslotenen worden doorgestuurd.’
Eind 1995 zitten zo’n 70 omroepmedewerkers op die ‘elektronische snelweg’, van de 20.000 vrijwilligers die dan bij een lokale omroep werken! De ‘www-site’ van de OLON die per
september 1995 van start gaat, wordt vooral aangeklikt op de pagina met een overzicht van links naar de homepages van lokale omroepen. Dit was bij de landelijke publieke omroep net zo. De best bezochte site was daar http://www omroep.nl, en die bevatte alleen links naar de homepages van de omroepen.
Screenshot eerste OLON-website, 12 november 1996.
De OLON Muziek Ser vice
De OLON Muziek Ser vice is een muziekdienst die OLON biedt voor haar leden. Tweewekelijks werd er een cd geperst met daarop de nieuwe releases uit de Polderpop Top 30 (Nederlandstalig product!), aangevuld met materiaal van Nederlandse platenmaatschappijen. Stichting Conamus (promotie van Nederlandse muziek) en NVPI (brancheorganisatie voor de muziekindustrie) maken deze cd, waarbij ze er voor zorgen dat artiesten die zij zelf uitgeven op deze cd’s terechtkomen. Het was een eenvoudige manier om aan veel nieuwe muziek te komen, zonder elke week tientallen albums en singles te moeten inkopen. De lokale omroep had daar geen geld voor. En voor platenmaatschappijen was het ondoenlijk om langs alle 376 lokale omroepen te gaan om hun cd’s te pluggen. De
ser vice was een goedkoop maar wel een betaald abonnement (in 1995 zijn er 400 abonnementen).
Voor duizenden radiomedewerkers zijn de sober opgemaakte lp’s in witte hoezen en cd’s uiterst herkenbare releases die exclusief aan de lokale omroepen werden rondgestuurd.
Anno 2024 is de muziekservice in digitale vorm van Digi Pluggen.
Ondertekening contract
Conamus: vlnr J.H. de Mol (senior), N. Boehre (Conamus), P. de Wit (directeur OLON) en J. Galama (projectcoördinator OLON).
Lokale omroep Leeuwarden heeft wereldprimeur cd van Madonna
In maart 1989 wordt spoedig een nieuwe cd van Madonna ver wacht. De ver wachtingen van Like a prayer zijn hooggespannen, Madonna is een van de best verkopende artiesten ter wereld. Voor alleen al Nederland staat een miljoenencampagne in de startblokken. Vrijdag 17 maart wordt de primeur in alle landen gegund aan de grootste radiozender van dat land, en in Nederland is dat de publieke popzender Radio 3. Maar de zaterdag er voor is Radio Aquarius, de lokale omroep in Leeuwarden, plots wereldnieuws
Uit Nieuwsblad van het Noorden van 13 maart 1989: ‘Eigenaar Wobbe van Seijen van platenzaak Bij de Put in Leeuwarden heeft de klapper van zijn leven. Hij wist de hand te leggen op een wereldprimeur: de nieuwste compact disc Like a Prayer, met elf nummers van Madonna. Hij zegt verscheidene exemplaren in zijn bezit te hebben. Platenmaatschappij WEA, die de cd in Nederland
op de markt brengt, reageert stomverbaasd en tegelijk woedend. De lokale omroep Aquarius uit Leeuwarden krijgt vandaag van Van Seijen de primeur om de cd helemaal uit te zenden. WEA is ten einde raad. ‘Hier gebeurt iets wat niet mag,’ aldus woordvoerder Dick Pieren, die geen enkel idee heeft hoe de cd’s in Leeuwarden terecht zijn gekomen. WEA zit er duidelijk mee in de maag. Er zijn alleen al in Nederland miljoenen geïnvesteerd in de reclamecampagne voor de cd en alles is toegespitst op de première van vrijdag.’
Later zou bekend worden dat de platenwinkel van Wobbe de cd’s in een aantal hoesjes van andere cd’s aantrof. De exemplaren zijn bij een verpakkingsfout dus eerder geleverd. Zo kreeg Radio Aquarius de wereldprimeur te pakken. De winkel Bij de Put kreeg als straf van WEA geen echte exemplaren van het album meer toegestuurd om te verkopen.
Journalisten versus plaatjesdraaiers
Nog geen twee weken na genoemde wereldprimeur verkeert Radio Aquarius in grote problemen. Twee kampen binnen de lokale omroep staan lijnrecht tegenover elkaar. Er zou een ‘rechts Veronica-boys’-kamp zijn en een ‘links geitenwollensokken’-kamp De kwalificaties zijn uiteraard afkomstig van het andere kamp. De tweestrijd is exemplarisch voor een richtingenstrijd binnen heel veel lokale omroepen. Radio Aquarius is voortgekomen uit een lokale piraat en er zitten nog veel ‘plaatjesdraaiers’. Zij vonden het geweldig leuk om de hele Madonna-cd te draaien. Het deel dat uit ‘echte’ journalisten bestaat, hecht veel meer waarde aan nieuws over het verdwijnen van het Fr ysk Orkest. De richtingenstrijd ontaardt in weglopende medewerkers en een verpeste werksfeer
De Leeuwarder Courant doet verslag onder de kop: ‘Leeuwarder lokale omroep Aquarius in het slop’. De krant ver volgt: ‘De last van het piratenverleden. Plaatjesdraaiers met echte journalisten? De lange, moeizame weg van een voormalige zendpiraat naar “een volwassen, integere dorpsomroep”. Nu gaat de lokale radio gebukt onder de diepste crisis in haar bestaan. Medewerkers liepen weg, de voorzitter volgde en de sfeer binnen de redactie daalde naar het nulpunt. Een haastig opgetrommelde puinruimer moet orde op zaken stellen. Sinds Goede Vrijdag zit de Leeuwarder lokale omroep Aquarius nagenoeg zonder politieke redactie. Vijftien redacteuren verklaarden in een open brief te zijn opgestapt vanwege diepgaande meningsverschillen over de redactionele koers.’
De commotie rond Madonna illustreert het verschil van opvatting binnen Aquarius. De opgestapte redacteuren, door de tegenpartij
Logo Omroepvereniging Aquarius Leeuwarden.
Lokale Omroep Aquarius (Leeuwarden) met het programma Over Politiek gesproken. Vlnr Ivo van Dijck, Jochum Admiraal (voorlichter gemeente Leeuwarden) en Gerard Werker
Radio Aquarius aanwezig op locatie
‘geitenwollensokkenclub’ genoemd, vinden dat Aquarius te veel amusement brengt. Piet Brouwer namens hen: ‘Lokale radio moet geen kopie zijn van Hilversum, maar moet ook oog hebben voor het hele kleine gebeuren als
Hoeveel werd er nu geluisterd en gekeken?
Het bereik van ‘de lokale omroep’ is eigenlijk niet te meten. Met honderden zeer verschillende lokale zenders in Nederland is een optelsom van dat bereik altijd een vreemde vergelijking. De ene omroep heeft alleen een radiostation, de andere ook een tv-kanaal met teletekst en een kabelkrant. In de 21ste eeuw is het online bereik en ook de impact via social media een relevant podium geworden. Kortom, vele appels en peren die niet te vergelijken zijn.
Toch willen makers en beleidsmakers de impact van een lokale omroep wel graag meten en weten. Want als je daarover niets kunt zeggen, waarom zou je er dan geld en moeite in steken?
Bereikt een lokale zender zijn beoogde groep inwoners nu wel of niet? Het geld om dat lokaal te onderzoeken, ontbreekt bij deze omroepen.
Het landelijke kijk- en luisteronderzoek, waarbij het bereik van landelijke en regionale zenders
buurthuiswerk en toneel, gelardeerd met muziek uit de provincie. Het uitgangspunt is altijd geweest 70 procent van de zendtijd vullen met informatie en 30 procent met amusement. Het is nu eerder andersom.’
wordt gemeten, is te duur en niet specifiek genoeg voor lokale stations. Respondenten die naar de lokale omroep luisteren, moeten hier het vakje ‘overigen’ aanvinken. Hier zitten ook mensen tussen die invullen dat ze naar een regionale zender luisteren als ze iets lokaals aan hebben staan, omdat ze het onderscheid niet kennen. Of ze vullen ‘lokale omroep’ in als ze naar de regionale omroep luisteren. Dit landelijke onderzoek is ook niet waterdicht dus. Dan blijft alleen de optie over om dit via de belangenorganisatie OLON en later NLPO te laten doen. Ook is er financiering vanuit de overheid voor dit soort onderzoeken, om te meten of publiek geld goed besteed is aan lokale omroepen.
In de late jaren negentig laat de OLON jaarlijks een bereiksonderzoek uitvoeren. Zo blijkt in 1996 wekelijks 25 procent van de bevolking naar lokale tv te kijken en 30 procent naar lokale radio te luisteren. Het hogere bereik van radio loopt
dan op z’n eind. Vanaf 1998 is het tv-bereik op wekelijkse basis 29 procent, en radio zakt naar 27 procent. De resultaten vallen niet tegen. Als ongeveer een derde van de inwoners van een gemeente wekelijks wel eens een lokale omroep aanzet, is dat niet verkeerd. Het enorme aanbod aan landelijke, buitenlandse maar ook regionale zenders is zo groot, dat dit bereik veel lager had kunnen zijn. Ook als je het afzet tegen het geringe budget en de onbetaalde krachten die het moeten maken.
In 2005 wordt er een groots opgezet onderzoek van Bureau Inter view|NSS uitgevoerd onder 8370 respondenten. Daaruit blijkt dat voor een op de zes consumenten de lokale omroep het eerste medium is waar ze informatie over de lokale samenleving zoeken. Een hoger percentage, 26 procent, doet dit in een regionale krant en 33 procent gebruikt een gratis huis-aan-huisblad. Hieruit blijkt dat de impact van de lokale omroep toch wat bescheiden is. Wel zegt 34 procent van de onder vraagde kijkers wekelijks naar de lokale tv te kijken, en 12 procent geeft aan wekelijks naar lokale radio te luisteren. De radioluisteraars doen dit in eerste instantie vanwege de muziek, snel gevolgd door de tweede motivatie: het lokale nieuws. Voor de tv-zender is lokaal nieuws juist de onbetwiste hoofdreden om te kijken. De OLON concludeert dat de lokale informatiefunctie dé meer waarde is van een lokale omroep en dat die omroep precies doet waar hij voor is bedoeld.
In 2014 is er een nieuw onderzoek naar het bereik van de lokale omroep, nu uitgevoerd door bureau DVJ insights. Het onderzoek is met andere vragen onder veel minder respondenten gehouden, maar omdat er geen andere cijfers zijn volgen hier de opvallendste inzichten ten opzichte van het negen jaar oudere onderzoek: het bereik van de lokale tv-zender loopt terug, waar de radio ook verder zakt, maar minder hard. Het websitebezoek en ook de socialemedia-inhoud wordt door een steeds grotere groep gevonden. De manieren om lokaal nieuws te vinden zijn dit keer
voor 57 procent van de onder vraagden via huis-aan-huisbladen, voor 32 procent via het regionale dagblad, voor 29 procent via de nieuwe categorie ‘via vrienden of familie’, en dan volgt met 28 procent de lokale omroep. Die 28 procent is op dagelijkse basis (en niet wekelijks zoals in de andere onderzoeken gebruikt) verdeeld over 11 procent aan lokale tv/kabelkrant, 7 procent teletekst, 6 procent lokale website en 4 procent lokale radio. Het is een vooral ouder publiek dat wordt bereikt, behalve via de social- en online kanalen, waar juist een jongere groep gebruik van maakt. Lokaal nieuws is het hoofdmotief voor zowel de tv-kijker en radioluisteraar als voor de online bezoeker. Daarom concludeert de onderzoeker ook dat de lokale omroep vooral daarmee de aandacht moet proberen te trekken.
In 2019 is er een nieuw DVJ-onderzoek naar het bereik en de impact van lokale omroep. De jonge groep onderzochte burgers onder de 35 jaar gebruikt sociale media en online kanalen al meer dan de traditionele podia, tv en radio. Bij de 55-plussers is dit precies andersom. De jongste doelgroep gebruikt de lokale omroep met name voor informatie over de sportactiviteiten in de buurt en omdat de inhoud in de streektaal is Daarnaast speelt de mogelijkheid om ergens aan mee te doen of aan bij te dragen een rol. Lokaal nieuws is het belangrijkste motief bij de oudere doelgroep. Dat lokale nieuws komt niet alleen uit de eigen gemeente, mensen luisteren en kijken ook naar lokale zenders van nabijgelegen gemeenten. De behoefte aan informatie is de grootste drijfveer om de lokale omroep te gebruiken. Er is echter ook een emotionele behoefte: ontspanning en gezelligheid speelt ook een belangrijke rol.
Redenen om te kijken of te luisteren
Al met al zijn de verschillende manieren van onderzoeken en daardoor moeilijk met elkaar te vergelijken cijfers niet heilig. Een reeks motivaties uit dit rapport van respondenten uit 2019 zeggen meer dan veel cijfers doen:
‘Ik kijk/luister naar de lokale media omdat ik op de hoogte wil worden gehouden over het nieuws in de regio. Mijn er varing is dat de lokale media objectiever het nieuws brengen dan de landelijke media die meer links georiënteerd zijn.’
Man, 63 jaar
‘Enige tijd geleden vond er vlak bij mijn huis in Oss een tragisch ongeval plaats met een trein waarbij 4 kinderen om het leven kwamen. Ik heb toen veel naar DTV en Omroep Brabant gekeken, omdat zij meer actueel nieuws naar buiten brachten dan de landelijke omroepen en een meer algemeen beeld gaven. Meer persoonlijk en meer betrokken dan de landelijke media.’
Vrouw, 48 jaar
‘Lokale media gaat over dichtbij Landelijke media filteren gigantisch en het meeste gaat over de politiek of is nepnieuws.’
Vrouw, 30 jaar
‘Het volgen van de lokale media geeft me een warm gevoel, de onder werpen liggen dicht bij mij. Sommige mensen ken ik en aan de plekken waarover ze uitzenden heb ik herinneringen Soms heb ik er ook direct belang bij.’
Vrouw, 42 jaar.
‘Lokale omroep Venlo heeft, uiteraard, geeft aandacht aan de plaatselijke festiviteiten. Nu is dat weer aan de orde met voor de deur de 11e van de 11e ofwel het begin van het carnavalsseizoen, maar ook de feesten rond Sint Maarten.’
Man, 77 jaar
‘Ik kijk alleen naar de marathon in Eindhoven en naar de carnavalsoptocht. Lekker rustig thuis kijken, want in de stad is het dan veel te druk.’
Vrouw, 68 jaar
‘Er wordt positief nieuws uit de regio gebracht
De omroep laat de vrijwilligers van verenigingen zien, zorgt dat er aandacht komt voor uitbreiding van vrijwilligers. Dit zorgt voor meer betrokkenheid van de burgers in de gemeente!’
Vrouw, 44 jaar
‘Lokale media gebruik ik vrijwel alleen om op de hoogte te blijven van de lokale politiek, en af en toe luister ik een radio-verslag van VVV-Venlo
De interesse voor lokale politiek is ontstaan door het met twee vrienden organiseren van een debat in Venlo in aanloop naar de lokale verkiezingen.
We hebben hier voor ook contact gehouden met Omroep Venlo. Door dit contact ben ik erachter gekomen dat de lokale media meer te vertrouwen zijn dan ik had ver wacht. Ik heb nu meer vertrouwen in het niveau van de stukken en gebruik ze ook graag om up-to-date te blijven.’
Man, 19 jaar
‘Ik ben blij dat we in het Westland wonen en via de WOS naar de intochten van de sint kunnen kijken. De landelijke media hitsen de kijkers alleen maar op met hun voor en tegenstanders van Zwarte Piet. Het is toch te zot voor woorden dat Mark Rutte tijdens het journaal oproept om de intocht van de sint niet te mijden en in datzelfde journaal een moeder met een kind in een buggy en een kleuter ernaast, zegt dat ze absoluut niet naar de intocht gaat omdat ze haar kinderen niet wil confronteren met mogelijk geweld en veel politie.’
Vrouw, 69 jaar.
De reacties hier geven goed aan dat veel gebruikers van de lokale omroep het idee hebben dat de lokale zender objectiever is dan de landelijke stations. Lokale berichtgeving is ook minder sensatiebewust. En de meer positieve en minder ernstige toon dan landelijke media gebruiken, geven de mensen een goed gevoel.
Tegenslagen voor lokale omroep en OLON
In de loop van de jaren negentig neemt het aantal lokale omroepen dat televisieprogramma’s maakt langzaam een beetje af (acht stoppen er in vier jaar tijd). Radiozenders nemen juist toe (negentien erbij in vier jaar tijd). Ook zijn er lokale omroepen die alleen voor radio kiezen. Dat heeft te maken met de lagere kosten en het feit dat radio een stuk eenvoudiger is om op te zetten en vol te houden.
De honderden kleine FM-zenders voor lokale radio zijn meestal alleen in mono te beluisteren. Ook de meeste kabelmaatschappijen zetten alleen een monosignaal door (dat verbruikt wat minder bandbreedte). De OLON vindt dat stereo de maatstaf moet zijn, net als voor alle regionale en landelijke radiozenders geldt, maar dat vindt geen bijval. Hoewel het monosignaal lang niet alle luisteraars zal zijn opgevallen, is het wederom helder dat in alle afwegingen de kwaliteit van een lokale zender onder aan de prioriteitenlijst bungelt. Stereouitzendingen via kabel en FM worden voor lokale omroepen pas in de 21ste eeuw de standaard.
Meer tegenslagen voor de lokale omroepen volgen als vanaf 1998 ook lokale en regionale commer-
Naam: Jan Kort
Functie: Programmamaker bij RTV Apeldoorn
Startdatum bij de omroep: 01-11-2011
Ik presenteerde en produceerde jarenlang een maandelijkse talkshow genaamd De Maand van Apeldoorn op televisie Bij één aflevering werd ik de avond voor de opname ziek. Ondanks mijn hoge koorts en hoestbuien kon ik de opname niet annuleren, omdat zowel gasten, muzikanten als collega’s al hadden toegezegd. Met een ziek lijf heb ik de opname toch gemaakt. Opmerkelijk genoeg voelde ik de griep verdwijnen zodra de opname begon en kwam het pas terug toen de regisseur het commando ‘camera’s uit’ gaf. De adrenaline heeft me dus op de been gehouden, een bijzondere er varing.
ciële radio wordt toegestaan. Niet omdat die commerciële zenders concurreren. Een goede lokale omroep is tenslotte wezenlijk anders, met veel meer informatie. De luisteraar hoort als het goed is snel wanneer men een publieke lokale zender aan heeft staan. Het is ook een stimulans om lokale zenders die eigenlijk hitradiootje spelen nu wat meer aan lokale informatie te laten doen. Ze hoopt vooral dat lokale zenders die eigenlijk hitradiootje spelen gedwongen worden nu eens wat meer aan lokale informatie te doen. Maar een gevolg van meer partijen op de FM is dat de indeling op de radioschaal wordt aangepast, om ruimte te maken voor de nieuwe concurrenten. De lokale omroepen krijgen na een door de regering ingesteld onderzoek slechts wat monorestjes boven in de FM-schaal toebedeeld. Zo gaan er 33 niet-landelijke frequenties naar de commercie. De OLON heeft er een dagtaak aan de Tweede Kamer te vragen de regering te corrigeren in het terugdraaien van eerdere toezeggingen en het bevoordelen van commerciële nieuwe partijen in de sector. Het aloude voorkeursrecht voor de publieke omroepen blijkt niet meer een gewoonterecht in de politiek.
Eindelijk wat geld?
In 1997 lijkt er wat extra geld voor de lokale omroep te worden vrijgemaakt. Er wordt een lokale opslag ingevoerd van twee gulden per huishouden (boven op gemeentelijke belastingen), die aan de lokale omroep besteed zou moeten worden.
Daar van willen sommige gemeenten nog wel een deel of soms alles aan iets anders besteden, en dus niet uitkeren aan de lokale omroep. Dat is legaal, er is geen verplichting de opslag naar de lokale omroep over te maken. In de gevallen waarin het bedrag (deels) wordt uitgekeerd, krijgen lokale zenders die amper rondkomen of zelfs ieder jaar failliet dreigen te gaan eindelijk wat meer ademruimte
Maar na drie jaar is het weer klaar met die opslag, vindt de politiek. Alle omroepbijdragen, ook die voor regionale en landelijke omroepen, worden voortaan via de belasting geïnd. De aparte
Wat kost zo’n lokale omroep nou?
De verschillen in de financiële positie van lokale omroepen zijn erg groot, in alle decennia dat ze bestaan. Dat maakt vergelijkingen of algemene uitspraken over de financiële positie lastig. Allereerst is er een groot verschil tussen de budgetten die de vier grote steden krijgen van de gemeente. En ook daar zijn Amsterdam en Rotterdam weer veel beter bedeeld dan Den Haag en Utrecht. Voor een onmogelijke vergelijking pakken we de periode halver wege het bestaan van de lokale omroep, eind vorige eeuw Als in 1997 de lokale opslag op de omroepbijdrage wordt ingevoerd, krijgen de lokale omroepen van de gemeente een aantal jaren een bedrag uitgekeerd, wat iets zegt over de verhoudingen tussen al die lokale zenders. Verhoudingen die in de jaren erna en ook deels daar voor min of meer vergelijkbaar blijven met dit beeld.
Als voorbeeld: de budgetten zitten in 2001 tussen het bedrag van 1250 gulden voor de lokale omroep met het geringste budget en het bedrag van 1.322.013 gulden voor de omroep met het grootste budget. Vier jaar eerder is de laagste begroting enkele honderden guldens per jaar, de hoogste meer dan 1 miljoen. Omdat de G4 de vergelijking erg scheef trekt, (bijna een derde van de totale inkomsten en reclameopbrengsten voor de hele sector wordt hier opgehaald) laten we die hier verder buiten beschouwing. Het verschil in uitgaven aan een lokale omroep heeft bijna nooit iets te maken met de omvang van de gemeente en de grootte van die omroep. In 2001 meet het C vdM bij de 25 procent rijkste omroepen een budget van meer dan 129.820 gulden. Bij de 25 procent minst bedeelde omroepen lag het budget lager dan 29.283 gulden. De gemiddelde inkomsten per jaar zijn 27.000 gulden. De subsidie van de gemeente is de belangrijkste inkomstenbron voor de lokale omroep (38 procent), nipt gevolgd door reclame (37 procent) en overige
inkomsten (22 procent). Het C vdM treft in 2001 nog 56 omroepen die geen enkele subsidie ontvangen. Bij 68 omroepen wordt geen reclame verkocht. De begroting sluit dat jaar voor 123 omroepen af met een positief saldo, maar bijna 45 procent draait quitte of heeft een tekort op de jaarrekening.
De tien kapitaalkrachtigste omroepen in 2001 zijn kleine, middelgrote en grote omroepen die ofwel in de top tien van hoogst gesubsidieerde omroepen zitten (zoals Groningen, Dordrecht, Eindhoven), of in de top tien van omroepen met de meeste reclame-inkomsten (zoals Uden, Nuenen, Oldebroek), of op beide lijstjes voorkomen (Maastricht, Oss, Venlo). Overigens prijken de namen van enkele van deze omroepen ook in de top tien van omroepen met het grootste negatieve saldo of vermogen.
Als we naar het meest recente jaar, 2023, gaan, dan is er de zorgplicht voor gemeenten om hun lokale omroep in stand te houden. De maatstaf is dan € 1,53 per huishouden uit te keren. De meeste lokale omroepen ontvangen daarmee een bedrag dat ligt rond de 18.000 euro per jaar, met een handvol uitschieters (vooral de G4). Als iedere gemeente dit bedrag ook uitkeert, komt de jaarlijkse totale bijdrage voor de lokale omroepen uit op iets meer dan 10 miljoen. GoereeOverflakkee soepeert het laagste bedrag: 817 euro per jaar, Amsterdam krijgt met 756.000 euro het meest uitgekeerd. Gemeenten en omroepen hebben het kabinet voorgesteld om naast de gemeentelijke zorgplicht in de toekomst ook een vast bedrag aan basisbekostiging van 375.000 euro per streek uit te keren. Dit bedrag is voor alle 80 streken gelijk. De basisbekostiging is bedoeld om omroepen in de meer dunbevolkte gebieden voldoende middelen te bieden journalistieke basistaken uit te voeren, onafhankelijk van het aantal huishoudens en de plek in Nederland.
bijdrage verdwijnt dus. Voor de lokale omroep legt de landelijke overheid de verantwoordelijkheid weer terug bij de lokale overheid. De gemeenteraad kan beslissen de bedragen voor lokale omroep te korten en dat zorgt voor een onwenselijke vorm van zelfcensuur bij die omroepen. Je blijft zo afhankelijk van een geldschieter die je ook kritisch moet kunnen bespreken.
In 2001 keert ongeveer een derde van de gemeenten een omroepbijdrage uit aan ‘hun’ lokale omroep. Vaak is dat niet eens het hele bedrag, want de gemeente verkleint de bijdrage in de meeste gevallen. En 41 procent van de gemeenten geeft helemaal geen omroepbijdrage aan de lokale omroep, terwijl 22 procent nog geen besluit genomen heeft of ze dit gaan doen. Het gevecht om erkenning en minimale financiële ondersteuning is nog lang niet voorbij. Want hoewel het de komende twintig jaar langzaam wat beter wordt, stelt in 2023 het CvdM vast dat in de
Naam: Peter Vos
Functie: Programmamaker bij Televisie
Omroep Rivierenwijk (TOR) en Deventer TeleVisie (DTV)
Startdatum bij de omroep: 01-01-1992
De meest bijzondere productie die ik heb gemaakt, was een videoreportage in 1998 over het bezoek van ruim 30 kinderen uit het gebied rondom Tsjernobyl aan Deventer. Veel kinderen hadden gezondheidsproblemen en kwamen naar Deventer om aan te sterken en kennis te maken met de Nederlandse taal en cultuur. Deze reportage heb ik gemaakt voor DTV (Deventer TeleVisie), de lokale omroep waar ik toen werkzaam was. Ik deed het camerawerk, de montage en samenstelling. Een collega deed de inter views. In de reportage maakte ik veel gebruik van muziek. Hier voor werd het programma genomineerd voor de Buma-Stemra Award tijdens het OLON-festival in 1998.
drie voorgaande jaren de bekostiging nog steeds niet optimaal was. In die jaren zijn er 334 gemeenten die volgens de Mediawet verantwoordelijk zijn voor de bekostiging van het functioneren van in totaal 236 omroepen. In gemeenten waar een streekomroep is, of een lokale zender samenwerkt met een buurgemeente, is veel onduidelijk over wie nu wat betaalt en controleert. Nog steeds ruim een derde van de gemeenten keert een vrij laag bedrag uit. Een derde heeft een negatief saldo en een kwart van de omroepen zit financieel in de gevarenzone
Weer een andere uitdaging heeft de lokale omroep met de kabelnetwerken waarop hun televisie en ook hun radiokanaal wordt doorgegeven. Deze kabelmaatschappijen veranderen geregeld de frequenties waarop de lokale omroep wordt doorgegeven. Kijker en luisteraar moeten dan zelf actief op zoek om te ontdekken waar hun lokale station is gebleven. Dit kost natuurlijk veel kijkers en luisteraars, die hun lokale omroep kwijtraken. Daarnaast leggen sommige kabelmaatschappijen hoge en kostbare aanlever voor waarden op aan de lokale zenders, die ze niet altijd kunnen betalen. Dit kost sommige lokale omroepen hun plek op de kabel. Ook zijn er zendmastexploitanten die FM-signalen voor lokale omroep zo min mogelijk bandbreedte willen laten innemen, door soms de RDS niet meer door te geven. Dat is de tekst die op de display van de autoradio verschijnt, als een zender wordt herkend. De lokale omroep verliest ook hierdoor zichtbaarheid en herkenbaarheid. Ook wordt er al in de jaren negentig druk gesproken over het invoeren van DABradio, digitale radio. Hierbij worden frequenties toebedeeld aan de grote of kapitaalkrachtige partijen in de markt. Voor lokale omroepen is geen ruimte, lokale radio wordt vergeten of veronachtzaamd. Pas in 2024 krijgt de lokale omroep de garantie dat het FM-geluid ook op DAB+ wordt doorgegeven! De OLON stelt bij herhaling vast dat ze niet erg serieus worden genomen bij hun lobby. Tijd voor een nieuwe koers in de nieuwe eeuw?
Plaatsing zendmast lokale omroep Gaasterlân-Sleat.
Sedat Bugdaci, tegenwoordig senior beleidsmedewerker Mediabeleid bij het ministerie van Onder wijs, Cultuur en Wetenschap, heeft een rijke geschiedenis bij de lokale omroep. Zo is hij onder andere één van de oprichters van FunX en was hij directeur bij Den Haag FM. Op zijn dertiende schreef hij al een werkstuk over de opsporingsdienst die radiopiraten uit de lucht haalde ‘Blijkbaar had dat mijn interesse, ik weet nog steeds niet waarom,’ lacht hij. Sedat groeide op in Den Haag en werd als jongvolwassenen al lid van de luistercommissie van de lokale omroep ‘Ik was fan van het station en het stond goed op mijn CV,’ vertelt Sedat. De commissie diende het bestuur te informeren over wat zij hoorden en zagen bij de omroep. ‘Dit was denk ik nodig omdat ze met een externe producent werkten.’ Geleidelijk kreeg Sedat steeds meer verantwoordelijkheden binnen de omroep en bleef hij kritisch. ‘Ik liep daarin een beetje voorop en was best kritisch, juist omdat ik zo’n fan was,’ vertelt hij met een glimlach.
Het echte keerpunt kwam toen hij geconfronteerd werd met de gevolgen van de moord op Pim Fortuyn in 2002. ‘Toen zag ik op het NOS Journaal dat er opstootjes waren in het centrum van de stad. Dus dan ga je luisteren naar de lokale omroep,’ stelt Sedat. Hij was geschokt over welk nummer er werd gedraaid. ‘Op StadsRadio Den Haag klonk het refrein van een nummer van Britney Spears: “Hit me baby, one more time”. Dat schoot bij mij echt in het verkeerde keelgat. Ook werd er geen verslag gedaan van de aanslag.’ Geschokt door de gebrekkige journalistiek, besloot Sedat actie te ondernemen. ‘ Voor dit soort momenten zouden journalisten moeten leven.’ Het contract met de externe commerciële producent werd stopgezet en het hele kanaal en exploitatie kwamen weer terug in handen van de zendmachtiginghouder ‘En toen hadden we het gevoel van: nu gaan we het écht goed doen.’
Als supporter van de stad wilde Sedat met beperkte middelen toch dicht bij de mensen komen. ‘We hadden geen middelen om op elk nieuwsfeitje af te gaan, maar we konden wel mensen uitnodigen in onze radiostudio,’ vertelt Sedat. ‘En we bedachten het tv-format Dag Den Haag met elke dag een uitzending vanuit een andere plek in de stad.’ Het ging hierbij niet alleen om hard nieuws; er was ook altijd een willekeurige Hagenaar of Hagenees die het weerbericht insprak. ‘Het was heel leuk om op die manier, soms noodgedwongen, te werken.’ Het betrekken van de inwoners paste bij Sedats visie op de media. ‘Je kan niet zomaar een taart
bakken en hopen dat mensen willen proeven. Je moet zorgen dat je de ingrediënten samenstelt met degene die het gaat eten,’ licht hij toe
De daaropvolgende jaren brachten uitdagingen en triomfen, met fusies, financieringsproblemen en politieke druk die de sector kenmerkten. De financiële problemen leidden ertoe dat de omroep moest samenwerken met de regionale omroep. ‘Het was eigenlijk een soort overname, en voor mij tijd om te gaan.’
Tijdens die periode ontstond er een mogelijkheid voor de vier grote steden: er werd een frequentie vrijgehouden voor minderheidsgroepen. Sedat en Willem Stegeman, destijds omroepdirecteur in Amsterdam, concludeerden al snel dat minderheden voornamelijk uit jongeren bestonden. ‘En als je naar de demografie keek, dan had de helft van hen ouders met een andere achtergrond.’ Er werd snel een jongerenklankbordgroep opgericht. ‘Ideeën spatten er gelijk vanaf.’ Alles werd in samenspraak met de doelgroep bedacht, van kleurgebruik tot programma’s. Het project stond voor authenticiteit en betrokkenheid, met mensen zonder er varing in de media. ‘Die gaven de zender juist ook een frisse blik en maakten het station heel echt.’
Door samenwerkingen ontstonden er vele kruisbestuivingen. ‘Als er iemand ziek was bij Den Haag FM, kwam er iemand van FunX invallen. We werden ook elkaars bronnen.’ Het succes van FunX was onmiskenbaar. Het station
raakte een snaar bij luisteraars, vooral jongeren met diverse culturele achtergronden die zich niet vertegenwoordigd voelden door de grote zenders Het was een persoonlijk hoogtepunt voor Sedat, die trots was dat zijn eigen muzieksmaak en cultuur een plek kregen in de Nederlandse ether
Echter, met het succes kwamen ook uitdagingen. Na verloop van tijd veranderde de financiering en kwam het station onder druk te staan. Uiteindelijk werd besloten dat het station naar Hilversum moest verhuizen en onderdeel moest worden van de NPO. Sedat vertelde zijn medewerkers opnieuw dat deze stap nodig was voor het behoud van de zender, maar hijzelf niet mee zou gaan naar Hilversum.
Naast zijn functie als directeur bij Den Haag FM werd Sedat lid van het dagelijks bestuur van de OLON en nam hij deel aan belangrijke gesprekken met minister Plasterk als bestuurslid. Het was een spannende er varing. Tijdens
een gesprek met toenmalig staatssecretaris Van der Laan werd Sedat geconfronteerd met haar perspectief op lokale omroepen, dat verschilde van zijn eigen er varingen in de grote stad. ‘Haar idee was dat de lokale omroep niet zo professioneel was, maar er waren grote verschillen tussen de lokale omroepen in Nederland.’ Dit opende zijn ogen voor de diversiteit aan opvattingen over lokale omroepen in het politieke landschap. Het leerde hem dat de kracht van lokale omroepen niet vanzelfsprekend erkend wordt.
Sedat gelooft dat media en lokale aandacht altijd zullen blijven bestaan, ongeacht hun vorm. Verder hoopt hij dat de sector zich niet te veel laat leiden door financiële kwesties, en blijft pleiten voor vernieuwing en groei. ‘Ik hoop dat de sector weer net zoveel kaarsjes aansteekt als ze in de afgelopen 50 jaar heeft uitgeblazen.’ Hij ver volgt lachend: ‘Nou, ik zit in ieder geval wel in de taartmetaforen vandaag.’
Linkerpagina
Sedat Bugdaci
Sedat Bugdaci in een radiostudio
Delegatie OLON op bezoek bij minister Plasterk 2007. Vlnr Sedat Bugdaci (bestuurslid OLON), Toos Bastiaansen (beleidsmedewerker OLON), Ronald Plasterk (minister OCW), Pieter de Wit (directeur OLON) en Thomas Knoop (voorzitter OLON).
Minderheden-programmering
De lokale omroep in de rol van welzijnswerker heeft ook vele pogingen gedaan lagen van de bevolking te bereiken die via landelijke media niet goed werden bediend. Bijvoorbeeld de zogenaamde allochtonen, migranten of zelfs gastarbeiders uit de vorige eeuw. Voor hen was er wel een uurtje Radio Thuisland op Radio 3 en het programma Paspoort op tv, met nieuws in het Turks, nieuws in het Marokkaans, en nieuws in het Spaans, Arabisch, Italiaans en Joegaslavisch. Maar behalve dat ene programma was er landelijk niet veel te halen voor die ‘allochtoon’. Hier lag een kans voor de lokale omroep, die maatwerk kon leveren voor inwoners met een migrantenachtergrond.
Amsterdam (met MTV, later MTNL om de verwarring met de muziekclipzender te voorkomen) en Rotterdam (met TV Mozaïek, met één keer in de week Sesamstraat in het Arabisch) gingen begin jaren tachtig van start. Het Amsterdamse MTV wordt de meest professionele organisatie, mede door de structurele financiering vanuit de gemeente. De omroep maakt ook veel coproducties met de NOS en is een kweekvijver voor talent. Onder hen Prem Radhakishun, Ahmed Aboutaleb, Anil Ramdas en Noraly Beyer. TV Mozaïek weet de grote groep Rotterdamse migranten in de havenstad te bereiken in vele talen. Den Haag (MOS – Migranten Omroep Stichting) en Utrecht (SEGLO – Stichting Etnische Groepen Lokale Omroep) volgen eind jaren tachtig. De MOS maakt programma’s voor twaalf nationaliteiten in de hofstad en ondertitelt
de Turkse en Marokkaanse uitzendingen. Duur en tijdrovend, zegt MOS, maar noodzakelijk voor wederzijds begrip in de samenleving. SEGLO in Utrecht huurt zendtijd op de stadsomroep van Utrecht omdat er al een lokale omroep is en de migrantenomroep niet de licentie voor de hele domstad kan hebben. Ook hier zijn veel voorlichtingsprogramma’s in de eigen taal te vinden, op zowel radio als tv-gebied. Bij alle migrantenomroepen werken veel vrijwilligers maar ook enkele tientallen betaalde medewerkers. Ze maken documentaires en producties voor derden en vormen een professionele laag in de lokale omroepsector
De vier migrantenomroepen in deze grote steden kennen allen een aantal succesvolle jaren, mede omdat de beoogde doelgroep nog aangewezen is op radio en tv om aan informatie te komen. Als voorbeeld halen we de Amsterdamse MTV erbij. MTV staat dus niet voor Music TeleVision, maar voor Migranten TeleVisie, in 1984 gestart als experiment, met subsidie van het ministerie
In de krant De Waarheid staat op 3 september 1988: ‘Over het hoe en het waarom van dit experiment doen verschillende verhalen de ronde. Het schijnt dat het ministerie op een bepaald moment nog ongeveer een miljoen gulden over had op de begroting. lemand zou toen het idee geopperd hebben dat het wel aardig zou zijn lokale televisie voor migranten te maken. Om te kijken wat de migrantenomroepen de laatste jaren bereikt hebben en wat ze momenteel doen, spraken we met Gerard Reteig, eindredacteur van Migrantentelevisie (MTV) Amsterdam. Die vertelt dat er veel voorlichting wordt gegeven, bijvoorbeeld over kraamzorg. Reteig: ‘Op een bepaald moment komt er een vrouw in beeld die borstvoeding geeft, dus met een blote borst. Dan zijn er toch mensen die hier reageren, die zeggen: wij zijn islamiet en zulke zaken mogen niet getoond worden. Daarom is het goed dat de programma’s gemaakt worden door de gemeenschap zelf.’ Op een programma over opvoedingsproblemen bij Marokkanen kwa-
men na de uitzending driehonderd telefoontjes binnen. ‘Sommige bellers waren kwaad over de uitzending, ter wijl anderen juist tevreden waren dat een aantal problemen aan de orde gesteld konden worden.’ Het is ook de functie van migrantentelevisie om via de eigen taal of ondertiteling in alle huiskamers begrepen te worden, wat geldt voor zowel allochtonen als autochtonen, vertelt de eindredacteur. ‘Dit succes van MTV onder de migrantenbevolking hangt waarschijnlijk samen met het taalprobleem van een groot deel van deze groep. Het analfabetisme is hier toch al vrij groot, en een leescultuur kent men niet, en wanneer ze wel Arabisch kunnen lezen en schrijven, dan nog is de drempel naar de Nederlandse taal hoog. Voor het verkrijgen van informatie zijn daarom de audiovisuele media van groot belang. Nederland mag dan een multiculturele samenleving kennen, afgaand op de Hilversumse omroepen valt dat absoluut niet vol te houden.’ Daarnaast heeft voorlichting democratische waarde. Reteig: ‘Migranten mochten bij de afgelopen verkiezingen voor het eerst meestemmen. We hebben toen onder meer discussies georganiseerd tussen politici en migranten. Deze uitzending was tweetalig door gebruikmaking van een simultaantolk. Het taalvoordeel van de politici werd zo weggewerkt, de mensen in de zaal konden gewoon hun eigen taal spreken. Uit onderzoek is achteraf gebleken dat migranten het grootste deel van hun informatie over die verkiezingen via MTV hebben gekregen.’
Vooral onder Turkse en Marokkaanse vrouwen zou de kijkdichtheid groot zijn.
Toch wordt de subsidie van een miljoen gulden voor alle initiatieven tezamen in 1992 stopgezet. De Stichting Omroep Allochtonen probeert de vier migrantenzenders uit de grote steden samen een raamprogramma te laten maken met wat lokale toevoegingen, want dat is een stuk goedkoper. Maar het zijn de gemeenten die bepalen of er nog geld komt voor de migrantenomroepen. De makers snappen niet waarom de lokale bestuurders geen geld willen toezeggen, nu het goed gaat met hun zenders. In de stad Den Haag is daar wel een concrete aanleiding voor De MOS in Den Haag wordt financieel wanbeheer ver weten door de gemeente. De programmering was ook ‘zeer slecht’ volgens de adviesraad ‘Buitenlanders’. De lokale omroep in de hofstad Lokatel krijgt voorlopig de lokale subsidie en neemt de programma’s over Tot ook daar programma’s voor migranten uit de reguliere programmering verdwijnen. Een trend die in alle gemeenten en ook bij landelijke media te zien is. De migranten-onder werpen moeten maar in reguliere programma’s besproken worden, zo is dan het idee. De nationale regering wil bovendien af van het doelgroepenbeleid. Het idee was dat mensen moesten integreren en de Nederlandse taal leren en dus niet meer apart aangesproken hoefden te worden. Als je migranten in de eigen taal benadert en faciliteiten biedt om de eigen cultuur te beleven, ontneem je ze de motivatie om Nederlands te leren en in de Nederlandse samenleving te integreren, was de nieuwe opvatting.
Screenshots uit Migranten Omroep Mozaïek, Stadsarchief Rotterdam, 1986.
Uitzending Migranten Omroep Mozaïek.
De minderhedenprogramma’s bij de landelijke omroep verdwijnen ook en de lokale migrantenomroepen krijgen het moeilijk of stoppen helemaal, vaak vanwege geldgebrek en het uitblijven van verdere subsidies en bijdragen van de gemeente. In Rotterdam zegt de gemeente bij het stopzetten van de subsidie voor TV Mozaïek: ‘Wij vinden het belangrijk dat migranten hun eigen nieuwsvoorziening hebben. Tegelijkertijd proberen we te stimuleren dat de andere lokale omroepen, om de integratie te bevorderen, programma’s gericht op migranten uit gaan zenden.’ MTNL blijft nog het langst, tot 2012, programma’s voor andere omroepen en zenders maken. Wel vanaf het begin van deze eeuw in de Nederlandse taal.
Gerard Reteig van MTV zei op 6 augustus 1992 in het AD: ‘Waarom is het zo belangrijk dat de migrantenomroep zelfstandig blijft? Twintig procent van de inwoners van Amsterdam is allochtoon en die hebben behoefte aan uitzendingen in de eigen taal, aan programma’s die van binnenuit zijn gemaakt, aan educatie en voorlichting en aan speciale uitzendingen die voor kleine moeilijk te bereiken groepen bestemd zijn. En: zolang de andere media geen afspiegeling zijn van de maatschappij is een migrantenomroep nodig.’
Na het stopzetten van deze programmering, en door de opkomst van de schotelantenne en later de doorbraak van internet, vinden migranten programma’s in hun eigen taal elders. De Nederlandse media spelen voor hen geen rol meer. Of het kijken naar programma’s uit het herkomstland via de schotel en online beter is geweest om te integreren in de Nederlandse samenleving, is de vraag. Maar of het ondertitelen van programma’s heeft geholpen om autochtone inwoners andere culturen te leren kennen, staat ook niet vast.
Doelgroepenradio met FunX
Na alle pogingen om radio en tv voor minderheden apart of geïntegreerd via lokale omroepen aan te bieden, wordt het begin deze eeuw over een andere boeg gegooid. Veel mensen met een migratieachtergrond wonen in de grote steden. De nieuwe generatie zijn hier geboren jongeren. Ze luisteren naar muziekstijlen die op geen enkel radio- (of tv-)station te horen zijn, zoals r&b (toen nog geen mainstream in Nederland), urban, hiphop, latin, soul, reggea, raggamuffin, dancehall, Nederhop, oriental, Turkpop, farsipop, rai, arab, 2step, Mandopop en banghra. Als deze groep via radio bereikt wordt, voeg je echt iets toe aan het medialandschap. Er zijn begin deze eeuw een paar programma’s bij de landelijke publieke omroep, zoals Lijn 5, verstopt op de totaal onlogische plek Radio 5. In dat ene programma zijn deze muziekstijlen wel te horen, maar is er niemand uit de doelgroep die er kennis van neemt. Begin deze eeuw gaat het commerciële initiatief Colorful Radio van start, met nota bene de latere PVV-hardliner over dit onder werp Martin Bosma aan het roer. Colorful probeert op de kabel de grotestadsjongeren met een multiculturele achtergrond te bereiken, met weinig succes. De mannen van Colorful zien wel een opkomende markt maar spreken zelf die taal niet.
In 2000 is er een zogenaamd zero-base-onderzoek naar de indeling van de FM uitgevoerd. De overheid zoekt hierbij naar ruimte om meer commerciële initiatieven toe te voegen. Uit dit onderzoek komen ook lokale FM-plekken in de vier grote steden naar voren, die de overheid toewijst aan de wens om multiculturele jongeren te bereiken. De Stichting G4 voor Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag gaat een samenwerking aan met de vier lokale zenders SALTO (Omroep Amsterdam), SLOR (Stichting Lokale Omroep Rotterdam), RTV Utrecht en Stadsomroep Den Haag. De etherlicenties komen op naam van deze vier lokale omroepen. De gezamenlijke zender gaat FunX heten. Willem Stegeman gaat de zender leiden en zet zich daar hartstochtelijk voor in. Het idee: urban stadsra-
dio voor jongeren, met voor alle vier de grote steden een deels aparte programmering en een eigen studio. Er zijn dus lokaal gemaakte programma’s maar er worden ook shows gemaakt die bedoeld zijn voor alle steden. Het Rijk zegt 20 miljoen subsidie toe aan het project.
Tussen 2002 en 2012 nemen de vier lokale FunX-stations in de vier steden flink toe in populariteit. Hoewel de zender niet wordt meegenomen in het Nationaal Luisteronderzoek omdat de allochtone groep zwaar ondervertegenwoordigd is in de onderzoekspanels en er dus geen goede cijfers uit komen, blijkt uit events die FunX organiseert en waar jongeren massaal op afkomen dat de zender wel degelijk de doelgroep bereikt. Luister hoeveel er wordt ingebeld in de talkprogramma’s over zaken die stadsjongeren bezighouden, en hoor hoe de onder werpen op FunX aan een behoefte voldoen.
De landelijke publieke omroep bereikt deze doelgroep dan weer totaal niet en in 2004 wordt daarom het niet-winstgevende Colorful Radio gekocht en als neventaak toegevoegd aan het portfolio van de NPO. Het aanvullen van een blinde vlek in het bereik van de ‘omroep van en voor iedereen’ is een ongeoorloofde neventaak
Naam: Jan Staphorst
Functie: Station manager bij Radio Lelystad Startdatum bij de omroep: 01-10-1988
Mijn meest bijzondere productie is Jong FM, een jongerenproject waaruit meerdere professionals zijn voortgekomen. Ik was toen coördinator van deze afdeling, die twee volle avonden in beslag nam.
Rotterdam is een relatief jonge stad, en een diverse stad. Ruim veertig procent van de inwoners heeft een migratieachtergrond. De lokale omroep in de stad, OPEN, is een goed gelukte afspiegeling van die samenleving.
is dat allemaal onzin. Het gaat om een houding. Het gaat om mensen die verhalen zien in de stad. Die een binding hebben met die publieke taak in de stad. Daar bereik je veel meer mee.’
Zakelijk directeur Femke IJsinga-van Boxsel ( links) en hoofdredacteur Celeste Boddaert (rechts) bij de
Rob Freijssen werkte als journalist en hoofdredacteur bij verschillende zenders. In 2012 was hij een van de initiatiefnemers van OPEN. Tot 2018 was hij er hoofdredacteur. Vanaf de start van OPEN was inclusiviteit een belangrijk streven. ‘Op alle mogelijke manieren,’ herinnert Rob zich. ‘Om te beginnen met de mensen die er werkten. Ik was toen al een iets oudere, witte man. Inmiddels ben ik een zestigplusser OPEN moest niet eenvormig zijn. Daar hebben we goed op gelet bij het aannemen van mensen. Er worden vaak mensen aangenomen die een journalistieke opleiding hebben, maar eigenlijk
Zoë Pinto e Neto is een van die mensen: ‘Ik keek tijdens mijn studie altijd OPEN Rotterdam. Omdat het heel verrassend was en het ook gewoon heel leuk is om mensen uit de stad te zien. Dan zat ik met m’n huisgenoten gewoon te chillen in de woonkamer en hadden we OPEN Rotterdam opstaan. Dan konden we soms even lachen om een vage videoclip, of we keken naar een reportage, of zagen iemand die we kenden. Toen ik een stage moest zoeken wilde ik graag iets in de journalistiek doen. OPEN reageerde heel snel. Ik heb er stage gelopen, en ik ben er eigenlijk blijven hangen.’ Zoë werd met weinig tot geen er varing meteen in het diepe gegooid:
‘Ik had wel wat er varing met inter viewen tijdens mijn studie, maar dat was het ook. Ik ging op pad met een camera, en al heel snel was ik mijn eigen items aan het maken. Nu ben ik coördinator online en social. Per week werk ik één dag als social redacteur, verder ben ik eindredacteur en ik presenteer en produceer specials. Dat zijn grote projecten zoals Koningsdag of Zomercarnaval.’
Opvallend bij OPEN is ook het aantal vrouwen, zowel in de leiding als op de werkvloer. Zoë: ‘De afgelopen twee, drie jaar hebben we zelfs periodes gehad dat we dachten: We moeten wel een man erbij aannemen. Soms zijn er dagen dat er alleen vrouwen op de redactie zijn.’ Rob: ‘We hebben dus in het begin heel bewust gekeken naar inclusie Zowel qua achtergrond als wat betreft gender. Dan is een van de makkelijke dingen natuurlijk vrouwen aannemen, ook in leidinggevende posities. Daar hebben we echt wel op ingezet.’ Mensen met verschillende achtergronden komen inmiddels zelf aankloppen. Rob: ‘Mensen willen hier werken omdat ze zichzelf herkennen. Dan komt er weer iemand met een Turkse, dan weer iemand met een Kaapverdische achtergrond. En we hebben gescout. Zo keken we naar mensen die al als een soort influencer in hun wijk dingen deden. Of mensen die je bij andere organisaties tegenkomt. Die wil je graag erbij hebben.’ Zoë: ‘Ik denk dat een deel van de mensen die hier nu zitten gewoon naar binnen gelopen is. En dan zeiden: “Het lijkt me leuk om hier te komen werken.” Of je kent iemand die weer iemand kent. Zo lukt het wel.’
Bij OPEN werken ook heel veel jonge mensen. Zoë: ‘Stagiaires, maar ook jonge redacteuren die net afgestudeerd
zijn, geven we alle ruimte. Ik denk dat het heel belangrijk is dat wij als coördinerend team niet onze ideeën op hen projecteren maar dat we juist input van hen krijgen om mooie verhalen te maken. En als iets hen aanspreekt, dan spreekt dat vast ook andere Rotterdammers aan. Een tip is om veel te observeren en wel bij jezelf te blijven. Als je
Medewerkers OPEN Rotterdam aan het werk.
gaat proberen hip te doen, werkt het vaak niet.’ Rob: ‘Maar de oudere Rotterdammers bereikt OPEN ook. Doordat we zo’n verscheidenheid aan programma’s en reportages maken, kunnen we een hele brede groep Rotterdammers bereiken.’ Zoë: ‘En we houden goed in de gaten wat er binnenkomt aan tips of persberichten. En wat er speelt in de verschillende wijken. Zo ligt op Zuid kruispunt De Roseknoop open. Dan weet je: dat is een belangrijk kruispunt waar heel veel mensen langskomen, dus heel veel mensen gaan daar last van krijgen. Daar moet je dan over schrijven. Of als je merkt dat mensen er opmerkingen over maken op socials
Maar dat betekent dus wel dat je alles heel goed in de gaten moet houden.’
Veel jonge collega’s betekent ook weinig er varing in huis Dat kan een flinke uitdaging betekenen. Maar daar heeft OPEN een oplossing voor, vertelt Rob: ‘Als nieuwe mensen binnenkomen, bieden we ze een batterij aan trainingen aan waarin de visie van OPEN aan bod
komt. Dat is: samen met de mensen uit de stad werken. Luisteren. Wat gebeurt er in je netwerk en online? Waar hebben die mensen in jouw straat het over? En er wordt nagedacht over hoe we dat verhaal gaan vertellen en hoe we dat op verschillende kanalen doen. Daar zit echt een hele slimme manier van werken achter. OPEN werkt al sinds 2014 met mobiele journalistiek, dus met smartphones. Ik ben al jaren weg bij OPEN, maar ik heb nog steeds altijd alle spullen bij me. Met mijn telefoon en met een microfoontje maak ik opnames. Ik vind het nog steeds een hele mooie manier van werken.’
Daarnaast werkt OPEN samen met zowel er varen als oner varen producenten in de stad. Rob: ‘Er is soort fonds van de gemeente dat speciaal voor OPEN is Daar kunnen mensen ideeën voor indienen. Op dit moment maken twee mannen van tegen de zeventig een hele mooie serie over wederopbouwkunst in Rotterdam. Producent Reasheida Adrianus maakt een lokale dramaserie
met influencers zoals Ezki. En de bekende fotograaf Carel van Hees maakte een film in opdracht van OPEN. Laatst wilde iemand Rotterdamse straatartiesten portretteren, maar hij had geen media-er varing. Hoofdredacteur Celeste koppelde hem aan een er varen mediamaker die toevallig in dezelfde buurt woonde. Die twee vonden iemand uit Polen die op straat speelt
maar ’s avonds in het Philharmonisch Orkest optreedt. Dat zijn mooie verhalen.’
Hoewel OPEN begon met radio, bleek de kracht al snel te zitten in online, socials en televisie. Rob weet nog hoe FunX, de publieke zender die zich richt op een jong publiek in de grote steden, daar een rol in speelde. ‘Om een goede radio-
Medewerkers OPEN Rotterdam aan het werk.
Medewerkers OPEN Rotterdam bij het winnen van ‘Lokale Omroep van het Jaar ’ in 2017.
zender op te bouwen heb je wel een jaar of zes, zeven nodig. En een budget, en dat is er nauwelijks. In Rotterdam is Radio Rijnmond sterk maar ook FunX. Zij zenden uit op de licentie van OPEN Rotterdam, dus dat was eigenlijk al een radiostation van ons. Toen de gemeente ging bezuinigen op de bekostiging van OPEN en we de potentie van podcast zagen, dachten wij: Waar zijn wij nou goed in? Wij willen een jong en divers publiek bereiken. Die luisteren veel minder naar traditionele radiozenders met veel informatie. Want je moet ook 50 procent informatie en gesproken woord uitzenden, hè. Dus toen hebben we destijds heel bewust gekozen voor online. En daarnaast voor social media, dat net opkwam, daar waren we ook relatief uniek in, denk ik. En podcasts Daar kunnen we het publiek mee bereiken. Bovendien is er toch al FunX, met een Rotterdamse afdeling die ook op de licentie van OPEN werkt.’ En dus zet OPEN, ook na het vertrek van Freijssen, in op andere kanalen dan radio
De lokale omroep voor Rotterdam is inmiddels een broedplaats van talent. Toch wordt het lang niet altijd gezien als springplank naar een landelijke carrière. Zoë: ‘De diverse samenstelling van OPEN vind je gewoon praktisch nergens terug. Misschien bij FunX, of bij Omroep Zwart. Iedereen die hier werkt, beseft heel goed dat we hier een hele speciale plek hebben en hoe uniek dat is.’
en wordt door het Commissariaat verboden. Dan wordt een nieuwe list bedacht: een jaar later wordt FunX het landelijk bestel in getrokken. Er wordt van de vier lokale signalen een landelijke combistream gemaakt die onder de vlag van BNN online wordt verspreid. En zie, de publieke omroep bereikt nu ook de grootstedelijke jongeren!
In 2012 worden de lokale subsidies voor FunX allemaal stopgezet. Dat is het moment om de flirt tussen NPO en FunX om te zetten in een definitieve samenwerking. Het bestuur van FunX wil weliswaar een commerciële toekomst onderzoeken, maar de NPO slaat snel toe en neemt FunX over. Vanaf dat moment is de landelijke FunX-zender een themakanaal van de publieke omroep. De vier lokale zenders blijven met hun eigen edities op de FM hoorbaar. Eigen events als de DiXte 1000 en de FunX Music Awards worden populair en zijn nog steeds succesvol. Online en via de socials wordt de doelgroep goed bereikt. De specifiek op één leeftijdsgroep gerichte radiozender is een
Naam: Chantal Zwaag
Functie: Programmamaker bij RTV Apeldoorn
Startdatum bij de omroep: 01-10-2006
Toen ik net 16 was en net begon bij RTV Apeldoorn, kreeg ik de kans om de band Intwine te inter viewen. Ik was bloedner veus! Het inter view met zanger Roger verliep goed, tot mijn laatste vraag: ‘Heb je nog iets te zeggen tegen de luisteraars?’, beginnersfoutje zullen we maar zeggen. Hij begon met een heel relaas over dat hun management slecht was en dat Bush weg moest uit Amerika. Omdat ik destijds nog niet kon monteren, moest ik uiteindelijk een ander bandlid inter viewen en mocht ik het stuk met Roger niet uitzenden van het management. Dat vond ik erg jammer, want ik was enorm trots dat ik Roger had mogen inter viewen.
buitenbeentje in de lokale omroepgeschiedenis, maar wel eentje die z’n bestaansrecht uit de vele bijval van de doelgroep dagelijks bewijst.
FunX? Dan ook ‘Piratenradio’!
Na de komst van FunX kan er door het CvdM vaker een vergunning gegeven worden om lokale omroep te maken voor een specifieke doelgroep Dat opent mogelijkheden om het elders ook te proberen, denkt Delta FM, de lokale omroep van de gemeente Twenterand in Overijssel. Delta FM wil in 2005 een extra kanaal starten, ‘Piratenradio’ geheten. In de Twentse regio is het piratengenre onverminderd populair en is er duidelijk behoefte aan, dus waarom niet via een legale publieke route? Een doelgroepenzender voor ‘regiocultuur ’, dat is toch precies waarom FunX er in de grote steden mag zijn? In Den Haag had men een jaar eerder al aan de OLON gevraagd zoveel mogelijk illegale zenders te legaliseren om ze als publieke lokale omroep verder te laten gaan. De Mediawet biedt bovendien ruimte om op deze manier ‘de lokale/regionale muziekcultuur ruimte te bieden’. En er zouden ook nog voldoende kleine FM-frequenties voor dit doel beschikbaar zijn. Toch beslist het C vdM hier geen toestemming voor te geven. Het Commissariaat hanteert een ‘smalle’ definitie van het themakanaal: FunX mag wel, Piratenradio niet. De Stichting Lokale Omroep Gemeente Twenterand en de OLON gaan in beroep. Bijna twee jaar na de aanvraag komt er alsnog toestemming van het Commissariaat. Het themakanaal mag een extra lokale FM-frequentie met piratenmuziek invullen. Het wordt wel een neventaak genoemd, waar Delta FM zelf een hoofdtaak is. Dan stelt Agentschap Telecom, de nieuwe naam voor de Radio Controle Dienst, plotseling dat het idee toch geen doorgang kan vinden. Er zouden geen restfrequenties meer over zijn om Piratenradio een plek te geven. Daarnaast zijn ze niet verplicht een neventaak een FM-plek te geven. Wel FunX, geen piratenradio, is uiteindelijk toch de uitkomst.
In 1988 werden de eerste drie etherfrequenties voor lokale omroepen toegewezen door minister Smit-Kroes die hier voorzitter J. de Vries van Lokale OmroepGaasterlân Sleat een van de eerste drie zendmachtingen uitreikt.
Als in 2001 de OLON haar twintigjarige bestaan viert, is het budget van de belangenbehartiger vertienvoudigd, zijn de lokale omroepen verder geprofessionaliseerd en is de materie steeds ingewikkelder geworden. Waar de Omroepwet in 1981 nog bestond uit zeventig artikelen, is de Mediawet van begin deze eeuw een stuk complexer met meer dan tweehonderd artikelen. Europese regelgeving wordt ook steeds belangrijker. De OLON kan veel doen voor haar leden, die al deze ontwikkelingen niet kunnen volgen. Maar de lobby voor al deze zeer verschillende omroepen is pittig, mede vanwege de constante desinteresse bij de overheid voor het onderwerp.
Zo voert de OLON sinds 1998 procedures tegen de overheid over het frequentiebeleid voor radiozenders. Ze is het er niet mee eens dat de lokale publieke omroepen bij voorbaat worden uitgesloten bij het verdelen van nieuwe nietlandelijke FM-frequenties. De overheid worstelt
vanaf het toestaan van meer zenders dan de vier landelijke van de publieke omroep met het toewijzen van etherfrequenties. Elke verdeling die ze organiseert leidt tot gerechtelijke procedures van partijen die achter het net vissen. Niet zelden krijgen die partijen alsnog gelijk en alsnog een FM-plek. Het voortdurend uitstellen van nieuwe veilingen of verdelingen zijn ook weer aanleiding voor de gang naar de rechter. De lobby van de grote commerciële zenders vraagt meer aandacht in Den Haag dan de lobby voor de FM-restjes voor de lokale omroep. Het financiële belang verschilt ook fors; de overheid haalt flink veel geld op met de veiling van FMfrequenties voor de commercie. De OLON en haar leden moeten een nieuwe invalshoek kiezen om de Haagse lobby succesvoller te maken.
Komt er nog geld?
Voordat die nieuwe focus en tactiek wordt gevonden, dienen zich begin deze eeuw nog een paar andere dossiers aan. In de hoop de al jaren
vastzittende discussie over de financiering vlot te trekken berekent de OLON in 2003 hoeveel geld er nu eigenlijk nodig is om de lokale omroep goed te laten functioneren. Er zou 51 miljoen nodig zijn om de mediawettelijke taken goed uit te kunnen voeren, stelt de OLON. Wat er op dat moment via het gemeentefonds beschikbaar wordt gesteld is 7 miljoen euro. Daar van wordt lang niet alles ook overgemaakt aan de lokale omroep. Meer dan de helft van de lokale omroepen krijgt een veel lager bedrag of helemaal niets uitgekeerd van hun gemeente. Er gaapt dus nog een heel groot gat tussen wat wenselijk en haalbaar is. Gevolg van dit OLON-rapport: de kamer gaat opnieuw ‘kijken naar de financiering van zowel de lokale als de regionale omroep’. Dat is Haags voor ‘er gaat niets veranderen’, weten de OLON-lobbyisten inmiddels ook.
Voor de omroepen in de gemeenten waar (een deel van) de bijdrage wegvalt, adviseert de OLON haar leden hoe ze compensatie kunnen aanvragen. In tientallen gevallen moet de omroep tegen het besluit van de gemeente in, in beroep gaan als deze weigert het volledige bedrag over te maken. In sommige gevallen stelt de gemeente extra voorwaarden aan het verstrekken van de subsidie en volgt daarover strijd. Daar is hulp van een landelijk bijspringende belangenclub zeer gewenst bij. Het percentage lokale omroepen dat lid was van de OLON is nu ook het hoogst. In 2003 zijn er maar tien lokale omroepen geen OLON-lid (de andere 289 omroepen wel). De meer waarde van de OLON was voor de omroepen helder. Maar nu de politiek nog!
Feest?
In 2006 bestaat de OLON 25 jaar en viert dat vol trots: ‘We kunnen terugkijken op vele wapenfeiten voor onze sector: vlak na de oprichting van de OLON kwam er eindelijk een officieel vergunningenbeleid voor lokale omroepen. In 1988 werd publieke lokale omroep definitief als onderdeel van de gehele publieke omroep in de wet opgenomen en omstreeks diezelfde tijd kregen de eerste lokale radio’s een ether-
frequentie. Enkele jaren later werd reclame als inkomstenbron toegestaan. Daarna volgden onder andere financiële lokale opslag op de omroepbijdrage, stereo voor etherradio, en een collectieve regeling van auteursrechtencontracten. In een onderzoek van Bureau Inter view |NSS uit 2006 worden de kwaliteit en de toegevoegde waarde van de lokale omroep geduid. ‘Lokale omroepen hebben een bereik dat gemiddeld de helft is van regionale omroepen en dat met veel minder dan de helft van de financiële middelen. Ook de waardering is goed en de omroepen worden gebruikt waar voor ze zijn bedoeld: als belangrijke bron voor lokale informatie.’
In maart 2004 overlijdt prinses Juliana. De publieke omroep heeft daar een draaiboek met protocollen voor klaarliggen. Zo worden alle uitzendingen meteen stopgezet voor een gezamenlijk programma van de NOS. Ook liggen er een geluidsband en een video klaar die meteen worden uitgezonden. Dit soort afspraken zijn met de regionale omroep afgestemd, die het landelijke programma zullen gaan uitzenden. Maar de NOS vergeet de lokale omroep mee te nemen. De meeste lokale zenders weten niet wat ze moeten doen of waar ze geluid of beeldmateriaal vandaan moeten halen. De NOS erkent later dat ze de OLON niet goed heeft geïnformeerd. Het maakt duidelijk dat de lokale omroep een andere status heeft dan de regionale en landelijke omroep. Die zomer wordt in het Oranje Dossier vastgelegd hoe dat voortaan anders moet. Als op 1 december dat jaar ook prins Bernhard overlijdt, gaat het echter weer mis. ‘Het protocol bleek niet geschikt voor de situatie,’ is de droge conclusie van de OLON. Weer wordt er met de NOS aan een beter protocol gewerkt. Met als bijvangst: meer afstemming en overleg met de landelijke omroep.
STAD, de Amsterdamse lokale zender uit de late jaren ’70 en ’80, is beslist de meest turbulente lokale zender ooit geweest In de eerste tien jaar van de omroep werd de studio zes keer bezet door actiegroepen. Zo’n beetje iedereen verschafte zichzelf toegang tot het pand en liet zich ver volgens luidkeels in de live uitzending horen. In 1976 vielen de Hell’s Angels binnen. Ze hadden twee bouviers bij zich die de studiovloer onderpoepten. De motorclub mocht uiteindelijk in een discussie op de radio hun woede uiten en daarna gingen ze clubwaarts. Wel met meeneming van microfoons en andere spullen.
In augustus 1990 haken tien medewerkers van de SLOS (Stichting Lokale Omroep Steenbergen) af uit protest tegen het uitzenden van een voetbalwedstrijd ten koste van hun muziekprogramma.
Nadat verslaggevers en presentatoren tijdens krakersrellen in de hoofdstad volgens boze stadsgenoten zich wat te ‘gekleurd’ op de STAD-zender hadden geuit, werd het pand meermaals bekogeld en werden ramen ingegooid. Een tijdbom vernielde in 1982 de vergaderruimte van de omroep
In mei 1990 beginnen twintig ex-medewerkers van de Lokale Omroep Sneek om soortgelijke redenen met een eigen piraat.
Op de Amsterdamse kabel is in april 1989 op de lokale tv elke nacht zes uur ‘stille porno’ te zien. De voorzitter van SALTO legt in Het Parool van 18 maart uit waarom: ‘Enige tijd terug kregen we een aanvraag om een videoclip te mogen vertonen op het open kanaal. Een vrouw is te zien die zich langzaam gedeeltelijk uitkleedt. Het is een videoclip die een kwartier duurt. De zakenman die dit voorlegde, zijn naam maken we nu niet bekend, wil hem vier keer per uur uitzenden, zes uur per etmaal, zeven dagen in de week. De vrouw die zich uitkleedt voert een telefoongesprek, maar je hoort geen geluid. Het is de bedoeling dat de kijker een 06-nummer draait en dan het geluid hoort dat bij de beelden hoort. De sekslijn-exploi-
‘Dit is een ernstige zaak. Ze hebben de zender uit de lucht gehaald. Dat is het ergste wat je kunt doen in radioland. We lopen hierdoor schade op.’ Aldus de voorzitter van B-FM, de lokale omroep van Zutphen en omstreken. De zender is in 2016 enige dagen uit de lucht. De jongere garde is opgestapt vanwege grote onvrede over het fors oudere bestuur. Ze namen hun zelf aangeschafte apparatuur mee en hoewel het hun eigen spullen betreft, wil het bestuur toch aangifte doen.
tant moet 1450 gulden per uur betalen aan SALTO. Als de videoclip het hele jaar wordt uitgezonden tegen dat tarief, levert dat SALTO ruim drie miljoen gulden op. De SALTO-voorzitter legt een maand later in De Telegraaf nog uit: ‘Wij zijn tot de conclusie gekomen dat het geen porno is. Je kan het vergelijken met de Pin-Up Club (een soft-erotisch tv-programma van Veronica in die tijd). Omdat de films zonder geluid zijn, is de vertoning er van absoluut niet prikkelend. In combinatie met de 06-lijn is het een ander verhaal, maar daarmee hebben wij niets te maken.’ De exploitant van de sekslijn trekt na commotie tot in de Tweede Kamer zijn spot na enkele weken terug.
Artikel over de verboden stille porno. Bron: AD, 6 juni 1989
Even is in 2022 omroep LOS in Den Helder nationaal nieuws. Tijdens een nieuwsuitzending op de radio ramt een auto de radiostudio, die een groot raam heeft met uitzicht op de straat. Veel glas van de glazen pui vliegt in de rondte, de vensterbank is vermorzeld, de pui is flink ontzet. Presentator Gert-Jan Meijer blijft stoïcijns en zegt: ‘O, o, dat gaat hier niet goed. Er rijdt net een auto tegen... die meneer rijdt de pui eruit. Dat is even heel minder.’ Meijer leest het bulletin niet verder en zet een plaat op met de woorden: ‘We gaan even kijken wat er gebeurd is.’ De live-uitzending wordt onverstoord voortgezet, tot er toch maar even wordt gekeken hoe de bestuurder eraan toe is. En de auto. En de pui. En de studio
Auto rijdt studio lokale omroep LOS (Den Helder) in, 9 november 2020.
Naam ‘Mens Erger Je Niet’ van het radioprogramma van Sky Line Radio (Uden) wordt niet langer geaccepteerd door de spellenfabrikant. Bron: Brabants Dagblad, 22 augustus 2002.
De Bemmelse Omroep Stichting (BOS) verliest haar zendtijd in 1993 na een reeks incidenten. Er is forse ruzie met de lokale omroep in de buurgemeente Huissen. Fysiek geweld en zelfs een ontvoering van een bestuurslid vonden daarbij plaats. Voorts schrok het bestuur van de BOS er niet voor terug een demente dame, die al tijden in een verzorgingstehuis verbleef, bij de Kamer van Koophandel in te laten schrijven als bestuurslid. Formeel verliest de BOS haar licentie vanwege het ontbreken van een representatieve programmaraad, die ze al jaren niet meer gevuld kreeg en dus ongecontroleerd haar eigen gang kon blijven gaan. Het Commissariaat vindt dat het na twee jaar genoeg is geweest.
In 2018 zendt RTV Stichtse Vecht, de lokale omroep van het Utrechtse Maarssen en omgeving, al ruim een jaar lang uit zonder uitzendvergunning. De zendmachtiging was verlopen en een aanvraag liet op zich wachten. Het C vdM wil de omroep daarom laten stoppen met uitzenden. De aanvraag gaat dan alsnog de deur uit De voorzitter van de lokale omroep zegt dat ‘de aanvraag is blijven liggen’. ‘We zijn een vrijwilligersorganisatie, dan kan zoiets gebeuren.’
Mer we-RTV, de lokale omroep in Sliedrecht en Hardinxveld-Giessendam, is begin 2023 van de ene op de andere dag niet meer te horen en te zien. Een belangrijke technische medewerker kondigde tijdens een vergadering zijn vertrek aan bij de omroep. Hij nam daarbij al zijn eigen apparatuur mee, die hij in de loop der jaren op cruciale plekken in de uitzendketen had toegevoegd. Zonder deze apparatuur kon er niets meer worden uitgezonden. Maar ook de kennis van al deze spullen en het hele uitzendproces was met zijn vertrek verdwenen. De vele vrijwilligers van de omroep zijn diepbedroefd, stappen op of zijn boos op het bestuur. Dat geeft aan dat de omroep te afhankelijk was van één persoon, en noemt dit een bekend probleem bij vrijwilligersorganisaties
Het regelen van auteursrechten gaat niet vanzelf
Het vieren van een regeling rond de auteursrechten lijkt voor de buitenwereld misschien een vreemde toevoeging. Kijkers en luisteraars weten niets van wat er geregeld moet worden om auteursrechthebbenden en uitvoerenden van muziek een vergoeding te betalen voor het gebruik van hun muziek op radio en tv. Maar de belangenorganisaties die daarover gaan, BumaStemra en Sena, hebben in de 50-jarige geschiedenis van de lokale omroep honderden, zo niet duizenden uren overleg hieraan besteed. Het probleem was altijd om vast te stellen hoeveel en welke muziek er gedraaid werd op de lokale omroepen. Uiteraard was het dilemma dat je bij zo’n 300 omroepen dit allemaal niet kunt monitoren, zeker niet in de tijd dat dit nog niet digitaal kon worden bijgehouden. Dus werden er steekproeven gedaan of werden eigen opgaven van lokale omroepen ingevoerd voor de verdeling van het geld. Meestal moest de lokale omroep gedurende één week per jaar bijhouden welke muziek ze hadden gedraaid. De Buma-lijsten
Een van de bekendste lokale omroepen is formeel een productiehuis, die via SALTO uitzendt in ‘Groot-Amsterdam’ (zeg maar Amsterdam en omstreken): Amstel Televisie 5, afgekort tot AT5 (de 5 komt van de voorkeursplek op de afstandsbediening, er bestond indertijd nog geen RTL5 of Net5). De bekendheid van AT5 is mede opgebouwd door de vele presentatoren die er werkten en doorstroomden naar Hilversum bij de nationale omroep. Onder hen (naast vele anderen): Sacha de Boer, Chazia Mourali, Art Rooijakkers, Mariëlle Tweebeeke, Merel Westrik en Jeroen Wollaars. Ook is het nieuws in Amsterdam geregeld landelijk nieuws Daarbij waren sommige programma’s landelijk nieuws, door het gesprek met de burgemeester of door uitspraken die in talkshows of op straat
waren tot begin deze eeuw handgeschreven of waren getikte documenten met playlists van gedraaide muziek. De auteursrechtenorganisaties zetten in op hogere vergoedingen dan de lokale omroepen konden betalen. In alle redelijkheid is er van een kale kip niet veel te plukken, ter wijl de makers en bedenkers van die muziek wel recht hebben op een reële vergoeding. Al dat overleg in al die jaren leidde vaak tot compromissen en de OLON sloot collectieve regelingen af voor alle aangesloten omroepen. Dat zorgde voor aanzienlijk minder rompslomp voor die omroepen zelf. Een succes voor de OLON en dus een terechte opname in dit overzicht van 25 jaar lobbyen.
Van analoog naar digitaal
In 2006 vindt de omschakeling plaats van analoge naar digitale ethertelevisie. Ether-ontvangst via sprietantennes verdwijnt; je kunt alleen nog tv kijken via een schotel of via de (digitale) kabel. Het roept weer de vraag op welke stations vanuit de overheid verplicht doorgegeven moeten worden door de kabel- en satellietpartijen. De
in typisch Amsterdamse wijken werden gedaan. Het niveau en de technische kwaliteit van de meeste AT5-programma’s is hoog. En de zender was in Amsterdam en verre omstreken te ontvangen en had derhalve de grootste groep potentiële kijkers van welke lokale zender dan ook. Jarenlang zijn er ook structurele en fors hogere subsidies van de gemeente afkomstig. Soms raakt AT5 uit de mode en wordt er weer flink bezuinigd, en andere keren dreigt AT5 om te vallen. Het tekent de afhankelijkheid van de gemeentelijke subsidie als die weer flink wordt teruggeschroefd. AT5 moet ver volgens op zoek gaan naar een samenwerkingsverband, met krantenuitgevers, met een landelijke omroep (AVRO) en met de regionale omroep (NH). Inmiddels bestaat de zender al meer dan 30 jaar en is deze een journalistieke factor van belang in de hoofdstad.
‘must-carr y’-regeling voor landelijke en regionale publieke media ligt vast en geldt ook voor de nieuwe distributiemethode. Publieke lokale omroep valt daar echter buiten. Nog steeds is er geen gelijke behandeling voor de drie lagen van de publieke omroep: landelijk, regionaal en lokaal. De diverse kabelmaatschappijen mogen met de lokale zenders doen wat ze willen.
Dat leidt tot willekeur en weerstand. In 2007 bijvoorbeeld spant de publieke lokale omroep van Oss, Stichting Omroep Maasland (SOM), een kort geding aan tegen kabelmaatschappij Essent omdat de omroep niet in het digitale (basis) pakket is terug te vinden. De SOM verliest dat geding omdat de zender nog wel via analoge kabelfrequenties te zien is. Kijkers die op een ouder wetse manier tv-kijken kunnen de lokale omroep dus nog steeds zien, stelt Essent. Een theoretische stelling, want geen enkele tv-kijker blijft switchen tussen een moderne digitale verbinding en een oude analoge constructie, alleen om naar een lokaal tv-kanaal te kijken. De OLON moet blijven vechten voor een wettelijke regeling waarin de doorgifte van publieke lokale omroep op digitale platforms is gegarandeerd. In 2008 komt de toezegging er, de doorgifteplicht geldt ook voor de digitale kabel voor lokale omroepen. De lokale zenders moeten nog wel een duur apparaat aanschaffen om het signaal aan te leveren zoals de kabelmaatschappij dat wenst te ontvangen. Voor velen is dat een onbetaalbare investering, zodat de lokale zenders voor tv-kijkers nog jaren onvindbaar blijven.
Overigens maakt de komst van digitale televisie snel duidelijk wat de kwaliteitsverschillen zijn tussen landelijke tv met hun enorme budgetten en de met heel weinig geld gemaakte tv van de lokale omroep. Landelijke televisie (en de opkomende streamingdiensten) zijn in hd-kwaliteit te zien, met een veel scherper beeld, maar de lokale tv gebruikt nog heel lang de vorige standaard, het goedkoper te maken sd. De beeldverhouding verandert ook, van het vier-
kante 4 bij 3 naar het breedbeeldsignaal 16:9. Dat vergt veel dure aanpassingen, van de camera’s die nog ouder wets 4:3 filmen tot de uitzendapparatuur die niet anders dan het vierkante formaat kunnen versturen. Een zaprondje op je digitale tv liet de lokale (en vaak ook de regionale) televisie er in negatieve zin uitspringen. Het oogde goedkoop, ouder wets, onprofessioneel, in een onscherpe lage kwaliteit en met een ouder wets vierkant beeld met twee zwarte verticale balken links en rechts. Technologische ontwikkelingen vergden kostbare investeringen en die kon de lokale omroep simpelweg niet betalen. Vele lokale tv-kanalen bleven nog tien, vijftien jaar achter de actuele kwaliteitsstandaard aanhobbelen.
De lobby gooit het roer om Alle genoemde tegenslagen geven aan hoezeer de lokale omroep nog achtergesteld wordt. Tijd om het roer nu echt om te gooien, stelt de OLON vanaf 2008. Klagen bij politici, lobbyen in Den Haag, in de pers benadrukken welk onrecht de lokale zenders wordt aangedaan en de financiële problemen agenderen bij gemeenten, het levert allemaal te weinig op. De sector prijst zichzelf op deze manier alleen maar uit de markt. De relevantie van lokale omroep moet weer gevoeld worden. Vanaf 2008 wordt de tactiek: positieve publiciteit generen voor de lokale sector
1Amstelveen maakte in 2011 een video over hun overgang naar digitale televisie
Naam: Matthijs Rorije
Functie: Eindredacteur bij Twee Startdatum bij de omroep: 02-05-1985
Het meest bijzondere voor mij is dat ik aan de wieg stond van de lokale omroep in Schiedam. We hebben zelfs de statuten letterlijk aan mijn keukentafel geschreven. Ook waren we bij de oprichting van de OLON. En nu, 39 jaar later, werk ik nog steeds bij de (inmiddels streek-) omroep
Als een ware veteraan in de muziekrechtenindustrie heeft Gerie Meier (64) van BumaStemra een schat aan herinneringen aan haar betrokkenheid bij lokale publieke omroepen gedurende de afgelopen 47 jaar. Zo was ze betrokken bij het eerste contract over muziekrechten bij de lokale omroepen en mocht ze plaatsnemen als jur ylid van de OLON Awards
‘Ik was net klaar met de havo en onderzocht mijn volgende stap. Mijn moeder, die altijd heeft gewerkt, stelde voor om bij haar bij de openbare bibliotheek te gaan werken als ik zelf niets kon bedenken.’ Gerie woonde in Amsterdam-West en fietste elke dag langs het pand van BumaStemra. Op een dag zag ze van hen een advertentie in de krant en besloot ze te solliciteren. ‘Ik kan me nog
herinneren dat het allemaal heel snel ging. Ik solliciteerde op een maandag, had op woensdag een gesprek en kon op vrijdag al aan de slag.’ En zo begon haar carrière op zeventienjarige leeftijd bij het bedrijf dat zich bezighoudt met de muziekrechten in Nederland.
Toen ze bij BumaStemra begon, waren auteursrechtenspecialisten nog schaars ‘Er was weinig kennis vereist,’ herinnert Gerie zich. ‘We werden intern opgeleid.’
Ze boog zich eerst over de basistarieven en specialiseerde zich gaandeweg in verschillende afdelingen. Het was een tijd van groei en ontwikkeling, zowel voor Gerie persoonlijk als voor de industrie als geheel.
‘BumaStemra had veel contracten en afspraken met bijvoorbeeld horeca-
zaken. Toen de omroepsector door de komst van lokale en regionale omroep groter werd, moest daar een nieuw soort contract voor worden geformuleerd. De omroepsector verschilt namelijk van een horecagelegenheid, die alleen muziek afspeelt in de zaak. Ze nemen de muziek ook op.’ De NOS namens de landelijke publieke omroep, ROOS als het toenmalige vertegenwoordigingsorgaan voor de regionale publieke omroep en de Wereldomroep hadden één gezamenlijk contract. ‘Maar de lokale omroepen wilden zich daar niet bij aansluiten.’ De Organisatie van Lokale Omroepen onderhandelde jaren met BumaStemra. De OLON vond niet dat voor lokale zenders dezelfde tarieven gehanteerd moesten worden als voor de grotere omroepen. ‘Die gesprekken waren niet altijd gemakkelijk,’ vertelt Gerie. ‘Wat het lastig maakt, is dat je als omroep eerst niet hoefde te betalen en nu wel.’ Door voortdurende communicatie en begrip aan beide kanten werd uiteindelijk ruim tien jaar na de eerste experimenten in 1986 een overeenkomst bereikt. De afspraak was dat de lokale omroep een bedrag per kabelaansluiting zou gaan betalen.
Gerie herinnert zich nog goed de tijd waarin handgeschreven lijsten de norm waren voor het vastleggen van uitgezonden muziek. ‘Elke seconde van elk nummer moest handmatig worden vastgelegd,’ vertelt ze, ter wijl ze terugdenkt aan de vrachtwagens vol dozen handgeschreven lijsten die werden afgeleverd. Deze lijsten waren nodig om er voor te zorgen dat de auteurs een rechtmatige vergoeding ontvingen
voor het gebruik van hun muziek op lokale omroepen. ‘Aan de hand van het aantal seconden dat de muziek werd gespeeld, kreeg de auteur of componist van het nummer betaald.’ De overgang van handgeschreven lijsten naar digitale processen heeft de sector ingrijpend veranderd. ‘Het was een enorme vooruitgang,’ zegt Gerie. ‘We hadden nu niet zoveel personeel meer nodig die op de Olympia-typemachines alle lijsten overnamen.’ Ook voor de lokale omroepen scheelde dat heel veel tijd en werk.
BumaStemra zorgde ook voor aanvoer van Nederlandse muziek naar de honderden lokale omroepen. Dat materiaal haalden ze van de OLON-lp’s en -cd’s, die grotendeels werden betaald door Buma. Op de albums stonden selecties nieuwe muziek van eigen bodem; er waren toen nog geen streamingdiensten zoals Spotify. Zo werden door verschillende vrijwilligers maandelijks nieuwe cd’s naar lokale omroepen gebracht, waardoor die altijd over de nieuwste muziek beschikten.
Deze ondersteuning vanuit organisaties zoals Conamus, die later werd opgenomen in Buma Cultuur, was van belang voor lokale omroepen.
Naast de veranderingen in muziektoevoer, heeft Gerie ook opgemerkt hoe lokale omroepen zelf zijn geëvolueerd.
‘Er is veel veranderd,’ merkt ze op. ‘De technologie heeft enorme sprongen gemaakt, waardoor lokale omroepen eigenlijk vanaf één laptop een radiostation kunnen starten.
Inmiddels wordt op een andere manier ingeschat wat er is gedraaid en wie daar geld voor hoort te krijgen. BumaStemra heeft onderzocht of er veel verschil zit
tussen de muziek die de regionale en de muziek die de lokale omroep uitzendt. De conclusie: de verschillen zijn niet heel erg groot. Om de lokale omroep te ontlasten van het werk muzieklijsten aan te leveren is het potje daarop samengevoegd met dat van de regionale omroep, die wel hun digitale muziekbestand delen.
De jarenlange samenwerking van BumaStemra met de lokale omroepen en de OLON en later NLPO, betekent dat Gerie bij veel van hun projecten betrokken raakt. Een van de mooiste herinneringen is die aan haar rol als jur ylid bij de OLON Awards. ‘Dat waren leuke dagen. In één dag zag je heel veel programma’s van lokale omroepen. En hierdoor kon je ook dingen horen van andere omroepen, want je kon vroeger bijvoorbeeld vanuit Alkmaar niet luisteren naar de lokale omroep van Harder wijk’
Eerste overeenkomst over auteursrechten is een feit. Vlnr achter: André Beemsterboer (accountmanager BumaStemra), Hein Endlich (adjunctdirecteur van BumaStemra), Gerie Meier, Pieter de Wit (directeur OLON), Nico van Eijk (bestuurslid en onderhandelaar OLON). Vlnr voor: Jan Verhagen (directeur BumaStemra) en Harry Manders (secretaris OLON).
Linkerpagina
Gerie Meier ( links) tijdens een OLON-beurs
Stand BumaStemra op RTV-Festival Meerpaal Dronten, 1990.
Voorzitter Herman Posthoorn van de OLON overhandigt Lokale Omroep Amstelveen De Dag van de Muziekoorkonde, een prijs die werd gesponsord door BumaStemra, 1986.
Een ander speerpunt is om de drie-eenheid van publieke omroep in Nederland te laten indalen bij politici en media: je hebt in Nederland landelijke, regionale en lokale publieke omroep en ze horen bij elkaar. De idealen en waarden van de publieke omroepen op de drie niveaus zijn immers dezelfde, stelt de OLON. Samen met de NPO ( landelijk) en ROOS (regionaal) wil de OLON bespreken hoe de drie publieke lokale omroeplagen elkaar en het publieke merk kunnen versterken. Het betekent een sterke focus op de journalistieke taken van de lokale omroep. Iets waar lang niet alle lokale zenders op dat moment aan herkend kunnen worden, want die zenden nog veel radioprogramma’s uit met vooral muziek met spelletjes en andere lol. De uitdaging in het komende decennium is om al die lokale zenders te laten inzien dat de keuze voor lokale journalistiek hun redding zal zijn.
Verbinding maken met de eigen streek en inwoners blijft daarbij belangrijk. Maar door ook te focussen op de journalistieke rol van een lokale omroep, door onafhankelijk nieuws en informatie uit de eigen streek te brengen, kan de zender de samenleving bewijzen van toegevoegde waarde te zijn.
Als in 2009 een nieuwe Mediawet ingaat, verandert de definitie van een lokale omroep in ‘publieke lokale media-instelling’. De aangepaste wet is bedoeld om de publieke omroepen beter te laten aansluiten op het digitale tijdperk. Traditionele taken als het verzorgen van radioen tv-programma’s worden aangevuld met online verhalen brengen. Internet is niet langer een nevenactiviteit maar behoort tot de hoofdtaak van een ( lokale) publieke media-instelling.
De OLON kan dan wel een focus op de journalistieke rol willen, maar staan de twee andere publieke omroeplagen wel open voor samenwerking met elkaar? ROOS had in de jaren negentig meermaals aangegeven geen ruimte te zien voor een reeks lokale zenders in de provincie, waar ze zelf ook al uitzond. Een goed voorbeeld van de gemiddelde opvatting is het verhaal uit de NRC van 20 augustus 1993. Daar stelt de directeur van de regionale omroep Radio West, Jack Kroes, dat Nederland te klein is voor drie lagen publieke omroep. ‘In het huidige publieke-omroepbestel is de regio de kleinste schaal waarop een professionele omroep zelfstandig kan functioneren. Nederlandse steden zijn te klein en daardoor niet interessant voor adverteerders,’ zegt Kroes. Lokale omroepen kunnen, anders dan landelijke en regionale zendgemachtigden, geen aanspraak maken op kijk- en luistergeld en zijn sterk afhankelijk van de subsidie die een gemeente er voor overheeft. ‘Voor een stad als
Den Haag is het, simpel gezegd, kiezen tussen lantaarnpalen en een lokale omroep’, zegt Henc van Zaale, hoofd radio van de Haagse omroep Lokatel. Die lokale zender is vanaf mei 1993 gestopt met uitzenden omdat de gemeentelijke subsidie is stopgezet en er geen geld meer is om te doen wat Lokatel deed. Door die onzekere financiering en ook vanwege het feit dat de luistercijfers zeer gering lijken te zijn, is de regionale omroep van mening dat er geen ruimte meer is voor een derde omroeplaag in Nederland.
Ook de minister die dan over media gaat, Hedy d’Ancona, ziet niets in twee niet-landelijke publieke omroeplagen naast elkaar. Lokaal en regionaal moeten intensief met elkaar samenwerken en dat moet dan samen de niet-landelijke omroeplaag zijn. Ze stelt daarom ook slechts één financiering in het vooruitzicht, betaald vanuit een regionale heffing, geen lokale heffing, stelt ze 26 april 1993 in de Volkskrant.
Het bereik in kleine gemeenschappen in Drenthe vindt de NOS in 1993 naar aanleiding van een luisteronderzoek niet veel voorstellen. De kijk- en luisterdienst (KLO) stelt dan een marktaandeel vast van 3 procent in de provincie. Radio Drenthe scoort daarentegen een aandeel van 33 procent.
Op 30 april 1993 zegt Klaas de Vries, directeur/ hoofdredacteur van Radio Drenthe in NRC: ‘Dat is voor ons één van de redenen om met de “lokalen” geen enkele vorm van samenwerking te willen. We hebben er niets aan,’ zegt hij schouderophalend. ‘Het zijn hobbyisten die een machtiging hebben gekregen en een paar uur per dag wat programma’s maken. Vaak zijn het scholieren, althans hier in Drenthe. Omdat het vrijwilligers zijn, is het verloop groot. Als er goede mensen hadden gezeten, hadden we ze er allang weggehaald. Wij zijn een professionele instelling die serieuze programma’s maakt. Ik zie geen enkel
voordeel in samenwerking.’ De ratio achter het bestaan van lokale omroepen ontgaat De Vries geheel. ‘Ooit is bedacht dat lokale omroep de burger dichter bij het gemeentelijk bestuur zou kunnen brengen Maar een wethouder vijf minuten de kans geven zijn ei kwijt te raken, zorgt daar natuurlijk niet voor. Alleen in de grote steden kan lokale omroep een nuttige functie hebben.’
Deze opvatting kleurt de verhouding tussen de regionale en de lokale omroep vanaf de fase dat ze beide legaal naast elkaar mogen bestaan. Dat verandert pas als de enorme impact en overmacht van de regionale omroep midden jaren nul tanend zijn. Wie zijn bereik ziet slinken, kan nieuwe partners gebruiken. Het sentiment slaat om en samenwerking van de regionale met lokale zenders komt voorzichtig op de agenda.
Wat de publieke lokale media-instelling toevoegt aan het medialandschap is leidend, en niet meer via welk kanaal die inhoud wordt gebracht. Tot meer geld voor de lokale instellingen leidt dit niet. De minister zegt dat dat de verantwoordelijkheid is van de gemeenten en is tegen de verplichting dat die gemeenten dat geld ook daadwerkelijk aan lokale media uitgeven. Tot een jaar later, als de gemeenten bij wet verplicht worden de lokale publieke media-instelling (mede) te bekostigen. Ze krijgen een zorgplicht en hoewel er nog geen verplicht basisbedrag is, wordt er een richtsnoerbedrag van 1 euro 30 per huishouden genoemd. Als de gemeente dat toch niet uitkeert, moet ze goed motiveren waarom niet.
De Club van 100
Behalve samenwerking tussen de regionale en lokale zenders wordt er ook samenwerking gezocht tussen lokale en de landelijke omroep
De stichting Radio Volksuniversiteit (RVU) is een educatieve landelijke zendgemachtigde met een missie. In het crossmediale project De Club van 100 wil ze burgers met elkaar verbinden die een hulpvraag hebben. Het is een ambitieus project, dat in 2004 start met de eerste vodcast, zoals het dan nog heet. Het zijn video’s die alleen online te zien zijn, dus niet voor tv gemaakt. Op de website kunnen de hulpvragen worden ingediend en de computer zoekt een match bij de aangemelde deelnemers die het best kan helpen. De RVU maakt er in het begin radio- en tv-items van en video’s voor online gebruik.
Dit ‘actieve burgerschap’ vindt de OLON ook mooi passen bij de missie van de lokale omroep De RVU ziet ook dat dit concept het best tot z’n recht komt als er veel lokale Clubs van 100 worden opgericht. In 2007 starten OLON en RVU daarom samen een pilot met vier lokale omroepen. Losser/Oldenzaal, Oss, Groningen en Dordrecht gaan ook lokale tv-programma’s over
Landelijk, regionaal en lokaal vinden elkaar De formulering ‘publieke lokale media-instelling’ helpt de OLON de samenwerking met de andere twee publieke omroeplagen te vergroten. Zo lijkt de NPO bereid de lokale publieke media-instellingen toe te voegen aan het landelijke Uitzending Gemist-platform, de dan populaire website waarop mensen programma’s kunnen terugkijken. Vanwege bezuinigingen een jaar later wordt dit echter nooit gerealiseerd. Ook wordt samenwerking gezocht op het terrein van opleidingen voor mediamakers van zowel landelijke als regionale en lokale zenders. Dat geeft lokale zenders meer mogelijkheden om hun medewerkers betaalbare journalistieke cursussen te laten volgen.
een Club van 100 produceren. Dat project lijkt succesvol, waarna ambities volgen om het jaar erop minstens 20 nieuwe lokale omroepen erbij te betrekken en het jaar daar weer op nog eens 20.
Maar dan implodeert de Club van 100 bij de RVU Rond deze tijd verlegt de politiek de macht binnen de landelijke publieke omroep van de omroepen zelf naar het aansturingsorgaan NPO De NPO gaat bepalen wat de omroepen mogen maken en wat wordt geplaatst op radio en tv, en later ook online. Wie de macht krijgt, heeft meestal ook de beschikking over de portemonnee. De NPO ontvangt voortaan het bedrag dat de omroepen eerst zelf ontvingen en beslist deels hoe dat totale budget voor de publieke omroep over de omroepen wordt verdeeld. Het forse budget dat de RVU aan de Club van 100 uitgaf, levert maar weinig concrete en weinig bekeken en beluisterde items op. De omroep zelf vindt het evengoed belangrijk om te doen, de NPO ziet het beperkte bereik en beslist anders. De geldstroom voor dit project wordt stopgezet en de RVU kan daarom geen website en video’s meer maken. Een ver volgstap van lokale samenwerking met de landelijke omroep strandt hiermee voortijdig.
Daarnaast wordt er in 2010 samengewerkt door zowel NPO als ROOS en OLON aan het kanaal Daar hou ik u aan!. Op dit platform zijn filmpjes te zien die burgers en lokale omroepen zelf maken en waarin ze politieke kandidaten bevragen over de gemeenteraadsverkiezingen dat jaar. Ze vragen waar de kandidaten voor staan en besluiten met Daar Hou Ik U Aan om aan te geven dat politici afrekenbaar zijn op hun uitspraken. Op het Youtubekanaal Daarhouikuaan worden in korte tijd tweehonderd filmpjes geüpload. In onder meer Nijmegen worden lokale politici geconfronteerd met hun uitspraken die in strijd zijn met het beleid dat ze ver volgens zelf uitvoeren. De lokale (burger-)journalistiek geeft aan waar de kracht van de lokale mediainstellingen kan komen te liggen.
Door de taakverruiming met het online domein gaat ook de OLON zelf zich op de social-mediakanalen profileren. Twee Youtubekanalen gaan van start. Op OLONederland staan veel leuke oude fragmenten en het trekt een heel behoorlijk publiek. Lokale omroepen kunnen het bereik van
Naam: Ben Nijkamp
Functie: Radio DJ en samensteller bij
Hofstreek FM
Startdatum bij de omroep: 01-09-2023
Ik ben trots op het maken van Streektaal Radio om onze streektalen levendig te houden. We hebben talloze streektaalgebruikers in onze uitzendingen mogen ver welkomen, onder hen Herman Finkers en Prof. Dr. Anne van der Meiden. Een hoogtepunt was het optreden van Triooo uit Twente, het trio dat bestond uit 4 personen. Helaas bestaan ze niet meer maar ze hebben een onvergetelijke indruk achtergelaten. Daarnaast hebben we veel andere streektaal-, dialect- en Friestalige artiesten live in de studio gehad, met wie we onze liefde voor regionale talen hebben gedeeld met luisteraars over het hele land.
dit OLON-kanaal ook gebruiken om hun eigen video’s toe te voegen en van dit bereik te profiteren.
Nieuw elan
Nu heeft de OLON de smaak te pakken. Met een rapport uit 2010, ‘Sector onder de radar ’, op zak is volledig duidelijk dat het erop of eronder is voor de lokale omroep. De meeste lokale omroepen kunnen niet voldoen aan hun wettelijke taakopdracht. Ook zijn er onvoldoende middelen om mee te gaan met de nieuwe technologische ontwikkelingen. De lokale omroepen dreigen op alle fronten hun relevantie te verliezen. Met nieuw elan presenteert de OLON in 2011 een missie en visie, waar alle toekomstige ontwikkelingen vanaf dan op zijn gebaseerd. De missie luidt als volgt:
• het bijdragen aan democratie, emancipatie, sociale cohesie
• en participatie van de burger in zijn natuurlijke habitat
• door het bieden van een publieke, crossmediale infrastructuur – van, voor en door die burger
Zoals altijd bij missies en visies betreft het een goedbedoelde, breed geformuleerde stelling waar je het vaak niet mee oneens kunt zijn. Maar er staan toch een paar belangrijke punten in. De participatie van de burger (en zelfs ‘door de burger ’) geeft aan dat de verhalen van de mensen zelf centraal komen te staan en ook door hen aangeleverd of gemaakt mogen worden. De ‘natuurlijke habitat’ is ook een interessante formulering, want die sorteert voor op een andere definitie van wat een lokale omroep moet zijn. Niet meer per se gebonden aan de dorpskern of stadsgrenzen maar aan wat als een natuurlijke streek voelt. Hier wordt aangekondigd dat de lokale instelling een groter en ander gebied gaat bestrijken. En tot slot: de omroep is er voor niets meer en niets minder dan het
bijeenhouden van lokale gemeenschappen door iedereen aan het woord te laten op alle communicatiemanieren die er maar door mensen worden gebruikt. Dat is nogal een ambitie!
In de visie staat als kerntaak voor lokale instellingen omschreven dat de reden van bestaan is zelf content te produceren en dat te delen en uit te wisselen met andere lokale zenders. De maatschappij is veranderd, mensen maken via hun mobiel of computer eigen keuzes uit nieuws en meningen online. De wereld is verder geïndividualiseerd en is er geen gemeenschappelijke deler meer. Iedereen kan zelf zijn verhalen en opvattingen delen via social media. Maar steeds minder mensen weten daardoor wat waar is en wat niet, en wie er achter een bepaalde uiting zit en met welke agenda die mening wordt verspreid. Voor lokale media-instellingen ligt de taak om de kern uit al die verhalen van verschillende mensen te halen en een betrouwbaar platform te bieden om verschillende meningen naast elkaar te laten horen. Landelijke en regionale media staan letterlijk op grote afstand van de burger, het móét gebeuren in de eigen omgeving, de ‘natuurlijke habitat’ van de mensen. In het OLON-jaar verslag 2011 staat het er zo: ‘Alleen lokale omroepen kunnen de noodzakelijke crossmediale infrastructuur bieden voor de stakeholders in die lokale community: burgers, maatschappelijk middenveld, bedrijven en overheid.’
Het ‘hogere doel’ hierbij is het versterken van de maatschappelijke cohesie, democratie, informatisering, emancipatie en participatie van burgers in hun eigen, lokale samenleving.
Zo heeft de lokale omroep weer een maatschappelijk toegevoegde waarde, is het idee.
Oproep OLON wordt noodgedwongen omarmd
Deze oproep wordt merendeels breed omarmd door de OLON-leden, die het belang inzien om nu fundamenteel te veranderen of anders als
irrelevant te worden afgedaan. Uiteraard zijn er ook makers die helemaal niet te porren zijn om hun eigen koninkrijkje te delen met de buurgemeenten. Er zijn ook succesvolle lokale omroepen die al journalistiek relevant werk leveren en zich afvragen waarom ze nu voor of met andere stations in de buurt die deze stap niet eerder zetten, samen verhalen moeten gaan maken. Maar de weerstand zal zich in de jaren erna steeds meer plooien naar de pragmatische conclusie dat dit de enige weg voor waarts is
Naam: Karin van der Spek Functie: Programmamaker bij Omroep Rijswijk, Omroep Delft en Midvliet Startdatum bij de omroep: 01-11-1991
De leukste anekdote is dat ik mijn man Johan heb leren kennen bij de lokale omroep in Rijswijk (het oude Stichting Omroep Rijswijk, niet te ver warren met het huidige Feelgood Radio). Zonder de lokale radio zou mijn leven er heel anders hebben uitgezien. Ook onze kinderen (en onze neefjes) weten niet beter omdat ze altijd meegingen naar de studio en later zelfs inter views deden voor onze radioprogramma’s. Maar waar ik het meest trots op ben, is dat ik in 2019 ben benoemd tot Lid in de Orde van Oranje-Nassau voor 25 jaar vrijwilligerswerk voor de radio. Ik werd voorgedragen door mijn broer Harold, met wie ik ook jarenlang programma’s heb mogen maken.
Heel veel mensen die begonnen bij een lokale omroep braken later door bij de landelijke omroep. Het zijn er vele honderden, de volgende opsomming is verre van compleet. Het geeft wel een goed beeld van hoeveel mensen hun eerste stappen zetten bij de lokale omroep en van hoeveel talenten dat oplevert voor de regionale en landelijke kanalen.
Radio-dj’s en presentatoren
• Albert-Jan Sluis (o.a 3FM, Caz!): diverse lokale radiostations
• Alex Oosterveen (o.a. Slam FM): Radio Nijmegen
• Alex van der Lugt (o.a. 3FM): Lokale Omroep Capelle aan den IJssel
• Andrew Makkinga (o.a. 3FM, NTR, Radio 6 Soul & Jazz): OOG Radio en Assen FM
• Anoûl Hendriks (Radio 538, SLAM): Unique FM en N1
• Arjen Lubach (o.a. 3FM, VPRO Talkshow tv): OOG Radio
• Arjan Snijders (o.a. 3FM, Radio 2, Radio Veronica): Stadsomroep Arnhem en Stadsomroep Utrecht
• Astrid de Jong (o.a. Radio 1, 3FM, Radio 5): RTV Nijkerk
• Barend van Deelen (Radio 538, 3FM): Midland FM
• Barr y Paf (o.a. Radio 538, 100%NL): STILOH Haaksbergen
• Bart Aarens (o.a. 3FM, Radio 2): Holland Centraal
• Bas Menting (Radio 538): HTR (Heusden)
• Bert Haandrikman (o.a. 3FM, Radio 2, Radio 5): OOG Radio
• Bert van Lent (o.a. 100%NL, 3FM): Betuwe FM
• Cobus Bosscha (o.a. 3FM, Radio 2, Radio 10, Radio 538): Stadsradio Rotterdam
• Coen Swijnenberg (3FM, Radio 538): Optimaal FM, Dalux FM, Omroep De Bilt
• Daniel Smulders (o.a. Noordzee FM, Qmusic, JOE): Omroep Eindhoven
• Dennis Verheugd (Radio 538, Radio 10): Radio Leiderdorp
• Domien Verschuuren (3FM, Qmusic): E-FM Eindhoven
• Edwin Evers (o.a. Radio Veronica, Radio 538): St. Lokale Omroep Gemeente Twenterand (Delta FM)
• Edwin Ouwehand (o.a. RTL FM, Radio 19): Amstelveen Lokaal
• Eva Koreman (o.a. Qmusic, 3FM, Radio 1): Amsterdam FM
• Frank Dane (o.a. 3FM, Radio 538): Stadsradio Den Haag
• Fred Siebelink (o.a. 3FM, Radio Veronica): Stadsomroep Utrecht
• Gerard Ekdom (o.a. 3FM, Radio 2, Radio 10): Omroep De Bilt en Stadsomroep Utrecht
• Giel Beelen (o.a. 3FM, Radio 2, Radio Veronica): Omroep Haarlem
• Hannelore Zwitserlood (o.a. Radio 538, Radio Veronica): RTV Ronde Venen
• Henk van Steeg (o.a. 3FM, Radio 2, Radio 5): Radio Phohi, Huizen
• Herman Hofman (3FM, Radio Veronica): Radio Ridderkerk en Drechtstad FM
• Igmar Felicia (o.a. SLAM!FM, Qmusic, FunX): Roulette FM
• Ivo van Breukelen (o.a. SLAM, 3FM): Roulette 103, De Bilt
• Jan Willem Roodbeen (Radio 2, 3FM): Midland FM
• Jantien van Tol (o.a. KINK FM, Radio Veronica): Holland Centraal
• Jasper de Vries (o.a. Radio 2, Qmusic): RTW FM Waddinxveen
• Jens Timmermans (o.a. Radio 538, Radio Veronica): Radio Leiderdorp
• Jente Kater (o.a. Radio 538, Radio Veronica, SLAM!FM): L.O. Goor
• Jurjen Gofers (o.a. SLAM!FM, Radio 538): Radio Kontakt en Decibel Nuenen
• Kees de Koning (o.a. 3FM, Top Notch): AFM Amsterdam
• Klaas van Kruistum (3FM): St. Lokale Omroep Veenendaal
• Lex Gaarthuis (o.a. 100%NL, Radio 10): Radio Bever wijk
• Lindo Duvall (o.a. Radio Veronica, Radio 538): Falcon Radio Valkenburg
• Marc Adriani (o.a. Radio 2, BNR): diverse lokale radiostations
• Marisa Heutink (o.a. Radio 2, Radio Veronica): Enschede FM en AB Radio
• Marieke Elsinga (Qmusic): Meerradio
• Mark Labrand (Radio 538): diverse lokale radiostations
• Martijn Kolkman (Qmusic): Lokale Omroep Velsen, ZFM (Zandvoort)
• Martijn La Grouw (o.a. SLAM, 100%NL, Radio 538): E-FM Eindhoven
• Martijn Muijs (o.a. 3FM, Radio Veronica): Omroep Meppel
• Marijn Zuur veen (o.a. Caz!, SLAM, 100%NL): SALTO (Amsterdam)
• Maurice Verschuuren (o.a. Arrow Classic Rock, Radio Veronica): diverse lokale radiostations
• Menno Barreveld (Qmusic): Radio Capelle, Radio Vrolek, Barendrecht FM, Stadsradio Rotterdam/Den Haag, Lokale Omroep Krimpen
• Menno de Boer (o.a. SLAM!FM, 3FM): diverse lokale radiostations
• Menno Vroom (Radio 10 Gold): Radio Hoorn, Radio West Friesland
• Michael Pylarczyck (o.a. Radio Veronica, Radio 538): Holland Centraal Leiden
• Michiel Veenstra (Radio Veronica, 3FM, KINK): Omroep Almelo, Regio FM
• Niek van der Bruggen (o.a. Radio 538, Qmusic, Radio Veronica): Omroep Eindhoven
• Niels Hoogland (o.a. Radio 538, FunX): SALTO (Amsterdam)
• Paul Rabbering (3FM, Radio 2): diverse lokale radiostations, o.a. Lokale Omroep Noordoostpolder
• Patrick Kicken (o.a. 3FM, Radio Veronica): Falcon Radio (Valkenburg)
• Robbert-Jan van de Velde (o.a. 3FM, Radio Veronica): Haarlem 105
• Rudy Mackay (o.a. 3FM, Radio 1): Roulette 103, RTV Utrecht
• Sander Guis (3FM): Regio FM, Twente FM
• Sander de Heer (o.a. 3FM, Radio 2, Sublime): Stadsomroep Utrecht
• Silvan Stoet (o.a. Radio Veronica, Radio 10): Stadsomroep Utrecht
• Simone Wijnands (100%NL): Twickelstad FM
• Tim Klijn (3FM, Radio 538, Radio Veronica): Radio Heemskerk
• Timo Kamst (o.a. SLAM!FM, 100%NL): Omroep Eindhoven
• Timur Perlin (o.a. 3FM, Radio 2): Omroep Transmedia, Zaltbommel
• Wouter van der Goes (o.a. Qmusic, 3FM, Radio 2, Radio Veronica): diverse lokale radiostations, o.a. Heiloo
Nieuws en actualiteiten
• Alberto Stegeman (SBS6 Undercover): St. Lokale Omroep Gemeente Twenterand (Delta FM)
• Bart Kamphuis (Radio 1 Journaal): Omroep Tilburg
• Fleur Wallenburg (NOS Headlines 3FM, Radio 1): E-FM (Eindhoven)
• Henrik-Willem Hofs (Radio 1 Journaal): Stichting Lokale Omroep Flakkee, Omroep Nijmegen
• Jelle Visser (1 Vandaag): Radio Flakkee
• Jeroen Latijnhouwers (o.a. RTL4, JOE): Omroep Tilburg, Lokale Omroep Goirle
• Jeroen Overbeek (NOS Journaal): lokale omroepen uit Bloemendaal en Haarlem
• Jeroen Tjepkema (NOS Journaal): Radio Amsterdam
• Liesbeth Staats (o.a. NOS Jeugdjournaal, BNR): AT5
• Maino Remmers (Radio 1 Journaal): Boschtion
• Martijn Rosdorff (Radio 1, BNR): OOG Groningen
• Matthijs van Nieuwkerk (De Wereld Draait Door, Holland Sport, Top 2000 à Go-Go): AT5
• Maud Schreurs (nieuwslezer ANP): Dalux FM
• Michael Magielse (NOS Radionieuws, Met het oog op morgen): RTV Utrecht
• Mieke van der Weij (o.a. De Rijdende Rechter, Nationale Nieuwsquiz, Radio 1): AT5
• Rachid Finge (o.a. NOS Journaal radio, Google): Holland Centraal
• Rik van de Westelaken (NOS Journaal, Wie is de Mol): Holland Centraal Leiden
• Sacha de Boer (NOS Journaal): AT5
• Sander ’t Sas (EenVandaag, Radio 1): L.O. Krimpen
• Sven Kockelman (o.a. Goedemorgen Nederland, Op1, Radio 1): Omroep Maarssen
Sport
• Amber Brantsen (NOS, Viaplay): Unity FM (Leiden)
• Barbara Barend (RTL Sport): AT5
• Bas Ticheler (NOS Langs de Lijn, Radio 1): Omroep Utrecht
• Dione de Graaf (NOS Studio Sport): Omroep Amersfoort
• Edwin Cornelissen (NOS Langs de Lijn): Lokale Omroep Rijswijk
• Henr y Schut (NOS Studio Sport): Lokale Omroep Nijkerk
• Marcel Maijer (RTL Sport): AT5
• Mirjam de Graaf (NOS Langs de Lijn): Lokale Omroep Alphen aan de Rijn
• Sebastiaan Timmerman (NOS Langs de Lijn): Radio Flakkee
• Wilfred Genee (RTL Sport, VI, BNR): o.a. Mercurius Leeuwarden, OOG (Groningen)
Televisie
• Anniko van Santen (Opsporing Verzocht): Omroep Roermond, OR6
• Chazia Mourali (RTL4 De Zwakste Schakel, Radio 1): AT5
• Christien van der Aar (ex-SBS, De Bevalling) : AT5
• Claudia de Breij (o.a. 3FM): Stadsomroep Utrecht
• Fabienne de Vries (o.a. TMF, RTL): Omroep Ronde Venen
• Frits Sissing (o.a. Opsporing Verzocht, Op zoek naar…, Radio 2 & 5): AT5
• Ivette Forster (NPS, VARA): AT5
• Jetske van der Elsen (o.a. BZT Show, De Rijdende Rechter): Stadsomroep Utrecht
• Joris Linssen (o.a. Taxi, Hello Goodbye): Stadsomroep Utrecht
• Marcel Kuijer (o.a. Smartkidz, Junior Songfestival): Omroep Almelo, Regio FM, Enschede FM
• Mari Carmen Oudendijk (ex-RTL, Thuis in Nederland): OOG Groningen
• Nicolette Kluijver (BNN, RTL): Omroep Almere
• Sipke Jan Bousema (o.a. ZipZoo, Museumbende): Mercurius (Leeuwarden)
Vlnr, vbnb
Arjan Snijders, Stadsomroep Arnhem, jongerenmagazine Zappers, vlnr Lisette Rooseboom (nu BNNVARA), Arjan Snijders en Erik Mouthan (nu RTL Nieuws), 1992.
Lex Gaarthuis, Radio Beverwijk.
Sophie Hijlkema, MidpointFM.
Marieke Elsinga, MeerRadio
Door de jaren heen zijn kleine omroepen groot geworden, en grote omroepen klein. Er zijn ruzies geweest, en omroepen zijn opgesplitst, gefuseerd of helemaal verdwenen. En soms begon een omroep met één jongen, ergens in een kelder, die het internet ontdekte en besloot radiootje te gaan spelen. Later start hij een lokale omroep en trekt er steeds meer andere lokale omroepen bij. Welkom bij Salland1!
Marcel Middelveld is bestuursvoorzitter van Salland1, een samenwerkingsomroep voor de gemeenten Olst-Wijhe, Raalte en Deventer (provincie Overijssel). Marcel is die jongen die op z’n twaalfde al aan het prutsen was met een zendertje. Een eigen zendertje, illegaal dus. Leuk, maar toen hij veertien was stond de politie voor de deur. ‘Mijn moeder vindt dat nog steeds een mooi verhaal,’ lacht Marcel. Na deze eerste piraterij begint hij in 2000 een internetradiostation. ‘Dat was natuurlijk veel te vroeg. Internetradio was nog niet zo bekend. Toen ben ik samen met vrienden nog een commerciële omroep begonnen in Zwolle. Dat werkte ook niet. Je krijgt geen etherfrequentie, alles was ingewikkeld.’
De oplossing vindt Marcel in Wijhe: ‘De gemeenten Olst en Wijhe waren net gefuseerd tot één gemeente, dat was nog geen geheel en dat had ook nog niks waarmee dat gevoel werd gecreëerd. Zij konden dus wel een lokale omroep gebruiken. Dus dat zijn wij toen gaan opzetten, hier, in ditzelfde pand als waar
we nu zitten. We hadden een heel klein hokje gekregen van het ICT-bedrijf dat hier toen zat.’ Plaatjes draaien, radio maken, dat was wat Marcel wilde. ‘We noemden het AirPlay Media. Daar is de omroep in Olst en Wijhe mee gestart. Dat is langzamerhand gegroeid en verder uitgegroeid, tot we het toch wel redelijk voor elkaar hadden hier.’
Dat verder groeien ging ook letterlijk, door over de eigen gemeentegrens te kijken naar de collega’s daar. Uitbreiding, samenwerken, waarom niet? De eerste stap is een gesprek met RTV Raalte. Niet een hele logische partner, vertelt Marcel: ‘Raalte was altijd de vijand. Als hier iemand boos was, liep diegene naar de omroep in Raalte toe en andersom. Maar uiteindelijk ging het in Raalte niet zo lekker. Ze konden geen mensen meer vinden. We hebben toen de fusiegesprekken maar eens ingezet, en uiteindelijk hebben we de omroep overgenomen. Dus toen hadden we ineens twee zendmachtigingen.’
En dan begint het te kriebelen, want als Olst, Wijhe en Raalte bij elkaar kunnen, waarom dan niet nóg een stapje groter?
Marcel: ‘Als je in Deventer de snelweg af rijdt, staat er een bordje ‘Welkom in Salland’. En als je vanaf Zwolle deze kant op rijdt staat er hetzelfde bordje. Dat kan geen toeval zijn. Dus wilden wij heel graag Deventer erbij hebben.’
De omroep in Deventer is niet meteen enthousiast. Deventer TV is een van de allereerste omroepen uit de experimen-
teerfase van begin jaren ’70, en zij willen graag zelfstandig blijven. Maar zoals meer lokale omroepen kent Deventer TV hoge pieken maar ook diepe dalen. Marcel: ‘We hebben heel veel gesprekken gehad, maar dat werd nooit wat. Uiteindelijk is Deventer TV zelf radio gaan maken en dat heeft een aantal jaren bestaan.’ Toch blijft de lokale omroep van Deventer worstelen met al deze kanalen. Er komt een nieuw bestuur, Marcel gaat opnieuw praten, maar nog steeds willen ze zelfstandig blijven. Dan kiest Marcel een nieuwe route. Eens in de vijf jaar kan iedere partij die dat wil en aan de voor waarden voldoet een zendmachtiging voor een streek of stad of dorp aanvragen. Marcel meldt zich bij de gemeente, net als Deventer Radio & Televisie. Marcel: ‘Dan krijg je dus het verhaal dat er twee aanvragers zijn en dat de gemeente daartussen moet kiezen. De gemeente zei: “Gaan jullie maar met elkaar praten.”
Ik dacht: Dat gaat een heel lang gesprek worden, en daar gaan we niet uit komen.’ De voorzitter van de omroep in Deventer komt voor het gesprek naar
Wijhe. ‘Hij gaat hier aan tafel zitten en hij zegt: “We hebben het erover gehad en we trekken ons terug. Je mag ’t hebben.” Dat was even schrikken, zegt Marcel. ‘Ik had me op een heel ander gesprek ingesteld.’
In Deventer begint Salland1 weer helemaal bij nul: ‘We hebben in principe eigenlijk niks overgenomen. We zijn gewoon opnieuw begonnen. Het enige wat mee is verhuisd, is de ploeg die de verslaggeving van voetbalclub Go Ahead Eagles doet op de radio.’ Dus met de overgang van Deventer TV naar Salland1 verdwijnt 40 jaar lokale omroepgeschiedenis. Toch is die geschiedenis niet geheel verloren gegaan, want het Historisch Centrum Overijssel heeft het hele filmarchief van die 40 jaar lokale mediageschiedenis bewaard en gedigitaliseerd. Veel zwartwit beeldmateriaal, met reportages, inter views en registraties tot 1990. Het archief is met behulp van twee oudmedewerkers van de omroep ook ontsloten op de site MijnStadMijnDorp Waarmee de waarde van zo’n archief
Airplay Radio (nu Salland1) wint prijs voor beste jongerenprogramma op de OlonAir RTV-Awards Bron: Sallands Dagblad, 19 december 2005. Radiostudio Salland1.
aan lokale-omroepverhalen wordt onderstreept.
Salland1 moet in Deventer dus opnieuw beginnen. Er is wel een radiotak die elke dag uitzendt, maar alleen in het weekend zijn er liveprogramma’s. Marcel Middelveld: ‘Televisie zijn we nu echt verder aan het uitbouwen. We hebben nu één keer in de week een live tv-show en dat willen we wel wat meer gaan doen. Verder ligt de nadruk steeds meer op online. Dat is een landelijke of wereldwijde trend.’
Hoe kom je aan vrijwilligers als je in een vrij groot gebied een streekomroep bestiert? ‘Ze komen in principe overal vandaan. Het hele journalistieke gedeelte gebeurt zoveel mogelijk door professionals. We hebben hier vijf betaalde krachten, betaald uit ons budget en vanuit het Stimuleringsfonds. Alles daar omheen, het plaatjes draaien zeg maar, dat zijn vaak mensen die door weer en wind naar de studio
komen. Alles voor de muziek, hè, dat deed ik vroeger zelf ook. Maar steeds minder mensen doen het als hobby Tegenwoordig is “Netflix kijken” een hobby. Dat hoor je ook bij sportverenigingen. Die hebben ook wel moeite met het vinden van vrijwilligers.’
Van Wijhe-Olst naar Raalte naar
Deventer. Is de grens van de uitbreiding al bereikt, of is er nog een kans dat aan de andere kant van Salland ook Zwolle bij Salland1 gaat horen? Marcel ziet het niet gebeuren: ‘Deventer en Zwolle kunnen niet met elkaar. Dat ligt bijzonder gevoelig, vooral vanuit de voetbalwereld.’ Dat heeft Marcel zelf er varen: ‘Ik heb als bestuurder een keer in een artikel in Deventer gestaan over de omroep en toen was het voor sommige mensen toch even een probleem dat ik ben geboren in Zwolle.’
Zelf kruipt Marcel niet meer achter de microfoon: ‘Op een dag ben ik gewoon gestopt met radio maken en dat heb ik nooit meer opgepakt. Ik vind dat je als bestuurder van een omroep die het echt serieus aanpakt, dat niet moet gaan doen. Als je zelf ook programmamaker blijft én de organisatie aanstuurt, wordt er altijd met een vergrootglas naar je gekeken. En je raakt het overzicht kwijt omdat je dan hetzelfde aan het doen bent als de vrijwilligers. En dat moet je niet willen.’ Knutselen aan de apparatuur, dat kan Marcel nog niet helemaal laten. ‘Naast Salland1 werk ik voor een audiovisueel bedrijf als technisch specialist. Dus dit is ook mijn specialisme, mijn werk. Bij Salland1 doe ik nog de techniek van het tv-programma, en spring ik in als iets echt heel ingewikkeld wordt, zoals het bouwen van de regieruimte. Dat heb ik gewoon echt wel zelf gedaan.’
Het eerste idee van de omvorming van lokale omroepen naar streekomroepen wordt in 2011 voorzichtig aangekondigd, en gaat in 2012 in. Al die kleine lokale omroepen, specifiek gericht op de eigen stad of het eigen dorp, moeten worden omgevormd tot streekomroepen. Daarbij gaat het om grotere gebieden met een logische samenhang, maar niet om een hele provincie of nog groter gebied; dat zou het lokale karakter tenietdoen. Het idee is de 250 lokale omroepen om te vormen tot ongeveer 80 streekomroepen, waaronder de streekomroepen die al waren gevormd. Het uitgangspunt van de OLON is dat de huidige lokale omroepen zelf bereid zijn om deze stap te zetten. Er wordt geen fusie opgelegd. De samenwerking met omringende lokale omroepen kan bijvoorbeeld ook leiden tot een streekomroep met een gezamenlijke dagprogrammering maar met in de avond en weekenden per gemeente een afzonderlijk programma. Wel is het de bedoeling dat er geen streek wordt overgeslagen; de omvorming naar streekomroepen mag niet tot onbediende gebieden leiden.
De OLON zet een traject in gang waar van ze hoopt dat het rond 2015 is doorgevoerd. In jubileumjaar 2024 is dat echter nog steeds niet het geval. Soms komt dat doordat lokale omroepen het zelf niet willen, maar meestal is de politiek de vertragende factor. De omvorming tot streekomroepen is door de val van de regering in 2023 weer een jaar verder uitgesteld en lijkt rond 2026 te moeten plaatsvinden. De belangenbehartigers van lokale omroepen hebben engelengeduld nodig.
Wat is nou het idee achter deze omvorming van lokale omroepen naar streekomroepen? Waarom zou concentratie de sector helpen? Hoe kan het fuseren of samenwerken er voor zorgen dat de lokale zenders beter worden of meer publiek bereiken? Antwoorden op deze vragen zijn te
vinden in het Jaar verslag 2012 van de OLON. Hier volgt een ingekorte en bewerkte samenvatting daaruit:
De lokale omroep is dood, leve de lokale omroep!
De mediaconsumenten veranderen hun gedrag. Internet speelt daarbij een cruciale rol: er is een oneindige hoeveelheid content beschikbaar Video en audio, afbeeldingen en tekst. Vanuit elke uithoek van de wereld en om de hoek. Live en on demand. Dat gigantische aanbod maakt de kijker en luisteraar kieskeurig: welk nieuws vind ik interessant, welke berichten neem ik wanneer en via welk medium tot mij? Als wij als lokale omroepen ons niet aanpassen aan dat veranderende gedrag, kunnen we onze taak niet meer uitoefenen.
Maar waar bestaat die taak eigenlijk uit? Wij als gezamenlijke lokale publieke omroepen hebben daarop een antwoord geformuleerd en een plan gemaakt. Dat plan voeren we momenteel uit en moet eind 2014 af zijn. Dan kunnen we onze nieuwe ambitie ook echt waarmaken.
In de kern zijn we daarvoor teruggegaan naar de vraag wat de missie van een lokale omroep is: waartoe zijn wij op aard? Als lokale publieke omroepen kijken we dan naar onze wettelijke taakopdracht en naar onze rol in de maatschappij. Letterlijk is dat het realiseren van een lokaal toereikend media-aanbod. Maar wat is lokaal? En wanneer is het aanbod toereikend? Welke mediakanalen betreft het?
Lokale content, lokale omroepen, lokale gemeenschappen. Lokaal zegt iets over je dagelijkse leefomgeving. Waar je woont en vaak ook werkt. Waar je uitgaat, theaters bezoekt, vrienden ontmoet en inkopen doet. Helaas is dat heel vaak niet hetzelfde gebied als waarlangs de gemeentegrenzen zijn getrokken. Meestal is dat gebied
groter, soms is dat juist een andere gemeente
We vinden dat de omroep niet strikt de gemeentegrenzen moet volgen, maar als doelgebied een ‘sociaal, cultureel en economisch samenhangend leefgebied’ moet nastreven. Met een duur woord: de natuurlijke habitat van de burger. We schatten in dat dit uiteindelijk ergens tussen de 50 en 100 regio’s in Nederland zijn. Op die schaalgrootte moet de lokale omroep zich dan óók organiseren.
Ook voor jouw omroep betekent het waarschijnlijk een intensieve samenwerking aangaan of samengaan met andere lokale omroepen in je regio
In dat gebied moet de lokale omroep zorgen voor een ‘toereikend media-aanbod’. Dat mediaaanbod stimuleert de burgerparticipatie en emancipatie, versterkt de sociale samenhang en vormt een democratisch fundament. Juist dát maakt een lokale omroep ‘publiek’: een onafhankelijke, toegankelijke en bereikbare nieuws- en informatievoorziening voor en door burgers en organisaties in de lokale gemeenschap. Onafhankelijk zijn betekent dat er journalistiek verantwoord wordt gewerkt. Toegankelijk zijn betekent dat iedereen de kans wordt geboden om via dat publieke mediaplatform aandacht te krijgen voor zijn nieuws, informatie of boodschap Bereikbaar zijn betekent dat het aanbod te ontvangen is op de relevante mediakanalen, op de relevante momenten en in een relevante context. Dat vereist bijvoorbeeld een mix van de kanalen radio, tv en internet, een journalistiek hoogwaardige, dagelijkse nieuwsvoorziening en een technisch hoogwaardige infrastructuur voor bijvoorbeeld ‘on demand’-consumptie
Ook aan jouw omroep zullen deze eisen worden gesteld: we hebben die ambitie gezamenlijk vastgelegd in een convenant met de Vereniging Nederlandse Gemeenten. Als omroep moet je de journalistieke, technische en bedrijfsmatige infrastructuur leveren om dat media-aanbod te realiseren, en de gemeente moet dat bekostigen.
De lokale omroep heeft de lokale gemeenschap als doelgroep, maar de lokale omroepen samen bedienen heel Nederland. De Lokale Omroep wordt daarmee een premium publieksmerk in het publieke bestel. Kortom, er staat heel veel te gebeuren in onze sector en dus ook bij jouw omroep. De weg die is ingezet biedt enorme kansen, maar is niet vrijblijvend. We doen dat om de toekomst voor de lokale omroepen veilig te stellen.
We doen dat dus ook voor jou en jouw 20.000 collega’s. Want als we nu niet ingrijpen, bestaat de publieke lokale omroep over enige tijd niet meer Is dat erg? Ja. Dat is dramatisch. Want het functioneren van onze samenleving valt of staat met burgerparticipatie, emancipatie, sociale samenhang en een solide democratisch fundament.
Een publieke lokale omroep is dan ook een maatschappelijke noodzaak. Dus doen we het volgende beroep op jou en op alle andere betrokkenen bij een lokale omroep: denk mee, doe mee, verander mee! De Lokale Omroep geeft Nederland een stem. En jij geeft die aan De Lokale Omroep
Interlokaal: driemaandelijkse uitgave van de OLON in de jaren 2012-2015.
Ferry Ouwendijk, medeoprichter Westlandse
Omroep Stichting (WOS).
Rechterpagina
De jonge Ferry aan het werk in de studio van WOS en de reportagewagen van de omroep
Zuid-Holland kent twee regionale omroepen: Omroep West en Rijnmond. Maar van oudsher richten die omroepen zich op het stedelijk gebied, wat inhoudt dat er in het buitengebied nog ruimte overbleef voor een streekomroep
Ferr y Ouwendijk was een jaar of veertien toen hij mede aan de basis stond van de WOS, de Westlandse
Omroep Stichting: ‘In die tijd had je een aantal regio’s in Nederland waar piraterij heel sterk was. Je had hier Radio Glazen Stad en dat soort dingen.’ Vanuit het Westland werden in de jaren zeventig veel piratenschepen bevoorraad, die buiten de territoriale wateren lagen om daar vandaan uit te zenden. ‘Zoals Veronica en Mi Amigo.’ Er is hier veel radiohistorie dus, wil Ferr y maar zeggen. In een lerarenkamertje van de voormalige tuinbouwschool, inmiddels een kleuterschool in ’s-Gravezande, begonnen begin jaren tachtig wat liefhebbers een lokale omroep voor zeven Westlandse gemeenten. Ferr y: ‘Het was verstandig van de gemeenten om één omroep de licentie toe te wijzen. Daarmee was de WOS een van de eerste streekomroepen van Nederland. Dat had een schaalgrootte waar je iets mee kon: 150.000 inwoners.’
WOS bestrijkt daarmee een groot uitzendgebied. ‘Het Westland is natuurlijk het grootste tuinbouwgebied van Europa, of zelfs van de wereld,’ duidt Ferr y. ‘Daar heb je kassen, waarin heel veel mensen werken met bloemen
of tomaten enzo. En die mensen luisteren radio. Maar in die kassen zit heel veel ijzer en glas, waardoor ze hele slechte radio-ontvangst hebben. Dus als je in de buurt radio maakte die wél te ontvangen was, had je al een hele goede basis. Het is ook nog eens een gebied met de laagste werkloosheid. Dus de meeste ondernemers per hoofd van de bevolking, haha. Veel activiteiten, veel bedrijvigheid, veel specifieke economie. Daar kun je bij optellen dat het gebied hier heel eensoortig is: mensen voelen zich geen Hagenezen, ze voelen zich geen Rotterdammer en ook geen Delftenaar.’ De Westlandse Omroep brengt dan ook hele specifiek informatie voor dit gebied: ‘Wij waren “dat radiostation met dat hele rare gesponsorde weerbericht”. Wij lazen het weer voor met zinnen als “De dagsomglobale straling”. Dat betekent: Hoeveel zonnestraaltjes zijn er binnengekomen in het plantje. Voor de tuinbouw is dat belangrijk. Tegenwoordig zijn het computers en heb je apps, maar in onze begintijd was dat anders.’
Ferr y zit in die jaren van ’s ochtends tot ’s avonds in de radiostudio. Op de hotelschool, waar hij gaat studeren, is hij weinig te vinden. ‘Wij hadden een zeventien jaar oude derdehands mengtafel. Ik weet nog dat we zaten te solderen ter wijl de mengtafel gewoon aanstond, met stroom erop, want we moesten wel blijven uitzenden, hè.’ Hij is nog een tiener als hij zich buigt over een businessplan voor ‘zijn’ lokale
omroep, op het moment dat reclames toegestaan worden. ‘Op dat moment had de WOS een begroting van 14.000 gulden vanuit giften, want er was geen subsidie en reclame uitzenden mocht nog niet. Maar het was al meteen een omroep die ertoe deed. En als je ertoe doet, krijg je steun. En als je steun krijgt, krijg je geld.’
Ferr y stapt naar de lokale plantenkwekersfamilie Beekenkamp. Zij staan op dat moment in de Quote 500, met een geschat vermogen van meer dan 200 miljoen euro. ‘Ik ging als jong ventje naar Beekenkamp toe en ik zei: “Kun je niet wat doen?” Toen kregen we 15.000 gulden mee. Dat was ongeveer de jaarbegroting! Nog geen vier jaar
later gingen we richting een begroting van een miljoen.’ Dat waren resultaten die zelfs bij de OLON tot verbazing leidde. Toos Bastiaansen van de OLON hing aan de telefoon: ‘Toos zei: “We hebben hier een enquête waar jullie een omzetbedrag hebben ingevuld. Maar klopt dat wel?” Ze dachten werkelijk dat ik een komma vergeten was, maar dat was niet zo. En die vraag wordt nog steeds gesteld: “Hoe kon je in heel korte tijd zo’n enorme hoeveelheid inkomsten krijgen?” Nou, omdat de lokale maatschappij erachter stond. We investeerden ook heel doordacht en we wisten met weinig geld veel te doen.’
Daarnaast leverde de opkomst van internet via de kabel voor de lokale
omroep wat geld op, weet Ferr y nog: ‘De tuinbouwbedrijven hier verbruiken bijna net zoveel stroom als een halve stadswijk. Daardoor lag er een uitgebreid kabelnetwerk in de grond. En dat netwerk bleek heel geschikt voor kabelinternet.’ De WOS had geluk met de directeur van kabelleverancier CAIW, Aart Verbree. De relatie met hem was erg goed. ‘ Verbree vond ook het kabelmodem uit,’ herinnert Ferr y zich. ‘De allereerste conversatie ging vanaf de zolderkamer van Aart naar de Kestwittenstraat, naar de WOS. De eerste woorden waren: “Hallo” en daarna belde hij: “Krijg je ‘hallo’ binnen?” Dat kregen we. Zijn volgende woorden waren: “Zullen we gaan chinezen, enter?” En toen zijn we
chinees gaan eten, haha.’ Door de uitvinding van Verbrees kabelmodem kon de Westlander als eerste in de wereld onbeperkt online zijn. Verbree introduceerde ook als eerste digitale televisie via de kabel. De WOS en CAIW konden elkaar goed gebruiken. Ferr y: ‘De WOS kreeg als veelbekeken zender positie 13 op het kabelnetwerk, wat een hele mooie plek vooraan was. De omroep heeft veel aan de CAIW gehad, en andersom. Wij hielpen door commercials uit te zenden. Maar ook door inter views over de kabel te houden, het was ook gewoon nieuws wat zij deden natuurlijk. Dus CAIW groeide en groeide en groeide. Daar verdienden zij geld mee, en daarmee deden ze aan marketing, en dat ging ook weer via de WOS.’ Uiteindelijk heeft de gemeente 200 miljoen overgehouden aan de verkoop van CAIW, en 1 procent daar van is toen naar de WOS gegaan, in plaats van subsidie.’
De afgelopen veertien jaar heeft Aart den Haan aan het hoofd van de WOS
gestaan. Vanuit de modewereld stapte hij over naar de lokale omroep. Zijn betrokkenheid bij de WOS dateerde al van eerdere jaren, toen hij met zijn winkelketen bij de omroep adverteerde: ‘Ferr y kwam altijd naar me toe met verhalen over sponsoren en bands die kwamen optreden en zo meer. Dat soort dingen hebben we allemaal toch maar mooi gedaan. Toen ging Ferr y weg en kwam er een andere directeur. Toen zei ik: ‘Ik heb een idee voor een leuk programma, waarin je mensen kunt verrassen. Ik was ook nog voorzitter van de middenstandsvereniging dus ik dacht: Dan gaan we dat allemaal combineren.’ Maar het zijn niet meer de dagen dat Ferr y dat even met je regelde. De ideeën van Aart de ondernemer botsen met de journalistieke eisen die dan aan een lokale omroep worden gesteld. En als hij jaren later zelf aan het roer staat, ontdekt hij dat ook de budgetten van een lokale omroep beperkt zijn. ‘Ik wilde een studio, ik wilde dit, ik wilde dat. Een goede redactie, zeven dagen in de week uitzenden. Dat is allemaal leuk als je dat
wil, maar dan heb je wel centjes nodig. Het bedrijfsleven ging toen echt helpen.’
Dat betekent onder andere lobbyen. Dat vond Aart niet het leukste deel van zijn werk. ‘Als ik vroeger een winkel wilde openen, ging ik morgen open. In de politiek gaat alles langzaam, daar kan ik maar niet aan wennen. Dus ik zit echt elk jaar met al die gemeenten en dan moet ik weer het hele verhaal vertellen. Dan zijn er weer nieuwe wethouders, en weer nieuwe raadsleden. En er gaat veel geld naar RTV Rijnmond en Omroep West. Dat is ze gegund, maar is ook wel eens frustrerend.’ Ferr y: ‘Als men het geld van de regionale omroepen nu eens her verdeeld, kan iedere streek een eigen WOS krijgen!’
Aart en Ferr y hebben hun visie al vaak moeten uitleggen. Aart: ‘Minister Slob is hier geweest. We hebben allerlei woordvoerders over de vloer gehad. Elke keer moet je weer uitleggen wat je nou doet met je geld.’ De oud-stationmanager Ferr y voegt toe: ‘ Vertel over de menukaart!’ Dus begint de latere
directeur Aart te vertellen: ‘Op een gegeven moment waren er ook gemeenten in onze streek die niet meer wilden meebetalen aan de omroep, of minder wilden bijdragen. Toen heb ik een overzicht gemaakt, een soort menukaart: Alle inwoners van gemeenten die we verzorgen krijgen sowieso een deel. Maar voor gemeenten die meer bijdragen kunnen we raadsvergaderingen uitgebreider volgen, of een voorlichtingsprogramma voor ze maken. Het is toch logisch? Of denk ik nu te veel als ondernemer?’
Ferr y, zelf een radiomaker in hart en nieren, zag veel voordeel in het zakelijk inzicht van Aart: ‘Ik splits de lokale omroep altijd in drie categorieën. Je hebt de lokale omroepen van de plaatjesdraaiers, die met de platenkoffers binnen komen lopen en het heel belangrijk vinden welk plaatje er wordt gedraaid. Je hebt de lokale omroepen met de soldeerboutsnuivers, dat zijn de mensen die derdehands apparatuur uit elkaar halen. En je hebt omroepen met een ondernemer aan het stuur. Zoals Aart.’
Aart leunde graag op zijn journalistieke collega’s en de vrijwilligers die hem bijstonden. ‘ Vrijwilligers moet je koesteren. De koffie staat altijd klaar, de apparatuur doet het en alles is schoon. Dus collega’s komen in een gespreid bedje. Alles is gewoon geregeld en dat doet de vaste kern.’ Ferr y: ‘Die werkwijze is typisch voor de WOS. Wij hebben hier nog nooit zo’n heftige crisis gehad dat ze elkaar het huis uit vochten. Dat komt door die bedrijfsmatige aanpak. Dat komt door de huisregels. Dat komt doordat we dingen georganiseerd hebben.’
Ferr y faciliteert met zijn eigen bedrijven inmiddels internationaal honderden tv-zenders, en adviseert nog bij de WOS. Ferr y: ‘Er is hier ooit een enquête geweest van de gemeente: Wat is voor jou het Westland? En toen stond de WOS in de top drie. Dus het Westland is tuinbouw, het Westland is de kust en het Westland is de WOS. Ik denk dat dat het allergrootste compliment is wat je ooit kunt krijgen.’
De tarieven voor radioreclame van de WOS in 1995.
Vlnr en vbnb
Omroep Venlo (2023)
Meerradio&MeerTV (2009), 1Twente (2019), Streekomroep Regio8 Achterhoek (2017), OPEN Rotterdam (2021).
De Lokale Media Awards (voorheen OLON Awards, RTV festival en Lokale Omroep Awards) is een (niet altijd) jaarlijks terugkerend evenement van en voor de lokale omroepsector, georganiseerd door de NLPO (voorheen de OLON). Er worden prijzen uitgereikt in verschillende categorieën en één omroep wint de titel ‘Omroep van het Jaar ’. Er is tevens een aparte prijs voor presentatietalenten. Een onafhankelijke vakjur y
beoordeelt de inzendingen. De eerste awarduitreiking vond plaats in 1990 in de Meerpaal in Dronten. De eerste award voor Lokale Omroep van het Jaar is uitgereikt in 1998 en de eerste award voor het beste presentietalent in 2003. De huidige Lokale Media Awards zijn volgens de NLPO hét moment waarop de sector kan tonen waar ze voor staat en wat de lokale omroepen voor de lokale journalistiek en gemeenschap betekenen.
Stadsomroep Venlo/Omroep Venlo (1998, 2005, 2010, 2013 en 2023)
Zaanradio (1999)
OOG Groningen (2003, 2016)
Meerradio&Meertelevisie (2009)
TV EnschedeFM/1Twente (2011, 2012, 2019)
WOS Media (2014)
Studio040 (2015)
OPEN Rotterdam (2017, 2021)
Regio8 (2017)
Streekomroep ZuidWest (2022)
De OLON en later de NLPO gaan prijzen uitreiken om de lokale omroepmedewerkers te stimuleren en aan te moedigen. Op een jaarlijks prijzenfestival worden lokale medewerkers in het zonnetje gezet. Ook doordat landelijk bekende omroepmedewerkers in de jur y het werk van de lokale omroepmakers beoordelen, worden het begeerlijke prijzen.
Winnaars Lokale Media Awards 2017.
Eerste prijs radiowedstrijd, 8 mei 1992. Foto: Bert Beelen
Bekijk verschillende producties van winnaars en genomineerden op het YouTube-kanaal van de NLPO
2003 Marion del Prado | Stichting Omroep Eindhoven
2003 Diana Felix | St. Kabelomroep Maastricht
2005 Johan Hauser | Omroep Venlo
2005 Fleur Wallenburg | Omroep Eindhoven
2009 Rick den Haan, Coen Roest en Erik van Duuren | Radio Voorne
2010 Iven Cudogham | AT5/Salto
2011 Caroline van der Eerden | Studio040
2011 Hidde van Warmerdam | AT5
2012 Dilem Arslan | IamTV
2012 Jon Hilbrants | MeerRadio
2013 Marloes ten Kate | OOG
2013 Rein van Haaren en Luuk van den Braak | GlowFM
2014 Margriet van der Eijk | WOS Media
2015 Marlieke Gortmaker | TV Enschede FM
2016 Samantha Coleridge | OPEN Rotterdam
2016 Rob Janssen | Glow FM
2017 Niels Veurink | TV Enschede FM
2019 Mick Smits | RTV Purmerend
2021 Bart Nelissen | Omroep Peel&Maas
2022 Tjerk van der Ende | Omroep Schie
2023 Tara Boxman | Omroep Schie
Martijn Vroom
Martijn Vroom tijdens de Algemene Ledenvergadering van de OLON. Beeld en Geluid Hilversum, 2012.
Rechterpagina
Hans Disch
Martijn Vroom komt zonder omroepervaring op zak in 2010 de lokale omroepsector op z’n kop zetten. De OLON kan wel wat nieuwe energie gebruiken. Vroom verlegt als voorzitter de focus op een journalistieke koers, waarmee de sector na jarenlange desinteresse uit
Den Haag voor het eerst wat serieuzer genomen wordt. Zo vindt de lokale omroep zichzelf opnieuw uit en komt er eindelijk een professionaliseringsslag die niet minder als de redding van de sector gezien mag worden. De voormalige OLON-voorzitter en huidig burgemeester van Voorburg blikt terug in monoloogvorm op deze cruciale fase voor de lokale omroep
‘Naast je werk iets doen met hele andere mensen die je anders niet zou ontmoe-
ten, vind ik heel nuttig en belangrijk. Zo ben ik ook wel opgevoed, dat je naast je gewone dingen iets doet wat niet per se voor jezelf is. Daar word je zelf ook beter van, je doet altijd vaardigheden op. Zo wist ik al lange tijd dat ik burgemeester wilde worden. Maar ik miste nog allerlei kennis daar voor, leren vergaderen en om dat voor te zitten, dat soort zaken. Toen werd ik gepolst of ik wethouder wilde worden in Noordwijk en dat heb ik gedaan om ook die kennis op te doen.
Zo kwam ik ook in contact met de lokale omroep van Noordwijk en de redactiechef daar polste mij of ik iets voelde om voorzitter te worden van de organisatie van alle lokale omroepen. Dat was dan de OLON en ze zeiden: wij zoeken een voorzitter want het gaat niet goed met
onze sector. Ik zei nog dat ik helemaal niks wist van omroepen. Dat was juist goed, zeiden ze, want we zoeken iemand die geen belangen en banden daarin heeft. Het gevoel was dat de sector vast zat, ze zochten iemand die het uit de modder kon trekken, want als ze niet snel zouden opschieten was het wel een beetje klaar voor de lokale omroepsector. Ik vond dat wel leuk om te doen en ze hadden mij er voor gevraagd, maar ik moest toch eerst een uitgebreide sollicitatieprocedure door. Vond ik wel bijzonder voor een sector die op sterven na dood was, om daar een bureau voor in te huren. De sfeer bij de OLON was ook niet best, mensen wilden elkaar ontlopen, ze zaten letterlijk aan de ene en de andere kant van het gebouw om elkaar maar niet tegen te hoeven komen. Er hing een sfeer van een rouwkamer, dat vond ik echt. De misère dat het toch niet meer goed kon komen, het leek echt een beetje stervensbegeleiding. Ik dacht: ik heb niets te verliezen, zelfs de stekker uit de OLON trekken was nog beter dan zo doorgaan. Ik heb geen dubbele agenda, ik heb alleen meningen en vaardigheden, dus ik zeg het zoals ik het zie, anders heeft deze samenwerking geen zin. Ik heb al een baan als wethouder, die houdt me al vijf tot zes dagen per week bezig, dus als ik op m’n vrije dag en avonden me hier voor ga inzetten, dan moet het ook wel zin hebben om dat te doen.
Nou, toen kwam er een Algemene Leden Vergadering (ALV) in Hilversum en daar moest ik me dus presenteren en zou er worden gestemd door de leden over mijn kandidatuur. Dit was in 2010. Ik dacht dat de omroepen wel blij zouden zijn dat iemand als nieuwe voorzitter van de OLON aan de slag wilde gaan. Op die avond waren er maar vijftien, zestien
omroepen, dat is vijf of zes procent van je totale ledenbestand, wat maar bereid is naar een ALV te komen om over de toekomst van je hele sector te praten. Dat vond ik meteen wel een veeg teken. De grotere lokale omroepen vonden dat de kleintjes maar uit de OLON gezet moesten worden want die amateurs gooiden de reputatie van de lokale omroepsector te grabbel. Of ik dat kleine grut niet naar huis kon sturen want dan konden we tenminste verder, zonder al die amateurs erbij. En als ik die ballast van die rottige kleintjes er niet af ging snijden, zouden ze niet voor mij stemmen. Zo zaten ze over mij te praten, waar ik bij zat. Dus ik roep op een gegeven moment; moet deze vereniging niet eerst proberen om iedereen erbij te betrekken en elkaar bij de kladden te grijpen om met z’n allen stappen naar voren te zetten? De OLON was een vereniging, qua professionele slagkracht niet ideaal, zeg ik maar even. Maar je moet als vereniging toch het maximale proberen om iedereen erbij te betrekken. Nou, toen gingen ze stemmen en haalde ik een nipte meerderheid. Mede dankzij de kleinere omroepen die er waren, want de grotere stemden tegen mijn kandidatuur. De grotere omroepen die al behoorlijke kwaliteit leverden vonden het maar niks. Ik had kunnen denken; laat maar zitten dan, maar ik hield wel van de lokale omroep. Ik had daar vaker inter views gegeven als wethouder en kende meerdere lokale omroepen en ik wilde me daar graag voor inzetten. Dus toen kon het beginnen!
Dat eerste jaar ben ik vooral gaan praten, langsgaan bij een aantal omroepen en vragen wat er allemaal speelt. Binnen de OLON moest ook van alles gebeuren, er was een affaire met de vorige directeur die afgehandeld moest worden. Veel
gedoe, wat me dat eerste jaar veel tijd heeft gekost. We hadden emotionele vergaderingen, met schreeuwende leden, mensen die wegliepen. Ik vond namelijk dat we ook de hand in eigen boezem moesten steken. Bijna geen één omroep voldeed aan wat de wet voorschrijft dat je moet brengen als lokale omroep. Hans Disch kwam als directeur bij de OLON en hij was echt goed in hoe wij als achtergestelde sector in Den Haag weer aan tafel konden komen. Maar dan moesten we wel voldoen aan de Mediawet. Wat staat daar nou eigenlijk in, wie is er verantwoordelijk voor wat? Dat was echt helemaal niet duidelijk! Ondertussen werden er wel rechtszaken gevoerd met gemeenten over hogere bedragen voor lokale omroepen. Maar ik vond dat we eerst moesten waarmaken wat wij als lokale omroep bijdragen aan de samenleving. Als je zelf niet voldoet aan wat er in de wet staat dat je moet doen, dan kan je toch geen rechtszaken voeren met de gemeente over de financiële bijdrage?
Zo zijn we in gesprek gegaan met de VNG en OCW, over wie nu waar over gaat. Hans Dich en ik waren een goede tandem om de horizon voor de lokale omroepen wat rijker te maken. Lokale omroepen staan het dichtst bij de mensen en het meest nabij de lokale overheid. Je hoeft daar niet bescheiden over te doen, wij zijn de meest gave sector om die afstand klein te maken! We waren in Den Haag geen welkome partij, we hadden ons te veel een Calimero-rol toegeëigend. De houding was: geef ons nou maar gewoon meer geld, maar op een gegeven moment is je auto zo verroest dat je er beter geen geld meer in kan stoppen. Hans kwam toen met de term natuurlijke habitat. De logische omgeving om je heen waar je winkel, je bibliotheek, je sportvereniging, je theater, je school, je woon-werkomgeving, kortom je hele sociale netwerk zich meestal bevindt. Het plan was in die natuurlijke habitat streekomroepen in te richten. Dat werd de denkrichting.
Ook was ik verbaasd dat iedere omroep voor zich reclames verkocht. Maar als je nou met 300 omroepen tegelijk aanklopt bij de Mediamarkt en Albert Heijn en je vraagt een tientje per omroep, dan word je als branchevereniging plots een stuk relevanter. Als je duizend euro te besteden hebt en er een tientje per maand bij verdient, dan heb je 12 procent winst op jaarbasis. Tja, ik ben heel simpel, alles helpt. Toen is er een centrale inkoopplek opgezet. Ik weet niks van techniek, dus dat komt niet van mij hoor
Ergens rond 2012 kwamen we met een eerste kaart waar we van die regio’s indeelden. Dat bleken streken te zijn die allemaal qua doorsnede op gebieden van rond de 40 minuten rijden uitkwamen. Dat is een beetje dezelfde redeneertrant geweest die de politiek heeft gehanteerd bij fusies van gemeenten. Wij hebben toen voorgelegd aan de leden: wat als we die natuurlijke leefomgeving nou van eigen omroepen voorzien? Als je dat professioneel wil opzetten maar wel voor 90 procent op je vrijwilligers wil blijven rekenen, wat heb je dan minimaal nodig? Zo kwamen we op een bepaald budget en dat redeneer je dan terug naar een vergoeding per huishouden. Zo kwam je op streken die ongeveer gemiddeld uit 100.000 inwoners bestaan. Als je daar een omroep op inricht, die één keer infrastructuur koopt, één keer kabels, camera’s, één studio, dat is goed te doen. Dat werd de stip aan de horizon. Natuurlijk is dat ingewikkeld om te horen voor de kleine omroepen. Want bij die zit een oudwethouder in het bestuur, daar zit al 38 jaar dezelfde persoon achter de microfoon en die heeft nog meegemaakt dat ze eerst verboden waren. Dat moet je ook heel serieus nemen hè
Maar het is ook leuk om de volgende 38 jaar dit werk te blijven doen. En dat kon niet, als ze zo doorgingen. Jij bent de laatste die hier nog uit kan zenden, zei ik dan. Dat vonden steeds minder mensen leuk om te horen. Omdat het steeds meer waar bleek te zijn...
Een ledenvereniging betekent ook democratie. Maar er kwamen maar weinig leden en er was maar één ALV per jaar. Eerst heb ik het aantal ALV’s verdubbeld. En alle leden die daar niet kwamen, ben ik zelf gaan opzoeken. Als ze niet naar ons komen, dan gaan wij naar hen toe! Toen zijn we sessies in het land gaan beleggen. Achteraf gezien echt gekkenwerk. Allemaal naast m’n gewone werk met eigen ver voer, en dan reed ik ’s avonds weer door het hele land. Nog altijd als ik langs de Van der Valk in Eindhoven rijd, denk ik: oh, daar stonden we voor het zoveelste overleg! Ik zei daar dan dat we het nog vier jaar zo vol konden houden, maar dat het dan echt einde oefening was. Wat wel heel tof was, want heel langzaamaan zag je een soort scheiding ontstaan. Dan gingen leden andere omroepen corrigeren, zo van: we moeten wat! De VNG en OCW stonden inmiddels achter deze toekomstvisie. Ze hadden daar ook wat extra geld voor vrijgemaakt. En de kabelaars sloten ook een convenant af met de OLON. Dat was handig omdat er technische dingen werden afgesproken. Maar het was vooral symbolisch heel belangrijk. Dit is een commerciële partij die met de OLON een langjarige afspraak wil maken en dat was enorm waardevol. Dat zij het vertrouwen uitspraken, na dertig jaar niets te hebben getekend, om nu afspraken te maken met de OLON, dat heeft veel gedaan. Uit al dat sentiment zag je op die ALV’s steeds meer omroepen meedoen tot
we de meeste ALV’s unaniem die koers hebben omarmd.
Voor mijn komst waren er al lokale omroep awards. Daar van heb ik gezegd: dat wil ik echt heel groot maken! Je hoeft het niet allemaal zelf te verzinnen hè. Maar elkaar inspireren is zo belangrijk! Je kweekt het gevoel dat je echt heel wat voorstelt. Dat de toegevoegde waarde er echt is, maar dat we het zo moeten regelen dat het er ook uitkomt.
Daar zaten omroepen bij die zaken al heel professioneel organiseerden en echt goede journalistieke producties maakten die zich konden meten met de regionale omroep. Maar ook hele kleine omroepen die vanuit enorm bescheiden middelen toch super relevante content maakten. Ik herinner me nog de Omroep Stichtse Vecht. Die hadden een programma waarvoor inwoners hun favoriete plekje hadden gefilmd en dat hadden ze aan elkaar gemonteerd tot een documentaire over de mooiste plekken in Stichtse Vecht. Echt fantastisch, want alles zit erin.
Mensen mogen het zelf bepalen, ze zijn trots op hun eigen gemeenschap, een
stagiair plakt al die filmpjes aan elkaar, het kost bijna niks en het levert enorm veel op. Ik ken Stichtse Vecht niet goed maar toen ik deze docu zag, had ik echt een goed beeld van die gemeenschap. Als je van bijna niks toch iets maakt, dat vond ik zo bijzonder. Daar is de lokale omroep echt heel goed in. Als je laat zien op zo’n festival wat er allemaal mogelijk is, dan is dat zo inspirerend.
Het accent is ver volgens meer op lokale journalistiek komen te liggen, mede door de VNG, die informatievoorziening het belangrijkst vond. Dat is het ook, maar ik vind informatie en cultuur ook heel belangrijk. Die verbinding binnen zo’n lokale samenleving, zoals het volgen van alles rondom een bloemencorso. Of een schrijfactie voor Amnesty georganiseerd door tante Jo. Die onder werpen vind ik minstens even belangrijk. Ik kijk daar zelf ook graag naar, als je die passie van het scherm af ziet spatten. Maar dat haakje naar de lokale journalistiek, daar werden ook externen zenuwachtig van. Dat was dus kansrijk om daar op in te zetten. Ook bij het vinden van een betere financiering.
Martijn Vroom geeft startsein voor de OLON MediaHub
Linkerpagina
OLON-voorzitter Martijn Vroom en leden dagelijks bestuur in 2013.
Wij hebben toen ook gezegd dat we zelf beter georganiseerd moeten worden. Een vereniging is als rechtspersoon ingewikkeld voor het vinden van financiering. Je kan dan beter een stichting oprichten, die onafhankelijk is maar wel een inhoudelijke relatie had
met de OLON. Dat werd dus de NLPO En daar hebben we een directeur voor aangesteld die zelfstandig bevoegd is, maar waar wel toezicht op gehouden wordt. Toen dat was geregeld, ging alles in een stroomversnelling. We kwamen met het keurmerk voor streekomroepen die het goed deden. Dus niet omroepen die het niet goed deden, volgens sommige anderen, er uit zetten. Maar mensen afgunstig maken op de successen van anderen, zodat zij dat ook zouden willen. De omroepen die het goed deden, wilden daar ook graag over vertellen en inspireerden anderen. Dat keurmerk werkte echt inspirerend. Veel omroepen verdienden het nog niet maar ik zie het nu echt snel toenemen en dat is mooi om te zien.
Ver volgens zag je ook een beweging vanuit de provinciale omroepen. Ik zal ze vanaf nu weer regionale omroepen noemen, maar je snapt wel dat RTV West en RTV Rijnmond samen ZuidHolland zijn, maar de rest zijn omroepen die alleen zijn ingedeeld op provinciegrenzen. Die regionale omroepen werden een beetje ner veus van die streekomroep ontwikkeling. Zij zaten natuurlijk lekker achterover te leunen en vonden dat zij de streken wel bedienden en dat de politiek dat maar aan hen moest overlaten. Toen gingen sommige regionale besturen toenadering zoeken tot de NLPO. Zo van; kunnen wij dat niet beter doen, breng die streekomroepen nou lekker bij ons onder. Waarom willen jullie dat eigenlijk doen, jullie zijn toch al bijna dood? Kijk, die gesprekken gingen goed, op persoonlijk niveau heb je goede relaties met elkaar. Maar regionale omroepen bedienen niet een logisch gebied. Friezen, die wonen in één provincie, misschien wat Zeeuwen in Zeeland, maar zelfs Limburgers zeggen
al: van welk deel van Limburg kom jij weg? Vanuit die toenadering kwamen wel wat samenwerkingen, maar niet op brancheniveau. Het waren vooral omroepen zelf die dat initiatief namen. In het Westland bijvoorbeeld, werd er op eigen initiatief goed samengewerkt. Zij waren denk ik het eerste, en ik vind dat goed, want het is allemaal belastinggeld. Je hoort dus ook samen te werken. Nu zijn er veel meer structurele initiatieven, maar in de periode dat ik er zat, ging dat nog moeizaam.
Er is ook nog een tijd geweest waarin we hebben geprobeerd op Nederland 3 een soort vensterprogrammering te maken. Met een uurtje lokale en regionale tv en dan weer de NPO op dat kanaal verder. Dat is mislukt, de lobby van de landelijke omroepen om dat tegen te houden was te sterk. Heel jammer, want het is natuurlijk ook enorm motiverend voor lokale makers als hun bijdragen op de landelijke tv worden uitgezonden.
Wat niet goed is gegaan, is het gedoe over het bedrag dat de overheid zou moeten bijdragen aan de lokale omroep De sector heeft veel tegen de overheid geprocedeerd, maar zelfs als ze gelijk kregen, dan kwam je alsnog op dat veel te lage bedrag uit wat er was toegezegd. Iets meer dan één euro per huishouden, ter wijl het wel vier of vijf euro zou moeten zijn. Tja, dan krijg je gelijk maar heb je nog niet veel. Je zegt als NLPO dat je wil voldoen aan de ICE-normen en noem maar op, maar dat kan helemaal niet als je zo’n laag bedrag krijgt. Dat heb ik dus nooit zo zinvol gevonden.
De rol van waakhond van de democratie kan je met zulke lage bijdragen niet waarmaken. Er zijn nog een hoop
omroepen die nog ver komen ook. Maar ik vind het bovenal een te beperkte rolopvatting als je denkt dat je waakhond van de lokale democratie kan zijn. Net als bibliotheken vind ik dat lokale omroepen in de gemeentebegroting horen. Dat zijn basisvoorzieningen, waar niet alleen de gemeente recht op heeft, maar de hele gemeenschap. Ja, een lokale omroep kan dingen blootleggen, maar je bent vooral een podium voor de democratie. Dat is veel breder en vind ik veel passender. Kritische journalistiek is goed, maar met de stelling waakhond van de democratie suggereer je ook alsof die democratie voortdurend bewaakt moet worden omdat het er steeds mis zou gaan. Kom op, zeg!
Het is echt goed geweest dat ik niet uit de sector kwam toen ik bij de OLON begon. Iemand uit de sector was na een jaar al gestopt. We hebben jarenlang ruzie gemaakt, ook intern. Ik heb mensen moeten ontslaan. Harde maatregelen moeten nemen. Mensen thuis moeten opzoeken omdat ze in tranen waren en boos waren. Mensen uit de sector hadden dan eerder voor hun eigen belang gekozen. Ik heb altijd de potentie gezien van de lokale omroep. Daarom is het ook je plicht om met elkaar die potentie er uit te halen. Uit de organisatie en zeker uit de mensen. Ik geloof er heilig in dat mensen meer kunnen dan ze denken. Als je dat er niet uithaalt, vind ik dat echt zonde. Dus dat motiveert, en zet je een stapje voor waarts en soms weer een tussenstap terug, maar je gaat vooruit. Op een gegeven moment vloeit die energie ook terug. Tuurlijk waren er ook mensen die vonden dat ze recht hadden op dingen, denken dat ze zomaar alles mogen zeggen, over jou en tegen jou. Het duurde lang voordat de mensen blij met je zijn. Maar daar deed ik het
niet voor. Als burgemeester krijg ik ook niet steeds lof, daar kan ik als bestuurder wel bovenstaan. Na een jaar of tien vond ik het wel mooi geweest. De NLPO liep goed, had een goede raad van toezicht met inhoudelijk zware mensen en was uitgebreid met meer medewerkers. Er waren weer andere plekken waar ik me nuttig kon maken.
De koers die we in de jaren tien hebben uitgezet bij de NLPO zie je nu terugkomen in stukken van ambtenaren en ministeries. Ja, dat heeft lang geduurd voordat ze daar in mee zijn gegaan. Maar het was uiteindelijk een oplossing voor veel chagrijn. Het is mooi dat we een periode van zo’n twintig jaar waarin het elke dag een beetje slechter ging met de lokale omroep hebben kunnen keren. Dat het zo’n tien jaar duurt om dat elke dag weer een beetje beter te
maken, geduld en doorzettingsvermogen horen erbij. Ik doe aan budo-sport, dat is een Japanse gevechtstraining die ongeveer dertig jaar duurt voordat je het een beetje kan. Met een stok van 1,28 meter en een heel technische training, fantastisch om te doen. Ik wil elke keer een beetje beter worden. Nou had ik een tijdje getraind bij een leraar die kennelijk de verkeerde technieken aanleerde. Die leraar emigreerde en toen kwam ik bij een nieuwe leraar en toen hadden we weer twee jaar nodig om die foute techniek af te leren. En daarna weer twee jaar om het weer aan te leren. Dus als de omroepen na twintig jaar misère in tien jaar weer de weg omhoog kunnen vinden en die stijgende lijn is nog steeds gaande, dan vind ik dat een mooie ontwikkeling. De lijn is opwaarts en de top is nog niet bereikt. Dat is natuurlijk wel gaaf, toch?’
Staatssecretaris Sander
Dekker opent Newsroom
Enschede, een samenwerking tussen TV Enschede FM en Tubantia in 2015.
De politiek wordt al jaren bestookt door belangenclubs, zoals ook de OLON jaren bij mediaministers hun belangen hebben verdedigd. Decennialang is gebleken dat, hoe terecht het calimerogevoel en de klachten over achtergesteld worden en niet nagekomen afspraken ook, ministers en staatssecretarissen zelden de lokale omroep ter wille waren. De nieuwe voorstellen over de omvorming van de sector naar het streekomroepmodel wordt echter gezien als een oplossing voor een probleem waar de politici vaak geen oplossing voor konden of wilden bedenken. Niet klagen maar oplossingen aandragen, dat blijkt de gouden sleutel te zijn om in Den Haag structurele steun te vergaren.
Reden waarom staatssecretaris Sander Dekker (VVD) dit veranderingsprogramma ondersteunt. Van het ministerie van OCW ontvangt de OLON in 2013 een extra bijdrage voor de uitvoering van specifieke onderdelen van het veranderprogramma. Dekker zegt: ‘Tegen de achtergrond van wegkwijnende lokale journalistiek en de enorme bezuinigingen op de landelijke en provinciale publieke omroep, vormen de tussen-
resultaten van de publieke lokale omroepsector een eenzaam lichtpuntje in de donkere nacht.’ Zeker de argumenten om hiermee lokale journalistiek te verstevigen, overtuigt de staatssecretaris van Media. Die lokale journalistiek is verschraald en staat continu flink onder druk. Krantenconcern De Persgroep ontslaat deze jaren bijna 70 procent van haar lokale journalisten bij 143 huis-aan-huisbladen. Ook de Telegraaf Media Groep maakt begin 2017 bekend dat zij 25 procent van haar regionale verslaggevers moet laten gaan. Kranten zijn commerciële mediabedrijven en lang hebben ze gestreden tegen de komst van lokale omroepen vanwege oneerlijke concurrentie. Met die concurrentie is het reuze meegevallen, maar inmiddels moeten krantenbedrijven zelf toch constateren dat het verdienmodel voor een papieren lokale of regionale krant op z’n eind loopt. Toch is de lokale omroeplaag harder nodig dan ooit. Lokale omroepen zijn de laatste verhalenvertellers uit de eigen buurt geworden.
In 2014 zou Dekker opnieuw geld vrijmaken voor het verandertraject, met de volgende woorden:
‘Vooral de niet aflatende positieve grondhouding van de OLON en haar achterban om zelf veranderingen in gang te zetten, hebben ertoe geleid dat in 2014 naast beleidsmatige ondersteuning ook financiële ondersteuning op onderdelen beschikbaar kwam.’
Nu de politiek de nieuwe plannen en de structuurverandering van de lokale sector omarmt, ziet de OLON dat ze de eigen belangenvereniging beter kan omvormen in een onafhankelijke stichting, die wordt aangestuurd door een bestuurder en een raad van toezicht. Die stichting krijgt de naam Nederlandse Lokale Publieke Omroep, NLPO. Ze start formeel in 2015, maar in de jaren er voor werkt de OLON al naar deze nieuwe vorm toe. Formeel blijft de OLON vijf jaar als opdrachtgever van de nieuwe stichting aangehouden, om in 2020 te worden ontmanteld.
De reden dat de vereniging OLON werd omgevormd tot de stichting NLPO is dat een stichtingsvorm meer garantie biedt voor een onafhankelijke aansturing. Dat vinden althans de leden van
de vereniging. Bij een stichting is sprake van een bestuur en een raad van toezicht, wat de beslissingen transparant maakt. Op die manier heeft de politiek goed zicht op de breed gedragen beslissingen die de NLPO met haar partners wil uitvoeren. Die partners zijn stakeholders (belanghebbenden en betrokkenen) zoals de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), en de twee andere lagen publieke omroep in de vorm van de NPO en RPO (voorheen ROOS). Plus het ministerie van OCW, het Commissariaat voor de Media, de Nederlandse Vereniging voor Journalisten (NVJ) en de STER. De lokale omroepen zelf blijven autonoom; de NLPO gaat niet over hun beleid.
De NLPO beschikt ook over een mediahub, waarin de lokale omroepen hun signalen voor kabelnetten bundelen voor Ziggo, UPC en KPN. Ook zet de mediahub alle digitale content om in streams die op alle websites en platforms gebruikt kunnen worden. Zo hoeft niet elke lokale omroep zelf z’n signaal aan te bieden, wat vaak ook duurder is. Daarnaast zouden de lokale omroepen hun items makkelijker met de regio-
Screenshots van de Lokale Omroep-app
Bernard Kobes, eerste directeur-bestuurder NLPO tijdens de ledenvergadering van de OLON, Hilversum 2015.
Eerste logo NLPO
nale omroep kunnen uitwisselen en delen. Dat laatste wordt niet zo veel gedaan en is voor sommige lokale omroepen te duur
Een poging om een gezamenlijke app voor alle lokale omroepen te maken, strandt vanwege een gebrek aan belangstelling. Net als een poging om één logo namens alle lokale omroepen te gebruiken, zoals NPO dat is gaan doen voor alle landelijke publieke-omroepkanalen. Het zou als een keurmerk van kwaliteit kunnen werken, maar de grote onderlinge verschillen maken dat het publiek de lokale omroep niet als één merk ziet.
Nog afgezien van het feit dat vrijwel de meesten alleen lokale zenders in hun eigen omgeving zullen kennen en willen volgen en dus geen idee hebben welke lokale omroepen er nog meer zijn. Krachtenbundeling en belangenbehartiging aan de achterkant, voor de makers, is nuttig. De gebruiker zal de overeenkomsten niet herkennen. Een gezamenlijk logo komt er uiteindelijk niet.
De term ‘Lokaal Toereikend Media-Aanbod’ (LTMA) duikt voor het eerst op in de meest recente versie van de Mediawet. Overigens zonder te benoemen wat dat LTMA dan zou moeten zijn. Dat doen de OLON en VNG wel, door samen zelf uitgangspunten en kwaliteitscriteria op te stellen. Daarin is vastgelegd waaraan een goed functionerende lokale omroep moet voldoen, wil ze geld vanuit de gemeente krijgen.
In 2013 onderschrijven de lokale omroepen op een OLON-ledenvergadering de criteria en de noodzaak van het LTMA. De criteria worden de leidraad voor de vorming van streekomroepen. Een streekomroep die aan de LTMA-punten voldoet, heeft een voorsprong bij de toetsing door het CvdM; er is tenslotte al een kwaliteitstoets gedaan. Als een gemeente een omroep die over een LTMA beschikt bij het Commissariaat aanbeveelt voor een lokale mediataak, is de kans groot dat die omroep de toestemming wordt gegund.
Een lokaal toereikend media-aanbod houdt kort gezegd in dat er een professioneel aangestuurde, goed zichtbare lokale omroep moet zijn die functioneert in de directe woon- en leefomgeving van de burger voor en over wie ze verhalen brengt. Dat aanbod moet er elke werkdag zijn. Dat levert programma’s op voor radio en tv en inhoud voor een actuele website met nieuws, en er worden vele verhalen, video’s en foto’s gedeeld via meerdere sociale-mediakanalen. De technische en inhoudelijke kwaliteit van de producties en uitzendingen moet aan bepaalde kwaliteitscriteria voldoen. Inhoudelijk betekent het dat er evenwichtig aandacht is voor groepen burgers, wijken, dorpen en steden in de streek en dat die burgers ook actief worden betrokken bij het maken van de programma’s en verhalen.
Aan de LTMA-criteria voldoen
De invulling van het LTMA vraagt veel meer van een lokale omroep dan er tot dan toe werd ver wacht en gevraagd aan lokale omroepen. Op veel lokale radiostations kun je vrijwilligers hun eigen muziekhobby horen uitvoeren. Dat is leuk, maar met zulke programma’s zal de omroep niet voldoen aan de LTMA-voor waarden. Ook hebben veel lokale omroepen niet het geld en de menskracht om aan veel criteria te voldoen. Professionele en betaalde journalisten inhuren bijvoorbeeld, zit er niet in. Dat is een van de redenen waarom samenwerking met andere lokale omroepen in dezelfde streek zo belangrijk is Krachtenbundeling levert ook een hoger budget op. Dan kunnen betaalde mensen de omroep professioneler maken. De journalistieke verhalen worden het onbetwiste uitgangspunt voor de lokale omroep met een LTMA-predicaat.
Opdrachtverlening OLON - NLPO 2015, vlnr M. Vroom (Raad van Toezichtvoorzitter a.i. NLPO) en D. Vermeulen (voorzitter OLON), 6 mei 2015.
208 | 50 jaar lokale omroep | Het Verhaal van Lokaal
Een bekende naam in de wereld van lokale omroepen is OOG, Stichting Omroep Organisatie Groningen. Een sterk merk, zowel in de stad Groningen als in de rest van Nederland. Bekende mediamensen hebben er hun sporen nagelaten, zoals televisiepresentatoren Wilfred Genee en Arjen Lubach, en radio-dj’s Bert Haandrikman en Jurgen van den Berg.
Evert Janse was ruim 21 jaar het boegbeeld van de omroep. Hij weet precies wat de succesformule van OOG is: ‘Groningen is de jongste stad van Nederland, met veel jonge inwoners en studenten. Het is ook een stad met een rijke geschiedenis. En last but not least: de gemeente Groningen heeft lokale omroep altijd volstrekt serieus genomen, dus er wordt ook dit jaar weer bijgedragen in de vorm van subsidie.’ Daarbij komt dat de noordeling heel trouw is aan alles wat lokaal en regionaal is. ‘Ik heb een seizoenkaart van FC Groningen, en bij de “keukencompetitie” zitten nog steeds 22.000 supporters op de tribune. Als het minder goed loopt zitten ze allemaal
hoofdschuddend te schreeuwen. Maar ze komen wel. RTV Noord wordt ook altijd goed bekeken en beluisterd. En dat geldt voor ons dus ook.’
Dat de inwoners van Groningen stad gemiddeld heel jong zijn, betekent dat de lokale omroep een grote vijver heeft om te vissen naar jong talent. De huidige directeur van OOG is daar zelf een goed voorbeeld van. Arend Jan Wonink: ‘Ik heb zelf in Groningen gestudeerd en wij keken ’s avonds in de gemeenschappelijke kamer naar OOG. Soms was het wat knullig, niet zo gelikt, maar het ging wel over je eigen leefomgeving. Dus iedereen vond het hartstikke leuk om naar te kijken.’ Wonink was zelfs vijf jaar vrijwilliger bij OOG, en nu is hij terug, als directeur. ‘Het was in de tijd dat ik hier vrijwilliger was gewoon een hele leuke organisatie en dat is het gelukkig nog steeds. Met veel jonge mensen die aan het begin van een carrière staan, ambitieus zijn of ontzettend bezig met het ontdekken van nieuwe dingen. Dat geeft heel veel energie.’
Evert Janse heeft in meer dan twintig jaar heel veel talent zien binnenkomen: ‘Nieuwslezer Elin Stil bijvoorbeeld. Die kwam op haar veertiende binnenwandelen en ging nieuws lezen. Zo iemand wordt hier meestal wel omarmd. Jordi Mulderij, die wilde al in de laatste klas van de basisschool beginnen. Die kon gelijk na de middelbare school naar Hilversum, naar Radio Veronica. Ik heb nog meegemaakt dat hij heel jong was, en zijn opa en oma hier stiekem de studio aan het versieren waren omdat
hij jarig was. Dat is toch gewoon leuk.’
Sommige talenten vertrokken niet naar Hilversum. Zij werden beroemd in Groningen zelf. Wonink: ‘We hebben bekende Groningers voortgebracht die nu bij de identiteit van de stad horen. Onlangs is presentator Beno Hofman overleden. Die heeft voor ons zeshonderd programma’s over lokale geschiedenis gemaakt. Op een hele eigen, ludieke manier. Er kwamen heel veel mensen naar de uitvaart, en er is al sprake van dat er een standbeeld van hem komt. En Piet van Dijk, die wandelde met zijn gasten door de Herestraat. Van Arjen Robben tot de commissaris van de Koning. Je zag ze allemaal met hem door de Herestraat lopen.’ OOG heeft dus ook z’n eigen sterren die in de stad blijven schitteren.
Jurgen van den Berg, in 2024 presentator op NPO Radio 1, heeft ook warme herinneringen aan OOG. ‘Ik werkte bij de regionale zender Radio Noord, toen Sky Radio en andere zenders opkwamen. Toen heb ik bij de directeur aangegeven dat we meer met jongeren zouden moeten doen. Ik zei: “Is het niet leuk als wij dat lokale station adopteren? Dan beginnen we in de stad een radiostation die jongeren bedient met nieuws en muziek.” Zo gezegd, zo gedaan. Het werd ook een soort opleidingsinstituut. Ik heb daar toen deeltijd, naast mijn eigen programma bij Noord, gewerkt als programmaleider bij OOG Radio Dat was een leuke periode. Nog steeds hoor ik weleens van mensen de gevleugelde radiowoorden “Waarom luister je OOG Radio?” En dan zeg ik: “Dat is mijn zender in de stad.’
Die functie van talenten opleiden, of mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt een kans geven, vond Janse als directeur erg belangrijk: ‘We hadden het OOG Televisie Werk- en leertraject. Een soort halve hbo-opleiding voor mensen in de bijstand. Toen ik er pas kwam werken, hadden zich al 64 mensen aangemeld. Er konden er twaalf terecht, en die zijn allemaal bij OOG opgeleid, door gastdocenten, met stages, gewoon goed verzorgd. En al die twaalf hebben een baan gekregen. Ook hebben we altijd energie gestoken in participatiebanen. Daarbij probeerden we vrijwilligers aan een baan te helpen. Sommigen hebben nu een baan tot aan hun pensioen! Dat gaf mij als directeur altijd veel voldoening. Die mensen kunnen al van alles, maar krijgen via zo’n regeling meer balans en kunnen groeien.’
Ook inhoudelijk kiest de lokale omroep voor aandacht voor maatschappelijke problemen: ‘We vinden het belangrijk om met regelmaat aandacht te besteden aan dingen zoals armoede Groningen is van oorsprong een stad
met veel armoede. We hebben een aparte club bij de omroep die speciaal met dat onder werp bezig is. Lisa Terpstra maakt al jaren producties voor OOG. Die werkt er al meer dan 25 jaar Zij wil eigenlijk alleen maar dingen maken die ertoe doen.’
De samenwerking met Noord staat inmiddels op een laag pitje, en de verdeling lijkt duidelijk; ‘OOG de stad, Noord het ommeland,’ legt Evert Janse uit. ‘Ik heb altijd gezegd, een beetje paradoxaal, je moet niet op een regionale omroep willen lijken. Ik vind dat je niet een studio moet optuigen en met zijn allen rond een talkshowtafel moet gaan zitten. OOG heeft een heel eigen signatuur, een eigen stem. Mensen in de stad zouden het ook niet waarderen als we meer op Noord
Linkerpagina
Evert Janse
zouden lijken. Maar er zijn wel gesprekken om te kijken of we op den duur kunnen komen tot een soort media-innovatiecampus. En samen meer faciliteiten delen is ook logisch. Er zijn natuurlijk momenten dat we ergens met drie verslaggeverteams op één plek staan. Ik denk dat daar op den duur misschien wel veel afspraken over gemaakt kunnen worden.’
In de jongste stad van Nederland is het voor een lokale omroep natuurlijk belangrijk om de jeugd aan zich te blijven binden. Dat lijkt te lukken, vertelt
directeur Wonink: ‘Ik denk dat we online inmiddels heel sterk zijn en dat we veel jongeren bereiken. Als ik naar de cijfers kijk, ligt daar zelfs onze kracht. We halen soms een heel groot bereik. Dan heeft één bericht duizenden views.’ Maar jong en oud gaan bij OOG prima samen, blijkt uit een laatste voorbeeld van Janse. ‘We hebben ook een overgrootmoeder van 87 die nog wekelijks een programma maakt; Truus Okken. Die is 22 jaar geleden bij ons komen werken en heeft sindsdien geen vakantie meer opgenomen omdat ze wekelijks haar programma wil maken op zondag.’
De krachtenbundeling van lokale omroepen, en dus de wens om de 250 lokale omroepen om te vormen tot streekomroepen, wordt door de NLPO voorzichtig uitgerold. Er moest vooral niet meteen een landkaart komen met al voorgetekende gebieden. Alle partijen eerst laten wennen en dan rustig meenemen, is het idee. Dat proces maakt in 2013 een aanvang door eerst alle omroepen zelf te laten opgeven wat volgens hen een ‘natuurlijke habitat’ is in hun eigen omgeving. Oftewel: welke streken zijn er eigenlijk in Nederland, volgens de betrokkenen zelf? De vraag luidt: wat is het gebied waarin ‘jouw’ inwoners wonen, werken, sporten, shoppen, en naar bioscoop en theater gaan? Specifieke wensen kunnen per regio verschillen, dus is er nadrukkelijk geen blauwdruk van hoe de streekvorming zou moeten verlopen. Toos Bastiaansen, al vanaf 1984 OLON-medewerker,
Het Keurmerk Nederlandse Streekomroepen
Lokale omroepen die aan de criteria van het LTMA voldoen, kunnen een Keurmerk Nederlandse Streekomroepen verdienen. In dat geval moeten ze naast de zojuist genoemde criteria ook voldoen aan een aantal organisatorische punten. Een eenmaal toebedeeld keurmerk wordt ook regelmatig gemonitord, want de kwaliteit moet constant blijven. Het is dus geen keurmerk voor het leven. De voor waarden lijken sterk op criteria die ook voor landelijke en regionale omroepen gelden. De lat ligt net zo hoog voor de streekomroep als die voor regionale en landelijke publieke partners. De NLPO hoopt dat er een stimulans van de uitreiking uitgaat en dat het predicaat voor de gemeenten en andere betrokkenen aangeeft dat ze met een professionele omroep te maken hebben die journalistieke kwaliteit levert.
In 2019 worden de eerste drie keurmerken uitgereikt aan Omroep WOS (Westland, Maassluis en Midden-Delfland), OPEN Rotterdam (Rotterdam) en OOG (Groningen).
(zie ook inter view op p. 242) zegt in 2014: ‘ Voor de goede orde, de lokale omroepen moeten zelf de juiste samenwerkingspartners uitkiezen, dat kunnen wij niet voor ze doen. Samenwerken is een middel om Lokaal Toereikend Media-Aanbod te bereiken, geen doel.’
In 2012 en 2013 zijn er al twee pilots, om te zien hoe samenwerking in een regio uitpakt. In De Peel mislukt de pilot, maar levert wel veel leerpunten op. In Twente wordt het Regionaal Media Centrum (RMC) Twente opgericht, een samenwerkingsverband van onafhankelijke omroepen met één gezamenlijk doel en een geheel eigen dynamiek. Hier lukt het in deze periode wel om gezamenlijke activiteiten op te starten met tien van de elf lokale omroepen in de regio. De naam: 1Twente
In 2021 zijn twee keurmerken uitgereikt: één aan DTV/MFM, de lokale omroep van Oss, Bernheze en Uden en één aan Streekomroep Zuidwest, de lokale omroep van Bergen op Zoom, Roosendaal en Woensdrecht. De Publieke Omroep Amsterdam ontvangt in 2022 ook een keurmerk. In 2023 worden er drie predicaten toegekend: aan WEEFF, streekomroep voor West-Friesland, aan 1Almere en aan Studio 040 (Eindhoven). De ver wachting is dat de komende jaren nog tientallen omroepen een keurmerk zullen krijgen.
Uit het NLPOjaar verslag 2016: Goede journalistiek is een raar product. Hoe meer je hoort, hoe nieuwsgieriger je wordt. Maar als je niet weet wat er speelt, heb je ook steeds minder vragen. Dus als het aanbod afneemt, neemt ook de vraag af. De NLPO zet daarom vol in op het professionaliseren van de sector. Het belang van een goed functionerende lokale omroep wordt steeds groter en de rol van een vrijwilliger daarbij steeds belangrijker
Schild Keurmerk Nederlandse Streekomroepen.
Aart den Haan (directeur) van WOS (Streekomroep Westland) neemt het keurmerk in ontvangst, 03-09-2019.
Marianne van den Anker (bestuursvoorzitter OPEN Rotterdam) en Carolien Dieleman (voorzitter PBO OPEN Rotterdam) nemen het keurmerk in ontvangst, 06-09-2019.
Maarten van der Boom, directeur Streekomroep ZuidWest neemt het keurmerk in ontvangst, 22-11-2021.
Mike Weerts (directeur-bestuurder) van Studio 040 (Eindhoven e o.) neemt het keurmerk in ontvangst, 21-12-2023.
Evert Janse, directeur OOG (Groningen) neemt het keurmerk in ontvangst, 05-09-2019.
Hendrik Boland, voorzitter van WEEFF (Streekomroep West-Friesland) neemt het keurmerk in ontvangst, 17-01-2023.
Vincent Smit en Nanko Boelman (beide hoofdredacteur) en Arno van Boven (directeur-bestuurder) van 1Almere nemen het keurmerk in ontvangst, 18-12-2023.
Keurmerkcertificaat van Stichting Publieke Omroep Amsterdam.
Financiele bijdrage per huishouden diagram uit
‘Toekomst voor de lokale publieke omroep’, NLPO 2017-2018.
Henri Beunders, hoogleraar ontwikkelingen in de publieke opinie, Erasmus Universiteit Rotterdam, in 2017:
‘Wat er de laatste tijd gebeurt met nepnieuws en met laster en leugens is een gevolg van de versplintering van het medialandschap en de commercialisering en ideologisering van de media. Als we niet uitkijken zit daar straks dus geen lokale omroep meer tussen die je kunt vertrouwen, een organisatie waarvan je weet, dit is omroep Twente of West-Friesland, en die kan ik ook nog eens een brief schrijven of bellen als me iets niet bevalt.’
Financiële waardering van de lokale sector
Als diverse kleine lokale omroepen zich omvormen tot een professionelere en journalistieke media-organisatie, moeten de betrokken gemeenten en de overheid ook niet langer dralen met de financiële bijdragen, zo stelt de NLPO. Er worden in de jaren tien en twintig geregeld streefbedragen geformuleerd die een streekomroep minimaal nodig zou hebben om aan dat LTMA te kunnen voldoen. Meestal met de intentie dat de helft van dit bedrag via reclame en andere inkomsten door de streekomroep zelf moet worden opgebracht. Met het huidige budget is het niet mogelijk om journalistieke functies te ver vullen en professionele producties te maken, vindt de NLPO in 2015. In dat jaar krijgt
nog steeds ruim een derde van de omroepen een lager bedrag dan het richtsnoerbedrag dat is vastgesteld. Er moet dus echt wat veranderen.
Van de ruim 1 miljard euro die het Rijk jaarlijks tot zijn beschikking heeft voor de publieke media gaat 1 procent naar de lokale omroep
In 2015 denkt de NLPO nog rond de vijftig streekomroepen te krijgen en stelt daarom een landelijk budget van 25 miljoen euro nodig te hebben. Vijf jaar later is vanuit het gemeentefonds nog steeds slechts 10 miljoen euro beschikbaar voor de hele sector. Ter vergelijking: voor de 13 regionale omroepen is dan jaarlijks ongeveer 145 miljoen euro beschikbaar. Dat betekent dat één regionale omroep gemiddeld meer krijgt dan alle lokale omroepen samen. Aan de landelijke publieke omroep wordt dat jaar 854 miljoen euro overgemaakt.
Van de ruim 1 miljard euro die het Rijk jaarlijks tot zijn beschikking heeft voor de publieke media gaat amper 1 procent naar de lokale omroep
Deze verhoudingen geven aan hoe klein de streekomroepen blijven ten opzichte van de duurdere en grotere publieke partners
Bijdrage per huishouden per jaar in 2015 aan de landelijke (97 Euro), regionale (20 Euro) en lokale (1,14 Euro) omroep
De jaren na 2015 staan in het teken van de omvorming van de ongeveer 250 lokale omroepen naar globaal 80 streekomroepen. In 2016 wordt de eerste conceptversie van de kaart ‘Streekindeling van Lokale Publieke Omroepen in Nederland’ gepubliceerd, nadat uitvoerige feedback bij de omroepen en gemeenten is verzameld.
Een gemiddelde streek bestaat gemiddeld uit 100.000-200.000 inwoners. De kleinste streken betreffen de Waddeneilanden en enkele Zeeuwse eilanden. De streken tussen 50.000 en 100.000 inwoners zijn met name te vinden in de landelijke gebieden in Groningen, Friesland en Drenthe Streken met meer dan 200.000 inwoners vind je in de stedelijke regio’s, meestal meerdere kleinere steden en hun omgeving. En dan zijn er nog streekomroepen voor de grote steden met
een of twee andere gemeenten in de omgeving.
Ondanks het feit dat de omroepen en de gemeenten feedback hebben kunnen geven, vinden sommigen die kaart toch iets definitiefs hebben: zo gaan we het doen en jullie moeten allemaal meedoen en allemaal gaan fuseren of samenwerken. Daar is lang niet iedere lokale omroep het mee eens, ofwel omdat ze hun eigen programma’s niet kwijt willen, of omdat ze niet willen samenwerken met de buren of een fusie gewoon niet zien zitten. De NLPO zal een voorzichtige koers moeten varen om iedereen mee te krijgen. Er wordt meer maatwerk geleverd. De voor waarden voor het verkrijgen van het LTMApredicaat verschillen per streek. Geen streek is immers hetzelfde en de ondersteuningsvragen zijn divers
De jaren erna worden steeds kleine stapjes gezet. Eind 2019 zijn er 26 streekomroepen gevormd. In die 26 streken zijn er drie varianten van de streekomroep. De eerste is de grote stadsomroep die als een streek geldt, de tweede is een fusieomroep, de derde een streekbrede samenwerking.
In 43 streken wordt al wel samengewerkt maar is deze nog niet streekbreed. In tien streken komt de samenwerking niet of lastig van de grond. De rest van Nederland doet nog niet mee. De vorming van streekomroepen is in de praktijk vaak weerbarstiger dan in theorie
Weerstand tegen streekvorming en samenwerking
Om gemeenten en omroepen te enthousiasmeren voor de vorming van streekomroepen, maakt de NLPO een reeks portretten van streken waar al (voorzichtig) wordt samengewerkt. Voor lokale zenders waar geen animo of zelfs weerstand is om samen op te trekken, stelt de NLPO zogenaamde kwartiermakers aan om de mensen daar te begeleiden of te verleiden toch met de lokale buren te praten over een eerste vorm van samenwerking. Een enkele omroep geeft aan liever commercieel verder te gaan dan te willen samenwerken, maar niemand zet die stap daadwerkelijk.
Soms wordt er een pilot opgestart om het even te proberen. Maar dat gaat nog niet altijd even goed. RTV SLOS in Steenwijkerland zegt in 2019 bij RTV Oost niet uit te kijken naar een streekomroep. ‘Je kunt het “randstad-denken” niet zomaar projecteren op het oosten van het land. Je hebt hier met grotere gebieden en cultuurverschillen te maken,’ zegt Herman van Hien namens RTV SLOS. Ook politieke besluitvorming kan de vorming van streekomroepen in de weg zitten. Zo komt er in 2019 een eind aan de samenwerking tussen de lokale omroepen van de gemeenten Hellendoorn (HOi), Rijssen-Holten (Radio 350), Hof van Twente (Hofstreek FM) en Wierden (RegioFM). De wil was er wel. De nieuwe
Eerste streekomroepkaart uit 2016 met toen nog 62 streken.
De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) is van begin 1986 tot eind 2020 de werkplek voor Lydia Jongmans. Ze studeerde theater wetenschappen en film en komt zo met ‘de media’ in contact. Als ze in 1979 afstudeert, kiest ze als onderwerp ‘de lokale kabelomroep’ Haar project gaat over de experimentele lokale tv-kanalen die eind jaren zeventig als eersten in Nederland aftasten wat er lokaal mogelijk is. Haar interesse voor dit onder werp zou nooit meer verdwijnen. Bij de VNG heeft ze de lokale omroep in haar portefeuille. En omdat de lokale omroep en gemeenten onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, heeft zij in vier decennia alle zaken daarover zien langskomen. Hoe kijkt Lydia Jongmans terug op de ontwikkeling van lokale omroep in Nederland?
Klopt het beeld dat de lokale omroepsector heel erg heeft moeten vechten om hun bestaan op de politieke agenda te krijgen of te houden?
‘Ja, dat vind ik wel. Dat is eigenlijk altijd zo geweest. Zo gaat het met politiek. Het historisch besef is wat laag. Elke vier jaar zijn er nieuwe wethouders. Die moeten alle afspraken die er zijn weer van hun ambtenaren horen. Elke vier jaar probeerden de VNG, samen met de OLON en later NLPO weer die wethouders op de hoogte te brengen. Neem het plan om streekomroepen te vormen. Daar is officieel naar gekeken en de voorlopige strekenindeling is vastgesteld. Maar een paar jaar later, met nieuwe wethouders, krijg je de kritiek dat die indeling is opgelegd en dat ze niet hebben kunnen meepraten. Dat is natuurlijk niet waar. Dan moeten wij zeggen; uw rechtsvoorganger heeft wel degelijk meegepraat. Dus ja, dat is wel eens lastig. De Raad voor Cultuur was ook zoiets. Wij hadden al jaren dat plan voor de streekomroepen geventileerd, komen zij met een advies dat de regionale omroep streekomroepen moeten vormen. Zonder enige verbintenis met wat er bij de lokale omroepen gebeurt. Dat vond ik heel erg merkwaardig voor een adviesorgaan die toch mediabreed moet kijken naar wat er in de hele sector speelt. Dus ja, het is lastig om de lokale omroep op de radar te houden. Pas de laatste jaren wordt de sector serieus genomen.’
Waarom hebben wij drie omroeplagen nodig in het land? Je zou ook kunnen stellen dat we het met landelijke omroepen en streekomroepen ook wel af kunnen in Nederland?
‘Ja, dat is het uiteindelijke idee natuurlijk. Maar de VNG denkt wel dat er drie omroeplagen zullen blijven. Waar altijd enige politieke controle op zal blijven bestaan. Je hebt kleine provincies waarbij de streken bijna de provincie zijn. Maar waar ik bijvoorbeeld woon, het Westland, zal zich echt niet met Noord-Zuid-Holland identificeren. Westland is toch Westland? Dus die drie-indeling is toch wel logisch.’
Hoe staan de gemeenten tegenover de lokale omroep? Daar zitten ongetwijfeld grote verschillen tussen. De ene gemeente koestert de directe relatie met zo’n omroep en met de vrijwilligers die er werken. Andere gemeenten zullen het een vervelend onderdeeltje op hun begroting vinden. Hoe is het algemene beeld?
‘Ja, een aantal gemeenten zijn niet heel erg gecharmeerd van andere instellingen van buurgemeenten, waarmee hun lokale omroep dan moet gaan samenwerken. Ze willen de gemeentelijke eigenheid bewaren, zeg maar. Of ze zijn bang dat de grotere gemeente de meeste aandacht krijgt bij zo’n streekomroep en dat de verhalen uit het eigen dorp ondersneeuwen. Toch zijn er al veel samenwerkingen binnen min of meer dezelfde streken. Jeugdzorg moet
ook regionaal samenwerken. De openbare bibliotheken beslaan ook streken die samenwerken. Daar hoor je eigenlijk weinig problemen over. Sommige gemeenten willen eerst zien, dan geloven of er een professionelere omroep ontstaat door verdere samenwerking in een streek. Maar er zijn ook modellen waarbij de lokale omroepen blijven bestaan maar wel onderling meer samenwerken.
De gemeente kan daar niet in sturen, die moet afwachten hoe die vorming loopt.’
Vind jij de vorming van streekomroepen een goede ontwikkeling? Is dit de oplossing waar we altijd naar op zoek waren?
‘Ik denk dat het wel de enige mogelijkheid is om het professioneel aan te pakken. Als je tenminste wil dat ze het hele brede pakket blijven brengen. Radio, televisie en internet dus. Dan heb je wel een bepaalde massa nodig aan potentieel publiek. Dus is een streek veel kansrijker dan één dorp of één stadje.’
Maar moeten we nog willen dat er zowel via radio als televisie als online verhalen gebracht worden? Als het om de puur journalistieke taken gaat, zou je ook kunnen volstaan met alleen een website of een online uiting?
‘Daar ben ik niet voor. Je hebt de Mediawet en die heeft het over drie mediainstellingen. In die nieuwe mediawet wordt dat heel duidelijk beschreven, wat de functies dan zijn. Informatie, cultuur, educatie via radio, tv en online kanalen. Dat is naar mijn idee dan ook de meer waarde van een streekomroep boven iemand die via zijn computer zelf iets uitzendt. Zo kun je ook het best de hele breedte van je doelgroepen bereiken, de ouderen via radio en tv en een jonger publiek online.’
In welke mate vervult de lokale omroep nu de rol van waakhond van de democratie?
‘Als je dat serieus neemt, je volgt nogmaals de Mediawet en je houdt de omroepen aan de ICE-norm, dan hoort
Gezamenlijke stand NLPO en VNG tijdens het VNG jaarcongres in Goes, 2017.
Werkconferentie van VNG over de vernieuwing van de sector in 2015.
Linkerpagina
Lydia Jongmans
VNG Bestuurlijk Ambassadeurs voor lokale omroep vernieuwing krijgen een rondleiding bij DTV Oss, 26 juli 2022.
Ondertekening tweede convenant in 2015 door OLON/NLPO en de VNG. Vlnr D. Vermeulen (OLON voorzitter), B. Visser (VNG), H. Bruls (vice-voorzitter VNG) en Bernard Kobes (directeur-bestuurder a.i. NLPO). Foto: Eva Broekema
Rechterpagina
Arno Brok (secretaris bestuur VNG, portefeuille: Onderwijs, Cultuur en Sport OCS) en Martijn Vroom (OLON-voorzitter) ondertekenen het eerste vernieuwingsconvenant VNG-OLON 2012-2014.
die rol er dus bij. We hebben het zo vastgelegd in 2012, in een convenant met de OLON en OCW. Om een luis in de pels te zijn van de lokale democratie heb je wel echte journalisten nodig, die zich aan een journalistieke code moeten houden. Zoiets kan je niet eisen van vrijwilligers. Dus dat bleef een ingewikkelde spagaat. Als je als gemeente graag aandacht wil voor een bepaalde wijk in je gemeente waar moeilijk bereikbare groepen wonen, hoe kan je daar aandacht voor vragen en de omroep zelf dat toch onafhankelijk laten invullen?
Daar hebben we met OCW wel modellen voor gemaakt, een soort productieovereenkomst. Het C vdM had daar wel moeite mee. De omroepen hebben het recht om die rol te ver vullen. Het is niet altijd even eenvoudig, ook niet met de bedragen die ze kregen.’
Wat ons bij de financiering brengt. De ene gemeente legt veel meer bij dan de ander voor een lokale omroep. En dan is er de discussie of je de democratie kunt controleren als diezelfde lokale politiek jouw financiering en dus overlevingslijn is. Hoe sta jij hierin?
‘Lokale omroep krijgt geen subsidie, het is een bekostiging. Wij hebben bedongen dat gemeenten, die niet over de inhoud mogen gaan van wat de lokale omroep brengt en verslaat, wel over de bekostiging mogen gaan. Je geeft tenslotte wel geld uit aan iets waarvan je niet weet wat je ervoor terug krijgt. De gemeenten moesten die financiële bijdrage wel kunnen controleren, vonden wij dus. De bekostigingswijze is altijd wat vreemd gegaan. Nooit geënt op wat de omroep nodig had om z’n taak te kunnen uitvoeren. Sommige gemeenten droegen indirect bij, met huisvesting bijvoorbeeld. En de meeste gemeenten
wilden niet achterblijven in het uitkeren hoor. Nu wordt er een landelijke basisfinanciering ingesteld. Fijn dat het na al die jaren eindelijk wel serieus genomen wordt, dat mag ook weleens gezegd worden. Het is ook terecht. Als je in de wetgeving wel strenge eisen opneemt voor lokale omroepen maar niet een bekostiging daaraan verbindt die bij die wetgeving hoort, dan gaat het ook niet lukken. Of laat duizend bloemen bloeien, dat kan ook, zonder wetgeving. Of neem het serieus, via wetgeving. Er is heel lang niet gekozen. En inderdaad had je steeds weer andere bestuurders die zich weer opnieuw moesten inlezen in de dossiers. Het zorgde voor vele vertragingen.’
Jij hebt ook gezien hoe het belang van de lokale omroep begin deze eeuw steeds verder achteruit liep. Tot de kentering kwam, waarbij het accent is gelegd op die journalistieke basisfunctie. En waarbij de vorming van streekomroepen als middel is gekozen om het te professionaliseren. Als die list niet was bedacht, zouden lokale omroepen dan niet langzaam steeds meer afgeschaald zijn en verdwenen uit de sector?
‘Dat weet je niet. De wijkkrantjes en huis-aan-huis bladen ster ven steeds verder uit. Commerciële kranten zijn er lokaal en zelfs regionaal al bijna niet meer. Dus je hebt wel wat tegenwicht nodig. Anders blijft er alleen informatievoorziening vanuit de gemeente zelf over. Zo ver men überhaupt wat communiceert, het is op z’n minst eenzijdige communicatie. Als je de lokale samenleving serieus neemt, heb je daar lokale omroep bij nodig. Ik weet wel dat er over de lokale omroep zelfs door toenmalig C vdM-voorzitter Lennart van
der Meulen smalend beweerd werd dat er alleen plaatje-praatje omroep werd gemaakt. Maar met de streekomroepvorming wordt het inhoudelijk echt serieus genomen. Als zo’n omroeplaag wegvalt, ben je ook echt wat kwijt in de samenleving.
De openbare bibliotheek is inmiddels in de wet een basisvoorziening geworden. Dat zou voor de lokale omroep ook mogen gelden. De functie van de bibliotheken is nagenoeg hetzelfde als die van de omroepen. Het heeft me altijd verbaasd dat er zo weinig samenwerking is tussen de openbare bibliotheken en de omroepen. De omroep is de onafhankelijke partij op het gebied van informatie, cultuur en educatie binnen de gemeente. Die boodschap mag je wel uitdragen. Daar hoort een netwerk bij wat erg overeenkomt met de bibliotheek in zo’n streek. Toen de bibliotheken aan streekvorming gingen doen is dat behoorlijk succesvol gegaan. Dat proces duurde ook jaren, maar toch korter dan nu bij de streekomroepen.’
Aanbieding NLPO-petitie
‘investeer in het behoud van de lokale publieke omroep’ naar aanleiding van rapport ‘Toekomst voor de lokale publieke omroep’, 12 september 2017.
Het rapport ‘Toekomst voor de lokale publieke omroep’ bracht de problemen van de lokale omroep in kaart, NLPO 2017-2018.
omroep zou RTV Reggestreek gaan heten. Na een jaar voorbereiding, waarbij alles al zo’n beetje geregeld was, trok het gemeentebestuur van Hof van Twente op het laatste moment toch de stekker uit het project. Het mislukken van RTV Reggestreek heeft RegioFM in Wierden de kop gekost. ‘Wij hadden het financieel al moeilijk. De streekomroep was onze redding geweest. Nu wil de gemeente geen extra geld meer geven en moeten wij de stekker uit RegioFM trekken,’ zegt de teleurgestelde voorzitter Fred Reinders
Ook het samenwerkingsverband 1Twente loopt in 2020 juist leeg. De lokale omroepen van Almelo, Borne en Haaksbergen zien een samenwerking niet meer zitten. Dat terwijl 1Twente al in 2012 was begonnen. Toen gingen tien omroepen steeds meer samenwerken. Daarvan zijn er acht jaar later, na het vertrek van deze drie, nog maar twee van over. Almelo, Borne en Haaksbergen verlaten 1Twente omdat het samenwerkingsverband steeds meer op een fusieomroep begon te lijken, stellen ze. Ze zeggen: ‘De toegevoegde waarde van de samenwerking werd het afgelopen jaar steeds minder.’ Het jaar ervoor was 1Twente door de NLPO nog tot ‘Lokale Omroep van het Jaar’ uitgeroepen. De Streekomroep was een groot voorbeeld voor de hele sector. Zelfs premier Rutte kwam bij
1Twente op werkbezoek om te kijken hoe een samenwerking tussen de lokale omroep en de regionale krant Tubantia verliep. Hieruit blijkt dat aangegane samenwerkingen geen garantie bieden voor een langjarige toekomst. Enschede en Hengelo blijven samen als 1Twente optrekken. Om vanaf 2022 weer aan te groeien met Twente FM (waarbinnen Wierden, Tubbergen, Dinkelland en Oldenzaal samenwerken).
Ook meer samenwerken met de regionale omroep wordt niet als oplossing gezien. Zo stelt RTV Oost op 13 april 2019 op haar eigen website ‘De regionale omroepen zitten helemaal niet te wachten op streekomroepen met extra organisatielagen. Wat er nodig is zijn extra journalisten. Een professionele organisatie is er al; namelijk de regionale omroep. Wij willen die journalisten graag inzetten op lokaal niveau,’ aldus RTV Oost-directeur Marcel Oude Wesselink. Het klopt dat er op dat moment nog maar weinig betaalde professionele krachten werken bij de lokale omroep. Zelfs in 2023 heeft bijna de helft van de lokale omroepen niet één betaalde redactionele medewerker in dienst, wat een voor waarde is voor de streekomroepvorming. Het wordt een proces waar een lange adem voor nodig is, zoveel is na een aantal jaar wel duidelijk.
Het streekomroep-model wordt bij elk nieuw kabinet opnieuw bediscussieerd. Minister Slob (ChristenUnie) van Mediazaken is in 2017 de nieuwe minister met de nieuwe blik en hij zet juist weer in op verdere samenwerking tussen de lokale en regionale omroepen. Hij stelt, onder druk van de Tweede Kamer weliswaar, vijftien miljoen euro beschikbaar om pilots rondom die samenwerking in te richten. Het is ook bedoeld om de professionaliseringsslag bij de lokalen vlot te trekken. Maar de minister ziet die professionalisering het liefst ontstaan door middel van verregaande samenwerking met de regionale omroep. De Tweede Kamer ziet hierbij juist voordelen voor de (te vormen) streekomroepen.
Enerzijds is het de minister die aanstuurt op versterking van de regionale omroep met lokale netwerken. Anderzijds is er de Tweede Kamer die vaker het perspectief van de lokale omroep kiest, om juist die sterker te maken. De jaren hierna zouden er nog vele samenwerkingen volgen tussen de regionale en lokale omroep, waarbij het steeds de vraag is of het goed is om de twee omroeplagen naast elkaar te laten bestaan of dat die op termijn juist in elkaar moeten opgaan.
De politiek heeft dan nog niet wettelijk geregeld dat de vorming van streekomroepen de weg voor waarts is voor de lokale omroepsector. Dat moet een besluit van de minister worden, anders zijn het slechts vrijblijvende voorstellen van de NLPO. De bespreking van die plannen wordt in de Kamer vaak uitgesteld, mede door de voortijdige val van Rutte IV. De lokale omroep blijft kortom een dossier van vallen en opstaan. Wie de trage afhandeling echter in het perspectief van die geschiedenis bekijkt, ziet wel dat vooral het kabinet-Rutte IV meer aandacht heeft gehad voor de lokale omroep dan alle kabinetten in de bijna 50 jaar daar voor. De lobby en de focus op streekomroepen als middel om lokale journalistiek in leven te houden, heeft na die halve eeuw schipperen, twijfelen, traineren en afhouden toch echt een andere houding in politiek Den Haag opgeleverd.
In maart 2020, als door een golf aan coronabesmettingen de eerste lockdown in Nederland het openbare leven stillegt, is iedereen op z’n eigen huis en eigen omgeving aangewezen. Voor de lokale omroep bij uitstek een kans om de verhalen van dichtbij te brengen. Journalistiek en ‘de media’ worden essentiële beroepen genoemd. De omroepmedewerkers en journalisten mogen dus nog op pad, maar wel met langeafstandsmicrofoons op soms geïmproviseerde bezemstelen geplakt, om op minstens anderhalve meter mensen te inter viewen. Of ze doen dit door het raam van een verzorgingshuis, om mensen die geen visite mogen ontvangen te filmen.
Er is een grote behoefte aan verhalen vanuit de eigen omgeving. Hartver warmende lokale initiatieven worden gedeeld. De vraag om ondersteuning aan mensen die hulp of aandacht hard nodig hebben, wordt uitgezet. Begrafenissen die niet meer bezocht mogen worden door rouwenden, worden via de lokale omroep uitgezonden. En er is nog zoveel meer: liveblogs, gestreamde kerkdiensten, berichten van burgemeesters, inbellende buurtbewoners die
Bezoek delegatie uit Hongarije aan kantoor OLON, vlnr T. Bastiaansen (OLON), E. Naypál en A. Kálmán (Hongaarse afvaardiging lokale omroepen) en H. Manders (secretaris OLON), 1987.
Lokale omroepen in omringende landen. Wat doen wij anders?
Nederland is een Europese pionier in lokale omroepen. We waren een van de eerste; nergens zijn er zoveel lokale omroepen als in Nederland ten opzichte van het aantal inwoners en nergens is het zo goed en breed georganiseerd. Er is ook een opvallend verschil: in Nederland is de lokale publieke omroep een onderdeel van de gehele publieke omroep, samen met de regionale en landelijke omroep. In andere landen staat de lokale omroep los van die publieke laag en is het een eigenstandige ‘community broadcaster ’. Het staat daar naast de publieke en naast de commerciële omroep als de derde laag, letterlijk third sector media genoemd. Daarnaast zie je in andere landen eerder de ontwikkeling naar steeds kleinschaliger community’s gaan, ter wijl in Nederland juist de ontwikkeling naar een schaalvergroting is ingezet met de vorming van streekomroepen.
In het in opdracht van OCW gemaakte Dialogicrapport uit 2009 ‘Streekomroepen in Nederland’ zijn de overeenkomsten zijn de overeenkomsten en verschillen uiteengezet tussen de Nederlandse lokale omroep en die in andere Europese landen.
Het belangrijkste verschil is dat wij de lokale omroep als onderdeel van een publieke omroep zien, waardoor net als bij de regionale en landelijke omroepen het aanbod breed en divers aanbod moet zijn. Dat pluriforme aanbod, met percentages informatieve, culturele en educatieve titels, naast verstrooiing, moet ook nog eens van een ‘kwalitatief hoogstaand niveau’ zijn. Dat gaat in veel landen heel anders. Zo is er in Engeland juist een keus gemaakt om de local communities te bedienen met doelgroepenprogramma’s. In Nederland hadden we in de eerste periode van lokale omroep ook wel programma’s voor specifieke doelgroepen, zoals minderheden of gelovigen. Maar inmiddels wil ook de lokale sector dat deze groepen aangesproken worden door een algemeen programma dat voor de grootste gemene deler is gemaakt. In vrijwel alle landen is lokale omroep bedoeld voor specifieke (doel) groepen, die door andere omroepen niet worden bediend. In Engeland is het zelfs specifiek voor minderheden bedoeld die onvoldoende door de bestaande media worden bereikt. Om van te leren, discussies te ontlokken, mening te leren vormen. De omroep moet een sociaal nut dienen.
Die welzijnsvoorziening heeft Nederland losgelaten, en dit is het meest opvallende verschil tussen lokale media bij ons en in de rest van Europa. We zien die voorziening alleen nog terug bij de open kanalen, meestal in grote steden. Zo is SALTO in Amsterdam een open kanaal, waar partijen die zich juist op specifieke doelgroepen richten zendtijd kunnen aanvragen om te horen en te zien te zijn. Deze zogenaamde toegangsomroep lijkt meer op de buitenlandse benadering van community radio. Met FunX heeft Nederland nóg een unieke uitzondering. Dit kanaal onttrekt zich aan de systematiek van het publieke bestel door zich op één specifieke doelgroep te richten. Het is evengoed niet community radio zoals dat in andere landen wordt gemaakt, want het initiatief kwam niet vanuit de lokale bevolking maar vanuit de overheid en het gaat ook om een publieke omroep.
Met 50 jaar lokale omroep heeft Nederland in Europa de langste traditie. Het is hier bovendien een wijdvertakte sector, door het hele land heen. In veel andere landen zie je maar in beperkte gebieden een lokale omroep ontstaan. Frankrijk, Duitsland en Denemarken hebben ook een redelijk ver ontwikkelde sector lokale media. Maar de financiering en de wettelijke verankering is bij ons veel beter geregeld. We dienen voor deze sector in buurlanden vaak als voorbeeld. In menig buurland is pas vele jaren later gestart met community radio. Zoals in Engeland, waar het pas vanaf 2003 met beleid is ondersteund. Maar in de meeste West-Europese landen zie je het aantal lokale omroepen wel toenemen. Ze zijn juist op kleine gemeenschappen gericht, waar Nederland dus juist grote streken wil gaan bedienen door een schaalvergroting voor de gehele sector in te zetten. Die trend is tegenovergesteld aan wat andere Europese landen doen. Niettemin zijn onze streekomroepen nog steeds kleiner dan vele community-radiozenders elders
hun verdriet delen of hun hartenkreet in de radio-uitzendingen slaken, zwaaiende kinderen voor de ramen van ouderen, fitness-instructies op het gras voor bejaardentehuizen, open rap battles en andere optredens tussen de schuifdeuren en in videocalls, noem maar op. De lokale omroep kan in deze ver warrende tijden de gemeenschap bij elkaar houden. Maar niet iedere lokale omroep is ingericht om in die behoefte te voorzien. Dat kan komen door kwetsbare vrijwilligers of mensen die elders nodig zijn, door een gebrek aan verslaggevers die op pad kunnen of door de lastige taak mensonterende en ellendige verhalen te registreren. Het is ingrijpend en pittig om die taak met een groep vrijwilligers te ver vullen.
Daarnaast vallen veel vaste inkomsten van lokale omroepen weg. De reclame-inkomsten drogen vrijwel geheel op en opbrengsten uit het registreren van evenementen zijn er ook niet. De toch al niet rooskleurige financiële situatie voor de lokale omroep komt extra onder druk te staan. De NLPO rekent voor dat één op de vijf lokale omroepen onder deze omstandigheden zal omvallen. Toch wordt de waarde van de lokale omroep snel onderschreven, ook vanuit de politiek. Er wordt een extra noodfonds opgetuigd, naast de steunmaatregelen die Den Haag voor alle sectoren instelt. Al een maand na de start van de eerste lockdown krijgen 181 lokale omroepen extra financiële steun uit het Tijdelijk
Steunfonds Lokale Informatievoorziening. De hoogte van het bedrag is afhankelijk van het aantal huishoudens dat een lokale omroep bedient. Per huishouden wordt 33 eurocent uitgekeerd. AT5, de lokale omroep van Amsterdam, krijgt met 158.696 euro het meeste geld. Open Rotterdam volgt op plek twee, met 110.290 euro, gevolgd door Stadsomroep Den Haag, goed voor 89.629 euro. In mei 2020 volgt een tweede hulppakket van 24 miljoen euro voor de hele sector. Juist nu is de behoefte aan goede, onafhankelijke en betrouwbare lokale nieuwsvoorziening groot, benadrukt Media-minister Slob. De coronagolf duurt uiteindelijk twee jaar.
DTV Oss/Bernheze/Maashorst is een van de eerste ‘Keurmerk’-omroepen. In de studio van DTV worden in totaal vier edities gemaakt voor twee verschillende streken. DTV Oss-Bernheze en DTV Maashorst voor de streek NoordoostBrabant, en Den Bosch plus de ring Den Bosch voor de streek de Meierij. Daarmee is deze omroep een mooi voorbeeld van hoe verschillende lokale omroepen samen een enorme professionaliseringsslag kunnen maken.
Eric Hor vath, directeur-bestuurder van DTV, vertelt: ‘Wij hebben het geluk gehad dat eind jaren tachtig een aantal mensen in Oss woonden die in Hilversum in de televisie- en radiobusiness werkten. Die namen op vrijdag van hun werk spullen mee naar Oss. Ze hebben een licentie geregeld om uit te zenden via het kabelnet en zijn gewoon begonnen, met een geïmproviseerd studiootje. Er was nog geen Nederland 3, er was geen
SBS, er was geen RTL. Omroep Brabant had ook nog geen tv-zender. Dus het hele aanbod voor de kijker thuis was Nederland 1 en 2, en vanaf toen dus ook die lokale zender. Dat werd in die tijd gemaakt door allemaal jonge gasten met expertise, en die hadden energie, die vonden dat leuk. En ze hebben wel een basis gelegd waardoor mensen keken.’
De kwaliteit was nog niet zo geweldig, zegt Hor vath, maar dat vond niemand erg: ‘De tv-kijker was ook niet veel gewend in die tijd. Dus het was ook helemaal niet erg dat het niet twee keer per dag was, of dat het soms wat amateuristisch was. De beeldkwaliteit van alle zenders was bedroevend.’ De lat ging omhoog toen in de jaren ’90 de commerciële zenders erbij kwamen. Hor vath: ‘Dat zette ook de landelijke publieke zenders ertoe aan om kwaliteitsslagen te maken. Betere decors, betere techniek. En snelheid. Het NOS-Journaal moest concurreren met RTL-Nieuws, dus je kon nieuws niet drie dagen laten liggen. En later kwam het internet erbij, dus er is heel veel in gang gezet.’ Ook voor DTV Oss
Ook de politieke veranderingen in Oss hadden invloed op de lokale omroep: ‘Er bestond bij de lokale politiek in de jaren 90 veel enthousiasme om de hobby van de makers financieel mogelijk te maken. Dus er is in het begin best veel geld gegeven aan de lokale omroep. Maar op een gegeven moment kwam er een ander college dat zei: “Dat kan wel een paar tandjes minder, of ga zelf maar wat centjes uit de markt halen.” Toen
dachten ze: We beginnen met de kabelkrant en we gaan gewoon reclame verkopen. Dat liep op zich redelijk goed. Maar je zag wel dat wat aan subsidie wegviel, niet met die kabelkrant binnen werd gehaald.’
Op dat punt in de geschiedenis kwam Eric Hor vath in beeld, toen nog student Massacommunicatie. Eric vertelt: ‘Ik moest een afstudeerscriptie doen en ik wilde een snel en makkelijk onder werp Ik zat thuis te zappen en ik dacht: Jezus, wat is dat amateuristisch, die lokale televisie! Ik moest iets doen over imago en massamedia. Dus ik heb de voorzitter opgezocht in een boekje waar alle nummers van verenigingen in stonden en gebeld.’ Hor vath mocht onderzoek komen doen. En met de resultaten mocht hij ook zelf aan de slag. Uiteindelijk is hij niet meer weggegaan. ‘Het imago was slecht en er was behoefte aan een dagelijks, professioneel gemaakt televisieprogramma met nieuws uit de omgeving. Een soort tegenpool van het Brabants Dagblad, dat op dat moment nog iedereen las Daar is toen ook op ingezet. Zo zijn we in 1997 begonnen met vijf dagen in de week een dagelijks, kort nieuwsprogramma. We hadden nog geen studio Het waren losse video’s, die met vormgeving ertussen aan elkaar waren “gebumperd”. Journalistiek stond het echt nog in de kinderschoenen, maar wat er die dag in Oss gebeurde, zag je wel ’s avonds op de televisie. Dat nieuwsblok herhaalden we dan 24 uur lang, waarna er weer een nieuwe editie kwam. Zo doen we het tot op de dag van vandaag.’
Voor Eric was nog één ding heel belangrijk: er moest een andere naam komen voor de omroep. ‘Aan de oude naam hing het imago van de omroep die één keer per week een uitzending had, gepresenteerd door een mevrouw die naast een kamerplant zat, met daarin een item van 10 minuten over een expositie ergens, en programma’s voor de kinderen als die vakantie hadden. Van dat imago wilden we af. We wilden juist kort en bondig informeren. Een reclamebureau kwam met een hele trits voorstellen en uiteindelijk heeft het toenmalige bestuur gekozen voor de naam DTV. Het heeft geen betekenis. Mensen dachten: het is de “D” van dagelijks omdat we naar een dagelijkse frequentie gingen, of de “D” van digitaal Want de digitale tv begon toen een beetje op te komen. Of de “‘D” van het Engelse “day”, dus dagelijks. Maar het was gewoon een fantasienaam.’
Binnen de organisatie groeit Hor vath door. Eerst manager, later directeur, en inmiddels directeur-bestuurder. Hij strijdt vooral voor jaarlijks voldoende financiering en een professionele omroep: ‘Mij werd redelijk snel duidelijk dat je een publieke omroep nooit alleen maar commercieel kunt financieren. Je hebt gewoon publiek geld nodig, vanuit de overheid. En dat is ons gelukt, door heel scherp te hebben voor wie we het doen en daar ook succesvol in te zijn. Anders gaan ze je het geld niet geven.
Want die honderd-, tweehonderd- of driehonderdduizend euro kunnen ze ook besteden aan een dierenasiel of aan de nieuwe kantine bij de tennisclub
Dus je moet er echt voor zorgen dat je met een goed verhaal komt. En ik denk dat dat ons al die jaren gelukt is
Wij hebben ook een heldere visie van wat we willen. Namelijk een professio-
nele en strakke omroep. Geen gehobby, geen gepruts. Dat betekent ook dat we afscheid hebben genomen van bepaalde dingen die vrijwilligers deden. Daar zijn we heel strikt in geweest. Ja, er is een rol voor vrijwilligers, maar wel onder de vleugels van de vaste krachten. We hebben dus betaalde collega’s en er is ook ruimte voor bepaalde rollen die vrijwilligers kunnen spelen. Zo groeit DTV Oss verder en zet DTV de professionalisering door: ‘Er werkten hier rond 2000 zo’n acht tot tien man, fulltime We maakten elke dag steady die uitzendingen. Radio deed het ook prima. We begonnen met dat internet dat toen opkwam. Maar we hadden geen avonddiensten, geen weekenddiensten. Dat is natuurlijk geen professionele bedrijfsvoering, en past ook niet meer bij de tijd waarin de smartphone opkwam en je in de broekzak van de mensen zat. Die checken ’s morgens bij
Linkerpagina
226 | 50 jaar lokale omroep | Het Verhaal van Lokaal
het opstaan als eerste hun telefoon en willen weten wat er die nacht is gebeurd.
Dus wij hadden al redelijk snel door dat we in de regio moesten gaan uitbreiden. Toen kwam eerst buurgemeente Bernheze om de hoek kijken. Een aantal jaren later viel de omroep van Den Bosch om, en na drie jaar hebben wij die licentie gekregen. En in Uden hebben ze ons gevraagd het over te nemen. Nu hebben we vier deelredacties die samen de nieuwsredactie van DTV Nieuws vormen. DTV Nieuws is de overkoepelende naam, zo heet het overal. We hebben nu drie eigen tv-kanalen. Ook leveren we dus de vierde editie aan, en die wordt uitgezonden op de tv-kanalen van die drie kleinere omroepen rond Den Bosch. Maar met z’n allen wel met maar één directeur, één hoofdredacteur, één fulltimer die zich met techniek en ICT bezighoudt, één community manager, één gezamenlijke bureauredacteur en één gezamenlijke socialmediaredacteur. We hebben nu dertig
mensen op de loonlijst, bijna allemaal fulltime. Ik vermoed dat we de komende jaren nog naar een man of veertig zullen groeien.’
Schaalvergroting betekent volgens Hor vath vooral meer budget. Hor vath: ‘Als jij met vijf omroepen in één streek zit en je hebt allemaal een begroting van 50.000 euro, dan had je tot nu toe nul mensen op je begroting staan. Want die 50.000 euro ben je al kwijt aan de huur en aan gas, water en licht. Maar als je vijf omroepen bij elkaar veegt, heb je samen twee en een halve ton. Daar kun je wel twee of drie mensen voor aannemen die jouw omroep naar een ander level brengen.’
Een lokale omroep is geen hobbyclub meer, betoogt Hor vath. ‘Waar we nu naartoe willen is dat er een professionaliseringsslag komt. Er gaat meer geld komen, er komen hogere eisen om überhaupt die licenties weer te krijgen. Dus dat beeld van die kneuterige,
goedbedoelende en enthousiaste vrijwilligers, die toch niet altijd met de hoogst mogelijke kwaliteit komen, dat beeld zal de komende jaren drastisch worden bijgesteld.’ Op de vraag of dat niet ten koste gaat van de gezelligheid, de binding met de samenleving en de hobbyplek voor de vrijwilligers, is Hor vath beslist: ‘Nee, dat is zo’n beeld waar ik tegen moet vechten. Die jongen die in de studio hiernaast nu drie uur radio maakt, doet dat vrijwillig. Die heeft bepaalde mogelijkheden, maar ook wat onmogelijkheden waardoor hij niet in een betaalde functie kan werken. Hij kan thuis zitten, maar kan ook hier komen werken, onder de mensen komen, gewaardeerd worden. Wij zijn blij met hem. En hij heeft het hier gezellig. We hebben in de zomer een barbecue, en verder een kerstontbijt en een nieuwjaarsreceptie. We gaan met elkaar een paar keer per jaar bowlen. Met Sinterklaas krijgt iedereen een chocoladeletter of weet ik veel wat. Dus niet gezellig? Wat een onzin!’
Eric Horvath als voorzitter College van Omroepen aanwezig bij ondertekening alliantie RPO en NLPO, februari 2024. Foto: Nathan Reids.
Volgende pagina
Huidige situatie DTV.
Burgemeester Gilbert
Isabelle wordt geïnterviewd door reporter Arthur Vierboom (met mondkapje) voor het gemeentehuis van Houten.
Er volgen dus ook nog meerdere steunfondsen, om deze lange periode te overbruggen. Uiteindelijk valt deze jaren niet één lokale omroep om; ze blijven allemaal bestaan.
Gevaren voor de journalist(iek)
De twee coronajaren maken ook een ander sentiment los bij een deel van de bevolking. Door de onzekere situatie in de samenleving gaan deze mensen ‘vragen stellen’ bij nieuws dat toch echt onafhankelijk tot stand is gekomen en dus is gecheckt en op meerdere bronnen is gebaseerd. Betrouwbare nieuwsmerken lopen in deze periode veel schade op omdat dit deel van de bevolking de berichtgeving niet meer wil vertrouwen. Ze zoeken online hun eigen waarheid op, op plekken waar ze hun wantrouwen bevestigd zien worden. De overheid wordt minder geloofd, de maatregelen tegen corona in twijfel getrokken en er komen zelfs complottheorieën die stellen dat de overheid corona bewust inzet om de burgers te knechten. In de missie van de overheid spelen de media volgens deze groep een kwalijke rol. Die zouden speelbal zijn van die
overheid door ‘propaganda’ te brengen alsof het nieuws is. De partij die de overheidsmaatregel meldt in haar nieuwsuitingen, is nu zelf niet meer te vertrouwen. Merken als de NOS en de hele landelijke ‘linkse, woke’ publieke omroep lopen veel averij op. Hoewel het maar een kleine minderheid is die dit wantrouwen opbouwt, is het online wel een luidruchtige groep die veel aandacht trekt. De polarisatie in de samenleving trekt diepe sporen, mensen moeten voor of tegen de coronamaatregelen zijn, voor nuance is geen ruimte meer.
Toch wordt de lokale en regionale omroep dat minder aangerekend. Deze omroepen staan dichter bij de inwoners en hebben lang zo sterk niet het imago gekleurd te zijn en ‘overheidspropaganda’ te delen. Hoewel ook hier sprake is van agressie gericht op voornamelijk regionale omroepmedewerkers. In 2021 haalt bijvoorbeeld Omroep Brabant zijn logo’s van auto’s van verslaggevers, omdat boze burgers de busjes aanvallen. Uiteraard hanteren regionale en lokale journalisten dezelfde onafhankelijke onderzoeks-
methoden om een verhaal te brengen, dus je zou dezelfde afkeuring ver wachten van boze burgers Toch lijken omroepen die dicht bij een eigen streek staan net iets vaker het perspectief te kiezen van de ‘gewone’ inwoners. Zoals ook bij boerenprotesten de jaren erna er wat meer ruimte lijkt voor de klachten van de boeren bij lokale en regionale media dan bij landelijke omroepen. Het gemeenschapsgevoel is er sterker, ook omdat de omroep van dichtbij de verhalen van de straat meebrengen naar de raad. Hierdoor weet de gemeente wat er leeft onder de bewoners en hoe haar beleid in de praktijk wordt ontvangen. De communicatie gaat beide kanten op, er worden niet alleen verhalen van gewone mensen gehaald. Ook relevant is dat, in vergelijking met landelijke media, lokale en regionale omroepen meer laagopgeleiden en in stedelijke gebieden mensen met een nietwesterse achtergrond bereiken. De lokale en regionale omroep kan zo het imago van de publieke omroep als geheel opkrikken. De verbindende lokale omroep bewijst hiermee steeds meer zijn bestaansrecht.
Samenwerking met NOS en regionale omroep
Aan het begin van de coronaperiode is net een traject gestart om de ‘witte vlekken’ te bedienen. Witte vlekken zijn gebieden waar weinig of geen lokale journalistiek wordt bedreven, bijvoorbeeld omdat er geen lokale krant meer uitkomt. Als de plaatselijke politiek niet meer kritisch kan worden gevolgd, leidt dat tot verschraling. Bijna de helft van de bevolking woont in kleine Nederlandse gemeenten, met minder dan 50.000 inwoners Driekwart van die gemeenten loopt het risico uiteindelijk geen lokale krant of omroep meer te hebben waar budget is voor journalisten. Daardoor vormen deze witte vlekken een reële bedreiging dat de locals niet meer onafhankelijk kunnen worden geïnformeerd.
Met overheidssubsidie worden door zeven regionale omroepen journalisten geplaatst op plekken waar het media-aanbod verschraald is
De aangenomen journalisten komen te werken bij een lokale omroep, maar zijn in dienst van en worden begeleid door een regionale omroep ‘Die lokale omroepen hoefden nog geen journalistieke infrastructuur te hebben, maar moesten dit wel willen,’ legt projectleider Allard Berends, tevens directeur/ hoofdredacteur van Omroep Flevoland, namens de zeven omroepen uit. ‘De regionale omroepen zijn journalistiek verantwoordelijk.’ Het hele traject is dan ook vooral een regionale omroepwens; zij kregen de subsidie en de lokale omroep zelf had er maar amper voordeel van.
Bij een tussentijds rapport over het effect van deze samenwerking blijkt vooral dat door corona het aantal nieuwsberichten en achtergrondverhalen in deze maanden fors toeneemt. Uit gesprekken met de pilotomroepen komt steevast naar voren dat zij dit niet hadden kunnen doen
Naam: Simone Sprong
Functie: Oprichter/Programmamaker bij Radio
Club-ParadiseFM
Startdatum bij de omroep: 01-03-2003
We belandden ’s nachts bij bekende Surinamers en Antillianen om hun reacties te horen en leuke vragen te stellen. Het ongeloof van de gasten toen ze direct in de uitzending kwamen, zorgde voor fantastische radio. Bovendien hadden we voor onze achterban reporters in verschillende landen met wekelijkse columns, van Suriname en Curaçao tot Amerika en India. Onze hele programmering was gericht op het enthousiasmeren van luisteraars; in een wereld vol ellende wilden we wat licht brengen. Het is jammer dat lokale radio, die informatie biedt waar de overheid of andere instanties niet kunnen komen, geen betaalde activiteit is Anders hadden we zeker deze succesvolle formule voortgezet. Uiteindelijk heeft Radio Club-ParadiseFM tot 2017 prachtige radioprogramma’s geproduceerd.
Sven Keizer en Harm Weistra zijn respectievelijk directeur en hoofdredacteur bij RTV NOF, de lokale omroep voor Noordoost-Friesland. De twee mannen leerden elkaar kennen bij de lokale omroep in Dokkum, een voorloper van RTV NOF. Harm begon als zeventienjarige als sportverslaggever en Sven was op dat moment technicus Beiden raken besmet met het radiovirus en ze maken er hun beroep van. Harm: ‘Tot afgelopen jaar werkte ik bij Omrop Fr yslân als verslaggever, presentator en dj. Als alles eigenlijk.’ En Sven ging naar RadioNL en Waterstad FM. Hij was hoofd techniek bij meerdere radiomerken. Als liefhebbers van radio en muziek begonnen ze bij een piratenzender. Bij de lokale omroep bleven ze ‘koffielid’, vertelt Harm: ‘We waren nog wel lid, maar we deden eigenlijk niks meer.’ Op een mooie dag ontmoeten de twee radiogekken elkaar bij RTV NOF, net
toen het een ‘grote organisatorische bende was’ bij de omroep.
Harm: ‘Ik had van de vrijwilligers de vraag “Help ons, want het komt niet goed” gekregen. Misschien waren we in een dronken bui?’ ‘Nee nee,’ corrigeert Sven: ‘Niet in een dronken bui! We zaten gewoon gezellig te borrelen. Toen hadden we het hierover en hadden we het gevoel dat we iets moesten doen! Anders zou de lokale omroep straks weg zijn.’ Harm voegt toe: ‘Ik dacht: we moeten er nu in stappen, maar dan doen we het wel zoals wij het willen. En dan moest jij, Sven, mee, want ik ging het niet alleen doen.’ Sven knikt: ‘En een dag later zeiden we: “Nou, dan moeten we het maar doen.”’
De twee mannen troffen zestig vrijwilligers aan die heel fanatiek bezig waren. Harm: ‘Maar ook zagen we een organi-
satie die compleet op z’n gat lag. Dus hebben wij bestuursleden gezocht die zich betrokken voelden bij de regio.’ Sven: ‘Zelf zijn we niet in het bestuur gegaan, want wij wilden de organisatie optuigen. Harm deed de inhoud, ik de techniek en de financiële administratie en dat soort dingen. En datzelfde jaar zijn we van een schuld van 30.000 euro naar een positief resultaat gegaan!’
Naast het radio maken blijken Sven en Harm allebei een passie te hebben voor de organisatiestructuur van ( lokale) omroepen. ‘We gingen altijd naar de NLPO-bijeenkomsten, de OLON toen nog. We zagen ook wel het nut in van streekvorming en grotere gebieden bedienen.’ Sven: ‘We waren bij elke bijeenkomst, en gingen daar positief mee verder. En we deden aan zoveel mogelijk pilotprojecten mee.’ Harm: ‘We waren enthousiast over elke kans, of lieten ons enthousiast maken.’ Sven voegt toe: ‘En we namen het als een soort adviseur mee naar het bestuur Dan gingen we er samen een plan voor bedenken. En op een gegeven moment rolden alle balletjes de goede kant op.’
Die positieve houding leverde geld op ‘Ja, dat was natuurlijk ook best wel even een schok. In een organisatie waar toen 120 vrijwilligers zaten, kregen we ineens betaalde krachten.’ Harm: ‘Er was een pilot voor professionalisering van twintig lokale omroepen. We mochten het een jaar lang aankijken: wat gebeurt er als we drie mensen betaald inzetten?’ Zo rolt RTV NOF van het ene project naar het andere en ontwikkelt zich tot een succesvolle streekomroep die
gebruikmaakt van iedere mogelijkheid die Sven en Harm voorbij zien komen. Sven: ‘Zoals het wittevlekkenproject, met Omrop Fr yslân. Daar werkte Harm nog, dus we hadden al contacten. Regionale omroepen mochten een samenwerking met een lokale omroep opzetten.’
Maar toen het plan kwam om RTV NOF bij Leeuwarden en de Waddeneilanden te voegen, krabde het tweetal zich achter de oren. Harm: ‘Wij hebben direct tegen de betrokken gemeenten gezegd: “Dit moet niet doorgaan.” Dan zouden we een klein onderdeel van Omroep Leeuwarden zijn geworden. Dat had nooit gewerkt want in Leeuwarden heerst een hele andere mentaliteit.’ Harm: ‘We zitten in de Friese Wâlden. Dat is een beetje het Texas van Fr yslân. Ze zijn hier echt anders dan de rest van Friesland. Het is het armste gebied van de provincie Mensen zijn wars van de overheid. Ze staan ver van Den Haag af. Mensen redden zichzelf, maar als ze je eenmaal in hun hart hebben gesloten dan is het goud. Grote mond, klein hartje.’
Met RTV NOF lukt het om de Friezen in het Noordoosten aan te spreken. ‘Het is een kwestie van dicht bij de mensen blijven,’ zegt Harm: ‘Wij hebben een samenwerking met Omrop Fr yslân, en onze NOF-onder werpen scoren bij hen het hoogst. Dat zijn de persoonlijke, human-interestverhalen.’ Harm weet nog wel een voorbeeld. ‘In de eerste week van de oorlog in Gaza hadden wij een man die elke ochtend de twaalf eendjes voor zijn deur voerde. Dat is helemaal viral gegaan. Dat soort items maken dat we de lokale omroep zijn.’ Sven: ‘Maar we volgen ook de politiek. We zitten ook bij de vier gemeenteraden om te horen wat daar gebeurt.’
Naast de ‘gewone programmering’ blinkt RTV NOF uit in speciale uitzendingen. Harm: ‘De Admiraliteitsdagen zijn het grootste evenement hier. De wat rijkere ondernemers van Dokkum hebben ooit gezegd: “We moeten hier een feest hebben. Met grote hoofdacts: Di-rect en Miss Montreal en alles.” Ze hadden schermen naast het podium, en daar moesten beelden op. “Bel de NOF maar,” zeiden ze. Wij zijn daar wildenthousiast heen gegaan met allemaal vrijwilligers.’ Sven: ‘Dat hebben we live op tv gebracht, hè!’ Harm: ‘Ja. En nu zenden we ieder jaar drie dagen lang dat festival uit. Dat wordt vanuit de hele wereld bekeken. Inmiddels doen we dat ook met goede apparatuur, maar het eerste jaar knoopten we alles aan elkaar wat we hadden. Omdat we dat leuk vonden. Maar wij zijn ook met dat evenement meegegroeid. Daarbij kunnen we niet meer terug. Als wij daar niet uitzenden, hebben we een groot probleem. De regionale omroep doet het niet, want dan moeten ze ook de Sneekweek doen, en ook Bolsward en de Visserijdagen in Harlingen. Ze hebben ons dus nodig. Maar we krijgen wel een regiewagen mee, en ze ondersteunen ons.’
Allereerste radiostudio van LONOF (voorloper RTV NOF) in Dokkum, vanuit een trailer
Linkerpagina
Sven Keizer (directeur) en Harm Weistra (hoofdredacteur), RTV NOF.
De twee mannen zijn nog trouw aan hun piratenverleden. De laatste twee weken van het jaar maakt RTV NOF een marathonuitzending, veertien dagen lang. Sven: ‘Dat deden de Vrije Piraten eerst illegaal. Maar op een gegeven moment werd dat zo ingewikkeld, met het uit de lucht halen van de vrije piraten. Dat is nu een programma geworden van RTV NOF: het Piratenfestival. Hele volksstammen hier zijn daarmee bezig.’ Harm: ‘Op oudjaarsdag is hier carbidschieten. En op al die velden staat RTV NOF aan. Niemand luistert naar de Top 2000. Het Piratenfestival is een fenomeen.’ Sven: ‘Dat gaat al 25 jaar zo. Het is een vriendenploeg van jongens die dan radio maken. Timmerlieden, bouwvakkers, werknemers van een installatiebedrijf. Allemaal mensen uit dit gebied.’
Sinds kort is RTV NOF een betaalde baan voor Sven en Harm. Weer dankzij een project. Harm werkt naast RTV NOF nog als freelancer voor Omrop Fr yslân. Sven komt ook nog één dag in de week bij zijn oude werkgever. Maar als het even kan, zijn ze bij RTV NOF. Sven: ‘Dit hebben we opgebouwd. Ik woon hier in dezelfde straat. Het is prachtig om directeur te zijn van dit bedrijf. Met 140 vrijwilligers, 10 betaalde krachten, met alle verschillende potjes en de samenwerking met Omrop Fr yslân. Een heel leuke uitdaging!’
zonder de extra handen die door deze samenwerking mogelijk gemaakt zijn. Het “wittevlekkenplan” levert al binnen enkele maanden tijd meer dan 700 items op, waar van er ruim 450 ook bij regionale omroepen zijn meegenomen en tien landelijk bij de NOS. Zo heeft een item van streekomroep 1Twente over misstanden rond coronatesten in het uitgaansleven geleid tot items bij RTV Oost en de NOS en zelfs tot Kamer vragen. Berends zegt in 2021 hierover tegen de RPO: ‘Dit is een fantastisch project dat we moeten doorzetten. Zo kunnen we het uitkleden van de lokale journalistiek stoppen. We kunnen het juist weer op poten zetten. Lokale journalisten aan het werk krijgen en aan het werk houden.’
Pilot Versterking Lokale Journalistiek
Onder het beleid van minister Slob volgen nog meer projecten om de samenwerking tussen de drie publieke omroeplagen te bevorderen. Voor een nieuw project wordt drie jaar geld vrijgemaakt om extra journalisten bij de lokale, regionale en landelijke omroep in te zetten. Ruim zestig journalisten kwamen zo in dienst bij de NOS en worden ondergebracht bij lokale en regionale omroepen, met als doel de lokale journalistiek te versterken en verhalen uit te wisselen. Zowel de NLPO als de Raad voor Cultuur en de Raad voor
het Openbaar Bestuur maken zich zorgen over de tijdelijkheid van al deze initiatieven en bepleiten prompt een structurele investering van 21 miljoen per jaar voor de lokale omroep Marc Visch van de NLPO zegt: ‘Een financieel gezonde lokale omroep maakt immers duurzame samenwerking en uitwisseling mogelijk met de regionale en landelijke publieke omroep.’
De pilot Versterking Lokale Journalistiek start in 2021 en heeft een looptijd van drie jaar. Bij sommige regionale omroepen worden de extra handen vooral gezien als een makkelijke, tijdelijke uitbreiding van de lokaal gestationeerde krachten die toch al verdeeld over de provincie vanuit eigen huis werken. Een extra journalist met camera en laptop in elke streek neerzetten om de regionale omroep van extra content te voorzien, dát is handig. De bereidheid om deze verhalen te delen met de lokale omroepen in de provincie gaat echter niet overal van harte. De bijdragen die de lokale verslaggevers en presentatoren maken, halen ook lang niet altijd de regionale of landelijke uitzendingen.
Onderzoeksjournalistiek heeft wel baat bij de extra menskracht. En er worden veel meer berichten en verhalen voor in de app of voor de eigen nieuwssite of sociale media van de deelnemende omroepen gedeeld en uitgewisseld.
Illustratie van het Project Versterking Lokale Journalistiek met NLPO, RPO en NOS
Maar als het om berichten gaat die zowel op de lokale als op de regionale nieuwssite terechtkomen, is het niet echt winst te noemen. De NLPO ziet liever dat er iets wordt toegevoegd aan die gedeelde berichten: verrijking van het gedeelde nieuws
De samenwerking van de lokale omroepmedewerkers met de regionale en landelijke collega’s stimuleert vooral de kleinere omroepen, maar ook de lokale omroepen die journalistiek bezig willen zijn en zich opmaken voor de omvorming naar een streekomroep (of dat al zijn). Een onderzoek uit 2023 naar de successen en tegenvallers van de drie jaar Versterking Lokale Journalistiek stelt dat de pilot alleen succesvol is als er structureel geld voor wordt vrijgemaakt, omdat de samenwerking anders weer zal afnemen of ophoudt. Vooral lokale projectleiders
Naam: Ehwald Rietveldt
Functie: Eindredacteur Radio bij WEEFF
Startdatum bij de omroep: 01-09-2008
Ik mocht ooit een keer de start van een wieler wedstrijd verslaan. De start begon met een boottocht van Enkhuizen naar Stavoren in Friesland. Het plan was simpel: ik zou even aan boord gaan om vlak voor vertrek wat wielrenners te inter viewen en ver volgens weer van boord gaan. Maar ter wijl ik live op de radio mijn beste inter view ooit voerde, hoorde ik plotseling een van de deelnemers uitroepen: ‘Hé, de boot vertrekt!’ Ik was meteen in paniek en rende zo snel als ik kon naar de boeg, klauterde over een smalle richel naar voren en stapte net op tijd aan wal.
Natuurlijk was dit hele avontuur live te horen op de radio. Ik geloof dat het de eerste keer was dat er zoveel gevloek te horen was op onze zender
twijfelen of er voldoende middelen zullen zijn om mensen vrij te spelen voor de gaten die vallen als de financiering ophoudt. Gezien de beperkte financiële ruimte bij veel lokale omroepen kunnen zij dit niet zonder financiële steun volhouden. Gelijkwaardigheid en wederkerigheid is de enige manier waarop zo’n samenwerking structureel een succes kan worden. Een meerderheid van de medewerkers zonder journalistieke achtergrond heeft door dit project een betaalde baan in de journalistiek bemachtigd. Voor hen was het project een prachtige kans zich te ontwikkelen in de ( lokale) journalistiek. Als ze vertrekken bij de lokale omroep waar ze vandaan komen, is de winst wel alleen voor de journalist zelf. Aan de vorm van de samenwerking tussen de lokale, regionale en landelijke omroep moet kortom de komende jaren nog flink worden gesleuteld.
Yael de Haan tijdens het NLPO Congres ‘Het Verhaal van Lokaal’, 24 november 2022.
Yael de Haan, hoogleraar Lokale Publieke Omroep
Bij de Rijksuniversiteit Groningen wordt in 2021 de leerstoel Lokale Publieke Omroep geïnstalleerd. Yael de Haan wordt de bijzonder hoogleraar die deze leerstoel voor vier jaar invult. Ze krijgt de eer via vele onderzoeken de waarde van de hele sector van de lokale omroep in de huidige samenleving te onderzoeken. ‘We hebben gemerkt dat er in Nederland bijna geen onderzoek wordt gedaan naar lokale publieke omroepen,’ stelt Marc Visch, directeur-bestuurder bij de NLPO De nieuwe leerstoel wordt bekostigd door de NLPO. Het geld komt niet van de armlastige lokale omroepen die dit gezamenlijk ophoesten; het is een erfenis uit de OLON-tijd. Uit het potje dat na de opheffing in 2020 overbleef wordt de leerstoel betaald.
Een jaar na haar start reflecteert Yael op de ontwikkelingen bij de omvorming tot streekomroepen: ‘Gemeenschapszin zou een van de belangrijkste factoren moeten zijn om de lokale omroep tot een succes te maken. Ik bedoel daarmee dat je echt mensen bereikt en erbij
betrekt. Bij RTV NOF en bij OOG doen ze dat goed, daar bedienen en vormen ze een community. Zo werkt OOG met een panel en organiseren ze geregeld bijeenkomsten in de stad Groningen. Dat hoeft niet eens tot een radio- of tvprogramma of online producties te leiden. Maar door zoiets te doen, speel je een rol in de lokale samenleving. Daar moet nog meer aandacht voor komen, ook bij de vorming van streekomroepen.
Veel omroepen zijn bezig zich verder te professionaliseren. Maar het aantal journalisten in dienst bepaalt niet hoeveel gemeenschapszin je losmaakt. Mensen moeten de lokale omroep weer terugvinden. Dat is al lastig genoeg, want onderzoek onder het publiek laat zien dat inwoners van allerlei plekken lokaal nieuws halen. Uit een buurt-app, op social media, uit de lokale stadskrant, noem maar op. Ze maken amper onderscheid tussen journalistiek, nieuws en andere informatie. Ze hechten wel waarde aan nieuws dat vertrouwd is, dat gaat over de eigen gemeenschap en waar ze ook een rol in kunnen spelen. Mensen willen niet alleen weten wat er speelt, maar vooral ook hoe dat leeft in de gemeenschap. Ze willen daarover ook met elkaar in gesprek. Het is niet voor niets dat lokale Facebookgroepen zo populair zijn. Ondanks dat mensen weten dat het niet betrouwbaar is, krijgen ze wel een gevoel van gemeenschap via deze online groepen. Lokale omroepen zouden deze rol verder op kunnen pakken. Maar dan als een betrouwbare gesprekspartner, waar je van op aan kan.’
Eindelijk onafhankelijke financiering
Vanaf 2027 wordt de lokale omroep niet alleen bekostigd door de gemeente maar vooral door het Rijk. In de toekomst zal het ministerie van OCW de plaatselijke streekomroepen financieren. En daarmee is na een halve eeuw lokale
omroep eindelijk de tegenstrijdige constructie afgeschaft dat het gemeentebestuur, dat je als lokale omroep kritisch moet volgen en waar je onafhankelijk over moet kunnen berichten, niet meer dezelfde partij is die de omroep voedt. De per gemeente wisselende bereidheid om iets te
willen uitgeven aan een lokale omroep is dan ook verleden tijd. Overigens blijft de gemeente in de toekomst waarschijnlijk wel bijdragen aan publieke lokale media maar zijn die niet langer afhankelijkheid van de gemeente. De VNG wil graag dat gemeenten kunnen blijven bijdragen omdat ze de relatie met de vrijwilligers bij de omroep koestert en hen een warm hart toedraagt. Bovendien vindt de VNG het idee dat hun financiële bijdrage aan de lokale omroep een manier is om invloed te kopen op de journalistieke afwegingen, onterecht. Bij de te vormen streekomroepen is dit via een redactiestatuut onmogelijk gemaakt, dus als dit probleem al ergens speelt, houdt het op te bestaan.
De te vormen streekomroepen is ook voor de landelijke politiek het toekomstbeeld voor de sector, een voor waarde zelfs voor financiering vanuit Den Haag. Volgens het ministerie van OCW is het niet realistisch alle 240 bestaande lokale omroepen in stand te houden. ‘Schaalvergroting is onontkoombaar om te komen tot die professionele, onafhankelijke en financieel gezonde omroep,’ zegt het ministerie. Vanaf
2027 komt het Rijk met een structurele bijdrage aan de lokale omroep voor het aannemen van journalisten en om meer professionele producties mogelijk te maken. Er worden dan wel zwaardere kwaliteitseisen aan de te vormen streekomroepen gesteld.
Nieuwe professionaliseringsslag
Tot de wijzigingen voor de lokale omroep in 2027 ingaan, wordt een in 2022 gestarte tijdelijke regeling opengesteld via het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek (SVDJ): de regeling Professionalisering Lokale Publieke Media-instellingen Hier zit een jaarlijkse subsidie van 250.000 euro per streekomroep aan vast, bedoeld om verder te professionaliseren door het in dienst nemen of inhuren van professionals. Van die regeling maken in 2023 al 23 streekomroepen gebruik, en voor 2024 zijn er 38 te vormen streekomroepen die voor subsidie in aanmerking komen. De bedoeling is deze regeling elk jaar uit te breiden met een paar omroepen, zodat de sector in stapjes steeds dichter bij het einddoel komt: een geprofessionaliseerde derde omroeplaag in Nederland.
Staatssecretaris Uslu, onder wier bewind het voorstel voor de stelselwijziging tot stand kwam, op bezoek op bij RTV NOF, 6 april 2022.
Omroep Venlo is de omroep die het vaakst de titel kreeg van ‘Lokale Omroep van het Jaar ’. De programma’s en de documentaires van Omroep Venlo doen het al jaren goed. Verschillende producties hebben ook landelijk de aandacht getrokken. De politiek vindt de lokale omroep relevant, de waardering van de inwoners van Venlo is hoog. Wat is toch de succesformule van Omroep Venlo?
Directeur-bestuurder Evert Cuijpers heeft daar wel ideeën bij: ‘Er zijn best veel omroepen die ons opbellen en vragen: “Mogen we een keertje komen kijken?” Dat staan we heel graag toe. Maar dan probeer ik daarbij wel te zeggen: “Denk niet dat je dan terug de auto in gaat met ‘Het Geheim’ van de Omroep Venlo op zak.” Want wij hebben iets opgebouwd waar we zeker veertig, of wel vijftig jaar geleden mee zijn begonnen. Het is vooral heel hard
werken. En we zijn altijd blijven bouwen aan de omroep.’ Dat haal je niet zomaar even in, wil Cuijpers maar zeggen.
Volgens de directeur zijn er twee belangrijke gebeurtenissen geweest die Omroep Venlo, aanvankelijk Stads-tv Venlo geheten, op de kaart hebben gezet. ‘Dat waren de overstromingen van de Maas in de jaren ’90, toen de omroep extra programma’s uitzond en cameramensen in bootjes door de straten gingen. En dat was de rechtszaak tegen de Bende van Venlo. Die maakte heel veel indruk op de maatschappij hier. Toen hadden we iedere dag een speciale uitzending en dat zette de omroep in één keer neer. En omdat internet nog uitgevonden moest worden, was je altijd de krant voor. De impact van tv was heel erg groot. Gelukkig is dat hier nog altijd zo.’
Er is nog een reden voor de aantrekkingskracht van de lokale omroep op de inwoners van Venlo. Cuijpers: ‘De Venlonaren zijn heel erg trots op hun culturele identiteit. Dan is het natuurlijk wel een geschenk dat we zoiets hebben als carnaval, wat we hier “vastelaovend” noemen. Wij vinden ook dat we gewoon de hoofdstad van vastelaovend zijn, haha. Het carnavalsgebeuren, daar zijn we altijd live bij. Dat heeft ons ook groot gemaakt. Wij zeggen weleens: “Als de gemeente nu zou stoppen met de subsidie richting de omroep, staan de bussen al klaar en gaan de mensen meteen richting Malieveld.” Dat is een grap, maar de betrokkenheid is echt ontzettend groot. We zijn net begonnen met een opiniepanel. We zagen al na één dag dat 700 mensen zich aangemeld hadden. Ter wijl we statistisch gezien er maar 400 nodig hebben.’
De formule voor succes bestaat uit veel variabelen, denk Evert. ‘Tja, waar zit ’m dat succes nou precies in? Ik denk dat we hele betrokken medewerkers hebben die ook constant met journalistiek en op inhoud het verschil willen maken. We beredeneren altijd, wat wil onze doelgroep zien? Wat vindt tante Annie van de Emmastraat belangrijk? En we zijn er eigenlijk heilig van overtuigd dat journalistiek juist op lokale schaal een voor waarde is voor de werking van een democratie zoals we die in de westerse beschaving met elkaar gedefinieerd hebben.’
De gemeente Venlo laat ook merken dat ze de omroep waardeert door wat ze er financieel voor overheeft, vertelt Cuijpers. ‘Wij krijgen van de gemeente Venlo vele malen meer dan het richtsnoerbedrag. Dat hogere bedrag staat ook voor de komende jaren in potlood
in de begrotingen, maar we moeten het wel waarmaken. Van onze begroting van 1,2 miljoen komt ongeveer 270.000 euro van de gemeente Venlo. De rest verdienen we met reclames, en ook wel met programma’s die we maken in opdracht van anderen. Ik ben er van overtuigd dat er voor goede plannen altijd geld is. Als het maar een meerwaarde heeft voor Venlo. We doen ook veel dingen met bijvoorbeeld de bibliotheek, of met het Taalhuis, of met organisaties in het sociale domein. Bijvoorbeeld toen duidelijk werd dat de laaggeletterdheid in Venlo heel groot is. Maar liefst 24 procent van de bevolking is hier laaggeletterd. Toen hebben we met de bibliotheek en Het Taalhuis een serie ontwikkeld. Met onder andere ambassadeurs die al in taallessen zaten en met hele mooie verhalen kwamen. De NOS merkte dat op, die waren bezig met experimenten om het NOS Journaal langzamer en met begrijpelijkere taal te presenteren. Wij konden het koppelen aan die serie van laaggeletterdheid. Toen hebben wij met de NOS en de bibliotheek een soort symposiumpje georganiseerd voor laaggeletterden en hun partners.’ Zo wil Omroep Venlo naast de gewone uitzendingen ook maatschappelijk van betekenis zijn.
Voor een goede lokale omroep heb je ook goede mensen nodig. En een goede, duidelijke structuur, weet Cuijpers. Dus niet met dubbele petten meerdere rollen spelen, bijvoorbeeld. Cuijpers: ‘Ze wilden mij aannemen als directeur/ hoofdredacteur. Dat wilde ik niet om twee redenen: Allereerst heb ik zelf de opleiding journalistiek niet genoten. Ten tweede: Ik kan mijn rol nooit zuiver spelen. Stel dat ik als directeur en inmiddels als directeur/bestuurder met de wethouder of de burgemeester in
gesprek ben omdat ik vind dat de gemeente meer van onze omroep zou moeten bekostigen. En dat wij net een item hebben gehad dat die wethouder niet zo van pas komt. Dan is het heel duidelijk dat ik niet degene ben die daarover kan gaan.’
Omroep Venlo is niet alleen laagdrempelig naar het publiek, maar ook naar de medewerkers. ‘Steek energie in mensen. Geef ze water en ze gaan bloeien!’ zegt Cuijpers. ‘Wat ik super tof vind is dat de School voor Journalistiek hun, naar mijn mening, beste leerlingen als stagiairs onze kant op sturen. Die vinden het hier altijd ontzettend tof. Ik denk dat er ongeveer zes of zeven mensen die hier nu in vaste loondienst zijn, ooit als stagiair zijn binnengekomen. Ze komen heel erg graag terug.’ Vaak wordt de lokale omroep als een opstapje gezien voor een carrière elders, maar het kan ook andersom. Cuijpers: “Wij hebben Harr y. Die werkte jaren voor een dagblad, werd daar gezien als kroonprins voor het hoofdredacteurschap. Hij belde ons: ‘Ik krijg steeds meer managementtaken maar ik wil gewoon met lokale journalistiek bezig zijn.” Dat is het mooiste wat er is. Je kunt nergens dichter bij de mensen staan dan daar Mag ik bij jullie komen werken?’
Voor wie Omroep Venlo wel duidelijk een springplank was, was Antoin
Peeters, nieuwslezer bij RTL. Evert Cuijpers was nog maar kort bij de omroep, toen Venlo in rep en roer was vanwege de Bende van Venlo. ‘Dat was een hele bijzondere case. Het was een groep individuen die verdacht werden van het plegen van zeven moorden. Het meest spraakmakend was het geval van een ouder echtpaar bij wie in carnavalstijd werd ingebroken. Die mensen zijn vermoord en in de kelder lag een groot geldbedrag, dat meegenomen zou zijn. Daar is die bende voor veroordeeld. We hadden een superklein team maar we wilden wel een dagelijks journaal blijven maken, plus een extra rechtbankjournaal. We hadden één cameraman-editor, en ik ging mee om gewoon dingetjes te regelen, maar we hadden geen verslaggever. Toen hebben we de School voor Journalistiek gebeld: “We hebben jullie allerbeste leerling nodig. En we weten niet of het proces één, twee, drie, vier, vijf of zes weken gaat duren.” Toen stuurden ze een jongen uit Zeeland, Antoin Peeters. Die kwam onze kant op
We hadden wel een klik, maar hij was nog nat achter de oren. Maar nu moest hij wel het belangrijkste nieuws maken dat we toen hadden. Ik woonde nog thuis en we hebben daar een logeerkamertje gemaakt voor Antoin. En hij deed het fantastisch.’
De RTL Nieuws-presentator weet het nog goed, ook al is het inmiddels bijna dertig jaar geleden. Antoin Peeters: ‘Dat ik nog nat achter de oren was, klopt wel. Ik was negentien of twintig, ik zat op de School voor Journalistiek in Tilburg en volgde modules televisie. Het ging heel goed, ik vond het ontzettend leuk. Een docent zei: “Er komt een extra stage aan, degene met het hoogste cijfer mag die stage doen.” Wij zeiden nog: “Lekkere prijs. Als dank mag je je hele zomer opofferen.” Maar dat werd ik en toen ben ik dus inderdaad naar Venlo gegaan. Het was voor mij heel spannend allemaal. Daar kwam nog bij dat ik bij Evert Cuijpers in huis moest slapen. Ik kende hem helemaal niet, haha.
Het was een klein team, maar wel van vaste mensen. Dus er was al wel kwaliteit aanwezig. En ze hadden veel materiaal van al die moorden, en nummers van advocaten en getuigen. Ik kwam in een warm bad terecht en ik deed maar wat. Maar de ambities waren best hoog. Ik was nog vrij brutaal toen en ik moest hele bekende advocaten inter viewen. Hiddema, Moszkowicz enzo. Maar ik wist helemaal niet wie dat allemaal waren, dus ik inter viewde ze op een iets andere manier dan de rest. Ik zei gewoon: “Ik snap het niet.” Dat leverde wel leuke tv op. En het was mooi weer, dus we zaten ook veel op het terras. Het was voor mij een soort uitje
Omroep Venlo was wel een begrip, daar keek iedereen naar. Ik heb in die tijd wel onderschat wat een impact een lokale omroep kan hebben. Toen merkte ik voor het eerst in mijn leven wat het inhoudt om Bekende Nederlander te worden. Na een paar dagen werd ik al herkend op straat, en nageroepen. In het Limburgs! We hebben ook nog dingen onthuld die weer door de advocaten werden gebruikt in de rechtszaak. Dan zeiden ze opeens: “Gisteren was dat en dat op Omroep Venlo.” Het was een bijzondere tijd. Het is echt wel de start van mijn carrière geweest.’
De geheime succesformule van Omroep Venlo is dus een samenloop van omstandigheden, maar Cuijpers wil wel proberen het samen te vatten: ‘Ambitieus zijn. Iedere dag een betere versie van jezelf willen worden. En vooral: Het gaat niet om jou, het gaat om die burger. En probeer met journalistiek het verschil te maken. Om de verbinding tot stand te laten komen.’
Linkerpagina
Jonge Antoin Peeters in actie voor Omroep Venlo, jaren ’90.
Medewerkers Hans en Marcel Ouddeken bij gedupeerde bewoners Venlo-Zuid.
Lennard Jan Geerts – Omroep Zilt
Omroep Zilt is sinds augustus 2022 de streekomroep van Noordwest-Friesland. Lokale omroepen Radio Eenhoorn (Waadhoeke) en Omroep RSH (Harlingen), begonnen toen samen met Omroep Lennard (Terschelling en Vlieland) een online nieuwsplatform. Omroep Lennard is een niet-officiële lokale omroep voor de twee Waddeneilanden, opgericht door NOS-journalist
Lennard Jan Geerts. Lennard meldt zich aan voor het uitwisselingsproject waarbij de NOS haar journalisten detacheert bij lokale omroepen in het hele land. Alleen komt Lennard terecht in Leeuwarden. ‘Daar werd alles al gecoverd,’ vertelt Lennard. ‘Omrop Fr yslân zit daar al, ik was de zoveelste journalist die zich in de rij aansloot. De filmpjes die ik daar maakte, werden maar door twintig mensen bekeken.’ Dat was niks voor Lennard, die zijn roots heeft op Terschelling en daar ook woont. ‘Mijn regio heeft helemaal geen omroep. Vlieland en Terschelling en de overkant, waar we allemaal ook komen, Harlingen, die regio verdient de aandacht. Het is een witte vlek, er is nauwelijks lokale journalistiek, dus heb ik zelf maar een omroep opgericht. Als de NOS dat niet leuk vindt, zetten ze me er maar uit, dan doe ik het wel vrijwillig. Ik ben gewoon als een soort piraat begonnen. De eerste video die ik maakte voor Omroep Zilt werd direct door 2000 mensen bekeken. En inmiddels haalt een video wel 20.000 kijkers. Daar was dus echt behoefte aan.
Deze regio had alleen wat gemeente-info, wat geen nieuws is. Bewoners zaten wel in een Facebookgroep met elkaar, maar dat is ook geen echt nieuws. Omroep Zilt voorziet dus echt in een behoefte.’
Bij een dodelijk bootongeluk bij Terschelling in november 2022 overlijden vier mensen en is de regio landelijk nieuws. ‘Daar was ik op een boot vlakbij. Ik maak dat verhaal dus eerstehands, voor Omroep Zilt. Daarna weet Omrop Fr yslân me al snel te vinden. Dan belt de NOS en meld ik me daar. En diezelfde avond zat ik in de studio bij
talkshow Op1. Voorheen had de NOS zelf iemand moeten sturen die er niet woont, die de mensen hier niet kent. Dat had ook veel te lang geduurd. Je moet hier echt zitten.’
Lennard is medeoprichter en eindredacteur van Omroep Zilt en maakt er inmiddels zelf ook radio De onzekerheid over het voortbestaan van “zijn” omroep baart hem wel zorgen. ‘We vallen nu onder die SVDJ-regeling met 250.000 euro subsidie. Maar dat project is eindig. Net als dat uitwisselproject van de NOS dat was. Zo’n project heeft dan succes maar wordt na een pilot toch stopgezet. Dan moeten er weer collega’s vertrekken, de toekomst is onzeker, alles wat je opbouwt lijkt voor niets geweest. Voorbeeld: ik had voorheen via de NOS een login voor hun systeem en kon zo in een paar minuten mijn video daar posten; ze namen het meteen mee in hun bulletins. Nu heb ik geen login meer want het project is klaar, en moet ik m’n video eerst naar Omrop Fr yslân sturen en daar moeten ze het via vele omwegen uploaden naar de NOS. Je bent zo ruim een halve dag verder. Wie schiet daar nou iets mee op? En wat gebeurt er als het SVDJ-traject weer stopt? Ik vind het visieloos zoals er met deze uitwisselingen wordt omgegaan. Dat frustreert me dan wel.’
Lennard kent de streekkaart van de NLPO en heeft gezien dat daar alle Waddeneilanden bij elkaar tot één streekomroep worden gevoegd. ‘Dat is kansloos, ik ben langer onder weg van Schiermonnikoog naar Texel dan je dat bent in iedere andere regio in Nederland. Die eilanden zijn helemaal niet te bereizen. Die streekkaart van de NLPO moet dus van tafel, of aangepast.’ Geerts blijft strijden voor zijn streekomroep. ‘Ik ga gewoon door. Ze weten me nu toch te vinden als er hier iets gebeurt. En een programma in Hilversum voorbereiden of een repo maken bij Omrop Fr yslân kan altijd nog.’
Impressie vele NLPObijeenkomsten: regionale informatiebijeenkomsten, het jaarlijks congres ‘Het Verhaal van Lokaal’ voor gemeenten en andere stakeholders, inspiratiedagen, bestuursdagen en opleidingsdagen.
Zin en onzin van omvorming naar de streekomroep deel 5
Maar is de vorming van een streekomroep nu de enige manier om tot een professionelere lokale en journalistieke organisatie te komen? Het
SVDJ onderzoekt de eerste pilots en stelt in een rapport uit 2022, dat dit niet het geval is. De SVDJ zegt: ‘Na een half jaar gesprekken met omroepen, is duidelijk dat er niet één organisatievorm is die werkt voor alle lokale omroepen. Hier voor is de Nederlandse samenleving te divers en pluriform, en de organisatie van de lokale omroep als zodanig is daarom maatwerk.
De pilot toont nu al aan dat met een bescheiden financiële injectie aan een lokale omroep al een grote professionaliseringsslag te maken valt.
Voor het proces van journalistieke professionalisering maakt het niet zoveel uit of een lokale omroep een ‘streekomroep’ is of niet. De stappen die redacties moeten doorlopen zijn dezelfde: eerst sec professionaliseren, ver volgens journalistiek verdiepen.’
Onderzoeksbureau KWINK doet na afronding van de pilots ook onderzoek naar het nut van de streekomroepvorming. Dit bureau concludeert dat je geen 230 lokale omroepen naar het niveau kunt tillen dat ze voldoen aan de LTMA-voorwaarden. Met 80 streekomroepen wordt dit wel haalbaar en betaalbaar. KWINK stelt vast dat het vooral gaat om een financiële grotere basis: ‘Allereerst is het belangrijk om te concluderen dat streekomroepvorming alleen niet voldoende is voor het behalen van de kwaliteitsdoelstellingen. Het grootste knelpunt is de beperkte financiering van lokale publieke omroepen.’ In de aanbevelingen stelt KWINK dan ook vast dat passende, structurele financiering het belangrijkste element is, mede omdat dit al jaren het grootste knelpunt is voor lokale omroepen.
Ook de NLPO en VNG adviseren een andere financiering. Zij pleiten voor invoering van een duale bekostiging: naast het huidige richtsnoerbedrag per gemeente zou er een vaste basisfinanciering moeten zijn voor de 80 streek-
omroepen. Het gaat om afgerond 375.000 euro basisfinanciering voor een streekomroep Dat is 30 miljoen euro extra voor maximaal 80 streekomroepen.’ Ook zegt dit eindrapport dat er geen alternatieven gevonden zijn voor lokale omroepen om aan het LTMA te voldoen dan de vorming van streekomroepen. Ook omdat het een goede manier is om omroepen niet alleen op journalistiek maar ook op bestuurlijk niveau op orde te krijgen.
De onderzoeken doen ook aanbevelingen hoe geprofessionaliseerd moet worden. Zo stelt de SVDJ dat minimaal 3 fte nodig is om een lokale omroep op professionele wijze draaiende te houden. Dat wil zeggen dat er 3 fulltime betaalde krachten nodig zijn, naast vele vrijwilligers. Pas als alle journalistieke basisfuncties bij de omroep zijn ver vuld, kan deze zich gaan richten op ‘journalistieke verdieping’: het opbouwen van burgernetwerken, het genereren van impact, het volgen van de lokale politiek, het bedrijven van onderzoeksjournalistiek of het aanspreken van nieuwe doelgroepen. Deze ver volgstap kan alleen plaatsvinden als daar ook financiële middelen voor zijn. Is het de wens om te fuseren, dan is het belangrijk dat beide omroepen een vergelijkbaar professioneel niveau hebben bereikt. Als dat niet zo is, kan de minder professionele omroep het gevoel krijgen overschaduwd te worden door de fusiepartner
De Tweede Kamer steunt de schaalvergroting en gunt het mandaat en het budget aan de NLPO om die omvorming te organiseren. Aan welke voor waarden dit exact moet voldoen en welke financiële toezeggingen daarbij horen, is in het jubileumjaar nog niet volledig afgekaart. Tot de omvorming vanaf 2027 dagelijkse praktijk is, zijn er nog vele tussenvormen die tot die tijd mogen bestaan. Zo zijn er lokale omroepen die niet alle platforms inzetten voor hun missie. Bijvoorbeeld Nieuwsplein33 in Amersfoort, waar ze alleen online nieuws uit die stad en het nabijgelegen
Leusden brengen. Zij hebben de licentie voor lokale omroep voor Amersfoort gekregen, ondanks dat zij geen radio en tv-ambities hadden. Zelf zegt Nieuwsplein33: ‘De redactie produceert en distribueert media-aanbod dat met name aanvullend en verdiepend is aan het media-aanbod dat andere mediapartijen brengen. Nieuwsplein33 stelt zichzelf ook ten doel om jou zo goed mogelijk te informeren over de belangrijkste gebeurtenissen. De verhalen van Nieuwsplein33 zijn professioneel gemaakt, met betrokkenheid en nieuwsgierigheid.’ Zo zijn er in 2024 nog steeds lokale omroepen die verschillende keuzes maken over waar ze wat brengen.
De komende 50 jaar voor de lokale- en streekomroep
Ongetwijfeld zal ook in de jaren na de 50ste verjaardag van de lokale omroep in Nederland nog worden gesteggeld over de vorm waarin de sector de toekomst tegemoet treedt. Niettemin is het pad naar streekomroepvorming zo breed omarmd dat deze route toch de meeste kansen biedt. Nieuwe vergunningen om te mogen uitzenden in een verzorgingsgebied wijst het Commissariaat voor de Media aan slechts één publieke streekomroep toe. Een streekomroep moet daarbij op evenwichtige wijze aandacht besteden aan de verschillende gemeenten of dorpskernen in dat verzorgingsgebied. Elke vijf jaar beoordeelt het Commissariaat ver volgens of een omroep aan die eisen voldoet. De NLPO evalueert ondertussen of de streekindeling nog steeds passend is. Zijn het nog de juiste gebieden en levert dit de beste streekomroep-opties op?
Dit blijft voortdurend een discussie en zo blijft de sector zichzelf bevragen. Maar wel vanuit de inhoud en vanuit de wens een maatschappelijke rol te spelen. Al met al een historische over winning waar de NLPO bijna een halve eeuw voor heeft gestreden. In het laatste regeerakkoord voor het jubileumjaar van de lokale omroep zegt het kabinet structureel meer geld toe aan de lokale sector. Nog niet genoeg, vindt de NLPO,
maar als eerste stap is er blijdschap over de veranderde houding.
Op 7 oktober 2023 stemt de Tweede Kamer in met de stelselwijziging van lokale publieke omroep naar streekomroep, per 2026. Dat wordt evengoed wederom uitgesteld, door een kabinetsval en meer werk aan de wet dan voorzien Inmiddels is de formele startdatum 1 januari 2027. Zo blijft de gemeente toch nog tot 1 januari 2027 verantwoordelijk voor de financiën. En is het opnieuw een traject van de lange adem. De eerste concrete streekomroepplannen zijn tenslotte al van 2012! Hoe dan ook, de komende jaren wordt het lokale omroepbestel gewijzigd en bereiden de lokale omroepen zich voor op de toekomst, zowel financieel als organisatorisch en professioneel. Met als doel voldoende middelen en menskracht te hebben om een lokaal, aanvullend journalistiek aanbod van hoge kwaliteit te produceren. Hier van zal het gehele omroepbestel profiteren, dat is het uitgangspunt. De komende vijftig jaar zal blijken hoe deze slag gaat uitpakken.
Naam: Gerard Yntema
Functie: Eindredacteur bij RTV Apeldoorn
Startdatum bij de omroep: 01-05-1986
Het is geen leuke anekdote, maar de gebeurtenis heeft wel veel impact gehad. Koninginnedag 30 april 2009, de aanslag bij paleis Het Loo in Apeldoorn, blijft ons als medewerkers van de lokale omroep altijd bij.
We hadden een prachtig dubbeldik draaiboek (voor radio en tv) klaarliggen om de vele gebeurtenissen te verslaan, maar rond het middaguur veranderde alles en gingen we verder op de ‘automatische piloot’. Dit werd zeer gewaardeerd door de luisteraars
Al vanaf 1984 is Toos Bastiaansen betrokken bij de landelijke organisatie van lokale omroepen. Toos is de veteraan onder alle gemotiveerde pleitbezorgers binnen de sector. Ze raakt als student-assistent via de Universiteit van Nijmegen al betrokken bij de OLON-activiteiten. Vanaf mei 1984 komt ze in dienst en werkt ze in een klein kamertje aan de Universiteit als ‘veldconsulent’. Pieter de Wit is dan
net aangesteld als directeur (zie pagina’s 127-132). Elk jaar is het onzeker of er subsidie van WVC wordt toegezegd en of Toos kan blijven. Als in 1988 de Mediawet wordt ingevoerd, wordt de OLON erkend met een vaste subsidie als vertegenwoordiger van die lokale omroepsector. Toos Bastiaansen blijft bij de OLON en neemt na het jubeljaar 2024 afscheid. Na de feestweek in september 2024 rondom 50 jaar lokale omroep gaat ze de 40 jaar aan archief en verzamelde spullen opruimen en schiften in wat nu echt weg kan en wat nog digitaal bewaard blijft. Dan is het na meer dan 40 jaar OLON en NLPO mooi geweest.
‘Ik ga dus met ver vroegd pensioen. En een van de belangrijkste redenen om dat te doen is raar genoeg omdat ik mijn werk nog steeds heel erg leuk vind. Ik heb het zeer naar mijn zin in het huidige NLPO-team en de sector gaat
eindelijk definitief een nieuwe fase in. Daar heb ik de afgelopen jaren nog volop aan kunnen bijdragen en dat maakt de cirkel voor mij rond. Het is fijn om in zo’n goede sfeer afscheid te kunnen nemen en daarna tijd te kunnen maken voor andere leuke dingen die ik wil ontdekken.’
Uiteindelijk is dit ook een mooie fase om de NLPO te verlaten. Had je tien of vijftien jaar geleden afscheid genomen bij de OLON, was je in een heel andere sfeer vertrokken?
‘Zeker, de OLON en haar leden stonden er toen minder goed voor. De vereniging OLON was zoekende naar een nieuwe vorm. De interne besluitvorming via drie bestuurslagen was log en stroperig, net als de informatievoorziening aan en de communicatie met de omroepen zelf Ook waren de werkzaamheden van het bureau in de loop der jaren fors
gegroeid, ter wijl dat niet het geval was voor het personeel en faciliteiten. De OLON was een beetje haar verbindende rol aan het verliezen. In 1999 stond de herstructurering van de OLON voor het eerst op de agenda van de ledenvergadering. Daarna volgde een periode met veel bestuurswisselingen en reorganisaties, het vertrek van de directeur en het aantreden van een interim-bestuur Dat voerde in 2008 een beperkte modernisering van de vereniging door Maar daarmee waren de problemen van de sector nog niet opgelost, daar was meer voor nodig. In die periode heb ik weleens getwijfeld of ik wel zou blijven.
Toen Martijn Vroom in 2010 voorzitter werd van de OLON en Hans Disch (interim-directeur van de OLON tussen 2011 en 2013) werd aangesteld als verandermanager, is de boel echt omgegooid. Dat was ook nodig en goed. Maar niet voor iedereen, er zijn ook mensen ontslagen, er zijn mensen die niet mee konden en mensen die niet mee wilden. Het feit dat we verhuisd zijn naar Hilversum is een juiste beslissing geweest. Voor mij ook want de laatste jaren in Nijmegen hadden we echt stil gestaan en de verhuizing naar Hilversum leverde nieuw elan op. Toen begon ik het toch weer interessant te vinden. Ik heb daarin mijn eigen koers gevaren.
Natuurlijk had ik nooit bedacht dat ik veertig jaar dit werk zou doen. Het is gewoon zo gelopen. Maar het is ook nooit één baan geweest, ik heb zóveel verschillende dingen gedaan in al die jaren, ik heb eigenlijk tien banen gehad! Ik ben begonnen als veldconsulent, dat betekende veel het land in, bij de omroepen op bezoek en omroepen helpen oprichten. Ik ben een paar jaar
internationaal actief geweest en heb vele mooie en boeiende reizen gemaakt. Ik heb de lobby gedaan en zo de politiek leren kennen. Ik heb elke minister of staatssecretaris ontmoet en gesproken die in al die jaren op CRM, WVC en later OCW en op Economische Zaken hebben gezeten. Ik heb het zero base-onderzoek naar etherfrequenties fanatiek gevolgd en voor de lokale omroep een goede plek op de FM bevochten. Ik heb het dossier rond de financiering van de lokale omroepen onder me gehad en onderzoek begeleid. Ik heb onderhandelingen met BumaStemra gevoerd over de muziekrechten en wat de lokale omroepen wel en niet konden betalen. Of de financieringskwestie en de samen-
OLON-Ledenvergadering vlnr Toos Bastiaansen beleidsmedewerker OLON Bureau en voorzitter Herman Posthoorn Reehorst Ede, 1988.
Linkerpagina
Toos Bastiaansen 2019. Foto: Jan Buteijn
Veldconsulent T. Bastiaansen OLON kantoor K. U Nijmegen, 1984.
Het OLON-bureau in Nijmegen van 2003 tot en met 2011.
werking met de Vereniging Nederlandse Gemeenten om die financiering in de wet te krijgen. Noem maar op. Ik heb me in zeer uiteenlopende materie mogen verdiepen. In welke andere mediaorganisatie had ik dat ook gekund?’
Je zal heel Nederland wel gezien hebben, hè?
‘Ha ha, jazeker. Echt elke uithoek, elk dorp ben ik wel geweest. En dan strandde ik met m’n auto in Winschoten of in Zeeland of Noord-Holland, omdat er weer iets kapot was gegaan. Of ik moest ergens blijven slapen omdat het door het overleg te laat was geworden. Je had nog geen mobiele telefoons of internet, dus je moest echt bij iedereen langs om een goed overleg te kunnen voeren. Nu is iedereen heel snel met elkaar verbonden. Maar ik weet nog dat in 1991 werd ingevoerd dat je reclame mocht brengen via de lokale omroep
Zeven jaar later kwam ik langs in een klein dorpje in Groningen en daar zeiden ze: “Mogen wij reclame maken? Echt?” Dus ja, het was echt nodig om bij iedereen langs te gaan, zeg maar.’
Daarnaast ben je betrokken geraakt bij de internationale organisaties rondom lokale omroep. Waarom trokken die samen op en wat heb je daar aan kunnen toevoegen?
‘Nou ja, die organisaties konden veel van elkaar leren en elkaar ook helpen. Kijk, wij zijn wel eens aan het klagen dat we hier in Nederland niet genoeg geld krijgen voor lokale omroep. Maar als je ziet hoeveel vrijheid de lokale omroep hier heeft ten opzichte van vele andere landen! En hoe belangrijk het is dat je een omroep hebt die de lokale democratie kan controleren en ondersteunen,
omdat het in zoveel andere landen helemaal niet mag bestaan. Dat is wel echt een belangrijke motivatie geweest voor mij om dit werk te blijven doen.
Wij hadden best een voortrekkersrol als Nederland met de OLON en werden daarom vaak uitgenodigd om te vertellen hoe wij het hier hebben georganiseerd. Zo was ik op een gegeven moment verkozen tot vertegenwoordiger van West- én Oost-Europa binnen het bestuur van AMARC. We hadden een wereldbestuur, echt met alle continenten daarin vertegenwoordigd. Het hoofdkantoor zat in Montreal, maar we vergaderden echt over de hele wereld. AMARC is een organisatie die de ontwikkeling van community-radio ontwikkelt en internationaal ondersteunt. Ze organiseerden elke 2 jaar een conferentie in een land waar de vrijheid van meningsuiting onder druk stond. Landen waar de democratie onderontwikkeld of afwezig was en waar bevolkingsgroepen monddood werden gemaakt.
In datzelfde bestuur zat een man uit Haïti, een dominee, die uit zijn land moest vluchten. Ze weken uit naar de kerk over de grens van Haïti en zongen daar het nieuws, zodat ze het aan de andere kant zouden kunnen horen. Ik herinner me ook nog het verhaal van een afvaardiging uit Zuid-Amerika waar in een afgelegen dorp veel ziektes waren. Vrouwen wilden mensen daarover informeren. Ze hebben toen geld ingezameld om een zender te kunnen kopen. Daar van hebben ze iemand op pad gestuurd naar de stad om onderdelen voor een zender te kopen en die te bouwen. Toen die klaar was, werd die zender in dat dorp binnengehaald met fanfare en een groot feest. Dan denk ik: hoe zoiets kleins zo belangrijk kan zijn voor zulke gebieden. Of in Afrika, toen de aids-epidemie losbarstte en al snel iedereen trof, ook vrouwen en kinderen. Met lokale zenders konden vrouwen beter worden voorgelicht. Allemaal super belangrijk, zulke omroepen waren echt heel relevant.
Of die keer dat de muur viel! Wij werden uitgenodigd op een conferentie in de Baltische Staten over publieke omroep waar vertegenwoordigers van verschillende ex-Sovjet republieken aan deelnamen. Ze hadden geen idee wat publieke omroep was. Ze dachten: nu is er geen staatspropaganda meer, laat de commerciële omroep maar komen om dat gat te vullen. Dus Sky werd daar binnengehaald enzo. En ons was gevraagd uit te leggen hoe je zelf omroep kunt organiseren waarbij je meerdere meningen kunt laten horen, het debat voert en waar je de overheid mee kunt controleren. Dat hadden ze nooit bedacht! Dat was echt een eyeopener voor mij.
In Hongarije was dat ook; je hebt of staatsomroep of commerciële omroep, er zat niets tussen. De Hongaarse delegatie had ons verteld dat ze daar een beetje ons Nederlandse model volgden. Toen we werden uitgenodigd om hun particuliere initiatief te komen bezoeken, werden we daar ontvangen
door de burgemeester en de directeur van de betonfabriek. Interessante samenwerking! Moesten we om tien uur ’s ochtends eerst een paar borrels met ze drinken, haha. Als je niet opgegroeid bent in een vrij systeem maar in een land met een overheid die alle communicatiemiddelen in handen had, dan weet je dus niet hoe je dat onafhankelijk kunt organiseren. Dat is ook waarom je dit belangrijk moet blijven vinden, zo’n onafhankelijke omroeplaag. Je weet pas wat je mist, als je het niet meer hebt!’
Je hebt in zoveel landen gezien hoe lokale omroep is georganiseerd. Waar zijn wij dan zo uniek in? Wat hebben wij gedaan waar anderen jaloers op kunnen zijn?
‘Wij waren er vroeg bij, begin jaren zeventig. Nu heeft community-radio inmiddels overal wel een voet aan de grond gekregen, maar in die periode was er nog heel weinig lokale omroep We zijn snel tot een vorm gekomen waar
Toos Bastiaansen tijdens de Algemene Ledenvergadering OLON, 1987.
Linkerpagina
Ontvangst OLON delegatie In Hongarije. Vlnr
H.Manders, de secretaris bestuur cultureel centrum Nyiregyhaza, T. Bastiaansen en W. Manders
enige financiering vanuit de overheid kwam. Met een focus op een brede taak; dat je voor iedereen aandacht moet hebben en dat je het voor iedereen maakt, dat elke stem gehoord mag worden. In Australië is het ook ongeveer zo georganiseerd; als een lokale publieke omroep met een brede taak. Maar wat ook bijzonder was aan ons systeem, is dat wij radio én tv hadden. En nu met online erbij. Dat was bijzonder voor Nederland, want dat zag je bijna nergens.’
Je zou bijna denken, al die buitenlandse zaken zijn veel interessanter dan in Nederland jarenlang steggelen over geld en erkenning. Of zie ik dat verkeerd?
‘Het was nooit saai hoor. Het duurde wel vaak best lang voordat je iets voor elkaar kreeg. Maar vergeet niet, we hebben in al die jaren veel bereikt. Het lijkt wel eens alsof er nu pas de laatste jaren grote stappen gezet worden. Alsof de lobby nu pas professioneel is en er
vroeger maar wat werd aangerommeld. We deden toen hetzelfde werk, alleen de stappen waren minder groot. De lokale omroep werd best gewaardeerd zoals ze is begonnen, dat hoefde toen niet anders georganiseerd te worden. Dat was de tijd dat het verenigingsleven bloeide en dat gold ook voor de hobbyverenigingen die de lokale omroepen vaak waren. Die omroepen hadden contact met alles en iedereen, het hele culturele leven was er vertegenwoordigd. De welzijnswerkers en al die doelgroepenprogramma’s van kerken enzo, iedereen had z’n eigen plekje. Zo is de publieke omroep in Amsterdam nog steeds georganiseerd. Heel lang was dat een succesvol model voor Nederland.’
Hoe heb je de gesprekken met de landelijke politiek ervaren? Lokale omroep lijkt vaak een dossier te zijn wat onder op de stapel lag en niet belangrijk gevonden werd, dat lijkt me frustrerend…
‘Nou, het hele mediabeleid gaat langzaam, ook voor de landelijke omroep Maar wat ik wel frustrerend vond en vind is dat als je beslist lokale omroep te laten bestaan en er eenzelfde taakopdracht aan meegeeft als aan regionale en landelijke omroep, dat je dan niet bereid bent daar een passende financiering aan te verbinden. Het staat zo niet in verhouding tot elkaar, als je alleen al ziet dat de regionale omroepsector 170 miljoen euro per jaar krijgt en de lokale omroep sector in totaal 10 miljoen per jaar. Dat is vanaf het ontstaan van lokale omroep al verkeerd geregeld. Niemand heeft dat in al die jaren willen repareren. Al die bewindslieden met media in de portefeuille hebben dat gelaten voor wat het was. Er zijn heel wat bewindslieden geweest die
na twee jaar nog steeds niet wisten dat er, naast AT5 en de lokale omroep in de gemeente waar ze zelf vandaan kwamen, nog meer lokale omroepen bestonden.
Vrijwel alle veranderingen zijn uit de Tweede Kamer gekomen, niet vanuit de minister of staatssecretaris. Vaak waren het privé-initiatieven van Kamerleden die iets inbrachten en voor elkaar kregen voor de lokale omroep, om soms heel verschillende redenen. De SP was er heel sterk in. Ook D66 wel en soms het CDA, die voor de regio opkwam, maar dat was voor hen vooral regionale omroep kennelijk. Sander Dekker is de eerste staatssecretaris die geld wilde vrijmaken voor experimenten rondom de streekomroepvorming, zo is dat balletje gaan rollen. Eindelijk.’
In die strijd om financiële erkenning heb jij zelfs ergens opgetreden als advocaat, hoorde ik?
‘Dat was in Zoetermeer. Dat is een van de omroepen die dat lage bedrag van 1 euro 30 per huishouden per jaar heeft aangevochten bij de gemeente. Ze kregen daar plots heel veel minder geld en hadden wel een betaalde kracht in dienst en moesten wel dezelfde kwaliteit blijven leveren. Ik was vanuit de OLON bijgesprongen door een advocaat in te huren. Maar die rechtszaak duurde lang en op een gegeven moment konden we die advocaat niet meer betalen. Toen heb ik zelf opgetreden in de rechtszaal. Ik ben geen advocaat hè. Maar als je een kleine organisatie bent met weinig middelen, moet je improviseren. Op de dag van de rechtszaak kwam de advocaat van de gemeente binnen zonder haar ambtsjurk aan. Waarop de rechter zegt: ‘Waarom heeft u uw toga
niet aan?’ Ze moest de zaal verlaten en terugkomen in de juiste kleding. Toen stonden we al met 1-0 voor. Ik had geen toga nodig, ik vertegenwoordigde alleen de OLON. Die zaak hebben we gewonnen. Ook dat tekent weer de veelzijdigheid van mijn werk.’
Als je in de archieven zoekt naar momenten waarop de OLON in de pers kwam, zien we jou ook vaak als spreekbuis verschijnen. Zo was je al in de jaren tachtig geregeld te gast bij Veronica op tv in het mediaprogramma De Grote Ver warring en Veronica Info.
‘Ja, in het begin waren we maar met een paar mensen op het OLON-bureau. En als de directeur niet kon, dan kwam je al gauw bij mij uit. Ik weet ook nog dat Pieter de Wit en ik naar Den Haag gingen, redelijk in het begin was dat nog. We waren te gast bij de PTT in Den Haag waar Neelie Smit Kroes, die toen staatssecretaris Verkeer & Waterstaat was, symbolisch de eerste drie lokale etherzenders in werking ging stellen. De minister moest ter plekke begeleid worden via een live-verslag op de radio door Pieter. Dat was met hem voorbereid. Maar hij was verschrikkelijk verkouden en vlak voordat hij op moest, zei hij: “Doe jij het maar ”. Ha ja, never a dull moment.’
Menig lokale omroepmedewerker zal jou dus ook wel kennen. Ze hebben je allemaal wel eens aan de telefoon gehad, ontmoet of gezien...
‘Ach, vele mensen van het eerste uur zijn er niet meer. Ik was begin twintig toen ik begon en de meeste vrijwilligers waren al ouder, dus die zijn er gewoon niet meer. Maar er is een nieuwe stroom jonge mensen bijgekomen. Ik hoop echt
zo dat dat doorzet! Ik zorg er graag voor dat de oude club meegaat in de nieuwe beweging of anders in elk geval met een tevreden gevoel weggaat bij de lokale omroep en het stokje goed kan overdragen aan een nieuwe generatie Sommige jonge mensen kennen mij daarom ook al heel goed.
Waar we nu staan is nog maar het begin van de verandering die nu is ingezet. De nieuwe streekomroepen zullen steeds professioneler zijn en gebruikmaken van alle bestaande en toekomstige platforms waar het publiek zich op begeeft en waar we nu nog geen weet van hebben.’
Hoe denk jij dat die kanteling is gekomen van een wat kwakkelende, langzaam leeglopende lokale omroepsector naar de herboren sector die zichzelf aan het professionaliseren is?
‘Daar hebben Martijn Vroom en Hans Disch een belangrijke aanzet voor gegeven. Hans heeft wel echt alle heilige huisjes omvergeblazen en de boel flink opgeschud. Maar het was onvermijdelijk. De boodschap was heel simpel: De omroepen van toen konden niet meer met de tijd mee. Ze waren niet meer relevant omdat hun bereik steeds verder afnam. Ze konden het ook niet meer betalen en daardoor ook niet innoveren. Niets doen was geen optie, niets doen was uitster ven. Het duurde even om dat besef te laten indalen. Maar volgens mij heeft iedereen de boodschap nu wel meegekregen en begrepen.
Voor sommigen was het toen het moment om met pijn in het hart te zeggen; dan houdt het hier voor mij op. Maar de meesten proberen mee te bewegen. Omroep Zilt uit Friesland is echt een goed voorbeeld.
Met de oprichting van de NLPO en de campagne die is gevoerd richting Den Haag, is de opbouw begonnen. De NLPO is echt ingericht op het collectieve belang en heeft meer mensen en middelen dan de OLON ooit heeft gehad om dat te realiseren. Er is nu echt zicht op een nieuwe toekomst met beter passende taakopdracht en financiering.’
En ze leefden nog lang en gelukkig, die toekomstige streekomroepen?
‘Nou, zelfs als er nu een economische grondslag is voor die omroepen, dan heb je nog niet per definitie een goede omroep. Want die moet iets toevoegen aan een streek waar die mensen anders geen omroep zouden hebben. De rode draad blijft het vertellen en blootleggen van het lokale verhaal en het zorgen voor verbinding in de lokale samenleving.’
Team NLPO 2024. vbnb, vlnr: Rob Freijssen, Marc Visch, Dirk Oudenaarden, Brenda Vink, Erik van Leeuwen, Kevin Kromhout, Bas Booister, Joyce Vente, Michael Wesselink, Toos Bastiaansen, Gineke Dokter, Desi Bootsman, Lars van der Manden en Nicki Bucciarelli.
Arjan Snijders is ruim dertig jaar actief in de media, als eindredacteur en stationmanager van diverse radiozenders en meerdere omroepen. Hij is als dj te horen op Radio Veronica en als co-host van de podcast Dit Was De Radio. Ook bedacht en organiseerde hij vele jaren de Gouden RadioRing. Snijders is radio-historicus en publiceerde eerder Rap van Fortuin over de ontstaansgeschiedenis van commerciële omroep, Herinnert u zich deze nog? over 30 jaar Veronica na de zeezendertijd en 50 jaar 3FM over een halve eeuw publieke popradio
Astrid de Jong zit ook dertig jaar in het vak. Ze is radiomaker op landelijke en regionale omroepen en is onder andere bekend van De Nachtzuster op Radio 1. Hier voor sleepte ze in 2017 een nominatie in de wacht voor de Zilveren Reissmicrofoon.
Met speciale dank aan alle betrokken omroepen en omroepmedewerkers
Ontwerp omslag en binnenwerk Eindeloos, gebaseerd op een idee van Clarify
Beeld omslag o.a. van OPEN Rotterdam - Kids Runs Coolsingel 2017
Tekst Arjan Snijders
Portretten Astrid de Jong
Toevoegingen Desi Bootsman
Eindredactie Pentatext
Met medewerking van Toos Bastiaansen, Lars van der Manden, Kevin Kromhout, Marius Snyders, Bas Booister, en de andere NLPO-medewerkers die op welke wijze dan ook een bijdrage hebben geleverd bij de totstandkoming van dit boek.
isbn 9789464563658
e-isbn 9789464563665 nur 670
© 2024 Arjan Snijders, Astrid de Jong, p/a Uitgeversmaatschappij Walburg Pers, Zutphen © 2024 Uitgeversmaatschappij Walburg Pers, Zutphen
www walburgpers.nl
Dit boek is met de grootste zorg samengesteld door de maker en uitgegeven door Walburg Pers. Er is alles aan gedaan om de auteursrechthebbenden van de in dit boek opgenomen werken, zoals de in dit boek opgenomen foto’s, te vinden en de nodige toestemming te verkrijgen voor het gebruik ervan.
Mocht u desondanks menen dat u rechthebbende bent van enig werk in dit boek en is er onverhoopt geen contact met u gezocht, verzoeken wij u vriendelijk om contact op te nemen met de uitgever
Niets uit dit boek mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever
Daarnaast is het uitdrukkelijk verboden om dit boek of enige inhoud daarvan te gebruiken voor doeleinden van kunstmatige intelligentie (AI), inclusief maar niet beperkt tot het trainen van AI-modellen, het ontwikkelen van AI-gestuurde platforms, of enige andere vorm van geautomatiseerde analyse, verwerking en/of tekst- en datamining, zonder expliciete, schriftelijke toestemming van de uitgever
Voor toestemming om fragmenten uit dit boek te citeren of anderszins te gebruiken, gelieve contact op te nemen met de uitgever
Door deze disclaimer op te nemen, wordt geen afstand gedaan van enig recht, en er wordt geen erkenning gegeven aan enige aansprakelijkheid die de uitgever of de maker van dit boek zouden kunnen hebben.
regionale omroepen en is onder andere bekend van De Nachtzuster op Radio 1 Hier voor sleepte ze in 2017 een nominatie in de wacht voor de Zilveren Reissmicrofoon.