




































Wil je daar niet bij horen?
Word dan Buitenvriend bij Bever.
Scan om je aan te melden.
Kijk voor meer informatie op nkbv.nl of volg de NKBV op Facebook en Instagram.
ACTUEEL
8 Op de hoogte
11 Sportklimnieuws
14 Sneller dan ooit over de Haute Randonnée Pyrénéenne
86 Gespot
NKBV
7 Van het bestuur
72 NKBV voor jou
THEMA
16 Thema-opening: Bergen in de kunst
22 Tijdreis in Fontainebleau
28 Depot: Op een voetstuk
30 De Malerweg in het Elbsandstein
34 Galerij
42 In de voetsporen van Albrecht Dürer
47 Mijn verhaal: Het geheim van de goudsmid
48 Wandelen in een schilderij
54 Honderden foto’s in één
56 Schilderen als Bob Ross
60 Goldsworthy’s Refuges d’Art
65 Seven Summits in olieverf
66 Interview: Ben Tibbetts
EN VERDER
74 Op de bok
75 Klimmen bij de buren
78 Markt & Materiaal
80 Op bezoek bij Bernd Arnold
85 Anders dan gedacht
89 Ten slotte
90 Vooruitblik
16
Een doos penselen, papier, tubes verf, een geslepen potlood. Voor sommige bergsporters behoren ook die materialen tot de standaarduitrusting. Al eeuwenlang trekken kunstenaars de bergen in. Want zeg nou zelf, daar vind je toch inspiratie ten top?
34
GALERIJ
Nederlandse kunstenaars
48
WANDELEN
Door kunstwerken
GOLDSWORTHY Refuges d’Art 60
MARKT & MATERIAAL
Klettersteigen
BERND ARNOLD Klimlegende
De ramp die het Lötschental in mei getro en hee , waarbij alles tussen Wiler en Blatten bedolven is onder een dikke laag puin en modder, kon niet voorkomen worden door de Tschäggättä. Hoewel, op één persoon na was iedereen geëvacueerd en was de fysieke schade vooral aan woningen, boerderijen, akkers, de kerk en wegen.
De Tschäggättä zijn mysterieuze guren met grote, uit alpendennen gesneden maskers. Ze trekken in carnavalstijd door de dorpen, met hun angstaanjagende maskers, lawaai makend met schelle bellen en meestal gekleed in dierenhuiden.
Er hangt niet alleen een zweem van mysterie rond hen, maar ze stralen ook iets griezeligs uit, iets engs. De guren hebben verschillende karakters. Er zijn vriendelijke en gezellige Tschäggättä, andere zijn chagrijnig en humeurig. Als ze grommen is het raadzaam om afstand te houden. Ze beelden de duistere geheimen van de winter uit in de oeroude traditie om op die manier boze geesten te verdrijven.
Ben Tibbetts
Voor de inwoners van het Lötschental zijn de Tschäggättä meer dan guren uit een lange traditie. Ze staan symbool voor de verbondenheid met hun dorp, hun regio, hun dal, hun thuis. En ze verbeelden de trots op hun geschiedenis en cultuur. Ze herinneren er bovendien aan dat hun leven sterk verbonden is met dat van hun voorouders.
De afschrikwekkende maskers konden eind mei niet voorkomen dat afgebroken delen van de Kleines Nesthorn de Birchgletsjer mee naar beneden sleurden. Het dorp werd bedekt door 3,5 miljoen kubieke meter rots en modder. De Tschäggättä trekken met carnaval zonder twijfel weer door het Lötschental. Met nieuwe maskers, met eerbied voor de geschiedenis en met evenveel overtuiging om boze geesten te verdrijven.
Peter Daalder
Hoofdredacteur peter.daalder@hoogtelijn.nl
Op de cover: Een werk van de Zwitserse schilder Maximilien de Meuron. In 1823 maakte hij Le grand Eiger vu de la Wengernalp in olieverf op hout. De Meuron liep voor zijn werk vanuit Wengen naar de voet van de Eiger. Het schilderij wordt beschouwd als het eerste echte Zwitserse Alpenschilderij.
Foto: Musée d’art et d’histoire de Neuchâtel
De NKBV is een vereniging van vrijwilligers. Instructeurs, tochtleiders, juryleden, patrons, afgevaardigden, bestuurders, trainers en tal van anderen: zonder de actieve inzet van honderden leden zou de NKBV niet kunnen bestaan. Zelfs dit blad, ongetwijfeld het mooiste in zijn soort, wordt door vrijwilligers gemaakt.
Mijn ode hier is in het bijzonder gericht aan groepen vrijwilligers die zich inzetten voor het onderhoud van paden en klimroutes. Bijna dertig studenten hebben deze zomer gewerkt aan het herstel van bergpaden in Oostenrijk. In juni deden de NKBV-tochtleiders hetzelfde bij de Muttekop ütte. Grindbedden werden versterkt, treden hersteld en rotsblokken verlegd. De Oostenrijkse Alpenvereniging is heel blij met de geboden hulp.
In dezelfde categorie vallen de drie rebolting teams, groepen die vooral in België de klimrotsen helpen onderhouden en nieuwe routes inrichten.
Ze verwijderen loszittende blokken, snoeien planten en houden de gebieden begaanbaar. Het is mooi werk en een vorm van dank voor de Belgische gastvrijheid en de goede samenwerking met de Vlaamse Klim- en Bergsportfederatie en de Club Alpin Belge.
Dit soort fysiek werk is steeds harder nodig. Door de veranderingen in het klimaat zijn erosie, steenslag en lawines ernstiger dan ooit. De populariteit van klim- en bergsporten betekent bovendien dat de infrastructuur intensiever wordt gebruikt.
Veel leden willen een bijdrage leveren aan hun vakantiebestemming
Gelukkig groeit ook de belangstelling voor bijzondere klussen. Veel NKBVleden willen een duurzame bijdrage leveren aan hun vakantiebestemming. Om deze reden hebben wij een Duurzaamheidsfonds ingericht. In de volgende Hoogtelijn lees je daar meer over.
Overigens doe je ook al veel door gewoon lid van de NKBV te zijn. Via het Gegenrecht Fonds dragen NKBVleden elk jaar 450.000 euro bij aan het onderhoud van paden en hutten in de Alpen en Pyreneeën. Daarnaast wordt via het Hutten Ondersteunings Fonds jaarlijks 50.000 euro bijgedragen aan de verduurzaming van berghutten. Het is nooit genoeg, maar we zijn trots op elke volgende stap die we zetten!
Tochtleiders werken aan de paden rondom de Muttekop ütte
Het NKBV-lidmaatschap loopt per kalenderjaar. Wil je je lidmaatschap voor volgend jaar beëindigen? Doe dat dan vóór 1 november op mijnnkbv.nl. Je ontvangt dan per e-mail een
bevestiging van je opzegging. Na 1 november wordt je lidmaatschap automatisch verlengd voor het volgende kalenderjaar. Kijk voor meer informatie over het lidmaatschap op nkbv.nl.
Roald van der Linde
Vrijwilliger
Secretaris@nkbv.nl
Partners van de NKBV
Heb je nieuws voor ‘Op de hoogte’, mail het naar hoogtelijn@nkbv.nl. Meer bergnieuws vind je op nkbv.nl, of volg ons op Facebook en Instagram.
Berlijn
redactie van Berend
Onder
Een van de belangrijkste toegangswegen tot de Oostenrijkse Alpen is via het Duitse Füssen. Wie hier de grens over gaat, kan het schilderachtige Schloss Neuschwanstein, gelegen op een rotspunt, bijna niet ontgaan. De excentrieke koning Ludwig II van Beieren liet het kasteel in de negentiende eeuw bouwen als een middeleeuwse burcht. Het werd een belangrijke uitvalsbasis voor koninklijke wandelingen in de omliggende bergen. Sinds juli is Schloss Neuschwanstein officieel erkend als UNESCO-werelderfgoed.
Architecten van het laagland tekenen voor een bouwwerk op hoogte. Het ontwerp van het Nederlands/ Zwitserse architectenbureau Mulder Zonderland is geselecteerd uit tien kansrijke inzendingen voor de nieuwbouw van de Zwitserse Chamanna da Boval op de oostelijke helling van de Piz Boval (3353 meter). Hun voorstel onderscheidt zich door het hoge duurzame gehalte. De nieuwe hut wordt uitgerust met zonnepanelen (gekoppeld aan een batterij), zonnecollectoren en een houtgestookte boiler. Waar mogelijk wordt materiaal uit het oude gebouw hergebruikt.
Op 95-jarige leeftijd is Beat Perren overleden. Hij was in 1968 de grondlegger van reddingsdienst en helikopterbedrijf Air Zermatt. Destijds was Perren apotheker in Zermatt, Zwitserland. Zijn naam is onlosmakelijk verbonden met revolutionaire methoden die alpiene reddingsoperaties veiliger, sneller en succesvoller hebben gemaakt.
Onlangs zijn drie dorpen toegevoegd aan de lijst met Bergsteigerdörfer: Baška grapa in Slovenië, Campo (Vallemaggia) in het Zwitserse Ticino en Lauenen in Berner Oberland. Evenals de andere Bergsteigerdörfer houden deze dorpen de authentieke Alpencultuur in ere en richten zij het toerisme duurzaam in, met de Alpenconventie als leidraad.
Deze zomer werd weer een weerrecord verbroken in de Alpen. Op 30 juni werd de nulgradengrens op 5400 meter hoogte gemeten, ruim boven de hoogste Alpentoppen dus. Tot die hoogte vroor het niet en tastte de dooi gletsjers en permafrost aan.
Met haar eerste plaats bij de Lofoten Triathlon Extreme voltooide de Nederlandse Aniek Lith voor het tweede jaar op rij de Arctic Triple, een set van drie wedstrijden boven de poolcirkel, verspreid over het jaar. De multisporter uit Tromsø won eerder dit jaar ook de Lofoten Ultratrail (100 mijl) en nam deel aan de Lofoten Skimo. Ook in die laatste lag Aniek op kop, maar door slecht weer moest de race op tweederde van de tocht gestaakt worden.
Voordat hij in 2009 op de top stond van de Kilimanjaro (5895 meter), had Roland Kummerhove nooit eerder een berg beklommen. Hij noemde zichzelf ook geen bergbeklimmer, hij beleefde een avontuur met zijn vrienden. Wie hem toen had gezegd dat hij de hoogste bergen van de zeven continenten zou beklimmen, had hij voor gek verklaard. Toch is dat wat hij gedaan heeft, stap voor stap, berg voor berg. ‘Het begon steeds meer te leven’, vertelt hij nu.
Op 19 mei stond Roland op de top van de Mount Everest (8849 meter), de laatste van zijn Seven Summits. Daarmee is hij de twaalfde Nederlander die deze prestatie heeft geleverd en met zijn 62 jaar de oudste Nederlandse Everestbeklimmer. ‘Ik moest echt tot het gaatje gaan. Of ik mezelf nu een bergbeklimmer durf te noemen? Dat denk ik wel’, lacht hij. Helemaal ongeschonden is Roland niet uit Nepal gekomen. Door bevriezing moet hij aan beide handen een paar vingerkootjes missen.
De Duitse Laura Dahlmeier had negen wereldtitels bij biatlon op zak en was tweevoudig Olympisch kampioen, toen zij op 25-jarige leeftijd besloot een nieuwe passie te gaan volgen: bergbeklimmen. Andere sport, dezelfde kick. Ze werd berg- en skigids en tastte ook daarin de gren-
zen van haar kunnen af. Haar bergsportcarrière kwam eind juli abrupt tot een einde op de flanken van de Leila Peak in het Pakistaanse Karakoramgebergte. Vallend gesteente werd haar fataal tijdens de beklimming van de 6069 meter hoge berg. Laura Dahlmeier is 31 jaar geworden.
Op 12 augustus kwam Tessa Caspers na een ruime maand hardlopen aan in Monaco. Ze vertrok 38 dagen, 2 uur en 54 minuten eerder uit Triëst in Italië en legde in recordtijd de Via Alpina af. Tessa liep 1982 kilometer en maakte 117.000 hoogtemeters. Ze doorkruiste Italië, Slovenië, Oostenrijk, Duitsland, Liechtenstein, Zwitserland, Frankrijk en Monaco. Met deze prestatie vestigde zij een supported Fastest Known Time, de eerste vrouwen-notering op de route.
Tessa Caspers (rechts) en haar crewlid Kyra de Baan na de finish in Monaco
Heb je opmerkelijk expeditienieuws? Stuur een mail naar ceat@nkbv.nl.
Alexander Sternfeld laat er geen gras over groeien. Als 25-jarige heeft hij deze zomer officieel alle 82 bergen van 4000 meter of hoger in de Alpen beklommen. Pas de laatste twee jaar is dat een project op zich geworden. Voor die tijd reeg hij de toppen aaneen, omdat de hoogste bergen voor hem nu eenmaal de mooiste klimroutes hebben. Alexander: ‘Pas toen ik bij nummertje 65 of daaromtrent kwam, dacht ik: nu wil ik het ook afmaken!’ Dat lukte met de beklimming van de Lyskamm (4527 meter) op 28 juni. Speciaal voor deze mijlpaal had hij een paar ballonnen aan zijn rugzak bevestigd. En nu? ‘Ik wil me meer op technische rotsroutes gaan richten.’ Maar eerst staat nog de eindexpeditie van de NKBV Expeditie Academie op het programma. Alexander is een van de deelnemers.
Veel berghutten ontlenen hun naam aan een inmiddels grijs geworden verleden, waardoor deze in de huidige tijd weinig betekenis meer heeft. Zo dragen veel hutten in Zuid-Tirol de naam van een Duitse stad. Daarom huldigde
Ingrid Beikircher, vicevoorzitter van de Zuid-Tiroolse Alpenvereniging en hoofdredacteur van het verenigingstijdschrift Berge erleben, onlangs de stelling dat sommige Zuid-Tiroolse hutten hernoemd zouden moeten worden op basis van hun locatie, regio of alpiene omgeving.
Het is zo’n ochtendritueel. Rugzak inpakken, schoenen aan. Nog even wat rondkijken buiten de hut. En de bril poetsen voor een heldere blik. Opeens had ik een glas in mijn hand. En erger, het ieniemienie schroefje waarmee het glas vastzit in het montuur was weg. Stom, mijn reservebril lag nog in de tent. Een lange dag zonder bril of met één glas lopen over de zompige hoogvlakte, waar we goed moesten speuren naar de route, was geen optie. Daar stond ik in het hoge, vochtige gras buiten de Noorse hut Storkvolvbua. ‘Blijf staan, niet bewegen’, verordonneerde tochtgenoot Jeanette. Zij op haar knieën in de modder en ja hoor: haar arendsogen vonden het schroefje. Zo kwam de ieniemienie schroevendraaier van 7 gram, die ik wel altijd bij me heb, prima van pas. [Peter Daalder]
Heb je ook een leuk bergverhaal? Mail je anekdote van 120 woorden naar hoogtelijn@nkbv.nl onder vermelding van ‘En Passant’.
Daarmee stapte ze op een aantal tenen, bijvoorbeeld van de Zuid-Tiroolse erfgoedvereniging. Die ziet de traditionele namen als een ‘uiting van de ontwikkeling van de Alpen en onderdeel van de culturele identiteit van Zuid-Tirol’. Inmiddels bemoeit zelfs de politiek zich ermee. Geschrokken van al het stof dat zij heeft doen opwaaien, benadrukt Beikircher dat het niet om een besluit van de vereniging gaat, maar dat zij slechts een discussie op gang wil brengen. Maar dat de naamsverandering van hutten een gevoelige kwestie kan zijn, blijkt wel.
Voor het Nederlands kampioenschap Skyrunning was dit jaar het Engelse Lake District het decor. Op 18 en 19 juli streden de lopers weer in drie disciplines om de medailles: de Vertical, Skyrace en SkyUltra. De NKBV was met het NK te gast bij de races van de Lake
District Sky Trails. Het ruige landschap met zijn zompige grashellingen en scherpe, rotsige bergruggen schotelde de deelnemers een uitdagend parcours voor. En het typisch Engelse weer met wind, regen en mist gaf de titels nog eens extra glans.
Een onrustige zomer in de bergen in het noorden van Italië. De Nederlandse media stonden bol van het ongewoon hoge aantal dodelijke ongelukken in die Alpenregio’s. Tussen 21 juni en 23 juli kwamen 83 wandelaars, alpinisten en andere bergsporters om in Italië. Over de oorzaken is volop gespeculeerd: de populariteit van het hiken, de behoefte om te ontsnappen aan de hitte van het laagland, de verleiding van de social mediabeelden van majestueuze berglandschappen. Eén ding is zeker: onervarenheid en een slechte voorbereiding liggen ten grondslag aan de meeste ongevallen. Beschouw een wandel- of klimtocht als een leuke, maar ook serieuze onderneming. Meer weten over hoe je veilig op pad gaat? Raadpleeg via nkbv.nl/kenniscentrum diverse artikelen over voorbereiding en veiligheid.
WINNAARS NK VERTICAL 2025
Dames: Linda Valent
Heren: Jim Rothweiler
WINNAARS NK SKYRACE 2025
Dames: Linda Valent
Heren: Lucas Nieuweboer
WINNAARS NK SKYULTRA 2025
Dames: Sanne Glas
Heren: Bauke Rietveld
De meeste mensen kennen Wilco van Rooijen als bergbeklimmer. Maar onlangs heeft hij een expeditie voltooid die niet op het land, maar vooral op het water plaatsvond. Met zijn Team Ocean roeide hij eerst vanuit Bazel de Rijn af naar de monding in Rotterdam. Vervolgens ondernam het team een 39 dagen durende en 3950 kilometer lange roeitocht over de Stille Oceaan naar Hawaï, om daar de Mauna Kea te beklimmen, de hoogste berg ter wereld gemeten vanaf de voet op de bodem van de oceaan.
‘From the Summit to the Sea. From the Sea to the Summit’ was de naam van de avontuurlijke tocht. En het betrof niet alleen een fysieke uitdaging, de expeditie had ook een symbolische betekenis. Bij de Mauna Kea leegde Wilco een fles zoet water. Daarmee was de cyclus voltooid – het water keert terug naar zijn oorsprong in de bergen – en vroeg Team Ocean aandacht voor onze verantwoordelijkheid als mensheid om drinkbaar water en de weg die het aflegt te beschermen.
Onder redactie van Marjolein Wols
Wie het wereldkampioenschap Boulder, Lead en Paraklimmen live wil volgen, zal voor een deel van de wedstrijden ’s nachts de wekker moeten zetten. Het WK wordt van 21 tot en met 28 september 2025 georganiseerd in Seoul in Zuid-Korea. Maar liefst vijf Nederlandse klimmers doen mee aan dit spektakelstuk: Lynn van der Meer (Lead), Paul Brand (Boulder), Christiane Luttikhuizen, Jamie Barendrecht en Eva Mol (Para). Wil je op de hoogte blijven van hun wedstrijdschema’s en prestaties? Houd dan nkbv.nl/actueel/events/wk-klimmen-2025 in de gaten en volg @dutchclimbingteam op Instagram.
De Chinese Veronica Chik hee in Oliana, Spanje, de vij ig meter lange route Fish Eye (8c) geklommen. Dat is hoe dan ook indrukwekkend, maar zeker als je weet dat Veronica pas negen jaar is. Met haar beklimming schrij ze geschiedenis: ze is de jongste klimmer ooit die dit niveau hee behaald.
Lynn Robichon bouldert naar plaats 24 op het WJK
Meer nieuws van de Nederlandse wedstrijdklimmers: eind juli deden vier van hen mee aan de wereld jeugdkampioenschappen Boulder en Lead in Helsinki, Finland. Zussen Tessa (U19) en Lynn (U17) Robichon deden bij beide disciplines mee, Bibi Hamers (U19) en Briq Middelburg (U19) vertegenwoordigden Nederland alleen bij Boulder. Bibi plaatste zich overtuigend voor dit WJK, met drie naleplaatsen en zelfs een bronzen medaille bij de European Youth Cups. Briq, Lynn en Tessa kwali ceerden zich aanvankelijk niet, maar kregen toch een uitnodiging om mee te doen om meer ervaring op te doen. Briq was niet helemaal tevreden over zijn eerdere wedstrijden van dit seizoen en greep de kans om mee te doen aan het WJK: ‘Ik heb alles te winnen. Het moet een wedstrijd worden waar ik trots op kan zijn.’ Hij eindigde op plek 38 bij Boulder, Tessa op 29. Lynn en Bibi haalden de halve nale en eindigden allebei op plaats 24. Bij Lead moest Lynn het doen met plek 53 en werd Tessa 37ste
‘Ik dacht dat de laatste greep een bakje was, maar die was dat niet. Toen viel ik,’ zegt Nienke Kodde over de naleroute van het Nederlands jeugdkampioenschap Lead 2025. Ondanks dat op de warme 28 juni in Mountain Network Arnhem geen enkele naleroute werd getopt, leverden de jonge klimmers spannende wedstrijden. In de kwali catierondes van meisjes U15 en U17 gingen de deelnemers zo gelijk op
Eerder dit jaar las je in Hoogtelijn over Barbara (Babsi) Zangerls flash van Freerider (7c+). Hiermee werd zij de eerste persoon die een route op El Capitan in het Amerikaanse Yosemite flashte. Deze mijlpaal in de klimsport levert Zangerl nu de Paul-Preuss-Preis op, een prijs voor bijzondere vrije beklimmingen. De awardceremonie op 20 september draait niet alleen om de uitreiking, maar is een ontmoetingsplek voor ‘alpenlegendes en jonge, ambitieuze klimmers uit de Alpen’, in de woorden van de organisatie.
De Nederlands jeugdkampioenen Lead van alle categorieën
dat er meer dan de gebruikelijke zes klimmers door gingen naar de nale. De dag duurde daardoor iets langer, maar het publiek en de deelnemers toonden zich hittebestending en zetten door. Vier U17-deelnemers kwali ceerden zich voor de eerstvolgende European Cup Lead. Scan de QR-code voor de uitslagen van alle categorieën, foto’s en een videorecap.
Mede mogelijk gemaakt door
Jouw onvergetelijke avontuur begint bij Zwerfkei!
Ontdek 3500 m2 aan topmerken en deskundig advies in het hart van Nederland. Kom langs en laat je inspireren!
Sportklimmen met MS
Volgens Sandra Sche ers hee sportklimmen een positief gezondheidse ect op mensen met multiple sclerose (MS). Zij ondervindt het zelf aan den lijve. Gesterkt door die overtuiging, hee Sandra het initiatief genomen om op regelmatige basis met deze doelgroep in de hal te gaan klimmen. ‘Mensen met MS moeten niet gaan bewegen, maar gaan sporten.’
Wanneer werd bij jou de diagnose MS gesteld?
‘In 2006. Daarvoor was ik een fanatieke bergwandelaar en klimmer, maar er werd mij op het hart gedrukt niet meer in het rood te gaan. Pas toen ik via het Nationaal MS Fonds gestimuleerd werd om mee te doen met Klimmen tegen MS op de Mont Ventoux, ben ik ter voorbereiding weer actiever gaan wandelen. Dat ging me steeds beter af. Het was een eyeopener: je kunt meer dan je denkt. Ik ben ook weer gaan etsen en sportklimmen. Nooit gedacht dat ik daartoe nog in staat zou zijn.’
Eigenlijk tegen het advies van de dokter in… ‘Er komen steeds meer studies die het belang aantonen van een actieve levensstijl bij MS. Ik voel mij erg gesterkt door de richtlijn van
de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) die feitelijk zegt dat mensen met MS net zoveel moeten sporten als mensen zonder MS. Ook de gunstige invloed van sportklimmen is in een enkele studie al wetenschappelijk onderkend, maar ik zou dat nog veel meer uitgediept willen zien in verder onderzoek. Uiteindelijk hoop ik met mijn project Sportklimmen met MS ook meer wetenschappelijke interesse op te wekken.’
Waarom is sportklimmen volgens jou zo goed? ‘Je daagt je hele bewegingsapparaat uit op een veilige manier, aan het touw. En omdat je alles gebruikt, kun je ook makkelijker iets compenseren. MS tast onder meer je coördinatie, evenwichtsgevoel en het hefvermogen van je ledematen aan. Dat oefen je allemaal met klimmen.’
Wat houdt het project Sportklimmen met MS in?
‘Het is gestart met een clinic voor mensen met MS bij Neoliet Tilburg, mijn thuishal. Met zeventien deelnemers was het gelijk een succes. Daarna hebben we een proefperiode van vijf weken georganiseerd, waarbij we gelijk opliepen met het project Klimmen met Parkinson bij Neoliet Eindhoven en twee keer per week de hal in gingen. Dankzij een nanciële bijdrage van het BrabantSport Fonds kan ik vanaf september een jaar lang elke woensdag en vrijdag trainingen aanbieden aan mensen met MS.’
Wil je dat andere klimhallen dit ook gaan verzorgen?
‘Dat zou fantastisch zijn. Maar het betekent ook dat zij rolstoeltoegankelijk moeten zijn en een invalidentoilet hebben. Ik snap dat dit voor een hal een flinke investering is.’
Ultraloper, Hoogtelijnredactielid en voormalig lid van de NKBV Expeditie Academie Noor van der Veen vestigde in juli een Fastest Known Time op de iconische Haute Randonnée Pyrénéenne (HRP). Deze spectaculaire en uitdagende langeafstandsroute loopt over de Frans-Spaanse grens van de Atlantische Oceaan tot de Middellandse Zee. Noor voltooide de 731 kilometers en 45.700 hoogtemeters in 10 dagen, 11 uur en 38 minuten. Met haar succesvolle recordpoging schrijft Noor geschiedenis met een eerste geregistreerde supported Fastest Known Time op deze route.
Tekst Rinske Brand Beeld Caroline Dupont Photography
Maar deze cijfers vertellen niet het hele verhaal. Achter die 731 kilometers en 45.700 hoogtemeters zat een indrukwekkende logistieke operatie. Er waren 34 crewstops, 10 pannen eten werden gekookt, 16 knijpzakjes overnight oats voorbereid, 43 zakjes sportvoeding en 22 eiwitshakes klaargemaakt. Er werd 35 keer afgewassen, 8 keer een voetenbadje klaargezet en even vaak een massage gegeven. Verder werden 4 paar schoenen kapotgelopen en vervangen en raakten 3 zonnebrillen kwijt. Een team van zes mensen hield Noor gedurende de tien dagen – letterlijk en figuurlijk – op de been.
Teamprestatie
Het gezegde luidt: ‘Wil je snel gaan, ga dan alleen. Wil je ver komen, ga dan samen.’ Noor wilde allebei en dat kon alleen dankzij de mensen die alles uit handen namen, behalve het lopen zelf. Want een Fastest Known Time (FKT) is zo veel meer dan zo snel mogelijk heel ver lopen. Het is een uiterst complexe logistieke operatie, waarbij de juiste timing essentieel is en last-minute beslissingen en aanpassingen noodzakelijk zijn.
Iedereen in het team had een taak. Tessel was de kok, Ewoud, Kevin en Willem waren de pacers, Caroline deed de fotografie en verzorgde de updates op social media en Regien was de chef d’équipe.
Noor: ‘Ik dacht eerst dat zes mensen misschien wat overdreven was. Maar onderweg bleek: minder was gewoon niet genoeg geweest.’
Alle teamleden draaiden 24/7 mee. Terwijl Noor liep, verplaatsten zij zich over smalle bergweggetjes, deden boodschappen, maakten eten klaar of liepen zelf mee. En als Noor na zestien, soms wel twintig uur lopen, het kamp bereikte, had iedereen een taak: Noor eten geven, voetenbadjes, massages, blaren verzorgen, de rugzak opnieuw vullen. In het chronische slaaptekort deelde iedereen mee.
Crisis en herstel
Halverwege haar tocht had Noor het fysiek zwaar. Door slaaptekort en een lage weerstand werd ze extra vatbaar voor een bacterie of virus uit ongefilterd water, waardoor ze buikgriep opliep. Noor raakte uitgedroogd en stuurde haar team een bericht: ‘Ik takel nu heel hard af.’ De crew kwam haar tegemoet en liep de laatste 10 kilometer van die dag met haar mee. ’s Nachts werd ze intens verzorgd, onder meer met liters bouillon, en was er overleg met een arts. De dag erna startte ze later en liep de eerste 25 kilometer met een crewlid. ‘Ik kwam weer bij en kon weer op volle kracht vooruit,’ vertelt ze.
Tijdens de laatste dagetappe – maar liefst 152 kilometer in één ruk – liep Noor nooit alleen. De aanwezige pacers wisselden elkaar af en in de laatste kilometer liepen alle pacers met haar mee naar de Middellandse Zeekust en daarmee naar de finishlijn van de route.
Vertrouwen
Door de goede voorbereiding en het wederzijdse vertrouwen kon Noor zich volledig richten op lopen. ‘Als ik me ergens zorgen over maakte, zeiden de teamleden: zet het uit je hoofd, wij lossen het op.’ Regien: ‘Noors coach Erik had vooraf gezegd dat het succes zou afhangen van ons vermogen om onderweg als team te leren en bij te sturen. En ik ben er best trots op dat dat ons gelukt is.
Het ging zeker niet altijd zoals gepland, maar telkens als er iets misliep, staken we de koppen bij elkaar en maakten we een nieuw plan.’
Vriendschappen voor het leven
‘We wilden samen een bijzondere bergervaring beleven,’ zegt Noor, ‘maar wel zo snel mogelijk. Iedereen had die negen of tien dagen als doel voor ogen en ging daar maximaal voor.’
Wat begon als een sportieve onderneming, groeide onderweg uit tot nog veel meer. De teamleden kenden elkaar vooraf niet allemaal, maar onderweg ontstonden vriendschappen voor het leven.
Regien: ‘Ik dacht vooraf: dit is Noors project en ik ga haar helpen. Maar tijdens de FKT-poging merkte ik hoe belangrijk de rol van de crew werd. En aan het einde voelde het echt alsof we dit samen hadden gedaan.’
Wat eraan voorafging
Noor is geen onbekende in de bergsport- en ultrawereld. Ze liep eerder onder meer de Valmalenco UltraDistance Trail (90 kilometer), Lavaredo Ultra Trail (120 kilometer), Hochkönigman (80 kilometer), Arc of Attrition (160 kilometer) en zette een FKT op de Translagorai (80 kilometer). In 2024 werd ze Nederlands kampioen Skyrunning op de ultra-afstand en liep ze de snelste Nederlandse vrouwentijd ooit op de Ultra-Trail du Mont-Blanc (170 kilometer): 27 uur en 57 minuten. Na die prestatie zocht ze een nieuwe uitdaging en vond die in deze supported FKT, haar meest ambitieuze project tot nu toe.
Meer weten?
In Hoogtelijn 1 van 2026 lees je meer over het fenomeen Fastest Known Times en Noors voorbereiding op haar FKT-poging.
Gezicht op de orden van Bergen vanaf de Ulriken, Antoon Er emeijer, 2024, acrylverf op papier
Thema-inhoud
22 Tijdreis in Fontainebleau
28 Depot: Op een voetstuk
34 Galerij
30 De Malerweg in het Elbsandstein
42 In de voetsporen van Albrecht Dürer
47 Mijn verhaal: Het geheim van de goudsmid
48 Wandelen in een schilderij
54 Honderden foto’s in één
56 Schilderen als Bob Ross
60 Goldsworthy’s Re ges d’Art
65 Seven Summits in olieverf
66 Interview: Ben Tibbetts
Tekst Antoon Er emeijer
DTussen klimmers, bergwandelaars en skiërs doemen regelmatig ook kunstenaars op. Dat is niet vreemd: al eeuwen oefenen berggebieden ook op hen een enorme aantrekkingskracht uit. Een beschouwing door een ervaringsdeskundige, inclusief een kunsthistorische uitweiding.
at bergen al eeuwenlang gewilde motieven zijn in de kunstwereld, zal veel berglie ebbers wel bekend zijn. Dit geldt niet alleen voor westerse kunst. Wie kent niet de veelvuldig in China en Japan gemaakte populaire rolschilderingen van hoge bergen met watervallen? Op een werkreis naar Japan die ik in 1990 maakte, kon ik in een oud winkeltje in Tokio zo’n fraaie antieke rolschildering op de kop tikken. Een kluizenaar in een hutje contempleert op de sublieme natuur. De kleine mens in de immense bergen: als de mens zich ergens klein kan, ja, moet voelen, dan is het wel daar. Naast dat ‘klein voelen’ is er tegelijkertijd het gevoel wezenlijk deel uit te maken van die onmetelijke, ontzagwekkende natuur, wat dan weer een weids gevoel gee .
Ik verzamel eigenlijk geen kunst, maar veel later kon ik tegen een zachte prijs nog een berglandschap uit de romantiek aanscha en van de Nederlandse schilder Cornelis Lieste. Lieste maakte in 1853 een studiereis naar Zwitserland, waar hij onder meer de Rigi beklom. Op dit schilderij is eveneens een kleine mens guur te zien, een jager, die kennelijk een prooi zoekt. Op de achtergrond gaat de zon achter de bergen onder – of hij komt op, dat is moeilijk uit te maken.
Deze twee schilderstukken hangen al jaren in mijn werkkamer. Ze dienen als permanente inspiratiebron voor mijn werk als kunstschilder én voor mijn werk als kunsthistoricus. Dat de berg een buitengewoon aantrekkelijk motief is voor schilders, ontdekte ik al tijdens
mijn studie kunstgeschiedenis. William Turner, Caspar David Friedrich, Ferdinand Hodler, Alexandre Calame: noem de bergschilders maar op. Daarnaast ontdekte ik het boeiende van het motief tijdens eigen schilderexcursies in de Ardennen, Zwitserland, Noorwegen en andere landen. Zelfs was ik ooit in de gelegenheid om de Fuji in Japan te schetsen, zij het vanuit een hogesnelheidstrein.
Vooral in de Alpen kon ik meermaals serieuze, meer doorwerkte studies van bergen maken. Het hee absoluut een geheel eigen bekoring om op een bijzondere plek neer te strijken en daar vervolgens een aantal uren aandachtig een studie te maken van zo’n landschap. Het is een andere manier om je te verbinden met
de natuur. Zo heb ik ooit twee lange middagen geschilderd met uitzicht op het door bergmassieven omringde meer van Sankt Moritz.
Een andere keer, in de bergen bij Davos, maakte ik in zekere zin het tegenovergestelde mee: terwijl ik schilderde, verdween het landschap geleidelijk uit mijn zicht, en wel als gevolg van een langzaam opkomende sneeuwbui die gaandeweg alles bedekte.
En dat bovendien op een steenworp afstand van een museum dat gewijd is aan de inspirerende berglandschapsschilder Giovanni Segantini. Bij min twee graden Celsius, dat wel, maar dik gekleed, met vingerloze handschoenen, een ijsmuts, twee truien onder de winterjas en gelukkig wat zonneschijn, viel dit wel vol te houden. Het fascinerende van het motief, en het besef dat ik er waarschijnlijk nooit meer zou terugkeren, maakten dat ik er met volle aandacht aan de slag ging. Alles om en in mij wat niet met dit schilderend kijken en kijkend schilderen te maken had, verdween uit mijn bewustzijn.
‘Landschap, hoe zal ik u schetsen?’
mij betre tot het fraaiste uit de kunstgeschiedenis. Wat de Nederlandse schilders aangaat: die trokken in die periode met hun studiematerialen vol werklust en enthousiasme door het Ahrdal en de Alpen, de Harz en Tirol, maar ook door de Schotse Hooglanden en Noorwegen, en zelfs door toenmalig Nederlands-Indië en Amerika.
Bij dergelijke buitenstudies gaat het in mijn geval niet zozeer om originele, creatieve kunstwerken, maar om een soort samenvattingen van het meest boeiende en karakteristieke van het landschap waarin ik mij bevind. Hoe waardevol en fantastisch is het om daarin al tekenend en schilderend urenlang te verwijlen en de persoonlijke beleving van het berglandschap zo een extra verdieping te geven? Ik raad mensen vaak aan om op reis een schetsboek mee te nemen. Persoonlijke, getekende of geschilderde herinneringen zijn immers uniek, zelfs als ze ‘amateuristisch’ zijn (waar ligt immers de grens tussen amateurisme en professionaliteit?) Wat niet wil zeggen dat het vastleggen van impressies een zorgeloze en gemakkelijke bezigheid is. Elke studie voelt alsof je een berg(je) beklimt en gaandeweg word je er beter in, groeien durf en zelfverzekerdheid, krijg je er meer grip op.
Nederlandse bergschilders
Hun bergkunst vloeide in zekere zin voort uit een lange traditie, die begon in de vroege zestiende eeuw met Joachim Patinir en anderen die gefantaseerde bergen nog als achtergrond van religieuze taferelen inzetten. Pieter Brueghel de Oude maakte als een van de eersten tekeningen in de Alpen. In de zeventiende eeuw waren het schilders als Jacob van Ruisdael en Allart van Everdingen die berglandschappen in pre-romantische schilderijen verwerkten, voorstellingen waarbij religieuze symboliek of religieuze gevoelens vermoedelijk ook een rol speelden. In hun zeer kerkelijke tijd moeten zij via Bijbelse vertellingen, psalmen en kerkliederen vertrouwd zijn geweest met een haast dwingende associatie van bergen met ‘het verhevene’ en ‘goddelijke’. Van zulke vroege, in hoofdzaak binnen in ateliers werkende landschapsschilders kennen we overigens vrijwel geen tekstuele getuigenissen over hun natuurbelevingen.
Wat daarbij stimuleert, is kijken naar werk van anderen en lezen wat andere schilders zoal hebben geschreven over hun beleving van bergen. Ik zal hier enkele voorbeelden geven uit voor mij boeiende brieven en reisverslagen van Nederlandse schilders uit de romantiek (circa 1780 tot 1870). Wat er toen in de schilderkunst met bergen is ‘gedaan’, door Nederlanders maar ook internationaal, behoort wat
Zulke getuigenissen zijn wel bekend van landschapsschilders uit de romantiek, toen het buiten in de natuur werken voor het eerst een hoge vlucht nam. Van hen zijn, anders dan van vroegere collega’s, vele brieven en reisverslagen overgeleverd. Daarin beschreven natuurbelevingen zijn veelal religieus gekleurd en in alle gevallen raakten de schilders door de bergen steeds buitengewoon geïmponeerd en geëmotioneerd, tot op het extatische af. Ik laat de schilders hierna zoveel mogelijk zelf aan het woord. Zelden is door kunstenaars zo krachtig verwoord hoe zij de natuur, en de bergen in het bijzonder, beleefden.
Overweldigend
Christs collega Frans Lebret bezocht in 1839 het Duitse Zevengebergte en schreef daarover: ‘dat majestueuze gezigt op het Zevengebergte dat nu onbeneveld zoo trotsch mogelijk zijne zeven toppen ons ter beschouwing stellende alsof het aan de vernietiging des tijds niets te vrezen had; dit alles bij schoon weder bezigtigt, brengt eene verrukking te weeg dat ons van aandoening doet duizelen’.
Om te beginnen: de confrontatie met echte bergen moet voor de Nederlandse landschapsschilders, na lange en moeizame reizen, overweldigend zijn geweest. Dat blijkt ook uit hun teksten. Men kende weliswaar de ‘bergen’ van Nederland – heuvelgebieden zoals in Gelderland met plaatsen als Berg en Dal en de duingebieden aan de kust – en werkte daar ook. Jacob Cremer schreef over ‘de Nijmeegsche bergen’ en ‘den hoogen bergrug van den Duno’, het gebied waar hij met zijn schilderdocent Frederik Hendriks had gewerkt.
Maar het grootse, vaak nog woeste middel- en hooggebergte was toch wel van een heel andere orde. Cornelis Kruseman moest nog aan het verschijnsel bergen wennen op zijn reis naar Italië in de vroege jaren 1820, toen hij nabij Lyon verrast werd door de verzekering ‘dat het bergen waren, wat ik nog bestendig voor wolken had aangezien’. Hij sprak van ‘stille verrukking en stomme bewondering’ bij zijn doorkruising van het bergrijke gebied ten noorden van Rome.
Duitsland
verbleef, keek hij ademloos in het rond en voelde zich verpletterd: ‘Heerlijk panorama, dat zich hier voor onze blikken ontvouwde! Landschap, rijk aan de verhevenste schoonheden, hoe zal ik u schetsen? Wij durfden naauwelijks ademen, zoo trof ons het schoone, zoo verpletterde ons het groote en verhevene, dat als op de stem des Almagtigen voor ons stond.’
Ook de vermaardste der romantische landschapsschilders, Barend Koekkoek, bezocht het Zevengebergte. Vanaf de Drachenfels, de beroemdste van de zeven bergen, had Koekkoek zicht op andere bergen en de Rijn. Hij schreef daarover: ‘hier wordt de blik een bergachtig landschap met eenen statige stroom, die in honderd bogten door hetzelve heenkronkelt, aangeboden, en dit alles doet gewaarwordingen in de ziel ontstaan, waarbij de mensch, in weemoedige stemming, zich toch zoo wel gevoelt. Gij denkt u niet meer op den aardbol te staan, die hier een zijner rijkste en schoonste landschappen ten toon spreidt. De wereld met haar gedruisch, met hare voorthollende dri en, begeerten en daaruit voortvloeijende handelingen en bewegingen, ligt twaalf honderd voeten onder u. Hier wordt
‘Gij denkt u niet meer op den aardbol te staan’
De Nijmeegse schilder Johannes Christ schreef op zijn beurt naar aanleiding van een met zijn zoon Pieter gemaakte Duitslandreis in 1835 over een ervaring van ‘huivering’ bij de rotsen van het Neandertal. En vanaf de Drachenfels keek hij ‘met ontzetting’ neer op diepe afgronden. Op een berg met een manshoog wit houten kruis in het Ahrdal, waar hij in 1840
Sti ung B.C. Koekkoek-Haus, Kleef
Rijngezicht met Zevengebergte, Barend Koekkoek, 1853, olieverf op doek
‘Zóó
kan daar de gedachtens van de imposante natuur afwenden, daar leert men de Schepper kennen! De borst wil lucht scheppen en ofschoon men zich mogelijk door andere wezens omgeven bevind, die dezelfde gewaarwordingen koesteren, verwijdert men zich niettemin om zich alleen met de Bouwmeester dezer grootheden te onderhouden.’
Heerlijke natuur! hoe groot is uw alvermogen! geen stukje gronds, rots, groen of boomstam, niets omgaf mij, en nogtans hoe vele verschillende schakeringen van kleuren werd ik niet in de sneeuw gewaar. Goede God! welk een tooneel… Ik dank U, dat ik tot het getal dier gelukkigen behoor, die Uw werk zoo mogten aanschouwen! Zóó groot kende ik U niet!’
Schotland
De Reichenbachfall, Hendrik Cramer, lithogra e naar een tekening van Cramer, illustratie in diens Kunstreis, 1832-1838
het hart niet door dezelve overweldigd, maar gevoelt de grootheid en liefde van het Opperwezen, en de kleinheid en ondankbaarheid van den mensch meer dan anders.’
Zwitserland
Over het bezoek dat de Oosterbeekse schilder Frederik Hendriks op zijn wat oudere dag aan Zwitserland bracht, schreef zijn oudste dochter Anna, die naar het lijkt met hem was meegereisd: ‘De aanblik der natuur was daar [op de Rigi] zoo verbazend prachtig dat het schier met geene woorden is uit te drukken. Neen, wat vader daar genoot is onbeschrijfelijk. Zijn kunstenaars vuur herleefde er in volle kracht; alle vermoeienissen en zorgen werden daar vergeten. Het was hem bijna onmogelijk van die plaats te scheiden, en de indrukken daar ontvangen verdwenen dan ook niet maar wekten hem nog dikwijls op toen hij later in ziekelijken toestand verkeerde.’
Een andere hartstochtelijke beschrijving is te vinden in het verslag dat de schilder Hendrik Cramer schreef over zijn vier jaar durende reis naar Zwitserland en Italië (1831-1835). Na een barre en avontuurlijke, deels te voet ondernomen tocht door royaal besneeuwde bergen, die hem naar Venetië voerde, schreef hij: ‘de Zwitsersche bergen en valleijen doen het hart kloppen, ontroeren den ziel. Geen afleiding
Met name bij het bergbeklimmen nabij het Zwitserse Lauterbrunnental was Cramer buitengewoon onder de indruk van wat hij zag. Na een zware klim op een besneeuwde berg openbaarde zich een groots panorama: ‘[ik] weet niet te beschrijven, hetgene ik gevoelde ten aanzien van zulk een algezigt, daar de Jungfrau al hare grootheid, hare kruin schitterend door de zon verlicht wordende, ten toon spreidde, zich in eene reine lucht verhe ende, daar de wolken nevens en onder mij hingen; voorts den Silberhorn met zijn eeuwige glaciers, de Monnik, (vierkantiger van vorm) aan gene zijde; en dan den spitsen Eiger mij zoo nabij, op wiens vleugel ik mij verpoosde.
Ook de Schotse Hooglanden werden als imponerend ervaren. Toen de globetrottende schilder Abraham van Pelt en diens reisgezelschap er rondtrokken, en er ‘den zoogenaamden Duivelshoek [vermoedelijk in park Loch Lomond, red.] passeerden, overviel ons allen eene huivering.’ Hij kreeg van die plek ‘een ontzettenden indruk, die mij mijn leven lang is bijgebleven. Noch de Via Mala [een kloof in Zwitserland], noch de omgeving van Chamony [vermoedelijk Les Gorges du Pont du Diable], geven iets dergelijks te zien. Van de verwoeste plaatsen van Babylon, waar de draken huisden en de nachtuilen gierden en slangen en adderengebroedsel tierde, kan men zich hier een volkomen denkbeeld vormen.’ Daarmee refereerde Van Pelt aan Bijbelboek Jesaja 13 en/of aan Openbaring 18.
Oost-Indië
Tot slot: ook berggebieden in het verre OostIndië konden verheven gevoelens en associa-
De Goenoeng Kambing, Java, Franz Junghuhn, 1854, lithogra e uit Junghuhns Atlas van platen
Waterval te Tjieroek-Betong, Java, Charles van de Velde, 1838-1898, aquarel en gouache op papier
ties oproepen. Zo werd Franz Junghuhn, landschapstekenaar en natuurwetenschapper, geïmponeerd door de curieus gevormde, smalle, omhoogstekende en deels begroeide rots Gunung Kambing op Java. Hij schreef daarover: ‘Wie deze rots ziet, denkt aan de verwoestende krachten van de natuur, aan onvruchtbaarheid en vernietiging […] maar door de dichte begroeiing moeten we ook denken aan de stille scheppende krachten van de natuur die werkzaam zijn in het weldadig en geluidloos groeien van de planten.’ En toen Junghuhns niet minder religieus ingestelde collega Charles van de Velde op
• Christ, J., Wandelingen van een landschapschilder langs de Ruhr en een gedeelte van den Rijn, Gorinchem 1835 (pp. 70, 98)
• Christ, J., Aanteekeningen op een reisje langs de Ahr en den Rijn, Nijmegen 1840 (pp. 79, 90)
• Cramer, H., Kunstreis door Frankrijk, Zwitserland, Italië en Engeland (4 dln.), Amsterdam 1832-1838 (dl. I, pp. 280-281); brief van 1.7.1832 (Stadsarchief Amsterdam)
• Cremer, J., Frederik Hendrik Hendriks de schilder van
In latere tijden, tot op de dag van vandaag, zijn bergen voor Nederlandse kunstenaars, net als voor kunstenaars elders, steeds aantrekkelijk gebleven. Alexander Wüst, Dirk Filarski, Jan Wiegers, Teun Hocks, Carla Klein, Luuk Wilmering, Jonathan Bragdon: zij en vele anderen uit het grotendeels vlakke Nederland hebben zich laten inspireren door de immer fascinerende hogere delen van de aardkorst. En hun beleving daarvan uitgedrukt op doek, paneel en papier, maar inmiddels ook in ruimtelijk werk, fotogra e en zelfs in conceptuele werken. Of de belevingen van die kunstenaars nu religieus gekleurd zijn, ‘gewoon’ emotioneel of zodanig dat men er eigenlijk geen woorden voor hee : bergen zullen ongetwijfeld een belangrijke inspiratiebron voor kunstenaars blijven. Daarbij geldt bij uitstek het aloude gevleugelde gezegde natura artis magistra: de natuur als leermeesteres voor de kunst.
het bergachtige Celebes op een waterval stuitte – wat zijn bergen zonder watervallen? –, kwam deze schilder zelfs tot een direct godsbesef. Bij de bergvlakte van Tondano kwam hij op ‘den rand van eenen afgrond (…) waar het gezigt van eenen 125 voet hoogen waterval mij, bij den eerbiedigen uitroep: “o God!” als aan den grond vastnagelde. Ja hier, op deze plaats is het, dat de nietige sterveling gevoelt, dat hetgene hij ziet, niet door handen als de zijne werd voortgebragt, maar door hoogere krachten, die buiten hem haren oorsprong hebben, is daargesteld.’
Wol ezen, geschetst door zijn leerling J.J. Cremer, Arnhem 1865 (pp. 54-55)
• J. Cremer, Romantische werken, deel XIV, Amsterdam 1881 (p. 37)
• Koekkoek, B., Herinneringen en mededeelingen van eenen landschapschilder, Amsterdam 1841 (pp. 117-122, 183)
onuitputtelijke natuur. Reisverhalen, tekeningen en fotogra eën van Franz Wilhelm Junghuhn, Alphen aan den Rijn 1980 (p. 30)
• Pelt, A. van, Uit de portefeuille van een schilder, Nijmegen 1881 (pp. 122-123)
• Kruseman, C., Aanteekeningen van C. Kruseman betrekkelijk deszelfs kunstreis en verblijf in Italië, verzameld en uitgegeven door A. Elink Sterk jr., ’s-Gravenhage 1826 (pp. 24, 90, 103-104)
• Nieuwenhuys, R., en F. Jaquet [keuze en toelichting], Java’s
• Ubbens, J., ‘Frans Lebret (1820-1909): een ‘geïllustreerd reisverslag’’, in: Tableau, jrg. 11, nr. 1, sept. 1988 (pp. 91-92)
• Velde, C. van de, Gezigten uit Neêrlands Indië, naar de natuur geteekend en beschreven, Amsterdam 1844-1845 (pp. 49-50)
Antoon Er emeijer (Hoorn, 1954) studeerde kunstgeschiedenis aan de Universiteit Leiden en volgde een opleiding tot beeldend kunstenaar aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Tot aan zijn pensioen werkte hij bij het Frans Hals Museum in Haarlem. Hij publiceert voornamelijk over Nederlandse kunst en exposeert regelmatig eigen werk.
Hoe kunstenaars en boulderaars elkaar vinden in het bos van Fontainebleau
Boulderaars die rotsblokken bestuderen en beklimmen, ze zijn niet meer weg te denken uit de bossen van Fontainebleau. Tweehonderd jaar geleden was dat anders: toen trokken schilders naar deze plek, op zoek naar licht, schaduw, bomen en rotsen om te schilderen. Wat zie je als je nu, in 2025, met de blik van een boulderaar naar hun schilderijen kijkt?
Tekst en beeld Florian van Olden en Arne van Wees
Tussen 1830 en 1832 schilderde Jean-Baptiste Camille Corot een meesterwerk: Paysanne en forêt de Fontainebleau. Kijk ernaar en stap het natuurgebied binnen ter hoogte van het dorpje Barbizon. Je staat niet in het dichte bos, zoals wij het nu kennen, maar in een met licht overgoten weide waar schapen het gras tot op de wortel hebben afgegraasd. Je steekt je neus in de lucht en ruikt de zoete geur van hars, maar ook de houtskool uit
de nabijgelegen houtskoolovens. Een herder fluit over de vlakte. In de verte hoor je een bijl neerkomen op de stam van een jonge naaldboom. De houthakker kapt niet de dikke afgezonderde eiken die al eeuwenlang tot het landschap behoren en deze schilders inspireren, maar grove dennen die de overheid sinds 1830 in groten getale aanplant om de moderniteit te dienen: het worden palen om de kolenmijnen te stutten, telegraafpalen
langs de wegen en over niet al te lange tijd bielzen voor de spoorwegen naar en van Parijs.
Beste lezer, wie ben jij in deze fantasie? Ben jij hier de houthakker, op zoek naar gemarkeerde stammen? De boerenvrouw die net van de markt in Barbizon komt en terugloopt met haar lange stok? Of verplaats je je liever in een kunstschilder, Corot zelf misschien, die net de Auberge Ganne is uitgelopen om in het mooie avondlicht het rotsblok te schilderen dat wij nu kennen als het Bloc Corot. Goed dat je die boerenvrouw met haar krachtige postuur tegenkomt. Zij wil wel poseren voor het blok. Het bos oogt ruimer dan in 2025, maar het is ook ruiger: zand stui , takken knappen, kampvuurrook prikt in je ogen. Dat is de natuur waarin Corot zijn paysanne, zijn boerin, plaatst: een landschap dat evenveel ruimte laat aan kuddes als aan kunst, maar nog niet aan boulderaars.
Waar Corot een boerenvrouw vroeg om onder het blok te poseren voor zijn schilderij, leggen we bijna tweehonderd jaar later een bouldermat met een plof op de bosgrond. De schapen zijn verdwenen, de open vlakten ook, evenals de houtskoolovens. Vroeger kon je de bouldergebiedjes nog in de verte zien liggen met hun kenmerkende bolle vormen, die als walvisruggen omhoogsteken. Het bos hee inmiddels de overhand genomen en gee een donkere schaduw af tegen de achtergrond van het blok. Jammer misschien, maar dit is het bos dat we kennen. En in boulderaars kan ik mij toch makkelijker verplaatsen dan in negentiendeeeuwse schilders.
Arne en ik zijn met onze kinderen en hun vrienden naar Fontainebleau gekomen om boulderkunst te zoeken. We willen onze kinderen en hun bouldermaatjes fotograferen op de blokken die door de schilders van de School van Barbizon zijn vereeuwigd; het ruige negentiende-eeuwse verleden van Fontainebleau verbinden met 2025. Net als toen leven we in roerige tijden, vol geopolitieke spanningen, technologische veranderingen en politieke tegenstellingen. De ambivalente nevene ecten van de moderniteit, of die nou van de uitvinding van de stoommachine komen of van de mobiele telefoon, we willen er allemaal aan ontsnappen. De Parisien ontvluchtte toen de drukke stad het bos in, nu doen wij dat ook. Verschil is dat we uit Nederland komen en hier niet zijn om te wandelen of schilderen, maar om te boulderen en fotograferen.
De groep kinderen van TOC Noord-Holland struint met hun trainers het bos van Bas-Cuvier af op zoek naar moeilijke boulders. Een pofzak wordt geopend en een zacht krijtwolkje stijgt op als Silas zijn handen tegen elkaar klapt. Hij hee een goede rand gevonden om op af te zetten. Zijn sprong schuin naar achteren wordt gevolgd door een do e klap van hand op rots. Hij hee de rand te pakken. De bovenkant van het blok is door de erosie nog gladder dan het stuk eronder. A asten naar een volgende greep hee geen zin. Dan maar een mantle-move, waarbij hij zijn been over de rand slingert en het momentum gebruikt om zijn lichaam boven zijn hand en been te krijgen. Uitademen, buik-, schouder- en armspieren aanspannen en uitduwen. Nu is Raphael aan de beurt. Hij is acht en daarmee verreweg de jongste deelnemer. De dyno naar de rand is te ver voor zijn lengte, dus concentreert hij zich op de mantlebeweging om het blok toch op te komen. Dit is een groep die veel traint, dit kunnen ze wel.
Volgens de voorspelling gaat het straks regenen, maar we willen het bos niet uit. We willen rots aanraken, zand tussen de tenen voelen en zandsteen aan de
Paysanne en forêt de Fontainebleau, Jean-Baptiste Camille Corot, 1830-1832, olieverf op doek
Uitademen, buik-, schouderen armspieren aanspannen en uitduwen
handen. En vogels horen fluiten in het bos. Boulderen is escapisme. Niet alleen haalt het je fysiek uit de stad, maar het verlegt je focus van het alledaagse naar datgene wat voor je ligt: een grijs blok zandsteen dat vraagt om bekeken en bestudeerd te worden, om vervolgens betast en uiteindelijk beklommen te worden.
Olifant
We hebben net genoeg tijd om langs L’Éléphant de Barbizon te gaan, een van die blokken in Fontainebleau die meteen aan een olifant doen denken. Dit motief komt niet van een Barbizonschilder, maar van Alfred Sisley, de Britse impressionist die hier zijn tijdgenoot én vriend Claude Monet portretteerde. Monet zit voor het blok, grote strohoed op, te midden van honderden tinten
groen. Het is een prachtig sfeervol doek waarop het rotsblok al wat detail verliest en een zekere abstractie krijgt ten opzichte van de blokken die Corot en Théodore Rousseau schilderden. Om erosie geen kans te geven laat Ida de slurf met rust en beklimt ze de billen van de olifant. Ook hier volgt die typische Bleau-uitklim over het vlakke zandsteen, precies zoals op zoveel schilderijen, maar nu in het echt.
Ida klimt op L’Éléphant de
Het begint nu echt te regenen. Boulderen komt met een zekere verantwoordelijkheid. Je ruimt je rommel op, je poetst de pof van de rots als je klaar bent en je bouldert niet in de regen. Zandsteen breekt namelijk makkelijk af als het nat is. Klim je toch, dan kun je op een sneer rekenen van een van de bleausards, de lokale ons-kent-ons-kliek van boulderaars. Zij wonen in Parijs of in stadjes dichterbij en komen bijna elk weekend in het bos. In het drukke gebied van Bas-Cuvier zie je ze niet zo vaak meer, veel te druk. Gelukkig zijn er genoeg minder bekende bouldergebiedjes dieper in het bos.
Activisme
De Barbizonschilders waren natuuractivisten avant la lettre. Misschien vervulden zij een vergelijkbare rol als de bleausards. Het verzet van de schilders richtte zich echter niet tegen groepen boulderaars die schade of overlast veroorzaken, maar tegen iets fundamentelers: de kap van oude oorspronkelijke bomen en de aanplanting van productiebos. Voorop in deze strijd liep de beroemde kunstenaar Théodore Rousseau. De alleenstaande eiken die hij tekende en schilderde gebruikte hij als pamflet voor het behoud van het oorspronkelijke bos en tegen het dennenbosleger dat de open vlaktes dreigde te vullen. Hij lobbyde bij keizer Napoleon III tot die overstag ging. In Bas-Cuvier, Franchard, Apremont en andere gebieden kwam eerst een
kapverbod. In 1861 werd een flink deel van het bos uitgeroepen tot natuurreservaat, het eerste ter wereld, ruim een decennium voor andere bekende oude parken als Yellowstone.
Boself
Terug in Nederland zoeken Arne en ik verder naar geschilderde blokken die we ook kunnen beklimmen. We zoeken vooral op internet op websites van kunstlie ebbers, kunstminnende wandelaars, musea en boulderwebsites. We googelen veel en zetten AI-tools in om nieuwe sites te vinden en suggesties te doen. Ik klik op een klein, onbeduidend plaatje dat mijn blik vangt. Nu het beeld mijn scherm vult valt het mij op hoe dramatisch het eigenlijk is. Een groot zilvergrijs blok midden in een wild, oud woud, geschilderd door de relatief onbekende Auguste Enfantin. Er zit iemand boven op de rots! Is het een boself, die plannetjes smeedt in een midzomernachtdroom, of toch een mens? Rechts onderin het schilderij ontwaar ik nog een poppetje. Een kunstenaar achter zijn schildersezel, nietig ten opzichte van de rots en de ongeremde natuur, tussen mos, rotsen en kreupelhout, Enfantin zelf? Ik maak er een screenshot van en stuur hem door naar Arne. Hij antwoordt met een duimpje. Het schilderij komt in het zoekboek van Arne, een document waarin hij de schilderijen en de beschikbare informatie over locaties en boulders aan elkaar koppelt.
Een paar dagen later vindt Arne niet alleen de mogelijke locatie van Enfantins blok op bleau.info, maar ook die van het blok van Paul Cézanne. Er begint zich een lijn af te tekenen in ons verhaal. Van de wilde romantiek van Enfantin via de ingetogen en meer evenwichtige stijl van de Barbizonschilders naar het abstractere atmosferische perspectief van Alfred Sisley en de felle kleuren en composities van postimpressionist Cézanne. Weer een berichtje
Un peintre dans la forêt de Fontainebleau, Auguste Enfantin, 1825, olieverf op doek
Er zit iemand boven op de rots! Is het een boself, die plannetjes smeedt?
van Arne: ‘Kun je de deadline iets opschuiven? We moeten echt nog terug naar Bleau voor deze blokken.’
Terug in Bleau
Met drie kinderen, Pander, Elin en Puck, bouldermatten en goede moed gepropt in een Volkswagen Transporter rijden Arne en ik naar Fontainebleau. Een kort tripje om de boulderblokken te zoeken die we nodig hebben. Terug naar Bas-Cuvier, een van de
Wij helpen bedrijven transformeren in wendbare engineering organisaties. Dat vraagt om meer dan goede code. Bij Navara werken technisch sterke consultants die systemen, processen én mensen continu verbeteren. We delen kennis, tillen elkaar naar een hoger niveau en leveren IT die impact maakt. Vrijwel allemaal met een technische master, communicatief sterk en vloeiend Nederlands. Maar vooral: gedreven om het verschil te maken. For the win.
Evenement
Hét evenement dat ertoe doet voor dé beste dataen softwarespecialisten van Nederland.
Op 9 oktober 2025 vindt het 8e Navara Kennisfestival plaats in Theater Figi te Zeist. Een dag vol inspiratie, kennisdeling en nieuwe inzichten.
- Ontdek de nieuwste trends en ontwikkelingen.
- Leer van inspirerende sprekers en 18 experts. - Netwerk met 300 gelijkgestemde professionals.
Wil jij hier ook bij zijn?
Meld je dan aan via navara.nl/kennisfestival
Zoek mee!
Kunstenaars laten zich nog altijd inspireren door Fontainebleau. Ken jij nog een kunstwerk van het bouldergebied? En heb je ook een foto van diezelfde rots? Stuur die dan naar hoogtelijn@nkbv.nl
De inzendingen verzamelen we in een overzicht op Instagram en Facebook.
oudste gebieden, met een rijke geschiedenis. We lopen diep het bos in, eerst over smalle paadjes en uiteindelijk door dicht struikgewas heen. Het kenmerkende blok met de gekromde lijnen doemt op tussen het bladerdek. Puck en Elin nemen posities in, voor en op het blok, om in dezelfde sferen te komen als het magische tafereel van Enfantin, maar Pander hee daar even geen boodschap aan. Hij probeert wat passen uit van de boulder Nez en Trompette (7B).
Cézanne zou ons schilderen in net zulke felle kleuren als het rotsblok
Het is hartje zomer in Fontainebleau en bloedheet. Maar de ijsjes zijn nog niet verdiend. Een aanwijzing in ons zoekboek bij het schilderij van Cézanne leidt ons naar Restant du Long Rocher. Na een half uur lopen bereiken we Le Portique (6A). Hoog en een beetje intimiderend; ongetwijfeld daarom het schilderen waard. Puck klimt het onderste stuk vaardig. Maar bovenin twijfelt ze. Ze is te hoog om een onzekere poging te wagen en springt verstandig af. Pander schudt zijn verhitte armen los en doet nog één poging. Hij blij koel op de mantel en topt de boulder. De ijsjes zijn veiliggesteld en het artikel ook.
Verstoren of fascineren
Rochers dans la Fôret, Fontainebleau, Paul Cézanne, 1865-1868, olieverf op doek
Stel nou dat door een kosmisch wonder deze schilders ons groepje boulderaars zouden tegenkomen in het bos. Schrikken natuurlijk! Maar wat zouden zij dan van ons vinden? Zou Enfantin zich aan ons storen, omdat wij zijn beeld van de ruige natuur verstoren? En Rousseau, zou hij ons zien als medestanders in de strijd voor het behoud van het bos of zou hij een petitie starten om luidruchtige boulderaars voortaan uit het bos te weren en hooguit een praatje maken met een bleausard? Corot zou misschien iets herkennen in de manier waarop boulderaars het oppervlak van de rots verkennen en in de zoektocht naar balans in de uitoefening van onze sport. Alfred Sisley hield ervan om mensen af te beelden in deze omgeving. Boulderaars zouden voor hem onderdeel zijn van het moderne leven: een kind op de bouldermat, de zon die glinstert op een wolkje magnesium, in honderd tinten wit en zilver. En Cézanne? We hebben natuurlijk geen idee, misschien zou hij ons negeren en zich blijven concentreren op de rotsen. Maar misschien zou het beeld hem voldoende fascineren om ons op te nemen in zijn schilderij. Dan zou hij ons schilderen in net zulke felle kleuren als het rotsblok waar we voor staan en zouden we worden opgeslokt in de compositie, als onderdeel van het landschap van Fontainebleau. Voor eeuwig ontsnapt aan de grillen van de moderniteit.
Vereeuwigde bergsporters
‘Jij verdient een standbeeld!’ Een bekende uitroep als je iemand na een prestatie wil eren door diegene op een voetstuk te plaatsen. Een standbeeld staat over het algemeen boven het maaiveld, zodat de gelauwerde ook van afstand goed te zien is. Je kan ook van je voetstuk vallen en dan eindigt het standbeeld bij het grofvuil. Gelukkig is dat niet aan de orde bij deze selectie klimmers op hun ereplaats.
In 1856 behaalden Melchior
Anderegg uit Meiringen en Christian Almer uit Grindelwald als eerste Zwitsers een licentie als berggids. Anderegg beklom talloze bergen als eerste, samen met de Engelse klimmer Sir Leslie Stephen. De Engelse historicus en schrijver was de drijvende kracht achter hun pionierswerk. Hij werd later bekend als oprichter van de Alpine Club. Het standbeeld van Stephen en Anderegg, die ‘Koning van de Gidsen’ werd genoemd, staat in een parkje in Meiringen en is tussen 2013 en 2015 gemaakt door Clarissa Kessler uit Brienz. Het laat de mannen zien tijdens een storm, de hoed van Stephen is afgewaaid.
Het bekendste beeld van bergbeklimmers is waarschijnlijk dat van de Fransen Jacques Balmat en HoraceBénédict de Saussure. Balmat beklom in 1786 samen met de arts Michel-Gabriel Paccard als eerste de Mont Blanc. Het wordt wel gezien als het begin van de bergsport. Een jaar later begeleidde Balmat de wetenschapper De Saussure naar de top. Van die laatste twee maakte beeldhouwer Émile Sanson een beeld. Gids Balmat wijst zijn medeklimmer De Saussure naar de top van ‘hun’ berg. Het beeld staat in Chamonix op de overgang van de Place Balmat in de Place Saussure. In het dorp staat ook een beeld van Paccard, die zittend kijkt naar het Mont Blancmassief.
Hillary en Tenzing op het vliegveld van Lukla
In een klein driehoekig parkje in Kathmandu, een paar kilometer ten noorden van het internationale vliegveld, staat op een zuil van een meter of vijf een standbeeld van Pasang Lhamu Sherpa. Zij was de eerste Nepalese vrouw op de top van de Mount Everest. Bij haar vierde poging in 1993 had ze succes. Tijdens de afdaling overleed de 32-jarige echter door uitputting. Ze werd niettemin een held in Nepal en werd veelvuldig onderscheiden, onder andere door de koning met de Nepal Star. Verder kreeg ze een postzegel en werden een berg, een school en een snelweg naar haar genoemd. Pasang Lhamu Sherpa staat model voor de emancipatie van jonge Nepalese vrouwen.
Het beroemdste bergduo is Sherpa
Tenzing Norgay en Sir Edmund Hillary, die in 1953 als eersten de Mount Everest beklommen. Er zijn diverse beelden van de twee, zoals de vergulde beelden in Kathmandu (2009), Sikkim (2015) en op het vliegveld van Lukla (2023). Alleen zijn ze ook vereeuwigd. Sir Edmund Hillary bij de school met zijn naam in Nepal. En in zijn geboorteland Nieuw-Zeeland vlak bij de Mount Cook. In 2003 werd het beeld van Bryn M. Jones onthuld. Tenzing Norgay kreeg onder andere een standbeeld in Darjeeling, dat door Hillary onthuld werd in 1997.
Het grootste beeld in dit overzicht is voor Edward Whymper, bergbeklimmer, illustrator en schrijver. Een 6,3 meter hoog beeld van cortenstaal symboliseert volgens maker Christian Burger het uitzonderlijk sterke karakter van de Brit, zijn vastberadenheid en zijn bodemloze energie. Whymper is vooral bekend van zijn eerstbeklimming van de Matterhorn in 1865, die eindigde met de dood van vier medeklimmers toen tijdens de afdaling het touw brak (zie Hoogtelijn 3 van 2025). Zijn standbeeld staat net buiten L’Argentière-la-Bessée, in een bocht van de N94 naar Briançon, waar Whymper kijkt naar de Mont Pelvoux in de Écrins, die hij in 1861 beklom. Het beeld werd gemaakt ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van het gidsenbureau in de regio. De Brit ligt begraven in Chamonix, waar hij in 1911 op 71-jarige lee ijd overleed.
Berggids Angelo Dibona was een van de opmerkelijkste berggidsen in de Dolomieten. Hij hee geen standbeeld, maar een bronzen buste. Een karakteristiek hoedje diep over zijn ogen, een grote woeste druipsnor, een klimtouw over zijn schouder. Zo hee Augusto Murer hem afgebeeld in 1976. Het beeld staat op Piazza Angelo Dibona in zijn geboorteplaats Cortina d’Ampezzo. Hij hee veel eerstbeklimmingen op zijn naam, evenals diverse routes die door hem geopend zijn. In Frankrijk is de Aiguille Dibona naar hem vernoemd, in Italië de Campanile Dibona en de Dibona-Kante op de Große Zinne. Hij stierf in 1956 op 77-jarige lee ijd.
Ken jij nog meer bergsporters die letterlijk op een voetstuk zijn gezet?
Maak een foto en tag de NKBV op je social media!
@_NKBV en de.nkbv
De grootste Russisch/Kazakse alpinist is Anatoli Boukreev. Geboren aan de voet van de Kaukasus verhuisde hij in 1979 naar Kazachstan en bleef daar na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. Boukreev beklom elf achtduizenders, waaronder viermaal de Mount Everest. Daar redde hij in 1996 drie klimmers tijdens het grote Everestdrama. Voor die heldendaad kreeg hij diverse hoge onderscheidingen. Collega-alpinist Jon Krakauer was kritisch op de hele operatie en schreef dat in zijn boek Into Thin Air. Boukreev weerlegde alles in zijn boek The Climb. Hij stierf op 39-jarige lee ijd in 1997 in een lawine op de Annapurna. De Kazak kreeg in 2023 een twee meter hoog bronzen standbeeld, gemaakt door Nurlan Dalbai, pal naast het beroemde ijsstadion van Almaty, aan de voet van het Tian Shangebergte.
Twee kunstschilders uit Zwitserland studeren aan de kunstacademie in Dresden. Zij maken kennis met het Elbsandstein met zijn bijzondere rotstorens en dopen het gebied Sächsische Schweiz. Het wordt de inspiratiebron voor veel kunstenaars. Door hun vaak romantische schilderijen wordt het gebergte bekend.
De Malerweg, de weg van de schilders, voert in acht etappes door dit spectaculaire landschap.
Tekst Peter Daalder Beeld Aart Markies
Het is 10 augustus 1799. In Krippen, een gehucht aan de Elbe, loopt een man met een wandelstok en een hoekige tas met tekenspullen. Hij klimt langzaam door het bos omhoog. Er vaart een enkele roeiboot op de rivier. Aan de noordkant van de Elbe is het een en al bedrijvigheid, geel stof dwarrelt rond de zandsteengroeves. Het is geliefd bouwmateriaal, de Frauenkirche in Dresden is grotendeels gebouwd met blokken zandsteen uit dit gebied.
De wandelaar is gefascineerd door de grillige rotsblokken die hem af en toe de weg versperren. Hij haalt uit zijn tas een schetsboek tevoorschijn. Met potlood maakt hij een aantal schetsen en wandelt dan verder. Thuis bestudeert Caspar David Friedrich zijn tekeningen en gebruikt ze later in zijn schilderijen.
Het is juni 2025. Vanuit het dorp lopen we eerst een stuk onderlangs de verhoogde spoorbaan. Een gebouw van de sportvereniging voor spoorwegpersoneel staat zowat op het spoor, iets verder staat een lichtblauwe Trabant met Oost-Duits vlaggetje aan de binnenspiegel. Is het een knipoog naar het verleden? De autoweg loopt dood, maar een steil pad wijst de weg omhoog naar de Caspar-David-Friedrich-Weg. Hoog door de koele groene bossen loopt een pad waarop de beroemde schilder de natuur in trok. Af en toe is de wat schorre fluit van een van de stoomschepen te horen die hier sinds 1837 varen. Twee raderboten uit 1896 en 1898 vervoeren nog dagelijks toeristen op de Elbe. Vlak na de komst van het stoomschip werd in 1851 het spoor tussen Dresden en Děčín (Duits: Tetschen) in Tsjechië in gebruik genomen. Met regelmaat zoeft een trein onder ons langs de oevers van de Elbe. Omdat de rivier vaak overstroomt, de laatste keer in 2002, is het spoor op een talud van een meter of vijf hoog gebouwd.
Geheimzinnig
Het is 1818, midden in de romantiek. Caspar David Friedrich is 44 en maakt wat later zijn meesterwerk zou worden, Der Wanderer über dem Nebelmeer. De schilder heeft tijdens zijn vele wandeltochten overal schetsen gemaakt. Rotsblokken, bomen, rotstorens, de een nog indrukwekkender dan de ander.
Nevelflarden, karakteristiek voor het gebied en vaak te zien bij zonsopkomst en -ondergang, geven het Elbsandstein een geheimzinnige, spookachtige aanblik. Friedrich speelt wat met de werkelijkheid en brengt de Kaiserkrone, Gamrig en Zirkelstein
bij elkaar in één schilderij. In de werkelijkheid zijn die drie formaties niet in één blik te vangen.
Drama en duisternis zijn elementen uit de romantiek die Caspar David Friedrich veelvuldig gebruikt. In 1823 schildert Friedrich vanuit het dal een spectaculair schilderij, de Neurathener Felsentor, een van de rotstorens van de Bastei. Dat massief trekt begin 1800 al veel reizigers en wordt een jaar nadat Friedrich het a eeldt voorzien van een houten brug, zodat bezoekers zich makkelijk tussen de rotsen kunnen bewegen.
Het is 29 mei 2025, Hemelvaartsdag. De Bastei is het middelpunt van het Elbsandstein. Het is een toeristische trekpleister. Hoog boven een bocht in de Elbe, waar de toeristenboten af en aan varen, is het spitsuur op het uitkijkpunt. Telefoon of camera in de hand voor een foto of sel e op het mooiste punt van het gebergte. Hier is goed te zien hoe groots de rotstorens zijn en hoe lastig ze te beklimmen zijn.
Het is niet alleen Hemelvaartsdag, maar in Duitsland ook Vaderdag. In voormalig Oost-Duitsland heet die dag Herrentag of Männertag, een dag waarop groepen jongens en mannen erop uittrekken met veel drank en gezang. Meestal met een draagbare speaker in de rugzak.
De stilte in de natuur is dus ver te zoeken, maar een half uur lopen vanaf de Bastei is het weer rustig. Afdalen naar Rathen aan de Elbe kan over de drukke toeristische route via honderden trappen of via de rustige vallei waar Friedrich inspiratie vond voor zijn Neurathener Felsentor.
Maak een foto, doe er een lijst om en je hebt een kunstwerk
De natuur in Het is 1890 en in Goppeln bij Dresden vormt zich een kunstenaarskolonie. De Goppelner Landscha sschule, die zich onderscheidt van de atelierkunstenaars door naar buiten te trekken, de natuur in. De schilders zijn geïnspireerd door de Franse School van Barbizon (zie pagina 22) die met hetzelfde idee vanuit Parijs naar Barbizon en Fontainebleau trok.
Een van de belangrijkste schilders van de nieuwe groep is Robert Sterl, later een van de toonaangevende Duitse impressionisten. In 1906 wordt hij professor aan de kunstacademie in Dresden. Drie jaar later verhuist Sterl naar Naundorf, aan de zuidoever van de Elbe tegenover Stadt Wehlen. Hij hee daar een huis met atelier en maakt rond datzelfde jaar een van zijn belangwekkendste werken, Steinbrecher. Hij schildert vanuit zijn maatschappelijke betrokkenheid de zeer zware arbeid in de talloze steengroeven in het gebied.
Het is mei 2025. We lopen stukken van de Malerweg, de weg van de schilders. Ruim 110 kilometer, verdeeld in acht etappes in het Elbsandstein. ‘Wildromantisch’ heten sommige stukken in de
Der Berg ru is een memoriespel met 36 kunstwerken uit berggebieden. Van Caspar David Friedrich, de bekendste kunstenaar uit het Elbsandstein zitten er twee schilderijen in. Het bekendste is Der Wanderer über dem Nebelmeer, gemaakt in 1818. Het andere werk is Der Watzmann uit 1824-25. Het spel is uitgegeven door E. A. Seemann Henschel Verlaggruppe en kost €16.
folders. Dat is niet overdreven. De donkere, vochtige en uitbundig met mos en varens bedekte valleien; de ruige, steile met ladders en trappen te beklimmen rotsformaties; de eindeloze paden door frisgroene bossen… Maak een foto, doe er een lijst om en je hebt een kunstwerk.
In het gebied wordt het openbaar vervoer gestimuleerd. Er ligt een goed netwerk van bussen, treinen, een trammetje en veerpontjes voor voetgangers en etsers. Ook om te voorkomen dat het in het niet zo grote gebied druk wordt. Dat geldt zeker voor Nationalpark Sächsische Schweiz, dat ontsloten wordt door een treintje dat vanaf het station van Bad Schandau de rivier de Sebnitz volgt. Iets zuidelijker loopt vanaf het stadspark in Bad Schandau de Kirnitzschtalbahn, een tram die al vanaf 1898 langs het riviertje de Kirnitzsch rijdt.
Klimgebied
Het is 1846. Niet alleen schilders laten zich inspireren door de omgeving van het Elbsandstein. De componist Richard Wagner woont enige tijd in het gebied. Bekend is dat hij zijn opera’s Lohengrin en Tannhäuser maakt in Sachsen. Wagner hee er een groot standbeeld aan te danken in Lohmen, iets ten noorden van Pirna. Wat musici als Wagner en voor hem Carl Maria von Weber aan inspiratie hebben opgedaan in het landschap is nooit helemaal terug te halen. Dat is makkelijker bij de schilders. Naast de al genoemde Friedrich en Sterl maakten ook Ludwig Richter en Carl Gustav Carus werken in het gebied.
Het is 2025 en we kijken met bewondering naar een paar klimmers. Klimmen in het Elbsandstein is avontuurlijk van aard (zie ook pagina 80) en de strenge regels van de Saksische klimsport zorgen ervoor dat dat zo blij . Bij natte rots is klimmen verboden, magnesium mag nergens gebruikt worden. Nuts en camalots zijn verboden. Afzien van het gebruik van een toprope is regel en het schuren van touw over de rots moet vermeden worden. Geen lawaai, geen afval laten slingeren en geen vuur maken, regels waaraan de Duitsers zich strikt houden.
Het is een hele lijst met ge- en verboden, die ontstaan is uit het verleden. Vroeger was het klimmen een soort turnen voor groepen. Men stond op elkaars schouders en ging later allerlei hulpmiddelen gebruiken, zoals losse (touw)ladders. Daarop groeide het idee van het vrij klimmen, puur op eigen kracht, het handelsmerk van het klimmen in Saksen. In totaal zijn er meer dan twintigduizend routes in het gebied.
Vlak bij Leupoldishain op de zuidelijke Elbeoever, iets van de Malerweg af, ligt het Labyrinth, een soort openbaar speelpaleis waar kinderen en volwassenen zich behoorlijk kunnen uitleven op de honderden blokken steen. Maar wel met de nodige voorzichtigheid, want er zitten ook flinke spleten tussen de rotsen waarin je makkelijk een val kunt maken.
Wil je kans maken op het memoriespel?
Stuur dan voor 1 november een mail naar hoogtelijn@ nkbv.nl onder vermelding van ‘Memoriespel’. Onder de inzenders verloten we één exemplaar.
Route
Wij verbleven in Pirna, een stad met een klein maar mooi stadscentrum. Trein, bus en boot gaan vanaf daar naar het Elbsandstein. Pirna ligt op 735 kilometer van Utrecht, met de trein ruim negen uur en twee keer overstappen.
Malerweg
In 2007 is de Malerweg uitgeroepen tot Duitslands mooiste meerdaagse wandeltocht. Alle informatie over de route, de etappes en bezienswaardigheden staan op saechsische-schweiz.de/malerweg. De Malerweg is in totaal 116 kilometer, met 3600 hoogtemeters. Er zijn acht etappes, waarvan de langste ruim 18 kilometer is.
Caspar-David-Friedrich-Weg
Deze route van 15 kilometer en 400 hoogtemeters loopt gedeeltelijk over de Malerweg. De route werd gemaakt ter gelegenheid van Friedrichs tweehonderdvij igste geboortejaar in 2024 en is dit jaar uitgeroepen tot Duitslands mooiste dagwandeling. Informatie over de route en de schilder vind je op: saechsische-schweiz.de/nebelmeer
Robert Sterl Haus
Bezoek het museum en atelier van Robert Sterl in Naundorf, aan de Malerweg, vlakbij station Stadt Wehlen en de pont. Ga naar robert-sterl-haus.de voor de praktische informatie.
Als decor voor een historisch tafereel, als geromantiseerd landschap of als droombeeld van de kunstenaar. Over de hele wereld en door de eeuwen heen zijn de bergen continu te zien in de beeldende kunst, zij het in verschillende rollen. Hoogtelijn vroeg kunsthistoricus en voormalig conservator van het Frans Hals Museum Antoon Erftemeijer niet alleen om dit themanummer te openen met een essay (zie pagina 16), maar ook om een galerij te vullen met schilderijen waarop de bergen zijn afgebeeld. ‘Er zijn eindeloos veel mogelijkheden,’ was daarop zijn reactie. Om in het magazine ook voldoende ruimte over te laten voor verhalen, beperkte Antoon zich tot 23 werken uit de Nederlandse kunst.
1 De begraafplaats te Baden-Baden, Pierre Louis Dubourcq, 1855, olieverf op doek
2 Ossenkarren op een weg tussen de bergen in het kanton Sankt Gallen, Charles Rochussen, 1871, waterverf op papier
3 Zonder titel, Teun Hocks, 1995, geënsceneerde foto
4 Constructing a new mountain area nr. 4, Luuk Wilmering, 2019, collage en inkjet-print op papier
1 Landvolk in de bergen, Anna van Sandick (1818-1904), olieverf op paneel
2 Berglandschap bij Düsseldorf, Gerard van Nijmegen, 1790, olieverf op paneel
3 Waterval in Noorwegen, Alexander Wüst, 1871, olieverf op paneel
4 Landschap, Else Berg, tussen 1915-1942, olieverf op doek
5 De waterval van Tivoli, Abraham Teerlink, 1824, olieverf op doek
6 De hardnekkigheid van de hoop, Hans de Bruijn, 2017, olieverf op doek
7 Zonder titel, Carla Klein, 2020, olieverf op doek
1 Berglandschap met ruïne, Louwrens Hanedoes, 1849, olieverf op doek
2 Etna 5, Jonathan Bragdon, 2017/2018, olie-emulsie op doek
3 Landschap Graubünden, Jan Wiegers, 1958, was/olieverf op doek
4 Landschap met klooster bij Subiaco, Josephus Knip, ca. 1810, waterverf, potlood en inkt op papier
5 Landschap met de brand van Sodom en Gomorra, Joachim Patinir, ca. 1520, olieverf op paneel
6 De golf van Napels met op de achtergrond het eiland Ischia, Josephus Knip, 1818, olieverf op doek
1 Antheor, Dirk Filarski, 1925, olieverf op doek
2 Meteora, Griekenland, Wim Schuhmacher, 1929-1930, olieverf op doek
3 Italiaans landschap met pijnbomen, Hendrik Voogd, 1795, olieverf op doek
4 Waterval in het dal van Chiavenna, Cornelis Lieste, ca. 1840, olieverf op doek
5 Les éoliens de Pellafol, Kris Spinhoven, 2015, olieverf op paneel
6 Kasteel Bentheim, Jacob van Ruisdael, 1650-1682, olieverf op doek
Dordrechts Museum, aankoop, 1985, DM/985/601
De kist met schilderspullen rammelt achter op de kar. Die vervloekte keienweg omhoog ook. Albrecht Dürer kan meerijden met een boer, maar comfortabel is het niet. Doordat het de afgelopen tijd veel hee geregend staat het dal ten zuiden van Laag onder water. De Adige is buiten zijn oevers getreden en reizigers moeten de bergen over naar het volgende dal. Dürer zucht. Hij snakt naar een pauze. Misschien is er dan tijd om een schets te maken. Zou het zo gegaan zijn in 1494, op Dürers reis van Neurenberg naar Venetië? We wandelen en klimmen in zijn voetsporen door het Italiaanse Trentino.
Tekst Marjolein Wols Beeld Charlotte Favier
Door de ogen van een ander kijken, zo makkelijk is dat niet. We passeren plaatsen waar Albrecht Dürer zeker is geweest. Een aantal locaties is goed te herkennen uit zijn aquarellen. Maar het is ook duidelijk dat zijn beleving ruim vij onderd jaar geleden totaal anders geweest moet zijn. Het doel van onze reis is anders, we navigeren op een gpx-bestand en onze rugzakken zijn volgeladen met lichtgewicht spullen. Papier, penselen en verf ontbreken, dat dragen wij dan weer niet met ons mee.
De in 1471 in Neurenberg in Duitsland geboren kunstenaar Albrecht Dürer is een sleutel guur in de kunstgeschiedenis. Zijn werk hee veel invloed gehad op de renaissancekunst ten noorden van de Alpen. Maar voordat we daar zijn, moeten we een paar stappen terug. Als jongen ging Dürer in de leer bij zijn vader, een edelsmid. Gelukkig zag de vader het tekentalent van zijn zoon en stuurde hij hem naar schilder en illustrator Michael Wolgemuth om daar verder te leren. Tijdens reizen naar Bazel en Straatsburg leerde Dürer de fijne kneepjes van het vak onder meer van grootheden als Martin Schongauer. Nog niemand had kunnen bedenken dat het Albrecht Dürer zelf zou zijn over wie we vij onderd jaar later nog vol lof praten.
Met een opleiding op zak en pasgetrouwd besloot Dürer in 1494 naar Venetië te gaan. Aan de zuidkant van de Alpen bloeide de Italiaanse renaissance. De kunst en cultuur ontwikkelden zich razendsnel en kunstenaars lieten zich volop inspireren door de klassieke oudheid. Renaissance betekent zelfs ‘wedergeboorte’,
Uitzicht op Val di Cembra, Albrecht Dürer, 1495, aquarel op papier
waarmee geduid wordt op de herleving van de klassieke tijd. In de beeldende kunst werd realisme belangrijker en ging perspectief een grote rol spelen. Nadat Dürer enkele maanden in Italië was geweest, nam hij die invloeden mee terug naar Neurenberg. De werken die hij in de jaren daarop maakte braken met de laatmiddeleeuwse tradities die boven de Alpen nog de norm waren. Zijn schildertechnieken en de Venetiaanse gewaden die zijn guren dragen waren duidelijk geïnspireerd door de reis.
Kunst of bergsport?
Wat dit verhaal in een bergsporttijdschrift doet? De reis van Dürer naar Venetië ging door de Alpen. Een trein pakken was er toen nog niet bij, dus legde hij de reis waarschijnlijk te voet en te paard af. 531 jaar later proberen wij een deel van zijn route te volgen. Tijdens zijn latere reizen naar Italië en de Nederlanden schreef Dürer brieven en notities, maar van zijn eerste reis naar Venetië weten we relatief weinig. Wel zijn er enkele aquarellen op papier bewaard gebleven waarop verschillende locaties te herkennen zijn. Zo weten we dat hij langs Innsbruck over de Brennerpas is gegaan, om vervolgens via Laag en Segonzano naar het oosten te trekken.
Vanaf Laag zou het logisch zijn om het dal van de Adige zuidwaarts te volgen. Maar inmiddels weten we dat die route door hevige regenval en de rivier die buiten zijn oevers trad, in 1494
onbegaanbaar was geworden. Dürer moest de bergen over, naar het volgende dal, het Val di Cembra. En dat is fijn voor ons, zo kunnen wij zijn sporen volgen én ons tegoed doen aan een bergwandeling.
We vertrekken vanuit Laag voor een lange, warme wandeldag. Begin juni stijgt het kwik al tot dertig graden. Voordat we de schaduw van het bos bereiken, moeten we een kleine omweg maken. Een wandelpad door een wijngaard is afgesloten. Een vriendelijke medewerker van een boerderij wijst ons de kortste weg daaromheen en al snel slaan we linksaf het bos in, de berg op. Op een wegwijzer zien we het monogram van Albrecht Dürer staan: een kleine D tussen de poten van een grote A. De ondertekening van de kunstenaar wijst ons de weg. Het bordje is tweetalig, ‘Dürerweg / Sentiero del Dürer’ staat er. Tijdens de wandeling
steken we de grens van het Duitstalige Zuid-Tirol naar het Italiaans-sprekende Trentino over. Die taalgrens hee niet altijd op dezelfde plek gelegen, maar ook voor Dürer moet het hier ergens zijn geweest dat zijn moedertaal niet langer de voertaal was.
De schaduw van de bomen zorgt voor wat verkoeling. Regelmatig wisselen we de zachte ondergrond van het bospad waarop we lopen in voor geplaveide keienpaden. Met stenen in allerlei vormen en maten is dat niet per se prettig lopen, maar het zet ons wel aan het denken: hoe zou dit pad er vij onderd jaar geleden hebben uitgezien? Was het toen ook al verhard? Dat vertelt Dürers verhaal niet. We kunnen alleen maar speculeren.
Heilig meer
Albrecht Dürer was een zeer productieve kunstenaar. Er zijn zo’n negenhonderd tekeningen, zeventig schilderijen, honderd etsen en driehonderdvij ig houtsneden overgeleverd, en er is vast nog meer geweest. Zijn oeuvre omvat ook een stuk of dertig aquarellen. Dat zijn de schilderingen die dit reisverhaal vertellen. Sommige zijn duidelijk te lokaliseren, andere tonen geen bestaande plaatsen (meer). Een waterput in een bos, de ruïne van een molen, de bouwsels zijn op de tekeningen al zo vervallen, dat het niet bestaat dat ze het tot in de eenentwintigste eeuw hebben gered. Toch zie ik de taferelen die hij schilderde hier zo voor me, ze ademen de sfeer van Trentino. Het zou me niets verbazen als we in het rustige bos plots tegen zo’n ruïne aanlopen.
De bergen mogen dan niet gigantisch hoog zijn hier, de lange wandeldag is met 18 kilometer lengte en 1300 meter stijgen toch best veeleisend. Aangekomen bij Rifugio Lago Santo brengen we onze tassen naar binnen en plonzen we vervolgens in het Heilige
Het kasteel van Arco, Albrecht Dürer, 1495, inkt en aquarel op papier
zou hij dat vanaf deze plek hebben geschilderd?
Meer. Na het eten buigen we ons over een drietal aquarellen: twee weergaven van het kasteel van Segonzano en een uitzicht over het Val di Cembra. Samen met een bestudering van de route is dat onze voorbereiding op morgen.
Dé plek
Vandaag staat de wandeling in het teken van twee dingen: natuurlijk van genieten van de natuur in de bergen én van het zoeken naar Dürers standpunten. We vermoeden dat we redelijk precies langs de plaatsen zullen komen waarvandaan hij op het kasteel en het dal uitkeek. We volgen het pad langs het meer en beginnen aan de afdaling door het bos. Net als gisteren geen vergezichten dus, maar wel schaduw, hagedisjes en allerlei bloeiende planten langs het pad.
Als we boven het dorp Cembra het bos uit lopen, krijgen we voor het eerst op onze wandeling een weids uitzicht over de groene bergen en de bruine rotsen. In de verte zien we Segonzano liggen, ons eindpunt voor vandaag. En het dorp dat op Dürers landschapsaquarel te zien is. Zou hij dat vanaf deze plek hebben geschilderd? Charlotte maakt een foto, maar schudt van nee. Dit is niet dé plek.
Zo stoppen we nog drie keer. Op verschillende plaatsen in en om Cembra nemen we foto’s. De laatste lijkt het meest op het beeld dat Dürer schetste. Die plaats ligt nu aan de grote autoweg door het dorp. Het is moeilijk voor te stellen hoe hij hier eeuwen terug zat te schilderen. Misschien was het ook toen een doorgaande weg, maar vast en zeker van een heel ander kaliber.
Kasteel van twee kanten
We vervolgen de route naar Segonzano door uitgestrekte wijngaarden. Het pad gaat omhoog en omlaag, soms langs wat wilde fruitbomen en dan weer door een scherpe haarspeldbocht. Bij de brug over de Avisio stoppen we voor een pauze. Vanaf hier rest ons nog een korte klim, maar wel op het heetst van de dag.
Bovendien hebben we op de brug perfect zicht op de burcht van Segonzano, die Dürer precies vanaf deze plek geschilderd lijkt te hebben. Aangenomen wordt dat de kunstenaar wat langer in Segonzano verbleef, aangezien hij hetzelfde bouwwerk nog eens schilderde, ook vanaf de andere kant. Hopelijk vinden we die plaats straks nog.
stuntelen en genieten in een overhangende route boven het gardameer
En jawel, niet veel later herkennen we ook de zuidkant van de burcht uit Dürers aquarel. Tevreden leggen we de laatste kilometer van de route af. We worden nog even wakker geschud door een ontmoeting met een flinke esculaapslang, maar komen heelhuids aan in het dorp.
Klimwalhalla Arco
Na enkele maanden in Venetië keerde Albrecht Dürer in 1495 terug naar Neurenberg. Op zijn terugweg deed hij Arco en Trento aan. En laat Arco nu net een plaats zijn die nog op ons verlanglijstje staat. We houden namelijk niet alleen van wandelen, maar ook van klimmen. Het eeuwenoude stadje was voorheen een belangrijke doorgangsplaats voor verkeer vanaf het Gardameer, nu is het een populaire vakantiebestemming voor bergsporters. Klimmen, wandelen, mountainbiken, klettersteigen, het kan hier allemaal. Al heet een klettersteig hier natuurlijk een via ferrata, we zijn de taalgrens nu echt gepasseerd.
Dürer legde de rotsen van Arco wel vast, maar klimmen was toen nog niet aan de orde. Dat begon pas aan het begin van de twintigste eeuw. In de jaren tachtig van die eeuw ontpopte het stadje zich tot een klimwalhalla. Er werden op rap tempo veel routes geopend en behaakt. Nu staan we met een topo in onze handen die maar liefst 131 deelgebieden onderscheidt. Het is moeilijk kiezen met zo veel moois om je heen. We zoeken een gebied met goede behaking, routes tot 6a én mooi uitzicht. Dat wordt Belvedere.
Na een korte aanloop beginnen we vroeg. Hopelijk kunnen we wat mooie routes klimmen voordat de zon vol op de rots staat.
In de route Warm Up (6b) in Belvedere
We beginnen op een plaat. Het is weer even inkomen, beiden hebben we nog niet zo veel buiten geklommen, dus is het voorklimmen best spannend. Als we warm zijn, wat niet moeilijk is op deze hete dag, gaan we verder op de wanden van een kleine kloof. We durven steeds een stapje verder te gaan en hebben een heerlijk rustige ochtend klimmen. Dankzij de hulp van berggids Enrico kunnen we uiteindelijk zelfs een 6b proberen. Hij klimt de route voor, zodat wij zonder grote voorklimvallen kunnen stuntelen en genieten in de overhangende route met uitzicht op het Gardameer.
Van ambacht naar kunst ’s Middags verruilen we het klimgebied voor het stadscentrum. We wandelen omhoog op de rots waarop het kasteel van Arco staat. Albrecht Dürer schilderde het kasteel met de nodige creativiteit. Hij combineerde verschillende standpunten, maakte de rots een stuk steiler en hoger, zette de rotswand ernaast wat dichterbij en liet de achtergrond achterwege. De aquarellen die hij maakte waren immers maar studies. Het waren geen werken die hij in opdracht maakte of verkocht, hij maakte ze puur voor zichzelf. De geschilderde olijfbomen op de berg zijn opvallend
groot, buiten alle proporties. Zeker als je Dürers aquarel vergelijkt met andere tekeningen van het kasteel, valt dat op. Naast zijn redelijk accurate (en nog herkenbare) weergave van de ommuurde stad, toonde hij interesse in de natuur. Dat hij die vrijheid in zijn werk nam, is voor die tijd opmerkelijk. Dürer wordt soms zelfs een vroege moderne kunstenaar genoemd, omdat hij zichzelf niet meer louter als ambachtsman zag, maar ook als artiest met een creatieve geest.
De wandeling naar het kasteel is kort, maar steil. Al snel kijken we uit over het oude stadscentrum. Overal om ons heen zijn olijfgaarden, de noordelijkste in Europa, vertellen verschillende Italianen ons trots. Weer borrelt de vraag op: hoe ervaarde Dürer deze wandeling? Het antwoord blijkt dit keer kort: niet. Halverwege de vij iende eeuw waren de hoge heren van Arco dan wel van het kasteel naar ‘beneden’, naar een paleis in de stad verkast, het kasteel was tijdens Dürers bezoek nog altijd een militair bolwerk. Een passerende Duitse kunstenaar kon daar zeker niet zo dichtbij komen. Jammer voor hem, want het uitzicht over de stad, het dal en het Gardameer in de verte is schilderwaardig, als je het mij vraagt.
Na een laatste ochtend klimmen in het gebied Muro dell’Asino, op een paar kilometer van het centrum van Arco, is het ook voor ons tijd om weer noordwaarts te reizen. Moe en tevreden stappen we in de auto. Onze terugreis over de Alpen zal iets sneller gaan dan die van de kunstenaar.
Reis
De reis naar Laag duurt per trein vanuit Utrecht circa veertien uur. Naar Arco is het één à twee uur langer. Reis je met de auto? Dan is het bijna 1200 kilometer naar Arco.
Dürerweg
De Dürerweg (of Sentiero del Dürer) is een gemarkeerde wandelroute die begint in Neumarkt (Italiaans: Egna) en eindigt in Segonzano. Wij liepen in twee dagen het deel van het dorp Laag naar het eindpunt: 28 kilometer met 1500 meter stijgen en
1100 meter dalen. We maakten een lange eerste dag, zodat we bij Ri gio Lago Santo konden overnachten. Van Segonzano terug naar Laag gaat gemakkelijk met een bus en een trein.
Klimmen in Arco
Er zijn verschillende topo’s van Arco op de markt, voor single- en multi-pitch sportklimmen. Wij beperkten ons tot single-pitchen en gebruikten Sport climbing in Arco van Vertical Life.
Over het sportklimmen in Arco is meer te schrijven dan in dit kader past. Daarom maakte ik daar een aparte blog over, die je kunt lezen op nkbv.nl/actueel/ blog/beginnersgeluk-in-arco of via de QR-code.
In de zomermaanden is de kans groot dat het te warm is om lekker te klimmen. Het voor- en najaar zijn daarvoor geschikter. Locals tipten oktober, zodat je na een dag zelf klimmen kan komen kijken naar de sportklimwedstrijden van Rock Master.
In ‘Mijn verhaal’ vertellen wandelaars, klimmers en alpinisten over hun bergsportervaringen. Heb jij ook een leuk verhaal?
Stuur dan een mail naar hoogtelijn@nkbv.nl.
NAAM: Joanne van Dijk
BEROEP: Goudsmid
FAVORIETE DIER: Mijn bordercollie
Joanne van Dijk houdt van sport, met name in de bergen. Daarnaast is ze al twaalf jaar ondernemer en goudsmid. Al voor die tijd reisde ze in de zomer af naar de bergen. Tijdens een van haar vakanties nam ze een paar stenen mee naar huis. Zou ik hier een afdruk van kunnen maken en deze steen omzetten in een sieraad? dacht ze. Ze ging aan de slag met wat proe es en het eerste sieraad was geboren. Ze had haar niche én haar passie gevonden!
Tekst Lineke Eerdmans Beeld Merlijn Arina Photography
‘Tijdens een vakantie veertien jaar geleden ben ik met de bergen in aanraking gekomen en kwam ik erachter hoeveel sporten je daar kunt doen. Ik begon met wandelen en hardlopen in de bergen. Dat liep uit op ultrawedstrijden en vierduizenders beklimmen. In mijn werk ga ik ook steeds een stapje verder. Ik probeer nieuwe dingen te leren, cursussen te doen. Ik wil geen heel groot merk worden, ik wil het altijd zelf blijven doen. Ik ga zélf die berg op om van de top een steen mee te nemen.’
Dynamisch
Inspiratie haalt Joanne uit texturen, vormen, kleuren, dieren. Zo maakt ze onder meer een klimmerscollectie en een collectie gebaseerd op steenmannetjes. ‘Het ontwerpen van sieraden is een proces dat nooit klaar is. Veel goudsmeden zijn perfectionistisch. Je blij jezelf altijd vernieuwen en het gaat maar door in je hoofd, de nieuwe ideeën ontstaan tijdens het werk. Ik zie een parallel met bergsport, dat is ook een dynamisch proces. Het pad is nooit een rechte lijn omhoog, je
komt dingen tegen waardoor je moet bijsturen. En je ziet alweer de volgende top die je wilt beklimmen.’
Het geheim
Als Joanne een steen vindt, begint de zoektocht naar het mooiste resultaat. Er zijn veel manieren om (een deel van) de steen om te zetten in metaal voor die ene afdruk. Elke steen is anders en elke afdruk is nieuw, waardoor er altijd weer een bijzonder sieraad ontstaat. ‘Hoe ik dat maak? Het echte proces is het geheim van de smid!’
‘Wat ik maak is altijd uniek. Het zijn stuk voor stuk mooie verhalen. Zo was er een man die zijn vriendin ten huwelijk had gevraagd met een steen in plaats van een ring. Een steen van de plek waar ze op dat moment waren. Met die steen kwamen ze bij mij. Ik heb er een afdruk van gemaakt en hun trouwringen ontworpen.’
Overuren
‘Ik zit veel in mijn hoofd, heb veel ideeën en maak niet alles af. Dat zit soms in de weg, maar het levert me ook veel op. De creativiteit moet er ook zijn. Maar soms draait mijn hoofd overuren. Dan ga ik de bergen in om rust te pakken.’
Berner Oberland rijke inspiratiebron voor kunstenaars
Als je geluk hebt zie je vanaf Bern de indrukwekkendste drieling van Zwitserland in de verte liggen, hoog boven een aantal groene bergen. De Eiger, Mönch en Jungfrau. Kunstschilders vereeuwigen het drietal van alle kanten, maar het vaakst met de Thunersee op de voorgrond. In het midden van de achttiende eeuw was de tijd rijp voor de ontsluiting van de Alpen. Dat gebeurde in de kunst, de literatuur en de wetenschap. Er werden wegen gebouwd, deels voor de handel, deels om de groeiende stroom toeristen te vervoeren die naar de Zwitserse bergen trokken, op zoek naar het paradijs. Dat lag en ligt in Berner Oberland voor het grijpen. Het is een gebied rijk aan alpiene hoogtepunten, met de drieling als kroon op het werk. Het gebied is voor generaties kunstenaars een enorme inspiratiebron. Wie wil wandelen in een kunstwerk, hee in Berner Oberland vele mogelijkheden. We stapten voorzichtig met de wandelschoenen in een aantal schilderijen. Wandelen met de ogen van een schilder. Tekst en beeld Peter Daalder
Thunersee mit Eiger, Mönch und Jungfrau, Ferdinand Hodler, 1882, olieverf op doek
‘De Niesen hee een hoed, dan wordt het weer goed’, wordt vaak gezegd, foto vanaf Gunten
Als kleine jongen op vakantie op de achterbank van de Simca 1300 van mijn ouders, was de Niesen hét symbool voor de bergen. Het was de eerste echte berg na vele uren op de Duitse en Zwitserse snelwegen. Als een poortwachter staat de Niesen aan de ingang van het Kandertal, hoog boven Spiez aan de Thunersee.
Het is de plaats waar de Nederlandse voetbalvrouwen deze zomer hun onderkomen hadden voor het Europees Kampioenschap. Hier heb je wel echt het zwitserlevengevoel, zei de bondscoach. Een mooie rustige omgeving, een meer, bergen met sneeuw, fraaie chalets, een landschap zoals we het kennen van veel miniatuurspoorbanen. Een land waar de Zwitsers het leven goed voor elkaar hebben. En hoog daarboven staat de Niesen. Een berg zoals een kind een berg tekent. Een perfecte driehoek met een spitse punt. Veel kunstenaars zijn geïnspireerd door die vorm. Zij legden de Niesen graag vast vanaf de noordelijke oever van de Thunersee bij Gunten en Sigriswil. Daar staat niets een vrij zicht op de berg in de weg. Paul Klee was een Duitser die leefde in Bern. Hij voelde zich aangetrokken tot de vernieuwende groep kunstenaars die zich de Blaue Reiter noemde. Tijdens een reis met collega’s naar Tunesië raakte hij onder de indruk van de kleuren die hij in het land tegenkwam. Kort daarop maakte hij zijn bijzondere werk Der Niesen. Daarna moest hij in Duitsland het leger in voor de Eerste Wereldoorlog. Het front bleef hem bespaard, maar hij moest vliegtuigen met camouflagepatronen beschilderen.
Wandelen
Een wandeling naar de top van de Niesen (2362 meter) is een behoorlijke kluif. Er gaan van vijf kanten routes omhoog. Onder andere vanaf Mülenen, met 1696 meter hoogteverschil. Dat is
ook het vertrekpunt van de Niesenbahn, een tandradbaan met een stijging van 68%. In 1910 is die in gebruik genomen. Langs de rails liggen 11.674 traptreden die eenmaal per jaar gebruikt worden voor de Niesen-Treppenlauf. Voor de lie ebbers: de volgende editie is op 13 juni 2026. Meer ontspannen en bovendien in het spoor van de schilder is een wandeling langs de oevers en vlak boven de Thunersee, van de Beatenbucht naar Gunten. Wie de Niesen van wat hoger wil bekijken, kan naar de Niederhorn (1964 meter) en terug lopen. Dan heb je voortdurend zicht op deze fraaie piramide.
In 1779 verbleef Johann Wolfgang von Goethe een paar dagen in Lauterbrunnen. Hij was behoorlijk onder de indruk van het dal met de steile wanden en zijn 72 watervallen. Hij schreef er, geïnspireerd door de Staubbachfall, het gedicht Gesang der Geister über den Wassern. Het eerste deel gaat als volgt: ‘De menselijke ziel / Is als water: / Hij komt uit de hemel, / Hij gaat naar de hemel, / En weer terug naar de aarde, / Eeuwig veranderend.’
Een van de beschreven tochten, van de Männlichen via de Kleine Scheidegg naar Wengen, is een van de vele nachtwandelingen die door heel Zwitserland bij goed weer georganiseerd worden tijdens de jaarlijkse Wandernacht (wandernacht.ch). Je ziet weliswaar minder, maar hoort, ruikt en ervaart alles intensiever. De twintigste editie wordt gehouden op 27/28 juni 2026.
Of de schilder Alexandre Calame dat gedicht kende, is onbekend. Een van zijn eerste reizen maakte Calame in 1837 vanuit Genève naar Berner Oberland. Ook hij was onder de indruk van de bijna driehonderd meter hoge waterval net buiten het dorp. Lauterbrunnen was toen niet veel meer dan een boerennederzetting met een herberg in een vruchtbare vallei waar Walliser boeren hun bedrijven hadden.
Jarenlang hing er een grote Zwitserse vlag voor de waterval. Inmiddels is die verwijderd. ’s Avonds wordt de waterval verlicht en je kunt nu via een tunnel en een paar trappen achter de waterval komen. Op loopafstand van het station van Lauterbrunnen is dit een geliefde attractie.
Wandelen
De tocht naar de vochtige ruimte achter de Staubbachfall, waar voortdurend stuivend water bezoekers verrast, duurt vanaf het station niet veel meer dan een half uur. Een van de fraaiste langere wandelingen in het gebied loopt boven Lauterbrunnen. Daarvoor moet je met een gondel vanaf het station van Lauterbrunnen naar het bergstation Grütschalp. Van daaruit loop je naar Mürren, met prachtig zicht op de Eiger, Mönch en Jungfrau. Vanaf Mürren daal je af naar Stechelberg en reis je met de bus terug naar Lauterbrunnen.
Le grand Eiger vu de la Wengernalp, Maximilien de Meuron, 1823, olieverf op paneel
Maximilien de Meuron
De Staubbachfall is een toeristische attractie geworden, links het puntje van de Mönchsbü el (2077 meter)
Pas in 1938 werd de beruchte noordwand van de Eiger voor de eerste maal beklommen. De alpinisten deden er destijds een paar dagen over met bivaks op roemruchte plaatsen als het Totesbivak, het Schwalbennest en de Götterquergang. Inmiddels staat het snelheidsrecord voor de wand op 2 uur en 22 minuten. In 1822 was er nog geen sprake van het beklimmen van de wand. Maximilien de Meuron maakte de berg nog wat indrukwekkender door hem steiler en puntiger te maken dan de Eiger van zichzelf al is. Toch verdient De Meuron een pluim. Veel van de bergschilders in het boek Wandern wie gemalt van Ruth Michel Richter en Konrad Richter (zie infokader) trokken niet heel erg ver de natuur in. Ze bekeken en bewonderden het natuurschoon veelal vanaf een afstand. Diplomaat, burgemeester en schilder Maximilien de Meuron uit Neuchâtel was een uitzondering. Hij trok naar de Alpen en liep via Wengen naar de Kleine Scheidegg aan de voet van de Eigernoordwand. Hij schilderde de Eiger vanaf de zijkant met op de voorgrond koeien bij een klein bergmeer. Of hij dat tafereel ook zo gezien hee of dat De Meuron wat beelden hee gecombineerd, is onduidelijk. Zijn sfeervolle schilderij wordt als het eerste echte Zwitserse Alpenschilderij gezien.
wel een meertje met uitzicht op de Eigernoordwand
Wandelen
Een populaire wandeling met de Eiger voortdurend in alle glorie in beeld begint recht tegenover de illustere wand op de top van de Männlichen (2342 meter). Starten kan ook bij het bergstation van de Männlichenli op 2222 meter, te bereiken met een gondel vanaf Wengen. Dichterbij de Zwitserse drieling Eiger, Mönch, Jungfrau, met tussen de laatste twee het Jungfraujoch, kom je niet. In anderhalf uur daal je af naar de Kleine Scheidegg, voortdurend met het zicht op de drie giganten.
Vanaf de Kleine Scheidegg daalt er een steil pad af richting Wengernalp. En jawel, er ligt (nog?) wel degelijk een watertje, inmiddels met banken en een waterbak. Zou De Meuron hier werkelijk gestaan hebben, ruim tweehonderd jaar geleden? Wat een mooie gedachte!
ZATERDAG 25 OKTOBER 2025 NIEUWEGEIN & LEEUWARDEN
Samuel Birmann
Op de raderstoomboot Lötschberg van Brienz naar Giessbach zie je al van ver een waterval eindigen in de Brienzersee. Hij oogt van ver niet heel spectaculair, maar het is een indrukwekkende hoeveelheid water die de Giessbach voortdurend in het meer stort, in juni ruim vier kubieke meter per seconde. Wat bracht Samuel Birmann uit Bazel er in 1820 toe naar deze waterval te reizen?
Zonder drone zijn nu nog maar een paar van de veertien delen van de Giessbach-waterval tegelijk te zien
zeker zeven van de veertien treden van de waterval zien. Door de begroeiing is dat nu nauwelijks meer zo te zien.
Wandelen
Vanaf de aanlegsteiger van de boot vertrekt de Giessbachbahn, een kabelspoorweg geopend in 1879. Vroeger aangedreven door waterkracht, tegenwoordig elektrisch. De baan gaat naar het Grandhotel Giessbach, dat na veel her- en verbouwingen hoog boven het water schittert in een stijl uit de belle époque. Er is ook een wandelpad van meer naar hotel.
Veel meer dan een eenvoudige pleisterplaats met zitbank was er toen nog niet. Pas later werd er een hotel gebouwd, zo’n 100 meter boven het meer. Birmann, zoon van een schilder en kunsthandelaar, bekwaamde zich als kunstenaar door Hollandse landschappen te kopiëren. Hij werd bekend door de bijna wetenschappelijke exactheid van zijn werken. Zijn aquarel van de Giessbach-waterval laat
Route
De afstand van Utrecht naar Spiez is 840 kilometer. Met de trein is dat negen uur en eenmaal overstappen.
Kaarten en boeken
• Kaarten: Schweizer Wanderwege 3322T ThunerseeBrienzersee en 3323T Jungfrau Region, beide CHF 13,50 via schweizer-wanderwege.ch
• Wandelgids: Berner Oberland Ost (2022), Rother Bergverlag, ISBN 9783763340125, €17,40. Als app en e-book €14,99, ISBN 9783763304028 via rother.de
Vanaf het hotel loopt er een wandelroute langs beide zijden van de waterval. Iets boven het hotel kan je achter de waterval langs lopen. Het hoogteverschil van de wandeling is ruim 550 meter, de totale tocht zo’n drie uur. Een 7 kilometer lange wandeling zonder grote hoogteverschillen loopt langs het water van de Brienzersee vanaf Iseltwald naar Giessbach.
• Kunstboek: Voor dit verhaal is gebruikgemaakt van het boek Wandern wie gemalt: Berner Oberland (2019) van Ruth Michel Richter en Konrad Richter. Uitgegeven door Rotpunktverlag, ISBN 9783858698407, €37 via rotpunktverlag.ch.
Dezelfde auteurs maakten ook boeken met hetzelfde thema over Graubünden (2023), ISBN 9783858699862, €37 en over de Gotthardregio (2019), ISBN 9783858698261, €35.
Torri del Vajolet
Het dynamische ritme van dag en nacht is gevangen in een schilderachtig beeld.
Fotograaf Lars van den Brink legde Rifugio
Re Alberto (2621 meter) voor de Italiaanse
Torri del Vajolet op een bijzondere manier vast. Honderden foto’s nam hij achter elkaar, vanaf precies dezelfde plaats.
In zijn combinatie van die foto’s brengt
Van den Brink tijd, licht en beweging tot stilstand. Met het fascinerende resultaat trekt hij de kijker de bergen in.
Bob Ross-workshop
‘Wat dachten jullie van Bob Ross?’ opper ik in de redactievergadering over het thema ‘Bergen in de kunst’. Want wie kent hem niet? Bob Ross, de eigenzinnige Amerikaanse schilder die jarenlang op televisie te zien was met zijn serie
The Joy of Painting. Beroemd vanwege zijn zalvende stem, zijn ontspannen-filosofische kijk op het leven (‘Fouten bestaan niet, alleen gelukkige ongelukjes.’) en die o zo kitscherige schilderijen – vaak berglandschappen. Enfin, een aantal maanden later zit de voltallige redactie van Hoogtelijn klaar voor een heuse Bob Ross-workshop (ja, dat lees je goed) onder de bezielende leiding van Riek van de Bor van Galerie de Voorst.
Als kind was ik graag in de weer met kleurpotloden, viltstiften en kwasten. Bij mijn ouders hangt tot op de dag van vandaag een van mijn kunstwerkjes ingelijst aan de muur. Het is een winterlandschap met kale bomen en een sneeuwpop, wit en bruin krijt op zwart papier. Ik zal een jaar of negen zijn geweest toen ik het heb getekend. Maar vanaf mijn studententijd had ik steeds minder tijd voor creatieve uitspattingen. De kleurpotloden verstoften en de viltstiften en kwasten droogden langzaam uit. Wel keek ik – zoals velen – graag naar The Joy of Painting. Het zag er allemaal zo bedrieglijk makkelijk uit. En nu ga ik het dus zelf proberen.
Heb ik dit gemaakt?
Het is een zaterdagmiddag in oktober. We zitten met zijn twaalven aan een grote tafel. Schort om, een leeg canvas voor onze neus, evenals tubes olieverf, diverse soorten kwasten en een paletmes. Riek laat zien hoe we de verf moeten mengen en hoe we de kwasten en het paletmes moeten hanteren. We kijken aandachtig hoe ze alles ontspannen voordoet – had ik al gezegd dat het er zo bedrieglijk makkelijk uitziet? – terwijl ze ondertussen het een en ander over Bob Ross vertelt.
Robert Norman Ross werd in 1942 geboren in Florida. Op achttienjarige leeftijd ging hij bij de luchtmacht en werd hij gestationeerd op Eielson Air Force Base in Alaska. Daar, in het hoge noorden van de Verenigde Staten, zag hij voor het eerst
schort om, een leeg canvas voor onze neus, evenals tubes olieverf
de bergen en sneeuw die later een prominente rol zouden spelen in zijn werk. Hij volgde in zijn vrije tijd een cursus schilderen en het verhaal gaat dat hij in zijn pauzes schilderijen maakte op goudpannen, die hij vervolgens verkocht. Bob Ross maakte zijn schilderijen met behulp van de nat-in-nattechniek, waarbij de nieuwe verf wordt aangebracht op en in eerdere lagen nog natte verf. Hij heeft die kunst afgekeken van ene Bill Alexander, een Duitse schilder, docent en televisiepresentator die van 1974 tot 1981 op de Amerikaanse tv te zien was met de serie The Magic of Oil Painting, waarin hij binnen een half uur een schilderij maakte. Klinkt bekend? Dat kan kloppen. Niet lang nadat Bob Ross in 1981 was afgezwaaid bij
de luchtmacht, begon hij zijn eigen televisieserie waarin hij het publiek leerde schilderen: The Joy of Painting. Bob Ross overleed in 1995 op slechts 52-jarige leeftijd aan de gevolgen van kanker. Maar zijn naam en faam leven nog altijd voort.
Even giechelig als onzeker zet ik de eerste vegen op het zwarte canvas. Van links naar rechts, niet te veel verf, alles heel voorzichtig een beetje uitsmeren… Tot mijn eigen verbazing ontstaat er uit de paars-blauwe tinten iets wat een beetje op lichtende nachtwolken lijkt, of misschien zelfs wel het noorderlicht. Riek blijkt van geen enkele misser onder de indruk. Als ik per ongeluk met mijn kwast uitschiet met een onbedoelde veeg tot gevolg, zegt ze onverstoorbaar: ‘Oh, dat komt gewoon goed, hoor!’ Niet veel later is mijn ‘gelukkige ongelukje’ volledig opgegaan in de flanken van de berg die ik met het paletmes heb geschilderd. Ik sta versteld van mezelf. Heb ik dit nou ècht zojuist gemaakt? Geïnspireerd door het jaargetijde kies ik niet voor frisgroen gebladerte, zoals Riek voordoet, maar voor rode, bruine en gele tinten. Wat verf mengen, een kwast erin dopen en gaan. Voelde ik bij aanvang van de workshop nog een soort painter’s block, nu krijg ik er zowaar schik in.
de bob ross-techniek is een aaneenschakeling van trucjes
Grenzen van de wereld
En dan de hamvraag: is het nou echt zo bedrieglijk makkelijk als het eruitziet? Ja, eigenlijk wel. Want die hele Bob Ross-techniek is een aaneenschakeling van trucjes. Ontzettend leuke trucjes, maar toch trucjes. Riek doet alles voor en wij doen haar braaf na. Na afloop van de workshop liggen er dan ook dertien identieke schilderijen op een rij. Of nee, dat is niet helemaal waar, want één collega heeft een eigen draai gegeven aan de instructies. Als ik naar zijn werk kijk, voel ik een steekje jaloezie. Ik had eigenlijk ook wel… Dat is misschien het enige wat op deze workshop aan te merken valt. We zijn creatief bezig, maar toch ook weer niet. We volgen instructies op, maar we zijn niet echt bezig met het maken van een éigen werk. Het staat eigenlijk haaks op wat Bob Ross zijn kijkers voorhield: ‘Er zijn geen grenzen aan de wereld. De enige grenzen die er zijn, zijn die van onze verbeelding.’ Maar het zou flauw zijn om daarover te klagen, want ik heb toch genoeg inspiratie opgedaan om thuis ook weer eens wat kwasten erbij te pakken.
Een rondje langs de redactie leert dat het eindresultaat bij menig thuisfront met ongeloof is ontvangen: ‘Heb jij dat geschilderd?
Echt?!’ Bij een van de collega’s kreeg het schilderij een plaatsje op de werkkamer, ‘tussen de andere bergrelikwieën’. Een andere collega gaf het weg. Ik appte trots een foto van mijn schilderij naar mijn ouders. Het gevolg laat zich raden. Mijn eigen ‘Bob Ross’ hangt nu naast het werk dat ik bijna veertig jaar geleden maakte, bij mijn ouders aan de muur.
Ooit wandelde ik hier in het Réserve naturelle Géologique de Haute-Provence in een prachtig groen voorjaar. De laatste sneeuw op de hoogste hellingen moest nog smelten, de marmotten waren nog mager van de winterslaap en de hele omgeving ruiste van het uitbundig stromende smeltwater. De werken van de Brits-Schotse landschapskunstenaar Andy Goldsworthy, die ik incidenteel in het landschap aantrof, gecombineerd met de lege bergen van de Franse Voor-Alpen deden me voornemen om hier een keer terug te komen en de complete tiendaagse kunstroute Refuges d’Art te wandelen.
Chapelle Sainte-Madeleine boven Thoard
In de gortdroge zomer van 2024 is er van het uitbundig stromende smeltwater weinig meer over. De beek langs de camping is een miniem, modderig stroompje. De ooit zo groene bergweides hebben nu veel weg van een Oost-Afrikaanse savanne in de droge tijd. Bruintinten overheersen. De tiendaagse wandeling van 150 kilometer met veel hoogtemeters is sowieso al een uitdaging qua logistiek. Er is amper bewoning langs de route, laat staan winkels om je voorraden aan te vullen. Voor water ben je vaak aangewezen op bronnen en rivieren. Maar die staan nu grotendeels droog. Met dagtemperaturen structureel boven de dertig graden wordt dit een onverantwoorde combinatie. Ik knip de route in losse etappes met de camping in Thoard als uitvalsbasis.
Intens
En dat is jammer. Het bijzondere van Refuges d’Art is dat je deels overnacht in de gerestaureerde oude boerderijen waarin Goldsworthy zijn kunstwerken maakte. Anders dan in een museum, waar je in korte tijd het ene na het andere kunstwerk consumeert, ben je hier urenlang met één werk in dezelfde ruimte. Veelal alleen. Je ervaart het werk bij verschillende lichtinvallen. Bij het avondlicht, ’s nachts bij het licht van je houtvuur en nog weer later in de ochtendschemering. Je gaat ermee naar bed en je staat ermee op. Hoe intens kan een confrontatie met een kunstwerk zijn? Zelfs overdag, als je maar een uurtje in een hut verblijft, is het contact al veel intenser dan tijdens een vluchtig museumbezoek.
Vergankelijk
Voor zover Andy Goldsworthy bij het grote publiek bekend is, is dat vooral vanwege zijn werken waarin hij natuurlijke elementen pijnlijk precies structureert. Zo sorteerde hij afgevallen herfstbladeren op kleur en verzamelde hij kiezelstenen waar een streep in zat en legde die strepen in lijn. Schijnbaar simpele ingrepen, maar met een overweldigend visueel effect. Veelal is het werk van de kunstenaar erg vergankelijk. Gesorteerde takken en bladeren worden uiteen geblazen, drijven weg of verrotten; aaneen gevroren ijspegels smelten en werk op de vloedlijn verdwijnt in het opkomende getij. De werken hier rondom Digne-les-Bains zijn permanent.
Toegankelijk
Het Réserve naturelle Géologique de Haute-Provence bestaat grofweg uit drie hoofdvalleien, die alle drie in de wandelroute opgenomen zijn. Bij de toegangen tot die valleien staat steeds een ruim menshoge, eivormige steenman, gemaakt door Goldsworthy. Zij zijn wakers over die valleien. Alle drie zijn ze per auto bereikbaar. Sterker nog, de nis in de rotsen bij de Clue de Barles
waarin een van de wachters staat, wordt door een barbaarse automobilist gebruikt als parkeerhaven. De diverse hutten langs de route zijn stuk voor stuk slechts met een stevige bergwandeling bereikbaar. Het mooiste natuurlijk als aaneengesloten meerdaagse wandeling, maar ook te doen als dagwandeling vanaf een autoweg. Drie hutten zijn afgesloten. De sleutel ervan kun je voor een symbolisch bedrag huren van het Musée Gassendi in Digne-les-Bains, wat meteen het start- en eindpunt van de route is. Het museum is zelf ook onderdeel van het project. Op de bovenste etage van het gebouw bekleedde Goldsworthy een hele wand met klei. Door te variëren met de dikte van de klei droogde die in verschillende tempi, waardoor het materiaal ook verschillend craqueleerde. Een meterslange slang, gedrapeerd over een muur in aardetinten is het prachtige resultaat daarvan. Het museum is een van de partners in het kunstproject en beschikt over een schat aan documentatie. Ook de IGN-landkaart met ingetekende route en het bijbehorende boek over het project zijn er te koop.
Verschil
Bij het verlaten van Digne-les-Bains kruis je de Bléone, op de oevers waarvan Goldsworthy veel werkte. Halverwege de helling kom je bovenlangs het rotsklimgebied van Courbons. Een paar aaneengesloten rotsmassiefjes waar voor ieder klimniveau wat te beleven is en waar het zelden druk is. Hier maak je ook voor het eerst kennis met iets wat ik heel eigenaardig vind. Op de landkaart is met een dikke rode lijn de route ingetekend. De kaart is slecht gedrukt, maar met de 1:25.000 kaarten erbij is de route prima te volgen. Ook de routebordjes in het terrein volgen dit traject. Het bijzondere is dat de routebeschrijvingen in het bijbehorende boek je vaak over een compleet ander traject sturen. Het antwoord op mijn vraag aan het museum naar de reden hiervan luidde: ‘De route in de IGN-kaarten is de route die door de kunstenaar is gepland. Het project is nog steeds niet af (sommige schuilplaatsen zijn niet gebouwd vanwege een gebrek aan subsidies) en sommige paden zijn gewijzigd vanwege terreinverplaatsingen.’ Voor een project dat in de jaren negentig startte, vind ik dit anno 2024 een wat magere verklaring voor de vaak enorme verschillen.
Ontwikkelingen
Welke variant je ook volgt, beide leiden naar de Chapelle SainteMadeleine boven Thoard. Zoals alle hutten op de route was dit ooit een vervallen gebouw, dat door Goldsworthy opgeknapt is en werd voorzien van een kunstwerk. De voorafgaande informatieavonden in de dorpen begonnen vaak in een negatieve sfeer, maar uiteindelijk sloot de bevolking het project toch in het hart. Waar ik graffiti en vandalisme verwacht, zijn alle kunstwerken ongeschonden. In tegenstelling tot Goldsworthy’s werken in Nederland, die soms al binnen een dag vernield werden. En waar een boer een kunstwerk stal en het voor zijn stal stalde. Met Refuges d’Art volg je oude handelsroutes door de regio. Het landschap vertelt over ontwikkelingen waarbij gehuchten kwamen en gingen. Thoard is geen uitzondering. Het is nu nog een springlevend dorp met een basisschool, wat cafés, een winkeltje en een bakker. Als ik op mijn laatste campingochtend bij de
Hoe intens kan een confrontatie met een kunstwerk zijn?
De
bakker afscheid neem, vertelt deze dat ze gaan sluiten. Is dit, zoals al zo vaak, het begin van het verval van een levend dorp tot een overnachtingsplaats voor forenzen?
Aarzeling
Vanuit Thoard gaat het weer rap omhoog, tot op de Colline Saint-Joseph. Wandelend boven glooiende hellingen en ruige ravijnen biedt deze zeldzaam mooie bergkam je vrij uitzicht tot aan de Écrins, de Mont Ventoux en de vlaktes van de Provence. De stevige dagwandeling eindigt bij de zeer afgelegen hut La Forest. Van een ooit levendig dorpje resten alleen nog het kerkgebouw en een paar grafmonumenten. Het kunstwerk in de kerk lijkt het negatief van dat in de kapel boven Thoard. Waar daar een ovale nis een donker gat in de muur leek en uitnodigde om erin te gaan staan, is het effect van een zelfde vorm in La Forest omgekeerd. Uit de nis stroomt zacht gefilterd licht aarzelend de aardedonkere ruimte in. Het getsjilp van de vogels en de fluisterende wind lijken deze aarzeling alleen maar te versterken. Het voelt unheimisch. La Forest is een van de afgesloten refuges waar ik zou kunnen overnachten. Ik vraag me echter af of ik dat wel zou willen in deze sfeer.
Het kunstwerk in Le Vieil Esclangon is het icoon van de route
Fossielen
Een wederom stevige wandeling brengt je de volgende dag tot gîte d’étape Les Monges in Authon als meest logische overnachtingsplaats. Waar de naaldbossen rondom La Forest me een opgesloten gevoel gaven, ben ik blij weer over open berghellingen te wandelen. Helaas zijn de laatste paar kilometers asfalt, vrijwel het enige asfalt in de hele route. Dit ruige terrein biedt weinig andere keuzes, tenzij je nog even een paar honderd hoogtemeters erbij wilt pakken. En dat wil je niet, want een van de drie stenen eieren staat net voor het dorp. Waar de sentinelle van de Clue de Barles in een nauw ravijn opgesloten staat, heeft dit exemplaar prachtig overzicht over een imposant Voor-Alpenlandschap, dat gedomineerd wordt door het massief van Les Monges. Even verderop sieren twee enorme fossiele ammonieten de dorpsbron van Authon. Zó groot zul je ze waarschijnlijk niet vinden, maar wie er een beetje oog voor heeft, vindt onderweg gegarandeerd tal van fossiele schelpen en inktvissen.
Een paar kilometer en veel hoogtemeters voorbij Authon, voorbij de waterbron van Feisal, voeren de twee routevarianten wel heel ver uit elkaar. Bij de landkaartvariant kun je overnachten in de onbemande Refuge du Seignas. De in het boek beschreven variant is een stuk avontuurlijker en zonder tent of bivakzak wordt dat een wel héél lange dag naar de volgende hut, Refuge Le Vieil Esclangon.
Taaie dag
Refuge Le Vieil Esclangon is ook een van de afgesloten hutten. Het kunstwerk hierbinnen is het icoon van de kunstroute. Het is
gefilterd licht stroomt de aardedonkere ruimte in
een staande golfbeweging over de volledige hoogte van een muur, uitgevoerd in rode klei uit de directe omgeving. In het echt is deze metershoge sculptuur nog onverwacht veel indrukwekkender dan alle beelden die ik er vooraf van zag. Het snel wisselende licht door de twee zijvensters is daar zeker debet aan. Ik kan me voorstellen dat een nachtelijk opflakkeren van de vlammen in de er tegenoverliggende haard een uniek schouwspel oplevert. Na de wat lugubere sfeer rondom La Forest, voelt het hier minder beladen. Koeien grazen rondom de hut en onderweg treffen we andere wandelaars, op weg naar een uitzichtpunt boven de hut. In een forse dagwandeling kun je ook Refuge Col de l’Escuichière nog bezoeken. Dat wordt dan wel een taaie dag met veel hoogtemeters en helaas valt die hut en de route er naartoe wat tegen. De route is rechttoe-rechtaan door het bos naar boven en de hut eigenlijk niet meer dan een schuur in een non-discripte omgeving. De kunstwerken zijn daar echter niet minder fraai door. In onmiskenbaar zijn eigen stijl structureerde Goldsworthy hier de natuur, door te spelen met lijnen in rotsblokken.
Respect
De derde hut waarin overnacht kan worden is Refuge La Ferme Belon. Deze boerderij heeft een beladen geschiedenis. In de Tweede Wereldoorlog was het een trainingsbasis voor het verzet, die uiteindelijk door de nazi’s opgerold werd. Ondanks allerlei gevoeligheden die er begrijpelijkerwijs bij de bevolking leefden, mocht hier toch ook een kunstwerk komen. Op de begane grond kun je overnachten, Goldsworthy bouwde de kelder vol met stenen bogen. Niet bedoeld als verzetsmonument, maar door de omwonenden toch ervaren als respectvol naar de geschiedenis van de plaats. Maar ook hier heb ik mijn twijfels bij een overnachting. De hut ligt prachtig met een dito uitzicht en is ook niet uitgesproken deprimerend, maar bij binnenkomst verstoor ik toch echt een paar vleermuizen die er bivakkeren. En de kelder blijkt het domicilie van een kolonie van honderden vleermuizen, die als een dol geworden zonsverduistering om me heen fladderen.
Springstof
Via het gehucht Draix gaat de voorlaatste dag door een alpien landschap richting Tartonne, waar een gîte d’étape is. Voor dat
Refuges d’Art
Route
De website over Refuges d’Art (refugedart.fr) wordt slecht bijgehouden. De 1:50.000 landkaart met ingetekende route en het boek Refuges d’Art zijn te koop bij Musée Gassendi in Digne-les-Bains, musee-gassendi.org
De 1:25.000 IGN-landkaarten die nodig zijn om de hele wandeling te maken zijn: 3339 ET La Motte-du-Caire, 3340ET Digne-les-Bains en 3429ET Seyne. Reis
In iets minder dan elf uur reis je per openbaar vervoer van Utrecht naar Digne-les-Bains. Leg je de 1200 kilometer met de auto af, dan kost dat je bijna dertien uur.
dorp, kort voorbij Col de la Cine, is de ruïne van boerderij Jas de Pelons, die Goldsworthy nog steeds graag wil opnemen in de wandeling. Na alle eerdere projecten gezien te hebben, snap je dat als je deze bouwval ziet. Die is markant in het oog springend als je van bovenaf nadert en biedt een magnifiek uitzicht op het landschap dat nog komen gaat. En dat landschap mag er zijn. De beek die we volgen heeft moeite zich door de Clue de la Peine te wurmen. Aan een voetpad daar doorheen moesten houwelen en springstof te pas komen. Wat boorhaken naast de beek wijzen op klimactiviteit, al zou ik liever met een bos nutjes de hoge rotsplaten te lijf gaan. De diverse puingeulen naast het pad blijken ware fossielenmijnen te zijn.
in het echt is de sculptuur nog onverwacht veel indrukwekkender
Een paar kilometer buiten Tartonne staat het derde ei. De afstand daarheen is te groot om te combineren met een dagetappe. Als je deze waker wilt bezoeken, is het logischer om twee nachten in Tartonne te blijven.
Glimmend zwart
De laatste loodjes zijn echt zwaar. De etappe naar Digne-lesBains telt 27 kilometers en 1300 hoogtemeters. Kort voor de afdaling naar de stad passeer je de laatste hut van de route, Refuge Les Bains Thermaux. Deze is genoemd naar de warmwaterbronnen ter plekke. Het kunstwerk ligt aan de rand van een van de vele leisteenvelden die de regio kent. Zeker als het vochtig is kunnen dit sierlijke, gitzwarte landschappen zijn. Aan dit glimmende zwart ontlenen meerdere boerderijen, gehuchten en streken in deze omgeving hun naam ‘Les Robines’. De lichtbruine kalksteen van Les Bains Thermaux oogt in al dit zwart wat bleek. De witte steenhoop er binnenin al helemaal. Hoewel
Musée Gassendi al bijna zichtbaar is en de weg vanaf nu alleen maar daalt, kun je hier je route afsluiten. Na tien prachtige dagen is hier de plek voor ook jouw steentje.
Wat in 2019 begon met de Limburgse Seven Summits en een jaar later een vervolg kreeg met de zeer succesvolle
Dutch Mountain Trail, is tijdens het vij iende Dutch Mountain Film Festival ook te zien op zeven grote schilderijen van de Maastrichtse kunstenaar René van Keeken.
DRené van Keeken gee aan waar hij het schilderij van de Schneeberg nog wil aanpassen
Schilderijen op een lmfestival
e Dutch Mountain Trail (DMT) is in een paar jaar uitgegroeid tot een groot succes. De route langs de Limburgse Seven Summits hee al duizenden wandelaars getrokken die de 100 kilometer door het heuvelland in een aantal dagen lopen. In het zolderatelier van zijn Maastrichtse woning maakte René van Keeken (63) zijn impressies van de zeven bergen die je op de DMT tegenkomt. Niet klassiek als berg, maar van bovenaf, met veel aandacht voor de lucht en het uitzicht.
Fietsbergen
‘Een vriend van me vertelde over de Dutch Mountain Trail. Ik had er nog nooit van gehoord. Ik ben geen wandelaar, maar een etser’, vertelt René van Keeken, die zijn opleiding volgde aan de kunstacademie in Maastricht.
‘Een aantal bergen van DMT ken ik wel, zoals de Eyserberg en de Gulperberg, dat zijn ook bekende etsbergen. Het Zuid-Limburgse heuvelland is prachtig. Er zijn echt pittige klimmetjes. Op de Wilhelminaberg heb ik in de hal geskied, maar ik ben er nog nooit naar boven gelopen.’
‘Ik ben vooral gefascineerd door de luchten. Op mijn werken is vaak veel lucht te zien. Dat valt me bij deze bergen ook weer op.
Het vij iende Dutch Mountain Film Festival (DMFF) wordt gehouden van 4 tot en met 9 november. Het thema is dit jaar ‘De touwgroep’. In het omlijstende programma van het DMFF zijn de schilderijen te zien die René van Keeken maakte van de Limburgse Seven Summits. Zie daarvoor dm .eu
De luchten zijn zó mooi en zó anders bij wisselende weersomstandigheden’, vindt Van Keeken.
Olieverf
De Maastrichtenaar schildert vaak landschappen, maar ook bloemen en portretten. ‘Ik kom eigenlijk altijd weer uit op de natuur, daar ligt mijn fascinatie.’ René van Keeken gebruikt vrijwel altijd olieverf. ‘Het is het soort verf waarmee je het meest natuurgetrouw kunt werken, vind ik. In die verf kan je diepte leggen.’
Op het moment dat ik Van Keeken spreek hee hij drie bergen op zijn schildersezels staan, zoals alle zeven schilderijen 115 bij 85 centimeter. ‘De Schneeberg hee net een voorgrond gekregen, maar ik twijfel nog over de boerderij en het bosje. Daar moet nog iets gebeuren. Dat geldt ook voor de Eyserberg, ik moet nog iets aan de wei veranderen. Nee, geen koeien, ik moet daar nog even op broeden. Maar dat doe ik pas na een maand, zo’n idee moet even bezinken.’
Alpinist, fotograaf en berggids Ben Tibbetts (43) stond als tweede Brit op alle 82 vierduizenders in de Alpen en deed expedities in Groenland en Antarctica. Toch draait alles om zijn boeken. ‘Die beklimmingen zijn maar namen en nummers. Het schrijven van boeken is minstens zo’n groot avontuur.’
Tekst Manon Stravens Illustraties Ben Tibbetts
Ben Tibbetts leest de zestiende-eeuwse Franse tekst op zijn beeldscherm voor. Het verslag van Jacques de Villamont van een bezoek aan de kapel op de Rocciamelone (3538 meter) in het Italiaanse Susa vindt hij ‘fas-ci-ne-rend’. Ben: ‘Hij keek uit over de gletsjer en genoot ervan! En dat in een tijd waarin mensen bang waren voor de bergen en dachten dat er draken leefden!’
Skischoenen in de badkamer
De tekst vond hij in een vergeeld boekje in een Parijse bibliotheek. Wat erin staat is verbijsterend, aldus Ben. Hij liep over van enthousiasme toen hij las dat dat kapelletje in de veertiende eeuw is gebouwd door kruisvaarder Bonifacio Roero d’Asti. ‘Volgens de bergliteratuur – en ik heb zo’n beetje alles vanaf 1000 na Christus gelezen – zou de eerste alpinistische beklimming in 1492 zijn geweest. Maar dat blijkt dus al anderhalve eeuw eerder, in 1358.’
Het hele verhaal staat beschreven in Tibbetts’ nieuwe en derde boek, Cabin Wild, een studie naar alle bivakhutten in de Alpen. Een proefdruk ligt op de tafel van zijn appartement op één hoog in Bossons, een rustige buitenwijk van Chamonix, aan het uiteinde van de gelijknamige gletsjer. Ben woont er met zijn vriendin Valentine Fabre, ski-alpinist en militair arts. Aan de woning te zien zijn het overduidelijk twee buitenspelers. Kinderen hebben ze niet. Ben: ‘Ik maak liever foto’s dan dat ik kinderen naar een skiclub breng.’
Bij de voordeur struikel je over de ski’s en skischoenen. Binnen liggen overal, tot in de badkamer, klim- en skispullen. Aan de muur hangt een grote kaart van de Alpen. Ben is die ochtend ook nog even gaan skiën. Het interview
moest er maar plaats voor maken. Ik kon kiezen: of om half negen ’s ochtends of om half vijf. Het werd half vijf.
Als hij de oude Franse tekst voorleest, zijn we al ruim twee uur in gesprek over zijn beklimmingen, zijn foto’s, zijn tekeningen. Hij praat bedachtzaam en springt tijdens het interview geregeld op om in zijn boekenkast onder het bureau te duiken en er een of ander boek uit te plukken. Steeds komt het gesprek weer uit op zijn schrijfwerk. Dan beginnen de ogen te glimmen. Met zijn hand op zijn boek Cabin Wild legt hij uit: ‘Dit heeft al mijn energie, passie en gedrevenheid jarenlang volledig opgeslokt. Hier zit de betekenis in.’
‘Je realiseert je hoe snel je alles kwijt kan zijn’
Dat hij als tweede Brit op de toppen van alle 82 vierduizenders in de Alpen heeft gestaan, als ski-alpinist en UIAGM-berggids expedities in Groenland, Kirgizië en Antarctica ondernam en daar prachtige films van maakte, lijkt in het gesprek bijzaak. ‘Die toppen, wie maalt daarom? Het zijn niet meer dan namen, nummers en snelheden. Onze maatschappij houdt ervan, maar voor mij heeft het niet zo heel veel betekenis. En ik concentreer me nu op dit project.’
Laatbloeier
Als kind van een boerin en een boswachter werd Ben grootgebracht op een biologische boerderij in het heuvelige landschap van Wales. Hij wandelde er veel met zijn ouders. Pas toen hij naar Edinburgh verhuisde om te gaan studeren en om wat dichter bij de bergen te wonen, begon hij met (rots)klimmen en huttentochten. ‘Ik ben vrij laat begonnen, pas op mijn negentiende. En vanwege het Schotse weer kon ik niet altijd op pad.’ Anders dan sommige kinderen die hij in Frankrijk ziet, die het klimmen met de paplepel ingegoten krijgen en op hun zestiende al steengoed zijn, heeft hij er – denkt hij – tien jaar over gedaan om ‘een beetje niveau’ te krijgen.
Ben is een allround klimmer, zegt hij. ‘Vergeleken met andere klimmers of skiërs ben ik best wel middelmatig. Sommige vrienden klimmen 9A, ik klim 7B. En wat skiën betreft, voel ik me goed bij een hellingshoek van 52 graden. Van veel steiler draait mijn maag om.’ Om echt goed te worden, moet je eigenlijk vijf dagen per week klimmen en niets anders doen, aldus Ben. Maar die tijd heeft hij niet, of wil hij niet vrijmaken. ‘Ik doe van alles: gidsen, fotograferen, artikelen schrijven.’ Hij wil ook niet zoveel risico’s nemen. ‘Ik ben voorzichtig, al zal het voor veel mensen nog steeds als absurd klinken wat ik doe.’
Op de Gemsfairenstock
Want zoals veel alpinisten heeft ook Ben veel mensen verloren in de bergen. In 2012 maar liefst elf. Dat was ook het jaar dat Valentine haar man, Laurent Fabre, verloor aan een bergsportongeluk in de Alpen. Er hangt een fotootje van hem boven het fornuis. ‘Sommige van zijn kleren liggen hier nog. Ik voel zijn aanwezigheid, de nabijheid van de sterfelijkheid. Je realiseert je steeds hoe snel je alles kwijt kan zijn.’ In 2021 maakte Ben een documentaire, The Traverse, over een 107 kilometer lange skitocht van Chamonix naar Zermatt (de Haute Route) die Valentine met Hillary Gerardi maakte als eerbetoon aan Laurent, die vlak voor zijn dood een snelheidsrecord op die route vestigde.
Gids in Antarctica
Naast fotograaf en filmmaker is Ben ook nog berggids. Dat begon in Antarctica, waar hij tussen 2009 en 2011 achttien maanden als field guide werkte voor de British Antarctic Survey, een wetenschappelijk onderzoeksinstituut voor het arctische gebied. Hij moest wetenschappers begeleiden, wat volgens hem zoveel betekende als ‘ze in leven en uit de gletsjerspleten houden’.
‘Een prachtige en leerzame ervaring in een complexe omgeving, al was de logistieke machine van het instituut niets voor mij’, zegt Ben. ‘Het is geen moeilijk terrein, maar je gaat sneller dood
Ben Tibbetts (1982, Hereford) is een UIAGM-berggids, fotograaf, artiest, lmmaker en schrijver.
Hij woont in Chamonix in Frankrijk en werkt graag in afgelegen en ruige omgevingen. Hij beklom en skiede nieuwe routes in Antarctica, Groenland, Kirgizië en de Alpen. Zijn foto’s hebben diverse prijzen gewonnen en zijn lms zijn vertoond op festivals over de hele wereld, waaronder het Ban Mountain Film Festival. Zijn mijlpalen:
2009-2011 Gids voor de British Antarctic Survey in Antarctica
2012 Gids in Groenland
2014 Derde bij de Patrouille des Glaciers
2016 Expeditie in Groenland, lm A Line in the Snow
2018 Tweede Brit die alle 82 vierduizenders in de Alpen beklom
2019 Boek Alpenglow
2021 Film The Traverse
2024 Gids The 4000m Peaks of the Alps – Volume 1: West
2025 Boek Cabin Wild (volume 1 & 2) in de maak
aan een kleine verwonding, omdat er geen helikopters zijn die je binnen twintig minuten komen redden.’
Eenmaal terug in Frankrijk deed Ben de opleiding tot UIAGMberggids. ‘De relaties met mensen en het minutieuze werk van veiligheid bewaken in de bergen vind ik heel interessant.’ Toch zag hij zichzelf geen voltijds gids worden. ‘Heel egoïstisch eigenlijk,’ lacht hij, ‘maar ik deed die opleiding om zelf beter te worden. Dat heb ik mijn instructeurs niet verteld natuurlijk.’ Hij gidst wel, maar maakt daar niet actief werk van. ‘Het hangt ervan af wie mij mailt. Zelf ga ik er niet achteraan.’
‘Want,’ zegt Ben met zijn hand op zijn boek, ‘bij mij draait het hier om. Dit doet het vuur in mij branden: het werken aan deze boeken en het ontdekken van de Alpen met leuke mensen. Het publiceren van een boek is een avontuur op zich.’ Al het andere staat daar ten dienste van. ‘Als mensen me mailen of bellen omdat ze graag een gids willen, dan zeg ik met een dikke grijs: hé, ik ken nog een leuke hut in de middle of nowhere waarvan je nog nooit gehoord hebt. Zin in? En hetzelfde zeg ik tegen een merk dat graag een fotoshoot wil voor een nieuwe jas.’
Monsterproject
Dat kan ook niet anders, want Cabin Wild is zijn ‘monsterproject’. Ben ontwikkelde een fascinatie voor bivakhutten, kleine bouwsels in de bergen met ieder hun eigen architectuur en verhaal. ‘Het zijn er ongeveer zeshonderd, ik heb er nu honderdvij ig bezocht.’ De klim naar de kapel van de kruisvaarder op de Rocciamelone deed hij met Valentine in november, om beter in te voelen hoe het in die tijd is geweest. ‘Geen moeilijke klim,’ zegt Ben, ‘maar met de spullen en kennis van toen was het gekkenwerk. Destijds zaten ze midden in de Kleine IJstijd en was de berg grotendeels bedekt met een gletsjer. Het was ook voor het eerst dat ik las dat ze in die tijd stijgijzers gebruikten!’
‘Het zijn ongeveer 600 hutten, ik heb er nu 150 bezocht’
‘Die tocht moest ik drie keer doen voor het juiste plaatje’
‘De verhalen blijven interessant’, zegt Ben. ‘Ik hou van verhalen, sorry. Er ligt hier zoveel geschiedenis! Veel bivakhutten, vaak vernoemd naar een persoon, liggen tegen de Italiaanse grens, op de frontlinie van de Eerste of Tweede Wereldoorlog.’
Ook zijn eerdere boekprojecten waren ‘episch’, aldus Ben. In plaats van zelf de gids te zijn, schreef hij er liever eentje. In 2024 verscheen de rijk geïllustreerde gids The 4000m Peaks of the Alps – Volume 1: West, voor alpien klimmen en ski-alpinisme. Een beschrijving van alle normaalroutes en een selectie mooie steilere routes, die hij allemaal beklom. Hij wilde aanvankelijk een vervolg maken op het beroemde Himalaya Alpine-Style: The Most Challenging Routes on the Highest Peaks van Andy Fanshawe en Stephen Venables uit 1996. Maar dan met de uitdagendste routes van de hele wereld. Het plan bleek niet haalbaar, concludeerde hij. ‘Ik zou dan grotendeels in de Himalaya moeten zijn. En dat betekent heel veel tijd in een tent zitten, niks doen, veel reizen, veel uitstoot. Dat project zou heel veel druk en stress opleveren.’ Het bleef bij de Alpen.
De zoektocht naar de mooiste en bijzonderste routes naar de toppen van alle 82 vierduizenders in de Alpen bleek al ambitieus genoeg. Daaraan werkte hij ook al voor zijn eerdere boek Alpenglow uit 2019. Voor elke top hee hij ‘elke gids gelezen die erover bestond’ en is hij de archieven ingedoken om de oudste topo’s ervan op te zoeken. Hij beklom alle toppen zelf, waarvan meer dan de hel met Valentine. Sommige routes deed hij meerdere keren, als het niet ging zoals gepland. Het schieten van foto’s van alle bergen was vervolgens nog een apart project.
De Weisshorn
Aan het werk in de Arête des Cosmiques
Hij wijst op een prachtige dubbele plaat van de Mont Blanc in Alpenglow. Hiervoor maakte hij een vijf uur durende tocht, ‘die ik drie keer moest doen om het juiste plaatje te kunnen maken’. Voor het boek gebruikte hij geen drones of helikopters. ‘Elke foto is vanaf de grond genomen.’ Voor sommige foto’s was hij twee dagen onderweg of veertig uur aan het skiën. Alles om de perfecte foto bij zonsopgang op precies het goede moment tete
hebben. En omdat er ook nog een plan ligt voor een gids over alle drieduizenders, fotografeert Ben inmiddels ook maar vast een deel van die toppen.
1500 foto’s per dag
De boeken geven Ben een doel. ‘Het schrijven geeft structuur aan mijn leven. Natuurlijk, ik kan gaan klimmen of skitoeren om het skitoeren, maar dit project geeft mij een extra stimulans om stukjes van de Alpen te bezoeken waar ik anders misschien niet zou komen. Elk massief kent bijzondere plekken.’
En, geeft hij toe, hij kan er ook zijn foto’s in kwijt. ‘Want dat is een van de problemen die ik heb. Ik ga er elke dag op uit en maak dan heel veel foto’s.’ Hij schiet plaatjes over de hele route, de hele dag door. ‘Ik begin in de ochtend, ruim voor de zon opkomt, zodra er voldoende licht is. En dan schiet ik er zo’n tweehonderd per uur.’
Ben gaat altijd met zijn camera op pad, twee kilo met vaak nog een extra lens. ‘Altijd. Het zou me meer op stang jagen als ik een goed shot zie, maar alleen mijn telefoon bij me heb. Dan zit dat me de rest van de dag dwars. Ik overdrijf niet. Het is beter voor me om die camera altijd bij me te hebben. Het komt ook zelden voor dat ik geen foto’s maak.’
Het is zwaar en het vertraagt zeker. ‘Maar wat is dit nou vergeleken met de camera’s van twintig kilo van Vittorio Sella of Bradford Washburn een eeuw geleden. Er is nu eigenlijk geen excuus om een “shit shot” te krijgen.’ Valentine heeft er soms de pee in als een tocht niet zeven, maar negen uur duurt vanwege de foto’s. ‘Dan wordt ze boos. Maar het moet gewoon gebeuren.’ Hij wordt wel efficiënter, zegt Ben. ‘Eerder kon ik wel vierduizend foto’s maken op een dag, om geen shot te missen. Nu vertrouw ik er eerder op dat ik heb wat ik nodig heb en maak ik er een stuk minder: vijftienhonderd.’
En dus heeft hij, op het moment van het interview, om precies te zijn, 607.828 foto’s. ‘Individuele plaatjes’, benadrukt Ben, ‘geen
reeks burst foto’s, dat doe ik niet.’ Alles is keurig gestructureerd in mappen op zijn computer, met back-ups in Chamonix, in Zürich en in Engeland. ‘Van elk gebied heb ik een map en daarin mappen van elke berg in dat massief, van elke mogelijke kant genomen. Het is idioot. Misschien moet je dat niet opschrijven want ik klink gestoord. Maar daardoor ken ik die bergen wel op mijn duimpje.’
De boeken laten zien hoe prachtig de Alpen zijn, aldus Ben. ‘Je kunt op het internet zeker foto’s vinden van deze hutten, maar met een extra mooie foto wil je er echt heen. En hé, ga ook even weg uit de stad, leg je telefoon weg. Dat maakt mensen, denk ik, echt gelukkig.’ Van de reacties van mensen die zeggen dat hij hun leven heeft veranderd, maakt Ben screenshots. Ook die gaan in een mapje. ‘Niet dat ik het daarom doe, maar mensen zeggen soms echt mooie dingen, dan weet ik dat wat ik doe het hart raakt.’
Minuscule tekeningen
Zijn monsterproject lijkt wel ten koste te gaan van één andere bijzondere hobby: berglandschappen tekenen. Op verzoek haalt Ben een grote map tevoorschijn die hij op de salontafel openvouwt. Tientallen minuscule potloodtekeningen, ansichtkaartformaat of kleiner, getekend op A3-vellen, komen eruit. Het zijn vooral bergen. En een enkele tekening van een huisje op Groenland. Uren heeft hij aan die tekeningen besteed. ‘Dat kan veertig uur zijn of tachtig, geen idee eigenlijk.’ Dat is ook de reden dat hij ze zo klein maakt. Vaak gebruikt hij zelfs een loep. ‘Anders ben ik drie jaar bezig met een tekening.’
‘Het tekenen is een manier om te vertragen’
De tekeningen zijn gebaseerd op foto’s, maar ze staan haaks op de fotografie. Ze zijn eigenlijk een commentaar op de wegwerpcultuur, het jachtige leven en de veelheid van alles, zoals zijn eigen foto’s, legt hij uit. ‘Onze levens zijn volkomen verzadigd met fotografische beelden. Het tekenen is een manier om te vertragen, heel meditatief. De betekenis zit in de aandacht, het geduld, de beweging, de absurditeit van zoveel uren besteden aan een tekening.’
Tijd om ze tentoon te stellen heeft hij niet. ‘En ik heb niet het commerciële instinct om galeries te vinden. Jij bent misschien de vierde persoon die ze zo ziet. Misschien blijven ze voor eeuwig in deze map zitten, ook wel triest.’ De uitdrukking op zijn gezicht verandert. ‘Shit, ik zou eigenlijk veel meer moeten tekenen. Maar dan zou ik terug moeten naar Schotland, daar heb ik de tijd.’
Kijk voor het laatste verenigingsnieuws op nkbv.nl of volg de NKBV op Facebook: facebook.com/de.nkbv en Instagram: @_nkbv.
Titia Wiegerinck: ‘Met ons gezin topten we de Spitzegel (2118 meter) bij Hermagor, Oostenrijk. Deze zware, lange en vooral epische tocht ondernamen we met onze drie kinderen: Hein, Sien en Friso. We deden er ongeveer negen uur over. Vooral de abstieg vanaf de top was zeer steil en indrukwekkend. Het was er een om nooit meer te vergeten. Kinderen kunnen veel meer dan de meeste volwassenen denken, je moet het alleen héél spannend maken!’
Het communicatieteam van de NKBV wordt superblij van alle enthousiaste inzendingen van jullie topvlagfoto’s en -video’s. Check @_nkbv op Instagram of volg de NKBV op Facebook om er nog meer voorbij te zien komen! Heb je zelf ook een toffe foto of video gemaakt met de NKBVtopvlag? Stuur hem naar communicatie@nkbv.nl en wie weet zie je hem terug op de social media of in Hoogtelijn
Oud-voorzitter Joachim Driessen is benoemd tot erelid van de NKBV. Tien jaar maakte hij deel uit van het bestuur, waarvan acht jaar als voorzitter. Maar daar bleef het niet bij. Als Hoofdinstructeur Zomer en Winter begeleidde hij meer dan veertig activiteiten, vooral binnen de Nederlandse Studenten Alpen Club. Ook op andere manieren zette Joachim zich volop in. Zo vertegenwoordigde hij de NKBV binnen een NOC*NSF-commissie en maakt hij al ruim vijf jaar deel uit van de management board van de UIAA, de wereldfederatie voor de bergsport.
Robin Baks
Voorzitter Peter Valkenburg overhandigt de oorkonde voor het erelidmaatschap aan Joachim Driessen
Ga je mee met een regioactiviteit van de NKBV en leg je graag de sfeer vast in foto’s of video’s? Of wil je achteraf jouw ervaring delen in een blog? Laat van je horen! We zijn op zoek naar mooie beelden en verhalen om te delen via onze (online) kanalen, zodat we nog meer leden enthousiast kunnen maken. Stuur je bijdrage of idee naar communicatie@nkbv.nl.
Check op regio.nkbv.nl in welke regio jij woont en aan welke activiteiten je kunt meedoen.
Foto Chris König
Elke winter hee Bergsportreizen een uitgebreid winterprogramma, met onder meer de Toerski en Freeride Winterweken. Om die reizen mogelijk te maken, zijn we op zoek naar nieuwe instructeurs. Ben jij een ervaren toerskiër of freerider? En lijkt het je tof om jouw skills te delen met anderen? Start dan deze winter met de oplei-
ding tot Alpiene Instructeur
Winter 3. Als Instructeur begeleid je groepen van Bergsportreizen en de Nederlandse
Studenten Alpen Club, vaak samen met een ervaren Hoofdinstructeur. Verder volg je uitdagende bijscholingen om je licentie te behouden en je inzetbereik te vergroten. Meer informatie over de opleiding,
Het eerste winteraanbod van Bergsportreizen is online. Boek nu jouw plaats op een Toerski en freeride winterweek in Haute Savoie of de Silvretta. Tijdens de reis kun je kiezen voor freeriden of toerskiën, op ski’s of splitboard. De instructeurs zijn opgeleid om je goed te begeleiden buiten de gebaande paden.
Twijfel je nog of de winterweek wat voor jou is? Of wil je meer weten over het programma? Schrijf je dan vrijblijvend in voor de online informatieavond op 15 september om 20:00 uur. Tijdens deze avond vertellen Winterinstructeurs en oud-deelnemers wat je kunt verwachten van deze gezellige week
de toelatingseisen en hoe je je aanmeldt vind je op nkbv.nl/ academie/opleidingen/alpien/ instructeur/ai3w. Inschrijven kan tot en met 10 oktober 2025.
vol leerzame momenten. Ook is er ruimte om jouw vragen te stellen.
Of je nu een beginnende toerskiër bent of al gevorderd, op de Toerski en freeride winterweek ben je op je plek. Binnen de groep van vij ien tot dertig deelnemers worden kleinere groepen gevormd, zodat je altijd met mensen van hetzelfde niveau op pad gaat. Zo kun je bijvoorbeeld met vrienden op vakantie, ook als jullie niet allemaal even ervaren zijn.
Aanmelden voor de informatieavond kan via de QR-code of op l.ead.me/ informatieavond-winterweken
De NKBV stree naar een duurzame relatie met haar leden en alle partijen in het veld. Duurzaamheid is ook een kernwaarde als het gaat om natuur, milieu en sociale waarden. We brengen dit zo goed mogelijk tot uitdrukking in een duurzame inkoop en bedrijfsvoering. Hoogtelijn wordt gedrukt op FSCpapier: papier uit duurzaam beheerde bossen (een keurmerk met goedkeuring van het Wereld Natuur Fonds) en verzonden in een recyclebare papieren verpakking. Voor onze correspondentie gebruiken we 100% gerecycled papier We schenken duurzame ko e van Brandmeesters en hebben een CO2neutrale postbezorging en data-opslag. We promoten het reizen per openbaar vervoer naar bergsportbestemmingen. Als je toch met de auto of het vliegtuig reist, kun je overwegen om je CO2-uitstoot te compenseren. Dit kan eenvoudig via greenseat.nl Camping
Al vij ig jaar strijkt de NKBV, nu via Bergsportreizen, met haar basiskampen neer op Camping Nova in het Rätikongebergte. En eerlijk is eerlijk: de deelnemers zouden zich geen betere plek kunnen wensen. De perfecte ligging, de gemoedelijke sfeer en de altijd hartelijke ontvangst door familie Lorenzin maken dat de camping inmiddels voor velen als een tweede thuis voelt.
Ook dit jaar stonden de tenten er weer en werden verhalen gedeeld rond het kampvuur. De bijzondere band tussen de NKBV en Camping Nova laat zien hoe waardevol een vaste thuisbasis is voor bergsporters van alle lee ijden. Met dit jubileum willen we onze dank uitspreken aan de familie Lorenzin, voor vij ig jaar gastvrijheid, betrokkenheid en bergsportplezier.
in met de NKBV
NKBV-leden pro teren van voordelen en kortingen en ontvangen vijf keer per jaar Hoogtelijn. Met je lidmaatschap draag je bij aan het onderhoud van hutten en paden in de Alpen en de Pyreneeën en het behoud van klimgebieden. Tip je vrienden om ook NKBV-lid te worden. Ze kunnen zich aanmelden op nkbv.nl en zien daar welke voordelen het lidmaatschap hen biedt.
Met de trein de bergen in? In ‘Op de bok’ tipt Joanne Brouwer, bekend als maker van het tv-programma Rail Away, bijzondere spoorlijnen.
Met een slakkengangetje van 20 kilometer per uur rijdt een trein door het ongerepte binnenland van Sardinië. Het spoor kronkelt door uitgestrekte bossen, valleien vol cactussen en langs berghellingen. We zijn aan boord van de Trenino Verde o ewel het groene treintje. Het dankt zijn naam aan de dichte bossen waardoor de locomotief zich een weg baant. Ook de stations liggen verscholen in het groen.
Tekst en beeld Joanne Brouwer
We reizen in het spoor van de Engelse schrijver D.H. Lawrence, vooral bekend door zijn erotische roman Lady Chatterley’s Lover, maar ook de auteur van Sea and Sardinia. Ruim honderd jaar geleden reisden hij en zijn vrouw Frieda von Richthofen per trein over het eiland. ‘Ons locomotie e klimt en daalt en slingert zich urenlang door de scherpe bochten alsof het niets is’, schrij Lawrence in zijn reisverslag. ‘Het verbaast me hoe moeiteloos en dapper het al die steile hellingen oprijdt.’ Wie anno 2025 uit het treinraampje kijkt ziet een landschap aan zich voorbijtrekken dat nauwelijks veranderd is sinds de schrijver en zijn vrouw in 1921 instapten.
Yiha!
Na de volgende bocht staat een kudde koeien op het spoor. Onverstoord kijken ze op als de trein toeterend dichterbij komt. ‘Yiha!’, roept de machinist gepassioneerd vanuit de cabine, alsof hij een cowboy te paard is. Zonder enige
haast maken de dieren zich uit de voeten langs de steile spoorhelling.
Ook in Lawrence’ tijd bevond zich regelmatig vee op de rails. Na zijn aanvankelijke enthousiasme over de treinrit verzucht Lawrence: ‘Na een tijdje moeten we stoppen voor een kudde schapen. De streek is woest en onbewoond. De kronkelige spoorweg, de beboste hellingen, het uitzicht op de bergen, wat hangt het ons allemaal de keel uit!’
De passagiers die op déze zomerse dag aan boord van de groene trein zitten, zijn aanmerkelijk beter gehumeurd. Een groep Italianen begint met het zingen van oude volksliedjes. De hele coupé stemt in. Dit is onthaasten pur sang. Wie haast hee , zit hier trouwens sowieso niet goed. Over een afstand van ruim 75 kilometer doet de trein meer dan vier uur. Bij elke spoorwegovergang springt de conducteur uit de trein en legt het autoverkeer stil, om zodra de trein de kruising over is, weer aan boord te springen.
De vrijheid zelf
Een van de haltes op deze route naar de kustplaats Arbatax is Gairo. Hier zit je het dichtst bij de zuidflank van het Gennargentugebergte, het hoogste bergmassief van Sardinië. In Nationaal Park Gennargentu vind je veel mooie wandelroutes. Onder andere naar de opvallende rotsformatie Perda ‘e Liana en naar Punta La Marmora, met 1834 meter de hoogste top van Sardinië.
Een goedgehumeurde Lawrence concludeerde na afloop van zijn reis: ‘Dit land lijkt op geen enkel ander land. Vergeleken met Italië is Sardinië iets anders (…). Ik geniet van al die ruimte om ons heen en van het reizen. Het is als de vrijheid zelf.’
De Trenino Verde rijdt over verschillende trajecten. Elk jaar worden wisselende routes en vertrekdata aangeboden.
In de serie ‘Klimmen bij de buren’ laten we je klimgebieden in de nabije omgeving van Nederland zien, op maximaal 400 kilometer van Utrecht.
Berdorf
Het Luxemburgse Berdorf is een van de populairste klimgebieden in de buurt van Nederland. En terecht. De omgeving rond het stadje Echternach wordt gekenmerkt door een uitgestrekt horizontaal pakket zandsteen. Dankzij de daarin ingesneden rivierdalen is een landschap ontstaan waarin tientallen kilometers vallei begrensd worden door rotswanden. Het gebied dankt er zijn bijnaam aan: Luxemburgs Klein Zwitserland.
Tekst Harald
Swen Beeld Paul Lahaye
Van alle klimgebieden in de wijde omtrek van Nederland scoort Berdorf het hoogst als het gaat om wat een klimgebied perfect maakt. De rots, de natuur, de aard van de routes en de kwaliteit van de behaking dragen daar allemaal aan bij. Wat ook helpt is de perfecte infrastructuur rondom het klimmen: twee campings op loopafstand en een cafetaria naast de ruime parkeerplaats. Dat het klimmen in Berdorf mooi is, wordt volop rondgesproken en de bezoekersaantallen zijn navenant. Wie rust zoekt tijdens een weekend met mooi weer in het voorjaar, de zomer of de herfst, is in Berdorf dan ook aan het verkeerde adres. Bij populaire routes staan regelmatig wachtrijen en als je een speci eke route op het oog hebt loop je de kans dat je de geplande beklimming op je buik kan schrijven. Misschien draagt een publicatie eraan bij dat Berdorf nog populairder wordt. Maar net doen alsof het gebied niet bestaat zou niet eerlijk zijn. Daarvoor is het een te mooi en belangrijk klimgebied. Mocht je de mogelijkheid hebben, plan je bezoek dan op doordeweekse dagen.
• Aantal routes/maximale lengte: 200/ 30 meter
• Klimstijl/steilte: wand 80-115°
Routebouwer
Om echt te kunnen genieten van wat Berdorf te bieden hee , is het fijn als je minimaal 6a klimt. Aanraders om te klimmen zijn er in Berdorf meer dan er op deze pagina passen. Toch springen er verschillende pareltjes uit die je lang zullen bijblijven. Dat zijn in het linkerdeel van het gebied Kaweechelchen (5c+), een mooie route die na een tricky startpasje een systeem van flakes volgt; Lionel Terray (6a), een spleet door een flinke overhang; en de geëxponeerde kant Arrête, Paulette! (7a+), met een crux op platte randjes. Hou je van daken? Dan kun je je lol op in de fors overhangende 7c-routes Undercover Angel en Crosstown Tra c.
Aan de rechterzijde van het klimgebied is de keuze voor aanraders nog lastiger. Vrijwel alles daar is de moeite waard. Takla Makan (7a) is bijzonder vanwege de eindeloze reeks verzurende gaatjes voor de vingers en voeten. Wie de overhangende kant van Voleur de Spits (7a+) wil klimmen, moet voldoende in de tank overhouden voor de laatste passen; Cima Ovest (7c+) springt er
• Niveau routes: 4-8c
• Gesteente: zandsteen
• Expositie: voornamelijk zuidoost en zuidwest
• Beste jaargetijde: voorjaar, zomer en herfst
• Alleen toegankelijk voor leden van een bij de UIAA of IFSC aangesloten klim- of bergsportbond (NKBV, DAV, KBF, CAB, etc.)
Meer informatie vind je in de NKBV-Tochtenwiki.
met een deadpoint/dyno uit. Mike is een bijna perfecte 7a. Bijna, want de crux is ietwat lengte-a ankelijk. Nog verder naar rechts komen de klappers van het gebied. Heinz en Willy zijn twee geniale 6c/6c+-routes en Bobby Brown (7c) benadert de perfectie. Een routebouwer met ongelimiteerde mogelijkheden in de klimhal had deze laatste route niet beter kunnen schroeven. Tot slot zijn de routes Hermann Buhl (8a+) en Borderline (8b) de toppers van het gebied. Veel plezier!
Samen met 76.000 andere NKBV-leden ondersteun jij het onderhoud aan paden, routes en hutten in de Alpen en de Pyreneeën. Want jaarlijks dragen wij een deel van jouw lidmaatschap af aan het Gegenrecht Fonds. In totaal komt dat neer op een bedrag van €450.000! Met dit fonds houden de Alpenverenigingen de paden en hutten toegankelijk én toekomstbestendig. En als dank krijg jij als lid tot 50% korting op overnachtingen in meer dan 1200 berghutten. Mede dankzij dit fonds kunnen we blijven genieten van het prachtige en kwetsbare berglandschap. Nu en in de toekomst.
Meer weten? Kijk op nkbv.nl/gegenrecht
Via ferrata’s maken steil terrein toegankelijk voor wie dur , maar onderschat deze bergsport niet: ook op een via ferrata – of klettersteig in Duitstalige contreien – komt veiligheid op de eerste plaats. Gelukkig is er tegenwoordig veel goed materiaal op de markt om met vertrouwen de ijzeren wegen op te zoeken. We zetten een paar onmisbare items voor je op een rij.
Onder redactie van Noor van der Veen
Met kleine kinderen
Voor kinderen kan een klettersteig een enorme belevenis zijn. Let wel op dat je voor kinderen materiaal uitkiest dat past bij hun lichaamsgewicht. Kinderen die minder dan 40 kilogram wegen kun je het beste met een dynamisch touw nazekeren, omdat ze te licht zijn om de schokdempers in de meeste klettersteigsets te activeren wanneer ze onverhoopt zouden vallen. Ook kan het goed zijn om kleine kinderen met smalle heupen een extra borstgordel of integraalgordel aan te trekken, zodat ze er niet uit kunnen glijden als ze ondersteboven komen te hangen. De Petzl Ouistiti is bijvoorbeeld geschikt voor kinderen tussen de vier en negen jaar die minder dan 30 kilogram wegen. €60 via petzl.com
Stevige stappers
Voor een via ferrata heb je schoenen nodig met een stijve zool en goede grip, zoals de Scarpa Mescalito Deze approachschoen is ideaal voor klettersteigs vanwege de stevige Vibram-zool die zorgt voor maximale wrijving met het rotsoppervlak. Dankzij de lange veter die doorloopt tot de punt wordt het haast een comfortabele klimschoen met goede controle en krachtoverbrenging vanuit de tenen. €189,95 via scarpa.com
Gebruiksgemak
Er zijn veel goede klettersteigsets op de markt. Alle moderne sets hebben een zogenaamde scheurbandrem of bandvaldemper: een schokdemper die bij een val langzaam scheurt, waardoor de piekbelasting een stuk lager is. Bij het uitzoeken van een set kun je kijken naar zaken zoals het gebruiksgemak van de karabiners. De Scorpio Eashook SW van Petzl hee bijvoorbeeld makkelijk met handschoenen aan bedienbare karabiners met een extra beveiliging: je drukt zowel de achterkant als de voorkant in om ze te openen. De geïntegreerde wartel in de gordel draait rond en voorkomt dat de armen in de knoop raken terwijl je beweegt.
€130 via petzl.com
Voor wie halverwege een klettersteig of in een moeilijk stuk even wil rusten, is het handig om een (korte) zelfzekering mee te nemen. Zo kun je even gaan hangen en je handen en armen laten rusten. Ook voor kinderen kan dit fijn zijn. Er zijn veel zelfzekeringen op de markt, maar voor een klettersteig kun je het simpel en kort houden. Je hebt immers al veel ander materiaal aan je gordel hangen. De SBEA Lanyard van het Tsjechische klimmerk Ocun is een goed voorbeeld. Hij is maar 40 centimeter lang en, met één of twee beveiligde karabiners die je zelf toevoegt, makkelijk en veilig te bedienen. €19,95 via ocun.com
Vers van de pers is deze bijgewerkte uitgave van de Klettersteigatlas Alpen van de onder klimmers en wandelaars welbekende uitgeverij Rother Bergverlag. De gids beschrij meer dan twaal onderd via ferrata’s in de hele Alpenregio, van de Côte d’Azur tot aan Wenen. De routes zijn compact beschreven, met alle informatie die je nodig hebt om erop uit te trekken, en variëren van beginnersroutes tot de meest uitdagende klettersteigs die in de Alpen te vinden zijn.
€34,95 via rother.de
Vallen in een klettersteig is een absolute no-go, zeker in verticale passages, omdat je hard tot stilstand komt op de eerste tussenzekering, die soms meters onder je kan zijn. Vallen wil je dus te allen tijde voorkomen. Maar mocht het onverhoopt toch gebeuren, dan kan de Ferrata Bloc van het Oostenrijkse merk AustriAlpin de val direct onderbreken. Hij wordt als derde arm aan de inbindlus van de klimgordel bevestigd en werkt in combinatie met je klettersteigset als een teruglooprem op de staalkabel, zodat je geen snelheid maakt maar direct tot stilstand komt. €109,95 via austrialpin.at
Voor de berggeiten
Een klettersteiguitrusting is niet compleet zonder een setje (vingerloze) handschoenen. De staalkabels van een via ferrata kunnen namelijk soms rafelen, waardoor je je lelijk kunt verwonden. Bovendien heb je met handschoenen aan veel meer grip. De Stone Glove van Black Diamond is een handschoen voor de echte berggeiten. Ze zijn gemaakt van soepel geitenleer en op de knokkels versterkt met kevlar. €40 via blackdiamondequipment.com
Een klimgordel en -helm zijn essentiële onderdelen van je klettersteiguitrusting. De beginnende klettersteiger kan hier echter prima voor de budgetopties gaan. Je hoe immers niet continu in je klimgordel te hangen en ook de simpelste klimhelm doet zijn werk. Kijk bijvoorbeeld eens naar de Simond Rock helm of de Simond First Klimb klimgordel van Decathlon. Gecerti ceerd volgens de Europese veiligheidsnormen, en voor een paar tientjes ben je al klaar. Vanaf €29,99 via decathlon.nl
Via Ferrata Belay Kit
Een via ferrata? Dat kunnen mijn partner en ik toch wel aan, denk ik optimistisch. Zelf trek ik me overal doorheen, maar ik realiseer me ook dat dit niet voor iedereen vanzelfsprekend is. Soms is het niet eens de moeilijkheid die het spannend maakt, maar het gevoel van hoogte en blootstelling. Om te voorkomen dat het té spannend wordt neem ik de Via Ferrata Belay Kit van Edelrid mee.
Hoewel klettersteigsets steeds beter worden, blij één ding onveranderd: vallen in een via ferrata wil je altijd vermijden. Zeker voor beginners en kinderen is extra zekerheid op lastige stukken dus geen overbodige luxe. Edelrid speelt hier slim op in met de Via Ferrata Belay Kit: een eenvoudige, maar e ectieve set om veilig na te zekeren waar het echt spannend wordt.
De kit is direct klaar voor gebruik en bestaat uit een 15 of 25 meter lang touw met ingenaaide lussen aan beide uiteinden, een zekerplaat bevestigd aan een bandslinge, een karabiner en een opbergbuidel met daarop duidelijke illustraties die laten zien hoe je de set gebruikt. Ook wordt er een uitgebreidere heldere handleiding meegeleverd. Het is echter wel handig om zelf een extra karabiner mee te nemen, voor aan het uiteinde aan de klimmerskant. Daarmee maak je het gebruik praktischer en veiliger.
Wat deze set extra bijzonder maakt, is dat Edelrid hem produceert met restmaterialen uit haar touwproductie. Hierdoor verschilt de kleur van het touw per kit, maar draag je direct bij aan min-
der verspilling. Een mooi duurzaam detail.
De Via Ferrata Belay Kit is bedoeld als extra zekering in moeilijke delen. Het is geen vervanging van een klettersteigset en ook niet bedoeld om het hele parcours mee af te leggen, simpelweg omdat nazekeren met touw tijdrovend is. Maar voor dat ene steile stuk of wanneer je kinderen extra vertrouwen wil geven, is deze kit een uitkomst. Kortom, een praktische, duurzame en veilige toevoeging voor wie met het gezin of minder ervaren klimmers een via ferrata in wil. Zo wordt samen genieten op hoogte net dat stukje relaxter.
Edelrid Via Ferrata Belay Kit 15 of 25 meter Vanaf €100 via edelrid.com
Bernd Arnold, de legende van het Elbsandstein
Bernd Arnold is de ongekroonde koning van het Elbsandstein in Sachsen. In dat gebied staan bijna duizend eerstbeklimmingen op naam van de 78-jarige rotsklimmer. Hij domineerde het klimmen met routes in de hoogste moeilijkheidsgraden en met zijn visie op de toekomst van de sport. Hoewel zijn lichaam de sporen draagt van een leven lang intensieve bergsport, is de kleine, tengere Arnold nog altijd actief.
Tekst Peter Daalder Beeld Aart Markies
Richter
Bernd Arnold bij de eerstbeklimming van de Bärenfang (1982) in het Elbsandstein
Klimmershanden heeft hij. Getekend door de ruwe zandsteen in zijn thuishaven. Gedecideerd praat de legendarische Arnold over zijn leven in het Elbsandstein. Zijn geboortehuis in Hohnstein, waar een van zijn sportzaken gerund wordt door dochter Heike, staat op een vulkanische breuk. Links graniet, rechts zandsteen. Zijn wieg stond in 1947 in wat nu zijn werkkamer is, vol met klimboeken, stukken steen, foto’s, schilderijen. Hier leeft een klimmer.
Staatshoofd
Onder het strenge regiem van de DDR (Oost-Duitsland) was reizen naar het westen jarenlang uit den boze. Bernd Arnolds vrije geest leed er niet onder. Toen hij op school in een werkstuk moest aangeven wie voor hem een voorbeeld was, noemde Bernd niet zoals al zijn klasgenoten Walter Ulbricht, het strenge, communistische staatshoofd van de DDR. ‘Ik schreef Hans Heilmeier op, een oudere klimmer uit ons dorp die ik als veertienjarige had leren kennen’, vertelt Arnold met pretoogjes achter zijn kleine ovale bril.
‘De leraar wist niet wat hij er mee aan moest. Werkt die man dan helemaal niet, was zijn commentaar. Want ik had alleen over het klimmen geschreven, niet over zijn werk. Uiteindelijk kreeg ik toch een hoog cijfer, omdat ik het aangedurfd had om iets anders op te schrijven.’
Natuur
Bernd Arnold kent iedere rotswand in het Elbsandstein. ‘Als ik de deur uitga staat de rots voor mijn neus. Vanaf mijn vijfde heb ik bergbeklimmer gespeeld. Dat kon ik beter dan voetballen. En ik kwam in ons dorp ouderen tegen die in de rotsen klommen. Bovendien was ik ook graag buiten in de natuur’, zegt Arnold.
‘Als je begint met klimmen en je merkt dat het goed gaat, weet je ook meteen dat het gevaarlijk is. Dan komt ook de angst. Ik heb geprobeerd die angst te verminderen door steeds beter te klimmen.’
Drukkerij
De kleine Bernd groeide op in Hohnstein, een dorp op een prachtig stuk van de Malerweg (zie pagina 30), die door het Elbsandstein en Nationalpark Sächsische Schweiz slingert. Arnolds grootvader had er sinds 1910 een drukkerij en gaf zijn eigen krant uit. Het bedrijf werd later overgenomen door zijn vader. Eind jaren dertig werd hem door de overheid verboden de krant nog langer te maken. Bernd nam de drukkerij in 1971 over en maakte twintig jaar drukwerk. ‘Er waren maar weinig drukkerijen in de DDR en daarmee kon ik mijn boterham verdienen. We hadden een mooie Gutenbergpers en ik kon het werk zo indelen dat ik voldoende tijd had om te klimmen. Ik maakte dan in één keer een groot aantal exemplaren
‘Als ik de deur uitga staat de rots voor mijn neus’
van handleidingen of formulieren voor de overheid. Die waren nog niet besteld, maar ik gokte erop dat die orders kwamen. Dat ging meestal goed. Vervolgens leverde ik alles in kleine porties af. In de tussentijd klom ik.’
Reizen kon Bernd alleen in het Oostblok. Maar ook daar kon hij klimmen. Tsjecho-Slowakije, Polen, Roemenië, Bulgarije, dat was goed bereikbaar. Later kon hij ook naar de Kaukasus in de Sovjet-Unie en naar Noord-Korea. Berggebieden in het westen bleven voor hem in die tijd onbereikbaar.
Zandkorrel
Als twaalfjarige werd het klimmen serieus. De jonge Bernd had ook gevoel voor de natuur. ‘Dat is gebleven. De natuur is geweldig. En hier, in mijn Heimat, ben je dagelijks omgeven door de natuur. Die is zo geweldig en groots, dat de mens maar een hele kleine zandkorrel is. Het werd me steeds duidelijker dat wij ons alleen maar aan de natuur kunnen aanpassen en niet andersom.
Het hangt er ook vanaf hoe je instelling is. Veel klimmers denken bij het sporten alleen aan het sportieve aspect, andere
‘Met lichtheid overwin je moeilijkheden’
zien het romantische van het actief zijn in de natuur. Ik probeer van beide te genieten.’
Symbiose
Bernd Arnold pakt een exemplaar van zijn boek Zwischen Schneckenhaus und Dom uit 1999. Het is zijn laatste exemplaar dat hij meegeeft aan zijn bezoek uit Nederland. ‘Zum Verstehen einer Landschaft’ schrijft hij erin. Om een landschap te begrijpen. ‘Dat is waarom het in wezen gaat’, zegt Arnold, die wijst op de houtsnede op de voorzijde van het boek. ‘Het is een klimmer die versmelt met de wand, met de rots. Het is de hoogste vorm van klimmen als je je door een vloeiende beweging verbindt met de rots. Je krijgt een symbiose met de rotsen. Wat heel moeilijk is, wordt makkelijk. Met lichtheid overwin je moeilijkheden. Dat willen we in het algemeen ook in het leven, maar dat krijg je niet voor niets. Daarvoor moet je hard werken. Als je jong bent weet je dit soort dingen niet. Het is een geestelijke ontwikkeling. Maar alleen met een frisse geest kan je ook niet klimmen, je lichaam moet het wel allemaal kunnen.’
Afbouwen
Arnold verdeelt het leven in fasen. ‘In de eerste fase ben je een beginner. Dan weet je nog niets, speel je een beetje, is het allemaal nog niet heel serieus. Als je merkt dat je beter bent dan anderen, krijg je een sterke motivatie om door te gaan. Toen ik
‘Het klimmen hier moet je niet vergelijken met sportklimmen’
Wie is Bernd Arnold?
• Geboren in Hohnstein (1947)
• DDR-onderscheiding ‘Meister des Sports’ (1983)
• Ereburger van zijn woonplaats Hohnstein (2008)
• Erelid van de Sächsische Bergsteigerbund (2018)
• Paul-Preuss-Preis (2019), voor klimmers die toegewijd zijn aan het vrije klimmen
• Albert Mountain Award (2022)
• Bernd Arnold is tussen 1970 en 1980 een van de beste vrijklimmers ter wereld. Daarna kon hij reizen en richtte hij zich met onder anderen Kurt Albert en Wolfgang Güllich op het vrijklimmen van moeilijke rotswanden van iconische bergen, waarmee Albert in het bijzonder een belangrijke bijdrage leverde aan de klimsport.
• Arnold klom als eerste een route (Teufelei, 1984) in de tiende graad volgens de Sächsische waardering (vergelijkbaar met een trad 8a+ op de Franse schaal).
• De korte film Seele aus Stein over hem is (Engels ondertiteld) te zien via l.ead.me/bernd-arnold-seele.
• Boeken: Peter Brunnert maakte een trilogie over Arnold: Ein Grenzgang (2017), Barfuβ im Sand (2020) en Riders on the Storm (2024). Naast een grote serie klimgidsjes over het Elbsandstein schreef Arnold in 1999 Zwischen Schneckenhaus und Dom, met persoonlijke observaties en bijdragen van anderen over zijn klimleven.
veertien was wist ik dat ik een leven lang wilde klimmen. In de tweede fase zitten de jeugdige hemelbestormers. De mensen die van bergsport een competitie maken. Bij mij was dat tot mijn achttiende. Het is de fase waarin jonge mensen vergelijkingen nodig hebben. Ik ben beter dan x of y.
De langste fase is de derde. Ik noem het de rijpe fase. De vergelijking met anderen stopt. Je hebt je focus dan niet meer op anderen, maar op jezelf. Je moet je eigen weg vinden en die volgen. Daar vind je als sporter, als mens, je zielenheil.
De laatste fase is die van het afbouwen. De krachten nemen af.
Dan komt het erop aan dat je in je hoofd de slimste bent. Ik zit in die fase. Ik spring niet meer rond als een eekhoorn, maar ik heb wel een grote dosis ouderdomswijsheid. Dat heb je als oudere, als je tenminste intensief geleefd hebt. Ik vind in de ouderdom
volop vreugde. Niet alleen in het klimmen, ook in het leven. Mijn lichaam is tamelijk kapot, ik ben vaak gevallen. Behalve hardlopen kan ik echter alles nog doen. Klimmen ook, maar wat vroeger makkelijk was, is nu moeilijk. Ik klim nog steeds op mijn limiet, ik zoek mijn grens op. Daarin heb ik plezier. Veel dingen kan ik niet meer. Dat maakt me niet droevig, ik accepteer het en maak er het beste van.
De natuur helpt me daar ook bij. De natuur is niet iets vaststaands, die verandert voortdurend. De ontwikkeling van het klimaat zie ik ook niet als iets dramatisch. Het verandert, de natuur overleeft met zekerheid. We hebben ook hier een catastrofe gehad met kevers die bomen opvreten en kapotmaken. Binnen een paar jaar is de natuur er weer bovenop. Er is nieuw groen, de wond van de kevers is hier al bijna weg.’
Avontuurklimmen
In het Elbsandstein gelden van oudsher strenge regels voor klimmers. Haken zitten op grote afstanden, metalen nuts en cams zijn uit den boze en magnesium is er verboden. Bernd Arnold zegt daarover: ‘Het klimmen hier moet je niet vergelijken met sportklimmen. Ik zou het liever avontuurklimmen noemen. Je moet voortdurend vooruit denken. De psychische eisen voor de klimmers zijn hoger. Wat geen nadeel is, de ervaring wordt er alleen maar groter door.’ Er werd vroeger veelal geklommen op blote voeten, Bernd Arnold was dé blotevoetenklimmer. ‘Feitelijk
In 1987 beklom
Bernd Arnold als eerste de Wetterhaube in Nationalpark Sächsische Schweiz
is het uit nood geboren. Er waren geen echte klimschoenen. Het waren vaak pantoffels met viltzolen. Ik vond blootsvoets veel prettiger. Met blote voeten voel je alles. Dat gaat rechtstreeks naar je hoofd, je reageert sneller en beter. Het geeft daardoor meer zekerheid. Vroeger klommen we met een touw om de borst. Als je daarmee viel, raakten je voeten zelden de wand. Bij de heupgordel die daarna kwam, kom je als eerste met je voeten tegen de wand. Die is keihard, het maakt je voeten kapot. Daarna kwamen er ook veel betere klimschoenen.’
Soleren
Ontelbare malen soleerde Arnold klimroutes, zonder touw en hulpmiddelen. ‘Voor mij was soleren als een tweegesprek. Je kan nooit zeggen: nu doe ik het, je moet het voelen, het moet van binnenuit komen. Net zoals Alex Honnold het deed. Hij is hier geweest, we hebben samen geklommen. Als het niet goed voelt, begin je niet. Je moet vertrouwen hebben, vooral van de mensen dichtbij je. Ik had dat van mijn vrouw Christine. Zij hield me niet tegen, maar steunde me. Iedere klimmer weet echter dat een ongeluk in een klein hoekje zit.’
‘Toen mijn dochter Heike net geboren was beklom ik een wand van zeventig meter. Daar was ik in 1964 ook al eens geweest. Ik was toen bang en riep om mijn moeder. Ik vond dat pijnlijk. In 1977, toen mijn dochter net geboren was, had ik een touwtje bij me. Daarmee heb ik mezelf gezekerd, want het voelde niet goed. Later ben ik er nog een keer geweest en heb ik alles gesoleerd, ook de afdaling.’
‘Met blote voeten voel je alles, ik vond het prettiger dan schoenen’
Vindt Arnold soleren de hoogste vorm van zijn sport? ‘Absoluut, zeker. In principe is klimmen een teamsport. Je bent met elkaar onderweg. Dat samenspel is mooi, veel intensiever dan bijvoorbeeld bij het voetballen. Het levert een verbondenheid op, met vriendschappen voor het leven. Maar soleren is het non plus ultra!’
Een van die vriendschappen was met Kurt Albert, samen met Wolfgang Güllich de topklimmer in West-Duitsland. ‘Zij konden in de DDR-tijd wel hier komen. Ze wilden meteen de zwaarste routes klimmen. Dat viel behoorlijk tegen. In het begin waren ze een beetje gefrustreerd omdat ze dachten dat ze alles konden. Later is er een goede vriendschap ontstaan met Kurt, tot aan zijn dood. We hebben veel samen geklommen, veel reizen gemaakt. We kozen voor gebieden waar maar weinig mensen waren. Venezuela, Madagaskar, Mali. In Madagaskar waren wij de eerste klimmers op de Karambonyoostwand. Op de top stonden we in een soort botanische tuin, het was overweldigend. Ik had nog nooit zoiets moois gezien. Het was het paradijs.’
Harmonie
Ook Patagonië trok Bernd Arnold. Diverse malen klom hij langere tijd in Argentinië en Chili. Tijdens een expeditie in de Karakoram met onder anderen Kurt Albert en Wolfgang Güllich maakte Bernd Arnold een val in een ijsspleet bij de Nameless Tower (Trango Tower). Drie maanden lag hij in het ziekenhuis. ‘Alles stond scheef en krom. Ik heb er nu weer last van. Een paar jaar geleden ben ik nog geopereerd. Ik loop moeilijk, dat is de prijs.’
Later was hij nog mee met een expeditie naar de K2. ‘Dat beviel me niet. Ik ben gewend dat het in een groep vooral harmonisch gaat, dat iedereen elkaar respecteert. Bij die expeditie was de sfeer slecht. Toen heb ik gezegd: dat doe ik nooit meer.’
Twee dagen voordat we Bernd Arnold spreken beklimt Anja Blacha als eerste Duitse vrouw zonder zuurstof de Mount Everest. Wat vindt hij daarvan? ‘Ik volg het niet. Het interesseert me ook niet. Als je die beelden ziet van dat basiskamp. Dat is entartet, het heeft met de eigenlijke zin van de bergsport niets meer te maken.’
Hoewel veiligheid vooropstaat, loopt het soms toch anders dan gedacht.
NKBV-veiligheidscoördinator Harald Swen en berggids Boris Textor analyseren hoe het mis kon gaan.
Alert en ervaren
De kans is groot dat je de video waarover dit artikel gaat hebt gezien. In juli vorig jaar begon de 24-jarige Sara Al Qunaibet aan haar warming-up in een klimhal in Zwitserland. De wedstrijdklimmer uit Saoedi-Arabië was op trainingskamp in Zwitserland om zich voor te bereiden op het wedstrijdseizoen. Sara klom de licht overhangende route soepel voor. Aan het einde van de route, op 13 meter hoogte, liet ze zich in het touw vallen, maar het touw remde haar niet af. In plaats daarvan landde ze met een snelheid van ongeveer 60 kilometer per uur op de vloer. Sara liep daarbij onder meer breuken in twee ruggenwervels en haar beide hielen op. Inmiddels is ze gelukkig weer voor een groot deel hersteld van haar verwondingen.
Hoe kon het misgaan?
Begin dit jaar plaatste Sara de video van haar ongeluk op Instagram, scan de QR-code om hem te bekijken. De video ging viraal. De beelden waren namelijk vrij opzienbarend. Sara zelf had niets fout gedaan. De volle blaam betrof degenen die op de grond stonden. Sara’s zekeraar, die ook haar coach was, bediende het zekeringsapparaat zonder het touw vast te houden – sterker nog, hij werkte het blokkeermechanisme zelfs tegen. Daar kwam nog bij dat hij Sara niet in de gaten hield. Wat ook niet hielp was het feit dat iemand anders op de grond een gesprek met hem begon. Sara’s zekeraar gaf weliswaar touw, maar de essentie van wat zekeren is, het te allen tijde goed opvangen van een val, werd volkomen genegeerd.
Sportklimmen in de klimhal is in de basis een veilige sport. Per uur sportbeoefening zijn er minder letsels waarvoor behandeling op de eerste hulp noodzakelijk is dan bij veel andere sporten, gymles op school inclusief. Toch gaat het af en toe ernstig fout. In 2023 waren er helaas zelfs twee dodelijke slachto ers in Nederlandse klimhallen te betreuren.
Hef het blokkeermechanisme van Grigri (en vergelijkbare apparaten) nooit op en voorkom de zogenaamde ‘karabinerknik-positie’ als je met een autotuber zekert.
De zware ongevallen bij de indoor klimsport zijn vrijwel zonder uitzondering een gevolg van algemeen bekende foutscenario’s. Sara’s video laat dat op onmiskenbare wijze zien. Wat gaat er het vaakst mis en hoe voorkom je dit?
• Het touw zit niet goed vast aan de klimmer of het zekeringsapparaat is niet goed bevestigd aan het touw. → Focus je bij het inbinden volledig op het vastmaken en doe daarna een partnercheck, of een zelfcheck bij een autobelayapparaat.
• De zekeraar bedient het zekeringsapparaat verkeerd. →
Lees de gebruiksaanwijzing en hou altijd het remtouw vast.
• De zekeraar hee onvoldoende ervaring met het houden van vallen en verliest de controle over het touw. → Oefen ook na je cursus met het houden van vallen.
En natuurlijk blijf je als zekeraar continu alert, tot je klimmer weer veilig op de grond staat. Scan de QR-code hieronder voor uitgebreide informatie en tips over zekeren.
Onder redactie van Frank Husslage en Noor van der Veen
De lm Elevated Art, die in 2024 op het Dutch Mountain Film Festival te zien was, speelt zich af rond het SMACH-kunstproject in de Italiaanse Dolomieten. De lm laat de controverse zien tussen kunstlie ebbers en veel plaatselijke bewoners. De natuur is zelf al een kunstwerk; daaraan hoe de mens niets toe te voegen, was de reactie op het project. Het toppunt van kritiek richtte zich op een metershoge injectiespuit op de Peitlerkofel. Net na de coronatijd vroeg de kunstenaar zich af waarom men zich niet net zo druk maakte over het in zijn ogen falende beleid met betrekking tot de klimaatverandering als over corona.
De Duitse journalist Ute Watzl noemt de injectiespuit en het project als een van de twintig plaatsen in de Alpen waar kunst te zien is, die ze selecteerde voor Berge von Kunst. Deels buiten, deels in musea. Zoals de Skyspace hoog op een berg in Lech, het verrassende bergfotogra emuseum Lumen op de Kronplatz boven Bruneck en het klassieke slot Tarasp in Graubünden, dat een bijzondere collectie moderne kunst herbergt van August Lingner, die een vermogen verdiende met Odol-mondwater. En het al genoemde SMACH in San Martin de Tor, waar kunst van eerdere projecten permanent in het dorp en de omgeving te zien is.
Watzl beschrij hoe ze vaak na een moeizame wandeltocht het ‘wow-gevoel’ beleefde op de top van een berg met een panorama voor zich. Eenzelfde gevoel overkomt haar als ze als verrassing objecten uit de internationale hedendaagse kunst voorgeschoteld krijgt in de haar vertrouwde bergen.
De auteur hee wandelingen samengesteld langs alle locaties in het boek. De gpx-bestanden vind je op l.ead.me/berge-von-kunst. [Peter Daalder] Tips voor ‘Gespot’ zijn welkom op hoogtelijn@nkbv.nl.
Berge von Kunst: 20 überraschende Orte internationaler Kunst
Ute Watzl
AS Verlag (2022), asverlag.lesesto .ch
ISBN 9783039130238
€44
Ruim dertig jaar lang trok de Franse schilder en beeldhouwer Éric Alibert met zijn schetsboeken, Oost-Indische inkt en penselen door de Alpen en legde de natuur vast. En dat zeker niet altijd fotorealistisch. De beelden zijn soms op de rand van het abstracte. De penseelveeg ís een regenbui boven de bergen. Je zou het zelf niet bedenken, maar de eindeloze kronkellijn gee de vlucht van een alpenkauw zo veel beter weer dan welke foto of lm ook. Ook de concretere beelden
kennen amper hun weerga. Hierin laat Alibert diezelfde alpenkauw zó nieuwsgierig kijken, dat je bij wijze van spreken bang bent dat hij je boterham zal wegsnaaien. Begeleid door korte teksten komen de gemzen, de lawines, de donkere bergwouden en het fleurige voorjaarsgroen prachtig tot leven. De uitwerking van deze schetsen leverde een boek op dat, verdeeld over twee houten kisten van 42 bij 33 centimeter, voor 490 Zwitserse frank over de toonbank gaat. Het was ooit het geschenk van de Zwitserse Confederatie aan de paus. Voor normale stervelingen hee uitgeverij Glénat gelukkig een handzamer en betaalbaarder formaat van Alpes: Calligraphies sauvages uitgegeven, waarin de tekeningen niets van hun zeggingskracht verloren.
[Frank Husslage]
Alpes: Calligraphies sauvages
Éric Alibert
Glénat (2023), glenat.com
ISBN 9782344060223
€35,95
Klimmers geloof je altijd op hun woord
Deze serie is al even uit, maar nog altijd een aanrader voor lie ebbers van sappige verhalen uit de klimgeschiedenis: de vierdelige serie ‘The Greatest Lie’ van klimpodcast Climbing Gold. In vier delen ontrafelen podcasthosts Alex Honnold en Fitz Cahall met hun gasten de grootste controverse uit de alpiene geschiedenis: de twijfelachtige claim van de Italiaan
Cesare Maestri dat hij en zijn Oostenrijkse klimpartner Toni Egger in 1959 als eersten de top van de ongenaakbare
Cerro Torre in Patagonië haalden. In een meeslepend onderzoek ontvouwt zich een verhaal vol raadsels en verdacht bewijs en tegelijk is het een geschiedenislesje over hoe de sport zich ontwikkelde richting ‘fair means’, op een eerlijke manier, nadat Maestri terugkwam om zijn gelijk te halen en de route door vierhonderd haken te boren alsnog de nitief bedwong. Een prachtig tijdsbeeld dat je als luisteraar bovenal dwingt tot een on-
gemakkelijke vraag: hoeveel bedrog schuilt er eigenlijk in de klimwereld, waar je klimmers op hun woord moet kunnen geloven? Luister de podcastserie op Spotify of climbinggold.com [Noor van der Veen]
The North is een bijzonder lmproject van Nederlandse makers dat tegen de stroom in tot stand kwam. De Engelsgesproken lm gaat over Chris (Bart Harder) en Lluis (Carles Pulido), twee uit elkaar gegroeide vrienden die samen een 600 kilometer lange en dertig dagen durende wandeltocht door de Schotse Hooglanden maken. Toen het Filmfonds het project niet wilde ondersteunen, besloten Bart Schrijver en Arnold Janssen de lm alsnog te maken, met een kleine crew en tenten in plaats van hotels. De acteurs en cameraploeg liepen in barre omstandigheden grote delen van de West Highland Way en de Cape Wrath Trail, vijf weken lang, met rugzakken van meer dan 20 kilo. Het resultaat is een ingetogen en adembenemend eerbetoon aan wandelen en de Schotse natuur. Plus: vier ballen in NRC en een zeer lovende recensie in The Guardian De lm wordt in verschillende lmhuizen vertoond en is tegen een kleine betaling thuis te bekijken via tuesday lm.com/the-north Ook leuk: de ‘making of’ van The North, die je erbij krijgt, waarin je ziet hoe de vele ontberingen die de personages Chris en Lluis in de lm moeten doorstaan (regen, storm en oneindig veel knutjes) ook de cameraploeg niet bespaard bleven. [Noor van der Veen]
Berghonger
Fleur Jongepier
De Bezige Bij (2025), debezigebij.nl
ISBN 9789403103020 €23,99 / E-book €12,99
De Gentse fotograaf Frederik Buyckx schrij : ‘Vroeger leefden we allemaal dicht bij de natuur. Maar tegenwoordig lijken we het contact met de natuur te zijn verloren. We voelen ons thuis in onze betonnen jungle, maar we zijn het begrip van wat nog niet eens zo heel lang geleden onze natuurlijke habitat was kwijtgeraakt. Eenmaal in de echte buitenlucht zijn we als een verloren schaap, kwetsbaar en bang.’ Buyckx gaat de confrontatie aan en bereisde jaar na jaar vrijwel ongeciviliseerde berggebieden. Was hij in Kirgizië? Of in Albanië? Ik kom er niet achter, maar het moet dicht bij het einde van de wereld geweest zijn waar Buyckx de foto’s voor zijn boek WOLF maakte. Een berglandschap in kille nevel, de winterkou die van de pagina’s in je gezicht slaat, zonder uitzicht op een warme houtkachel; de centimeters lange spijkers in een zwakke houten deur, in de hoop zo de wolven buiten te houden. Deze wereld is niet lief of aaibaar, deze bergnatuur is weergaloos én meedogenloos. Mensen zijn amper in beeld, hun aanwezigheid is soms zichtbaar in een gedekte tafel of in de gloeiende ogen van een waakhond, ze worden in deze wereld maar net aan geduld. De meer dan indrukwekkende zwart-witbeelden in het zorgvuldig geproduceerde boek worden begeleid door een handgeschreven, met potloodtekeningen verluchte fabel die Buyckx als jong kind van zijn opa kreeg. De fabel legt hetzelfde verband tussen mens en natuur als de honderden foto’s dat doen. [Frank Husslage]
Frederik Buyckx Hannibal Books (2024), hannibalbooks.be ISBN 9789464941159 €69,95
Hoogtelijn mag één exemplaar van Berghonger weggeven. Wil jij kansmaken op het boek? Stuur dan voor 1 november onder vermelding van ‘Berg- honger’ een e-mail naarhoogtelijn@nkbv.nl.
Filosoof Fleur Jongepier schrij sinds dit jaar in Hoogtelijn de column ‘Ten slotte’ (zie pagina 89) over loso sche gedachten, opgeworpen door de bergwereld. In haar boek Berghonger staan de bergen ook centraal. Daarin onderzoekt ze iets anders dan het fysieke en esthetische, want metaforisch over bergen schrijven vindt ze te makkelijk. De aantrekkingskracht van de bergen hee voor Jongepier te maken met kwetsbaarheid, een manier van openstaan voor vragen en ervaringen waar ze op zeeniveau aan voorbijgaat of zelfs voor vlucht. Dus pas op. In Berghonger stelt Jongepier vooral vragen. Vragen die iets verder afstaan van het dagelijks leven, met het persoonlijke als uitgangspunt. Berg loso e met woorden die niet dichtgemetseld zijn, maar zoekend. Volgens haar geen vragen met schrik voor tegenstrijdigheden, emotie en dubbelzinnigheid, maar baldadige, kwetsbare en rommelige vragen.
En zo komt Fleur Jongepier in haar boek op een natuurlijke, prettig leesbare manier steeds terug op de bergen, op haar eigen ervaringen en gedachten, op haar eigen berghonger en bergeuforie. Ze haalt bekende en minder bekende bergschrijvers aan. En gaat gedegen te werk, getuige de achttien pagina’s met geraadpleegde boeken en artikelen. Ze beschrij de bergen als haar revalidatiecentrum na een lelijke val, vergelijkt de eenzaamheid in de bergen met die in de stad, maar ze vindt de bergen geen wondermiddel. Ze pleit voor een ‘diepe vakantie’, het liefst in de bergen. Als je daar bent, merk je volgens Jongepier waarom klimmen zo leerzaam is. Je komt op de rots vaak uitvergrote varianten van je eigen spoken tegen. [Peter Daalder]
De laatste koningin van Jean-Marc Rochette is een graphic novel. Het is een groots epos met in de hoofdrol een beer, een onverschrokken jager, diens geliefde en de woeste natuur van de Vercors. Zoals in zijn eerdere werk verwee Rochette persoonlijke en politieke strijd tot een meeslepend verhaal, groter dan het leven van de hoofdpersoon zelf. We springen door de tijd: van de oudheid en de middeleeuwen naar een moderne wereld die na de Eerste Wereldoorlog zijn vernietigende grip laat voelen op de bergnatuur, de liefde en het leven. [Florian van Olden]
De laatste koningin
Jean-Marc Rochette Concertobooks (2013) concertobooks.nl ISBN 9789493109902, €28,99
Leven vanuit een tent of busje, eten uit blik of vuilnisbakken en je eens in de paar dagen misschien een keertje wassen in de rivier. Vroeger waren de dirtbag-klimmers niet weg te denken uit de klimscene. Ze stonken misschien wat, maar dreven ook de grenzen van de klimsport op. In 2014 schreef de Amerikaanse klimmer Cedar Wright al een sterk stuk voor Climbing Magazine (‘Dirtbagging is dead’) waarin hij opmerkte dat, ondanks dat het algemene klimniveau wel blij stijgen, steeds minder klimmers alles opgeven om zich volledig te wijden aan de sport. En dat terwijl dirtbaggers zo’n centraal onderdeel waren van deze subcultuur. Daarom richtte hij in 2023 The Dirtbag Fund op: een initiatief om dirtbagklimmers met mooie dromen een steuntje in de rug te geven. Met kleine donaties wil Wright klimmers steunen die trouw blijven aan deze levensstijl, in een tijd waarin klimmen steeds professioneler en commerciëler wordt. Want veel hebben deze klimmers vaak ook niet nodig. Je kunt via thedirtbagfund.com aan het fonds doneren als je deze levensstijl ook wilt stimuleren of als echte dirtbagger zelf een aanvraag voor ondersteuning doen. [Noor van der Veen]
Bergwerk is een simpel kartonnen doosje vol La Grave, een schatkistje dat uitnodigt om het werk te ontdekken dat Suzanne van Soest maakte na een jaar klimmen, skiën en werken in het dorp onder de ruige Meije. In het doosje: een zeefdruk van steile bergwanden op linnen, tien kaarten met pentekeningen van bergen, almen en dorpen, en op de achterkant teksten die lezen als een bergdagboek. De bijgesloten expo-
uitnodiging in mijn exemplaar is inmiddels verlopen, maar Van Soests werk is nog steeds te zien in Les Terrasses (gelegen boven La Grave, aan de GR54) en vanaf 10 januari 2026 in de Mesdagzaal van Pulchri Studio in Den Haag. De ‘multiple’ is te koop – mail Suzanne via haar website, ze hee er nog 25.
[Florian van Olden]
Bergwerk, Suzanne van Soest (2025), suzannevansoest.com, €20
Een klimvideo die niet gaat om stra e waarderingen en prestaties. In Iikaiksimatsa’pao’p: Grateful to Be on the Land wordt klimmer Cassie Ayoungman in beeld gebracht, een jonge vrouw uit de Blackfoot-gemeenschap. Ze groeide op in een reservaat in Alberta en beschrij het generationele trauma van haar inheemse volk. Terwijl anderen de bergen gingen verkennen, werd haar gemeenschap in een omheind gebied geplaatst. Cassie laat zien dat zij zich daar niet door laat beperken. Ze verbindt het klimmen aan haar cultuur en verdiept via de sport haar band met haar voorouders en met het land. De Blackfoot kennen geen eigenaarschap en bezitten geen land, maar leven samen met de natuur en de rotsen. Die boodschap brengt Cassie over via de Cultural Climbing Camps die ze organiseert. Daarover gaat de korte, boeiende documentaire die ze in mei publiceerde en die je kunt bekijken via l.ead.me/leren-van-het-land of de QR-code. [Marjolein Wols]
Een vriendin en ik zaten onderuitgezakt op de bank, klaar voor een film.
Lekker ontspannen, want stop-motionfilms hebben iets leuks, koddigs, vrolijks. De titel had me alerter moeten maken: No Dogs or Italians Allowed. Het is een geniale film over het leven van de bergbewoners uit Piemonte, die seizoensarbeiders werden op de Simplonpas en daarna kanonnenvoer in andermans koloniale oorlogen. De film vertelt het verhaal van de grootouders van regisseur Alain Ughetto, die er negen jaar aan werkte. Over de figuren zei hij dat ze niet te realistisch moesten zijn, ‘want dan zou de film te zwaarmoedig worden’.
Dat was het precies: de humor die door het snoeiharde verhaal heen sprankelde. De broccolistronkjes als bomen, de pompoenen als huizen, de reusachtige mensenhand die het decor even snel verschuift. De film was wel degelijk leuk, koddig en vrolijk, en juist daardoor kwamen de donkere delen uit het verhaal zo binnen.
Hoe kan het donkere mooi zijn?
Schoonheid vermengd met het unheimische: als kunst me bij de lurven weet te grijpen, is het vanwege die cocktail. En het is natuurlijk ook precies die cocktail waarin de bergen uitblinken. Want een berglandschap is niet altijd leuk, koddig en vrolijk. Ik ben in de Alpen niet op zoek naar die Teletubbies-heuvel waar de zon altijd schijnt. Vaak zijn de bergen guur, beangstigend, naargeestig, ja, eigenlijk lelijk; dat is precies het prachtige eraan. Op hun beste momenten zitten kunst en de bergen daarin op één lijn.
Toch is het ook gek. Hoe kan het donkere, unheimische eigenlijk mooi zijn? Een vraag die daaraan nauw verwant is, is of ongeluk of ellende ook iets waardevols in zich kan dragen. In The Rock Warrior’s Way schrijft Arno Ilgner over zijn vierdaagse beklimming van de route Zodiac op El Capitan in het Amerikaanse Yosemite. Tijdens de afdaling dacht Ilgner alleen aan dat het voorbij zou zijn: de douche, de ontspanning. Maar hij besefte algauw dat hij eigenlijk liever ‘alle pijn, al het ongemak en alles wat er op dat moment gebeurde wilde voelen’, en niet aan de ervaring wilde proberen te ontsnappen. Juist door ‘in het ongemak van het moment te blijven,’ schrijft hij, ‘was mijn ervaring veel rijker en kan ik eigenlijk
zeggen dat ik van dat lijden genoot.’ Genieten van het lijden? Dat klinkt ergens ridicuul. Niemand geniet van een wortelkanaalbehandeling, van ziekte, van oorlog. Maar de light-versie vinden de meeste berg- en rotsliefhebbers bijna vanzelfsprekend, vermoed ik. Dat is in elk geval precies wat mij naar de bergen trekt (anders spreidde ik mijn handdoek wel uit op een strand in plaats van afgepeigerd, dorstig en met allerlei pijntjes steeds ergens boven te komen). Want dat kleine lijden is niets meer dan de keerzijde van je grenzen verleggen, van het achterhalen waar je lijf allemaal toe in staat is en over hoeveel mentale veerkracht je beschikt.
Dus nee, Lijden met een hoofdletter is niets om van te genieten. Maar in staat zijn vrijwillig het kleine lijden te kunnen opzoeken, is een manier om het leven intenser te beleven. En juist wie dagelijks met Lijden leeft, mist dat kleine lijden misschien nog wel het meest.
Fleur Jongepier
In ‘Ten slotte’ geeft filosoof, schrijver, kunstenaar en bergsporter Fleur Jongepier je stof tot nadenken mee.
Hoogtelijn 5-2025 verschijnt 13 november
Hoogtelijn is het o ciële tijdschri van de Koninklijke Nederlandse Klim- en Bergsport Vereniging (NKBV). Het verschijnt vijf keer per jaar. De redactie staat open voor bijdragen van leden en derden waarbij de redactie het recht hee , zonder opgave van redenen, de bijdragen niet te plaatsen. Het al dan niet op verzoek van de redactie aanbieden van artikelen aan Hoogtelijn impliceert toestemming voor openbaarmaking en verveelvoudiging ten behoeve van de elektronische ontsluiting van Hoogtelijn. Overname van (delen uit) artikelen is alleen toegestaan na schri elijke toestemming van de redactie van Hoogtelijn
Redactie
Peter Daalder (hoofdredacteur)
Marjolein Wols (eindredacteur)
Berend Berlijn, Rinske Brand, Lineke Eerdmans, Frank Husslage, Marieke van Kessel, Ico Kloppenburg, Akke van der Meer, Florian van Olden, Noor van der Veen
Vaste medewerkers
Suzan van der Burg, Jody Hagenbeek, Dim van den Heuvel, Christine Tamminga, Peter Uijt de Haag (correctie), Toon Hezemans (illustratie), Manon
Stravens (interview)
Redactieadres
NKBV, t.a.v. Hoogtelijn, Postbus 225, 3440 AE Woerden hoogtelijn@nkbv.nl hoogtelijn.nl
Advertentie-exploitatie
Klimmen zonder partner Rope solo
Inge Arntz 06-49270840 inge.arntz@nkbv.nl
Productie en vormgeving
Studio ManagementMedia, Hilversum
Anita Baljet
Specialisten Reisboekhandels
Druk
Senefelder Misset, Doetinchem
Oplage: 49.150
ISSN: 1387-862X
Los abonnement
Niet-leden kunnen zich abonneren op Hoogtelijn voor € 37,50 per jaar. Kijk op nkbvwebshop.nl.
Koninklijke Nederlandse
Klim- en Bergsport Vereniging
Bellen 0348-409521
Bezoeken
Houttuinlaan 16 A, 3447 GM Woerden
Schrijven
Postbus 225, 3440 AE Woerden
Betalen
Bank: IBAN NL84RABO0161417213
BIC RABONL2U
Jouw cadeau, jouw Alpen
Wandelen in de Bern Regio lijkt vanzelfsprekend. Maar achter elk pad schuilt een held: vrijwilligers zoals Ursula, Martin en Jürg. Ontdek hun verhalen, hun wandeltips én hoe jij zelf kunt bijdragen aan de wandelpaden. www.nkbv.nl/bernregio
Ordinary days aren’t measured in miles. They aren’t improvised at altitude. They don’t begin at first light, lead you above the clouds, and end with dwindling sunlight as you take refuge in the shadows of summits. But then, ordinary days never make great stories.