Schoon en werkelijk aangenaam

Page 1

204

204

2009/1

VORMEN UIT VUUR

Mededelingenblad Nederlandse vereniging van vrienden van ceramiek en glas


Inhoudso Inhoudsopgave

Schoon en werkelijk aangenaam Italiaanse faience uit Nederlandse bodem (1550-1700)

2

Nina Linde Jaspers

Glinsterend Glas: 1500 jaar Europese glaskunst in het Gemeentemuseum Den Haag

32

Kristin Duysters

Keramiekontwerpen van Henri Verstijnen Decorontwerpen voor de Société Céramique

40

Andréa A. Kroon

Een drinkglas met het familiewapen Op ten Noorth

46

Kristin Duysters

Boekbesprekingen

49

Signalement

52

English summaries

53

Gretha Scholten

Colofon

56

voorkant omslag Bord, veneto, 1575-1625, berrettino monochroom met witte hoogsels, b. 12 cm, bodemvondst enkhuizen De Baan i, Arch. Depot, prov. noord-Holland, 6008-095-001

1

vORMen uit vuuR nR. 204


Schoon en werkelijk aangenaam Italiaanse faience uit Nederlandse bodem (1550-1700) Nina Linde Jaspers

Dit artikel presenteert de belangrijkste bevindingen uit de doctoraalscriptie Schoon en werkelijk aangenaam. Italiaanse importkeramiek uit de zestiende en de zeventiende eeuw in Nederlandse bodem.1 Het onderzoek dat aan dit werk ten grondslag ligt, vond in 2006/2007 plaats aan de Universiteit van Amsterdam onder begeleiding van Prof. Dr. J. Gawronski en Drs. S. Ostkamp. Het leidde tot een classificatiemodel voor het determineren van Italiaanse importkeramiek. Daarnaast is op basis van Italiaanse importen uit archeologische contexten in Amsterdam2, Enkhuizen3 en Harlingen4 een reconstructie gemaakt van de economische 1 Plat bord met vlag, secundaire doorboring in standring, Albisola Marina, 1575-1610, berrettino mono­ chroom, Ø 21 cm, bodemvondst Amsterdam beerput Waterlooplein, coll. BMA gemeente Amsterdam, WLO-228-1, onder: scherf uit pottenbakkersafval Albisola Marina (Bernat, Ciccotti, Restagno, 1995, p. 122), foto: W. Krook (BMA)

relaties in de keramiekhandel tussen de Republiek der Verenigde Nederlanden en verschillende politieke regio’s in Italië. In 2010 zal een herziene Engelstalige versie van de doctoraalscriptie als monografie verschijnen bij SPA-Uitgevers/Halos.5 Dit artikel geeft alvast in een notendop de stand van zaken weer omtrent de huidige kennis van decors, stijlen, morfologie en herkomst van de Italiaanse faience uit Nederlandse bodem. Per decorgroep worden hier slechts enkele voorbeelden getoond. De monografie daarentegen streeft ernaar de hele variatiebreedte per decorgroep te tonen. Artikel en monografie beogen beide het archeologisch onderzoek naar deze vondsten een nieuwe impuls te geven en een ondersteuning te zijn bij de daaraan gekoppelde interpretatie en betekenisgeving. In Nederland gevonden decorgroepen binnen Italiaanse faience en hun herkomst In het doctoraalonderzoek Schoon en werkelijk aangenaam zijn de in de NoordEuropese archeologische literatuur bekende groepen nader uitgewerkt, zoals de Ligurische berrettino, het Ligurisch blauw-wit, de majolica uit Montelupo6 en uit Toscane het roodbakkende slibversierde en sgraffito-aardewerk. Het onderzoek heeft het beeld van deze groepen wel verfijnd, maar niet wezenlijk gewijzigd ten opzichte van het laatste overzicht van Italiaanse keramiekimporten uit Nederlandse bodem uit 1986, een onderdeel van een veel breder onderzoek naar importkeramiek in onze streken.7 Binnen de tot nog toe nauwelijks onderverdeelde decorgroep van het compendiario kon daarentegen een sterke differentiatie worden aangebracht, zowel in decors als in herkomst van de producten. Zo kon er compendiario uit Faenza, Deruta, Zuid-Italië (Castelli d’Abruzzo en/of Napels), (mogelijk) Ligurië en de Franse steden Nevers en Rouen worden onderscheiden. Bovendien bleek een belangrijk deel van de tot dan toe veron-

2


derstelde Italiaanse witte faience8 in feite uit Frankrijk afkomstig te zijn.9 Tevens zijn compleet nieuwe groepen onder de Nederlandse bodemvondsten herkend: de Ligurische polychrome berrettino, de Venetiaanse monochrome berrettino, de Venetiaanse berrettino met witte hoogsels, de Venetiaanse lapis lazuli, de calligrafico naturalistico uit Ligurië en Piëmonte, de Ligurische a tappezzeria en de a raffaellesca uit Faenza, Deruta en het Franse Nevers. Een voor dit artikel nieuw gedefinieerde decorgroep is de compendiario istoriato. In dit artikel is geen ruimte voor een uitgebreide presentatie, analyse en onderbouwing van alle groepen en de daarmee samenhangende problematiek. Er is voor gekozen alleen de gedecoreerde faience te behandelen. De majolica uit Montelupo en het roodbakkende slibversierde en sgraffito-aardewerk uit Toscane blijven derhalve buiten beschouwing. De Franse compendiario is in Vormen uit Vuur 199 (2007/4) uitgebreid behandeld, evenals de daarmee samenhangende problematiek omtrent de geheel witte faience.10 Dit artikel gaat ook daar verder niet op in. Het vormenspectrum van de importen passeert in dit artikel slechts zijdelings de revue. Al deze punten zullen in de nog te verschijnen monografie uitgebreid aan de orde komen, en vergezeld gaan van een catalogus waarin een zo compleet mogelijk vormenoverzicht wordt geschetst volgens de standaard van het zogeheten Deventer-systeem.11 Berrettino Berrettino (letterlijk asgrijs) is een Italiaanse term voor aardewerk met een blauw tinglazuur, waarover een decoratie is aangebracht. Het werd aan het begin van de zestiende eeuw geïntroduceerd in Faenza12 en is in navolging tevens geproduceerd in de regio’s Veneto en Ligurië. In mindere mate vervaardigde men ook in Montelupo majolica met een blauw fond.13 In de Nederlandse bodem is tot nu toe alleen berrettino uit Ligurië en Veneto aangetroffen. Ligurië: berrettino monochroom Ligurië is een regio in het noordwesten van Italië, die grotendeels het oppervlak beslaat van de Republiek Genua, de

3

2 Diep bord met vlag, Ligurië, 1580-1610, berrettino monochroom, Ø 27 cm, bodemvondst Harlingen Rapenburg, Gemeentemuseum Het Hannemahuis, HARL-RB-008

historische handelsgrootmacht. Faience is er geproduceerd in de plaatsen Savona, Albisola, Albisola Marina en Genua. Ligurische berrettino is in de zestiende eeuw, en dan vooral in de tweede helft, in enorme hoeveelheden vervaardigd en verhandeld naar landen rond de Middellandse Zee, maar ook naar Groot-Brittannië, de Nederlanden, en Noord-, Midden- en Zuid-Amerika.14 In Nederlandse vondstcomplexen van vóór 1600 neemt Ligurische berrettino tweederde tot driekwart van het totale aantal Italiaanse importen voor zijn rekening. In contexten uit de eerste helft van de zeventiende eeuw neemt dit aandeel af tot ongeveer een kwart van het totaal.15 Er is in de productie van de Ligurische berrettino een hoge mate van standaardisatie te zien. Het aantal vormtypen dat we doorgaans in Nederland aantreffen, is beperkt en de vormen zijn vrij simpel. Er zijn drie bordtypen die veelvuldig voorkomen: platte borden met een geknikte uitstaande rand (de zogenoemde vlag) en een standring (afb. 1), een diepere variant daarvan (afb. 2) en borden met een overhangende rand en een standring (afb. 3, 11, 33). Borden met een knik tussen het centrale deel (de spiegel) en de vlag zijn vervaardigd door plateelbakkers van Noord- tot ZuidItalië.16 De borden met de overhangende rand lijken daarentegen alleen in Ligurië te zijn geproduceerd.17 Dit is tegelijk ook het meest voorkomende bordtype onder de Ligurische berrettino. Er zijn binnen de Ligurische berrettino twee komtypen

v orm e n u i t v u u r n r . 2 0 4


3 Bordje met over­ hangende rand, Ligurië, 1580-1610, berrettino mono­ chroom, Ø 14 cm, bodemvondst Harlingen Rapenburg, Gemeentemuseum Het Hannemahuis, HARL-RB-003

te onderscheiden, die ook bij andere decorgroepen en productiegebieden voorkomen: kommetjes met een rechte rand (zoals op afb. 6) en grotere kommen met een overhangende rand (zoals op afb. 12 en 44). Een diabolovormig zoutvat is afkomstig uit een beerput in Hoorn, waar het tezamen met twee vergelijkbare voorwerpen is aangetroffen (afb. 4). Het zijn vooralsnog de enige bekende exemplaren in Ligurische berrettino.18 Zoutvaten met een identiek model komen ook voor met een compendiariodecoratie, zoals het exemplaar dat verderop wordt besproken (afb. 35). In Ligurië zijn ook albarelli (zalfpotten), kannen en vazen geproduceerd, maar die zijn tot op heden niet in de

Nederlandse bodem aangetroffen.19 De hoge mate van standaardisatie binnen het vormenspectrum van de Ligurische berrettino wijst op een enorme productie. Deze standaardisatie is ook in de decors waar te nemen. Zo is de variatie aan decors relatief beperkt, en zijn de decoraties met zichtbare snelheid aangebracht. De voor- en achterzijde van de objecten zijn in alle gevallen voorzien van een grijsblauw tinglazuur waarop een beschildering in een donkerder blauwe tint is aangebracht. Op de achterzijde bestaat de decoratie altijd uit een serie elkaar kruisende bogen (afb. 1). De voorstellingen en motieven op de vlag bestaan uit concentrische cirkels (afb. 1 en 3), vakkenverdelingen, het ruyi-motief (afb. 2), gestileerde vegetale motieven (afb. 4), strooibloemen en palmbladeren (afb. 5).20 Op de spiegel komen fogliemotieven, dieren, portretten (afb. 1, 11 en 33), wentelende rozetten (afb. 2), landschappen, boombladeren en palmbladeren (afb. 5) voor.21 De genoemde vlag- en spiegel­ decors treffen we aan in tal van combinaties.22 Van een in Amsterdam gevonden portretbord (afb. 1) is een exacte parallel bekend uit pottenbakkersafval in Albisola Marina.23 Het Amsterdamse bord heeft een secundaire doorboring in de standring, die zich precies op de juiste plaats

4 Diabolovormig zoutvat, Ligurië, 1580-1610, berrettino monochroom, Ø 10,5 cm, bodemvondst Hoorn, part.coll., foto en tekening: M. Hoppel (ADC-ArcheoProjecten)

4


bevindt om de afbeelding recht te laten hangen. Van dergelijke portretborden zijn er meerdere bekend uit Nederlandse bodem (afb. 11 links en 33). Een bijzonder bord, gevonden in Harlingen, is dat met een cherubijn (afb. 3), een decor dat ontleend is aan de faience in de decorgroep compendiario (zie onder). Een vergelijkbaar bord is aangetroffen in een Alkmaarse beerput.24

5 Plat bord met vlag, Ligurië, 1575-1610, berrettino poly­ chroom, Ø 20 cm, bodemvondst Amersfoort Kortegracht, coll. Sector SOB, Sectie Archeologie gemeente Amersfoort, MP’98-001, foto: M. Hoppel (ADCArcheoProjecten)

Ligurië: berrettino polychroom Zeldzaam, zowel in Nederland als in Ligurië, zijn producten waar op een blauw fond een polychrome beschildering is aangebracht. De kleuren van de beschildering bestaan in dat geval, naast het gebruikelijke donkerblauw, uit een weinig geel, oker, oranje en/of wit. De enige voorbeelden uit Nederlandse bodem betreffen drie borden: één uit Amersfoort (afb. 5), één uit Harlingen25 en één uit Hoorn.26 Het is zeer waarschijnlijk dat dezelfde vormen die we bij de Ligurische monochrome berrettino zien ook onder deze polychrome groep voorkomen, hoewel de in Nederland gevonden representanten van deze groep alle drie hetzelfde type platte bord betreffen. De decors van de polychrome berrettino zijn overigens ook bekend in monochrome uitvoering.

6 Kommetje met rechte wand, Veneto, 1575-1625, berrettino mono­ chroom, Ø 12 cm, bodemvondst Harlingen Rapenburg, Gemeentemuseum Het Hannemahuis, HARL-RB-037

Veneto: berrettino monochroom Veneto is een regio in het noordoosten van Italië, in het gebied dat vroeger de Republiek Venetië, de andere Italiaanse handelsmacht, omvatte. In Veneto is in de zestiende en de zeventiende eeuw faience geproduceerd in de steden Venetië en Padua. Monochrome berrettino uit Veneto is zeldzaam in Nederlandse bodem, de bekende voorbeelden zijn op één hand te tellen. Het hier getoonde voorbeeld is een kommetje met een rechte wand (afb. 6), een vorm die ook bij de Ligurische berrettino voorkomt. De standring is bij het kommetje uit Veneto hoger en rechter van vorm. De decoratie is een verfijnd fogliemotief. Op de achterzijde zien we elkaar kruisende bogen, zoals we die ook op de Ligurische berrettino tegenkomen. Omdat de bogen in twee streken zijn neergezet, lopen ze aan de bovenzijde uit in een punt. Dit in tegenstelling tot de bogen op de Ligurische berrettino die aan de boven-

5

zijde zijn afgerond omdat ze in één streek zijn geschilderd. Daarnaast zijn langs de rand aan de buitenzijde van de kom twee parallelle cirkels aangebracht, wat we nooit zien bij de Ligurische berrettino. Veneto: berrettino monochroom met witte hoogsels Bijzonder fraai om te zien en verfijnd van stijl zijn faience voorwerpen met een blauw fond, een donkerblauwe beschildering en witte hoogsels. Een van de fraaiste voorbeelden uit onze streken is het portretbord uit Enkhuizen dat de omslag van dit nummer van Vormen uit Vuur siert. Net als bij de Ligurische berrettino komen in Veneto ook landschappen voor (afb. 7). Het oudst gedateerde exemplaar met dit motief stamt uit 1535.27 Het hier getoonde voorbeeld komt uit een beerput in de Amsterdamse Jordaan, waar het werd gevonden tezamen met nog drie

v orm e n u i t v u u r n r . 2 0 4


7 Plat bord met vlag, Veneto, 1550-1625, berrettino monochroom met witte hoogsels, Ø 24 cm, bodemvondst Amsterdam, Museum Boijmans Van Beuningen, in bruikleen van SHNG, F9484, foto: W. Krook (BMA)

vergelijkbare exemplaren. Het foglie­decor is in Nederlandse bodem de meest voor­ komende decorgroep uit Veneto (afb. 8).28 In de Venetiaanse vondstcomplexen vertegenwoordigt dit decor het grootste deel van de Venetiaanse berrettino.29 Foglie raakte in Veneto vanaf de jaren veertig van de zestiende eeuw in zwang en bleef populair tot in de eerste helft van de zeventiende eeuw.30 Voor alle berrettino met witte hoogsels geldt dat de stijl van de schildering bij de vroegere zestiende-eeuwse exemplaren zeer verfijnd is, met scherpe omlijningen. Bij de vroegzeventiende-eeuwse versies zijn de penseelstreken grover en sneller aangebracht en zijn de witte, opgelichte details soms uit het ontwerp verdwenen.31 De vormen die we tegenkomen in deze groep zijn diepe borden, waarvan sommige vergelijkbaar zijn met die van de Ligurische berrettino. Bij andere producten uit Veneto valt op dat de standringen aan de buitenkant hoger, scherper en meer cilindrisch zijn (afb. 7). Naar beneden toe iets taps toelopende standringen, zoals bij de Ligurische berrettino, komen ook bij de producten uit Veneto voor. De

producten uit Veneto zijn soms dunwandiger dan hun Ligurische tegenhangers. Veneto: lapis lazuli blauw fond Een opvallend en tot nu toe uniek object uit Nederlandse bodem is een incompleet bord met een lapis lazuli blauw fond (afb. 9). Het is gevonden in de aanplempings­ laag uit 1593-1596 onder het huidige Waterlooplein in Amsterdam. Dit soort producten is vanaf het laatste kwart van de zestiende eeuw op beperkte schaal in Venetië en Padua geproduceerd. Er zijn daar meerdere voorbeelden bekend uit kloostercontexten, waar de borden vaak van de naam van een zuster of een heilige zijn voorzien, soms vergezeld van een jaartal.32 Het meest voorkomende decor in Italië bestaat uit sterretjes, net als op het bord dat in Amsterdam is gevonden. De beschildering is meestal in wit aangebracht, zoals ook bij dit exemplaar. Polychrome decors komen eveneens voor. Uit Italië zijn hiervan zowel borden als kommetjes bekend.33 Ligurisch blauw-wit In de Ligurische productiecentra Savona,

6


8 Plat bord met vlag, Veneto, 1580-1625, berrettino monochroom met witte hoogsels, Ø 23 cm, bodemvondst Harlingen Rapenburg, Gemeentemuseum Het Hannemahuis, HARL-RB-011

Albisola, Albisola Marina en Genua is ook faience geproduceerd met een wit fond. Dit zogenaamde Ligurisch blauwwit komt maar zeer sporadisch voor in de laatzestiende-eeuwse vondstlagen in Nederland, maar het neemt een relatief groot aandeel in binnen de importen in vondstlagen uit de eerste helft van de zeventiende eeuw. Het Ligurisch blauwwit is op dezelfde gestandaardiseerde manier vervaardigd als de Ligurische berrettino. De borden en kommen zijn qua vorm vrijwel identiek. Een in Middelburg gevonden bord met arabesken (afb. 10) is beduidend ouder dan de andere voorbeelden uit Nederlandse bodem. Het bord is afkomstig uit een context uit het midden van de zestiende eeuw.34 Het bord is verfijnder en eleganter beschilderd, heeft een dunnere scherf en op de achterzijde staat een beschildering die afwijkt van het Ligurische blauw-wit dat doorgaans in onze bodem wordt aangetroffen.35 Dit vroege materiaal is kennelijk maar mondjesmaat naar de (Noordelijke) Nederlanden geëxporteerd. Mogelijk heeft het bord Middelburg bereikt via

7

de handelsnetwerken van Antwerpen, waar de stad nauw mee verbonden was. In Antwerpen waren gedurende de zestiende eeuw immers veel Italiaanse kooplieden gevestigd.36 Omdat er tot nu geen Zuid-Nederlandse vondstcomplexen zijn bestudeerd, kunnen hierover vooralsnog echter geen verdere uitspraken worden

9 Plat bord met vlag, Veneto, 1575-1600, Lapis lazuli blauw fond, Ø oorspronkelijk ca. 20 cm, bodemvondst Amsterdam aanplempingslaag 1593-1596 Waterlooplein, coll. BMA gemeente Amsterdam, WLO-155-506

v orm e n u i t v u u r n r . 2 0 4


na 1600 dateren.37 In Pisa is een scherf Ligurisch blauw-wit gevonden met het jaartal 1629 op de bodem.38 Voor dit soort voorwerpen is een datering tussen 1590 en 1640 dan ook het meest waarschijnlijk.

10 Diep bord met overhangende rand, Ligurië, 1525-1575, blauw-wit, Ø 23 cm, bodemvondst Middelburg Berghuijskazerne, coll. SCEZ Middelburg, MIGD2-03-448-1, foto en tekening: M. Hoppel (ADCArcheoProjecten)

gedaan. Het ligt gezien de historisch-economische situatie gedurende de zestiende eeuw, met Antwerpen als belangrijkste handelscentrum, wel voor de hand dat er meer van dit materiaal in de bodem van de voormalige Zuidelijke Nederlanden aanwezig zal zijn. Toekomstig onderzoek moet hierover meer duidelijkheid verschaffen. Het valt op dat de decors op het vroeg­ zeventiende-eeuwse Ligurische blauwwit nog meer gestandaardiseerd zijn dan de decors op de berrettino. Als vlagdecors zijn palmbladeren (zoals op afb. 5), arabesken (afb. 10), concentrische cirkels (afb. 11 rechts), ruyi-motieven (zoals op afb. 2) en bladranken (afb. 12) te onderscheiden. Een uniek stuk Ligurisch blauw-wit is een portretbord uit Amsterdamse bodem (afb. 1, 11 en 33). Hiervan is tot dusverre noch uit Nederland noch uit Italië een parallel bekend. Portretten komen daarentegen wel veelvuldig voor op de Ligurische berrettino (afb. 1). Veruit het meest voorkomende decortype op het Ligurisch blauw-wit uit de Nederlandse bodem is dat van de palmbladeren (zoals op afb. 5). Dit motief komt, net als de bladranken (afb. 12), zowel in Italië als in Nederland vooral voor in vondstcomplexen die van

Calligrafico naturalistico De stijl calligrafico naturalistico is vernoemd naar de kalligrafische wijze waarop de schilderingen van natuurscènes zijn aangebracht. De decors zijn sterk geïnspireerd op die van het Chinese kraakporselein dat vanaf het eind van de zestiende eeuw, tijdens het bewind van keizer Wanli (1573-1619), op de Europese markt kwam.39 De Ligurische calligrafico naturalistico is vooral afkomstig uit Savona en Albisola en vond navolging in Deruta, Rome en Turijn.40 In Nederlandse bodem zijn tot dusverre alleen producten uit de regio’s Ligurië en Piëmonte (Turijn) aangetroffen. De Ligurische en Piëmontese producten laten zich soms door decoratieve verschillen of merk­ tekens van elkaar onderscheiden, maar er bestaat nog veel discussie over de juiste toeschrijvingen.41 Uit bronnen is bekend dat er migratie heeft plaatsgevonden van Ligurische plateelbakkers en -schilders naar onder meer Piëmonte, zoals enkele zonen van de beroemde pottenbakkersfamilie Conrado uit Savona. Stilistische overeenkomsten tussen de producten uit deze regio’s zijn dan ook geen verrassing. De werkplaats van de familie Conrado gebruikte als merkteken een kroon42 (afb. 13) en soms daarbij of los daarvan een asterisk (afb. 15). Mogelijk is dit merk­teken ook bij de Piëmontese productie van de zoons in gebruik gebleven.43 Ligurië De producten in calligrafico naturalistico uit Ligurië hebben een dunnere scherf en de standring is over het algemeen hoger en strakker van vorm dan die van de Ligurische berrettino en blauw-wit. Er zijn verschillende platte borden (afb. 13) en kommetjes, en een vaas (afb. 14) bekend uit Nederlandse bodem. Het meest herkenbare element van het Chinese kraakporselein is de vakverdeling op de vlag, waarin allerlei boeddhistische en taoïstische symbolen zijn geschilderd.44 De spiegel is vaak voorzien van een zogenaamde Chinese

8


11 Diepe borden met overhangende rand. Links: Ligurië, 1590-1610, berrettino, Ø 21 cm, bodemvondst Alkmaar, Museum Boijmans Van Beuningen, in bruikleen van SHNG, F9334. Rechts: Ligurië, 1590-1640, blauw-wit, Ø 15 cm, bodemvondst Amsterdam Jodenbreestraat, Museum Boijmans Van Beuningen, F9370. Foto: C. van Hees

tuin. Deze voorstellingen zijn op de Ligurische imitaties vaak verbasterd tot jachtmotieven. In eerste instantie zijn de producten in calligrafico naturalistico alleen monochroom in blauw geschilderd (afb. 13), maar gedurende het tweede kwart van de zeventiende eeuw doen kleuren hun intrede (afb. 14).45 De hier afgebeelde polychrome vaas, gevonden in de omgeving van Schagen, is aan de onderzijde gemerkt met een vis, en op grond daarvan aan de Albisolese faiencefabriek Pescio toe te schrijven. Onder voorbehoud wordt de Ligurische monochrome calligrafico naturalistico tussen 1600 en 1650 gedateerd, terwijl de polychrome variant tussen 1625 en 1675 wordt geplaatst.46 Piëmonte (Turijn) Op basis van de huidige stand van zaken in de discussie over het onderscheid tussen de Ligurische en de Piëmontese calligrafico naturalistico, zijn enkele borden uit Amsterdam en Edam aan de Piëmontese productiecentra toe te schrijven

9

(afb. 16 en 17). Omdat de Piëmontese productie later van start is gegaan wordt een voorlopige datering tussen 1625 en 1675 aangehouden. De producten die uit Piëmonte komen, hebben een bijzonder dunne scherf. Er zijn uit Nederland platte borden met (afb. 16) en zonder standring (afb. 17) en ronde kommetjes bekend.

v orm e n u i t v u u r n r . 2 0 4

12 Kom met overhangende rand, Ligurië, 1590-1640, blauw-wit, Ø 22 cm, bodemvondst Amsterdam beerput Waterlooplein, coll. BMA gemeente Amsterdam, WLO-240-16


decor in de stijl van calligrafico naturalistico op de spiegel (afb. 18). Het voorwerp kwam in de jaren tachtig van de twintigste eeuw tevoorschijn uit een beerput van de Oude Doelen in Alkmaar. De stijl van de schildering lijkt het meest verwant met die van producten uit Turijn, hoewel de Italiaanse onderzoekers het ook hierover nog niet geheel eens zijn.47 Het is evenwel niet uitgesloten dat het een Ligurisch product betreft. Er zijn tot op heden in Nederland geen parallellen bekend van deze combinatie van decoratie en vorm. In Italië zijn in kunsthistorische publicaties wel voorbeelden van opengewerkte calligrafico naturalistico schalen te vinden. Deze hebben echter een complexere uitvoering dan het hier getoonde voorbeeld.48 De vorm van de Alkmaarse frutière is identiek aan talloze in Nederland gevonden opengewerkte fruitschalen uit de verderop besproken decorgroep compendiario (afb. 30). Omdat ook voor die stukken aan een Ligurische productie wordt gedacht, ligt deze herkomst ook voor dit voorwerp het meest voor de hand.

13 Plat bord met vlag, Albisola, 1600-1650, calligrafico naturalistico, Ø 22 cm, bodemvondst Amsterdam beerput Karthuizerstraat, coll. BMA gemeente Amsterdam, KAR-28-9, foto: W. Krook (BMA)

Ligurië of Piëmonte Van het meerkantige kommetje is niet zeker of de herkomst Ligurisch dan wel Piëmontees is (afb. 15). Een bijzondere vondst is de opengewerkte frutière met een

A tappezzeria In dezelfde ateliers en werkplaatsen in Albisola en Savona waar de calligrafico naturalistico werd vervaardigd begint men in de tweede helft van de zeventiende eeuw een meer barokke decoratiestijl toe te passen: a tappezzeria. Ook hierbij is de scherf van de producten, die zijn vervaardigd tot in de eerste helft van de achttiende eeuw, zeer dun. Er zijn uit Nederlandse bodem slechts enkele borden in deze decorgroep bekend. Deze zijn zonder uitzondering afkomstig uit beerputten in Amsterdam. Op de achterzijde van deze borden zijn een vakkenverdeling (afb. 19), libelleachtige insecten (afb. 20), vegetale elementen (afb. 21) en een merkteken aangebracht. Eén bord is gemerkt met het wapen van Savona (afb. 19), het tweede draagt een lanterna, een soort vuurtoren (afb. 20), het derde een kroon zoals de Conrado’s gebruikten (afb. 21). De borden met de lanterna zijn vanaf 1641 en gedurende de rest van de zeventiende eeuw geproduceerd in Albisola. Ze zijn afkomstig uit een atelier genaamd ‘i Grosso di Albisola’. Dat wordt vanaf

10


15 Meerkantig kommetje met rechte wand, Ligurië of Piëmonte, 1625-1675, calligrafico naturalistico, Ø 9 cm, bodemvondst Amsterdam beerput Karthuizerstraat, coll. BMA gemeente Amsterdam, KAR-28-11, foto: W. Krook (BMA)

14 Bolle vaas met smalle hals, Ligurië, 16251675, calligrafico naturalistico, h. 18,5 cm, bodemvondst Schagen, part.coll., foto: J.G. venhuis

1698 overgenomen door de werkplaats ‘i Chiodo di Savona’, die daarmee ook het recht verwerft de lanterna als merk te gebruiken.49 De term a tappezzeria betekent letterlijk ‘als tapijtwerk’. De voorstellingen bestaan uit mythologische figuren, landschappen, kastelen, insecten, vogels en vegetale motieven. Er is relatief veel ruimte in het decor leeg gelaten, waardoor sommige elementen los in de ruimte lijken te zweven. Er bestaat ook een variant waarbij de voorstelling van een landschap met daarin een mens of een dier de hele spiegel en vlag bestrijkt. In Amsterdam is een bord met een dergelijke voorstelling gevonden, waarop een windhond in een

11

landschap is geschilderd (afb. 21). De hond is uitgespaard in de boom achter het dier. Overigens is het decor op dit bord geschilderd in donkerblauw tegen een lichtblauwe ondergrond. Het voorwerp zou daarom eveneens tot de groep van de berrettino kunnen worden gerekend en bewijst dat de scheidslijnen tussen de verschillende decorgroepen niet altijd even scherp zijn. Tot de vormen die in de a tappezzeriastijl vervaardigd zijn behoren vazen, apothekerspotten, flesjes, kannen en borden. Tot nu toe zijn uit Nederlandse archeologische context alleen twee bordtypen bekend: een plat bord met een relatief brede vlag en een diepere variant.

vORMen uit vuuR nR. 204


16 Plat bord met vlag, Piëmonte, 1625-1675, calligrafico naturalistico, Ø 23,5 cm, bodemvondst Amsterdam beerput Jodenbreestraat, coll. BMA gemeente Amsterdam, JO6-9, foto: W. Krook (BMA)

17 Plat bord met vlag zonder standring, turijn, 1650-1700, calligrafico naturalistico, Ø 21 cm, bodemvondst edam, Museum Boijmans van Beuningen, in bruikleen van SHnG, F9341C, foto: Museum Boijmans van Beuningen

Compendiario De term compendiario betekent letterlijk beknopt of schetsmatig en refereert aan de summiere polychrome decoratie en de losse, snelle penseelvoering. De hoge concentratie van de tincomponent in het glazuur geeft een intens dekkende en melkachtige uitstraling.50 De kleuren zijn meestal een combinatie van oranje, geel en blauw, soms aangevuld met een paarsige mangaankleur of groen voor de details. Het centrale decor is vaak geïnspireerd op de klassieke oudheid, maar Bijbelse voorstellingen, heiligen, dieren, gebouwen en andere motieven komen ook voor. Het meest frequent zien we op de spiegel een cherubijntje, staand op een zwevend ‘grondje’. De voorstelling wordt veelal omlijst door een aigretterand: een vegetaal motief dat bestaat uit bloemen

of bloemknoppen, krullende stampers, blaadjes en een takje of een steel. Hoewel in de uitvoering van de aigretteranden een enorme variatie bestaat, is er een sterke standaardisatie waar te nemen. De borden moesten immers in grote oplages snel achter elkaar geschilderd worden. Bij het doctoraalonderzoek Schoon en werkelijk aangenaam zijn de aigretteranden in types ingedeeld. Door deze met parallellen in de Italiaanse literatuur te vergelijken, konden sommige aigretteranden aan specifieke productiecentra worden gekoppeld. De compendiariostijl is rond 1550 in Faenza ontstaan, en werd een groot succes, zowel in Italië, waar het van noord tot zuid werd vervaardigd, als daarbuiten.51 Productie is onder meer bekend uit

12


19 Plat bord met vlag, Savona, 1650-1698, a tappezzeria, Ø 24,5 cm, bodemvondst Amsterdam beerput Herengracht, coll. BMA gemeente Amsterdam, He7-1-19, foto: W. Krook (BMA)

18 Opengewerkte frutière op standring, Ligurië of Piëmonte, 1625-1675, calligrafico naturalistico, Ø 28 cm, bodemvondst Alkmaar beerput Oude Doelen Doelstraat, Museum Boijmans van Beuningen, in bruikleen van SHnG, F10702, foto: M. Hoppel (ADC-ArcheoProjecten)

20 Plat bord met vlag, Savona of Albisola, 1650-1750, a tappezzeria, Ø 24 cm, bodemvondst Amsterdam Haarlemmerstraat, coll. BMA gemeente Amsterdam, HA2-1, foto: W. Krook (BMA)

13

vORMen uit vuuR nR. 204


21 Plat bord met vlag, Savona of Albisola, 1650-1750, a tappezzeria, Ø 23 cm, bodemvondst Amsterdam, Museum Boijmans van Beuningen, in bruikleen van SHnG, F9488, foto: Museum Boijmans van Beuningen

de steden en/of regio’s Turijn52, (vermoedelijk) Ligurië53, Montelupo54, Deruta55, Castelli d’Abruzzo56 en Salerno57, maar voor de hoogste kwaliteit compendiario bleef Faenza marktleider. In deze stad bleef de stijl tot aan het einde van de zeventiende eeuw in productie. Buiten Italië is de stijl overgenomen in verschillende Europese landen waaronder Frankrijk58, Moravië59 en Nederland.60 Doordat de compendiario zoveel succes had, en dus veel navolging kreeg, brengt deze stijlgroep samen met de groep geheel witte faience de meeste toeschrijvingsproblemen met zich mee. Omdat de compendiario in Faenza is ontstaan, is de naam van de stad in het verleden gemakshalve gekoppeld aan de stijl. Vrijwel alle faience in de compendiariostijl is daardoor aan Faenza toegeschreven. Voor de in Nederland gevonden producten geldt dat dit slechts zelden klopt met de werkelijkheid.61 De term Faenza moet in de bestaande archeologische publicaties eerder als soortnaam dan als plaatsaanduiding worden gelezen.

22 Kommetje met rechte wand, Faenza, 15641593, compendiario, Ø 12 cm, bodemvondst Amsterdam aanplempingslaag 1550-1600 Waterlooplein, coll. BMA gemeente Amsterdam, WLO-155-374, foto: W. Krook (BMA)

De overgrote meerderheid van het materiaal blijkt namelijk van elders afkomstig. Hier worden alleen voorbeelden uit de vier voor onze streken belangrijkste Italiaanse productieregio’s besproken, namelijk Faenza, Centraal-Italië (Deruta), Koninkrijk Napels (Castelli d’Abruzzo en Napels) en (mogelijk) Ligurië.62 Aan de Franse compendiario, die tot voor kort eveneens aan Italië werd toegeschreven, is eerder in Vormen uit Vuur een artikel gewijd.63 Faenza Op de producten uit Faenza komen vooral aigretteranden, putti en klassieke motieven voor, maar er zijn bijvoorbeeld ook heraldische wapens en religieuze voorstellingen bekend.64 Het meest opvallende verschil tussen het materiaal uit Faenza en dat van elders is de verfijnde, vaak bijna impressionistische manier van schilderen. De penseelvoering is meestal

14


23 Schaaltje op standvoet, Faenza, atelier Leonardo Bettisi, alias Don Pino (1564-1593), compendiario, Ă˜ 17 cm, bodem­vondst Vlissingen beerput Dokkershaven, coll. SCEZ Middelburg, VLIN2-07-890-1, foto: M. Hoppel (ADCArcheoProjecten)

15

v orm e n u i t v u u r n r . 2 0 4


24 Schaaltje op standvoet, Faenza, 1550-1600, compendiario, Ø 12 cm, bodemvondst Amsterdam, ‘beerput’ Rembrandthuis, Jodenbreestraat, coll. BMA gemeente Amsterdam, JO8-13, foto: W. Krook (BMA)

25 Kommetje op standvoet, Deruta, 1600-1650, compendiario, Ø 13 cm, bodemvondst Vlissingen beerput Dokkershaven, coll. SCEZ Middelburg, VLIN2-07-38-1, foto: M. Hoppel (ADC-ArcheoProjecten)

zeer licht en los, zonder lomp, naïef of houterig te zijn. Dit in tegenstelling tot het schilderwerk in sommige van de andere groepen. De in Faenza geproduceerde vormen zijn vaak rijk geornamenteerd. Het zijn imitaties van metalen, veelal zilveren voorbeelden. We zien dit onder meer terug in de toevoegingen, zoals gedraaide en gelobde oren en S-vormige standringen en -voeten. De geornamenteerde vormen die plateelbakkers in Faenza produceerden, zijn plooischotels, opengewerkte fruitschalen, terrines, voetschalen, kannen, vazen, wijwatervaatjes, zoutvaatjes, siervoorwerpen zoals bustes, en kralen. Ook zijn er simpelere vormen vervaardigd, zoals diepe en ondiepe borden, kommetjes met en zonder meerlobbige oren, albarelli, kommen, scheerbekkens en tegels.65 De vondsten uit Nederlandse bodem die vrijwel zeker aan Faenza zijn toe te schrijven zijn schaars. Er zijn enkele borden, kommetjes met en zonder twee vijflobbige oren, plooischotels en voetschaaltjes bekend.66 Een in Amsterdam opgegraven kommetje zonder oren is van een type dat veelvuldig in Faenza is geproduceerd, terwijl ook het decor sterke stilistische verwantschap vertoont met de voortbrengselen van de schilders uit dit productiecentrum (afb. 22).67 Dit soort kommetjes komt zowel met als zonder twee vijflobbige oren voor.68 Een voetschaal die recentelijk in een beerput in Vlissingen is gevonden laat voor wat zijn herkomst betreft niets te raden over (afb. 23).69 Het voorwerp is aan de onderzijde gesigneerd met de afkorting DOPI, de signatuur van meesterschilder en ateliereigenaar Leonardo Bettisi, alias Don Pino, die in Faenza actief was in de jaren 1564 tot 1593. Zijn atelier behoorde gedurende de tweede helft van de zestiende eeuw tot de meest vooraanstaande werkplaatsen in heel Italië, en was de belangrijkste ontwikkelaar van de compendiariostijl. Het is dan ook met recht een bijzondere vondst te noemen. De kom is zowel qua vorm als qua schildertechniek kwalitatief hoogwaardiger dan de voorwerpen die we gewoonlijk in de Nederlandse bodem aantreffen. Er is eerder een qua model vergelijkbare voetschaal aangetroffen in de stortkoker

16


26 Voetschaal, Zuid-Italië (Castelli d’Abruzzo of omgeving Napels), 1590-1625, compendiario, Ø 26 cm, bodemvondst Amsterdam beerput Haarlemmerdijk, coll. BMA gemeente Amsterdam, HAD10-10, foto: W. Krook (BMA)

van een riool in het huis van Rembrandt Harmensz van Rijn (1606-1669) aan de Jodenbreestraat in Amsterdam (afb. 24).70 De schaal heeft dezelfde vorm, maar is duidelijk door een ander beschilderd. Rembrandt voerde een huishouden dat de allure van een groot artiest moest uitstralen.71 Tussen zijn kunstcollecties en de talloze exotische voorwerpen kan deze drinkschaal de rol van een luxe gebruiksvoorwerp hebben vervuld. Centraal-Italië Bekende productiecentra van compendiario in Centraal-Italië lagen in het huidige Umbrië (Deruta), Lazio (Rome en Acquapendente) en in De Marken

17

(Casteldurante en Fabriano).72 Deze regio’s maakten in de zestiende en de zeventiende eeuw deel uit van de pauselijke staten.73 Uit de hier genoemde productiecentra is onder de Nederlandse bodemvondsten tot nu toe alleen faience uit Deruta herkend. De objecten in compendiariostijl uit dit productiecentrum worden gedateerd in de late zestiende en de eerste helft van de zeventiende eeuw. Van één type kommetje uit Deruta zijn enkele exemplaren bekend uit Nederlandse bodem.74 Het betreft kommetjes met een standvoet in plaats van een standring en één bladvormig oor. De tot nu toe bekende voorbeelden zijn gedecoreerd met christelijke voorstel-

v orm e n u i t v u u r n r . 2 0 4


lingen75, zoals de heilige op het kommetje uit Vlissingen illustreert (afb. 25).76

27 Plooischotel, Zuid-italië (Castelli d’Abruzzo of omgeving napels), 1600-1630, compendiario, Ø oorspronkelijk ca. 26 cm, bodemvondst enkhuizen De Baan i, coll. Arch. Depot, prov. noord-Holland, 6008-060-004

28 voet van opengewerkte frutière, mogelijk Ligurië, 1621, compendiario, b. 7,5 cm, bodemvondst Grootebroek, part.coll., foto: M. Hoppel (ADC-ArcheoProjecten)

Koninkrijk Napels Het plaatsje Castelli d’Abruzzo is het belangrijkste productiecentrum van compendiario in de onherbergzame streek Abruzzo. In de regio Campania zijn productiecentra bekend uit Napels, Salerno en Vietri, en in Puglia, in het uiterste zuiden van Italië, de productiecentra Laterza en Cutrofiano.77 De productie van compendiario is in Castelli waarschijnlijk in de jaren zestig van de zestiende eeuw op gang gekomen, vroeger dan in de andere productieplaatsen in het toenmalige koninkrijk Napels.78 In elk geval vanaf 1609, maar wellicht eerder, hebben plateelbakkers uit Castelli zich in de centra in en rond Napels gevestigd.79 Omdat ze daar dezelfde decoratiestijl produceerden, is het onderscheid tussen de twee centra niet goed te maken.80 Hoewel de producten uit het zuiden van Italië maar een klein deel vertegenwoordigen van de compendiario die in Nederland wordt gevonden is de verspreiding ervan in verschillende plaatsen in Noord-Holland en Friesland zonder meer aantoonbaar. Voorbeelden van deze groep zijn aangetroffen in Amsterdam, Zaandam, Enkhuizen en Leeuwarden.81 Een uniek voorwerp uit deze regio is een geplooide voetschaal uit een beerput aan het Amsterdamse Haarlemmerplein (afb. 26). De schotel is omlijst met een typische Zuid-Italiaanse aigretterand.82 Dit type randdecoratie komt veel voor en is oorspronkelijk afkomstig uit Castelli d’Abruzzo, maar het is ook rond Napels toegepast. In Enkhuizen zijn fragmenten van een plooischotel gevonden van een type waarvan we varianten tegenkomen in verschillende delen van Italië (afb. 27, vorm als afb. 31-32). Deze specifieke aigretterand is echter alleen bekend uit Zuid-Italiaanse productiecentra.83 De aigretteranden op de voorbeelden uit Amsterdam en Enkhuizen zijn vanaf de jaren zestig van de zestiende eeuw tot in het derde decennium van de zeventiende eeuw vervaardigd. Mogelijk Ligurië Van het grootste deel van de uitheemse compendiario die in Nederland wordt

18


30 Opengewerkte frutière, mogelijk Ligurië, 1610-1650, compendiario, Ø 28 cm, bodemvondst Enkhuizen De Baan II, Museum Boijmans Van Beuningen, in bruikleen van SHNG, F5414, foto: M. Hoppel (ADCArcheoProjecten)

29 Bordje met overhangende rand, mogelijk Ligurië, 1610-1650, compendiario, Ø 14 cm, bodemvondst Zaandam Hogendijk I, coll. Archeologisch depot gemeente Zaanstad, HD I-21-F058, foto: S. Dautzenberg (Hollandia Archeologen)

31 Plooischotel met verhoogde spiegel op standvoet, mogelijk Ligurië, 1610-1650, compendiario, Ø 23 cm, bodemvondst Vlissingen beerkelder Dokkershaven, coll. SCEZ Middelburg, VLIN2-07-646-147, foto: M. Hoppel (ADC-ArcheoProjecten)

19

opgegraven was tot dusverre geen productiecentrum of -regio in Italië bekend. Tot voor kort werd deze groep door Noord-Europese archeologen, onder protest van Italiaanse onderzoekers, aan Faenza toegeschreven.84 Omdat er in Nederland relatief veel van is gevonden, is in het verleden ook aan een Nederlandse productie gedacht in Haarlem en/of Delft.85 Deze faience is binnen het onderzoek op basis van een sterke stilistische, morfologische en technologische verwantschap in één groep ingedeeld. De importen komen voor in contexten die dateren tussen circa 1610 en 1650, met de grootste concentratie in het tweede kwart van de zeventiende eeuw. Een voorbeeld van deze groep uit de omgeving van Enkhuizen is voorzien van het jaartal 1621 (afb. 28). Er bestaat een grote variatie in de vormen van de voorwerpen die tot deze groep behoren. De hier getoonde voorbeelden (afb. 28-32, 34-40) vormen slechts een kleine greep uit het totale productie­ assortiment. Er komen platte86 en diepe borden, kommen met een rechte wand, opengewerkte frutières met een verhoogde spiegel, vazen en kannen voor. De grote variatie is wellicht relatief en mede veroorzaakt doordat de meeste compendiario uit Nederlandse bodem tot deze groep behoort. Een andere reden voor het grote vormenspectrum

v orm e n u i t v u u r n r . 2 0 4


ligt besloten in het feit dat de decorgroep compendiario in het algemeen veel geornamenteerde vormen heeft voortgebracht. De grote hoeveelheid wit in de compositie laat de vorm van de voorwerpen extra tot uitdrukking komen, waardoor de vormgeving belangrijker is dan bij de andere groepen. Er zijn sterke aanwijzingen dat deze groep compendiario afkomstig is uit dezelfde Ligurische productieplaats(en) als de eerder genoemde berrettino en het Ligurische blauw-wit, hoewel daar vooralsnog geen onomstotelijk bewijs voor is. Uit Ligurië zelf is tot dusverre slechts één indicatie die wijst op een eigen compendiarioproductie: tussen pottenbakkersafval uit Albisola Marina met biscuit (ongeglazuurd) en geglazuurde faience zijn naast de gebruikelijke berrettino en blauw-wit ook enkele scherven met compendiariodecoratie aanwezig.87 Deze fragmenten zijn echter geen misbaksels, waardoor niet met zekerheid geconcludeerd kan worden dat er sprake is geweest van compendiarioproductie in Albisola Marina.88 Wel zijn er onder het biscuit vormen aanwezig die overeenkomen met de specifieke morfologie

32 Plooischotel met verhoogde spiegel op standvoet, mogelijk Ligurië, 1610-1650, compendiario, Ø 23 cm, bodemvondst enkhuizen, coll. Archeologie Hoorn, Bureau erfgoed, vvH, foto: J.G. venhuis

33 Diep bord met overhangende rand, Ligurië, 1590-1610, berrettino, Ø 21 cm, bodemvondst Alkmaar beerput Koningstraat, coll. Sector Stadsontwikkeling, Afd. Monumentenzorg en Archeologie Alkmaar, 92KOn, foto: R. Roedema

34 Zoutvat, mogelijk Ligurië, 1610-1650, Compendiario, b. 11 cm, bodemvondst enkhuizen, part.coll., foto M. Hoppel (ADC-ArcheoProjecten)

35 Diabolovormig zoutvat, mogelijk Ligurië, 1610-1650, compendiario, Ø 11 cm, bodemvondst Amsterdam beerput Jodenbreestraat, coll. BMA gemeente Amsterdam, JO4-12

20


36 Kan, mogelijk Ligurië, 1610-1650, compendiario, bodemvondst Amsterdam beerput Brouwersgracht, h. 22,5 cm, coll. BMA gemeente Amsterdam, BR3-6, foto: W. Krook (BMA)

37 Pispotten, mogelijk Ligurië, 1610-1650, compendiario. Links bodemvondst Grootebroek, Ø onbekend, part. coll. Rechts bodemvondst Grootschermer, Ø 16 cm. Museum Boijmans van Beuningen, in bruikleen van SHnG, F9522. Linksonder biscuit uit Albisola Marina (Bernat, Ciccotti, Restagno, 1995, p. 129). Foto’s: C. van Hees en W. Krook (BMA)

van compendiarioproducten, wat een Ligurische productie van compendiario aannemelijker maakt. De weinige geglazuurde en gedecoreerde compendiarioscherven zijn erg gefragmenteerd, wat een stilistische vergelijking bemoeilijkt. De decoratie op de fragmenten is sterk verwant aan de aigretteranden op de hier afgebeelde

opengewerkte frutière, de plooischotel, het rechthoekige zoutvaatje en de kan uit Nederlandse bodem (afb. 30-32, 34, 36). Een dergelijke verwantschap met producten uit andere Italiaanse productiecentra ontbreekt volledig. Een in Alkmaar gevonden kom met vijflobbige oren en een IHS-monogram op het plat heeft een decoratie op het oor die identiek

21

vORMen uit vuuR nR. 204


38 vazen, mogelijk Ligurië, 1610-1650, compendiario, bodemvondsten enkhuizen, part.coll. Links h. 15,5 cm, rechts h. 24,5 cm. Foto’s: M. Hoppel (ADCArcheoProjecten). Daarnaast biscuit uit Albisola Marina (Bernat, Ciccotti, Restagno, 1995, p. 129)

39 vaas, mogelijk Ligurië, 1610-1650, compendiario, h. 18,5 cm, bodemvondst enkhuizen, part.coll., foto: M. Hoppel (ADCArcheoProjecten). Rechts biscuit uit Albisola Marina (Bernat, Ciccotti, Restagno, 1995, p. 129)

is aan de beschildering op een fragment uit dezelfde groep vondsten uit Albisola Marina (afb. 40).89 Een van de vormen met een decoratie in compendiario die tussen het pottenbakkersafval is aangetroffen is een bord met overhangende rand, gelijk aan het bord uit Zaandam (afb. 29). Bij de Ligurische berrettino is al aan de orde geweest dat deze bordvorm in Italië alleen bekend is uit Ligurische productiecentra, terwijl het in andere Italiaanse productieregio’s ontbreekt. Het is onder de Ligurische berrettino en het Ligurische blauw-wit zelfs het meest voorkomende type bord. Het is dan ook opvallend dat binnen de groep uitheemse compendiario waarvan we in onze streken de meeste voorbeelden vinden, juist borden met een overhangende rand zo veelvuldig voorkomen. De eerder genoemde kom uit Alkmaar (afb. 40) komt wat vorm betreft eveneens overeen met compendiariovondsten uit Albisola Marina. Overigens zijn van de kom met twee vijflobbige oren ook voorbeelden aanwezig in Faentijnse productie (afb. 43).90 Een derde vorm die onder het pottenbakkersafval herkend is, betreft een (incomplete) pispot. Opvallend genoeg zijn ook van een dergelijke pispot voorbeelden bekend uit Nederlandse bodem, namelijk uit Grootschermer en Grootebroek (afb. 37). Onder het biscuit van de Albisolese vondsten zijn tevens fragmenten van ooraanzetten aangetroffen die identiek zijn aan die van deze pispotten. Ook zijn er onder het biscuit gedraaide kleistrengen gevonden zoals die voorkomen bij de oren van vaasjes uit deze groep waarvan de Nederlandse bodem eveneens meerdere voorbeelden opleverde (afb. 38). Een kan uit Enkhuizen heeft een oor dat bestaat uit een getordeerd stuk rechthoekige klei. Ook hiervan is een identiek stuk biscuit gevonden in Albisola (afb. 39). De grote mate van verwantschap tussen de vorm van de borden met overhangende rand uit Nederlandse bodem van dit type compendiarioproducten enerzijds en de berrettino en het Ligurische blauw-wit aan de andere kant ondersteunt de hypothese dat al deze producten uit dezelfde productieregio afkomstig moeten zijn (vergelijk afb. 3, 11, 29 en 33). De platte en diepe borden, en

22


de kommen met overhangende rand die we ook binnen deze groep compendiario tegenkomen, zijn behalve in Ligurië ook in andere delen van Italië vervaardigd. Deze vormen lijken daarom minder houvast te bieden bij het bepalen van de productieherkomst. In de details van de afwerking van de vormen uit deze groep zijn echter opvallend veel overeenkomsten te herkennen met de vormgeving van de Ligurische berrettino en het Ligurisch blauw-wit. De voorwerpen hebben dezelfde taps toelopende standringen, dezelfde ietwat slappe overgang van spiegel naar vlag, dezelfde scherfdikte en veelal ook dezelfde afmetingen. Een zeer in het oog springend voorbeeld van de morfologische verwantschap tussen beide groepen zijn de diabolovormige zoutvaten (vergelijk afb. 4 en 35). De eerder genoemde opengewerkte frutière uit Turijn of Ligurië is qua model eveneens vrijwel gelijk aan talloze voorbeelden die we in compendiario kennen en die stilistisch binnen de hier besproken groep vallen (vergelijk afb. 18, 28 en 30). Daarnaast vinden we soms ook verwantschap tussen de decors van zowel de Ligurische berrettino en de hier besproken compendiarioproducten. Zo is

40 Kommetje met twee vijflobbige oren, mogelijk Ligurië, 1610-1650, compendiario, Ø 12 cm, bodemvondst Alkmaar beerput Voordam, coll. Sector Stadsontwikkeling, Afd. Monumentenzorg en Archeologie, foto: R. Roedema. Rechts biscuit en geglazuurd fragment uit Albisola Marina (Bernat, Ciccotti, Restagno, 1995, p. 130)

41 Kan, mogelijk Ligurië, 1600-1650, compendiario istoriato, bodemvondst Enkhuizen, h. 25,5 cm, part.coll., foto: M. Hoppel (ADC-ArcheoProjecten)

23

v orm e n u i t v u u r n r . 2 0 4


voorbeelden (vergelijk afb. 33). Een derde argument dat een Ligurische herkomst voor deze groep ondersteunt, is de kwantitatieve analyse van meerdere archeologische vondstcomplexen die tussen 1550 en 1650 zijn te dateren.91 Bij het analyseren van de vondstlagen zijn de vondsten op basis van de in dit artikel uiteengezette determinaties ingedeeld naar hun plaats van herkomst. In de vroegere contexten vormt de Ligurische berrettino de grootste groep: ongeveer tweederde deel van de hele groep Italiaanse importen. In contexten van vlak na 1600 neemt het Ligurisch blauw-wit een gedeelte van dit aandeel over. De totale omvang van de Ligurische importen blijft echter gelijk. In contexten die tussen circa 1620 en 1650 zijn te plaatsen is het aandeel van de compendiario die stilistisch tot de hier besproken groep behoort (afb. 28-32, 34-40) sterk toegenomen. Als deze inderdaad uit Ligurië afkomstig is, valt op dat het aandeel van de Republiek Genua de hele periode vrijwel constant blijft. Tussen 1550 en 1650 vormt het zo’n tweederde van het totaal aan Italiaanse importen. Er lijkt dus sprake te zijn van een constante stroom faience uit de Republiek Genua, waarbij in de loop der tijd een verschuiving optreedt tussen de decorgroepen. De bestudering van al het compendiariomateriaal uit Nederlandse bodem had tot doel deze decorgroep onder te verdelen in verschillende subgroepen. De hypothesen over de indeling van de afzonderlijke groepen en hun herkomst die daarbij zijn geformuleerd, worden nader onderzocht door middel van een archeometrisch vervolgonderzoek.92 De verschillende baksels, glazuren en pigmenten worden zowel chemisch als mineralogisch geanalyseerd. Pas als deze resultaten bekend zijn, zullen we met zekerheid kunnen zeggen of het grootste deel van de compendiario die onze streken bereikte daadwerkelijk uit Ligurië afkomstig is. 42 Bord, herkomst onbekend, 16001650, compendiario istoriato, Ø 35 cm, bodemvondst Enkhuizen, part.coll., foto: H.J.E. van Beuningen

de voorstelling van het eerder genoemde bord met een cherubijn (afb. 3) zonder meer geïnspireerd op een compendiario voorbeeld (vergelijk afb. 38 links). Een enkel portret, zoals op het in Enkhuizen opgegraven voorbeeld op een compendiario plooischotel (afb. 32), lijkt daarentegen eerder ontleend te zijn aan berrettino

Compendiario istoriato In Enkhuizen is een zeer fraai voorbeeld van een vol beschilderde Italiaanse kan opgegraven (afb. 41). De voorstelling toont een met een ton en een schaal met ophanghaak bepakt paard dat door een knaap aan de teugels geleid wordt. Achter het paard loopt een man met een

24


hoed. Dit alles is geplaatst binnen een landschap waarin bomen, bergen en gebouwen zijn te zien. Onder de aanzet van het oor is in reliëf de kop van een sater aangebracht. Deze heeft een matgele kleur, terwijl de details in okertinten geschilderd zijn. De voorstelling is wat kleurstelling en schildertechniek betreft zeer verwant aan de zojuist besproken compendiario. Het heeft dezelfde snelle, schetsmatige toets en de kleuren geel, oranje en blauw voeren de boventoon, aangevuld met groen. Het verschil is echter dat het volledige voorwerp bedekt is met een verhalende voorstelling, in Italië istoriato (letterlijk ‘verhalend’) genoemd. Istoriato is een decorgroep uit de eerste helft van de zestiende eeuw en is gewoonlijk niet schetsmatig, maar juist zeer minutieus geschilderd. Er is op de kan sprake van een compendiariostijl met een istoriato voorstelling. Dit is opnieuw een veelvoorkomende stijl in Faenza tussen 1550 en 1650, maar deze is ook elders in Italië en Frankrijk toegepast. In de literatuur zijn geen parallellen van deze kan noch van het daarop geschilderde decor bekend, waardoor de herkomst niet met zekerheid is vast te stellen. Het toeval wil echter dat er uit Nederlandse bodem een kan bekend is die precies dezelfde vorm heeft (vergelijk afb. 36). Beide voorwerpen komen tot in detail overeen, zoals bijvoorbeeld de maskeron onder het oor. De in Amsterdam opgegraven kan heeft een decoratie die behoort tot de mogelijk Ligurische compendiario. Eenzelfde Ligurische herkomst ligt dan ook voor de hand voor de kan uit Enkhuizen. Voorwerpen met een dergelijk verhalend decor komen maar zelden voor in Nederlandse bodem. Toch zijn er ook wel andere voorbeelden te noemen. Zo is eveneens in Enkhuizen een bord gevonden waarop in dezelfde schetsmatige stijl een in een landschap zittende vrouw met een putto is geschilderd (afb. 42). De achterzijde van dit bord is beschilderd met een sterk gestileerd vegetaal motief, dat in vlotte streken is neergezet. Ook in Edam en de Streek (de regio tussen Hoorn en Enkhuizen) zijn scherven van vergelijkbare borden gevonden. Om gefundeerde uitspraken over de herkomst van deze producten te kunnen doen, is echter meer onderzoek nodig.

25

43 Kommetje met twee vijflobbige oren, Faenza, 1575-1625, a raffaellesca, Ø 13 cm, bodemvondst Amsterdam Singel, Museum Boijmans Van Beuningen, F9418, foto: M. Hoppel (ADCArcheoProjecten)

A raffaellesca In Italië is ‘a raffaellesca’ de meest gebruikte term om een groep faience aan te duiden, die van een decoratie met zogenoemde grottesca of grotesken is voorzien. De term grotesk verwijst naar de muurschilderingen die in vijftiendeeeuws Rome in donkere, ondergrondse ruimten (de grotto) werden aangetroffen. Het bleken wandversieringen van wat ooit de vertrekken waren van de Domus Aurea, het gouden paleis van de Romeinse keizer Nero (37-68 AD). De term ‘a raffaellesca’ is vernoemd naar de schilder Rafael (1483-1520) die op basis van deze Romeinse voorbeelden groteskenversieringen aanbracht in vertrekken van het Vaticaan. Wat kleurstelling betreft is a raffaellesca wederom verwant aan de 44 Kom met overhangende rand, Faenza, 1575-1650, a raffaellesca, Ø 24,5 cm, bodemvondst Den Haag Lange Voorhout, coll. gemeente Den Haag, Dienst Stadsbeheer, Afdeling Archeologie, foto en tekening: gemeente Den Haag

v orm e n u i t v u u r n r . 2 0 4


45 Plat bord, Deruta of Ligurië?, 16001650, a raffaellesca, Ø 21 cm, bodemvondst Amsterdam beerput Lindengracht, coll. BMA gemeente Amsterdam, LIN1-112, foto: W. Krook (BMA)

46 Plat bord, Deruta of Ligurië?, 1600-1650, a raffaellesca, Ø 21 cm, bodemvondst Enkhuizen De Baan I, coll. Arch. Depot, prov. Noord-Holland, 6008-203-009

compendiario. En ook hier worden op de spiegel vaak putti afgebeeld. Daarnaast zien we op de vlag alle mogelijke fantasie­wezens. Het geheel is echter in tegenstelling tot de compendiario zeer rijk gedecoreerd. Dit type decor is rond 1515 in Urbino geïntroduceerd door de majolicabakkersfamilie Patanazzi, waarnaar deze stijl ook wel eens wordt vernoemd.93 Ook in Faenza is in de zestiende eeuw faience a raffaellesca geproduceerd. Vanaf het laatste kwart van de zestiende eeuw en in het eerste kwart van de zeventiende eeuw zijn ook plateelbakkers uit Deruta deze stijl gaan toepassen. Uit historische bronnen is bekend dat aan het eind van de zestiende eeuw ook Ligurische plateelbakkers uit Savona, waaronder de eerder ter sprake gekomen Conrado’s, faience met groteskendecor vervaardigden.94 Een tak van deze familie is zelfs dergelijke decors in het Franse Lyon en Nevers gaan produceren. Vanaf circa 1590 tot in de

jaren twintig van de zeventiende eeuw volgen Pisa en Montelupo met imitaties van producten uit Faenza en Urbino.95 A raffaellesca uit Pisa en Montelupo zijn tot dusverre niet in Nederlandse bodem aangetroffen, evenmin als de originelen uit Urbino. Wel is in een beerput van een pand aan het Singel in Amsterdam een voorbeeld van een kommetje met twee vijflobbige oren uit Faenza gevonden (afb. 43). Voorbeelden van a raffaellesca uit Deruta zijn eveneens bekend uit Nederlandse bodem, maar de herkomst van deze producten is lang niet altijd zeker. Gezien de historische vermelding van de productie van faience met grotesken in Ligurië, kan ook deze regio als plaats van herkomst niet worden uitgesloten. Omdat in Ligurië vervaardigde voorbeelden van a raffaellesca echter vooralsnog in de Italiaanse literatuur ontbreken, is het niet mogelijk de specifieke kenmerken van deze producten te omschrijven. In Den Haag is een bijzonder fraai, vrijwel compleet voorbeeld van een a raffaellesca kom gevonden (afb. 44). Exacte parallellen zijn ook van deze kom niet bekend. Een herkomst uit Deruta of Urbino behoort tot de mogelijkheden, maar een andere herkomst is niet uitgesloten. Twee borden uit Amsterdam en Enkhuizen zijn mogelijk uit Deruta afkomstig, maar dit is eveneens niet zeker (afb. 45 en 46). De decoratie wijkt af van die van de kom (afb. 44) en exacte parallellen zijn vooralsnog niet bekend. Een opvallend element bij de producten a raffaellesca uit Deruta is dat er vaak een fijn geel-met-oranje kabelrandje op of langs de rand van de vlag aanwezig is. De twee borden lijken in elk geval uit dezelfde werkplaats afkomstig te zijn. De wijze waarop de maskertjes aan de voorzijde van de vlag is geschilderd is vrijwel identiek, en hetzelfde geldt voor het golvende bladmotief dat op de achterzijde van de vlag van beide borden is toegepast.96 Het complete bord heeft aan de achterzijde een vis als merkteken. We hebben de vis eerder als merkteken gezien bij de calligrafico naturalistico uit de fabriek Pescio in Ligurië. De specifieke uitvoering van deze vis wijkt echter sterk af van de uit Albisola bekende voorbeelden. Dat in onze streken ook a raffaellesca uit

26


het Franse Nevers is ingevoerd, bewijst een fragment dat in Enkhuizen is opgegraven (afb. 47). Het is identiek aan een bord dat aan productie uit Nevers rond 1630 wordt toegeschreven.97 Opvallend is de wijze waarop de rand van de vlag is gedecoreerd. Dit type rand wordt gewoonlijk aan de plateelschilders van Urbino toegeschreven, maar is kennelijk overgenomen door hun Franse, of in Frankrijk vertoevende Italiaanse collega’s. Conclusie Dit artikel geeft een overzicht van de Italiaanse faience uit de zestiende en zeventiende eeuw die bij opgravingen in Nederland wordt aangetroffen. De hier geschetste indeling is door voortschrijdend inzicht aan verandering onderhevig en zal nimmer compleet zijn. Het bodemarchief zal immers zonder twijfel met enige regelmaat voor nieuwe verrassingen blijven zorgen. Deze nieuwe vondsten dragen bij aan het classificatiemodel dat een helpende hand biedt bij de toekomstige determinatie van bodemvondsten. Voor de archeologie is het maken van de juiste determinaties van groot belang. Want alleen dan is het mogelijk de juiste historische conclusies met betrekking tot de handelsstromen uit het verleden te trekken. Door de invoering van de wet op de archeologische monumentenzorg in 2007 is de laatste jaren een sterke toename te zien in het aantal opgravingen. Hierdoor komen ook binnen de groep van de Zuid-Europese importen steeds meer voorwerpen aan het licht, die oorspronkelijk door hun gebruikers in een kuil, een beerput of een afvallaag zijn afgedankt. Door een geïntegreerd onderzoek kunnen deze vondsten gekoppeld worden aan hun archeologische context, waardoor de mogelijkheid bestaat meer inzicht te krijgen in de rol die deze voorwerpen hebben vervuld in het dagelijks leven in de zestiende- en zeventiende-eeuwse Republiek. Voor het opdienen van voedsel, als pronkservies, ter decoratie aan de muur, als handelswaar of als geschenk uit verre vreemde oorden voor een geliefde thuis. Ook zal deze nieuwe kleurrijke en makkelijk te reinigen keramiek een niet geringe invloed hebben gehad op de veranderende tafelmanieren en ideeën

27

over hygiëne in die tijd. Dat de toen­ malige gebruiker dit als een waardevolle verrijking van zijn leefwereld ervoer, suggereren de woorden van de Franse cultuurfilosoof avant la lettre Michel de Montaigne (1533-1592) uit 1581. Wanneer hij tijdens zijn Italië-reis met dit voor hem totaal nieuwe product kennismaakt, ervaart hij het als een verademing ten opzichte van het altijd smoezelige tinnen vaatwerk dat hij tot dan toe kende. Hij beschrijft het serviesgoed dan ook als “[…] schoon […] en werkelijk aangenaam […]”.98 Nina Linde Jaspers studeerde archeologie aan de Universiteit van Amsterdam. Zij werkt als aardewerkspecialist middeleeuwen en nieuwe tijd voor ADC-ArcheoProjecten in Amersfoort. Zij neemt daarnaast deel aan een Nederlands-Italiaans samenwerkingsproject tussen BMA, gemeente Amsterdam en CNR-ISTEC, Faenza. Hierbij worden herkomstanalyses uitgevoerd op in Nederland opgegraven uitheemse faience uit de eerste helft van de zeventiende eeuw. Zij is bezig met een promotieonderzoek naar de verspreiding van Italiaanse faience en het gebruik ervan ten tijde van de Republiek der Verenigde Nederlanden.

Oproep! Regelmatig komen er nog nieuwe bodemvondsten aan het licht. Sommige passen binnen het ontwikkelde classificatiemodel, andere zijn juist een aanvulling daarop, wat weer nieuwe inzichten kan verschaffen. De auteur houdt zich dan ook sterk aanbevolen om kennis te nemen van nog onbekende Italiaanse en Franse faience uit de Nederlandse bodem. Dit artikel beoogt houvast te bieden bij het determineren van de bodemvondsten of het herwaarderen van de bestaande archeologische collecties, en een aanzet te geven tot discussie. Eventuele op- en aanmerkingen, beden­ kingen of nieuwe voorbeelden kunnen wellicht een plaats krijgen in de te verschijnen monografie waarin een herziene versie van het classificatiemodel wordt opgenomen. Suggesties kunt u mailen naar info@terracottaincognita.eu ter attentie van Nina Linde Jaspers.

v orm e n u i t v u u r n r . 2 0 4

47 Plat bord, Nevers, 1600-1650, a raffaellesca, Ø 22 cm, bodemvondst Enkhuizen De Baan I, coll. Arch. depot prov. Noord-Holland, 6008-051-010


Noten

Het doctoraalonderzoek Schoon en werkelijk aangenaam, en daarmee dit artikel, had niet kunnen worden voltooid zonder de steun en medewerking van vele instanties, personen, vrienden, familie en geliefde, waarvoor veel dank. Archeologische Instanties: (Oud-)medewerkers BMA, gemeente Amsterdam (J. Gawronski, A. Lagerweij, W. Krook, R. Jayasena) - Hollandia Archeologen - ADC-ArcheoProjecten gemeente Zaanstad (P. Kleij) - Archeologische Dienst, Gemeente Hoorn. Archeometrisch onderzoeksinstituut: CNR-ISTEC, Faenza (F. Amato). Museale collecties: Gemeentemuseum Het Hannemahuis, Harlingen - Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam - Museo Internazionale delle Ceramiche, Faenza Museo Montelupo - Civico Museo Storico, Savona. Privécollecties: W. Snip - J. Maas - J. Roos - J. den Das - E. Specht. Restauratie objecten: E.Kieft, A. van Helbergen, J.G. Venhuis. Vormgeving: P. Crucq. Raad en daad: S. Ostkamp, S. Peters, T. & K. Jaspers. Het onderzoek van twee maanden in Italië in 2006 is mogelijk gemaakt dankzij een verblijfsbeurs van het Nederlands Kunsthistorisch Instituut te Florence en een werkbeurs van de Ottema-Kingma Stichting te Leeuwarden. De Stichting Het Nederlandse Gebruiksvoorwerp (SHNG) te Rotterdam heeft een financiële bijdrage geleverd voor de fotografie. Foto’s en tekeningen van de auteur, tenzij anders vermeld.

1 Jaspers 2007c. 2 Gemeentelijke Archeologische Dienst, thans Bureau Monumenten en Archeologie, gemeente Amsterdam, opgraving Waterlooplein, 1980-1982. 3 Enkhuizen De Baan I, archeologisch onderzoek uitgevoerd door Hollandia Cultuurhistorisch Onderzoek & Archeologie: Van der Berg 2004; Enkhuizen De Baan II, archeologisch onderzoek uitgevoerd door ADC– ArcheoProjecten: De Boer 2006; Jaspers en Ostkamp 2006. 4 Reddingsoperatie en berging van de vondsten uitgevoerd door Gemeentemuseum Het Hannemahuis en lokale amateurarcheologen, voorafgaand aan een bouwproject aan de Rapenburg. 5 Jaspers (in voorbereiding a). 6 Berti 1997. 7 Zie voor een algemene inleiding die de oude stand van onderzoek het beste samenvat Hurst, Neal en Van Beuningen 1986, pp. 12-37. 8 Baart, Krook en Lagerweij 1990. 9 Jaspers 2007b. 10 Jaspers 2007b. Onlangs is een uitgebreid doctoraalonderzoek verricht aan de Rijksuniversiteit Leiden onder begeleiding van prof.dr. T. Eliëns en dr. M. van Aken-Fehmers naar de geheel witte faience in archeologische en museale collecties, met de nadruk op het witte Delfts (Verspuij 2008). 11 Het Deventer-systeem is het classificatiesysteem voor laat- en postmiddeleeuws keramiek en glas. De centrale database achter het Deventer-systeem wordt beheerd door de Stichting Promotie Archeologie (SPA) in Zwolle. 12 Saccardo, Camuffo en Gobbo 1995, pp. 59-60. 13 Berti 1997, pp. 91-92, 233. 14 Pessa 2005, pp. 35-36. 15 Jaspers 2007c, pp. 128-129. 16 Ligurië: Lavagna 1995, pp. 146-147; Varaldo 1995, pp. 191-193. Faenza: Ravanelli Guidotti 1996, p. 410. Venetië: Saccardo, Camuffo en Gobbo 1995, p. 80. Deruta: Busti en Cocchi 2001, p. 100. Abruzzo: Troiano en Verrocchio 2002, pp. 196, 200-201. 17 In geen van de Italiaanse archeologische en kunsthistorische publicaties die materiaal presenteren van buiten Ligurië is dit type bord met overhangende rand aangetroffen. Het is echter wel het meest voorkomende bordtype onder de Ligurische berrettino.

18 Een fragment van een vierde exemplaar bevindt zich in de vergelijkingscollectie van het Amsterdams Archeologisch Centrum van de Universiteit van Amsterdam. 19 Bernat, Ciccotti en Restagno 1995, p. 122. 20 In Italiaanse en Nederlandse aardewerkpublicaties wordt ook de term ju’i-motief gebruikt. 21 Dieren: Hurst, Neal en Van Beuningen 1986, pp. 28, fig. 10.18; Jaspers 2007a, p. 106. Portretten: van deze portretborden zijn nog zeker vier andere relatief complete voorwerpen bekend uit Nederlandse opgravingen. In Ligurië zijn dergelijke vrijwel compleet bewaard gebleven portretborden uitermate zeldzaam. 22 Eind jaren 1960 is door de Italiaanse onderzoekers Farris en Ferrarese een typologie opgesteld die de stilistische kenmerken van het Ligurische berrettino benoemt (Farris en Ferrarese 1969, pp. 11-45). Tot op heden is dit de meest complete en bruikbare analyse van de voorkomende decors op de zestiendeeeuwse Ligurische faience. Bovendien biedt het de nomenclatuur voor de decors die door onze Italiaanse collega’s gebruikt wordt. Houvast voor het dateren van het materiaal geeft de typologie van Farris en Ferrarese echter niet. Omdat in Ligurië weinig scherp gedateerde archeologische vondstcomplexen zijn opgegraven is het koppelen van een datering aan deze typologie een probleem. Er zijn in totaal slechts drie Ligurische opgravingen die hiervoor een ingang bieden. De eerste opgraving betreft het terrein Priamàr in Savona, die een datum post en ante quem biedt voor Ligurische faience rond het jaartal 1544 (Lavagna 1995, p. 135). De opgraving van de kathedraal van Albenga in het westen van Ligurië (Varaldo 1995, pp. 171-193) biedt een datum ante quem rond het jaar 1586. De derde opgraving betreft een complex met pottenbakkersafval uit Albisola Marina (Bernat, Ciccotti en Restagno 1995, pp. 117-134). Dit complex heeft een sluitdatum van rond 1650, maar geen duidelijke begindatum. Op basis van het vondstmateriaal is het vondstcomplex gedateerd aan het eind van de zestiende en begin van de zeventiende eeuw. Hiernaast bieden de onderzochte vondstcomplexen uit Amsterdam, Enkhuizen en Harlingen een houvast voor het bepalen van de periodes dat het Ligurische materiaal in de Noordelijke Nederlanden voorkwam (Jaspers 2007c, pp. 111-129). 23 Bernat, Ciccotti en Restagno 1995, p. 122. 24 Bitter, Dijkstra, Roedema en Van Wilgen 1997, p. 23, cat.nr. 67. 25 Jaspers 2007c, pp. 183, cat.nr. 35. 26 Jaspers 2007a, pp. 102-103. 27 Saccardo, Camuffo en Gobbo 1995, p. 63. 28 Er zijn voorbeelden van foglie bekend uit alle drie onderzochte steden: Amsterdam, Harlingen en Enkhuizen. 29 Saccardo, Camuffo en Gobbo 1995, p. 82. 30 Cipriano Piccolpasso, de majolicaschilder en dichter die de kunst van het plateelbakken in de jaren vijftig van de zestiende eeuw uitvoerig heeft beschreven en geïllustreerd, omschrijft zowel de landschapjes als de fogliedecors als typerend voor de steden Genua en Venetië. Piccolpasso 1980 (1550’s), pp. 114, 117. 31 Ravanelli Guidotti 1998, pp. 105-110; Saccardo, Camuffo en Gobbo 1995, pp. 62-63, 73. 32 Giunti 1995, p. 85; Saccardo, Camuffo en Gobbo 1995, pp. 67-68. 33 Giunti 1995, p. 89. 34 Ostkamp en Kaneda 2006, pp. 323, cat.nr. 131. 35 Farris en Ferrarese 1969, pp. 22-24, Tav. VI, VII; Lavagna 1995, p. 136. 36 Subacchi 2002, pp. 23-38. 37 Bernat, Ciccotti en Restagno 1995, pp. 124-125. 38 Milanese 1995, p. 222. 39 Cameirana 1989a. 40 Cameirana 1989b, p. 23. 41 Zie voor een uitgebreide bespreking van deze problematiek Farris 2004, pp. 61-108. 42 Restagno 1989, p. 14. 43 De informatie in deze alinea is mede gebaseerd op mondelinge mededelingen door Arrigo Cameirana, de nestor van de studie naar zeventiende- en achttiendeeeuwse Ligurische faience.

28


44 Zie voor een overzicht en interpretatie van de betekenis van de gebruikte Chinese symbolen Van der Pijl-Ketel 1982, pp. 268-283. 45 Restagno 1989, p. 14. 46 De dateringen zijn bij benadering omdat goed gedateerde vondstcomplexen ontbreken. 47 Een identieke randdecoratie is bekend van meerdere borden, een kan en een fles die aan Turijn worden toegeschreven op basis van de aanwezigheid van het wapen van Turijn, met een kruis in het schild, op de onderzijde van de voorwerpen. Farris 2004, pp. 71, 74, 80, 87, 95. Er bestaat hierover echter discussie. Datzelfde wapen is in het verleden ook in verband gebracht met het familiewapen van de Savonese pottenbakker Giovanni Battista Croce (‘Croce’ is Italiaans voor ‘Kruis’). 48 Chilosi en Mattiauda 2004, pp. 94, 96; Farris 2004, p. 91. 49 Ravanelli Guidotti 1987, pp. 262-263. 50 De term voor deze specifieke stijlgroep is voor het eerst geformuleerd en toegepast in 1938 door de Italiaanse onderzoeker Ballardini: Liverani 1957, pp. 160-163. 51 Zie voor een nauwgezet overzicht van de tot 2002 gepubliceerde vind- en productieplaatsen van compendiariofaience in Italië en daarbuiten Troiano en Verrocchio 2002, pp. 185-187. 52 Liverani 1957, pp. 160-163. 53 Bernat, Ciccotti en Restagno 1995. 54 Berti 1997, pp. 196-197, 372-373. 55 Busti 1986; Guaitini 1980. 56 Troiano en Verrocchio 2002, pp. 185-239. 57 Tortolani 2004. 58 Jaspers 2007b; Rosen 2003. 59 Marsilli 1996, pp. 57-60; Rada 1960, pp. 33-39. 60 Wilson 1987, pp. 148-149. 61 Baart 1985, p. 168; Baart 1986, pp. 82-83, 85; Baart 1991, pp. 233-235, 240 (fig. 14); Baart, Krook en Lagerweij 1990, p. 7; Hurst, Neal en Van Beuningen 1986, pp. 24-26. Alleen voor catalogusnummer 9.14 uit deze publicatie bestaan parallellen uit Faenza (Ravanelli Guidotti 1996, pp. 412-413). Catalogusnummer 9.15/ pl. 4 betreft een product uit Deruta en niet uit Faenza (Ravanelli Guidotti 1987, p. cat.nr. 116). 62 Voor een ander deel van de compendiario tasten we wat herkomst betreft nog in het duister. In het classificatiemodel in Jaspers 2007c is het compendiariomateriaal dat we in Nederland vinden in acht groepen opgedeeld. Stilistische en morfologische kenmerken zijn hierbij vergeleken met parallellen waarvan de herkomst bekend is. Jaspers 2007c, pp. 67-86, 203-235. Ook de nog te verschijnen monografie (Jaspers, in voorbereiding a) gaat hier uitgebreid op in. 63 Jaspers 2007b. 64 Voor een uitgebreid geïllustreerd overzicht van de Faentijnse compendiario, zie Ravanelli Guidotti 1996. De producten met een uit Faenza bekende signatuur zijn met zekerheid aan Faenza toegeschreven. Daarnaast zijn er tijdens opgravingen in de stad vele ongesigneerde stukken gevonden die stilistisch overeenkomen met de gesigneerde Faentijnse stukken. 65 Ravanelli Guidotti 1996. 66 Jaspers 2007b, p. 3; Tissink 2003, p. 28. 67 Ravanelli Guidotti 1996, p. 197. 68 Ravanelli Guidotti 1996, pp. 412-413. 69 Jaspers (in voorbereiding b). 70 Tissink 2003, p. 28. 71 Van den Boogert 1999. 72 Troiano 2002, pp. 185-186. 73 De belangrijkste referentie betreffende compendiario uit Centraal-Italië (o.a. Rome, Deruta) is de publicatie van een archeologische opgraving in Rome. Een grote variëteit aan sterk gefragmenteerd materiaal, waaronder ook bakafval, is in detail beschreven en voorzien van een herkomstbepaling en datering (Ricci 1985). Naast deze publicatie bestaan er verscheidene museumcatalogi die vooral het materiaal uit Deruta presenteren, veelal bewaard uit overlevering (Busti 1986; Fiocco en Gherardi 1988; Guaitini 1980). Helaas zijn in geen van deze publicaties profieltekeningen van de vormen opgenomen.

29

74 Er zijn ook dergelijke exemplaren uit Deruta gevonden in Harlingen, Amsterdam (Hurst, Neal en Van Beuningen 1986, pp. 25-26, fig. 9.15 en pl. 4), Grootebroek (kruisigingsscène, particuliere collectie) en Enkhuizen (mededeling D. Duijn en C. Schrickx, Archeologische Dienst Hoorn). 75 Ricci 1985, pp. 399, 403-404. 76 Opgraving ADC-ArcheoProjecten in Vlissingen aan de Dokkershaven. Deze opgraving leverde naast bijzondere Italiaanse voorwerpen ook een keur aan importen uit Portugal, Spanje, Frankrijk en China op, alsmede een grote hoeveelheid zeventiende-eeuwse Nederlandse majolica en glas. Het rapport van de opgraving – Claeys (in voorbereiding), Jaspers (in voorbereiding b) – verschijnt als ADC-monografie. 77 Troiano 2002, p. 187. 78 Troiano 2002, p. 187. 79 De eerste historische vermelding van de aanwezigheid van bassins t.b.v. de faienceproductie in Vietri dateren uit 1609. Tortolani 2004, p. 87. 80 Veel van de Napolitaanse compendiario werd vroeger aan het productiecentrum Castelli d’Abruzzo toegeschreven. Naar deze plaats is de stijl “Compendiario-Castellano” vernoemd (Troiano 2002, pp. 187-195). In de productiecentra Salerno en Vietri in de buurt van Napels en in Napels zelf is bakafval met compendiario in dezelfde stijl als uit Castelli aangetroffen. Tegenwoordig wordt de decoratiestijl die zowel in de regio rond Castelli d’Abruzzo als in een van de centra in en rond Napels is vervaardigd “Compendiario Salernitano-Castellano”, “Compendiario Vietrese-Castellano”, of, meer algemeen, “Compendiario Napoletano-Castellano” genoemd (Tortolani 2004). 81 Twee fraaie schotels zijn tijdens sloopwerkzaamheden aan de Turfmarkt in Leeuwarden aan het licht gekomen. Zij zijn afkomstig uit Castelli d’Abruzzo of uit een van de productiecentra rond Napels. Zie hiervoor Korf 1978, p. 28. 82 Troiano 2002, pp. 187-190. Dit type rand is door Troiano gedefinieerd als groep 1: Decorazione a tralci con girali, fiori o frutta. 83 Troiano 2002, p. 193. Dit type rand is door Troiano gedefinieerd als groep 6: Decorazione con fiori dai lunghi pistilli. 84 Baart 1985, p. 171. 85 Jacobs en Van Veen 1996, p. 25; Van Dam 1982, pp. 74-75. 86 Jaspers 2007b, p. 3. 87 Bernat, Ciccotti en Restagno 1995. 88 Bernat, Ciccotti en Restagno 1995, pp. 119, 130-131. 89 Bernat, Ciccotti en Restagno 1995, p. 130. 90 Jaspers 2007b, p. 3. 91 Jaspers 2007c, pp. 111-129. 92 Momenteel loopt een onderzoek waarin Bureau Monumenten en Archeologie, Afdeling Archeologie van de Gemeente Amsterdam en het archeometrische onderzoeksinstituut CNR-ISTEC (Consiglio Nazionale delle Ricerche-Istituto di Scienza e Tecnologia dei Materiali Ceramici) te Faenza, Italië, samenwerken. Dit onderzoek beoogt een antwoord te geven op de vragen die tijdens het doctoraalonderzoek Schoon en werkelijk aangenaam zijn gerezen. 93 Van Dam 1982, p. 70. 94 Cameirana 1995. 95 Berti 1997, pp. 199-201, 380-387. 96 Er zijn in Hoorn, opgraving Karperkuil, ook twee voorbeelden van dergelijke borden opgegraven. Mededeling C. Schrickx, Archeologische Dienst Hoorn. 97 Grandazzi 2003, p. 92. 98 ‘Schoon’ in de zin van het Franse ‘propre’. De Montaigne 1993 (1580/1581), p. 281: ‘Als ik in aanmerking neem hoe schoon dit aardewerken serviesgoed is, dat wel porselein lijkt, zo wit en gaaf als het is, en zo goedkoop, vind ik het werkelijk aangenamer om van te eten als het Franse tin, vooral als het zo lelijk is als in de herbergen.’

v orm e n u i t v u u r n r . 2 0 4


Literatuur Baart 1985 J.M. Baart, ‘Ceramiche italiane rinvenute in Olanda e le prime imitazioni olandesi’, Rapporti ceramici tra Italia ed Europa settentrionale, Atti XVI Convegno internazionale della ceramica, Albisola Superiore 1985, pp. 161-187 Baart 1986 J.M. Baart, ‘Italiaanse majolica en faïence uit de Amsterdamse bodem: het tafelgoed van de gegoede burgerij’, in: R. Kistenmaker en M. Jonker (red.), De smaak van de elite: Amsterdam in de eeuw van de beeldenstorm, Amsterdam 1986, pp. 78-92 Baart 1991 J.M. Baart, ‘Italian pottery from the Netherlands and Belgium’, in: T. Wilson (red.), Italian renaissance pottery, Londen 1991, pp. 232-240 Baart, Krook en Lagerweij 1990 J.M. Baart, W. Krook en A.C. Lagerweij, ‘Italiaanse en Nederlandse witte faience (1600-1700)’, Mededelingenblad Nederlandse vereniging van vrienden van de ceramiek 138 (1990/2), pp. 4-48 Van der Berg 2004 G. van der Berg, ‘Archeologische opgraving Enkhuizen “De Baan” 2004 (1e fase)’, Hollandia Reeks 61, Zaandijk 2004 Bernat, Ciccotti en Restagno 1995 C. Bernat, M. Ciccotti en D. Restagno, ‘Una discarica di ceramica cinquecentesca sotto la vecchia ferrovia ad Albisola Marina’, La maiolica ligure del cinquecento nascita e irradiazione in Europa e nelle Americhe, Atti XXV Convegno internazionale della ceramica, Albisola 1995, pp. 117-134 Berti 1997 F. Berti, Le ceramiche da mensa dal 1480 alla fine del XVIII, Montelupo Fiorentino 1997 Bitter, Dijkstra, Roedema en Van Wilgen 1997 P. Bitter, J. Dijkstra, R. Roedema en R. van Wilgen, ‘Wonen op niveau. Catalogus van keramiek en glas’, Rapporten over de Alkmaarse Monumentenzorg en Archeologie Rapport 5A, Alkmaar 1997 De Boer 2006 P. de Boer, ‘Bodemvondsten uit de Boerenhoek, Enkhuizen, opgraving “De Baan” (fase 2)’, ADC-Rapport 452, Amersfoort 2006 Van den Boogert 1999 B. van den Boogert (red.), Rembrandts schatkamer, Zwolle 1999 Busti 1986 G. Busti (red.), Omaggio a Deruta, Perugia 1986 Busti en Cocchi 2001 G. Busti en F. Cocchi, Dulce est amare. Ceramiche tradizionali di Deruta a soggetto amoroso, Deruta/ Perugia 2001 Cameirana 1989a A. Cameirana, ‘La porcellana cinese, il decoro “calligrafico naturalistico” ligure e un piatto di Albisola datato 1683’, in: A. Cameirana (red.), Ceramica in banca. 50 maioliche liguri della Cassa di Risparmio di Genova e Imperia, Albisola Superiore 1989a, pp. 21-26 Cameirana 1989b A. Cameirana (red.), Ceramica in banca. 50 maioliche liguri della Cassa di Risparmio di Genova e Imperia, Albisola Superiore 1989b Cameirana 1995 A. Cameirana, ‘Maioliche decorate a grottesche ed istoriate nella ceramica Savonese della seconda metà del ‘500’, La maiolica ligure del cinquecento nascita e irradiazione in Europa e nelle Americhe, Atti XXV Convegno internazionale della ceramica, Albisola 1995, pp. 165-170 Chilosi en Mattiauda 2004 C. Chilosi en E. Mattiauda, Bianco-blu. Cinque secoli di grande ceramica in Liguria, Genua/Milaan 2004 Claeys (in voorbereiding) J. Claeys, ‘Vlissingen Scheldeterrein: Leven en sterven aan de Dokkershaven in Gouden Eeuw. Een archeologische opgraving’, ADC-Rapport 1635, Amersfoort (in voorbereiding)

Van Dam 1982 J.D. van Dam, ‘Geleyersgoet en Hollantsch porceleyn. Ontwikkelingen in de Nederlandse aardewerkindustrie 1550-1660’, Mededelingenblad Nederlandse Vereniging van Vrienden van de Ceramiek 108 (1982/3), pp. 1-92 Farris 2004 G. Farris, ‘Per una storia della ceramica torinese del ‘600’, Faenza. Bolletino del museo internazionale delle ceramiche 1-6 (2004), pp. 61-108 Farris en Ferrarese 1969 G. Farris en V.A. Ferrarese, ‘Contributo alla conoscenza della tipologia e della stilistica della maiolica Ligure del XVI secolo’, Secondo Convegno, Albisola 1969, pp. 11-46 Fiocco en Gherardi 1988 C. Fiocco en G. Gherardi, Ceramiche umbre dal Medioevo allo Storicismo, Faenza 1988 Giunti 1995 R. Giunti, ‘Ritrovamenti di frammenti di maiolica berrettina nell’ex monastero dello Spirito Santo a Venezia Succursale del Liceo Artistico Statale.’ La maiolica ligure del cinquecento nascita e irradiazione in Europa e nelle Americhe, Albisola 1995, pp. 83-94 Grandazzi 2003 J. Grandazzi (red.), La faïence européenne au XVII siècle. Le triomphe de Delft., Sèvres 2003 Guaitini 1980 G. Guaitini (red.), Antiche maioliche di Deruta per un museo regionale della ceramica umbra, Florence 1980 Hurst, Neal en Van Beuningen 1986 J.G. Hurst, D.S. Neal en H.J.E. van Beuningen, Pottery produced and traded in north-west Europe 1350-1650, Rotterdam 1986 Jacobs en Van Veen 1996 E. Jacobs en M.M.A. van Veen, ‘Tussen koor en controle. Opgravingen op het terrein van de Algemene Rekenkamer aan het Lange Voorhout’, VOM-reeks 1996/3, Den Haag 1996 Jaspers 2007a N.L. Jaspers, ‘Bont en blauw van de Straet’, in: C. Schrickx en T. Van de Walle-van der Woude (red.), Hoogtepunten uit de Hoornse bodem, Archeologie in Noord-Holland, Hoorn 2007a, pp. 102-107 Jaspers 2007b N.L. Jaspers, ‘Met de Franse slag. Franse compendiariofaience uit Nederlandse bodem (ca. 16001660)’, Vormen uit Vuur 199 (2007b/4), pp. 2-16 Jaspers 2007c N.L. Jaspers, Schoon en werkelijk aangenaam. Italiaanse importkeramiek uit de 16de en 17de eeuw in Nederlandse bodem, Doctoraalscriptie Archeologie van de Middeleeuwen en de Moderne tijd (ongepubliceerd), J. Gawronski en S. Ostkamp (begeleiders), Universiteit van Amsterdam, Amsterdam 2007c Jaspers (in voorbereiding a) N.L. Jaspers, Clean and infinitely preferable. Sixteenth and seventeenth century Italian ceramics from the Dutch soil (werktitel), Zwolle (in voorbereiding) Jaspers (in voorbereiding b) N.L. Jaspers, ‘Grenzeloos geliefd. Keramiek van dichtbij en ver weg uit de opgraving.’ in: J. Claeys (red.), Vlissingen Scheldeterrein: Leven en sterven aan de Dokkershaven in Gouden Eeuw. Een archeologische opgraving, ADC-Rapport 1635, Amersfoort (in voorbereiding) Jaspers en Ostkamp 2006 N.L. Jaspers en S. Ostkamp, ‘Het aardewerk uit de opgraving’, in: P. de Boer (red.), Bodemvondsten uit de Boerenhoek, Enkhuizen, opgraving “De Baan” (fase 2), ADC-Rapport 452, Amersfoort 2006, pp. 21-35 Korf 1978 D. Korf, ‘Majolicategels en -schotels uit de bouwput 1974 van het Fries Museum’, in: G. Elzinga en D. Korf (red.), Vondsten uit eigen bodem, Fries Museum Facetten 9, Leeuwarden 1978, pp. 20-32 Lavagna 1995 R. Lavagna, ‘Tipologie della maiolica ligure del cinquecento dagli scavi del Priamàr a Savona’, La maiolica ligure del cinquecento nascita e irradiazione

30


in Europa e nelle Americhe, Atti XXV Convegno internazionale della ceramica, Albisola 1995, pp. 134-147 Liverani 1957 G. Liverani, ‘Bianco di Faenza: The development of white maiolica’, The connoisseur: an illustrated magazine for collectors (1957), pp. 160-163 Marsilli 1996 P. Marsilli, ‘Bianchi mitteleuropei’, in: C. Ravanelli Guidotti (red.), Faenza-faïence. “Bianchi” da Faenza, Ferrara 1996, pp. 51-62 Milanese 1995 M. Milanese, ‘La maiolica Ligure come indicatote archeologico del commercio d’età moderna e la sua diffusione nei contesti stratigrafici della Toscana’, La maiolica ligure del cinquecento nascita e irradiazione in Europa e nelle Americhe, Atti XXV Convegno internazionale della ceramica, Albisola 1995, pp. 211-226 De Montaigne 1993 (1580/1581) M. de Montaigne, Reis naar Italië. Een reis naar Italië via Zwitserland en Duitsland in 1580-1581, Amsterdam 1993 (1580/1581) Ostkamp en Kaneda 2006 S. Ostkamp en A. Kaneda, ‘Het aardewerk uit de opgraving’, in: J. Dijkstra, S. Ostkamp en G. Williams (red.), Archeologisch onderzoek op het terrein van de voormalige Berghuijskazerne te Middelburg, ADCRapport Amersfoort 2006, pp. 51-91 Pessa 2005 L. Pessa, Le ceramiche liguri, Milaan 2005 Piccolpasso 1980 (1550’s) C. Piccolpasso, ‘I tre libri dell’arte del vasaio = The three books of the potter’s art : a facsimile of the manuscript in the Victoria and Albert Museum’, in: R. W. Lightbown en A. Caiger-Smith (red.) 2, Londen 1980 (1550’s), pp. 5-123 Van der Pijl-Ketel 1982 C.L. van der Pijl-Ketel (red.), The ceramic load of the ‘Witte Leeuw’ (1613), Amsterdam 1982 Rada 1960 P. Rada, Book of ceramics, Londen 1960 Ravanelli Guidotti 1987 C. Ravanelli Guidotti, Donazione Paolo Mereghi. Ceramiche europee ed orientali, Faenza 1987 Ravanelli Guidotti 1996 C. Ravanelli Guidotti, Faenza-faïence. “Bianchi” da Faenza, Ferrara 1996 Ravanelli Guidotti 1998 C. Ravanelli Guidotti, Omagio a Venezia. Maioliche veneziane tra manierismo e barocco nelle racolte del Museo Internazionale delle Ceramiche in Faenza, Faenza 1998 Restagno 1989 D. Restagno, ‘Il Museo della ceramica <Manlio Trucco> e la produzione albisolese dei secoli XVII e XVIII’, in: A. Cameirana (red.), Ceramica in banca. 50 maioliche liguri della Cassa di Risparmio di Genova e Imperia, Albisola Superiore 1989, pp. 13-17 Ricci 1985 M. Ricci, ‘Maiolica di età rinascimentale e moderna’, in: D. Manacorda (red.), Archeologia urbana a Roma: il progetto della Crypta Balbi. 3. Il giardino del Conservatorio di S. Caterina della Rosa, Archeologia urbana a Roma: il progetto della Crypta Balbi 3, Florence 1985, pp. 303-424 Rosen 2003 J. Rosen, ‘L’emancipation des sources gravées: de la majolique italienne à la faience française (15401645)’, in: J. Rosen (red.), Majoliques Européennes. Reflets de l’Estampe Lyonnaise (XVI-XVII siècles). Actes des journées d’études internationales <Estampes et Majoliques>, Rome/ Lyon 2003, pp. 126-141 Saccardo, Camuffo en Gobbo 1995 F. Saccardo, S. Camuffo en V. Gobbo, ‘La maiolica a smalto berrettino di Venezia’, La maiolica ligure del cinquecento nascita e irradiazione in Europa e nelle Americhe, Albisola 1995, pp. 59-82 Subacchi 2002 P. Subacchi, ‘The Italian community in 16th century

31

Antwerp’, in: J. Veeckman, S. Jennings, C. Dumortier, D. Whitehouse en F. Verhaeghe (red.), Majolica and glass from Italy to Antwerp and beyond. The transfer of technology in the 16th-early 17th century, Antwerpen 2002, pp. 23-38 Tissink 2003 F. Tissink, Museum Het Rembrandtshuis Amsterdam, Amsterdam/Gent 2003 Tortolani 2004 G. Tortolani, ‘I “bianchi” ed il compendiaro nel salernitano’, Azulejos. Rivista di studi ceramici. Produzione, consumo, commercio in Etá Postclassica (2004), pp. 85-138 Troiano 2002 D. Troiano, ‘Maiolica con decorazione di stile compendiario e tardo compendiario’, in: D. Troiano en V. Verrocchio (red.), La ceramica postmedievale in Abruzzo. Materiale dallo scavo di Piazza Caporali a Castel Frentano (CH), Documenti di Archeologia Postmedievale, Florence 2002, pp. 185-240 Troiano en Verrocchio 2002 D. Troiano en V. Verrocchio (red.), La ceramica postmedievale in Abruzzo. Materiale dallo scavo di Piazza Caporali a Castel Frentano (CH). Documenti di Archeologia Postmedievale, Florence 2002 Varaldo 1995 C. Varaldo, ‘La maiolica ligure del cinquecento nello scavo della catedrale di Albenga’, La maiolica ligure del cinquecento nascita e irradiazione in Europa e nelle Americhe, Albisola 1995, pp. 171-193 Verspuij 2008 B. Verspuij, Wit Delfts aardewerk, master-scriptie kunstgeschiedenis (ongepubliceerd), T.M. Eliëns en M.S. van Aken-Fehmers (begeleiders), Rijksuniversiteit Leiden, Leiden 2008 Wilson 1987 T. Wilson, Ceramic art of the Italian renaissance, Londen 1987

v orm e n u i t v u u r n r . 2 0 4


Glastentoonstellingen in het Gemeentemuseum Den Haag Het Gemeentemuseum Den Haag toont zijn collectie glas in twee opeenvolgende exposities onder de titel Glinsterend Glas: 1500 jaar Europese glaskunst aan het publiek. Het artikel van Kristin Duysters elders in deze Vormen uit Vuur is hieraan gewijd. Daarnaast is in het Gemeentemuseum t/m 1 november 2009 de tentoonstelling Glas(s), Gerrit Rietveld Academie Amsterdam 19692009 te bezichtigen. De tentoonstelling is in nauwe samenwerking met de Gerrit Rietveld Academie tot stand gekomen. De glasafdeling van de Gerrit Rietveld Academie neemt nationaal en internationaal een unieke positie in en kan tot de belang-

Katrin Maurer, Kyoto, 2005 In de vorm gesmolten glas, 50 x 50 x 15 cm Collectie Gemeentemuseum Den Haag

rijkste glasopleidingen ter wereld worden gerekend. Dit jaar bestaat de glasafdeling veertig jaar en dit lustrum wordt gevierd met de tentoonstelling Glas(s), Gerrit Rietveld Academie Amsterdam 1969-2009 in het Gemeentemuseum Den Haag. Glas(s) toont de rijke geschiedenis van de glasafdeling en laat aan de hand van hedendaagse ontwerpen zien hoe toonaangevend de opleiding nog steeds is. Nederland heeft een lange traditie als het gaat om de betrokkenheid van kunstenaars, architecten en vormgevers bij het vervaardigen van glas. Al in de jaren twintig van de vorige eeuw begon de Glasfabriek Leerdam met kunstenaars samen te werken. In die periode was het de kunstenaar die het ontwerp maakte en de glasblazer die hieraan vorm gaf. In 1940 werd een glasschool opgericht die nauw aan de glasfabriek was verbonden. De samenwerking tussen kunstenaar en ambachtsman werd in de loop van de jaren steeds intensiever, maar de kunstenaar was voor de uitvoering altijd gebonden aan de mogelijkheden van de fabriek. In het midden van de jaren zestig kwam daarin een grote ommekeer. Dankzij de uitvinding van een klein, verplaatsbaar smeltoventje dat in het eigen atelier gebruikt kon worden, kreeg de kunstenaar de vrijheid om zelf met het materiaal glas te werken en te experimenteren. Het zogenaamde studioglas was geboren. Sybren Valkema, glasontwerper en docent in Leerdam vanaf de jaren veertig, speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling

English summaries ‘Clean and infinitely preferable’ Italian faience from Dutch soil (1550-1700) Nina Linde Jaspers In this article ‘Clean and infinitely preferable’ (note 98) a classification model for Italian import ceramics based on the present knowledge of decorations, styles, morphology and origins of Italian faience from Dutch soil will be discussed. It is a summary of a MA-thesis presented in 2007 at the University of Amsterdam. In a, yet to be published, monograph all this and various other matters will be discussed in more detail.

van het werken met glas, zowel door zijn technische als zijn artistieke ideeën. In 1969 opende Valkema het glasatelier in de Rietveld Academie, waarna de glasafdeling is uitgegroeid tot een van de belangrijkste opleidingen ter wereld. Met de tentoonstelling en de uitgebreide, gelijknamige publicatie die gelijktijdig verschijnt, wordt niet alleen een overzicht gegeven van de afgelopen veertig jaar, waarbij ook wordt ingegaan op recente ontwikkelingen. Het accent in de tentoonstelling ligt bij de hedendaagse glaskunst met werken van (oud)docenten en (oud)studenten als Bert Frijns, Mieke Groot, Dafna Kaffeman, Katrin Maurer, Richard Meitner, Richard Price, Sybren Valkema, Gareth Noel Williams en vele anderen.

Durk Valkema, Glazen stad, 1976 Gedeeltelijk in een vorm geblazen glas, verlijmd, bladgoud, h. max. 61 cm Collectie Nationaal Glasmuseum Leerdam

by Gretha Scholten

Classification according to decoration and origins of Italian faience found in Dutch soil Berrettino The term berrettino is used for earthenware with a blue tin glaze and decoration. It was first produced in Faenza (note 12), but only berrettino from Liguria and Veneto has been found in Dutch soil. Liguria - berrettino monochrome Ligurian berrettino was mass-produced and exported all over the world (note 14); in Dutch archaeological sites dating from before 1600 most of the Italian import ware consists of Ligurian berrettino, in finding-places dating from the first half of the seventeenth century this is about a quarter (note 15). The number of models of berrettino ware found in the Netherlands is limited and they are fairly simple. Three very common types of Ligurian berrettino dishes are 1) flat dishes with an everted rim and a foot-ring (fig. 1), 2) similar deep dishes

53

v orm e n u i t v u u r n r . 2 0 4

(fig. 2) and 3) dishes with a folded-back rim and a foot-ring (figs. 3, 11, 33); nos. 1 and 2 were produced all over Italy (note 16), no. 3 apparently only in Liguria (note 17). There are two types of bowl: small ones with a straight rim (like fig. 6) and bigger ones with folded-back rims (like fig. 12 and 44). The decorations are always in a darker blue than the background and they too are fairly standardized. On the reverse they consist of crossing arcs; for the rims see figures 1-5, and for the well figures 1-2 and 5 (note 20). These rim and well decorations occur in numerous combinations (note 21). Liguria - berrettino polychrome Berrettino products with a polychrome decoration are much rarer; only three examples of berrettino polychrome – all the same type of flat dish – have been found (fig. 5). Veneto - berrettino monochrome Very few examples of monochrome berrettino from Veneto have been found


English summaries in Dutch soil; one of them is a bowl with a straight rim (fig. 6) and foglie decoration. The foot-ring is often taller and straighter than in similar berrettino products from Liguria. The portrait dish on the cover of this issue of Vormen uit Vuur is a wonderful example of monochrome berrettino with touches of white from Veneto; products with landscapes have also been found (fig. 7), but objects with foglie decoration occur most often (fig. 8, note 28). Some of the deep dishes are similar to those of Ligurian berrettino with respect to form, but other Venetian products have taller, sharper and more cylindrical foot-rings. Veneto - Lapis lazuli A unique find is an incomplete dish with a lapis lazuli blue background (fig. 9, notes 32-33). Ligurian blue-white In late sixteenth-century Dutch strata Ligurian faience with a white background is rare, but in strata from the first half of the seventeenth century it appears in relatively large numbers. Production of Ligurian blue-white was standardized, and the models of dishes and bowls are almost identical to those of the Ligurian berrettino. The decorations too were standardized: see figures 2, 5 and 10-12. The palmette (like fig. 5) is by far the most common motif on Ligurian blue-white, especially in strata from after 1600. The portrait dish in figure 11 (right) is unique. Calligrafico naturalistico This term refers to the calligraphic way the decorations were applied and the subject of the decorations: scenes from nature. In Dutch soil only products from Liguria and Turin (Piemonte) have been found; attributing products to either of these regions is sometimes possible, but by no means always (note 41), as potters moved between the regions, like some of the sons of the famous Conrado family from Savona. They may have kept using the same marks (figs. 13, 15, notes 42-43) after moving to Piemonte. Because of stylistic similarities the jury is still out on the multi-sided bowl of figure 15 and the trellis-work fruit bowl (fig. 18, note 47). Liguria Several flat dishes (fig. 13), some bowls and a vase in calligrafico naturalistico from Liguria have been found. The early examples are in monochrome blue (fig. 13), from 1625 more colours were used (fig. 14, note 45). Piemonte (Turin) Some dishes (figs. 16-17) and round bowls, dated between 1625-1675, are attributed to the Piemontese production centres. For some objects (figs. 15, 18) it is uncertain if the origin is Liguria or Piemonte. A tappezzeria This term means ‘like tapestry’; from the 1650s people started working in this style in Albisola and Savona. So far Dutch soil has only yielded some dishes a tappezzeria (figs.

19-20). Decorations include mythological figures, landscapes and vegetative motifs. Often there is some space around the decoration, although there are cases in which it covers both the well and the rim (fig. 21). Like with calligrafico naturalistico the body is very thin. Compendiario Compendiario ware has a white background (note 50) with a sketchy decoration in orange, yellow and blue, sometimes with touches of manganese or green. Although other motifs occur, most often the central decoration is a putto framed by a border of stylised garlands. The compendiario style originated in Faenza around 1550 and became a huge success in Italy as well as in other European countries. Because compendiario was so popular and had many imitators attribution is difficult, but research has shed some light on where the compendiario found in Holland was made (note 61). An article on French compendiario was published in this magazine (note 63). Faenza Compendiario from Faenza is characterized by the refined way the decoration was applied; the forms are often richly ornamented. Dutch soil has yielded some plates, bowls with and without five-lobed ears (fig. 22, note 67), gadrooned dishes and footed bowls (note 66). A footed bowl (fig. 23, note 69) signed DOPI, the signature of a master painter from Faenza, is exceptional with respect to the quality of both form and decoration. Earlier a similar bowl was found in Amsterdam (fig. 24, note 70). Central Italy Only faience from Deruta, dating from between the late 16th century and the first half of the seventeenth century, has been found so far. One type of bowl, with a foot and one leaf-shaped-ear, turns up with some regularity (note 74); all known bowls are decorated with a Christian design (fig. 25, note 75-76). Kingdom of Naples Although little compendiario from southern Italy has been found, products from this region certainly reached the Netherlands (note 81). Unique is the gadrooned, footed dish with a typically southern-Italian garland (note 82) in figure 26. The example in figure 27 belongs to a type common in several parts of Italy (see figs. 31-32 for the form), but with an exclusively southernItalian garland. Possibly Liguria Until recently it was not known to which Italian production centre(s) the largest group of import compendiario, dating from between 1610 and 1650 and showing strong stylistic and morphological similarities, should be attributed. The objects in this group vary widely with respect to form, see e.g. figures 28, 32, 34-39. Very probably this compendiario was made in the same centres as Ligurian berrettino and Ligurian blue-white, although only sherds found in Albisola Marina suggest that Liguria had its own compendiario

54

industry (note 87). The decoration on these sherds is closely related to the stylised garlands on the objects in figures 30-32, 34, 36 and the decoration on the ear of a bowl found in Alkmaar (fig. 39) is identical to that on one of the fragments from Albisola (note 88). Furthermore, a lot of compendiario dishes and bowls with folded-back rims, a form unique for Ligurian production centres, have been found (fig. 29), suggesting they were made in the same region (compare figs. 3, 11, 29 and 33). Other similarities are the conical foot-rings, the somewhat weak transition from well to rim, the thickness of the body and the dimensions; e.g. the diabolo-shaped salts in figs. 4 and 35 show a close morphological and stylistic relationship. Finally, quantitative analysis of archaeological sites from between 1550 and 1650 indicates Ligurian origins for this type of compendiario: before 1600 the Ligurian berrettino constituted about two-thirds of all Italian imports, just after 1600 Ligurian blue-white took over to some extent, the total of Ligurian imports staying the same, and from ca. 1620 to 1650 the imports of the compendiario discussed in this last section (figs. 28-32, 34-39) greatly increased. If this compendiario really originated in Liguria, imports from the Republic of Genoa remained constant throughout the period. Archaeometric research is being done (note 92) to determine if the greater part of the compendiario to reach our country came from Liguria. Compendiario istoriato This style is closely related to the compendiario discussed above with respect to colours and painting technique, however, the narrative picture covers the whole object. The term istoriato means ‘narrative’ and the jug in figure 40 is actually in compendiario style with an istoriato design. Its origins cannot be determined, as no parallels of either jug or decoration are known, although a jug with the exact same shape, thought to originate from Liguria, was found in Dutch soil (fig. 36). Objects with a narrative decoration are seldom found in Holland, but the dish in figure 41 is one such example and shards of comparable dishes have also been found. A raffaellesca In a raffaellesca, just like with compendiario, putti were often used to decorate the well, whereas the colour combination too resembles compendiario. However, unlike compendiario the whole is richly decorated – with fanciful figures, so-called grotesque, on the rim. This style is named after the painter Rafael (1483-1520), who painted grotesques on the walls of the Vatican. As this type of faience was produced in many production centres, including Lyon and Nevers in France, it is difficult to definitely attribute many of the a raffaellesca objects found in Dutch soil to specific production centres (note 96). The bowl with two five-


lobed ears (fig. 42) was made in Faenza, but the origins of the bowl and the dishes in figures 43-45 cannot be determined as there are no exact parallels. The dishes, given their similarity, originated from the same production centre. A fragment found in Enkhuizen (fig. 46) being identical to a plate attributed to Nevers (note 97) proves that a raffaellesca products were also exported to the Netherlands from France. Conclusion and Appeal Progressing insight and the fact that the soil will no doubt keep on yielding up surprises will make the division into categories described in this article subject to changes. Seeing that accurate determination is important to draw the correct historical conclusions with respect to trade routes etc. the author welcomes any information about unknown Italian and French faience from Dutch soil and she will be only too pleased to incorporate them in the revised classification model in the coming monograph. You can mail any information, suggestions and comments to info@terracottaincognita.eu.

Glass exhibitions in the Gemeentemuseum Den Haag Kristin Duysters This year the Gemeentemuseum Den Haag will show its complete collection of ‘old’ glass in two consecutive exhibitions, titled Glittering Glass: 1500 years of European glass art. Concurrently there will be an exhibition of glass made by students and teachers of the Rietveld Academie: Glas(s), Gerrit Rietveld Academie Amsterdam 1969-2009. Below a number of exceptional pieces of ‘old’ glass will be looked at.

also used for dating; this has made dating more precise, and also shown that certain forms were in production side by side for a long time. However, the roemer in figure 2 with raspberry prunts on both stem and bowl is unique. Not unique, but still special are the roemers with smooth prunts and ribbed stem and bowl, often found in Dutch soil. Storks Diamond-point engravings were also used for decoration, e.g. on the roemer, signed CM and dated 1660 (fig. 3); on one side there is a stork with a stone in its claws and on the other a stork in the castle gates of The Hague, the stork being the emblem of The Hague. The cityscape behind the stork in the gates is presumably based on a painting by Jan van Goyen. French bowl with cover à la façon de Venise A lot of glassware à la façon de Venise was made in the Netherlands and consequently a lot is found in Dutch collections, which much more seldom include this type of glass from other countries. Therefore the blue French bowl, dating from between 16001650, with its gilded prunts and ornate finial is an important piece (fig. 4). Doornstokje The glass in figure 5 is a so-called doornstokje, a kind of ‘Stangenglas’, a tall, narrow, almost cylindrical beaker on a low footring of glass threads, a not very common type of glass. The glass pictured here is technically speaking a tremendous achievement with its tangle of glass thorn twigs within the body.

prints, onto glass; three of the about fifty known glasses signed by him are owned by the Gemeentemuseum. The big, signed roemer in fig. 7 (right) shows how subtly Greenwood managed to stipple a ‘screenfilling’ picture, after a painting by Adriaan van der Werff, on the flaring bowl. The picture on the glass in fig. 7 (middle), signed ‘F.G.’, is also based on a painting or print; this glass has been dated by analogy with a very similar one in a German collection, signed ‘Greenwood 1746’. The glass in fig. 7 (left) has a stippled rose and is signed ‘F. Greenwood fecit 1746’ A nineteenth-century showpiece From the 1960s the Gemeentemuseum regularly acquired pieces of nineteenthcentury glass, among them a monumental roemer from the Venetian firm of Antonio Salviati, dated 1875-1910 (fig. 8). This is a wonderful, technically very demanding, example of a glass in the Venetian style, but with its very own, peculiarly nineteenthcentury character. Another spectacular Venetian piece in the museum’s collection is the 1878 dish, painted in polychrome enamel, also made by Salviati & C.

Ceramics designs of Henri Verstijnen Decoration designs for the Société Céramique Andréa A. Kroon

The glass collection The museum not only owns European glass from the period 400-1900, but also Roman, Islamic, modern (note 2) and contemporary glass thanks to a consistent and wellbalanced acquisition policy. The public too has contributed to the collection, the ca. 500 objects bequeathed by Pim Mulier now forming the backbone of the museum’s glass collection.

A toast to Art In the second half of the eighteenth century the production of glasses with engraved decorations reached an all-time height in the Netherlands. Many of these engravings had ‘Friendship’ as their subject, notably literary or other societies, the members of which had a shared interest, often ordered special glasses to drink to the society, friends, absent friends, the Republic etc.. The Hague literary society Kunstliefde spaart geen vlijt for example had a richly decorated, wheelengraved, glass picturing the personification of Poetry, her garment strewn with stars (fig. 6). There are two other glasses belonging to this society in the collection of the Gemeentemuseum.

An article in Vormen uit Vuur 199 (2007/4) deals with the early career of Henri Verstijnen (1882-1940). In this article the designs he made the years after that for the Société Céramique – not dealt with by Audrey Wagtberg-Hansen and Hans Meulman (note 1) – will be discussed. The Société Céramique archives hold ca. 300 very diverse designs of Verstijnen’s (note 2) in a wide range of techniques: from pencil sketches to water colours and pastels, to silhouette images and scratch pictures (note 3). Unfortunately only rejected or extra designs and studies seem to have been preserved; it is unclear which of the designs actually taken into production should also be attributed to him. Although most designs are undated, it is possible to trace some development.

Roemer with screw-on stand In spite of their being a mass product, seventeenth-century roemers were carefully produced, mainly by German, but also by Dutch glasshouses. They were frequently depicted in still lifes, as drinking vessel, or vase, or as part of a combination of a glass goblet and a, gilded copper or even silver, so-called screw-on stand (fig. 1). Roemers like the one in fig. 1 were made during a long period and over time the form of the foot, the type of prunts and the bowl changed. Besides paintings and dated engravings, archaeological finds are now

Greenwood and the stipple engraving technique The stipple engraving is considered the Northern Netherlands’ most important contribution to the decoration of glass. A stipple engraving is made by tapping a diamond needle on clear lead glass; the harder the tap the bigger the stipple, and the fewer stipples the more transparent the effect. The earliest stipple engravings were made in Dordrecht in the 1720s. Frans Greenwood was the first to stipple complete pictures, usually based on existing paintings and

Service designs The transfer-print designs vary considerably, from crinolined ladies and playing children to exotic flowers. The design for a service with four-leaf clovers presumably dates from the 1910s (fig. 1). The influence of nineteenth-century Japonism can be seen in the designs of geishas and cranes (figs. 2a-b), which were probably studies for the well-known ‘Nippon’ service from 1914 (figs. 3a-b); see also figure 4. Typical of designs from the 1920s and 1930s are e.g. the yellow-green leaves (fig. 5a) and pink hummingbirds (fig. 5b). In this period nature

55

v orm e n u i t v u u r n r . 2 0 4


English summaries motifs become more stylised and alternate with geometric patterns.

life can clearly be seen in his work (note 7), witness e.g. his use frequent of the lotus flower (figures 9, 10, 11).

Service motifs Several sheets with dozens of small motifs, mostly of flowers, plants, insects and birds, clearly showing Verstijnen’s love of the exotic (fig. 6a), have been preserved. Some sheets are partially filled with comic animals (fig. 6b), Verstijnen being a gifted cartoonist. He also illustrated children’s books and some of the decorations on the children’s tea-sets produced by Société Céramique were probably his.

Following his artistic calling Verstijnen’s designs were often unusual (fig. 12) and several seem to show a wish to break free of the straitjacket of serious commercial designs (fig. 13). Not surprisingly, he chose a career as an independent visual artist in 1917.

A drinking glass with the family arms of Op ten Noorth

Stencilled prints The studies for decorative plates (figs. 7-8) were much more conservative and imitated Royal Copenhagen. Société Céramique produced several of these plates, which may have been designed by Verstijnen; unfortunately these, and other designs of his (notes 5, 6), were transferred to actual products by using rather crude stencils.

Kristin Duysters Many more eighteenth-century glasses engraved with inscriptions, stately homes etc. can be linked to people and societies in Holland and Utrecht than in the northern, eastern or southern provinces. Therefore it is rather unusual for an early eighteenthcentury, wheel-engraved glass from one of the last-mentioned parts of the country, like the one in figure 1, to appear on the market.

Theosophy Verstijnen was a member of the Theosophical Society, the influence of which attitude to

Colofon Bestuur Steven Braat (voorzitter), Ronald Daalmeijer (penningmeester) Ink de Pree-Dommisse (secretaris) Anne Kessels (excursies), Birte Abraham (excursies) Redactie Sarah Bosmans, Rob Driessen, Kristin Duysters, Marianne Heslenfeld, Sebastiaan Ostkamp, Jan Willem Put (voorzitter), Toon Vugts (eindredactie)

Contributie per kalenderjaar Particulieren Studenten Nederlandse musea, bibliotheken, verenigingen en andere rechtspersonen Buitenlandse leden binnen Europa Buitenlandse leden buiten Europa

On one side of this glass are the family arms of Op ten Noorth and Van Brienen, on the other an inscription: ‘ENGELBERT OPTENNOORTH GEEN RAMP U RUST OOŸT STOORT! DEN 23 MAART 1716 AETATIS 52’. In 1716 two cousins, both called Engelbert Op ten Noorth (notes 3, 4, 5), were living in the province of Gelderland. It has become clear that Christie’s, who sold the glass, linked it with the wrong Engelbert (note 2). Going by the years of birth and death the glass must have belonged to the son of Johan op ten Noorth and Geertruydt van Brienen; presumably it was given to him when he became town secretary of Arnhem. Moreover, a glass with the same inscription and the Op ten Noorth and Van Brienen family arms is mentioned in the inventory made after this Engelbert’s widow died in 1755 (note 8); in her will no glasses are specifically mentioned (note 11). Surprisingly, from an inventory made after the other Engelbert died it appears that he also possessed a glass engraved with his age, the date and his family’s arms (fig. 2, note 12). The whereabouts of this glass are not known, however.

Redactiesecretariaat Sarah Bosmans, Lampongstraat 6-II 1094 AT Amsterdam s.a.bosmans@kpnplanet.nl Adverteren en bestellen oude nummers Voor het bestellen van oude nummers en de advertentietarieven zie www.vormenuitvuur. nl of schrijf aan de ledenadministratie van de vereniging: Postbus 15757 1001 NG Amsterdam ISSN 0927-748X © 2009 Nederlandse Vereniging van Vrienden van Ceramiek en Glas en de auteurs.

€ 45,€ 29,€ 65,€ 65,€ 75,-

Aanmelden via www.vormenuitvuur.nl of via de ledenadministratie van de vereniging: Judith van der Schrieck Postbus 15757 1001 NG Amsterdam

De vereniging heeft getracht de rechthebbenden van de afbeeldingen te achterhalen. Zij die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich wenden tot het redactiesecretariaat. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vereniging.

56


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.