Discussietips Drijfzand en Schutkleur - Nella Larsen Eerste vragen 1. Er zijn in totaal drie hoofdpersonen in deze twee verhalen, Helga Crane, Irene Redfield en Clare Kendry. Wat is de overeenkomst tussen de drie vrouwen? Waar kennen zij elkaar van? Wie van de drie spreekt jou het meeste aan? Het boek bevat twee novellen, die zo op het eerste gezicht thematisch overeenkomen, maar qua vorm verschillen. Bood de vorm van een ‘tweeluik’ meerwaarde? Zagen jullie bij vergelijk vooral overeenkomsten of verschillen? Welke? Narratief gezien is Irene de hoofdpersoon van Schutkleur. We beleven de wereld immers door haar ogen. Merkte je dat je met haar sympathiseerde? Vertrouwde je haar oordeel? Vanaf welk punt werd je kritischer? 2.Verklaar de titel Drijfzand. In welke zin slaat die op hoofdpersoon Helga Crane? Helga is duidelijk zoekende. Naar wat precies en hoe komt dat zo? Wat is Helga’s visie op ras en kleur? Vind je die gedateerd of juist genuanceerd en modern? Helga Crane is een vrouw met een zeer complexe persoonlijkheid. Welke tegenstrijdigheden kenmerken haar? Helga is misschien geen makkelijke heldin om van te houden. Of wel? Vond je haar gedrag ergerlijk of tragisch? Leefde je met haar mee? Veranderde je visie op haar gaandeweg het boek? Kon je je makkelijk in de context (gesegregeerde maatschappij, VS, jaren 20) verplaatsen? Zie je overeenkomsten met nu? Leven we in de praktijk nog steeds in een ‘gesegregeerde’ maatschappij? 3. In welke richting stuurt Helga’s oom Peter Nilssen haar na de dood van haar moeder en waarom zou hij dat doen? 4. Waarom is Helga tijdens haar opleiding gelukkig, maar neemt zij na enige tijd toch ontslag als lerares? 5. Opnieuw op advies van oom Peter Nillssen gaat Helga naar Denemarken. Wat zou hem, dit keer, bewegen? Wat vind je van de houding van haar Deense familie? 6. Terug in Amerika trouwt Helga tenslotte met dominee Pleasant Green. Wat vindt zij in dat huwelijk? 7. Wat is de keuze van Clare Kendry (in Schutkleur) in haar leven? Wat zijn de voordelen? En wat de nadelen? Schutkleur gaat over het fenomeen passing (doorgaan voor een blanke). Hoe gaan Irene Redfield en Clare Kendry daar verschillend mee om?