Het Duitse Rijk was een federatie van vele staten met een keizer aan het hoofd. Elk van deze staten was soeverein op zijn eigen grondgebied; de Rijksdag, samengesteld uit alle vorsten of soevereine staten, had de wetgevende macht voor het hele Duitse Rijk. De keizer moest de wetten, resoluties of besluiten van deze vergadering goedkeuren en was belast met de afkondiging en handhaving ervan. De zeven machtigste vorsten hadden als keurvorsten het voorrecht om de keizerskroon te verlenen. De vorsten en staten van het Duitse Rijk waren oorspronkelijk onderdanen van de keizers en ontvingen hun land van hen. De keizer, die voortdurend werd aangevallen door de Turken in "zijn" erflanden, moest deze moedige prinsen en volkeren, die op dat moment noodzakelijk voor hem waren, sparen.