EEN CANONPROJECT OVER KINDERARBEID DOOR DE JAREN HEEN Docentenhandleiding & leerlingenmateriaal
DOSSIER KINDERARBEID
Daar maak je geschiedenis mee
VOOR GROEP 7 EN 8 VAN HET BASISONDERWIJS
OVER DIT LESPAKKET U heeft gekozen voor het educatieve project: ‘Dossier Kinderarbeid’ voor groep 7 en 8 van het Basisonderwijs. In dit lespakket kunt u het volgende vinden: – Introductie Nederlands Openluchtmuseum – Wat biedt het museum nog meer? – Introductie project Dossier Kinderarbeid – Voorbereidende les met leerlingenmateriaal – Museumbezoek – Afsluitende les Dit lespakket bestaat uit: Docentenhandleiding Werkbladen De werkbladen moeten gekopieerd worden.
CONTACT Voor inhoudelijke vragen over dit project en het lesmateriaal kunt u contact opnemen met de afdeling Educatie. Wij zijn het beste te bereiken via het e-mailadres: res@openluchtmuseum.nl of bel voor een afspraak met de afdeling Reserveringen, telefoon: 026 357 61 23. COLOFON Productie: Afdeling Educatie, Nederlands Openluchtmuseum, 2017. Samenstelling: Uit de Tijd, Apeldoorn Illustraties: Henriet van Roosmalen Met dank aan de leerlingen en leerkrachten van de Protestants Christelijke Basisschool De Klimroos in Westervoort en Basisschool De Arcade in Arnhem.
3 3 4 4 5 7 7
DOSSIER KINDERARBEID – DOCENTENHANDLEIDING
WELKOM IN HET NEDERLANDS OPENLUCHTMUSEUM Het Nederlands Openluchtmuseum is er voor iedereen die Nederland en de wijze waarop de Nederlanders leefden, wil ontdekken, zien en beleven. In het uitgestrekte museumpark ondergaan u en uw leerlingen de geschiedenis van het dagelijks leven.
gewoon waren, zoals water pompen, wassen met een wasbord en de koe melken. Kortom: een plek waar je je naar hartenlust kunt uitleven!
GEWOON EVEN LEKKER SPELEN Even gewoon lekker spelen kan ook in het museumpark. Op het plein in de Zaanse buurt staat het historische speelgoed, zoals hoepels, vélocipèdes en de Vliegende Hollanders al klaar. Naast het historische doolhof is een moderne speeltuin ingericht om even lekker uit te razen.
Naast de oude trams zijn er meer dan tachtig historische huizen en bedrijven in het park en vrijwel allemaal zijn ze toegankelijk voor publiek. Op veel plekken kunnen de leerlingen echte vaklieden aan het werk zien, zoals de smid, de papierschepper of de olieslager. Alle zintuigen worden geprikkeld bij een bezoek aan het museum!
SMIKKELEN EN SMULLEN Ontdekken en spelen in de buitenlucht maakt hongerig. Het Openlucht-museum biedt daarom verschillende mogelijkheden om een hapje te eten.
EDUCATIEVE PROJECTEN Voor alle groepen uit het primair onderwijs, speciaal onderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs zijn educatieve projecten ontwikkeld. Elk project duurt twee uur, waarin kinderen op hun eigen niveau worden uitgedaagd actief bezig te zijn met een stukje Nederlandse geschiedenis. Een overzicht van alle educatieve projecten vindt u achterop deze brochure.
Schrijf samen met uw leerlingen geschiedenis en kom een dagje ontdekken, spelen, proeven en speuren!
DE PLEK VOOR KINDEREN Het Kindererf is het centrale punt van diverse educatieve activiteiten in het museum. Het is gevestigd in een oude Brabantse boerderij en is dé plek voor kinderen! Leerlingen kunnen hier allerlei karweitjes doen die vroeger heel
3
DOSSIER KINDERARBEID – DOCENTENHANDLEIDING
INTRODUCTIE DOSSIER KINDERARBEID
DOELGROEP Het project is bestemd voor groep 7 en 8 van het basisonderwijs. THEMA Het project ‘Dossier Kinderarbeid’ gaat over de werkomstandigheden van kinderen in Nederland rond 1900. DOEL – Leerlingen raken vertrouwd met het begrip ‘kinderarbeid’ en verschillende vormen van kinderarbeid van vroeger in Nederland. – Leerlingen kunnen na afloop van de les verschillen benoemen tussen de leefomstandigheden van kinderen in Nederland, vroeger en nu. OPZET VAN HET PROJECT Het project bestaat uit drie onderdelen: 1. introductieles op school 2. museumbezoek 3. lessuggesties na afloop van het bezoek. CANON Dit project sluit aan bij het venster ‘Kinderarbeid’ uit de geschiedenis canon.
VOORBEREIDENDE LES De voorbereidende les bestaat uit vier onderdelen: een verhaal, twee werkperiodes en een afsluiting. OMSCHRIJVING Het verhaal gaat over een meisje dat in de textielfabriek werkt. Aan de hand van de fotovellen kunnen leerlingen daarna foto’s zoeken die horen bij verschillende vormen van kinderarbeid. Van de foto’s die overblijven, kan een kwartet worden gemaakt. TIJDSDUUR Zonder het maken van kwartetten neemt de les 1–1,5 uur in beslag. Het verhaal en de verwerkingsbladen kunnen ook worden verdeeld over twee lessen. VOORBEREIDING Werbladen kopiëren. Materialen (laten) meenemen, zoals tijdschriften, schoonschrijfpen, stempels, kledingstoffen, etc. MATERIAAL Voor de leerkracht: – Verhaal: ‘in de textielfabriek’ – Achtergrondinformatie
KERNDOELEN Het project sluit aan bij de kerndoelen 12, 14, 15, 19, 20, 23 en overkoepelende kerndoelen 1 en 2.
4
DOSSIER KINDERARBEID – DOCENTENHANDLEIDING
DEEL 1 - HET VERHAAL
DEEL 2 - VROEGER EN NU
NODIG:
NODIG:
Werkblad 1 (a t/m d): Verhaal: In de Textielfabriek.
Werkblad 2: Kopieervel ‘Nu’ Werkbladen 3 t/m 9: Zeven kopieervellen ‘Vroeger’ Werkbladen 10 t/m 12: Drie kopieervellen met foto’s Werkblad 14a en 14b: Antwoordvel foto’s
TIJDSDUUR De les duurt ongeveer 15 minuten.
DOEL De leerlingen kunnen het verhaal plaatsen binnen het project. Ze leven zich in in het leven van een (fictief) kind dat vroeger kinderarbeid moest verrichten.
AANPAK U leest of vertelt het verhaal ‘In de Textielfabriek’. In dit verhaal vertelt een meisje over haar leven. Het verhaal speelt zich af in de 19e eeuw. Dit verhaal kan kort worden besproken. (‘wat deed dit meisje; ‘vind je dit werk wel/geen kinderarbeid en waarom’; ‘wat voor kinderarbeid was er vroeger nog meer’; ‘bestaat kinderarbeid hier nog steeds’; ‘waarom en wanneer is kinderarbeid hier afgeschaft’) U kunt hier ook de achtergrondinformatie voor gebruiken. Groep 1: het kleuren, benoemen en boetseren van dieren van de boerderij. Groep 2: het zoeken van verschillen tussen de boerderij van vroeger en de boerderij van nu.
TIJDSDUUR Dit onderdeel duurt ongeveer 35 minuten.
DOEL Leerlingen onderzoeken verschillen en overeenkomsten tussen de leefomstandigheden van een kind vroeger en nu.
AANPAK Iedere leerling krijgt het werkblad 2 ‘Nu’. Daarnaast krijgt iedere leerling één van de 7 werkbladen 3 t/m 9 ‘Vroeger’. Elke leerling krijgt de werkbladen 10 t/m 12 met foto’s.
VROEGER Op de werkbladen ‘Vroeger’ staat een leeg kader met een omschrijving van een kind en het werk dat hij/zij vroeger deed. Daaronder staan drie lege kaders met tekst. Deze kaders gaan over ‘wonen’, ‘werken’ en ‘kleding’. In de kaders moeten de juiste foto’s worden geplakt. De leerlingen zoeken uit de 28 foto’s de 4 goede foto’s en plakken die op.
NU Op het werkblad ‘Nu’ staan vier lege kaders. In één van de kaders kunnen de leerlingen een foto of tekening van zichzelf plakken of tekenen. Bij de andere kaders kunnen de leerlingen tekenen, plaatjes plakken, schrijven over ‘wonen’, ‘werken’ en ‘kleding’.
5
DOSSIER KINDERARBEID – DOCENTENHANDLEIDING
DEEL 3 - KWARTETSPEL
De leerlingen stoppen dan onmiddellijk met lopen. 3. De leerlingen vormen vervolgens tweetallen met de dichtstbijzijnde leerlingen (bij een oneven aantal een drietal). 4. De leerkracht stelt een vraag over de verschillen van het leven van kinderen in Nederland van vroeger en nu met betrekking tot arbeidstijden, rusttijden, kleding en vrijetijdsbesteding. De kinderen krijgen bedenktijd. 5. De tweetallen vertellen elkaar hun antwoord (ieder heeft bijvoorbeeld 1 minuut). 6. Stap 1 t/m 5 herhaalt zich weer voor een volgende vraag (zie stap 4).
NODIG: Werkbladen 10 t/m 12: Drie kopieervellen met foto’s Werkbladen 15 t/m 21: Kopieervellen kwartetspel Met bovenstaande organisatievorm houdt iedere leerling 24 foto’s over. Van deze foto’s kan een kwartetspel worden gemaakt. Daarvoor heeft iedere leerling de zeven vellen met kwartetkaders nodig.
OEFENING 2 De Vroeger en Nu formulieren worden naast elkaar gehangen. De afsluiting wordt door middel van een coöperatieve werkvorm verwerkt.
DEEL 4 - AFSLUITING TIJDSDUUR
OM DE BEURT.
Dit onderdeel duurt ongeveer 10 minuten.
1. De leerkracht vormt tweetallen. 2. De leerkracht laat op het bord verschillende vragen zien over het leven van kinderen waarbij de leerlingen de situatie vergelijken tussen vroeger en van nu (één voor één de vragen laten zien). Denk daarbij aan: arbeidstijden, rusttijden, kleding en vrijetijdsbesteding. 3. Leerling 1 begint met antwoord geven, vervolgens geeft leerling 2 een antwoord. Dan is leerling 1 weer aan de beurt etc. De leerlingen proberen zoveel mogelijk te bedenken en schrijven dit ook op. 4. Aan het einde van de oefening worden enkele leerlingen aangewezen om de gegeven antwoorden met de klas te delen.
DOEL Aan het einde van de les kunnen de leerlingen de dagindeling van het door hun gekozen kind van Vroeger naast die van henzelf plaatsen en conclusies trekken over het leven van kinderen vroeger in vergelijking met het leven van kinderen nu.
OEFENING 1 De Vroeger en Nu formulieren worden naast elkaar gehangen. De afsluiting wordt door middel van een coöperatieve werkvorm verwerkt.
WANDEL-WISSEL-UIT.
TIP
1. De leerkracht vraagt de leerlingen onafhankelijk door de klas te gaan lopen. 2. De leerkracht roept: “Sta stil!”.
Bekijk ook het filmpje over kinderarbeid van ‘het Klokhuis maakt geschiedenis’ op www.hetklokhuis.nl.
6
DOSSIER KINDERARBEID – DOCENTENHANDLEIDING
ACHTERGROND INFORMATIE KINDERARBEID IN DE 19E EEUW Kinderarbeid heeft in Nederland nooit zulke extreme vormen aangenomen als in België en Engeland, maar dan was het nog wel erg genoeg. In Hilversum bijvoorbeeld werd, tussen 1840- 1870, iemand gemiddeld eenentwintig jaar (door kinderarbeid en zuigelingensterfte). (Poolman, 1981) Kinderen kregen zelden of nooit onderwijs en het merendeel kon niet lezen en schrijven. Kinderarbeid kwam voor in alle mogelijke sectoren. De belangrijkste kenmerken: – lange werkdagen, weinig rust (meestal een uur per dag, de werkdag is minstens twaalf uur) – laag of geen loon – slechte werkomstandigheden: onveiligheid, stof, gevaarlijke stoffen – geestdodend en eentonig werk. De eerste protesten tegen kinderarbeid klonken rond de jaren dertig van de negentiende eeuw, toen de katholieke geestelijkheid tegen de kinderarbeid in de wollenstof-industrie in Brabant protesteerde. De reden was dat veel kinderen in protestantse bedrijven werkten, waar ‘de duivel regeerde’. Pas als ze de eerste communie hadden gedaan rond hun twaalfde, konden ze voldoende weerstand bieden binnen de bedrijven. (Vleggeert, p.11) Verder begonnen hier en daar onderwijzers te klagen over het schoolverzuim. In 1834 vestigde de Provinciale Commissie van Onderwijs in Overijssel de aandacht op de geestelijke en lichamelijke gevolgen van kinderarbeid. Dit en nog wat andere artikelen en zelfs een wetsontwerp waarbij kinderarbeid onder tien jaar verboden zou worden (niet aangenomen), zorgden ervoor dat de regering ging onderzoeken hoe het nu precies zat. In 1841 was er een regeringsenquête, maar er volgde geen verdere actie. In de jaren vijftig van de negentiende eeuw begon de opkomst van de industrie en economische groei. Nog steeds was er veel verzuim van school, vooral ’s zomers wanneer gewerkt werd op het land, in steenbakkerijen en veenderijen. Er werd in 1861 een regeringsenquête gehouden. Fabrieken met minder dan tien arbeiders, veldarbeid, landbouw, veeteelt, huisnijverheid en ambachten vielen buiten het onderzoek. De resultaten van de enquête verdwenen in de kast.
In 1863 schreef dr. S.Sr. Coronel, een arts, een voorstel om kinderarbeid te beperken. Ook kwam de bekende schrijver J.J. Cremer met een verhaal over de slechte situatie in Leiden. Naar aanleiding van zijn verhaal richtten eenendertig Leidse fabrikanten een petitie tot de koning waarin ze vroegen om betere arbeidsomstandigheden. Voor het eerst werd het vraagstuk in de Tweede Kamer besproken. Er werd een commissie ingesteld die onderzoek ging doen naar de toestand van fabriekskinderen. Directies van fabrieken kregen vijf vragen voorgelegd: – hoeveel kinderen werken er en welke leeftijd hebben ze? – hoeveel uren per dag werken ze? – welk loon verdienen ze? – heeft het werk invloed op hun lichamelijke, geestelijke en zedelijke ontwikkeling? Ook werd de commissie veel geschreven door gemeentebesturen en zelfs door arbeiders zelf. De conclusie van de commissie was, dat kinderarbeid niet hoefde te worden verboden. Dan zouden de kinderen namelijk thuis gaan werken of ergens anders werk zoeken. De enige oplossing die de commissie kon bedenken was een schoolplicht, om de ontwikkeling van de kinderen te bevorderen. De commissie kwam uiteindelijk met een negatief advies om kinderarbeid te verbieden, waarschijnlijk door de in Nederland heersende moraal dat de overheid zo min mogelijk moest ingrijpen bij maatschappelijke kwesties. Toch veranderde langzamerhand de algemene opinie over kinderarbeid. Binnen de Kamer ging Mr. S. van Houten de discussie aan met de regering en buiten de Kamer werden besprekingen gevoerd door een groepje liberalen en werd zowaar de eerste arbeidersdemonstratie gevoerd. In 1874 werd een voorstel goedgekeurd dat volgens de tegenstanders van kinderarbeid lang niet ver genoeg ging. Kinderarbeid door kinderen onder twaalf jaar werd verboden, maar schoolbezoek werd niet verplicht gesteld en er werd een uitzondering gemaakt voor veldarbeid en huiselijke en persoonlijke diensten. Achteraf blijkt dat in de huisnijverheid de kinderen het meest werden uitgebuit en veel kinderen overleden. In 1889 werd deze wet strenger, maar was nog steeds niet van toepassing op de landbouw; in 1901 werd de schoolplicht ingevoerd; in 1955 werd een werkverbod voor meisjes onder veertien jaar ingesteld, in 1965 voor jongens.
7
DOSSIER KINDERARBEID – DOCENTENHANDLEIDING
VORMEN VAN KINDERARBEID TOUWSLAGERIJEN
ontmaagd terug zou komen.’ (De Herdt en De Graeve) In Hendrik-Ido-Ambacht moesten jonge kinderen van vier of vijf jaar urenlang stenen stapelen en wegdragen. (Vleggeert, p.21)
Ook wel genoemd garenspinnerijen of lijnbanen. Het werken in de lijnbanen blijkt achteraf één van de ergste vormen van kinderarbeid te zijn geweest. In Moordrecht moesten kinderen van vier jaar veertien of vijftien uur per dag in de touwbanen als wieldraaiers werken. (Vleggeert, p.21)
MIJNINDUSTRIE In Nederland van weinig betekenis, maar in België werkten in 1846 ongeveer 10.000 kinderen tussen 10 en 12 jaar. Ze werkten zowel boven als ondergronds, twaalf uur per dag.
TEXTIELINDUSTRIE Fabrieksarbeid. Met ongunstige invloeden op volwassenen en kinderen: – gelijke tred houden met de bewegingen van de machine – lange tijd rechtop staan zonder dat er pauzes zijn – beroving van slaap.
DIENSTBODE Het beroep van dienstbode was zwaar. Werkgevers stelden hoge eisen aan hun huishoudelijk personeel: altijd klaar staan, één vrije avond per week en eens per week of per twee weken een vrije zondag, weinig loon, handtastelijkheden van mijnheer, kleineringen en testen op eerlijkheid etc. De werkzaamheden van een meisje liepen per betrekking en functie uiteen, van zilverpoetsen tot koken, parket wrijven, lopers kloppen, tafeldekken en bedienen.
Werkzaamheden van de kinderen waren natspinnen van linnengaren, aaneenknopen van gebroken draden, opzetten van de kamrollen en opvegen van het katoenafval. Bij het natspinnen moesten de kinderen met blote voeten op de vloer staan en drupte water tegen het lichaam aan. Het opvegen van stof was heel gevaarlijk omdat de machines niet beveiligd waren.
LITERATUUR De Herdt, R. en De Graeve, B. Kinderarbeid van omstreeks 1800 tot 1914. Museum voor industriële archeologie en textiel/ stadsbestuur
LANDARBEID
Gent, dienst voor culturele zaken, 1979.
Landarbeid was een vorm van kinderarbeid die niet als kinderarbeid werd beschouwd. Vaak werkten kinderen in het gezin mee op de boerderij. Bij de afschaffing van de kinderarbeid werd een uitzondering gemaakt voor veldarbeid.
Gorter, I.H. en De Vries, C.W. Gegevens omtrent den kinderarbeid in Nederland volgens de enquêtes van 1841 en 1860. In: Economisch-historisch jaarboek 8, 1922, p.1-262. Poolman, H. Kinderarbeid in Hilversum. Nummer 8 in de serie ‘Gooi en Vecht’, Naarden 1981. Postma, A. Een onbekende enquête uit 1877. In: Economisch- en sociaalhistorisch jaarboek 36, 1973, p.216-261.
VEENDERIJEN
Postma, A. Een enquête uit 1883. In: Economisch- en sociaal-
Op veenderijen werd heel hard gewerkt door de hele familie. Er was grote armoede. De natte turf werd voornamelijk gestoken door de vaders; de moeders en kinderen legden de turf te drogen op een veldje. Veel ouders lieten hun kinderen niet naar school gaan, omdat ze zich schaamden voor hun vieze handen. Arbeiders werden vaak uitgebuit door de veenbaas en woonden gedurende het seizoen in een plaggenhut.
historisch jaarboek 36, 1973, p.261-277. Regt, A. de. De vorming van een opvoedingstraditie: arbeiderskinderen rond 1900. In: Kruithof, Noordman, De Rooy (red.). Geschiedenis van opvoeding en onderwijs. Nijmegen, SUN, 1982. Schrijverscollectief (Dorrestijn, H., Eykman, K., Moonen, R. e.a.). 100 jaar geleden. Ill. Fiel van der Veen. Amsterdam, 1979. Vleggeert, J.C. Kinderarbeid in de negentiende eeuw. Fibulareeks 34, Bussum, 1967.
STEENBAKKERIJEN
Vleggeert, J.C. Kinderarbeid in Nederland 1500-1874. Assen, 1964.
Zeer slechte werkomstandigheden. ‘Een moeder die haar dochtertje naar de steenbakkerij moest sturen, wist zeker dat haar dochter al de eerste dag ontgroend en
Voss. V. Iene miene mutte... Kinderen van alle tijden. Bussum,
8
DOSSIER KINDERARBEID – DOCENTENHANDLEIDING
BEZOEK AAN HET MUSEUM NODIG: WERKBLADEN 22 EN 23 WERKBLAD 22 Brief ‘Hallo allemaal’ De brief is een introductie op het museumbezoek en is bestemd voor de leerlingen. Het is de bedoeling dat u de brief voorafgaand aan het bezoek kopieert en uitdeelt, of aan de leerlingen voorleest.
WERKBLAD 23 ‘Begeleiding tijdens het museumbezoek’ Dit werkblad is een introductie op het museumbezoek en is bestemd voor alle begeleiders. Hierin vindt u wat u van het museum kan verwachten en wat het museum verwacht van de begeleiders. Het is de bedoeling dat u dit werkblad kopieert voor alle begeleiders en voorafgaande aan het bezoek met elkaar bespreekt en meeneemt naar het museum.
KORTE OMSCHRIJVING Wat is kinderarbeid eigenlijk? En komt het nog steeds voor? Is er verschil tussen kinderarbeid vroeger en nu? En kun je er zelf iets aan doen? En waarom is het zo erg als je niet naar school kunt? Deze vragen worden op de zolder van onze zuivelfabriek beantwoord. Daarnaast gaan de leerlingen buiten aan de slag om aan den lijve te ondervinden wat kinderarbeid betekent.
TIJDSDUUR Het project duurt 2 uur.
DOEL De kinderen krijgen inzicht in de werkomstandigheden van leeftijdsgenoten rond 1900.
ORGANISATIE We verzoeken u om op tijd bij de Zuivelfabriek Freia te zijn, het startpunt van dit project. Freia is een kwartiertje lopen van de Entree. Als u de tram neemt, stapt u uit bij Halte D. Uw groep wordt ontvangen door een museummedewerker, die het project tijdens het museumbezoek begeleidt. De begeleider verzorgt de introductie en de afsluiting van het project. U gaat dus zelf met de leerlingen aan de slag. Wij vragen minimaal vier begeleiders (waarvan één leerkracht) op een groep van 30 leerlingen en verwachten van de begeleiders een actieve rol. Na de introductie wordt de klas in vier groepen verdeeld. Met elke groep gaat een begeleider mee. Natuurlijk is de museummedewerker tijdens de activiteiten aanwezig ter ondersteuning en advies.
SUGGESTIE Een locatie in dit museum, die aansluit bij dit onderwerp is de Wasserij uit Overveen (38). Dit nummer staat op de plattegrond die u bij de infobalie krijgt.
9
DOSSIER KINDERARBEID – DOCENTENHANDLEIDING
AFSLUITENDE LES
NODIG: WERKBLAD 13
. INSTRUCTIES
Fotovel met afbeeldingen van voorwerpen.
Laat de foto’s van de voorwerpen zien. In de museumles hebben de leerlingen deze voorwerpen al gezien. Ze weten dat al deze voorwerpen door kinderen gemaakt kunnen zijn. Bespreek dit nogmaals en gebruik daarbij onderstaande tekst:
TIJDSDUUR De les duurt 45–120 minuten.
DOEL – Leerlingen beseffen dat kinderarbeid nog steeds bestaat in veel landen. – Leerlingen zien in dat het een complex probleem is met als voornaamste oorzaak armoede.
VOORBEREIDING Het is handig als u zelf wat van de genoemde sites bekijkt en/of uitprint. Op een aantal sites zijn ook complete lessen over kinderarbeid nu te vinden. U kunt onder andere kijken op de volgende sites: – www.unicef.nl/kinderarbeid – www.novib.nl – www.fnv.nl – www.stopkinderarbeid.nl – www.fairtrade.nl – www.amnesty.nl – www.ntr.nl – www.consumentenbond.nl (lidmaatschap nodig) – www.cmo.nl (centrum voor mondiaal onderwijs) – www.kennisnet.nl – www.savethechildren/kinderarbeid.nl – www.schooltv.nl
WAT IS KINDERARBEID? Volgens de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) is kinderarbeid werk dat gedaan wordt door kinderen onder de 15 jaar. Huishoudelijk werk of werk dat kinderen doen om hun ouders te helpen valt daar niet onder, mits de kinderen naar school gaan. (bron: Centrum voor mondiaal onderwijs) Verdeel de klas over een aantal groepjes. Elk groepje kiest een voorwerp en gaat daarover de onderstaande vragen beantwoorden. De antwoorden rapporteren ze terug aan de hele groep. Dit kan in een mondelinge presentatie of met een verslag of werkstuk. U kunt zelf bepalen hoelang ze ermee bezig moeten zijn.
VOORWERPEN – voetbal – spijkerbroek – thee – tapijt – speelgoed – gymschoen
– www.entoen.nu/kinderarbeid.nl Voldoende computer-/internetcapaciteit regelen
10
DOSSIER KINDERARBEID - DOCENTENHANDLEIDING
Vragen die over het voorwerp gesteld kunnen worden: 1. In welk land zou het gemaakt kunnen zijn? 2. Wat voor soort werk doen de kinderen? 3. Hoe zijn de werkomstandigheden? 4. Hoe oud zijn de kinderen? 5. Waarom werken deze kinderen? 6. Gaan de kinderen naar school? 7. Waar wonen de kinderen (thuis of op de werkplek)? Extra vragen die tijdens het zoeken gesteld kunnen worden zijn: a) In welke landen van de wereld is nog kinderarbeid? b) Is er nu een wet tegen Kinderarbeid? c) Wat voor soort kinderarbeid is er nog meer? d) Welke organisaties doen iets tegen kinderarbeid, en wat doen ze? e) Hoe kun je zien of iets door kinderen gemaakt is, hoe weet je zeker dat dat niet zo is?
LEERLINGENMATERIAAL WERKBLAD 1 (A T/M D) Verhaal in de Textielfabriek
WERKBLAD 2 Kopieervel ‘Nu’
WERKBLADEN 3 T/M 9
Kopieervellen ‘Vroeger’
WERKBLADEN 10 T/M 12
Kopieervellen met foto’s
WERKBLAD 13 Fotovel met afbeeldingen van voorwerpen
WERKBLAD 14A EN 14B Antwoordvel foto’s
WERKBLAD 15 T/M 21 Kopieervellen kwartetspel WERKBLAD 22 Brief ‘Hallo allemaal’
WERKBLAD 23 Begeleiding tijdens het bezoek
11
DOSSIER KINDERARBEID - WERKBLAD 1A VERHAAL
Landelijke betoging te Brussel, 1906. Op 15 augustus 1906 manifesteerden te Brussel de kinderen en vrouwen uit de natte vlasspinnerijen, voor vermindering van het aantal arbeiduren. Uiterst rechts op de foto staat Jan Samijn, voorzitter van de vakvereniging van de Gentse vlasbewerkers.
Kleine broertjes zijn best lief. Maar je moet er niet teveel van hebben. We moeten nu al met z’n vieren in de bedstee slapen. Wij, daarmee bedoel ik mijn ouders, mezelf en nog vijf andere kinderen. Soms is het best gezellig, hoor, met zoveel mensen in een bedstee. Gisternacht lag mijn broertje van drie nog op de grote teen van mijn zus te sabbelen.”Ik droomde dat er een vis aan mijn voet hing,” zei mijn zus toen ze wakker werd. Ikzelf heet Maaike. Ik ben dertien jaar en ik werk in een katoenspinnerij, in Gent in België. Het is een fabriek waar draden worden gesponnen van wol. Vroeger gebruikten ze daar het spinnenwiel voor. Nu kunnen veel meer draden tegelijk worden gemaakt met de machines. Ikzelf ben draadjesmaker: ik knoop de draden die breken zo snel mogelijk weer vast op de machine. Toen ik voor het eerst in de fabriek ging werken was ik negen. M ijn vader heeft nog geprobeerd te zorgen dat ik niet hoefde. W ant mijn moeder is ziek geworden van het werken in de fabriek. Door het stof dat ronddwarrelt in de spinnerij kon ze steeds moeilijker ademhalen. Mijn vader wil niet dat ik ook ziek word. Mijn broertje Stijn van zes jaar werkt ook in de fabriek. Dat mag eigenlijk niet, want hij is te jong, maar we hebben het geld hard nodig. M ijn moeder past nu op de kleine kinderen en op de kinderen van onze buren. Wij werken zes dagen in de week in de fabriek. ’s Morgens beginnen we om half zes. Ik sta dus altijd om vijf uur op. We werken door tot ’s avonds zeven uur. In de winter ga ik in het donker weg, en kom ik in het donker weer thuis. Op zondag ben ik soms zo moe, dat ik wel de hele dag door kan slapen.
Er werken een heleboel kleine kinderen in de fabriek. Die halen katoenafval onder de machines vandaan. Mijn broertje Stijn doet dat werk ook. Het is heel gevaarlijk, omdat de machines heen en weer gaan. Stijn moet altijd zorgen dat hij op tijd onder de machine vandaan is. Vorige maand gebeurde er iets heel ergs. Een klein meisje kwam met haar arm klem te zitten onder de spinmo len. Die stopte niet vanzelf en toen werd haar arm er afgerukt! Ik zag het gelukkig zelf niet gebeuren, maar ik hoorde het meisje wel gillen. Ik ben snel naar Stijn gerend en heb mijn handen voor zijn ogen gedaan, zodat hij het niet kon zien. Na het ongeluk waren veel mensen boos. Omdat de machines gevaarlijk zijn en er zulke kleine meisjes in de fabriek werken. Mijn moeder wilde dat Stijn de fabriek uit gaat: ”Straks krijgt hij ook nog een ongeluk,” zei ze. “Eén momentje niet opletten en je ligt onder de machines.” Maar we kunnen het geld dat hij verdient niet missen. En Stijn zelf zei: ”Ik pas heus wel op, hoor.” Onze baas, Marijnesse, z orgt dat alles in de fabriek goed gaat. De directeur zelf laat zijn gezicht natuurlijk nooit zien. Die zorgt alleen dat hij het geld krijgt dat wij voor hem verdienen. Sommige bazen slaan de arbeiders, en als ze ziek zijn worden ze gewoon naar huis gestuurd. ‘En je hoeft ook niet meer terug te komen,’ zeggen ze dan. Onze Marijnesse is niet zo. Hij helpt ons juist zo veel mogelijk. De kleinste kinderen mogen af en toe in zijn kantoortje op de bank slapen. Hij vindt het namelijk heel erg dat kleine kinderen in de fabriek moeten werken.
12
DOSSIER KINDERARBEID - WERKBLAD 1B VERHAAL
Hij was ook erg kwaad na het ongeluk. Op de dag van het ongeluk zei mijn vader onder het eten: “Volgens mij kunnen ze dit nooit geheim houden. En ìk ben benieuwd wat er dan gaat gebeuren!” Inderdaad ging het nieuws als een lopend vuurtje door de stad. Er stond zelfs een stukje in de krant. “Waarom kom ik nou nooit eens in de krant”, zei ik tegen Claartje, toen we tussen de middag bij de fabriekspoort zaten te eten. Mijn vader kreeg trouwens gelijk. Vorige week riep Marijnesse ons bij elkaar. “Er komen belangrijke mensen een onderzoek doen naar het ongeluk” vertelde hij. “Ze komen kijken of er niet teveel kinderen werken en of de machines veilig zijn. De directeur heeft gezegd dat ik alle jonge kinderen een dag vrij moet geven. Want de commissie mag hun natuurlijk niet zien. Maar,” zei hij, “ik weet zeker dat jullie vast wel iets kunnen bedenken om de hoge heren te laten zien.” Wij hadden heel goed begrepen wat Marijnesse met die laatste zin had bedoeld. Op de dag van het hoge bezoek hadden wij allemaal onze oudste kleren aangetrokken. Dan leek het allemaal nog wat erger dan het al was. Ik was op blote voeten. Dat was niet eens zo heel erg gemeen, want ik heb in het echt ook wel eens op blote voeten gewerkt, toen we thuis geen geld hadden om schoenen te kopen. De commissieleden waren met z’n achten. De directeur liep ook mee. Hij keek niet zo erg blij. De fabriek zag er vast niet zo glimmend uit als hij zich had voorgesteld! Iedereen stond nog krommer dan anders. Claartje en ik gingen expres hard hoesten. Toen ik de slappe lach kreeg moest ik echt hoesten. De hoge heren liepen door de fabriek en vroegen af en toe iets aan de arbeiders. Door de herrie van de machines kon ik natuurlijk niet verstaan wat ze tegen elkaar zeiden. Daar kwam een meneer naar mij toe. “Est-ce que cela te plaît de travailler
ici?” (“Hoe is het om hier te werken?”) vroeg hij aan mij. Ze spraken Frans! Niemand van ons kan Frans spreken. Ik had willen vertellen dat er heel veel kleine kinderen in de fabriek werken en dat ik ’s winters nooit daglicht zie en dat mijn moeder ziek is geworden door het werk en nog veel meer. Maar nu kon ik die meneer alleen maar een beetje onnozel aankijken. Hij liep weer verder en snel riep ik naar Claartje: ‘Ze spreken Frans!” Mijn zus draaide zich om en liep naar Marijnesse. Ze zei iets en hij ging snel achter de hoge heren aan. Daar begon hij druk op hen in te praten. Marijnesse kon gelukkig wel Frans spreken. Nu kon ik ook wel raden wat hij aan het vertellen was! Na een hele tijd met Marijnesse gepraat te hebben, vertrokken de hoge heren met de directeur. “Ik heb de commissie precies verteld hoe het hier gaat,” zei Marijnesse toen ze weg waren, “hoeveel mensen er ziek zijn en hoeveel kinderen er werken. Ze konden hun oren niet geloven. Nu zal er vast wel iets gaan veranderen.” Toen begon hij te lachen en zei: “In elk geval krijgen jullie een andere baas.” Twee dagen later, op donderdag, hoorden we dat Marijnesse de volgende dag naar de gevangenis moest. Hij had zes maanden cel gekregen, “vanwege het verspreiden van opruiende pamfletten”. M’n vader zei: “Daar heeft de directeur voor gezorgd, omdat Marijnesse hem verraden heeft bij de commissie.” ’s Avonds hadden mijn vader en mijn oudste broer een vergadering met andere arbeiders uit de fabriek. Het was al laat toen ze thuiskwamen, maar ik sliep nog niet. “We gaan Marijnesse met z’n allen naar de gevangenis brengen, morgenvroeg”, zei mijn vader. “En dan maken we er meteen een mooie staking van,” zei mijn broer.” “Mogen de kinderen ook meegaan?” vroeg ik vanuit de bedstee. Daar moest mijn vader erg om lachen. “Mogen? Jullie móeten mee! Vrouwen en kinderen eerst,” zei hij. “Ga dus maar snel weer slapen, want het is een heel eind
13
DOSSIER KINDERARBEID - WERKBLAD 1C VERHAAL
zien staan tussen alle anderen. Dat vond ik het leukste van de staking. De rest van mijn familie niet. Die vonden het leukste dat Marijnesse weer vrij kwam. Daar had de commissie voor gezorgd nadat in de krant had gestaan wat er allemaal gebeurt in de fabriek. De directeur kwam hoogstpersoonlijk vertellen dat wij voortaan maar tot vijf uur ‘s middags hoeven te werken. Dan is het in de winter tenminste nog een heel klein beetje licht.
IDEEËN AFKOMSTIG UIT: Daens, film uit 1993, regie Stijn Coninx. De Herdt, R. en De Graeve, B. Kinderarbeid van omstreeks 1800 tot 1914. Centrum voor kunst en cultuur Gent, 1979. Giele, J. Arbeidersleven in Nederland, 1850-1914. Nijmegen, Sun, 1979. Walda, D. en Boezeman, W. Vroeger: hoe onze groot- en overgro otouders speelden, werkten, dachten, trouwden en kinderen kregen. Sjaloom, 1981.
FEIT EN FICTIE IN DIT VERHAAL Zo aardig als Marijnesse in dit verhaal waren de meeste opzichters niet. Ze stonden in dienst van de directie en moesten zorgen voor zo groot mogelijke winsten. In literatuur zijn vooral voorbeelden te vinden van opzichters die de touwtjes strak in handen hielden door bijvoorbeeld arbeiders te slaan. Ook de volwassen begeleiders van kinderen, die de kinderen aannamen en uitbetaalden, sloegen kinderen. De omstandigheden waren vooral voor de gezondheid erg slecht. De ongunstige invloeden waren onder meer: – het eentonige tredlopen gelijk aan de bewegingen van de machines – lange tijd rechtop lopen met onvoldoende pauze – te weinig slaap, last van beenkrampen ’s nachts.
wandelen morgen.” Mijn vader en broer waren de rest van de nacht houten borden aan het beschilderen. ‘Lage lonen! Lange werkdagen!’ stond erop. En op een ander bord schreven ze het in het Frans ‘Voila, c’est la vie des pauvres gens!” (Kijk, dit is het leven van arme mensen). “Als zij Frans spreken”, zei mijn vader,“dan kunnen wij het ook.”
Er gebeurden regelmatig ongelukken met de machines. In de Gazette van Gent, 19 januari 1872, verscheen het volgende artikeltje: ‘Gisteren nanoen is een meisje van 10 jaar, in eene dechetfabriek op den Dendermondsche steenweg met de linkerarm ingedraaid tussen de tandwielen van haar getouw. De arm werd haar van het lichaam gerukt. Ze werd terplaatse geneeskundig behandeld en daarna naar de Bijloke gevoerd. Er werd een onderzoek ingespannen om te weten of alle voorzorgen ter voorkoming van het ongeluk genomen waren. De beste voorzorg zou, onzes insziens, zijn dergelijke kinderen op de fabrieken niet toe te laten.”
De volgende ochtend vertrokken we met z’n allen naar het huisje van Marijnesse. Toen Marijnesse naar buiten kwam, met zijn koffertje in de hand, keek hij wel even raar op van al die mensen. Alle fabrieksarbeiders waren er. Mijn vader voerde het woord. “Marijnesse” zei hij, “als jij naar de gevangenis moet, dan gaan wij ook.” Met Marijnesse voorop liep de hele stoet langzaam naar de gevangenis. Daar stond de politie te paard ons op te wachten. M aar wij waren helemaal niet van plan om te gaan vechten. Er stond wel een fotograaf, die een foto van ons maakte. “Komen we nu in de krant?” vroeg ik aan mijn vader. De volgende dag stonden we in de krant! Mijn vader kocht hem voor ons. Als je héél goed keek, kon je mij
Rond 1900 kwamen de arbeiders meer voor zichzelf op. Wat dat betreft is dit verhaal niet geheel onwaarschijnlijk. Feit is, dat begin 1900 verschillende keren gestaakt is. In 1906 hebben Gentse kinderen en vrouwen (uit de
14
DOSSIER KINDERARBEID - WERKBLAD 1D VERHAAL
natte vlasspinnerij) in Brussel gedemonstreerd voor vermindering van het aantal arbeidsuren. In 1909 hebben meisjes en arbeidsters uit de vlasfabriek in Kortrijk de secretaris van de vakbond -dus niet, zoals in het verhaal, de opzichter in de fabriek- naar de gevangenis vergezeld. Hij moest daar zes maanden straf uitzitten omdat hij zijn arbeidsters in het openbaar had verdedigd. Of deze staking effect heeft gehad, is niet bekend. Eén van de bekendste voorvechters in de Belgische socialistische arbeidersbeweging is Jan Samijn geweest, de voorzitter van de vakvereniging van Gentse vlasbewerkers. Hij werd in 1906 veroordeeld tot zware boeten wegens het uitdelen van zesduizend pamfletten ter verdediging van de vrouwen en meisjes in de Gentse vlasspinnerijen. De Volksdrukkerij had hieraan meegewerkt, en drukte later ook het pamflet, waarin de bevolking werd opgeroepen mee te betalen aan de proceskosten.
BRON De Herdt, R. en De Graeve, B. Kinderarbeid van omstreeks 1800 tot 1914. Centrum voor kunst en cultuur Gent, 1979.
15
DOSSIER KINDERARBEID - WERKBLAD 2 NU
NU
WONEN Hier woon ik:.............................................. NAAM Mijn naam is:...................................................
KLEDING Dit draag ik:............................................. WERKEN Ik klus of werk thuis. Ik vind dit wel/geen kinderarbeid, want..................................... ................. DAGINDELING Mijn dagindeling (zo precies mogelijk) 12 9
3
6
12 9
3 6
12 9
3 6
12 9
...........................................
12 9
3 6
12 9
3 6
3 6
16
DOSSIER KINDERARBEID - WERKBLAD 3 VROEGER
VROEGER
KLAAS
STEENBAKKERIJ
WONEN
Dit is Klaas. Hij werkte in een bakkerij, waar geen brood maar stenen werden gebakken.
Soms bleven de steenbakkers slapen in loodsen, waar regen en wind doorheen bliezen.
WERKEN
KLEDING
De stenen werden buiten gedroogd en daarna gebakken. De kinderen sjouwden de stenen. Klaas werkte van 4 uur ’s ochtends tot soms8 uur ’s avonds. Hij had één uur pauze.
Klaas droeg een wijde korte broek met bretels om hem op te houden. En daaronder droeg hij lange kousen.
17
DOSSIER KINDERARBEID - WERKBLAD 4 VROEGER
VROEGER
TOUWSLAGERIJ
WILLEM
WONEN
Dit is Willem. Hij werkte als wieldraaier in een touwslagerij.
Kleine touwslagerijen hadden een touwbaan naast het woonhuis.
WERKEN
KLEDING
Na een hele dag aan het wiel draaien kreeg Willem wel pijn aan zijn arm. Zeker omdat de touwbaan heel zwaar en lang was. Hij werkte 12 uur per dag.
Deze kleding droegen de “lijndraiersknegten”.
18
DOSSIER KINDERARBEID - WERKBLAD 5 VROEGER
VROEGER
FABRIEKSARBEID
WONEN
ANNA
Dit is Anna. Ze werkte in een garenspinnerij.
De mensen woonden vlakbij de fabriek in kleine huizen, die dicht op elkaar stonden.
WERKEN
KLEDING
Anna maakte lange dagen. Ze moest de hele dag hetzelfde werk doen. Om half 6 in de ochtend begon ze en werkte tot 7 uur ’s avonds. Ze had een half uur pauze.
De hele dag op blote voeten.
19
DOSSIER KINDERARBEID - WERKBLAD 6 VROEGER
VROEGER
MIJNBOUW
THIJS
WONEN
Dit is Thijs. Hij werkte als sleper in de mijnen. Zijn gezicht was vies en zwart van de kolen.
In Limburg waren de meeste mijnen. Daar waren dan ook hele dorpen met mijnwerkershuizen. In deze straat woonde Thijs, in een gedeelte van zo’n huis.
WERKEN
KLEDING
Thijs was leerjongen en daarom moest hij mee de mijn in. Dat was niet goed voor zijn gezondheid. Hij werkte van 4 uur ’s ochtends tot ca. 5 uur ’s middags, zonder echte pauze.
De petten waren verstevigd, omdat ze moesten dienen als helm.
20
DOSSIER KINDERARBEID - WERKBLAD 7 VROEGER
VROEGER
LANDARBEID
WONEN
SIETSKE
Dit is Sietske. Ze werkte mee op de boerderij van haar ouders, ook al was ze nog maar vijf jaar oud.
De boerderij waar Sietske woonde was heel groot. Ze moesten er dan ook met veel mensen wonen (en al het vee natuurlijk).
WERKEN
KLEDING
Op de boerderij moest veel werk worden gedaan: bijvoorbeeld aardappels rooien, vlas drogen, zaaien, wieden en dieren voeren. Het was werk van 6 tot 6 met een uur pauze in de middag.
Omdat Sietske de hele dag buiten werkte, moest ze goed beschermd zijn tegen de kou, maar ook tegen de zon. Ze droeg daarom een lange jurk.
21
DOSSIER KINDERARBEID - WERKBLAD 8 VROEGER
VROEGER
DIENSTBODE
WONEN
TRUI
Dit is Trui. Zij werkte bij een rijke familie. Ze moest het huishouden doen.
Trui woonde bij het gezin in huis. Maar dan wel op zolder in een eigen kamertje.
WERKEN
KLEDING
Ze moest zorgen dat het eten op tijd klaar was en ze moest wassen, strijken, stoffen, loper kloppen… Van half 7 ’s ochtends tot ’s avonds 8 uur was ze bezig, met twee pauzes van een half uur.
Trui moest er keurig uitzien. Ze had een witte schort voor en een hoedje op, om de haren uit de ogen te houden.
22 22
DOSSIER KINDERARBEID - WERKBLAD 9 VROEGER
VROEGER
WIEBE
VEEN
WONEN
Dit is Wiebe. Hij werkte in het veen. Net als zijn ouders en zusjes. Ze staken turf, dat als brandstof werd gebruikt.
Ze woonden in een klein, donker en vochtig huis. Dat was van plaggen gemaakt en heet dan ook een plaggenhut.
WERKEN
KLEDING
Het werk was de hele dag door: sjouwen, tillen, stapelen. Wiebe werkte van 5 uur ’s ochtends tot 7 uur ’s avonds en had een half uur pauze.
Wiebe droeg soepele kleding tijdens het werk.
23 23
DOSSIER KINDERARBEID - WERKBLAD 10 FOTOBLAD
24 24
âž”
DOSSIER KINDERARBEID - WERKBLAD 11 FOTOBLAD
25 25
DOSSIER KINDERARBEID - WERKBLAD 12 FOTOBLAD EN 13 EN AFBEELDINGEN VAN VOORWERPEN
26 26
DOSSIER KINDERARBEID - WERKBLAD 14 ANTWOORDVEL
PORTRET
WONEN
WERKEN
Fabrieksarbeid
Steenbakkerij
Veen
Mijnbouw
27 27
KLEDING
DOSSIER KINDERARBEID - WERKBLAD 14B ANTWOORDVEL VOOR DE LEERKRACHT
PORTRET
WONEN
WERKEN
Landarbeid
Touwslagerij
Dienstbode
âž”
28 28
KLEDING
DOSSIER KINDERARBEID - WERKBLAD 15 KWARTET
MIJNBOUW
MIJNBOUW
THIJS WONEN WERKEN KLEDING
THIJS WONEN WERKEN KLEDING
MIJNBOUW
MIJNBOUW
THIJS WONEN WERKEN KLEDING
THIJS WONEN WERKEN KLEDING 29 29
DOSSIER KINDERARBEID - WERKBLAD 16 KWARTET
VEEN
VEEN
WIEBE WONEN WERKEN KLEDING
WIEBE WONEN WERKEN KLEDING
VEEN
VEEN
WIEBE WONEN WERKEN KLEDING
WIEBE WONEN WERKEN KLEDING
30 30
DOSSIER KINDERARBEID - WERKBLAD 17 KWARTET
DIENSTBODE
DIENSTBODE
TRUI WONEN WERKEN KLEDING
TRUI WONEN WERKEN KLEDING
DIENSTBODE
DIENSTBODE
TRUI WONEN WERKEN KLEDING
TRUI WONEN WERKEN KLEDING 31 31
DOSSIER KINDERARBEID - WERKBLAD 18 KWARTET
LANDARBEID
LANDARBEID
SIETSKE WONEN WERKEN KLEDING
SIETSKE WONEN WERKEN KLEDING
LANDARBEID
LANDARBEID
SIETSKE WONEN WERKEN KLEDING
SIETSKE WONEN WERKEN KLEDING 32 32
DOSSIER KINDERARBEID - WERKBLAD 19 KWARTET
TOUWSLAGERIJ
TOUWSLAGERIJ
WILLEM WONEN WERKEN KLEDING
WILLEM WONEN WERKEN KLEDING
TOUWSLAGERIJ
TOUWSLAGERIJ
WILLEM WONEN WERKEN KLEDING
WILLEM WONEN WERKEN KLEDING 33 33
DOSSIER KINDERARBEID - WERKBLAD 20 KWARTET
STEENBAKKERIJ
STEENBAKKERIJ
KLAAS WONEN WERKEN KLEDING
KLAAS WONEN WERKEN KLEDING
STEENBAKKERIJ
STEENBAKKERIJ
KLAAS WONEN WERKEN KLEDING
KLAAS WONEN WERKEN KLEDING
34 34
DOSSIER KINDERARBEID - WERKBLAD 21 KWARTET
FABRIEKSARBEID
FABRIEKSARBEID
ANNA WONEN WERKEN KLEDING
ANNA WONEN WERKEN KLEDING
FABRIEKSARBEID
FABRIEKSARBEID
ANNA WONEN WERKEN KLEDING
ANNA WONEN WERKEN KLEDING
35 35
DOSSIER KINDERARBEID - LEERLINGENMATERIAAL
WERKBLAD 22 BRIEF VAN HET MUSEUM HALLO ALLEMAAL, Jullie komen binnenkort naar het Nederlands Openluchtmuseum voor het project Kinderarbeid. Dit project gaat over het werk dat veel kinderen rond 1900 in Nederland moesten doen. Ze werkten thuis, op boerderijen, op het land of in fabrieken. Het was vaak zwaar, ongezond werk en soms ook gevaarlijk. Jullie gaan tijdens dit project ontdekken wat Kinderarbeid precies is, waarom school zo belangrijk is, en wat je tegen Kinderarbeid kunt doen. Ook worden jullie lid van een onderzoekscommissie en gaan jullie zelf aan de slag, om uit te vinden hoe het nu eigenlijk is om te moeten werken. Dus stroop je mouwen maar op, want er gaat gewerkt worden. We wensen je alvast veel plezier. Tot ziens in het museum! Groetjes van de medewerkers van de afdeling Educatie
36
DOSSIER KINDERARBEID - BEGELEIDERSMATERIAAL
WERKBLAD 23 BEGELEIDING TIJDENS MUSEUM BEZOEK
HOE GAAT HET IN Z’N WERK? BEGELEIDERS Uw groep wordt bij de zuivelfabriek Freia ontvangen door een museummedewerker, die het project tijdens het museumbezoek begeleidt. De museumbegeleider verzorgt de introductie en de afsluiting van het project. U gaat dus zelf met de leerlingen aan de slag. Wij vragen minimaal vier begeleiders (waarvan één leerkracht) op een groep van 30 leerlingen en verwachten van de begeleiders een actieve rol. Natuurlijk is de museummedewerker tijdens de activiteiten aanwezig ter ondersteuning en advies. Zorg dat u op tijd bij het project bent. Zuivelfabriek Freia is een kwartiertje lopen van de Entree. Als u de tram neemt, stapt u uit bij Halte D.
LEGENDA 1 Parkeren bussen/toiletten 2 Betalen bij kassa 3 Entreepaviljoen: - Kaartcontrole 4 Met de tram naar Zuivelfabriek Freia, stap uit bij halte D 5 Ontvangst museummedewerker: Zuivelfabriek Freia 6 Lekker eten (Picknickloods) 7 Even lekker spelen 8 Wasserij uit Overveen
Zuivelfabriek Freia
37
OVERZICHT VAN ONS AANBOD PER GROEP GROEPEN
1
2 3 4 5 6 7
Educatieve projecten
Kenmerkende thema’s
KEUTERBOEREN Waar komt jouw eten vandaan?
Opa & Oma, groeien, de boerderij, dieren, de supermarkt, koken, eten
WAT WIL JE LATER WORDEN? Wat kon je vroeger worden?
Beroepen, ambachten, dit ben ik!
BAKKERS EN BOEREN Hoe zie jij een ander?
Discriminatie, pesten, jezelf en elkaar leren kennen, respect en tolerantie, samenwerken
FEEST, WEET WAT JE VIERT Wat vieren we in Nederland en waarom? Canonvenster*: Veelkleurig Nederland
Feesten van alle culturen
BROOD! Dat koop je toch in de winkel?
Waar komt ons voedsel vandaan, eten, land bewerken, de bakker, de boerderij
BOUWEN Bouwen in de 18e en 19e eeuw
Bouwen, huisvesting, uitvindingen, hout- en vlecht constructies, vloeren, muren, daken
●
DINGENLIEFDE Hoe en wat bewaart een museum?
Sparen, verzamelen en bewaren, presenteren en filmpje maken
ARCHITECTEN GEZOCHT Ontwerp je eigen woonboerderij
8
● ● ●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
● ●
●
Ontwerpen, bouwen, huis en wonen, inrichten, van boerderij tot woonhuis, samenwerken
●
●
DOSSIER KINDERARBEID Canonvenster*: Verzet tegen Kinderarbeid
Opa en Oma, werkervaringen opdoen, derde wereld, kleding, de rechten van het kind, meningsvorming
●
●
NIEUW IN NEDERLAND Waar moet je aan wennen? Canonvenster*: Veelkleurig Nederland
Waar kom ik vandaan, multiculturele samenleving, Nederlands-Indië en dekolonisatie, kleding, samen koken en eten, respect en tolerantie
●
●
ELFSTEDENTOCHT Winterschoolreisje
Friesland, wintertradities, bewegen
●
●
*Het Nederlands Openluchtmuseum presenteert vanaf oktober 2017 de Canon van Nederland. De presentatie bevat de Tien Tijdvakken van De Rooy en de 50 Canonvensters.
●
●
●
●
●
In het museum zijn vanaf 2017 de nieuwe presentaties in meerdere zalen te zien. Kinderen kunnen nu al kennismaken met twee vensters uit de canon die juist hen zullen aanspreken: Verzet tegen Kinderarbeid en Veelkleurig Nederland.
Hoeferlaan 4, Arnhem
www.openluchtmuseum.nl
Reserveringen: 026 357 61 23
res@openluchtmuseum.nl
38