20 minute read

generatie op

Auschwitz’ van generatie op generatie een adem- benemende roman Hoe zou je Overal en Altijd Weer, de adembenemende roman van Michel ‘

— dO Or BERTJE LEUW

Laub, kunnen noemen? Een ‘memoir’?, een autobiografische verhandeling? Is het een bekentenisroman? Of wellicht het verslag van een ‘rite de passage’? Vermoedelijk is het dat allemaal tegelijk, dit verhaal over het effect van ‘Auschwitz’ tot in het derde geslacht.

‘Een paar dingen die ik weet over mijn grootvader’; ‘Wat ik weet over mijn vader’; ‘Wat ik weet over mij zelf’. Dit soort titels geeft Laub aan de hoofdstukjes in zijn boek, waarbij hij in korte fragmenten situaties weergeeft uit de levens van deze drie mannen. Aanvankelijk lijken de fragmenten een wat brokkelig geheel te vormen, maar dat gevoel verdwijnt als je je realiseert dat die stijlfiguur vermoedelijk een metafoor is voor hoe een kind de wereld in al zijn onsamenhangendheid waarneemt. Geleidelijk aan ontwaar je als lezer hoe evident ‘Auschwitz’ de rode draad is in dit verhaal.

SCHRIFTJES ‘Mijn grootvader praatte niet graag over het verleden.’ Zo begint het boek. En de verklaring: hij was een Jood, zat als jonge man in Auschwitz, overleefde als enige zijn familie, emigreerde naar Brazilië en misschien, zegt de schrijver, is een levenslange herinnering aan Auschwitz nog wel een ergere gevangenis dan die waarin hij heeft gezeten. De grootvader heeft wel schriftjes nagelaten. Zestien schriftjes in totaal waarin hij zijn leven in Brazilië optekent in teksten die doen denken aan lemma’s uit een encyclopedie, zonder duidelijk onderling verband. Over wat er aan zijn Braziliaanse leven voorafging, waar hij voordien woonde, school ging, over zijn familie, en ook over Auschwitz: geen woord. De schriftjes beginnen op de dag van aankomst in Brazilië, in Porto Allegre, over het drinken van een glas melk.

‘Melk’, schrijft hij, ‘is een vloeibaar voedingsmiddel met een romige textuur dat, behalve calcium en andere bestanddelen te bevatten die essentieel zijn voor het organisme, het voordeel heeft dat het niet erg vatbaar is voor de ontwikkeling van bacteriën.’ De werkelijkheid was dat hij meteen na aankomst geveld werd door gevaarlijke, wekenlang durende tyfus, waarschijnlijk opgelopen door de melk die hij bij aankomst te drinken kreeg. ‘Haven’, het volgende trefwoord - de volgorde van de aantekeningen verwijst naar de volgorde van de dingen waar hij in zijn nieuwe leven mee te maken kreeg – wordt beschreven als ‘de plaats waar ambulante handel bijeenkomt die werkt volgens strenge regels van fiscaal en hygiënisch toezicht.’ Kortom, Brazilië leek een land vol kansen voor een wiskundeleraar als zijn grootvader die geen woord Portugees sprak, schrijft de kleinzoon. In werkelijkheid moest grootvader zijn brood verdienen met naaimachines verkopen. Het is duidelijk: alles in de schriftjes is een omgekeerde versie van de werkelijkheid.

FINALEVERKLARING De werkelijkheid in het leven van grootvader is de niet bestaande positieve wereld waar hij zich krampachtig aan vasthoudt en die vermoedelijk het verdriet om Auschwitz moet overdekken. Die poging is tot mislukken gedoemd. Hij pleegt zelfmoord als zijn zoon, vader van de ik-figuur, veertien jaar oud is. Deze zoon, op zijn beurt, overdekt zijn verdriet om dit verlies met het obsessief herhalen, eerst voor zichzelf en later voor zijn zoon, van een versie van het leven die bijna uitsluitend over Auschwitz gaat. Auschwitz als finale verklaring voor de verschrikkelijke en verdrietige daad van zijn vader, lijkt het. De informatie over de gruwelijkheden in het kamp, die zijn eigen vader hem nooit gaf, haalt de zoon uit boeken van Primo Levi. Met die werkelijkheid die als mantra’s zijn hersenen binnendringen, groeit de kleinzoon van de Auschwitz-overlever, de ik-figuur, op. Ook wordt hij angstig gemaakt – angstig voor antisemitisme dat overal en altijd de kop kan opsteken. Je kunt, stelt zijn vader, ineens gedwongen worden het land waar je altijd hebt gewoond te moeten verlaten, dus je moet een universeel beroep kiezen, onafhankelijk van je eigen taal. Op de Joodse basisschool is het onderwerp antisemitisme ook dagelijkse kost. Als zijn katholieke klasgenoot João – een enkele niet-Joodse ouder betaalt veel geld om zijn kind op deze eliteschool te krijgen – door de Joodse klasgenoten onder wie de ik-figuur ernstig mishandeld wordt, volgt er ook een ontlading van de ik-figuur tegenover zijn vader; Auschwitz moet stoppen! De vader stopt inderdaad met het citeren van Primo Levi en geeft zijn zoon de schriftjes van grootvader te lezen. Alsof hij daarmee iets over zijn eigen verhouding met zijn vader wil vertellen, zijn vader die in de zestien schriftjes over het leven in Brazilië, geen enkele echte emotie kon tonen, ook niet over zijn vrouw en de geboorte van zijn enige kind. ‘Gezin’: groep mensen die het huis delen met de man en in het samenwonen zijn verlangen naar continuïteit en het geven van liefde bekronen, de bevestiging van het geluk dat hij zijn hele leven heeft gehad. ‘Zwangerschap: toestand waarin de echtgenote maandenlang niet ziek is en geen risico loopt zoals ziekten in de baarmoeder of een hoge bloeddruk. Wanneer de echtgenote merkt dat ze zwanger is, deelt zij dat onmiddellijk mee aan haar man, zodat die de daaropvolgende beslissing kan nemen: het kind krijgen of het kind niet krijgen.’ Voor de ik-figuur blijven, mede door de merkwaardige inhoud van zijn grootvaders schriftjes, de raadsels met betrekking tot wat een mens drijft, bestaan. Zijn worsteling om te begrijpen, word je als lezer gewaar in al die teksten die gaan over hoe de drie hoofdpersonen in het verhaal het voor zichzelf en anderen verpesten.

VANKENNISNAAR BEGRIP Uit schuld, schaamte en woede gericht op zichzelf en zijn klasgenoten dwingt de ik-figuur zijn vader om hem op de – niet-Joodse – school in te schrijven waar ook João na de pesterijen naar toe is gegaan. Daar is hijzelf de buitenstaander die gepest wordt. Hij krijgt er te maken met antisemitisch getreiter - tekeningen van Hitler die in zijn schooltas worden gefrommeld - en hij isoleert zich steeds meer. Drinkend en vechtend gaat hij door het leven totdat hij, tegen de veertig en twee mislukte huwelijken verder, begint in te zien dat hij zelf, per besluit, kan stoppen zijn leven te vergooien; en dat hij ook kan ophouden de reeks woorden die hij repeterend in zijn teksten vlecht: ‘João, Auschwitz, mijn grootvader en mijn vader, het menselijk tekort overal en altijd weer’, verklarend en betekenisgevend te laten zijn. ‘Wat ik weet over...’ lijkt tegen het einde van het boek veranderd in ‘wat ik begrijp van…’ en dat is hoopvol, niet in de laatste plaats omdat de ik-figuur dan zelf een zoon heeft gekregen en omdat hij ten koste van alles wil voorkomen dat ook diens leven weer om ‘Auschwitz’ zal draaien. Wat mij betreft is dit boek een sublieme psychologische roman over het persoonlijk verwerken van man- made disasters.

Michel Laub – Overal En Altijd Weer. Ambo/ Anthos uitgevers Amsterdam, 2013. Vertaling uit het Portugees, Harrie Lemmens. Oorspronkelijke titel Diário da queda. 178 blz. €17,95

— dO Or SARAH BREMER

20 JAAR VOORZITTER

Januari 2018 is Jacques Grishaver 20 jaar voorzitter van het Nederlands Auschwitz Comité. iedereen kent hem en hij kent iedereen. Een op het eerste gezicht joviale man, die makkelijk contact maakt – vaak met een geintje – en tegelijk recht op zijn doel af gaat. Een vast-bijter en vechter met een groot hart.

Vertel eens iets over je geschiedenis? “Veel van mijn familieleden zijn vermoord in Sobibor of Auschwitz. Mijn opa en oma, tantes, hun kinderen. Dat heeft natuurlijk het leven van mijn moeder beïnvloed en daardoor ook ons gezinsleven. Ik ben geboren in maart 1942. Op mijn eerste verjaardag zaten mijn ouders in de Hollandsche Schouwburg. Gelukkig hebben zij en ik het overleefd. Na de oorlog probeerden mijn ouders de draad weer op te pakken, maar het gemis was altijd aanwezig. Vanaf 1956, toen het Nederlands Auschwitz Comité werd opgericht, ontving mijn moeder hun mededelingenblaadjes. Ze ging naar de herdenkingen, toen nog op de Oosterbegraafplaats bij een kleine steen. Ik ben weleens met haar meegegaan. Ik denk dat mijn moeder er ook heen ging om anderen te ontmoeten die er ook nog waren, die het leven voor de oorlog ook gekend hadden. Zich samen weer een beetje een groep voelen.” Jacques zelf heeft het er ook moeilijk mee. Hard werken en gewoon doorgaan is een remedie tegen de onrust en het gevoel wat op de loer ligt. Een gewoon leven leiden, trouwen met zijn Loes, kinderen krijgen, een zaak opbouwen. Altijd actief zijn. Helpen waar hij kan helpen, ook als vrijwilliger, onder andere bij de Liberaal Joodse gemeente. Waarom? “Om te werken aan het herstel van de Joodse wereld!”

Hoe ben je bij het Comité gekomen? In 1986 hoort hij over een reis die het NAC voor het eerst organiseert naar kampen in Polen. Ook naar Sobibor, waar zoveel van zijn familieleden zijn omgekomen.

Hij voelt dat hij mee wil en schrijft zich in voor de reis van 1988, samen met een vriend. De vriend trekt zich echter terug en ook voor Jacques is het op dat moment een te grote stap. Uiteindelijk is hij meegegaan, samen met Loes, op de reis van 1990. Erg indrukwekkend. Op organisatorisch gebied gebeurt er tijdens de reis iets en hij springt in om te helpen. Aan het eind van die week wordt hem dan ook gevraagd of hij deel wil uitmaken van de steungroep van het Comité. Het Nederlands Auschwitz Comité bestond destijds uit een bestuur: de oprichters, overlevers, de ‘ouderen’ en een steungroep: ‘jongeren’ die hen ondersteunden met hand - en spandiensten. Hij zegt ‘ja’ omdat hij het belangrijk vindt dat het nooit mag worden vergeten wat er gebeurd is en dat de slachtoffers in herinnering blijven. Het past bij zijn altijd bezig zijn en het willen herstellen van het Joodse leven.

In 1992 schuift hij door naar het Comité. In 1994 stopt Annetje Fels, een van de oprichters, als voorzitter. Zij wordt opgevolgd door Anita Löwenhardt. Jacques werkt actief met haar samen: “een soort vicevoorzitter”. Als Anita in 1997 stopt wordt hij interim-voorzitter. Eind 1997 komt van ‘de ouderen’ de vraag of Jacques, die het al zo goed doet, niet gewoon voorzitter wil worden. “Ik heb ja gezegd. Het zou officieel op de lunch na de herdenking van 1998 ingaan. Ik heb het mijn moeder vertelt en zij was zo trots! Helaas heeft ze het niet mee mogen maken, omdat ze kort voor de herdenking heel plotseling overleed.”

Wat voor een voorzitter ben je? Als relatief ‘jonge’ voorzitter heeft hij het idee dat hij zich moet bewijzen door zijn gedachten en zijn gevoel over hoe het Comité zich zou kunnen ontplooien, te laten zien. Maar wel op een manier dat iedereen mee kan komen. “We zijn een vrijwilligersorganisatie over een zwaar onderwerp. Ik wil mensen dan ook de ruimte geven vragen te stellen, hun zegje te doen.” Dat betekent soms lange vergaderingen, mensen tegen de haren instrijken. Hij hoopt altijd eruit te kunnen komen, maar soms is een breuk onvermijdelijk. Voor hem, die afscheid nemen een verschrikking vindt, is dat elke keer zwaar.

Wat zijn de belangrijkste ontwikkelingen tijdens jouw voorzittersjaren? “Als eerste de reis. Altijd was hij overboekt, dus vanaf 1999 maken we ieder jaar de reis. We moeten dat gewoon doen.” Een tweede belangrijk punt is het betrekken van de Sinti en Roma bij de herdenking en het Comité. “Comitélid en pleitbezorger Max Arian zei: ‘zij hebben hetzelfde meegemaakt’ en hij had helemaal gelijk. Vanaf 2000 horen zij erbij en is Zoni Weisz lid geworden van ons Comité.” De jaarlijkse herdenking op de laatste zondag van januari, wordt steeds drukker. Vanaf 2002 worden ook de ambassadeurs van onze bevrijders uitgenodigd. Ieder jaar lijken er meer mensen te komen. Dit jaar zijn er vertegenwoordigers van meer dan 35 landen, organisaties, overheden en heel veel ‘gewone’ mensen. Mensen die samen herdenken en ‘Nooit Meer Auschwitz’ steunen. In 2012 wordt de Auschwitz Herdenking de Nationale Holocaust Herdenking, een erkenning van groot belang. Dit jaar zal de herdenking voor de tweede keer live uitgezonden worden op tv. In 2003, tijdens een etentje, vraag Ronald Leopold, tegenwoordig directeur van de Anne Frank Stichting, maar toen secretaris van de PUR, aan Jacques of hij weleens gedacht heeft aan een Nooit Meer Auschwitz lezing. Een lezing over de Holocaust, over racisme, discriminatie en mensenrechtenschendingen. Omdat we altijd waakzaam moeten blijven! Het NAC – in samenwerking met de SVB (PUR) en het NIOD – organiseert dit jaar inmiddels voor de 15e keer deze lezing. De Nederlandse regering vraagt eind jaren negentig aan het Comité de tentoonstelling over de Jodenvervolging in Nederland, in het Nederlandse paviljoen in Auschwitz, te vernieuwen. April 2005 wordt in aanwezigheid van Prins Willem–Alexander en Prinses Maxima de nieuwe tentoonstelling geopend. Onderdeel van de tentoonstelling is een namenwand met de namen van de bijna 57.000 Joden die uit Nederland zijn gedeporteerd en vermoord werden in Auschwitz. Door deze wand komt Jacques op het idee voor een namenwand in Nederland, met alle namen van 102.000 Nederlandse Holocaustslachtoffers. Hij gaat praten met Anne Lize van der Stoel, voorzitter van Stadsdeel Centrum van Amsterdam. Zij vindt het een goed plan en steunt het van harte. In 2007 wordt het idee voor de namenwand publiekelijk gemaakt.

Wat wens je je nog? “Ik wil meemaken dat het Nationaal Holocaust Namenmonument wordt onthuld. Een monument met alle 102.000 namen van Joden, Sinti en Roma die vanuit Nederland zijn vervolgd en gedeporteerd. Holocaustslachtoffers die geen graf hebben. Een monument waar elk individueel slachtoffer van de Holocaust een eigen steen met zijn eigen naam erop heeft. Herdenken is niet alleen voor hen die zich de oorlog kunnen herinneren. Het is juist ook voor hen die de oorlog niet hebben meegemaakt. Voor de kinderen van hen die het meemaakten, voor hun kleinkinderen en voor de volgende generaties. Bovendien draagt het monument bij aan het historisch besef waar oorlogen toe kunnen leiden en vormt het een aansporing voor reflectie en educatie over de Tweede Wereldoorlog.” Waarmee ‘Nooit Meer Auschwitz’ zijn diepe betekenis en belang bewijst. “Annetje Fels heeft me in 1998 gevraagd: ‘bewaak onze erfenis goed, zorg goed voor wat wij hebben opgericht’. En dat is waar ik met heel mijn hart ja tegen heb gezegd en waar ik mij voor inzet. Ik ben trots op wat we bereikt hebben met het Comité.”

de vOOrOOrdelenladder KWAAD TOT

ERGER

—dOOr THEO VAN PRAAG

1 2 3 Waarom is het verstandig iets tegen vooroordelen te doen? Vandaag gaat het om anderen, morgen kan het om jezelf gaan. Mensen zijn altijd geneigd te categoriseren, dat wil zeggen zichzelf en anderen in groepen, categorieën in te delen. Om het overzichtelijk te houden, deelt men de mensen in twee groepen in: een WIJ-groep (alles wat vertrouwd is en ‘in’) en een ZIJ-groep (de anderen, de onbekenden, die ‘out’ zijn). Met de Vooroordelenladder kun je zien hoe en waarom men anderen tot de WIJ- of ZIJ-groep rekent.

Volgens Gordon Allport en vele andere sociaalwetenschappelijke onderzoekers kunnen vooroordelen in verschillende stadia voorkomen. Niks opzienbarends zou je zeggen. Wat wel opvalt is dat vooroordelen in sterkte toenemen, alsof ze op een steeds hogere trede van een ladder komen. Daarbij gaat de ene fase (trede) wel vooraf aan de andere maar zij hoeft niet automatisch tot de volgende te leiden. Alleen het besef van een dergelijk mechanisme zal vooroordelen en discriminatie niet stoppen. Het is als de toeschouwers bij een brand. Je hoeft geen benzine op het vuur te gooien om de zaak te laten afbranden. Toekijken helpt niet, misschien sta je zelfs de brandweerlieden bij hun bluswerkzaamheden in de weg. Maar wie een eind aan het vuur wil maken, pakt de schuimblusser en helpt mee. De Vooroordelenladder laat zien dat er in het gebruiken van vooroordelen een bepaalde rangorde zit. grapjes, negatieve zegswijzen en akelige moppen. Iedereen kent grapjes over minderheden. Vaak herkenbaar aan het gebruik van het woordje ‘ze’. Wie kent in Nederland niet de Belgenmoppen, zoals moppen in Amerika gaan over de Polen, in Zuid-Afrika over de zwarten, in Engeland over de Ieren, en overal over Joden en homoseksuelen en andere minderheden. “Iedereen maakt grappen over andere mensen”, zegt Martin Grotjahn, hoogleraar psychiatrie en schrijver van een boek over de symboolfunctie van moppen, “maar in alle moppen zit verborgen agressie. Racistische grappen kunnen aanleiding geven tot racistische haat.” Het steeds weer doorvertellen van dergelijke moppen over Belgen, Surinamers, Joden, Turken, Marokkanen, homofielen etc. helpt dus vooroordelen door te geven. Uit onderzoek bleek een paar jaar geleden dat het woord “Jood” een van de meest gebruikte scheldwoorden is door Nederlandse scholieren vanaf 8 jaar. Ook ‘homo’, ‘hoer’ en ‘Marokkaan’ scoren goed. De Nationale Academie voor Media en Maatschappij die dit onderzocht, lanceerde de zogenaamde PestThermometer. Een poll waarmee leerkrachten kunnen bijhouden welke scheldwoorden scholieren gebruiken. Het gebruiken van scheldwoorden en het steeds weer doorvertellen van moppen over Belgen, Surinamers, Joden, Turken, Marokkanen, homofielen etc. helpt vooroordelen door te geven. de tweede trede bestaat uit ontwijken, negeren, uit de weg gaan. Wie op de ene trede van de trap staat, gaat echt niet zo gauw één tree hoger, laat staan meerdere treden. Toch is het waar dat activiteit op een tree de overgang naar een volgende gemakkelijker maakt. Door de negatieve zegswijzen en anti-Joodse maatregelen van Hitler en zijn aanhangers, werd het bijna een eeuw geleden voor de Duitsers makkelijker hun Joodse buren en vroegere vrienden af te vallen of te ontlopen. Hoewel de meeste Nederlanders geen Roma en Sinti kennen of anderen uit voor hen onbekende culturen, laat staan slechte ervaringen met hen hebben gehad, staat het negatieve oordeel van velen over die personen al vast. In de grote steden is een toenemend aantal ouders bereid hun kinderen elke dag te brengen naar en te halen van een school die ver van hun huis is. Zo vermijden zij dat hun kinderen op een school zitten waar veel kinderen van etnische minderheden zijn. wanneer iemand op de tree discriminatie, treiteren, pesten staat, is hij actief bezig de wereld om hem heen te verdelen in een wij- en zij-categorie. Discriminatie is het ongelijk behandelen van personen of groepen op grond van kenmerken die zij niet kunnen of willen veranderen. Mensen die discrimineren doen veel moeite andere mensen allerlei rechten te ontzeggen waarop zij zelf wel aanspraak maken. Rassenscheiding in Zuid-Afrika via de wet en in de zuidelijk staten van de Verenigde

Staten waren in de vorige eeuw voorbeelden van de meest vergaande vorm van discriminatie. Er zijn ook recentere voorbeelden te noemen: bloeiende Joodse gemeenschappen van Marokko tot Irak, die duizenden jaren lang in de Arabische landen hadden geleefd en belangrijke bijdragen hadden geleverd aan de ontwikkeling van deze landen, verdwenen in één generatie. Het betreft de grotendeels vergeten geschiedenis van de naar schatting 1 miljoen Joden die tussen 1938 en 1973 uit de Arabische wereld eerst werden gediscrimineerd en daarna binnen zeer korte tijd zelfs verdreven. Bij de stichting van de staat Israël zijn naar schatting ca. 700.000 Palestijnen vertrokken of verdreven uit het land waar zij woonden. Noord-Korea, Pakistan, Vietnam. De lijst is niet uitputtend! Pogroms is het Russische woord voor verwoesting en betekende hevige uitbarstingen van Jodenhaat, die gepaard gingen met plundering, vernieling, moord en andere misdaden.

Het zal ieder weldenkend mens duidelijk zijn dat het vertellen van een grap over Turken niet leidt tot het uitroeien van het Turkse volk, maar als het vaak gebeurt wel tot een negatief beeld van Turken. Dit geldt voor al deze treden. Iedereen die iets van geschiedenis weet, beseft dat discriminatie van mensen kan leiden tot verder geweld en uiteindelijk tot uitroeiing.

Een waarschuwing tegen racisme en discriminatie in de overtreffende trap, gefotografeerd op de achterkant van een ‘Lelijk eendje’ in Amsterdam. Foto NRC/Maurice Boyer

Wie discrimineert, zal ook de mensen die hij discrimineert proberen te mijden. Het is dan niet onlogisch dat hij zich ook negatief over de mensen uitlaat of akelige grapjes ten koste van hen maakt.

4de vierde trede van de ladder bestaat uit fysiek (lichamelijk) geweld, aanslagen. Via de media, websites en internet worden we dagelijks met geweld en aanslagen geconfronteerd. Van ver af tot soms erg dichtbij. Een aanslag in Indonesië, Irak, Moskou, België of Amsterdam: het komt binnen enkele tellen overal binnen.

5lynchings, pogroms en massamoorden en de genocide onder hitlers nazi’s markeren de hoogste tree op de ladder van gewelddadige uitingen van vooroordelen. De nazi’s vermoordden niet alleen miljoenen Europese Joden maar ook honderdduizenden Roma en Sinti, homoseksuelen, Jehovagetuigen, communisten en socialisten. Er zijn in de twintigste eeuw meer tragische lijstjes van andere gruwelijke genocides, onder meer in Rusland, Polen, Rwanda, Joegoslavië, Cambodja, Soedan en

5

VERMOORDEN, LYNCHEN, POGROMS, GENOCIDE

4

FYSIEK GEWELD, AANSLAGEN

De Vooroordelenladder

3

discrimiNereN, TreiTereN, pesTeN

2

oNTwijkeN, NegereN, uiT de weg gaaN

1

EBERHARDVANDERLAAN 1955 — 2017

‘hijwaseenechtevriendvanhetauschwitzcOMitÉ’

Toen de burgemeester van Amsterdam, Eberhard van der Laan, op 5 oktober 2017 overleed had de voorzitter van het Nederlands Auschwitz Comité Jacques Grishaver het gevoel dat er een vriend was verdwenen, ‘een persoonlijke vriend, een vriend van het Auschwitz Comité en ook een vriend van de Nederlandse Joden’.

De aanwezigheid van Eberhard van der Laan bij de jaarlijkse Nationale Holocaust Herdenking in januari was allesbehalve plichtmatig. Hij hield elk jaar een persoonlijke toespraak. Een paar jaar geleden regende het dat het goot op de herdenking. Iedereen zette z’n paraplu op, herinnert Grishaver zich: ‘Maar Eberhard niet. Hij vond dat beetje regen veel minder belangrijk dan waar we voor bij elkaar waren gekomen. Laat mij maar nat worden, dat straalde hij uit. Dat was echt Eberhard.’ Met Eberhard van der Laan had Grishaver al contact voordat hij burgemeester werd: ‘Toen hij van 2008 tot 2010 minister voor Wonen, Wijken en Integratie was waren er al gesprekken over de verhoudingen tussen joden en Marokkanen. Ik vond hem direct een heel aardige kerel. We hadden het toen ook al over het Namenmonument, waar hij veel interesse voor had. Hij kwam zelfs bij mij thuis en ik heb hem rijen mappen laten zien, het waren er 26 of 27, van mensen die het idee van het Namenmonument ondersteunen. Dat was het begin van een heel goede relatie. Hij liet me zelfs een toespraak lezen waar kritiek op was gekomen van Joodse zijde met de vraag of hij iets verkeerds had gezegd. Dat was niet zo, al zou ik het misschien anders hebben verwoord. Toen ik hem daarover de volgende ochtend terug belde, zei hij: “Ik bel je zo terug, ik ben m’n kinderen naar school aan het brengen.” We waren ook op zijn inauguratie als burgemeester. Daar zei hij: “Je kunt altijd op me rekenen voor hulp.” En zo is het altijd gebleven.’ Zijn betrokkenheid bij de Joodse gemeenschap uitte zich ook in bezoeken aan Beth Shalom, het Joodse bejaardencentrum. Met sommige bewoners had hij zo’n goed contact dat hij onverwachts op hun begrafenis verscheen. Misschien was zijn sympathie soms te groot. Zo kon hij zich niet voorstellen dat buurtbewoners bezwaar zouden maken tegen het Namenmonument in het Wertheimpark, de plek die hij had uitgekozen. Er waren toen echter enige procedurele fouten gemaakt en daardoor ging het op die plek niet door. Daarom was het traject daarna zeer zorgvuldig. Er werden een aantal mogelijke andere plekken geïnventariseerd. De burgemeester ging ze zelf bekijken totdat de gemeenteraad unaniem voor de Weesperstraat koos. ‘Intussen was er nog iets droevigs gebeurd. Bij de opening van wat eerst het Sjoamuseum heette, en intussen het Holocaustmuseum, kondigde hij trots aan dat er tien miljoen euro beschikbaar kwam van de zogenaamde erfpachtgelden. Na de oorlog had de gemeente achterstallige erfpacht geëist van – vanzelfsprekend vanwege de Jodenvervolging – afwezige Joden en ze ook nog eens boetes opgelegd. Die boetes zouden aan de mensen worden terugbetaald, maar de erfpachtgelden zelf zouden voor een collectief doel beschikbaar zijn. Van der Laan noemde het Namenmonument en het Holocaustmuseum. Droevig genoeg werd daar scherp en onheus op gereageerd door enkele personen uit de Joodse gemeenschap. “Deze burgemeester besteelt ons voor de tweede keer” werd er getwitterd. Dat heeft hem heel veel pijn gedaan. We hebben hem, denk ik, als Joodse gemeenschap daarmee heel erg geschoffeerd. Hij moest erkennen dat hij voorbarig was geweest, maar ik ben er van overtuigd dat hij het met de beste bedoelingen had gedaan. Het is nooit hersteld. Want hij werd toen ziek. Het laatste berichtje dat ik van hem kreeg kwam nog vanuit het Anthonie van Leeuwenhoekziekenhuis. Ik had hem nog graag de eerste gebakken steen van het monument willen overhandigen. Wat spijt het me dat hij het tot stand komen van het Namenmonument niet meer heeft mogen meemaken.’