Rapportage urenverantwoording Rijksuniversiteit Groningen voor Yantai

De Personeelsgeleding is verheugd dat er nu, na lang aandringen, uiteindelijk een onderzoek is gedaan naar de verantwoording van de urenregistratie Yantai. Wij hebben steeds aangedrongen op een dergelijk onderzoek omdat ons vanuit de universitaire gemeenschap signalen bereikten dat de inzet van medewerkers op incidentele basis voor Yantai werd onderschat. Wij kunnen niet anders dan constateren dat die signalen klopten – uit dit rapport blijkt dat, met een slag om de arm, het aantal niet-verantwoorde uren voor Yantai ongeveer gelijk is aan het aantal wel verantwoorde uren. Een overschrijding van 100%.

Wij delen de conclusie van dhr Klaassen, dat er sprake is van een kwantitatief geringe omvang van de niet-verantwoorde uren, dan ook niet. Dat deze omvang procentueel kleiner lijkt komt doordat de procentueel berekende overschrijding uitgaat van alle personele kosten voor het project, dus ook die van medewerkers die voltijds op het project werkten. Maar het is ons altijd gegaan om de medewerkers die naast Yantai ook nog andere werkzaamheden hadden.

Wij constateren ook dat er in het rapport meermalen sprake is van onderschatting van bestede uren en het niet-realistisch berekenen van uren door de projectleiding, zoals het uitgaan van een 5-urige werkdag voor personeelsleden die op reis zijn naar China. Dergelijke miscalculaties duiden er wat ons betreft op dat er bewust is geprobeerd de kosten voor dit project zo laag mogelijk te houden. We kunnen het dan ook niet eens zijn met de Raad van Toezicht, als deze stelt dat er niet nalatig gehandeld is.

Wij zijn ontstemd over het feit dat we dit rapport pas gisteren om 17.00 tot onze beschikking kregen. Het rapport is al een maand af en besproken met alle betrokken partijen, tot gepensioneerde Collegevoorzitters aan toe, maar niet met de Universiteitsraad, die wel gesprekspartner was in de kaderstellende fase van het onderzoek. Als dat wel was gebeurd hadden wij al op een aantal fouten en onvolkomenheden in het rapport kunnen wijzen die nu na afloop nog zullen moeten worden gecorrigeerd. Zo zijn wij het niet eens met de

zienswijze dat de handelswijze in 2017 gekopieerd kan worden naar 2015 en 2016 omdat de overschrijdingen daar, wat ons betreft, hoger zijn. Wij hebben in het begin van het traject dan ook al aangegeven aan de heer Klaassen dat een beperking tot 2017 onvoldoende zou zijn – met name vanwege de merkwaardige verandering in het schrijven van uren in 2016.

De late inzage in het rapport heeft ons ook onvoldoende tijd gegeven om het rapport volledig te doorgronden en wij zullen later met een uitgebreidere reactie komen.

In mei 2015 sprak Jan de Jeu, in een vergadering van de commissie middelen, over onderzoek naar urenregistratie als een heksenjacht. Nu blijkt dat, gezien de overschrijding van de uren met 100%, heksen wel degelijk bestaan op de RuG. In dezelfde vergadering gaf hij aan dat hij voor zijn eigen uren een inschatting had gemaakt op basis van zijn eigen agenda. Dat blijkt nu aantoonbaar onjuist – zoals iedere medewerker zijn ook aan de heer De Jeu uren toegewezen voor zijn inspanningen. Daar heeft hij zijn agenda niet voor hoeven trekken. Dat geldt overigens ook voor de overige leden van het toenmalige college. Er is wellicht geen druk geweest op medewerkers om niet alle uren te verantwoorden, maar dat hoefde ook niet want de uren werden voor de personeelsleden bijgehouden en ze hoefden alleen maar te tekenen. Andere medewerkers is nooit verteld waar ze hun uren zouden moeten melden, of dat hun uren behoorden tot de reguliere managementtijd.

De onwil van het CvB om de Universiteitsraad op de hoogte te houden van de bestedingen voor dit project, en het feit dat de inlichtingen die zij verstrekten onvolledig of zelfs onjuist was, is in onze ogen verwijtbaar. Nú blijkt dat in 2017 2x zoveel incidentele uren aan Yantai besteed zijn als gemeld. Het besluit van de Raad van Toezicht om geld toe te wijzen uit de private reserve, gecombineerd met de uitgaven voor het Yantai team in 2018, betekent dat er sinds

december 2018 nog eens 1,2 miljoen euro aan de private reserve is onttrokken – dat is zo’n 40% meer dan door de universiteit oorspronkelijk aangegeven kosten voor dit project die uit private middelen zouden moeten worden betaald. Een dergelijke kostenoverschrijding, gekoppeld aan de desinformatie van de Universiteitsraad, is voor de Personeelsfractie reden om te vinden dat er in dit dossier sprake is geweest van onbehoorlijk bestuur door het voormalige College, dat wat ons betreft niet zonder gevolgen kan blijven. Om uit te zoeken hoe dit heeft kunnen gebeuren is het voor ons ook nodig de vraag te stellen of, en zo ja in welke mate, de Raad van Toezicht, zijn controlerende rol heeft vervuld.