De Tongsnijders van de Heide

Page 173

– 173 – opperhoofd plaats rond de tafel. “Breng de buit van je laatste werk, tienman Klaaroog.” “Ja, meester.” De tienman bracht het doosje met geld en het gouden kruis dat ze van de weduwe geroofd hadden. “Is dit de hele vangst?” “Voor de duivel en de meester!” sprak hij met de twee vingers in de lucht, alsof hij een eed voor een rechter zwoer. Het opperhoofd nam een tiende van de buit en de drie tienmannen elk een twintigste. De rest werd in zesentwintig gelijke delen verdeeld. De ontrouwe Bloedrood had geen recht op een aandeel. Dit ging volgens de regels over op zijn tienman. Leeuwenhart nam het woord. “Makkers,” zo begon hij, “Onze gezellen Despin, Heimlings en Vlugger hebben nog niets kunnen snuffelen. Onze keuken begint blauw te ruiken en ik reken op jullie schranderheid om wat wild op het spoor te komen. Wel, gezellen, wie heeft ergens iets opgesnoven?” Niemand sprak. Leeuwenhart overliep zijn talrijke bende met een blik en hij leek zijn onderdanen met zijn ogen de ondervragen. De rovers bekeken elkaar, haalden de schouders op en maakten allemaal een ontkennende beweging. “Dan moeten we onze dolken laten roesten en onze stormrammen als brandhout gebruiken,” riep de aanvoerder ontstemd. Beneden aan de tafel stond een van de aanvoerders recht. Hij bleef in die houding wachten tot een bevel van het opperhoofd hem het woord gaf. “Spreek, dappere Ivo. Ik wist wel dat jij je laatste woord nog niet gezegd had.” Alle hoofden draaiden nieuwsgierig naar de plek waar Ivo zat met zijn twee vrienden Rumold en Bavo. “Gezellen, sinds een tijdje gaan we in afgelegen streken jagen. Nochtans nestelt het groot wild hier in onze buurt


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.