Kunst op straat, beeldig Veldhoven: bekijk het!
Een open boek?
Er zijn diverse variaties in beschouwingsmodellen en nog ontelbaar veel meer kijkwijzers. Ieder gerespecteerd museum heeft haar eigen kijkwijzer, iedere kunsteducatieve methode haar eigen kijktool: • de een meer aangevlogen vanuit het werken vanuit de disciplines; • een andere meer ingegeven op de historische lijn en iconografische betekenis; • de ander meer vanuit de culturele of persoonlijke context opgesteld. Zo is de zogenoemde Discipline Based Art Education een reactie passend bij de productiegerichte vakvisie (zoals hierboven al benoemd met accent op het beheersen van vaktechnieken en het maken van kunst) en komt er in de jaren tachtig meer belangstelling voor het bijbrengen van meer theoretische kennis in de vorm van kunstgeschiedenis, kunstbeschouwing en kunstfilosofie. Parsons ontwikkelt onder de titel van de uitgave ‘How do we understand Art’ daarop een in stadiagerichte esthetische oordeelstructuur , waar Erickson in de doorontwikkeling de fasering loslaat en spreekt over ‘Five views’ (associatief – mimetisch – formeel – expressief – open en autonoom).(6) Een soort van categorisering in soorten van redeneringen over kunst. 67
Drieslag naar WAARDERING: : lijn in modellen van kunstbeschouwing Morfologisch model Kijkend vanuit de disciplines is een veel gehanteerd model 68 dat van ‘Vorminhoud-functie´. Deels vanuit een praktische kijk op het beeldende kunstvak. Het boek van Ad de Visser ‘ Hardop Kijken’ , gebaseerd op het morfologische ingeklede oppositiemodel van Wölfflin. 69,70 (17) legt meer accent op de vormkant. Kortweg esthetisch (aisthesis = zintuiglijke waarneming) formalistisch. De idee is: ‘Vormen genereren betekenis en daarmee komen inhoud en functie vanzelf ter sprake.’ Accent wat meer op geleide instructie, training en reproductie. Het KPC-model Dit model dat binnen CKV-2 veel wordt toegepast, is een mix: meer formalistisch, met inbegrip van de zogenoemde zes invalshoeken als hulpbronnen voor interpretatie en contextuele richtingen. Een variant hiervan is meer geënt op een semiotisch-iconografische benadering, welke meer theoretisch cognitief- analyserend van aard is. Accent meer op scholing, betekenisgericht en toepassingsgericht. Het onderzoek van Bullot en Reber (2013) maakt onderscheid in de waardering van kunstwerken op drie niveaus: • de basis kunstervaring, • een zich ontwikkelende attitude in gevoeligheid voor kunsthistorische context door onderzoek en vraagstellingen over het makerproces, • het kunstenaarschap en kunstenaarsautoriteit en functionaliteit van kunstwerken. (Bijlage 1 B)
67
Chikszentmihalyi, M., (1998). Creativiteit – over ‘flow’ schepping en de ontdekking. Uitgeverij Boom, Amsterdam, p.124 Haanstra beschrijft een kunstkijkwijzer als een procedureel voorschrift om de inhoud, de vormgeving en de functie te beschrijven aan de hand van bepaalde vragen. 69 http://mvomieke3.files.wordpress.com/2012/12/ad-de-visser-kunstbeschouwing.pdf ; http://mvomieke3.files.wordpress.com/2012/12/driehoek-van-van-de-waal-samenvatting.pdf; http://mvomieke3.files.wordpress.com/2012/12/r-van-straten-iconografie.pdf 70 Van Winkel noemt het zich richten op het aanleren van elementaire vaardigheden of technieken het klassieke of Beaux Arts model. De beeldende vakken gezien als een metier waarbij vakkennis en meesterschap voorop staan. Het maken van een kunstwerk als doel vanuit een traditionele leidraad. Persoonlijke groei, vaak nu als belangrijk een zeker zo belangrijk doel gezien, is binnen deze opvatting van minder belang. De maker staat in dit model centraal. Binnen het − door hem genoemde − Romantische model gaat het kunstenaar primair om het uiten of verwerken van persoonlijke gevoelens. Zijn Avant−gardistische model ziet de kunstenaar als aanjager van het maatschappelijke debat en de mogelijke invloed daardoor op een rechtschapener wereld. Belangrijk binnen het kader van Cultuur in de Spiegel. 68
117