Museumbulletin 2015 - nr 4

Page 1

MUSEUM

BULLETIN

4

georges vantongerloo robert devriendt onze-lieve-vrouw-ter-potterie tentoonstelling in capsuleformaat gastvrijheid in het hospitaalmuseum middeleeuwse beeldhouwkunst te gast in m-museum leuven

driemaandelijks tijdschrift afgiftekantoor

8000

- 35ste jaargang okt-dec 2015 1 - 2 de afdeling P408620

brugge


Voorwoord directie

3

Georges Vantongerloo, oneindig talentvol en verscheiden

4

Robert Devriendt, groots in klein formaat

8

Onze-Lieve-Vrouw-ter-Potterie, een museum in beweging

10

OCMW-Collecties te gast

12

Tentoonstelling in capsuleformaat

12

Gastvrijheid in het Hospitaalmuseum

13

Middeleeuwse beeldhouwkunst te gast in M-museum Leuven

17

Vrienden van de Musea

23

De Brugse musea hebben niet minder dan 10 jaar nauw samengewerkt met de Rotary Club Brugge ’t Vrije voor de organisatie van een ‘Europese Grafiekbiënnale’ in het Arentshuis. De eerste museale editie vond plaats in de zomer van het jaar 2005 en kaderde met zijn thema rond ‘het menselijk lichaam’ perfect in het programma van het cultuurfestival ‘Corpus Brugge ’05’. In 2007 was het opgelegde thema ‘Kant en Kantklossen’. Vanaf 2009 werd ervoor gekozen geen thema op te leggen. Na 5 edities is in onderling overleg beslist in de toekomst geen volgende Grafiekbiënnale te organiseren. Wij houden willen twee personen van de Rotary Club Brugge ’t Vrije te bedanken voor hun jarenlange inzet en enthousiasme: Hugo Maertens en Benoît Delaey. Hun medewerking is van cruciaal belang geweest voor deze vijf museale edities. Een terugblik volgt.


museumbulletin > directie

beste museumvriend, beste lezer, Een bijzonder mooie zomer is achter de rug die begon met de eerste editie van de ‘Summercourse for the Study of the Arts in Flanders’. Dit 10-daagse gespecialiseerd programma voor PhD studenten en jonge professionals is door het Vlaams onderzoekscentrum voor de kunst in de Bourgondische Nederlanden van het Groeningemuseum geïnitieerd. Op Sint Lukasdag – in volle herfst – sloot de Triënnale voor drie jaar zijn deuren en werd tijdens de Dag van de Toekomst van Brugge een uitdagend podiumgesprek georganiseerd met de Amerikaanse conceptkunstenaar Lawrence Weiner. Ook aan dit initiatief is intensief meegewerkt door Musea Brugge. U ziet, we staan niet stil. In het Groeningemuseum pikt Robert Devriendt de draad van de hedendaagse kunst terug op en gaat met zijn show ‘making connections’ op een bescheiden maar toch pertinente manier in dialoog met de Brugse collectie. Na Fabienne Verdier en Ellen Harvey is de Bruggeling, die ook internationaal succes kent, de derde kunstenaar wiens manier van schilderen ons en ons publiek uitnodigt voor een nieuwe kijkervaring naar de Oude Meesters. En er is meer: een focustentoonstelling in het Groeningemuseum richt de blik op Georges Vantongerloo uit eigen collectie, verrijkt met enkele bruiklenen. In het Groeningemuseum laat Laurence van Kerkhoven de moderne prenten uit de onlangs verworven collectie van Guy Van Hoorebeke zien, terwijl in het Arentshuis door

Virginie D’haene en Evelien Dewilde een eerste selectie van de oude prenten werd samengesteld. Een artikel hierover volgt in het volgende bulletin. Het Groeningemuseum gaat de jaarwissel tegemoet met een bijzonder interessante tentoonstelling ‘Mythische Primitieven” waarin Laurence van Kerkhoven, ondersteund door Tine Van Poucke, de manier belicht hoe kunstenaars in de late 19de eeuw naar de Vlaamse Primitieven keken. In het hospitaalmuseum heeft intussen conservator Ruud Priem zijn Blijde Intrede gehouden, terwijl zijn medewerkers met de vernieuwing van het Potteriemuseum bezig zijn en volgend jaar de tentoonstelling ‘De Heksen van Brueghel’ er aan komt. In zijn bijdrage voor dit nummer schetst Ruud zijn visies en gedachten over het museum - het verleden en de mogelijke toekomst ervan. Het Bruggemuseum is druk aan de slag met een nieuw Gruuthusemuseum. Samen met de vormgevers is de wetenschappelijke staf bezig om de contouren van het museum te hertekenen, de selectie van objecten te maken en een concept uit te werken. Het mag dan ook niet verbazen dat men met Museum M in Leuven een samenwerking is aangegaan om een selectie sculpturen van de Brugse Musea tijdelijk in Leuven te tonen, een experiment dat voor beide instellingen op dit moment – wat de bijdrage van Marjan Debaene en Kristel Van Audenaeren aantoont – van nut is. Vergeten we dan ook niet

dat we de Leuvense collectie in het verleden onder de titel ‘Leuven te leen’ ook nog onderdak gaven en dat hun opstelling daar toch wat gelijkenissen toont met onze presentatie van toen. Terwijl ook de restauratie van het Gruuthusemuseum nog volop aan de gang is, kunt u heel binnenkort opnieuw kennis maken met de kooromgang van de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Dit deel van de kerk heeft het laatste jaar een bijzonder grondige maar even geslaagde restauratie ondergaan. U kan er prachtige polychromie bewonderen, uit de tijd van Lodewijck van Gruuthuse, maar evenzeer de opnieuw blootgelegde 19de-eeuwse beschildering van de kerk. In het Volkskundemuseum kunt u tegen het einde van dit jaar een nieuwe Snapshot bekijken. Dit keer staan danstradities in Brugge in de kijker. Wij eindigen dit jaar met een indrukwekkend aantal boeiende collectiepresentaties – lees maar tentoonstellingen – en achter de schermen met belangrijke restauratiewerken. Hubert en ik blikken met genoegen en dank aan iedereen terug op 12 drukke maanden en kijken met goesting uit naar 2016. Tot slot wensen we U een zalig kerstfeest en gelukkig nieuwjaar en hopen U ook volgend jaar telkens opnieuw in onze musea welkom te mogen heten. Till-Holger Borchert en Hubert De Witte

3


museumbulletin > georges vantongerloo, oneindig talentvol en verscheiden

georges vantongerloo, oneindig talentvol en verscheiden Het Groeningemuseum kocht in 1996 een ensemble van vijf belangrijke werken van de Belgische kunstenaar Georges Vantongerloo. Alleen het KMSKB Brussel had op dat ogenblik een schilderij van de 'Belgische Mondriaan', verworven in 1988. Vantongerloo was wel aanwezig in de belangrijkste museumcollecties in de wereld: MOMA New York, Centre Pompidou Paris, Guggenheim New York/Venezia, KröllerMüller Otterlo, Moderna Museet Stockholm, Reina Sofía Madrid, Tate London, … Na 1996 werd het gemis ook door de andere Belgische openbare musea goedgemaakt. Het KMSKB kocht nog twee werken van de kunstenaar en ook Mu.ZEE Oostende en MSK Gent hebben ondertussen werk van Georges Vantongerloo. Naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van het overlijden van de kunstenaar op 5 oktober 1965, werden deze werken in het Groeningemuseum samengebracht. Door FILIP L. DEMEYER

1 Vrouw in interieur, 1916, olieverf

op doek, Groeningemuseum Brugge Foto: Cel Fotografie Stad Brugge © SABAM Belgium 2015 2 Constructie in de bol 2, 1918,

witgeschilderd cement, Groeningemuseum Brugge Foto: Cel Fotografie Stad Brugge © SABAM Belgium 2015

4

Georges Vantongerloo (Antwerpen 1886 – Parijs 1965) volgt een opleiding beeldhouwkunst aan de academies van Antwerpen en Brussel. Hij werkt tussendoor om den brode. In zijn beginperiode ondergaat hij onmiskenbaar invloed van zijn leermeesters Victor Rousseau en Thomas Vinçotte, alsook van Charles Van der Stappen, Auguste Rodin en Constantin Meunier. In 1914 loopt hij als soldaat van het Belgische leger gezondheidsschade op, waarna hij het front mag verlaten. Gedurende de rest van de oorlog verblijft hij als vluchteling in Den Haag. Hij ontmoet er tal van andere kunstenaars, de 'Belgen' Willem Paerels, Jules Schmalzigaug en Rik Wouters, die hem inspireren en aanzetten tot meer impressionisme in zijn beeldhouwkunst en tot het maken van luministische en fauvistische schilderkunst. Hij heeft in Nederland ook contact met de

avant-garde, De Stijl, Piet Mondriaan en Theo van Doesburg. Met Van Doesburg zijn er verregaande contacten, Mondriaan zal hij pas echt na 1920 leren kennen, wanneer die opnieuw in Parijs woont. De kunst van Vantongerloo maakt in 1917-1918 een belangrijke evolutie van figuratief naar abstract door. Hijzelf beschouwt dit als de eigenlijke start van zijn carrière.

geïnspireerd door filosofie en wiskunde Tijdens zijn verblijf in Nederland komt Vantongerloo ook in contact met de filosofie van Baruch de Spinoza. In zijn nalatenschap is een van notities voorziene uitgave van de Ethica – op meetkundige wijze uiteengezet en verdeeld in vijf hoofdstukken, uit het Latijn door W. Meijer, (Amsterdam, 1905) bewaard. In zijn eigen teksten zijn flarden Spinoza of aangepaste stukken tekst uit de Ethica terug te vinden. Jan Ceuleers


discussies op met Mondriaan die samen met Rietveld en anderen vasthoudt aan de kleuren rood, geel en blauw. De theorie van Vantongerloo voorziet in twaalf kleuren (corresponderend met de twaalf tonen in de muziek), zeven hoofdkleuren: rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo en violet. En vijf overgangskleuren: oranjerood, oranjegeel, blauwgroen, indigoblauw en indigoviolet. Studie nr. I op papier (Mu.ZEE Oostende) is duidelijk een voorbereiding op Studie nr. III (MSK Gent), beiden op de tentoonstelling. De werken vertonen ongeveer dezelfde vlakverdeling, de verhoudingen in Studie nr. III zijn geperfectioneerd en ook de kleurverhoudingen zijn beter.

naar menton en parijs 1 [Antwerpen, 1997] wijst er terecht op dat we in Vantongerloo geen vakfilosoof moeten zien die een eigen wijsgerig systeem wilde opbouwen. Hij is "veeleer een enthousiast autodidact met een soms verward en verwarrend begrippenapparaat en een voorkeur voor vage termen die naar believen met andere betekenissen worden gevuld". Wel is het zo dat Georges Vantongerloo streeft naar een theoretische grondslag voor zijn kunst en hij lijkt daarin verder te gaan dan Mondriaan en Van Doesburg. Spinoza wordt een inspiratiebron voor de leden van De Stijl. Het is vermoedelijk Vantongerloo die hiervoor heeft gezorgd. Diverse studies van een zittende vrouw leiden tot de Construction dans la sphère 2 (ocno 2), waarvan een exemplaar in het Groeningemuseum. Het centrum van de sculptuur is een bol maar ook het geheel is in een bol in te schrijven. Dat blijkt zeer duidelijk uit de constructietekeningen in de Groeninge-presentatie. Hoewel het gevolg van abstrahering, is de sculptuur eigenlijk ook een eerste uiting van het toepassen van wiskunde en geometrie bij het ontwerpen van een kunstwerk. Het werk is een voorbeeld van de stelling (ontleend aan de Ethica) dat volume + leegte = ruimte. Een principe dat al het later

werk van Vantongerloo zal beheersen. In zijn schilderijen zoekt Vantongerloo vanaf 1920 naar de ruimtelijke mogelijkheden van kleur. Naast de primaire gebruikt hij ook secundaire kleuren. Hij ontwikkelt een eigen kleurentheorie, gebaseerd op Goethe. Die visie levert

Ondertussen is Georges Vantongerloo in 1917 getrouwd met de Nederlandse Tine Kalis en samen trekken ze in 1920 naar Menton, o.a. met het oog op herstel van de in de oorlog opgelopen longaandoening. Heel wat tijd gaat naar schrijven, publicatierompslomp (L'art et son avenir verschijnt in 1924), het ontwerpen van (binnenhuis)architectuur, meubilair en serviezen. Alles is op geometrie en wiskunde gebaseerd.

2

5


museumbulletin > georges vantongerloo, oneindig talentvol en verscheiden

1 Studie nr. III, 1920, caseïne op

paneel, Museum voor Schone Kunsten Gent Foto: Lukas – Art in Flanders vzw, foto Hugo Maertens © SABAM Belgium 2015 2 Zaalgezicht met ‘Zonnebanen,

een zon van onze melkweg met twee van haar planeten’, 1963, metaaldraad en plastic, Groeningemuseum Brugge Foto: Sarah Bauwens © SABAM Belgium 2015

1

Er wordt weinig verkocht en Vantongerloo komt op allerlei manieren aan de kost. In 1928 volgt de verhuis naar Parijs. Vantongerloo werpt zich op architectuur en stedenbouw. Hij ontwerpt luchthavens. En naar aanleiding van de plannen om tussen de linker- en rechteroever in Antwerpen een tunnel te graven, stelt hij alles in het werk om zijn ontwerp voor een brug ingang te doen vinden. "Ik maakte ook een maquette voor een brug (een project voor de Schelde te Antwerpen) waarvoor ik een hyper-

6

bool met rechthoekige asymptoten gebruikte, X Y = K." "Dit soort brug, waarvoor geen viaduct nodig is, zal niets veranderen aan het verkeer in de stad. De auto's worden door liften tot op de hoogte van het brugdek gebracht." "Het zou dwaas zijn om een tunnel aan te leggen, terwijl de evolutie en de tijd gericht zijn op het mechanische. Een haven als die van Antwerpen moet zijn plaats die hij op wereldvlak inneemt, behouden. Het is oubollig om alles onder de grond te willen steken, terwijl alles zich in de lucht moet

afspelen. De tocht van de ene oever naar de andere moet voor de toeschouwer een prachtig gezicht zijn. Het moet de stad meer klasse, meer levendigheid bezorgen. Een ondergrondse doorgang is droefgeestig." [citaten uit Ceuleers, 1997] Vijf jaar later zullen Le Corbusier en Huib Hoste hun visionair plan voor Antwerpen Linkeroever ontwerpen. De twee tunnels zijn in 1933 al gerealiseerd, het plan van Le Corbusier en Hoste wordt als megalomaan van tafel geveegd. Plannen voor een brug duiken in de loop van de twintigste eeuw geregeld op en liggen nu weer op tafel. Vanaf 1929 schildert Vantongerloo opnieuw. Ook ontstaan er nieuwe sculpturen. Samen met andere kunstenaars stapt hij in een groep met Michel Seuphor als spil. In 1931 wordt hij lid van de 'association artistique Abstraction-Création'. De vereniging zal een bewogen geschiedenis kennen. Op het eind van de jaren 1930 zijn de vlakken in zijn werk geëvolueerd naar lijnen die steeds dunner worden en loskomen van hun begrenzing. Naast rechte duiken ook gebogen lijnen op. Weliswaar gebaseerd op wiskundige krommen, nemen ze eerder intuïtief de ruimte in, zoals in Fonction et variante uit 1939 in de Groeningemuseum-collectie. Zijn interesse voor wiskunde verruimt naar


2

kernfysica en kosmologie. Het gebruik van nieuwe materialen levert in de jaren 1950 en 1960 sculpturen met metaaldraad, gekleurd plastiek en plexiglas op. Het zorgt voor een boeiende lichtbreking. Het werk laat kleur in de ruimte zweven.

oneindig goed en oneindig radicaal Geïnspireerd door de Ethica van Baruch Spinoza streefde hij in zijn leven naar het oneindig goede, een wereld waarin natuur en wetenschap alsook maatschappij en politiek één zouden zijn. Vantongerloo was ontzettend veelzijdig. Hij wordt her en der geroemd. Hij krijgt bezoek van jonge kunstenaars als Ellsworth Kelly, die in 1950 in Parijs verblijft en onder de indruk is van zijn werk. Vrienden als Max Bill hebben de unieke positie van Vantongerloo steeds verdedigd. Van het eerste tot het laatste werk slaagt hij er als geen ander in om leegte en volume met elkaar te combineren.

Zijn streven naar oneindigheid levert in zijn persoonlijke leven geen eeuwige roem op. Zijn huwelijk ging in 1941 op de klippen. Hoewel hij fier is op een aankoop door het Guggenheim Museum waardoor hij deel gaat uitmaken van de kunstgeschiedenis, doet hij er precies alles aan om in de vergetelheid te belanden. Angela Thomas Schmid synthetiseert [Den Haag, 2010]: "De kern van Vantongerloos leven was tegelijk de kern van zijn kunst: hij stortte zich in denkavonturen die af en toe misschien naïef waren, maar waarbij hij altijd op zoek was naar een esthetisch-wijsgerige betekenis. Zijn gedachten draaiden om thema's als ruimte en licht. In zijn laatste jaren richt Vantongerloo zich in zijn kunstproductie op de onbegrensde ruimte en gaat daarbij '(…) steeds tot voorbij de grens van wat op dat moment esthetisch toelaatbaar geacht lijkt te worden' (Max Bill)." Begin oktober 1965 valt Vantongerloo van de trap in zijn atelier. Hij wordt pas later gevonden. Op 3 november wordt hij begraven op het

Cimetière de Bagneux, Paris 19e, anoniem. "Als ik dood ga, moet men me gewoon in de grond stoppen, strikt anoniem. Als een afgedankt object. Nogmaals bedankt." Georges Vantongerloo, jij bent bedankt!

Collectiepresentatie Georges Vantongerloo Van 26 september 2015 tot 7 februari 2016 in zaal 9b van het Groeningemuseum

7


museumbulletin > robert devriendt, groots in klein formaat

robert devriendt groots in klein formaat Close-ups in een douche-scène, een explosie, een koppel in het geelgroene neonlicht van een parking en een dolende wilde hond passeren in ‘Making Connections’ van de Brugse kunstenaar Robert Devriendt de revue. Te zien in het Groeningemuseum tot 21 februari 2016. Door ROXANE BAEYENS ‘Making Connections’ 17 oktober 2015 tot 21 februari 2016 in zalen 5 en 7 van het Groeningemuseum. Finissage op 21 februari 2016 om 11.00 uur in de Vriendenzaal

1

8

Met zijn combinaties van fragmentaire, kleine schilderijen creëert Robert Devriendt een aparte spanning. Hij speculeert met deze werken op de associaties die ze oproepen bij de toeschouwer en op de connecties die de kijker tussen de verschillende schilderijen legt. Op die manier maakt de kijker onvermijdelijk deel uit van het werk, beslist hij mee over de inhoud. Zijn

verbeelding wordt gestimuleerd door de ruimte tussen de schilderijen. De toeschouwer, die in de ogen van Devriendt een voyeur is, wordt uitgenodigd om als detective de verhalen te interpreteren. Bij die interpretatie speelt het misverstand veelal een centrale rol. Zijn precieze en sensuele manier van schilderen, verschillende transparante lagen over elkaar,


2

1 A Voyeur’s Devotion, olieverf op doek,

2012, The MOCAK Collection Krakow (MSWK/M/210/1-3). Eerste schilderij (9,3 x 13,4 cm) van een reeks van drie. Zowel de houding als de gelaatskleur spiegel zich aan de liggende figuur in De dood van de vrouw van Belisarius, van François J. Kinsoen (ca. 1917), één van de favoriete werken van Robert Devriendt in de collectie van het Groeningemuseum. Foto: Fabrice Gousset © Robert Devriendt 2 Le Rendez-vous Fatal 2, pastel en gou-

ache op papier, 2015. Robert Devriendt schenkt deze tekening (31 x 44 cm) weg aan wie de meest indringende reactie op zijn tentoonstelling post op facebook. Dat kan in de vorm van een kortverhaal, een korte video, een muziekfragment… Foto: Fabrice Gousset © Robert Devriendt

brengt ons terug naar de kunst van de Vlaamse primitieven. Maar er is meer: zijn enigmatische reeksen heffen het conflict tussen oud en nieuw op. Enerzijds is er de verbinding met de traditionele schilderkunst, anderzijds betreffen zijn reeksen een onderzoek van de contemporaine beeldenstroom, van filmische en fotografische beeldstrategieën. Ze hebben een groot ‘Eyes Wide Shut’ gehalte. Sensualiteit, dramatiek en conflict staan centraal. Devriendts reeksen hebben een onmiskenbaar filmisch karakter. Het zijn als het ware montages en hebben alle kenmerken van een dramatisch scenario: duistere personages en verrassende rekwisieten worden afgebeeld in wisselende decors. Linken met het oeuvre van David Lynch zijn nooit ver zoek. De kunstenaar neemt dan ook een duidelijk standpunt in binnen de beeldcultuur en de visie op de realiteit in het algemeen. Op zijn beurt creëert hij nieuwe beelden of beter gezegd ‘beeldverhalen’. Verhalen zonder een duidelijk plot, letterlijk en figuurlijk ‘gebroken verhalen’. Die verhalen worden hem ingefluisterd door een alter-ego. "In de meer recente series vertrek ik vanuit een personage, een protagonist die al dan niet bepaalde acties uitvoert. Het is alsof ik slechts de voorkeuren van dit personage hoef te volgen. Dit

alter-ego levert mij inhouden en beelden aan", zegt Devriendt hierover. Naar aanleiding van de tentoonstelling bracht het museum een publicatie uit. Kunstcriticus Sam Steverlynck schreef hiervoor een essay. Er is ook een interactief luik verbonden aan de tentoonstelling. Dit als stimulans voor de toeschouwer om te kijken én interageren met het werk van Devriendt. Juist omdat de inbreng van de toeschouwer voor de kunstenaar van zo’n cruciaal belang is. Speciaal voor dit interactief luik werd een facebookpagina aangemaakt waarop de bezoeker van de tentoonstelling zijn reactie kwijt kan in de vorm van een kortfilm, een foto, tekst- of muziekfragment, enz. Eén van deze reacties zal beloond worden met een unieke tekening. Zo ontstaat er als het ware een tastbare connectie tussen de toeschouwer en de kunstenaar. Tijdens de finissage van de tentoonstelling, waarop de tekening wordt uitgereikt, vindt een panelgesprek plaats. Naast Robert Devriendt zullen ook o.a. actrice Alexandra Oppo en schrijfster Saskia De Coster rond de tafel zitten. Moderator van dienst is Chantal Pattyn. In dit panelgesprek zal het precies gaan over de connectie tussen de kunstenaar en zijn publiek.

9


museumbulletin > onze-lieve-vrouw-ter-potterie, een museum in beweging

onze-lieve-vrouw-ter-potterie, een museum in beweging Het museum Onze-Lieve-Vrouw-ter-Potterie wordt door auteurs en stadsgidsen graag omschreven als ‘een museum waar het verleden ongestoord verder leeft.’ Dit heeft zijn charme, maar volstaat niet voor een museum anno 2015. Vernieuwingen van de beveiliging, de verlichtig en de collectiepresentatie loodsen het Potteriemuseum de 21ste eeuw binnen. Door MIEKE PAREZ

1 De wandvitrine met het kerkzilver,

in uitvoering Foto: Dominique Provost

2 Aardewerk (18de eeuw), in een

nieuwe opstelling Foto’s: Dominique Provost

10

Het Potteriemuseum heropende in 1982 na enkele jaren van herinrichtingswerken. De opstelling en de infrastructuur beantwoordden aan de toenmalige museologische normen; een hele prestatie want de middelen waren ook toen al beperkt. Vandaag schrijven we 2015, hoog tijd dus voor een nieuwe uitdaging: het museum actualiseren zonder de unieke sfeer van het erfgoedensemble geweld aan te doen. Zowel de infrastructuur als de vaste opstelling (zullen) worden aangepakt. Miquel Bauters, hoofd Beveiliging, drukt het zo uit: “er werd geïnvesteerd in de vernieuwing van de beveiliging tegen inbraak en diefstal. Zoals bij elke restauratie werd er minimaal ingegrepen. Dankzij een evoluerende technologie is de beveiliging nauwelijks zichtbaar voor het publiek en zoveel mogelijk weggewerkt in het geheel. De beveiliging is aangesloten op een centrale veiligheids-

centrale. Zo kunnen waarschuwingssignalen efficiënt worden opgevolgd en de hulpdiensten onmiddellijk worden ingezet.” Dit najaar komt er bij de ingang een glazen sas met een elektronisch aangestuurde schuifdeur. Zo kan de voordeur open blijven en valt de drempelvrees weg. Nu moeten bezoekers nog aanbellen. De verlichting in de grote museumzaal werd vorig jaar vervangen door led-verlichting. De andere museumzalen zullen volgen. De opstelling van de kunstwerken in de grote zaal wordt opnieuw bekeken. In overleg met Behoud en Beheer is het de bedoeling de drieluiken zo op te stellen dat de bezoekers ze optimaal kunnen ervaren, inclusief de buitenluiken. Ze worden op nieuwe sokkels geplaatst, zonder de huidige reflecterende glasplaten maar wel op veilige afstand. Het vroegere tekstpaneel voor de balie zal worden weggenomen; zo zullen de


1

2

museummedewerkers de volledige ruimte kunnen overzien. Voor hen kwam er trouwens al een nieuwe balie. Ook de publieksinformatie werd opnieuw bekeken. De informatiebladen en tekstpanelen over de historiek van het hospitaal en klooster werden vervangen door een zeer aantrekkelijk meeneemboekje, dat ook in braille en voor slechtzienden beschikbaar is. In de kerk, die nog in functie is, worden de belangrijkste kunstwerken zo onopvallend mogelijk door vijftalige bijschriften aangeduid. Het aardewerk uit de twee museumzaaltjes, dat om veiligheidsredenen in depot was opgeslagen, wordt weer opgesteld. Het aardewerk voor huishoudelijk gebruik wordt in een kast in de kruisgang getoond. Het Delfts blauw uit het eerste kamertje wordt bijna onzichtbaar maar efficiĂŤnt beschermd. De meest opvallende ingreep is de nieuwe presentatie van het kerkzilver, die momenteel in uitvoering is. De voormalige opstelling en de TLlampen waren het grootste probleem. Door in 1982 al het kerkzilver samen op te stellen was de wandvitrine overladen en bleven bijzondere werken als het 16de-eeuws post-Byzantijnse kruis of de Magdalenakelk uit 1556 onopgemerkt. We gaan voor een stijlvolle opstelling waarbij de objecten voor zichzelf spreken. Alle objecten kregen vorig jaar een conservatie- en restauratiebehandeling door specialisten. Het zilverwerk dat voor de liturgie in gebruik is, wordt in de wandvitrine getoond. De andere stukken worden over vitrinekasten verdeeld. De oude verlichting werd vervangen. In een laatste fase zullen de kunstwerken artistiek en met oog voor details worden belicht. Het geheel is in een donkere, niet-reflecterende verf geschilderd die de objecten sterk opwaardeert. Het museumatelier tekent voor de uitvoering en wordt belangloos door interieurarchitect Dirk Van der Haegen geadviseerd, waarvoor onze uitdrukkelijke dank. StĂŠphane Vandenberghe vult de wetenschappelijke informatie aan met nieuwe bevindingen. Conservator Ruud Priem, die op 1 september in dienst trad, zal deze nieuwe dynamiek ongetwijfeld met plezier aansturen.

11


museumbulletin > tentoonstelling in capsuleformaat

musea brugge/sint-janshospitaal, ocmw-collecties te gast, editie vijf door SIBYLLA GOEGEBUER

Vondeling Eulalia Ligas, 1858, in capsuleformaat Een museum is meer dan een volgens de eisen van de museologie verantwoorde ruimte voor permanente en tijdelijke tentoonstellingen. Het museum speelt de rol van maatschappelijk forum. Het is een noodzakelijke plaats van escapisme die de bezoeker volgens de tijd die hij er naar eigen keuze aan toewijdt of beperkt kan doorbrengen, al of niet op eigen ritme frequenteert. Noem het een refuge. Het museum SintJanshospitaal trekt de cultuurhistorische speelkaart. De collecties vertellen een universeel en tijdloos verhaal over ziekte en lijden, overleven en sterven, verlies en troost, gedragen door een continuïteit van eeuwenlange zieken- en zielzorg door actoren, even verscheiden als de collecties zelf. De jaarlijkse dossiertentoonstelling OCMWcollecties te gast onderschrijft deze visie. Vanaf 24 november 2015 tot 29 februari 2016 voegen drie verzamelobjecten uit de vondelingencollectie van het Archief OCMW Gent een dimensie toe aan het allesomvattend museumverhaal.

Immaterieel erfgoed Het Archief OCMW Gent is één van de samenwerkingspartners van de expertisegroep OCMWcollecties, een initiatief van het Brugse Hospitaalmuseum. Na het Sint-Janshospitaal Damme (2011), het Maagdenhuismuseum Antwerpen (2012), museum Hôpital Notre-Dame à la Rose Lessines (2013) en OCMW Brussel (2014), stelt het Gentse Archief OCMW Eulalia Ligas voor in capsuleformaat. Het nauwelijks twee maanden oude meisje is gevonden op 6 april 1858 in Gent in een vondelingenschuif, de ‘rolle’, en overleden elf dagen nadat zij werd gevonden. Vondelingengeschiedenis gaat grotendeels over

12

immaterieel erfgoed. Het belangt meestal arme bevolkingsgroepen in een stedelijke context aan die zelf nauwelijks geschreven bronnen nalaten. Vondelingenregisters lichten een tipje op van de sluier die dit kwetsbare erfgoed bedekt. Het Archief OCMW Gent besteedt bijzonder veel aandacht aan een professionele ontsluiting van de vondelingencollectie (1790-1922). OCMW-collecties te gast – editie V is, zoals het capsuleformaat laat vermoeden, naar vorm en inhoud een bescheiden, compact vervolg van de tentoonstelling Moving Archives. Vondelingen in transitie (Sint-Janshospitaal 28 november 2009 – 29 augustus 2010) over de universele problematiek van vondelingen, wezen, moederschap, dood en leven, verlies en rouw, van vroeger tot nu. Sobere, 19de-eeuwse vondelingenkledij uit de collectie van het Volkskundemuseum vervolledigt de presentatie. De gelegenheidstentoonstelling illustreert eens te meer het maatschappelijk draagvlak van OCMW-instellingen en van het Hospitaalmuseum in het bijzonder. Vondeling Eulalia Ligas ademt, klein als zij is, een stukje van de zorggeschiedenis die het OCMW-erfgoed vertelt. Op het vouwblad: Vondelingenboek - BG 16, boek 30 folionummer 6573, archief OCMW Gent. Er zit ook een briefje bij met de vondstomstandigheden van Eulalia Ligas en een geboorteakte. Stalen van de kledij van Eulalia Ligas - object 1079, archief OCMW Gent. Aan elk stukje stof wordt een papiertje, met de beschrijving van het kledingstuk, gehecht. Gerecupereerd papier volstond. Drie stalen zijn bewaard: van de halsdoek, de lijfrok en de mut-

sen. Van de lap is slechts het blaadje met de beschrijving bewaard. Herkenningsteken - object 2331, archief OCMW Gent Herkenningstekens worden bij het kind gelegd door de persoon die het kind ten vondeling legt. Indien de moeder het kind later terug wil, is het herkenningsteken een middel om te bewijzen dat het haar kind is. Hier gaat het om een briefje van de moeder met de tekst: 6 april 1858 / het is uijt groote nood / dat ik mijn kind hier brengen / ach had ik het geluk van het / nog eens weer te krijgen / mijn dingen en kleeren heb / ik al verkocht om zoo ver mijn / kind op te kweeken, maer nu ben / ik teijnde raed, den nood dwijng / mij om het hier te storten / het is gedoopt haren naem is / Emelia / zij heeft een teeken van rood plekje / op haren neus O ja ik hoop dat / God mijn lief kind mij nog weer zal schenken. Vondelingenjurkjes en –mutsen - 19de eeuw, linnen, kant, katoen, wol - Volkskundemuseum In 1596 wordt in Brugge een akkoord afgesloten tussen de stad en de huisbewaarder van het ‘dulhuus’ Sint-Hubrechts, het gasthuis dat vondelingen en krankzinnigen opvangt. Vanaf 1600 komt de vondelingenzorg en het toezicht op vondelingen en verlaten kinderen onder de administratie van het gasthuis Sint-Juliaan. Een vondelingentrommel of –schuif zou in Brugge niet hebben bestaan. Tussen 1608 en 1791 worden 463 vondelingen genoteerd. Van iedere vondeling schrijft men de fysieke kenmerken op en de aard van de kledij.


van burgerinitiatief tot museum: gastvrijheid in het hospitaalmuseum

Sinds september van dit jaar kent het Hospitaalmuseum een nieuwe conservator. Ruud Priem, die onder meer zijn sporen verdiende in het Catharijneconvent in Utrecht, schrijft in deze bijdrage over zijn prille ervaringen in het historische hospitaal van Brugge. Door RUUD PRIEM

Ruud Priem (1969), conservator van het Hospitaalmuseum Brugge, 2015 Foto: Job Schlingemann

"Zie ‘j van Brugge, zet je vanachter. Je moe' van voaren in de reeke nie' gon stoan." Deze zin uit Willy Lustenhouwers’ liedje kent elke Bruggeling. Ik inmiddels ook. Wat misschien niet elke Bruggeling weet (ik wist het in ieder geval niet), is dat het vermoedelijk werd ontleend aan een eeuwenoud gezegde dat ontstond toen Brugge nog het enige ziekenhuis had in de verre omstreken: het Sint-Janshospitaal. De ommuurde middeleeuwse stad was over land alleen maar toegankelijk via enkele stadspoorten die elke avond op een vaste tijd werden gesloten. Iedereen die Brugge wilde verlaten voordat de poorten dicht gingen, moest maken dat hij eerder wegkwam. Zij kregen vanaf een bepaald tijdstip voorrang in de rijen wachtenden voor dagverpleging bij het hospitaal, omdat ze anders niet meer buiten de stad zouden geraken. Bruggelingen waren bij het Sint-Janshospitaal natuurlijk al op de thuisgrond en hen werd gevraagd achteraan in de rij te gaan staan. Vandaar. Deze geschiedenis benadrukt nog maar eens

hoezeer de plek waar ik sinds afgelopen september mag werken verbonden is met het wezen van Brugge als zorgzame, gastvrije stad. Meer dan acht eeuwen lang werden er in het Sint-Janshospitaal behoeftigen verzorgd en verpleegd, waarbij vanzelfsprekend ook mensen van buiten de stad welkom waren. Zelfs zo welkom dat de Bruggelingen zich desnoods op een ander plan zetten om gasten optimaal te kunnen accommoderen. Het doet me denken aan het Brugge van nu, aan de vriendelijkheid en warme ontvangst die ik bij mijn komst mocht ervaren. Is het een karakteristiek die in deze grond zit? Het feit ligt er dat een vroegmiddeleeuws burgerinitiatief om voor elkaar te zorgen, uitmondde in een opvangtehuis voor behoeftigen. Een soort voedselbank en schuilplaats voor armen, zieken, vreemdelingen en vluchtelingen. Ook dat deed me denken aan de eigen tijd. Het is dat de oude middeleeuwse ziekenzalen van het Sint-Janshospitaal en het Potteriegebouw tegenwoordig functioneren als museum,

13


museumbulletin > gastvrijheid in het hospitaalmuseum

1

1 Anoniem, Nederlanden (1550-1600), De barmhartige Samaritaan.

Hospitaalmuseum, Sint-Janshospitaal Foto: Cel Fotografie Stad Brugge 2 Hans Memling, Tweeluik met Onze-Lieve-Vrouw en Maarten van Nieuwenhove,

1487, Hospitaalmuseum, Sint-Janshospitaal Foto: Lukasweb

14

anders zouden ze weer direct kunnen worden ingezet om tegemoet te komen aan de noden van onze samenleving. In deze zin belichaamt het Hospitaalmuseum als geen andere Brugse cultuurinstelling het actualiteitsgehalte van de geschiedenis. Met zijn historiek maakt het integraal onderdeel uit van het DNA van Brugge en de Bruggelingen (bewust of onbewust – zoals in de bovengenoemde Brugse gezegden en liedjes). Wie Brugge wil kennen of de wortels van zijn eigen geschiedenis beter begrijpen, kan niet voorbij aan de musea van het Sint-Janshospitaal en de OLV Ter Potterie die tezamen het Hospitaalmuseum uitmaken. Maar daarmee is de koek niet op. De voornaamste troef van het museum is immers het feit dat ze kwalitatief zeer hoogstaande kunstwerken kunnen tonen in hun authentieke context. Doorheen de eeuwen was alleen het mooiste goed genoeg om God, Jezus, Maria en talloze heiligen passend te bedanken voor hun bescherming of bijstand in geestelijke en fysieke nood. Vrijwel alle objecten zijn voor deze plek gemaakt of hebben er al eeuwenlang gefunctioneerd toen het nog dienst deed als ziekenhuis. Een prachtige balans tussen vorm en inhoud, door Ernst Gombrich in The Story of Art (1950) gepredikt als de twee polen waartussen de scheppers van kunst en architectuur door de eeuwen werkzaam zijn geweest. Wat er is te zien, is vaak prachtig en het gaat nog ergens over bovendien. Dat laatste behoeft echter wel steeds meer uitleg. De kunstwerken in het museum representeren meest heiligen wiens hulp voor specifieke ziekten werd aangeroepen en hun betekenis kan alleen adequaat worden begrepen wanneer de beschouwer bekend is met het verhaal achter de betreffende heilige. Hetzelfde geldt voor objecten die een rol speelden bij de christelijke eredienst of processies. Voor de toekomst van het Hospitaalmuseum - waar zielszorg een van de belangrijkste historische pijlers is, en vrijwel alle materiÍle resten religieus van karakter zijn - is dat een belangrijk gegeven. Het museum moet immers rekening houden met de steeds sneller evoluerende ontkerkelijking


2

en het verdwijnen van (voor)kennis over het geloof. De wijze waarop de katholieke kerk regelmatig uitgesproken negatief in het nieuws komt, kan bovendien zijn weerslag hebben op de perceptie van (potentiĂŤle) bezoekers en het publieksbereik. Om in de komende jaren hierop adequaat te kunnen inspelen en de inhoudelijke zeggingskracht van de collectie efficiĂŤnt te benutten, willen we met ons team graag de nadruk leggen op gastvrijheid en een intensieve samenwerking met stakeholders op het brede aandachtsgebied van het Hospitaalmuseum. Zij moeten het gevoel krijgen dat ons museum over hun eigen geschiedenis gaat, een plaats waar ze inspiratie en verwondering vinden. We zullen ook extra aandacht schenken aan een herkenbare, logische programmering van tentoonstellingen en besluiten nemen in voorbereiding op een herinrichting van de permanente opstelling.

Daarmee willen we waarborgen dat het Hospitaalmuseum zijn positie als een van de grote publiekstrekkers binnen de Musea Brugge behoudt, en zo mogelijk verder uitbouwt. Met de internationale naamsbekendheid van het museum is het alvast prima gesteld. Die bekendheid heeft het bij het grote publiek en vakgenoten echter meestal onder een andere naam: het Memlingmuseum. Dat benadrukt eens te meer dat de sterke associatie die onze (potentiĂŤle) gasten hebben met Memlings werk in het Sint-Janshospitaal een fantastische troef is. Een troef ook, die we aan onszelf verplicht zijn goed uit te spelen. Naast de monumentale architectuur van het Sint-Janshospitaal zelf, bepaalt de ongelofelijke kwaliteit van de schilderijen van Memling, esthetisch en in zeggingskracht, mee de perceptie die de mensen hebben van ons kwaliteitsniveau als museum. Het gebouw

en deze werken zijn de aanleiding voor mensen om ons te bezoeken. Eenmaal binnen worden ze aangenaam verrast door een allesoverheersende authenticiteit en een brede cultuurhistorische context van achthonderd jaar onafgebroken zorg. Het ligt daarom voor de hand dat we heel specifiek aandacht gaan besteden aan Memlings schilderijen in het Sint-Janshospitaal, in voorbereiding op een tijdelijke tentoonstelling rond deze werken. Die expositie vormt daarna weer de basis voor een herpositionering van het cluster Memlingwerken in de permanente tentoonstelling, voorzien van aanvullende informatie over hun ontstaansgeschiedenis en de schilder, via allerlei media binnen- en buiten het museumgebouw. Het zou ook interessant zijn om de zogenoemde Memlingkamer op het eerste verdiep van het voormalige Broederklooster

15


museumbulletin > gastvrijheid in het hospitaalmuseum

1 Hans Memling, Ursulaschrijn,

>1489, Hospitaalmuseum, SintJanshospitaal Foto: Lukasweb 2 Detail met groepje religieuzen die

voedsel uitdelen, uit: Jan Beerblock, Zicht op de oude ziekenzalen van het Sint-Janshospitaal, Brugge, c. 1778, Hospitaalmuseum, SintJanshospitaal Brugge Foto: Cel Fotografie Stad Brugge

1

2 beperkt open te stellen voor begeleid bezoek. Voor het Museum van OLV Ter Potterie geldt dat de kracht enerzijds stoelt op de intrinsieke band tussen site, gebouw, collectie en geschiedenis, anderzijds op de charme en intimiteit van het museum, gelegen in een verstild en minder bekend deel van historisch Brugge. Zonder dat het om topstukken op wereldniveau gaat, sluit de eerder onderbelichte kwaliteit en diversiteit

16

van de collectie uitstekend op dat profiel aan. Nog meer dan bij het Sint-Janshospitaal is de continuĂŻteit van het cultuurhistorische verhaal een grote troef door de integratie van museum, religieuze congregatie, inwonende zusters, actieve kerk en bedevaartsoord, een van de oudste, nog bestaande processies in Europa en nog immer direct aanpalend bejaardenzorg op dezelfde site. De figuur van de Zalige Idesbald,

een geweldige zilvercollectie en de mirakels verbonden aan de Mariasculptuur in het museum bieden alle aanknopingspunten voor een perfect op onze gasten toegesneden ervaring. Het Hospitaalmuseum heeft veel te bieden en we zijn als team volop gemotiveerd om ook in de komende jaren onze bezoekers een gedenkwaardige ervaring mee te geven. Als erflaters die voor deze bijzondere collecties mogen zorgen, vervult het alle medewerkers met trots om die optimaal te kunnen presenteren. En ook vandaag de dag staat daarbij gastvrijheid centraal, net als destijds bij het middeleeuwse SintJanshospitaal, voor eenieder die toen in lange wachtrijen verzorging zocht. Bruggelingen hoeven nu echter niet meer achter aan te sluiten om plaats te maken voor gasten van buiten de stadsmuren. We zien u allemaal heel graag, ook tegelijkertijd, tot bij ons komen.


1

middeleeuwse beeldhouwkunst uit het gruuthusemuseum te gast in m-museum leuven Wegens de sluiting van het Gruuthusemuseum reizen dit najaar dertig Brugse beeldhouwwerken naar M-Museum Leuven. Ze pronken er naast beeldhouwwerken uit de eigen M-collectie. Samen geven ze een beknopt overzicht van laatgotisch meesterschap (1350-1550). Door MARJAN DEBAENE m.m.v. KRISTEL VAN AUDENAEREN

staalkaart van laatmiddeleeuwse beeldhouwkunst 1 Huisretabel met het huwelijk van

Anna en Joachim, Antwerpen (?), circa 1520. M – Museum Leuven Foto: Isabelle Arthuis

Rijke verhalen, talentvol uitgesneden in hout of gebeiteld in steen, dat is in een notendop de laatmiddeleeuwse beeldhouwkunst. Ze kenmerkt zich door functionaliteit en iconografie gekoppeld aan meesterschap in de uitvoering. Religieuze iconografische thema’s werden geïncorporeerd in kerken, abdijen, kloosters maar evengoed in gebouwen met een burgerlijke functie zoals stadhuizen of plaatsen waar men recht sprak. Vrijstaande beelden en gebeeldhouwde retabels luisterden altaren of nissen op of werden gebruikt in de privédevotie, maar dan vaak in een kleiner formaat.

M grasduinde in de depots van het Gruuthusemuseum van Brugge, dat momenteel gesloten is wegens renovatiewerken. Dit resulteerde in een selectie van dertig topstukken die een dialoog aangaan met beeldhouwwerk uit de M-depots. Het was immers van bij het eerste depotbezoek duidelijk dat er vele paralellen te trekken zijn tussen de Brugse en de Leuvense collectie. Ze zijn als het ware een spiegel van elkaar. Verschillende functies en iconografische thema’s zijn vertegenwoordigd: zo zien we retabelsculptuur (zowel fragmenten van grote retabels als van huisretabels), vrijstaande (heiligen) beelden die in gebedshuizen werden geplaatst maar ook exemplaren die eerder in de privédevotie werden gebruikt, ornamentele sculptuur

17


museumbulletin > middeleeuwse beeldhouwkunst uit gruuthuse te gast in m-museum te leuven

2 2-5 Brugse beelden op bezoek in

M-Leuven Foto: Isabelle Arthuis

18

die in openbare gebouwen de plafonds en deuren opsmukte en zelfs “sculptuur” in zilver die in kader van rechtspraak tot stand kwam. De Brugse collectie is voornamelijk van Vlaamse oorsprong, de Leuvense laatgotische collectie bevat grotendeels beelden vervaardigd in het oude hertogdom Brabant. In de opstelling in M is gekozen voor een iconografische groepering in vier eilanden: iconografie van Christus, Maria en heiligen. Een buitenbeentje is de groep burgerlijke en ornamentele sculptuur waar uiteraard evenzeer religieuze thema’s in terugkeren, maar omwille van de functie vormen deze beelden een apart geheel. De tentoonstelling is als het ware een beknopte staalkaart van de laatgotische beeldhouwkunstproductie en beslaat een periode van circa 1330 tot circa 1550. De combinatie van Brabantse, Vlaamse en zelfs enkele Maaslandse, Utrechtse en Keulse voorbeelden illustreert hoe de religieuze iconografie een wijdverspreide beeldtaal

was die de gelovigen overal konden lezen, mits lokale verschillen in uitvoering en stijl. Als kers op de taart presenteert M voor het eerst twee recente aanwinsten aan het publiek: het huisretabel dat in 2010 werd aangekocht en er een lange conservatiecampagne heeft opzitten (inv. C/662) en de in 2014 verworven en eveneens ondertussen geconserveerde Ecce Homo, uit het atelier van Jan Borman de oude (inv. C/690).

experiment met labels M wil het opstellingsconcept van haar permanente collectie vanaf mei 2017 vernieuwen en experimenteert alvast met verschillende aspecten van museologie. Ook ‘Beelden uit Brugge’ is een dergelijk laboratorium waar geëxperimenteerd wordt. Deze keer legt M het label onder het vergrootglas. In musea en op tentoonstellingen zijn ze amper weg te denken: de labels of informatieplaatjes. Ze bevatten vaak zeer beknopte standaardinformatie zoals de naam van


museumbulletin > middeleeuwse beeldhouwkunst uit gruuthuse te gast in m-museum te leuven

de kunstenaar, de titel van het werk, de datum van vervaardiging, eventueel ook de plaats waar het object werd geproduceerd. Zeer vaak kun je ook het materiaal waaruit het object is opgebouwd op het label vinden, de collectie waar het uit komt (bij tentoonstellingen) of de schenker die het aan een museum doneerde en last but not least het voor het museum onontbeerlijke – maar voor het grote publiek zo goed als irrelevante inventarisnummer – waarmee het stuk in de museumregisters is ingeschreven. Soms wordt ook een tekstje bij het kunstwerk getoond, met extra achtergrondinformatie. Naast de grootte en de vormgeving van het label is ook de inhoudelijke invalshoek en de manier waarop de bezoeker wordt betrokken bij de tentoonstelling tegenwoordig onderwerp van discussie. Immers, het klassieke museumlabel is statisch en nogal eenzijdig autoritair opgesteld. Het museum, als inhoudelijke autoriteit, bepaalt welke informatie de bezoeker nodig heeft om een object te kunnen begrijpen en vatten, en liefst nog binnen 5 à 13 seconden, want dat is de tijd die een museumbezoeker gemiddeld bij een object stilstaat, alvorens naar het

volgende kunstwerk te meanderen. Het is voor vele bezoekers ook een geruststelling, dat het museum deze autoritaire, vaderlijke rol op zich neemt. Echter, de museumbezoeker anno 2015 wil meer interactie, wil een meer geprikkelde verbeelding. De simpele ‘technische’ identificatieplaatjes volstaan niet meer. Toen M in 2009 heropende met een nieuwe vaste opstelling, was er gekozen voor zeer beknopte labels met voornamelijk info ter identificatie (vervaardiger, titel, datum en inventarisnummer) doorheen de hele collectiepresentatie. Deze labels waren eentalig. Elke zaal kreeg nog een beknopte muurtekst (in drie talen). Bovendien bleek ook het lettertype van onze labels veel te klein en bijgevolg moeilijk leesbaar voor al wie geen scherp zicht heeft. Doorheen de jaren bleek dat behoorlijk wat bezoekers op hun honger zaten naar bijvoorbeeld de materialen van de objecten en als gevolg daarvan soms de kunstwerken begonnen aan te raken – om toch maar even te voelen waaruit het was vervaardigd. Niet meteen de juiste manier om informatie te verkrijgen, maar toch, een zeer instinctieve reactie van een bezoeker, die tot nadenken stemt. De

bezoeker wil wel degelijk interageren met het kunstwerk. De bezoeker wil uitgedaagd worden. Hoe doet M Leuven dit? Enerzijds is er het fysieke label. In de expo is het onder drie vormen te zien. Het is immers als een gedrukt label, als een digitaal iPad-label en als een handgeschreven tekst aanwezig. Aan de bezoeker om zijn voorkeur kenbaar te maken. Daarnaast onderzoekt M de informatie die een label kan bevatten. Per eiland is er voor een bepaald type informatie gekozen. Dit betekent dat je bij de beelden die in de groep ‘mariale iconografie’ zitten, andere informatie krijgt dan bij de beelden die in de groep ‘heiligen – en engelen’ of ‘burgelijke sculptuur’ zijn opgenomen. Bij een gekruisigde Christus staat bijvoorbeeld wel het bijbelvers, waarin Christus in zijn eigen woorden refereert aan die gebeurtenis, maar niet de titel of het materiaal van het object. Bij de architecturale fragmenten krijg je niet het materiaal maar wel een tekening waaruit duidelijk blijkt waar in het gebouw het bouwonderdeel zich ooit bevond. Hierdoor beleef je als bezoeker de tentoonstelling helemaal anders. Immers, een tekstje waarin staat dat een object een balksleutel is (zonder meer), zegt

3

19


museumbulletin > middeleeuwse beeldhouwkunst uit gruuthuse te gast in m-museum te leuven

4

niet hetzelfde als een tekening waarop duidelijk is aangeduid welk deel van een zoldering nu precies de balksleutel is. Op zo’n moment is de schriftelijke informatie dat het object in hout is, terwijl je dat overduidelijk kunt zien aangezien het object voor je staat, immers banaal en voegt dit niet veel toe voor de bezoeker. Per eiland is ook één object uitgekozen waar extra focusinformatie kan worden gelezen in een kort tekstje. Zo wordt afwisselend informatie over functie en context, materiaal-technische aspecten, iconografie, kunsthistorisch onderzoek en restauratie verteld. Daarnaast kan de bezoeker zelf aan de slag. M vraagt immers feedback via een iPad-applicatie. Kan de bezoeker de ‘klassieke’ standaardinformatie missen of niet? Welke inhoudelijk informatie geniet zijn voorkeur? Naast feedback kan een bezoeker zich daar ook aan een zelf-

20

geschreven label wagen. Dit label is het eerste wat de volgende bezoeker zal kunnen lezen. Niet de informatie die het museum hem verstrekt, maar de informatie die hij dankzij een andere bezoeker krijgt. Tot slot is er tijdens de duur van de tentoonstelling ook de mogelijkheid om bij verschillende objecten eigen impressies na te laten. In een soort gastenboek-label kan de bezoeker optekenen hoe hij zich voelt bij een bepaald object of welke ‘krantenkop’ het object bij hem oproept. Deze aanpak heeft als voordeel dat de bezoeker, in plaats van een passieve ontvangende rol, nu een actieve, sturende rol kan opnemen in de tentoonstelling. Hij kan een andere bezoeker informatie meegeven die het museum zelf niet in eerste instantie heeft opgelegd of geselecteerd. Het museum zet zichzelf op die manier aan de zijlijn, en bekijkt zijn spelers – objecten en be-

zoekers – als een coach. Het museum stuurt en faciliteert, de spelers interageren en maken het spel. Het museum wordt op die manier zelf een ontvanger van informatie. Tegelijk hoopt M dat de bezoeker zo langer dan de gemiddeld dertien seconden zal blijven staan bij de objecten en een duurzamere relatie aangaat met de objecten. Het labelexperiment is subtiel uitgevoerd (zelfs in drie talen) De hoofdrol is nog steeds voor de beeldhouwwerken weggelegd. Het is niet de bedoeling om de bezoeker die niet interactief wil deelnemen aan het experiment, te dwingen tot iets wat zijn museumervaring mogelijk vertroebelt. De tentoonstelling ‘Beelden uit Brugge’ is zo een veellagig en veelzijdig geheel. Immers, de middeleeuwse beeldhouwkunst is ook niet binnen één label te vatten.


5

21


museumbulletin > middeleeuwse beeldhouwkunst uit gruuthuse te gast in m-museum te leuven

brugse engelen op bezoek in leuven (door kristel van audenaeren) Zoals boven vermeld, zijn dertig beelden van de Gruuthusecollectie tijdelijk ondergebracht in M-Museum Leuven. In tegenstelling tot het productiecentrum Leuven, waar redelijk veel beeldhouwers gekend zijn met naam en toenaam is er in Brugge bijzonder weinig informatie gekend over de makers van deze prachtige laatgotische sculptuur. In tegenstelling tot de andere productiecentra, zoals Brussel, Antwerpen, Mechelen en ook wel Leuven zijn de Brugse beelden ook haast nooit voorzien van merktekens. In de archieven is wel enig materiaal te vinden over Brugse beeldhouwers, maar het archiefmateriaal is moeilijk te linken aan in situ bewaarde voorbeelden. De attributie van beelden aan het productiecentrum Brugge berust zeer vaak louter op stilistische gronden. Toch zijn er enkele bijzondere beelden waarvan de Brugse herkomst vrij duidelijk is. Een van de bekendste is de Madonna van Sint-Donaas die in de collectie Mayer-Van den Bergh is opgenomen. Ook in de Sint-Salvatorskathedraal te Brugge zijn enkele interessante beelden bewaard.

6

22

In de collecties van het Gruuthusemuseum zijn enkele beelden, waarvan de toeschrijving aan een Brugs atelier handhaafbaar is. De twee knielende engelen zijn hiervan een mooi voorbeeld. De twee engelenfiguren hebben een overduidelijke stilistische verwantschap. Dit doet vermoeden dat ze van eenzelfde retabelfragment afkomstig zijn. De ene engel, met inventarisnummer V.O.0109 zit al sinds 1885 in de collectie van het Oudheidkundig Genootschap. De andere engel wordt pas in 1999 aan de Gruuthusecollectie toegevoegd. Sinds 1880 maakte deze laatste, met inventarisnummer V.1999.0046, deel uit van de beroemde Antwerpse collectie van Eugène en nadien Jan Van Herck. Beide sculpturen dragen een gedrapeerd kleed dat met behulp van een koord om het middel wordt vastgebonden. De hoofden hebben eenzelfde lieftallige blik met welig krullend haar. Eenzelfde haaruitwerking is terug te vinden bij nog andere voorbeelden in de Brugse collectie; iets wat in de tentoonstelling in M tot uiting komt. In 1928 werden ze nog toegeschreven aan een Brussels atelier, maar de toeschrijving aan Brugge op stilistische gronden wordt thans algemeen aanvaard. Wat betreft de

functie en de oorspronkelijke herkomst van de twee engelen tasten we helaas in het duister. Mogelijk stonden ze aan weerszijden van een retabel. Deze prachtige beelden werden al in 1960 met elkaar geconfronteerd op een tentoonstelling in Detroit. In 1999 zijn ze herenigd in de Gruuthusecollectie. De enige getuige van hun lange scheiding is de manier waarop de patine van beide beelden verschillend is.

6 en 7 Twee knielende engelen, Brugge

(?), circa 1500. Gruuthusemuseum Foto: Cel Fotografie Stad Brugge

Beelden uit Brugge 17.09.2015-15.05.2016 M-Museum Leuven

7


beste museumvriend(in), Van bij haar oprichting had VSMB als belangrijke doelstelling de collectie van Musea Brugge te helpen verrijken. Ook nu nog besteden wij in samenspraak met de directie van Musea Brugge jaarlijks een groot deel van ons budget aan weloverwogen aankopen waarover u in het museumbulletin altijd de nodige informatie terugvindt. Hiervoor doen wij niet alleen een beroep op de bijdragen van onze Bijzondere Begunstigers – hun namen kan u trouwens achteraan in al onze publicaties terugvinden – maar eveneens op de bijdragen van al onze leden. Daarnaast kregen wij recentelijk belangrijke giften uit Nederland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten.

Maar wist u dat onze vereniging sinds de opstart van ‘testament.be’ opgenomen is in haar lijst van ‘goede doelen’? ‘Testament.be’ is een organisatie die niet alleen publiciteitscampagnes voert om eenieder bewust te maken van het belang om een goed doel op te nemen in zijn testament. Om u wegwijs te maken in de wetgeving rond schenkingen aan een goed doel heeft ‘testament.be’ in samenwerking met de juridische uitgeverij Die Keure een gids uitgebracht die u gratis kunt bestellen via hun website (www.testament.be). Op vraag van geïnteresseerden zorgt ‘testament.be’ trouwens voor een begeleiding op maat. Een Salon van het Testament wordt georga-

niseerd van 4 tot 8 februari 2016 in Brussels Expo. Vergeet vooral niet dat een schenking aan onze vereniging kan uitmonden in een aanzienlijke vermindering van de door uw erfgenamen te betalen successierechten en – en dat is wat telt – in een belangrijke verrijking van de internationaal gerenommeerde collectie van Musea Brugge.

23


bijzondere begunstigers

colofon

Beschermende leden van de Vrienden van Musea Brugge in 2015

Museumbulletin is een driemaandelijks tijdschrift van Musea Brugge, uitgegeven door vzw Vrienden van de Stedelijke Musea Brugge

bvba Bekking-Blitz, Amersfoort – NL dhr. Bogaert, Sint-Kruis nv Bonte & Sioen, Brugge dhr. Coens, MBZ Zeebrugge nv Chronos Brugge, Sint-Michiels dhr. & mevr. Crombez, Sint-Andries D’Haudrecy Art, Knokke dr. De Groote, Varsenare dhr. & mevr. De Limburg Stirum, Brussel galeries De Maere, Brussel dhr. & mevr. De Weerdt, Brugge dhr. & mevr. Denys, Blankenberge dhr. & mevr. Depre, Beernem Europacollege, Brugge dhr. & mevr.Galle, Sint-Andries dhr. Gheeraert, EG Consultancy, Brugge dhr. Glas, Overijse dhr. & mevr. Haezebrouck, Sint-Michiels dhr. & mevr. Hendrickx, Sint-Michiels dhr. & mevr. Klemke, Brugge

Verantwoordelijke uitgever: Bertil van Outryve d’Ydewalle, p/a Dijver 12, 8000 Brugge Coördinatie: Sibylla Goegebuer Eindredactie: Aleid Hemeryck & Geert Souvereyns Redactie: Till-Holger Borchert, Rudy De Nolf, Hubert De Witte, Sibylla Goegebuer, Aleid Hemeryck, Geert Souvereyns museumbulletin.redactie@brugge.be Afbeelding cover: A Voyeur’s Devotion, Robert Devriendt Foto: Fabrice Gousset © Robert Devriendt Opmaak: Agates, Brugge Druk: Drukkerij Van Damme-Beke, Brugge Musea Brugge Dijver 12, 8000 Brugge T 050 44 87 43 F 050 44 87 78 www.museabrugge.be musea@brugge.be

dhr. & mevr. Lemahieu, Sint-Andries dhr. & mevr. Loupo, Oostende bvba Maertens - Fotografie, Sint-Andries dhr. & mevr. Provost-Vandewalle, Sint-Andries mevr. Roose, Lichtervelde dhr. & mevr. Schilz, Varsenare dhr. & mevr. Serruys, Brugge Soliver, Rumbeke mevr. Stevens, Assebroek dhr. & mevr. Tailleu, Oostende not. & mevr. Thomas, Brugge nv Universal Express, Lissewege dhr. & mevr. Van Acker, Sint-Michiels dhr. Vandamme, Brugge dhr. & mevr. Vandewalle, Brugge dhr. & mevr. Van Tieghem, Brugge drukkerij Vandamme-Beke, Assebroek dhr. & mevr. Van Hoestenberghe, Jabbeke dhr. & mevr. Vermandel, Oostende dhr. & mevr. Vyncke, Sint-Andries


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.