Neo 3 14 15

Page 20

Artificiële geldcreatie doorbreekt het coördinatiemechanisme tussen mensen die sparen en mensen die willen investeren. Dit zorgt ervoor dat geld naar de foute projecten stroomt. wekkend aangezien mensen in tijden van onzekerheid nu eenmaal meer geneigd zijn om te sparen. Zoals we verder nog zullen zien, is dit overigens helemaal niet negatief voor andere economische actoren. Een tweede opmerking bij de 2e stelling is dat de waarde van aandelen en vastgoed inderdaad toenemen, maar welk reëel gegeven staat daar tegen over? De enige reden dat deze in waarde stijgen is immers geldontwaarding, zoals verderop duidelijk wordt aangetoond. Waren het overigens geen aandelenzeepbel (dotcomcrisis begin jaren 2000) en een vastgoedbubbel (ontstaan van de huidige crisis in de VS en de latere gevolgen voor landen als Ierland en Spanje) die aan de oorzaak van heel wat recente malaise liggen? Overigens is het op zijn minst zeer merkwaardig te noemen dat politici als Wouter Beke en Kristof Calvo (met andere woorden de verlichte profeten die roepen voor een belasting op grote vermogens) applaudisseren als de aandelen in waarde stijgen terwijl de spaarcentjes van Jan modaal verdampen… Wat de derde stelling betreft: de wisselkoers van de euro zakte inderdaad significant nadat de ECB haar aankoopprogramma bekendmaakte. De vraag is evenwel of dit een duurzame stimulans voor de export van producten uit de eurolanden kan betekenen. Want wat is het effect van een dergelijke maatregel, als morgen de VS, China, Japan en andere landen eveneens de waarde van hun munt kunstmatig verlagen? Dergelijk “monetair nationalisme” leidt net zoals andere protectionistische maatregelen als importheffingen, kwantitatieve beperkingen (quota) en maatregelen van gelijke werking tot een soort van zero sum game dat uiteindelijk enkel verliezers kent. Zoals gezegd, is het evenwel de eerste stelling, waar ik het grondigst op dien in te gaan:

20

Op het eerste gezicht lijkt artificiële geldcreatie - in de brede betekenis van elke kunstmatige stijging van de totale geldvoorraad ten gevolge van overheidsinterventie – immers een onmiskenbaar positief effect te hebben op de reële economie: doordat de totale geldvoorraad stijgt, komt er immers effectief meer geld beschikbaar om uit te lenen en dit zonder dat individuele actoren ook maar één euro meer hebben moeten sparen! De rente daalt en bedrijven en particulieren kunnen hun investeringen goedkoper financieren en dit zonder dat ze rekening moeten houden met een verlaagd consumptiepeil van anderen. Doordat de geldvoorraad is gestegen, daalt evenwel de onderliggende waarde van bankbiljetten, munten, bedragen op spaarrekeningen en andere deposito’s. Dit fenomeen valt zeer goed te vergelijken met een kapitaalsverhoging van een bedrijf waarbij een groot deel van de aandeelhouders de kans niet krijgt om mee in te tekenen: stel dat het bedrijf het kapitaal verdubbelt van 1000 naar 2000 en aandeelhouder X over 200 aandelen beschikt met een fractiewaarde van 1/1000. Voor de kapitaalsverhoging had X een participatie van 20% (200/1000) Na de kapitaalsverhoging bedraagt de participatie van X evenwel nog 10% (200/2000). Dit vergelijkbaar verdampings- of ontwaardingseffect is dan ook wat er werkelijk onder het concept “inflatie” dient begrepen te worden; “inflatie” in de betekenis van koopkrachtverlies is er slechts een zichtbaar gevolg van. Op de persconferentie waarbij Mario Draghi het aankoopprogramma van de ECB bekend maakte, stelde een journalist een vergelijkbare vraag over het verband tussen het bijcreëren van geld en inflatie. Draghi’s laconieke antwoord: “where is the inflation?” wijst inderdaad op het gegeven dat de inflatie -


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.