Luzac Magazine • No. 1 • 2016
Iedereen vindt kwaliteit van onderwijs belangrijk. Maar hoe wordt die kwaliteit bepaald, waar hebben we het precies over? Of geeft iedere betrokkene, van politicus tot docent en van leerling tot ouder, hieraan een eigen betekenis? Daarom is het goed dat we in Nederland de Inspectie van het Onderwijs hebben. Deze beoordeelt de kwaliteit van het onderwijs op scholen aan de hand van een toezichtkader. Hierin staat exact beschreven hoe de Inspectie werkt, wat zij beoordeelt en wanneer het onderwijs van voldoende kwaliteit is. De Inspectie houdt toezicht op bijna 1200 scholen in het voortgezet onderwijs en rapporteert jaarlijks over de staat van het onderwijs via het onderwijsverslag.
Hoe gaat Luzac om met de kwaliteit van haar onderwijs en hoe wordt deze geborgd? Aan het woord zijn Mark Lander, operationeel directeur bij Luzac en Jelmer Vet, projectmanager onderwijs bij Luzac. Beiden houden zich dagelijks bezig met de onderwijskwaliteit van Luzac. Objectieve meetlat Sinds 2006 neemt de Inspectie van het Onderwijs ook het particulier voortgezet onderwijs onder de loep. Luzac komt elk jaar goed uit de controles. Mark Lander: “Onze kwaliteit was altijd al goed, maar het is uiteraard mooi dat de Inspectie dit nu kan bevestigen. Het is waardevol om met Luzac langs een objectieve meetlat gelegd te worden. De Inspectie bewaakt de basiskwaliteit van het Nederlandse onderwijs, stimuleert de verbetercultuur op scholen en draagt bij aan het oplossen van belangrijke onderwijsvraagstukken. Voor het hele land worden regels en normen bepaald, die vervolgens door alle scholen moeten worden nageleefd. Dat houdt ons scherp en dwingt ons om onze processen te blijven verbeteren. Ik zie de Inspectie als een onmisbare kracht in onderwijsland en ben blij dat ze ons meenemen in hun onderzoeken en rapportages. Dit komt de uniformiteit en transparantie binnen ons werkveld ten goede.” Betrouwbaar beeld Jelmer Vet: “De Inspectie werkt zelf ook transparant. Iedereen kan zien aan de hand van welk toetsingskader scholen beoordeeld worden. Het gaat om vele indicatoren binnen verschillende domeinen. Er wordt bijvoorbeeld gekeken of je schoolorganisatie op orde is, je docenten bevoegd zijn, je discrepantie laag is en het slagingspercentage toereikend is. Ter verduidelijking, met discrepantie wordt in dit geval het verschil bedoeld tussen het gemiddelde cijfer voor een schoolexamen en het Centraal Schriftelijk Examen. Een te groot verschil kan leiden tot verscherpt toezicht van de Inspectie. Luzac kent een lage discrepantie. Hier werken we altijd hard aan, want dat geeft een betrouwbaar beeld van het niveau van de leerling. Wanneer een leerling gemiddeld een zes heeft gehaald voor het schoolexamen van biologie, dan kun je dus verwachten dat deze leerling voor het
Centraal Schriftelijk Examen van biologie ook een zes haalt. Als je weet dat die leerling gemiddeld een zeven moet staan voor dat vak om te slagen, kun je de leerling dan op tijd extra begeleiding bieden en bijsturen.” Hoger plan Luzac staat bekend om haar kleinschalige en persoonlijke onderwijs, maar heeft tegelijkertijd de organisatiekracht van een grote school. Mark Lander: “Ons beleid wordt landelijk gecoördineerd vanuit ons hoofdkantoor in Den Haag. Zo hebben we de Onderwijs Beleidsgroep Luzac, een team van onderwijskundige experts dat zich bezighoudt met de borging en verbetering van onze onderwijsprocessen. Deze groep is constant
"Ons beleid wordt landelijk gecoördineerd vanuit ons hoofdkantoor in Den Haag." bezig met het ontwikkelen en standaardiseren van vernieuwende producten die ons onderwijs naar een hoger plan tillen. Ook hebben we een Landelijk Examenbureau. Dit bureau ontwikkelt en controleert niet alleen alle schoolexamens voor onze eindexamenleerlingen, maar ook de Landelijke Eindtoetsen. Dit zijn toetsen die we afnemen in de jaargangen van brugklas tot en met de voor-examenklassen. Landelijke Eindtoetsen en schoolexamens worden op hetzelfde moment afgenomen, van Groningen tot Goes en alles wat daartussen ligt. Doordat deskundigen zich bezighouden met deze toetsen en examens, kunnen onze docenten zich volledig richten op het lesgeven en begeleiden van leerlingen. Zowel op inhoudelijk vlak als in praktische zin worden onze vestigingen enorm ontlast door deze centrale werkwijze.”
9