Philippe Vandenberg en de weg van de tekenkunst, de weg van de mens ‘Het werkelijke probleem: dat is de confrontatie met de materie. Wat doe je ermee? Hoe vertaal je haar in licht? (...) Ons lijden komt niet alleen voort uit de menselijke verwonding maar vooral uit de innerlijke verdeeldheid tussen de materie en de geest. Hoe ontloop je de valkuil van de materie ? (...) Het gebeurt dat ze mij bang maakt. Vandaar mijn grote liefde voor de tekening. Daarin is de materie per definitie tot een minimum teruggedrongen.’1 Philippe Vandenberg Philippe Vandenberg was in de allereerste plaats schilder; een keuze geboren uit noodzaak, een keuze ook omdat het de enige geldige leek: ‘Maar bij gebrek aan enige andere menselijke activiteit waartoe ik in staat zou zijn, werd ik verplicht; verplicht ik mezelf mij in kunstenaarskleding te steken, dat wil zeggen, het beeld van de schilder die ik ben naar buiten te brengen.’2 De dwang die hem leidde naar de schilderkunst is zonder meer te begrijpen als existentieel. De kunst verschafte Vandenberg – zijn versplinterde, onrustige en nomadische geest – eenheid, rustpunten, ankers. In zijn dagboek lezen we: ‘De gebroken mens heeft slechts één oplossing, één obsessie: zich heel maken; voor de schilder – voor mij – zal dat zijn door de eenheid van het beeld, van het teken, van het doek.’3 Hij noteert op een van zijn tekeningen (2009): ‘Gebroken. Ik probeer me alleen nog aan elkaar te schilderen.’ Deze wezenlijke dimensie ontging maar weinig auteurs. Het werd dé bril waardoor men zijn oeuvre bekeek. Soms werkte het verblindend en maakte het niet zien deel uit van zijn institutionele receptie. Het existentiële en de biografische benadering van kunst lijden immers reeds lang aan discursieve moeheid en ze bevinden zich, o ironie, zelf in een existentiële crisis. Ze 1
‘Le véritable problème: c’est la confrontation avec la matière. Que faire avec elle? Comment la traduire en lumière? (...) Notre souffrance provient, non seulement, de la blessure humaine mais surtout du tiraillement qui nous habite, entre la matière et l’esprit. Comment ne pas tomber dans la piège du matière? (...) Il arrive qu’elle me fasse peur. D’où mon grand amour pour le dessin. La matière y est réduite, d’office, au minimum.’ Philippe Vandenberg in: A. Tourneux (red.), Philippe Vandenberg – Œuvre 2000-2006, On Line & Musée Arthur Rimbaud, Gent & Charleville-Mézières, 2006, p. 24. 2 ‘Mais à défaut de toute autre activité humaine dont je serais capable, j’ai été obligé, je m’oblige à endosser l’habit d’artiste, c’est-à-dire à extérioriser la vision du peintre que je suis.’ Idem, p. 29. 3 ‘L’homme en pièces n’a qu’une solution, qu’une obsession: se refaire entier; pour le peintre – pour moi – ce sera par l’unité de l’image, du signe, de la toile.’ Idem, p. 29.