2007 05 nl interview iris pascalides philippe vandenberg [m fi 2796]

Page 1

kunst

397

Prachtig lelijk Het obsessieve werk van Philippe Vandenberg door Iris Paschalidis

De schilderkunst is terug van weggeweest, zo zegt men de laatste decennia nogal eens. Tijdens de hippe jaren ’70 werd je ouderwets en stoffig bevonden als je als kunstenaar geen andere media ging verkennen. Vanaf de jaren ’80 werd de schilderkunst, in ons land vooral onder impuls van Luc Tuymans, dan toch weer populair. Maar niet alleen Tuymans, ook een aantal minder bekende Vlaamse kunstenaars — zoals Walter Swennen, Marc vanderleenen en Guy Van Bossche — had in de tussentijd gewoon verder geschilderd. Ook Philippe Vandenberg (geb. 1952) heeft de schilderkunst nooit opgegeven; zonder zich te laten afleiden door carrièrekansen, heersende tendensen en — soms scherpe — kritiek, is hij de mogelijkheden van het medium op een eigenzinnige manier blijven exploreren. Vandenberg rekent zichzelf tot de ‘attitude-kunstenaars’, die — in tegenstelling tot de ‘ondernemer-kunstenaars’ — vanuit een existentiële noodzaak werken: het eenzame werk in het atelier, het soms wanhopige © Julien Vandevelde gevecht met het doek is het enige wat telt. In teksten en dagboekfragmenten van Vandenberg zelf kunnen we lezen dat hij al als vijfjarige heel goed besefte dat het tekenen voor hem levensnoodzakelijk is. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij na zijn studies aan de Gentse universiteit (literatuur) en de Gentse academie (hij komt uit het atelier van Jan Burssens) resoluut verder gaat met tekenen en schilderen. Algauw laat hij het beheerst academische, klassiek figuratieve werk achter zich, om zijn eigen weg in de schilderkunst te zoeken: “Ik heb de virtuoos die ik was compleet aan scherven geslagen. En meteen uit die scherven een nieuwe persoonlijke taal opgebouwd. De bagage was geassimileerd. Het oeuvre begon.” De eigenheid en kracht die van dan af Vandenbergs beeldtaal kenmerken, maakten dat zijn werk de aandacht trok van kunstliefhebbers in binnen- en buitenland. Wat Vlaanderen betreft denken we vooral aan de Gentse galeriehouder Richard Foncke, met wie Vandenberg sinds 1983 samenwerkte en met wie hij tot aan diens dood in 2005 zowel op vriendschappelijk als intellectueel vlak een belangrijke relatie had. Een andere bekende figuur uit de Gentse kunstscene, Jan Hoet, zorgde eind jaren ‘80 dan weer voor een omslag in de appreciatie van het werk van Vandenberg, door te beweren dat de schilder hier te lande overschat werd. Maar Vandenberg bleef zijn eigen gang gaan en bouwde een samenhangend én gevarieerd oeuvre op, wat o.a. resulteerde in een expositie in het toenmalige Museum voor Hedendaagse Kunst in Gent (Hoet was ondertussen op zijn uitspraken teruggekomen) en een grote overzichtstentoonstelling in het Antwerpse MuHKA in 1999/2000. De bijbehorende catalogus is nog steeds de publicatie die het beste en breedste zicht geeft op zijn

werk, dat ondertussen alweer sterk geëvolueerd was. Schilderde Vandenberg in de jaren ’80 meestal grote pasteuze werken, in de jaren ’90 worden zijn doeken stilaan lichter in de verf gezet, zowel wat de kleur als de materie betreft. Al blijven dezelfde obsessies, onderwerpen en motieven goed herkenbaar, het is duidelijk dat deze schilder er zich voor hoedt om in dezelfde maniertjes te blijven hangen. Na 2000 zette de evolutie naar meer openheid en lichtheid zich voort, een evolutie die vooral in de tekeningen zichtbaar wordt. Een uitgebreide selectie hieruit werd in 2003 gepresenteerd in de Richard Foncke Gallery, waar een prachtig zicht werd geboden op de verschillende facetten van Vandenbergs kunstenaarschap. De combinatie van speelsheid en pathos, van humor en tragiek, leveren een ambiguïteit op die deze tekeningen — en al het betere werk van Vandenberg — een sterke emotionele en intellectuele spanning verleent. In 2006 kreeg Vandenberg de kans om een tentoonstelling te maken in het Musée Arthur Rimbaud in Charleville-Mézières. De artistieke leiding van het museum had blijkbaar opgemerkt dat het werk van Vandenberg verschillende overeenkomsten vertoont met de ‘attitude Rimbaud’. Er zijn de gelijkaardige thema’s als het zwerven, maar vooral is er het onophoudelijke zoeken naar een nieuwe taal. Ook in deze tentoonstelling komt Vandenberg weer verrassend uit de hoek, met quasi-nonchalante, uitgezuiverde tekeningen, waarin woorden en beelden als vanzelfsprekend door elkaar lopen en vroegere motieven in een meer geabstraheerde en gestileerde vorm terugkeren. Bij de expositie in Charleville hoort een bijzondere publicatie, een soort van logboek waarin — naast afbeeldingen van de tekeningen — zeer persoonlijke teksten van de kunstenaar staan. Vandenberg heeft met deze teksten geen literaire ambities, het is hem er vooral om te doen zijn gevecht met het doek voor hemzelf en de anderen te verhelderen. Zonder meteen hoogstaande literatuur te zijn, laten ze goed zien hoe obsessioneel en gedreven deze schilder met zijn werk bezig is. Dat obsessieve kan voor het werk nadelig zijn — sommige werken uit zijn vroegere periode zijn me wat te pathetisch, impulsief of (zowel inhoudelijk als materieel) dik aangezet —, maar over het algemeen wekt het vooral bewondering, omdat de meeste van Vandenbergs tekeningen en schilderijen op een ‘prachtig lelijke’ manier laten zien hoeveel er existentieel en artistiek op het spel is gezet. Philippe Vandenberg: L’important c’est le kamikaze : oeuvre 2000-2006, On Line [S.l.], 2006, 205 p. : ill. , . ISBN 90-7854-701-4 Philippe Vandenberg: oeuvre 1995-1999, MuHKA Antwerpen, 1999, 315 p. : ill. 736.8 / Vandenberg, Philippe

2007

de leeswolf 5


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.
2007 05 nl interview iris pascalides philippe vandenberg [m fi 2796] by LIGHTMACHINE agency - Issuu