Le triomphe de l’accident Januari 2005
1 januari 2005 Le triomphe de l’accident Trauma’s van jongsaf aan hebben mij naar het schilderen gedreven. Op zo’n intense manier tenslotte dat mijn gehele leven het schilderij werd. Het schilderij werd als ‘t ware niet alleen geprovoceerd door het trauma, maar er ook door gevoed, in zo’n mate dat het trauma bijna noodzakelijk was om terug in de verukking van het beeld te regenereren. Mijn leven werd dan ook een opeenvolging van trauma’s en conflictsituaties die ik telkens ‘pareerde’ met het beeld. De angst kon alleen via het werk getemperd worden. Het is een verdraaid verknipte situatie, want tenslotte kwam ik in een vicieuse cirkel terecht van een trauma dat leidt naar het schilderij, maar provoceerde ik tenslotte niet het trauma om tot het schilderij te komen? Ik bedoel: overviel mij het trauma bv. door conflictsituaties, marginaliteit, onaangepastheid aan het conventionele of zocht ik het tenslotte op om te zien hoe het schilderij er dan ging uitzien? Ik kan alleen constateren dat mijn werk mijn leven geleid heeft, en mij in dit leven tot beslissingen en daden heeft toegelaten en gestuurd die ik anders nooit aangekund of zelfs aangedurfd zou hebben. Het conflict was aanvankelijk de initiatie tot het beeld, maar dit conflict heb ik tenslotte blijvend nodig om tot een œuvre te komen. Heerst het conflict over mij, of integendeel, provoceer ik het conflict omdat ik alleen in conflictsituaties in staat tot creatie ben. Het conflict, het trauma, dat eruit voortvloeit, de onrust die ermee gepaard gaat, en de onschuld die moet ‘herkocht’ worden zijn zovele moeders van het œuvre. Het schilderij −het beeld− heeft me opgevoed en niet een systeem, familiaal of maatschappelijk. Het heeft me ook geleerd aan het al dan niet bewust geprovoceerde conflict te ontsnappen door gestadig van beeld te veranderen. Ik lijd aan wat ik zou noemen een ontsnappingssyndroom. Mijn oerangst is niet de dood, maar wel gegrepen te worden door het leven en tot de immobiliteit van een systeem dat mij beperkt gedwongen te worden. Mijn obsessie is ongrijpbaar te blijven. Op het slagveld worden immobiele doelwitten gemakkelijk uitgeschakeld. Zo gebeurt het dat ik ook in het œuvre het volgende werk maak om aan het voorgaande te ontsnappen en navenant gebeurt dat ook in een conflictsituatie die zodanig traumatiserend kan zijn tot ik tot een totale vernietiging van werken die mij uit trauma’s geholpen hebben, moet overgaan om de nieuwe conflicten en trauma’s te kunnen pareren met nieuwe werken. Wat ‘la lutte contre le système’ betreft ben ik pas later tot de constatatie gekomen dat juist het aanvallen van de opgedrongen waarden waarop een sociaal, familiaal of zelfs artistiek systeem gefundeerd zijn, tenslotte, na een aanvankelijke ‘ondermijning’ met de bedoeling de grenzen die ons beperken te overschrijden, i.p.v. het systeem uitschakelen het juist sterker maken, aangezien de grenzen verlegd worden door mensen die tegen al de mogelijke regels in nieuwe wegen openen, nieuwe terreinen blootleggen, die het systeem gretig accapareert, en zelfs zal ze haar aanvankelijke tegenstanders tot haar eigen ‘opbouwers’ verheffen. De maatschappelijke orde is steeds bezig zich continu te herstellen en uit te breiden terwijl de anarchie erop uit is haar te anuleren. En juist die anarchie zal een nieuwe, of vernieuwde orde creëren, met alweer grenzen, limieten, etc…etc… Vandaar mijn ontsnappingssyndroom. Ik ben tot de conclusie gekomen dat dit een eenzame poging is, ik bedoel enkel een individu, hier en daar, zal er min of meer in slagen te ‘ontsnappen’. Het is een levensvullende bezigheid, waar je verdomd taai moet in blijven om het vol te houden, want je bent fragiel. Schilderen is concluderen, tot constataties komen dat je niet, nooit ver genoeg gaat. De realiteit haalt niet alleen mij in, ze is me voor. In die zin kan kunst slechts een bijna −abstract− metaforisch beeld creëren van haar tijd.