Schilderen is schade beperken INTERVIEW in DE STANDAARD Jeroen Laureyns 12 augustus 1999
Een hond die een vrouw verkracht, masturberende hazen, brandende monniken en een liggende koning (God) die aan zijn geslachtsboom een aantal mensen heeft opgehangen. Het is maar een greep uit de vele motieven in het werk van de Gentse schilder Philippe Vandenberg. Vanaf zaterdag exposeert hij in het Muhka zijn werk van de voorbije vijf jaar. Een gesprek in zijn atelier, over de magie van de schilderkunst, het noodlot van de mens en de noodzaak van beweging. ALS ik de wreedheid schilder, is dat eerst en vooral als een constatatie dat die wreedheid er is. Maar tegelijk schilder ik die ze ook als een revolte tegen de wreedheid. Als een soort van bezwering, het niet-willen-aanvaarden. Ik stel die wreedheid niet alleen vast tussen andere mensen, maar ook bij mezelf. Ik begrijp niet dat wij dat niet de baas kunnen. Maar het gaat ook verder. Een goed kunstwerk gaat nooit over één enkel ding. Een goed kunstwerk gaat over alles. Zelfs al gaat het over wreedheid, dan zit daar ook tederheid in, verlangen. Het beeld dat de kunstenaar maakt, moet magisch zijn. Het bekijken of maken van een kunstwerk, heeft voor mij steeds een bevrijdende werking. Bij het bekijken van Rembrandt of Beuys verlies ik elk besef van tijd, ruimte of materie. Alleen het beeld dat functioneert, treft mij. Het schilderij dat naar mij kijkt en mij verplaatst. Grote oeuvres zijn altijd hedendaags.'' Vandenberg praat geconcentreerd. Zijn handen bewegen mee met zijn woorden. Zijn blik is getormenteerd. En ook in zijn werken is het lijden nooit afwezig. De kunstenaar balanceert op de rand van het pathetische. Of stelt hij inderdaad het leven voor ,,zoals het is''? Een tranendal? Luciditeit maakt niet gelukkig. Ik bedoel, als je de terreur in de ogen kijkt, of de leegte, dan moet je die ook ergens kunnen bezweren. Voor mij begint alles bij de malaise die voortvloeit uit van de absurditeit van het leven. De malaise waarin de mens beseft een soort geestelijke superioriteit te bezitten, maar nooit zijn condition humaine te kunnen veranderen. Ik genees daarvan door de magie van het beeld. Het schilderij geneest ons, maakt ons beter. Schilderen is de schade beperken. Vreemd genoeg heb ik dat van kleinsaf ervaren. Vanaf het moment waarop ik tot een zeker denken in staat was, realiseerde ik mij hoezeer ik in de val zat. Aanvankelijk denk je daar niet over. Je voelt dat instinctief. Maar ik herinner mij dat ik mij al als kind ergens gepakt voelde. Daarom ook dat ik in één van mijn teksten over de aap van mijn moeder spreek. Mijn moeder had een aap. En uit pure wanhoop van in die kooi opgesloten te zitten, was de enige activiteit van die aap masturbatie. Zijn manier om even te ontsnappen uit zijn kooi. Op dat moment zie je dat. Later is dat een metafoor geworden, omdat ik mij vergeleek met die aap. En nog altijd. Maar zijn cirkel was gesloten, in die zin dat hij zichzelf pijpte. Hij slokte zijn zaad op. Ik kon mij uit die vicieuze cirkel bevrijden. Ik kan mijn tekeningen doorgeven. Of tenminste proberen. Bekijk het op deze manier. Vanuit mijn kooi, mijn eenzaamheid, wil ik iemand met het schilderij verlokken. Een kijker, een genodigde, een disponibele. Pas dan is het ritueel volbracht. Het circuit geopend.'' De figuren op de schilderijen van Philippe Vandenberg zijn meestal op een bijna kinderlijke manier weergegeven, tegen een abstracte achtergrond, opgebouwd uit een zeer verscheiden kleurenpalet. Het figuratieve en het abstracte vullen elkaar aan. Terwijl er niet zelden nog eens Franse woorden op het schilderij te hulp komen snellen.