Ons Erfdeel. Jaargang 39(1996)– [tijdschrift] Ons Erfdeel [p. 575]
Het avontuur van het schilderen Over het oeuvre van Philippe Vandenberg Ludo Bekkers werd in 1924 geboren in Antwerpen. Is kunstcriticus en werkt mee aan verschillende kranten en tijdschriften in Vlaanderen en Nederland. Publiceerde recent ‘Hedendaagse schilders in Nederland en Vlaanderen’ (samen met E. Stegeman, 1995). Adres: Tentoonstellingslaan 6, B-2020 Antwerpen In het boek Monologen met Jan Hoet van Mark van Dyck en Dorian van der Brempt (uitgeverij Kritak, Leuven, 1989) zegt Hoet, de conservator van het Gentse Museum van Hedendaagse Kunst, over de kunstschilder Philippe Vandenberg: ‘Het kunstwereldje kent ook modetrends die de waarde van sommige kunstenaars tijdelijk opschroeven. Zo koopt Vlaanderen momenteel massaal schilderijen Over dit van Philippe Vandenberg. De burgerij stort zich hals over kop op die hoofdstuk/artikel man, zijn doeken vinden vooral aftrek bij mensen die nog nooit een werk van Willem de Kooning hebben gezien. (...) Het is zo klaar als auteurs een klontje dat de euforie rond Philippe Vandenberg een dramatische Ludo Bekkers afloop zal kennen. Veel kopers zullen teleurgesteld zijn als ze zich realiseren dat Vandenberg geen oorspronkelijk talent is.’ Deze boude uitspraak van Jan Hoet heeft Philippe Vandenberg veel schade toegebracht. De kopers keerden hem de rug toe en engagementen met galeries werden niet gehonoreerd. Ondertussen is Hoet op zijn uitspraak teruggekomen en heeft hij de kunstenaar in 1995 de eer gegund om een eenmanstentoonstelling in zijn museum te presenteren onder de titel ‘Diptychon I’. In zijn inleiding op de catalogus van deze expositie schreef Hoet: ‘Wanneer het recente werk van kunstenaar Philippe Vandenberg me keer op keer sterk beïndrukt heeft dan is dat vooreerst te danken aan zijn perseverant gevecht met de schilderkunst. Deze strijd voert hij nu al sinds meer dan twintig jaar, onafgebroken en consequent, zonder enige toegevingen te doen aan de kritiek - kritiek die ik overigens zelf wel eens tegenover zijn werk heb geuit. Evenmin hebben beïnvloedingen van buitenaf enige greep gehad op die onstuitbare honger naar schilderkunst en die drang om te achterhalen hoe men erin kan slagen een goed schilderij te maken binnen de biologische mogelijkheden waarover men beschikt.’ [p. 576]