Alles van waarde is weerloos LEZING ACADEMIE ANTWERPEN – AFDELING SCHILDERKUNST Amsterdam - Gent, maart - april 1995
"Alles van waarde is weerloos" (Lucebert) Op weg hier naartoe, vroeg ik me af wat te vertellen over schilderkunst aan jonge schilders. Hoe kan je iemand die besloten heeft de weg van de schilder op te gaan iets wijzen, iets tonen? En wat kan je hem/haar tonen? En is dat, wat je toont, hetgeen hij/zij nodig zal hebben? In welke mate, en hoe kan hij/zij erbij komen? Ik heb ca 4 jaar lesgegeven als jonge mens en jong schilder. In 1986 ben ik gestopt om twee redenen: - Ik besefte dat mijn leven op mijn atelier "gebeurde" en dat het gevecht dat ik daar moest leveren, het obsessionele avontuur van het schilderen, niet te kombineren viel met de (maatschappelijk) veilige positie van het leraarschap. Het ene stond het andere in de weg. - Bovendien besefte ik dat ik de problematiek van het schilderen eerst voor mezelf moest oplossen vooraleer ik de verantwoordelijkheid kon opnemen het aan iemand anders te onderrichten. Het is niet omdat je studies schilderkunst gedaan hebt, en een diploma gehaald hebt dat je iets weet over het schilderen, laat staan iets te vertellen hebt. Sinds 1986 leef ik teruggetrokken, en naast vrij regelmatige tentoonstellingen, werk ik in eenzaamheid - zo hoort het - verder aan een oeuvre. Na al die jaren werken aan en denken over het schilderij is de problematiek van het schilderen alleen maar complexer geworden. Hoe dieper ik graaf, hoe verder ik mezelf riskeer, hoe scherper ik mezelf stel, hoe oneindiger en gevarieerder de schilderkunst en haar fundamenten worden; en vooral hoe minder kontroleerbaar. Ik vrees dat ik er nu nog minder kan over zeggen dan 15 jaar geleden toen mijn zekerheden nog voor en in de hand lagen en ik me kon redden als leraar door technische snufjes te etaleren en vaste spreuken te citeren. Nu kan ik jullie alleen maar zeggen: ik heb geen antwoorden. Ik heb geen oplossingen. Eigenlijk is het nog erger geworden: ik kan zelfs de juiste vraag niet formuleren, noch het probleem dat zich op weg naar het schilderij voordoet juist duiden. +++ De weg van de schilderkunst is een onberijdbare weg. Soms is de weg slechts een pad, waar men te voet op voortschrijdt, langzaam, soms vallend, soms kruipend, soms terugkrabbelend, soms door een zijpad totaal verloren gerakend, maar nooit is een einde in zicht, een aankomst. We weten allemaal dat de weg ons ergens heen leidt, dat is het. Maar waar naartoe weten we nooit. Elk schilderij, elke tekening is slechts een paaltje langs de weg, soms een wegwijzer. De zin van de weg is de weg zelf. Daar waar ik als jong schilder dacht vrij te zijn, het schilderij te kiezen en het zowel qua vorm als qua inhoud naar eigen gril en keuze te kunnen manipuleren, besef ik nu mijn vergissing: het is het schilderij dat mij kiest; ik kan alleen maar één schilderij maken namelijk datgene dat al altijd in mij aanwezig is en dat schilderij kan ik maar op één enkele manier schilderen. Oneindig talloze mogelijkheden in mijn hand, slechts één oplossing in mijn hart en ziel en geest. Een oplossing die ik niet ken en misschien kan vinden, zoals een blinde een lichtstraal. Een blinde schilder... De schilder is niet vrij, hij heeft zijn lot in handen, maar hij is wellicht de meest onvrije mens.