Boer en Land

Page 1

BOER en LAND

Onderzoek naar de relatie tussen overheidsbeleid en de bedrijfsvoering van akkerbouwers in de kleischil van Noord-Nederland

APRIL 2024

LANDSCAPE COLLECTED

INTERVIEWS / TEKST / FOTOGRAFIE

Lieke Jildou de Jong

VOORBEREIDING / EDIT / KLANKBORD

Vibeke Gieskes

GEÏNTERVIEWDE BOEREN

Vier anonieme boeren

GEÏNTERVIEWDE OVERHEDEN

Atelier van Rijksadviseurs

Waterschappen

Provincie Groningen

Adviseur gewasbeschermingsmiddelen

Dit onderzoek werd mogelijk gemaakt door de Talentbeurs van stichting NH Bos

4
5 BOER EN LAND
VERANTWOORDING 9 INTRODUCTIE 11 VIER BOEREN 15 ERVEN 26 OVERHEID 29 INZICHTEN 33
INHOUD
8

Hoe heeft het beleid en regelgeving vanuit de overheid invloed op de bedrijfsvoering van een boer? Hoe is het landschap door deze wisselwerking vormgegeven? Met deze vraag diende ik het voorstel voor de Talentbeurs van NHBos in voor de ontwikkeling binnen landschapsarchitectuur. De vragen stelde ik aan vier boeren en verschillende overheden.

Om uit te zoeken of beleid en regelgeving daadwerkelijk invloed hebben gehad op de bedrijfsvoering van de boer en hoeverre dit de inrichting van het landschap heeft beïnvloed ging ik in gesprek met boeren uit de kleischil van Noord-Nederland, allen uit dezelfde omgeving die met dezelfde regelgeving en vergelijkbaar beleid te maken hebben gehad. Om de gesprekken en inzichten te verbreden sprak ik met boeren van verschillende generaties, op verschillende momenten in hun levens- en bedrijfsfase.

De boeren zijn anoniem gehouden om hen spreekruimte te geven. Het gaat ook niet zozeer over de specifieke verhalen van deze boeren, maar over de wijze waarop deze verschillende boeren in verschillende tijdslagen gewerkt hebben of werken. Aan de hand van foto’s van akkers en erf portretteerde ik het resultaat van hun bedrijfsvoering in het landschap. Het werd een gezamenlijk portret van vier akkerbouwers in de kleischil van Noord-Nederland.

Hoewel dit document de verslaglegging vormt van de gesprekken met vier boeren, heb ik de vragen in werkelijkheid getoetst bij iedere boer, overheidsinstantie en verwante bedrijven aan de agrarische sector die ik het afgelopen jaar ben tegengekomen. De onderzoeksvragen boden me perspectief op de manier van plan- en beleidsvorming en de wijze waarop gesprekken vanuit instanties en ontwerpers worden gevoerd met boeren.

De gesprekken met de boeren hebben voornamelijk begin 2023 plaatsgevonden. Dit gaf me gedurende het afgelopen jaar veel handvaten en inzichten om gesprekken over boeren en het landelijk gebied genuanceerder te kunnen voeren en nuancering toe te voegen in het gesprek waar nodig. De verslaglegging van de gesprekken met boeren is zo objectief mogelijk geschreven. Hopelijk geeft dit de ruimte om van elk perspectief te leren zonder het direct te beoordelen of veroordelen.

Omdat het niet helemaal transparant is wie nu precies verantwoordelijk is voor welke regels in het landelijk gebied, was het moeilijker te bepalen wie ik precies moest spreken. De mensen achter de regels leken minder zichtbaar en beschikbaar te zijn. Na herhaaldelijk contact te hebben gezocht met verschillende personen bij de overheid is het me niet gelukt om vier representanten te interviewen. Wel heb ik veel mensen in de wandelgangen over dit onderwerp kunnen spreken. Ook deze gesprekken vormden input voor de inzichten in dit verslag.

Uit de gesprekken zijn als vanzelfsprekend onderwerpen naar voren gekomen die vragen voor meer onderzoek en verdieping in gelieerde onderwerpen. Bijvoorbeeld welke rol van bedrijven spelen bij beleid, planvorming en regelgeving rondom de boerenbedrijfsvoering. Om dit onderwerp enigszins te verkennen sprak ik met een voormalig adviseur van gewasbeschermingsmiddelen die mij eerste inzicht kon geven in de invloed die adviseurs hebben op het totale landschapssysteem.

Een ander voorbeeld is het belang van kennisdeling tussen boeren en burgers. In maart 2024 hebben we met Landscape Collected en Wongema, een herberg in de kleischil van Noord-Groningen, een evenement georganiseerd waarin de heg als cultureel element centraal werd gesteld. Tijdens dit ‘Weekendje Heg’ zijn zowel boeren als landschapsarchitecten, kunstenaars en andere burgers bij elkaar gekomen om op een speelse manier te onderzoeken wat landschapselementen kunnen bijdragen in het landschap, voor een boer, maar ook in cultureel opzicht. De deelnemers maakten het programma, waardoor de kennis en de verschillende invalshoeken steeds een andere vorm en ruimte kregen.

Deze voorbeelden laten zien dat ik de kennis en inzichten die ik het afgelopen jaar heb opgedaan meeneem en bijna als vanzelf aan het uitbreiden ben. Tijdens de uitreiking van de Bijhouwersprijs op 19 april 2024 zal ik mijn bevindingen van het afgelopen jaar toelichten om het tussengebied van boer, beleid, landschapsvorming en ontwerp te belichten.

9 BOER EN LAND
VERANTWOORDING

De polarisatie van overheid en boeren is in volle gang. Onderdeel van dit probleem lijkt dat er een gebrek aan kennis over de wederzijdse gang van zaken. Als dochter van een melkveehouder dacht ik een basisidee te hebben over de complexiteit van een boerenbedrijf, maar de details in relatie tot regelgeving en beleid heb ik maar zeer beperkt meegekregen, zeker wanneer het over akkerbouw gaat, de sector die ik centraal stelde in dit onderzoek. Inmiddels is het dagelijks boerenleven voor mij ver weg, maar ik heb er als landschapsarchitect wel nog dagelijks te maken.

In de landschapsarchitectuur gaat het vaak over het effect van het landgebruik op de bodem en de waterhuishouding. In gesprekken met overheden over gebiedsontwikkeling wordt al snel geredeneerd over landschappelijke systemen in relatie tot de door de boeren verbouwde gewassen. Er wordt bijvoorbeeld gedacht en gesproken over alternatieve gewassen die beter voor de bodem zijn, extensiever verbouwd kunnen worden en, in het verlengde daarvan, over mogelijke wijzigingen in bedrijfsvoeringen, maar het blijkt echt veel complexer dan dat.

Want: welke impact heeft bijvoorbeeld een wijziging in het verbouwen van gewassen op een boer? Hoe flexibel is een boer in zijn gewaskeuzes met het oog op inkomsten, maar ook op vraag vanuit Nederland en de rest van de wereld? Aan de andere kant heeft regelgeving en beleid de afgelopen 150 jaar veel invloed gehad op het landelijk gebied. Denk aan de massale ontginning van de woeste gronden door de Markenwet uit 1886, waarin zorgvuldig opgebouwde en organisch ontstane landschapssystemen ontwricht werden. Dat was in feite een voorzet voor de ruilverkavelingswet uit 1924 en uiteindelijk ook voor de grote ruilverkaveling uit 1954 waar door middel van een landschapsplan de waarden van het landschap werd vastgelegd. Nu de kringlooplandbouw weer op tafel ligt, wat in zekere zin het Markensysteem al was, wordt

er een tegenovergestelde beweging vanuit de overheid gestimuleerd. Hierdoor past de bedrijfsvoering van de afgelopen zeventig jaar, waarin de focus voornamelijk op massaproductie en opschaling heeft gelegen, niet meer. De gevolgen daarvan waren de grootschaligheid van akkers, de ontwikkeling van geavanceerde machines met grote draaicirkels en de forse schuren die hun invloed hebben nagelaten op het waarneembare landschap. Aanpassing van het bestaande beleid of zelfs het verbieden van deze grote akkers zal ook weer effect hebben op het landschap dat we om ons heen gaan zien.

Als grootgrondbezitters worden boeren in sommige gevallen uitgenodigd om mee te denken met toekomstplannen voor het landelijk gebied. In zo’n traject kan er al een idee zijn over de beoogde uitkomst voor het gebied; de participatie van boeren lijkt dan meer om bevestiging te vragen dan om input. Van daadwerkelijke wisselwerking van ideeën is dan geen sprake. De realiteit is vaak vele malen complexer dan de ideevorming daaromtrent. Ik constateerde dat er in feite sprake is van een schijngesprek tussen boeren, overheid en ontwerpers over de toekomst van het landelijk gebied. Er is sprake van een hiaat tussen de werkelijkheid van de individuele boer en het metaniveau waarop de overheid regels bedenkt en uitvoert. Het gesprek wordt door deze hiaat bemoeilijkt.

Wanneer je als landschapsarchitect betrokken wordt, sta je soms midden in het vuur van tegenstrijdige belangen. De opdrachtgever enerzijds, vaak een overheid, en de gebruiker of eigenaar aan de andere kant. En dan is er nog de eigen ambitie van de landschapsarchitect om een gezond en veerkrachtig landschap achter te laten. In deze momenten is er vaak geen ruimte voor een dialoog om elkaar belangeloos aan te horen. Er is een tussenvorm, een verbeeldingstaal en gesprek nodig tussen de partijen en daar kunnen landschapsarchitecten een rol in spelen.

11 BOER EN LAND
INTRODUCTIE
12
13 BOER EN LAND

1. BOER WAS, was boer en is nu met pensioen

2. BOER GAAT, gaat de boerderij binnenkort overdragen

3. BOER HEEFT, heeft de boerderij zo’n 15 jaar geleden overgenomen

4. BOER NEEMT, neemt de boerderij dit jaar over

Vier boeren: Was. Gaat. Heeft. Neemt. Deze boeren zitten allemaal in een andere levensfase en kijken ieder op hun eigen manier terug en vooruit op het leven als boer. De manier waarop ze dit doen heeft veel te maken met hun voorgangers: hun ouders en grootouders, het nest waarin ze zijn opgegroeid en de generaties die hen voorgingen. De boeren verschillen van karakter en er zijn verschillen te ontdekken in hun normen en waarden, maar er zijn vooral gemene delers. Het zijn allemaal ondernemers en individuen met hetzelfde beroep in hetzelfde gebied: ze zijn akkerbouwers in de kleischil van Noord-Nederland. Ze hebben oog voor de bodem, het ecosysteem of een fascinatie voor een specifiek gewas, soms vanuit intrinsieke motivatie, maar altijd vanuit noodzaak. Ze hebben te maken met de grilligheden van het weer, de markt, de overheid en ook financiers. Het zijn ondernemers in een onzeker milieu.

GENERATIES

De kansen en mogelijkheden die iedere boer heeft, heeft bijna alles te maken met hoe de ouders gehandeld hebben: hoeveel land in bezit is, hoeveel schulden er zijn, hoe de bedrijfsvoering is en wordt gevoerd, de staat waarin de gebouwen verkeren en hoe de kwaliteit van de bodem en de ligging van de boerderij is. Dit vormt het

startpunt voor iedere boer. Daarbij komt de benodigde daadkracht, wilskracht, ondernemerschap, tijd en budget om veranderingen door te kunnen voeren.

In de gesprekken met de vier boeren komt naar voren dat de hoogte van de schulden vaak gepaard gaan met de erfenis van het aantal generaties daarvoor: hoe meer generaties het bedrijf heeft gekend, des te minder schulden zijn er overgebleven. Dat heeft deels te maken met het blijversrecht, dat bepaalt dat het bedrijf tegen gunstige financiële voorwaarden kan worden overgenomen. Dit maakt het voor boeren mogelijk om de grond binnen de familie te houden: het aangekochte land kan hiermee overgedragen worden tegen het initiële bedrag van de aankoop. Dit ligt uiteraard vaak veel lager dan de huidige marktwaarde. Hierdoor is er een minder hoog startkapitaal nodig en kan er met weinig of zelfs zonder schulden begonnen worden.

Op de weergave van de landoppervlaktes (zie afbeelding p. 26) is te zien dat de oudere boeren flink hebben geïnvesteerd in het uitbreiden van hun startoppervlak. De boerderijen van Boer Was en Boer Gaat zijn in oppervlakte verviervoudigd. Dit zijn boeren die zich na de overname van de boerderij flink in de schulden hebben gestoken door te investeren in meer land en schuren

15 BOER EN LAND
VIER BOEREN

voor de opslag van goederen. De hoogte van de schulden lijkt een belangrijk element te vormen voor de wijze waarop de boeren tegen regelgeving aankijken en de algehele houding ten opzichte van verandering. Een boer bij wie de schulden zijn afbetaald door voorgaande generaties is vele malen relaxter in zijn bedrijfsvoering dan een boer met een relatief jong familiebedrijf en een hoge hypotheek.

De jongere boeren uit deze inventarisatie hebben (nog) geen uitbreiding toegepast. In het geval van Boer Heeft is het areaal al dusdanig groot dat uitbreiding niet per se noodzakelijk lijkt te zijn. Hij investeerde in de verbetering van de kwaliteit van de bodem aan de hand van groenbemesting en het mixen van zware grond met de lichtere grond om de bodem beter bewerkbaar te maken. Met de generaties die hem voor zijn gegaan, heeft hij niet veel geldzorgen waardoor hij hoeft niet alles tot in de puntjes hoeft door te rekenen. Voor Boer Neemt, een autodidact, is het voorlopig nog te vroeg om grond aan te kopen. Hij kijkt navenant anders aan tegen het boerenbedrijf dan zijn collegaboeren. Zo zou hij graag het voordeel van het blijversrecht doorbreken en willen onderzoeken hoe je zonder deze regeling als nieuwe boer een boerderij kan opzetten. Momenteel pacht hij de gronden van zijn vader tegen een marktconforme prijs, waardoor er geen sprake is van voordelen op de erfenis ten opzichte van zijn broer en zus. Hij voorziet zijn ouders hiermee van een pensioen en hij voorkomt scheve ogen in het gezin. In zijn situatie heeft hij nog steeds het voordeel dat zijn vader het land heeft kunnen kopen, waardoor hij het land tot zijn beschikking heeft gekregen via het pachtcontract.

Tussendoor spreek ik met een biodynamische boerin. Ze is afgestudeerd als kunstenaar en ziet veel overeenkomsten tussen het boerenvak en haar achtergrond als kunstenaar. Ze ervaart het boer- en kunstenaarsbestaan als een levensstijl waar je je vragen en antwoorden in kwijt kunt. Ze is de eerste generatie boer in haar familie en runt dit samen met haar levenspartner. De boerderij is twee hectaren groot en ze heeft het met geld vanuit crowdfunding verworven. Doordat ze niet de erfvoordelen hadden, zijn ze ook beduidend kleiner dan de andere boeren. Het relatief kleine formaat is ook noodzakelijk om in het vele handwerk dat een biodynamisch bedrijf vraagt te kunnen overzien. Via nieuwe financiering zoeken ze wel naar mogelijkheden om nieuwe grond aan te

kopen voor verbouwen van arbeidsextensievere gewassen, zoals een voedselbos. Voor boer Neemt geldt hetzelfde: hij transformeert de reguliere boerderij van zijn vader naar een biologische boerderij. Om dit te kunnen financieren heeft hij twee dagen per week een goede baan elders. Met zijn dertig hectaren is hij beduidend kleiner dan de andere boeren die zijn geïnterviewd. Met een baan naast de boerderij, een antikraakwoning en vergoedingen vanuit het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb), lukt het hem om quitte te spelen op jaarbasis.

Boer Was is opgegroeid op een gemengd bedrijf. Als jongste zoon kon hij niet de boerderij van zijn vader overnemen, waardoor hij in eerste instantie ander werk is gaan doen. Dat had als voordeel dat hij veel op pad was en andere sociale en communicatieve vaardigheden leerde ontwikkelen. Tegen de tijd dat hij toe was aan meer stabiliteit en een vaste plek kon hij met hulp van geld uit de familie een eigen bedrijf opzetten. Hoewel hij meer met vee heeft dan met gewassen, werd hij akkerbouwer. Er zaten in die tijd, de jaren tachtig, te veel haken en ogen aan veeteelt om als veehouderij te beginnen en een gemengd bedrijf werd destijds niet door de overheid gestimuleerd. Zijn bedrijf groeide uit tot een grootbedrijf met veel personeel. Beide boeren die begonnen zijn in de vorige eeuw hebben flink in de uitbreiding van het bedrijf en akkers geïnvesteerd om hun ondernemingen efficiënt en rendabel te maken.

NATUUR

Opvallend is dat beide biologische boeren (Boer Neemt en de Kunstenaarboerin) geen agrarische opleiding hebben. Wat natuurlijk niet uitsluitend geldt voor alle biologische boeren. Deze self-made boeren hebben het boeren geleerd via cursussen en door het gewoon te doen en logisch na te denken. Wat interessant is, is dat deze kijk en bedrijfsvoering het gangbare boerderijsysteem doorbreekt.

Een van de gangbare boeren stipt aan dat in het onderwijs veel te halen valt voor de ontwikkeling die nodig is. De huidige cultuur houdt de traditioneel geschoolde waarheden in stand. Zo wordt in het onderwijs nog steeds het verwijderen van ongedierte en onkruid gestimuleerd en dit voert zelfs zover dat dit in de sociale structuren ook

16

wordt gecommuniceerd: ‘Je bent geen goede boer als je kamille in het veld ziet staan.’ Het landbouwsysteem is al heel lang zo ingericht dat er een bestrijdingsmiddel werd ontwikkeld op het moment dat er een nieuwe plaag ontstond. Als je bijvoorbeeld last kreeg van emelten, werd een nieuw middeltje ontwikkeld om dit tegen te gaan, kreeg je daardoor last van aaltjes, dan kwam er weer een nieuw middel bovenop. De zorg nu is, constateert deze gangbare boer, dat er bij voorbaat al gespoten wordt, zonder dat er een probleem is.

De huidige trend is echter ook dat er veel bestrijdingsmiddelen verboden worden, waardoor boeren gedwongen worden naar nieuwe oplossingen te zoeken. Eén ervan is een ruimer bouwplan en het gebruik van groenbemesters. Uiteindelijk blijkt dat een bedrijfsvoering met natuurinclusieve methoden ook mogelijk is en in sommige gevallen zelfs kostenbesparend is. Dit wordt pas ervaren door het te doen.

De gepensioneerde Boer Was, die jarenlang een baan buiten het boerenbedrijf had voordat hij boer werd, deed er zijn voordeel mee. Hij kon zijn ontwikkelde communicatieve vaardigheden en welbespraaktheid inzetten in clubs waar mensen uit de natuurontwikkeling, overheden en andere organisaties met elkaar in gesprek moesten gaan. Hier leerde Boer Was verschillende zienswijzen op het landschap kennen en leerde hij dat je door gesprekken begrip voor elkaar kon krijgen. Hij ontwikkelde zelfreflectie en een kritische blik op het effect van de bestaande gang van zaken. Het belangrijkste was dat hij de waarde van natuur begon in te zien. Als Boer Was terugkijkt op zijn tijd als boer in relatie met de natuur, dan zou hij met de verworven inzichten hebben besloten de sloten die hij dempte als natuurvriendelijke oevers aan te leggen om de microklimaten en het leven in en rond het water te stimuleren.

Boer Heeft geeft aan niet tegen de natuur te zijn en er zelfs van te genieten. Zo heeft hij delen van zijn erf ingericht voor wat struweel en bomen om vogels aan te trekken. Hoewel je hier subsidie voor zou kunnen aanvragen, is hij hier huiverig voor omdat hij de vrijheid wil behouden op zijn eigen erf. Via de boswet worden bomen en andere opgaande elementen beschermd, en daarmee verlies je ook de vrijheid om veranderingen in je erfinrichting door te voeren.

De opvolgers van Boer Gaat sluiten niet uit dat ze straks pootaardappelen gaan verbouwen in een hogere circulatie van eens in 4 jaar per hectare, naar eens in 3 jaar. Door de bestrijdingsmiddelen die hiermee gepaard gaan, legt het een zwaardere last op de bodem, maar levert jaarlijks meer op. Als jonge boeren willen ze zo een buffer opbouwen om mee te kunnen gaan in de ontwikkelingen en de hoge kosten van een jong bedrijf te kunnen dekken. Boer Gaat past nu 1 op 4 toe om de bodem gezond te houden voor zijn opvolgers. Biologisch boeren is voor hem geen optie. Het levert te weinig op om de investering af te kunnen lossen. Het rendement is niet hoog genoeg.

Boer Neemt schakelt over naar biologische landbouw en heeft daar plezier in. Hij heeft oog voor de natuurlijke systemen die in het land schuilgaan en hij heeft er een sport van gemaakt om onkruid te verrassen. Hij speelt met het geheugen van de bodem, met de zaden en de plagen. Door steeds iets anders in te zaaien en steeds een ander bouwplan toe te passen moet de bodem zich continu aanpassen aan de nieuwe omstandigheden. Hoewel zijn ouders gangbare boeren waren, kent hij het vak, maar als bioboer is hij toch autodidact. Zo onderzoekt hij wat de ruimte en toepasbaarheid van het type bodem is waarmee hij als biologische landbouwer te maken heeft. Dit kost tijd en een hoop experimenteerruimte, waardoor hij financieel soms op de blaren zit. Ook hij vraagt zich soms toch ook af waarom hij dit allemaal op deze manier doet.

SUBSIDIES

Nadat Boer Was gestopt was als boer, kreeg hij steeds meer oog voor de natuur. Hij sloot zich aan bij belangenorganisaties op het gebied van landschap en natuur en hij heeft tegenwoordig een positie in een organisatie voor boer en natuur waar een serie van veertig beheerpakketten onder boeren worden verdeeld en gecontroleerd. Oog voor natuur was er bij hem misschien altijd al, tijdens zijn boerenbestaan is dat steeds meer op de achtergrond geraakt. Zo las hij aanvankelijk met verbazing dat in de jaren vijftig werd verkondigd dat de potentie van het graan dat toen verbouwd werd vele malen hoger kon liggen: de reguliere opbrengst van 4.000 kilogram per hectare kon worden verhoogd tot wel 8.000 kilogram per hectare. Dit kon bereikt worden door dichter in te zaaien: van 200 plantjes per m2 naar 400 plantjes

17 BOER EN LAND
18
19 BOER EN LAND

per m2. De kans op schimmelgroei werd hierdoor groter, maar met fungiciden (zeer schadelijke bestrijdingsmiddelen voor dier en mens) en andere bestrijdingsmiddelen kon dit hersteld worden. In een rap tempo werden de machines ontwikkeld om de bestrijdingsmiddelen efficiënter en grootschalig in te kunnen zetten. De beplanting werd opgevoerd tot 400 plantjes per m2, waardoor er veel plaagbestrijdingsmiddelen nodig waren en alle ruimte voor vogels weggenomen is. Alle voedsel voor andere dieren verdween. Dit systeem werd gangbaar en ook Boer Was paste dit toe.

Na zijn pensioen ontwikkelde Boer Was met de Universiteit Wageningen en de Vogelbescherming Vogelgraan. Het was een natuurontwikkelingsproef voor graan van drie jaar, waarbij terug werd gegaan naar de helft van de hoeveelheid plantjes: 200 stuks per m2. Voor deze proef vroeg hij bij de provincie subsidie aan om de tekorten in opbrengsten te kunnen dekken. In deze proef werd er weer ruimte gecreëerd voor vogels door het gebruik van fungiciden te voorkomen. Om onkruid te bestrijden werden er nog wel een keer herbiciden gespoten, maar geen insecticiden. “Alles moet blijven vliegen tussen het graan”. Hierdoor ontstond er ruimte en voedsel voor vogels die als natuurlijke plaagbestrijders een plek kregen in de bedrijfsvoering van de boer en de biodiversiteit in de omgeving stimuleerden. Het liep uit op een succes waardoor nu het Vogelgraan als beheerpakket is opgenomen dat gesubsidieerd wordt.

Boer Was is echter sceptisch wanneer het gaat over het zonder subsidie boeren in de toekomst. Hij benadrukt dat consumentenkeuzes ook onderdeel zijn van wat wel en niet mogelijk is in de landbouw.

Boer Heeft stipt aan dat het verlenen van subsidies ook oneerlijk of misleidend kan zijn, omdat verkeerde ontwikkelingen gestimuleerd worden. Een voorbeeld hiervan is dat de aankoop van machines sterk worden gesubsidieerd: zo’n 70% van de machine wordt vergoed. En hier kun je als boer creatief mee omgaan. Zo kun je als boer een machine aanvragen voor een specifiek gewas in ontwikkeling door bijvoorbeeld een zaaimachine aan te vragen voor soya waar je ook bieten mee kunt inzaaien. In de praktijk zie je dan dat de machine slechts voor een paar hectaren gebruikt wordt voor soya en daarna uitsluitend ingezet wordt voor het reguliere gewas: bieten in dit geval.

Een ander nadelig voorbeeld van subsidiëring dat Boer

Heeft aanhaalt is het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) dat een puntensysteem heeft ontwikkeld met de categorieën brons, zilver en goud. Hoe meer je aan landschapsontwikkeling doet, hoe hoger de subsidie is per hectare. Goud staat voor de hoogste vergoeding. Boer Heeft ervaart deze subsidie als lastig, omdat de overheid hierdoor sturend is en hij de vrijheid in zijn werk verliest. Het lijkt hem beter de subsidies op te potten en in te zetten voor een slecht jaar.

Boer Neemt geeft aan voor zijn inkomsten afhankelijk te zijn van vergoedingen, zoals het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb). Het aanhouden van een deel gangbare landbouw is voor hem voorlopig noodzakelijk om financiële zekerheid in te bouwen in zijn transitie naar biologische landbouw die zo’n twee jaar zal duren. Een omschakelingssubsidie zou helpen om het gat op te vangen voor die periode van twee jaar. Dan kan hij de op biologische wijze verbouwde gewassen afzetten tegen de nu gangbare prijzen. Dit zou de transitie voor meer boeren toegankelijk kunnen maken. Op dit moment is de situatie erg kwetsbaar en kostbaar. Voor een toekomstbestendig landschap en lagere milieulasten is biologisch boeren op termijn echter veel effectiever. Subsidies moeten zaken die een maatschappelijk belang hebben ondersteunen. Het gaat dan bijvoorbeeld over het inzetten van gelden voor de aanleg en het beheer van niet productieve elementen en zaken waarmee een dienst wordt geleverd aan de maatschappij en niet alleen aan de boer. Boer Neemt zegt wel tegen subsidies op biologisch voedsel of de verlaging van prijzen door BTW-verlaging te zijn, omdat hiermee afhankelijkheid van de systemen wordt gecreëerd.

OVERHEID EN REGELGEVING

Het was lastig met lokale biologische boeren in gesprek te geraken over hun bedrijfsvoering, de relatie met de overheid en regelgeving. In een korte verklaring werd aangegeven geen problemen met regelgeving te hebben ervaren. Een gepensioneerde biologische boer gaf zelfs aan dat hij de overheid voor was en dat de koers waarop hij al op had ingezet juist heeft bijgedragen aan de veranderingen in de regelgeving. Ook de gepensioneerde gangbare Boer Was heeft in projecten samengewerkt met de overheid. Hij wist welke paden er te bewandelen zijn en heeft dit kunnen inzetten

20

om zijn bedrijf te ontwikkelen en zelfs de markt te veranderen. Zo had hij kritiek op het veilingsysteem, waarbij alle gewassen van het seizoen op een hoop werden gelegd, dat voor waardeverlies zorgde. Boer Was ontwikkelende een eigen afzetstrategie: de gewassen werden opgeslagen en gedoceerd vrijgegeven, het liefst direct aan de supermarkten. Een grote gekoelde opslagruimte was hiervoor nodig. Hij kreeg de overheid zover om een groot deel van deze nieuwe schuur te subsidiëren door aan het plan een regionaal belang te koppelen: andere boeren konden ook gebruik van de opslagruimte maken.

Voor Boer Gaat waren regels aanvankelijk een mooie uitdaging, maar hij geeft aan dat de rek er nu uit lijkt te zijn. Hij wordt moedeloos van het eindeloos moeten schakelen door steeds veranderend en nieuw beleid. Er heerst ook veel onbegrip vanuit de overheid. Hij vindt de regels te generiek of er mist een goede logica. Een goed voorbeeld hiervan is de mestregeling: er mag beperkt mest op het land gebruikt worden en dit mag aangevuld worden met kunstmest, terwijl de mest in de omgeving in overvloede beschikbaar is en afgevoerd moet worden tegen hoge kosten. Boer Gaat vraagt zich af wat de overheid beweegt bij het opstellen van deze regels. Hij zou graag met de overheid in gesprek gaan om duidelijkheid te krijgen voor de langere termijn. Nu bestaat het gesprek vaak louter uit het bezoek van een bus vol ambtenaren die een half uurtje langskomen. Het heeft hem geholpen om mee te doen aan pilots met kennisorganisaties. Deze hebben zijn blik wel verruimd en gezorgd voor een constructief gesprek en begrip van de situatie. Hij is hierdoor in gaan zien welke invloed klimaatverandering en zeespiegelstijging op zijn land heeft en hij herkent nu ook tekenen van verzilting.

Boer Heeft vreest voor de linkse groene beweging en de doelen van de Europese Kaderrichtlijn Water. Zo maakt bijvoorbeeld de gewasvrije strook van drie meter om uitspoeling te voorkomen het werk van de boer meer administratief. Om minder rekenwerk te hebben zijn er daardoor juist sloten gedempt. Door regels en subsidies wordt het werk van de boer dus administratief vergroot en verliest de boer de tijd op het land. Boer Gaat vreest dat de 8 à 9 hectare grond die misgelopen wordt door de drie meter stroken, door zijn opvolgers gecompenseerd zullen worden door meer te intensiveren.

Boer Neemt is heel kritisch over de huidige gang van za-

ken, zowel van de kant van boeren als van de overheid. Alleen een alternatief voor het huidige systeem voor met een grote regisserende rol voor de overheid kan volgens hem oplossing bieden. Zo vindt hij dat er bij bedrijfsovername de gronden teruggegeven zouden moeten worden aan het gemeenschapsgoed. De overheid zou volgens hem een soort voorkeursrecht moeten krijgen, waarmee ze eerste recht op de aankoop van de grond krijgen. Hiermee kun je als overheid meer controle krijgen op de marktwaarde van de percelen. Op dit moment wordt de waarde van de grond dusdanig opgevoerd dat de winstmarge van de grond steeds lager komt te liggen. Dit voert de productiviteit van de bodem steeds verder op. Daarnaast is het voor jonge boeren zonder ouders met grond onmogelijk om in te stromen. Omdat veel boeren nu stoppen is dit de uitgelezen kans om de transitie hier te beginnen, waarmee er een ander type en kleinschaliger landbouw mogelijk wordt gemaakt. Dan kunnen er ook maatschappelijke doelen worden behaald en kan de leefbaarheid van het platteland worden vergroot. Het lijkt alsof de overheid te bang is om de regie hierin te pakken. Het lijkt in Nederland zelfs een taboe te zijn om als overheid een bepalende rol te spelen in de markt. In Frankrijk is dit heel anders waar de pachtprijzen laag gehouden worden en een landbouwbestemming nooit verandert, waardoor speculatie voor woningbouw niet plaatsvindt. Kanttekening is natuurlijk wel dat de ruimtedruk op het platteland in Nederland veel groter is dan in Frankrijk.

LANDSCHAP

De vader van een van de boeren had in de jaren negentig een oud dijklichaam afgegraven om zo zijn gebied wat uit te breiden en werkbaarder te maken. Toen dit werd ontdekt, moest de dijk weer worden teruggebouwd in de originele staat. Met een strakke hoge rechte dijk is dat stukje landschap inmiddels hersteld. Het oogt vervreemdend. De omliggende dijken zijn gevormd door de tijd en het gebruik. Deze dijk steekt af tegen de overige door de tijd ingeklinkte dijken: de dijk moest worden hersteld in zijn oorspronkelijke maatvoering. In het gebied is veel veranderd. Vele sloten zijn gedempt om zo de akkers te vergroten. De grond is vaak plat doordat alle welvingen eruit zijn gehaald om de bewerking van de bodem efficiënter te maken. Her en der zie je een boom langs de weg staan die misschien wel getuigt van

21 BOER EN LAND
22
23 BOER EN LAND

een bomenrij. Een boom die omvalt wordt niet meer terug geplant. Ik test bij een boer of het aanplanten van hagen een goed idee zou zijn. Hij geeft aan dat dit onhandig is met de grote machines en bijbehorende draaicirkels. Het draait om efficiency.

Boer Gaat vertelt zichtbaar trots over de ingrepen in het land waardoor hij de efficiëntie omhoog heeft weten te brengen: de akkers zijn eerst geëgaliseerd en vervolgens bol gelegd. Ook ligt er drainage in de bodem om water en zoutgehalte te kunnen reguleren. De zogezegde grilligheid is uit de slootranden gehaald en vervangen door strakke sloten met steile oevers. Ook Boer Was dempte sloten om het werk makkelijker te kunnen uitvoeren. Op last van de waterschappen moest hij wel de kavelsloten verbreden en een paar keer per jaar het riet uit de slootkant verwijderen. Hij ziet nu, erop terugkijkende, dat dit niet bevorderend was voor de ecologie. Achteraf gezien had Boer Was liever geen sloten gedempt, maar meer natuurvriendelijke oevers aangelegd om een groter gradiënt voor natuurontwikkeling te organiseren. Het belang ervan stond destijds niet op zijn netvlies, en hij had er ook geen oog voor. Als hij zich bewust was geweest van de gevolgen van zijn ingrepen, had hij naar subsidiëring gezocht, al weet hij niet zeker of die er toen al was.

De schaalvergroting trof niet alleen de sloten in het landschap. Door overname van extra land raakten sommige boerderijen buiten gebruik; ze raakten onbewoond en werden in sommige gevallen gesloopt, net als de arbeiderswoningen na de mechanisering van de landbouw. Voorzieningen als volkstuintjes van het dorp en landarbeiders zijn langzaam verdwenen en tot grote akkers omgevormd.

Voor Boer Heeft is het erfgoed van schuren een doorn in het oog, maar kampt hij met beperkte tijd en financiele middelen om het verval van zijn bouwwerken aan te pakken. Boer Neemt heeft in zijn voorgaande studie veel kennis opgedaan over cultuurhistorie. De beslissing van zijn ouders om de schuur uit 1730 af te breken doet hem dan ook nog steeds vanuit esthetisch en functioneel oogpunt pijn. De waardering voor cultuurhistorie en een lichte hang naar nostalgie blijkt ook uit zijn oldtimer-machinecollectie. Voor de inrichting van zijn land is hij praktisch ingesteld. Hij herstelde een oude waterloop om het oorspronkelijke landschappelijke systeem weer te laten

functioneren. Ondanks zijn waardering voor het verleden ziet hij ook het voordeel in van de al gedempte sloten ten behoeve van de efficiency.

Opvallend is dat bij de kleine biodynamische boeren die tussendoor ook bevraagd en bezocht zijn, veel gebruik gemaakt wordt van kassen om het hele jaar in de voedselvraag te kunnen voorzien en ook inkomsten te genereren. Deze kassen zijn kleinschalig waardoor de impact op het landschap klein is. Als we doordenken en voorzien dat dit wel eens de standaard zou kunnen worden: hoe moeten we dit dan voor ons zien op grotere schaal? Wordt het Noorden dan het equivalent van het Westland? Naast de kassen maken de biodynamische boeren gebruik van kleinschalige tuinbouw die zeer bewerkelijk is en om een hoop grondverzet vraagt voor de aanleg van de “no-dig” akkers. Is deze manier van landbouw opschaalbaar en welke gevolgen heeft dit voor het landschap? Dit vraagt om serieus ontwerpend vervolgonderzoek.

Ik zit naast Boer Heeft in zijn truck. We rijden langs de akkers over zijn nieuwe betonpad richting de zee. Met een aanloopje rijden we de bijna onzichtbare helling op die ons bovenop de dijk brengt. Daar liggen de 28 hectaren kwelders van deze boer. Dit land hebben zijn voorouders verworven door het recht van opstrek waardoor ze als eerste de 300 meter grond buitendijks konden kopen bij het aanleggen van nieuwe rijsdammen. Het land gebruikt hij zelf niet, maar hij verhuurt het aan paardenhouderijen. Het is daarmee een soort natuurbeheer. We kijken uit over de leegte en de zee. Met een biertje op de dijk in de zomer prijst deze man zichzelf gelukkig in de mooiste kroeg van Nederland. Aan de ene kant de uitgestrekte akkers, en aan de andere kant de weidsheid van de zee met gegarandeerd de langste zonsondergang.

25 BOER EN LAND

60 ha

BOER WAS - gangbaar

Periode 1988 t/m 2015

Derde generatie boer, zonder opvolger

Eerste generatie op huidige locatie

Eigendom 200ha

Opgeheven erf en gebouwen

Uitbreiding volgorde

Begin 1e 2e 3e

Gedempte sloten, voor effientie in landbewerking

Opgeheven eigen weg

Opgeheven volkstuintjes

1988 1991 - Uitbreiding gesubsidieerd door de overheid 2010

BOER GAAT - gangbaar

Periode 1983/1992 t/m heden

Tweede generatie op huidige locatie, Met opvolger(s)

Hypotheek

250ha

Tijdelijk gehuurd

Land ontzilt door drainage

Bolling in percelen aangelegd, voorwaterhuishouding

Aanleg drainage, toegankelijke investering

Gedempte sloten, voor effientie in landbewerking. Verbreding van de overgebleven sloten

Bij overname werden de kavels geegaliseerd om natte plekken eruit te halen.

Bij overname werden grillige oevers strak getrokken tot rechte lijnen

Uitbreiding volgorde

Begin 1e 2e

26
1988
70
1994
1990
1991
-
ha
60ha
60ha
199860ha 1998 2002-23ha 2002100ha 1983Pacht 198354ha 1983

198348ha

Geabstraheerde weergave de ontwikkelingen per bedrijfsvoering geabstraheerde ivm de privacy van de boeren.

BOER HEEFT - gangbaar

Periode 2007 t/m heden

Zevende generatie op huidige locatie

Eigendom

140ha

Nieuwe boerderij sinds 1974

Natuurlijk ingericht

Afgegraven dijk, terug aangelegd

Beton pad

NU100ha

NU38ha

Gedempte sloot ivm werkbaar maken van regel 3m vrije strook rondom watergangen

Wordt verhuurd

BOER NEEMT - in overgang naar biologisch

Periode 2024 t/m heden

Elfde generatie boer (1625)

Derde generatie op huidige locatie

Pacht van ouders

In eigendom van ouders sinds 1995

30ha

NU30ha

1730 - Voorhuis

Orginele schuur is gesloopt.

Gedempte sloot weer uitgegraven wegens wateroverlast

Gedempte sloten

Verkocht 15 jaar geleden

27 BOER EN LAND
ERVEN

Opvallend is dat zowel de overheid als de boeren te maken hebben met de erfenis en het erfgoed van hun voorgangers. Ook bij overheden is te ontdekken dat er door verschillende generaties telkens anders wordt gedacht en gehandeld. De maatschappij en trends die gaande zijn spelen hier een grote rol in. Na de Tweede Wereldoorlog kreeg de boerenlobby een grote rol in de nationale en Europese politiek onder leiding van Sicco Mansholt. Plan Mansholt voorzag in schaalvergroting, waardoor de productie kon worden opgevoerd. Ondanks het feit dat Mansholt zelf op zijn ideeën terugkwam, ten behoeve van de biodiversiteit, bleek het effect dat de schaalvergroting op het landschap had gehad, onomkeerbaar.

Ook al lijkt ‘overheid’ een abstract begrip, en klinkt het log en groot, ook het werken aan beleid en regelgeving wordt door individuen met persoonlijke karakters gemaakt. Aan de ene kant van het spectrum bevinden zich de vooruitdenkers, de innovators en de bevragers; aan de andere kant zijn er de controleurs, met als referentiekader het bestaande beleid. De combinatie van deze uiteenlopende typen ambtenaren maakt de ontwikkeling van beleid stroperig, maar het dient ook een functie. Grilligheden in beleid vormen een grote bron van wantrouwen onder boeren, wat pleit voor continuïteit en stabiliteit. Aan de andere kant kunnen nieuwe inzichten hierdoor geen plek krijgen, waardoor ontwikkeling achterwege blijft. Kortom, binnen overheidsinstanties wordt er ook een strijd gevoerd tussen de verschillende belangen en wijze waarop het beleid moet worden ingericht en regelgeving moet worden uitgevoerd.

Ondertussen wordt er door de buitenwacht, maar ook van binnenuit, afgegeven op de vele uren die gestopt worden in het vergaderen. Ook die vergadercultuur heeft een functie: juist omdat er zoveel perspectieven te ontdekken zijn, verpakt in een enorme organisatiestructuur, levert de tijd die in overleggen gaat zitten enorme vertraging op in de besluitvorming. Dit is een totaal andere wereld dan waar een boer zich in bevindt. Hij moet doorgaans alleen familieleden overtuigen van een bepaald besluit. Dit besluit gaat, wanneer het over bedrijfsovername gaat, primair over het voortzetten van het bedrijf op een haalbare manier. Omdat de belevingswerelden tussen overheid en boer erg ver uit elkaar kunnen liggen, leidt het vaak tot onbegrip.

Het gevoel bekruipt me dat er structureel het verkeerde gesprek wordt gevoerd, waarin mensen uit compleet andere werelden bij elkaar komen en een andere taal spreken. Er zijn uitzonderingen. Boeren met bijbanen in de politiek of in werkgroepen kunnen veel beter uit de voeten met beleid en regelgeving, omdat ze inzicht hebben gekregen in de wereld die voor de meeste boeren volkomen abstract blijft. Niet alleen de overheid versus de boer is het probleem, maar ook de generatie van het kapitalistische gedachtengoed lijkt het probleem te zijn, dat zich zich in alle lagen van de samenleving manifesteert: bedrijven, consumenten, en ook de overheid en de boer zijn hier onderdeel van. Een boerenbedrijf is onderdeel van een cyclus die onderhevig is aan wereldwijde lobby van afspraken en contracten ten behoeve van economie of winst voor bedrijven die verdienen aan agrarische producten. Ook hier speelt de overheid een

29 BOER EN LAND OVERHEID

rol. De gang van zaken van deze praktijken zijn terug te vinden in het landschap.

De lobby en netwerk van deze agrarische bedrijven vinden hun weg op de erven en hebben zelfs vaak vertrouwensrelaties met de boer in de vorm van adviseurs, bijvoorbeeld van gewasbeschermingsmiddelen. Tijdens het gesprek met een voormalig adviseur wordt duidelijk dat er onder de adviseurs veel onwetendheid bestaat over de nuances binnen het product dat verkocht moet worden. Een voorbeeld hiervan is te zien in de advisering rondom gewasbeschermers, waarbij wordt aangeraden om op zekerheid te spelen: beter te veel dan te weinig. Want naast het gewas staat ook de vertrouwensband tussen de adviseur en de boer op het spel bij een slechte oogst.

Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen leidt tot een enorme kostenpost op de langere termijn, wanneer het gaat om de teloorgang van bodemkwaliteit, dat uiteindelijk het rendement van het gewas verlaagt. De gesproken adviseur heeft geprobeerd om meer specifieke inzichten te krijgen over de producten per bodemsoort, maar deze informatie werd niet gedeeld door de fabrikant. Dit gebrek aan kennis kan leiden tot onnodig gebruik van gewasbeschermers, wat niet alleen financiële kosten met zich meebrengt, maar ook milieukosten. Met name het gebruik van insecticide heeft negatieve gevolgen voor het ecosysteem, omdat het een gat slaat in de biodiversiteit van insecten, die essentieel zijn voor het evenwicht in de natuur. Op grote schaal toegepast leidt dit tot aanzienlijke maatschappelijke kosten om de ecologische schade te herstellen. Recentelijk is gebleken dat in veel gevallen insecticide overmatig wordt gebruikt en eigenlijk in veel gevallen niet nodig blijkt. Door niet te spuiten kan de productiviteit per hectare verminderd worden, wat een positieve uitwerking heeft op de draagkracht van de bodem.

De complexiteit van alle actoren in de samenleving maakt het moeilijk te overzien hoe beleid of regels uitpakken. Zelfs het averechtse effect is mogelijk, zoals de gedempte sloten naar aanleiding van de 3 meter bufferstrokenregel rondom de waterwegen om de KRW doelen te behalen. Dit gegeven blijkt bekend te zijn bij de overheid. Er wordt nu gesproken over sturen op doelen in plaats van op regels om dit soort effecten te voorkomen. De vraag is of er wel een helder gezamenlijk doel is.

Om boer en overheid nader tot elkaar te laten komen in beleid, kennis en praktijkervaring, worden op dit moment door akkerbouwers part-time functies ingevuld voor een Regio Deal Natuurinclusieve Landbouw vanuit de provincies Groningen en Friesland. Door deze part-time boerenambtenaren met andere boeren experimenten in het gebied te laten doen, wordt er ten eerste in een herkenbare taal gesproken en wordt de verkregen kennis makkelijker binnen het boerennetwerk verspreid. De lijntjes zijn hierdoor korter geworden tussen overheid en boeren. Hiermee lijkt de eerste stap gezet te zijn in de aansluiting tussen praktijk en theorie, en wie weet richting een gezamenlijk doel met gelijkwaardige achtergrondskennis.

31 BOER EN LAND

Je zou kunnen zeggen dat er door de ontwikkelingen van afgelopen eeuwen bepaalde doelen zijn gehaald: er is voedselzekerheid, welvaart en welzijn. Onze samenleving is steeds technocratischer geworden. Van een landbouwsamenleving is geen sprake meer. Vanuit de bevolking, maar ook vanuit de overheid en het bedrijfsleven is er vaak geen directe relatie meer tot het boerenleven en het boerenland. We zitten op een rijdende trein die niet meer te stoppen is en structureel milieuproblemen oplevert. Geleidt door niet alleen lokale en nationale richtlijnen, ook globaal.

Dat we in deze situatie terecht gekomen zijn is vooral het resultaat van onze maatschappelijke hang naar groei en kapitaal. Dat is leidend geweest voor de inrichting van het beleid en het opstellen van regels. Net als andere bedrijven heeft ook de boer gehandeld naar de vraag en de wensen vanuit de maatschappij. Wanneer we goedkoop kunnen eten, houden we geld over voor andere zaken, zoals warme, luxe huizen en bovenal vrije tijd. We leveren dat liever niet meer in. Dit conflicteert met de inzichten in de teloorgang van biodiversiteit, in de klimaatverandering, in de ongezonde en destructieve aard van ons huidige landbouwsysteem. De effecten ervan beginnen we pas langzaam te ondervinden, terwijl het water ons aan de lippen staat.

Als landschapsarchitecten hebben we te maken met het individuele belang en het maatschappelijk belang. Het vraagt om verdacht te blijven op de verschillende partijen – boeren, overheid en bedrijfsleven – en ze goed te leren te begrijpen, te verstaan en de achtergronden te kennen. Zodat we mee kunnen denken richting een duurzaam vervolg.

LANDBOUWSAMENLEVING

Het is goed om ons er bewust van zijn dat we uit een tijdperk komen van agrarisch exceptionalisme. Tot de het Paarse kabinetten die in de jaren negentig van de vorige eeuw hun intrede deden en het neoliberalisme hoogtij ging vieren, zat een grote hoeveelheid kopmannen van boeren in de politiek. Hierdoor is veel beleid gestoeld op doelen van de landbouw van voor die tijd. Met een veranderende maatschappij, waarin steeds minder mensen familieleden hebben met een agrarisch bedrijf, wordt de lobby van de boeren steeds kleiner. Van een periode waarin boeren zelf konden bepalen wat er op het land gebeurde, wordt er nu steeds meer beleid uitgezet richting de boer en zijn landgebruik door ambtenaren die ver afstaan van het boerenbedrijf. Waar het beleid een generatie geleden nog goed aansloot op de boerenbelangen, is het beleid nu gestoeld op meer algemene belangen met het oog op een leefbare toekomst. Dit leidt tot veel onbegrip onder de boeren. De dagelijkse realiteit van de boer op erfniveau vraagt om een continue afweging tussen financiële haalbaarheid en milieueisen. Boeren met schulden door gedane investeringen verliezen oog voor biodiversiteit en de natuurlijke kwaliteit van het landschap, omdat hun aandacht wordt opgeëist door de levensvatbaarheid van het bedrijf en de waan van de dag. Bij de levensvatbaarheid van het bedrijf hoort echter ook een gezonde bodem. Daarentegen is dat, zelfs met alle nieuwe inzichten op het gebied van ecologie en biodiversiteit, kunstmest en synthetische gewasbeschermers nog steeds gangbaar is. Dat wordt ook meegegeven in de educatie van de boer. Deze educatie geeft de gangbare boer de zekerheid die hij gewend is. Het heeft een landbouwsysteem gevormd waarin de bodem onafhankelijk wordt behandeld van de omgeving en gereguleerd

33 BOER EN LAND INZICHTEN

wordt door watersystemen, kunstmatige bemesting en besproeiing.

Het inzetten vanuit de overheid op natuurontwikkeling, bijvoorbeeld het inzaaien van bloemen langs de randen van de akkers, levert vooral meerwerk op en het is daardoor in feite een kunstgreep, wat niet noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering. Natuurbeheervergoedingen en subsidies lijken dus vaak geforceerd. Ze leveren veel administratief werk op en de bijbehorende controles creëren een zekere onzekerheid en beperking van de vrijheid die het boerenleven in de basis biedt.

AGRO-PSYCHOLOGIE EN EDUCATIE

De gangbare boeren vormen nog altijd het overgrote deel van de boeren in Nederland. Binnen dit type bedrijfsvoering ontwikkelen zich steeds meer verschillende groepen die net iets anders tegenover de overheid staan, maar ook tegenover elkaar. Verschillende biologische boeren die ik sprak ervoeren een sterke sociale controle vanuit de gangbare boeren op de biologische boeren. Het is makkelijk te onderschatten hoe groot de sociale druk tussen boeren onderling is. Biologische boeren voelen zich vaak als de ‘gekkies’ neergezet onder de gangbare boeren. Het biologisch boeren wordt gezien als ouderwets en zelfs als slecht boeren, doordat er bijvoorbeeld kamille in het veld blijft staan. In de agro-educatie wordt dat bestempeld als onkruid. Deze kijk op het landschap is een getrainde blik vanuit de landbouwscholen en het wordt doorgegeven van vader op zoon, in de kroeg en in de buurt.

De educatie is nog altijd gericht op streven naar technologische en economische vooruitgang. Deze waarden vormen de basis van de boerenbedrijven en de cultuur die is ontwikkeld houdt zichzelf in stand. Ik kan me voorstellen dat het heel bedreigend is als deze waarden ter discussie worden gesteld door de overheid of een collegaboer. Immers, de levenszekerheid van de boer en zijn gezin is verknoopt met deze bedrijfsvoering. Het behouden van de status quo levert sociale druk op onder boeren die het anders willen doen. In die zin is de agro-psychologische kant van de agrarische bedrijfstak in de landbouwtransitie nog onderbelicht gebleven. De obstakels die (potentiële) biologische boeren ervaren door de heersende cultuur binnen de agrarische gemeenschap

kan leiden tot een gevoel van isolement en eenzaamheid. Dat biologisch boeren ouderwets lijkt werd ook door de boer onderschreven die van het gangbare boeren overstapte op biologisch boeren. Langzaam ondervond hij dat het biologisch boeren een moeilijker en kennisintensievere manier van boeren is. Hij besloot zijn boerderij van 85 hectaren om te vormen tot een biologisch boerenbedrijf. Zijn buren waren hier niet blij mee. Ook zij moesten rekening houden met de verspreiding van bestrijdingsmiddelen via de wind. De bioboer kreeg alleen maar ontmoedigende berichten zoals ‘Het lukt je toch niet’, ‘Je bent te oud’ of zelfs: ‘Ik houd je wel in de gaten…’. Het niet gesteund te worden in deze omschakeling viel hem heel zwaar. Pas vijftien jaar later kreeg hij zijn eerste (Groningse) compliment uit de buurt: ‘Het valt me niet tegen hoe je het doet’.

Deze boer die de transitie van gangbaar naar biologisch doormaakte, ondervond hoe moeilijk het was om te breken met de bestaande normen, waarden en patronen. Zo heerst er bijvoorbeeld een ‘maaiziekte’ onder gangbare boeren, waar ook hij destijds aan leed. ‘Maaiziekte’ is een zelfbedachte term die de druk omschrijft die ervaren wordt om op bepaalde momenten te maaien, zonder dat iemand zich afvraagt of dit wel noodzakelijk is. Het is een voorbeeld van een onbewust patroon binnen de agrarische bedrijfsvoering, waarbij bepaalde praktijken zo diepgeworteld zijn dat ze zelden in twijfel worden getrokken. Het niet naleven van deze normen kan leiden tot twijfel over iemands vakmanschap en status als goede boer. Om toch geaccepteerd te worden door zijn omgeving, paste deze boer zich aan door kleine randjes toch te maaien, om te laten zien dat hij het wel kan en dat het niet maaien een bewuste keuze was. Ook bleef hij zich kleden en gedragen volgens de normen van gangbare boeren en hield hij zijn biologische bedrijfsvoering soms verborgen voor zijn collega’s. Aansluiting vond hij pas bij een vogelwerkgroep in de stad Groningen, waarin door mensen buiten zijn vakgebied het belang van biodiversiteit en ecologie onderschreven werd. Daar werd zijn moed geprezen de transitie te willen maken. De biologische boeren die ik afgelopen jaar sprak zijn zeer voorzichtig in het ventileren van hun mening; ze leren al snel dat prediken over hun manier van landbouw verkeerd valt bij gangbare boeren.

34

MISCOMMUNICATIE

Tussen boeren onderling, maar ook tussen boeren en andere organisaties is vaak sprake van miscommunicatie. Dat zorgt voor onzekerheid en weerstand, maar er is ook sprake van misinterpretatie van terminologie en taalgebruik. Boeren zijn vaak allergisch voor ambtelijke taal en hechten meer waarde aan persoonlijk contact. De betekenis van woorden kunnen binnen onder groeperingen verschillen, waardoor er een fundamenteel onbegrip ontstaat.

Bovendien is het niet altijd helder waarom bepaalde regels op het gebied van milieuverbetering van belang zijn. De belevingswereld van wat noodzakelijk is en kennis over die regels ligt ver uiteen. Hierin verschillen de maatstaven, de educatie en het zicht op maatschappelijke opgaven versus bedrijfsvoering. Vaak blijkt dat het naleven van deze regels in de praktijk geen verbetering brengen voor de bedrijfsvoering. In sommige gevallen wordt dit opgelost door het landschap aan te passen om aan de nieuwe regelgeving te kunnen voldoen om zo de impact op de bestaande bedrijfsvoering te verkleinen. Dat kan zelfs leiden tot het tegenovergestelde effect van de maatregel die worden getroffen. Een voorbeeld hiervan is de drie meterregel voor biodiversiteit en waterverbetering die leidden tot het dempen van de sloten.

GEMEENSCHAPPELIJKE DOELEN

Een nieuwe generatie boeren dient zich aan. Het zijn jonge mensen tussen de 20 en 35 jaar, vaak met een universitaire studie achter de rug, zonder agrarische achtergrond. Ze hebben een groot maatschappelijk- en milieubewustzijn en zijn niet opgegroeid op een boerenbedrijf. Er zijn ook voorbeelden van jonge boeren die het bedrijf van hun ouders overnemen die omschakelen naar biologisch boeren op grotere schaal. In de voorbeelden die ik sprak volgden ook zij geen agrarische opleiding en besloten vaak pas op latere leeftijd de boerderij over te nemen en dat op een andere manier te doen dan hun ouders.

De nieuwe generatie boeren zonder agrarisch erfgoed experimenteert vaak op mini-akkertjes met voedselbossen en kleinschalige tuinbouw. Doordat crowdfunding de nieuwe wijze van collectief financieren van deze bedrijven is, zit er ook een maatschappelijk element aan. Het is daarbij ook noodzaak om hulp van een col-

lectief in te roepen, omdat het boerenbedrijf, hoe klein ook, te veel handwerk is voor een gezin alleen. Hierdoor worden de boerderijen opengesteld, en ontstaat hier een andere sociale structuur, waarin stad en platteland bij elkaar komen. Deze bedrijven worden vaak gerund door vrijwilligers en er zijn lokale afnemers die abonnementen hebben op de producten. Er wordt veel verloren gegane kennis opnieuw getest, ingezet en gedeeld. De nieuwe generatie landbouwers vormen laboratoria die kennisleemtes aanvullen. In veel gevallen zie je dat kennis openlijk met elkaar gedeeld wordt. De nieuwe boeren zijn niet alleen boer meer, maar ze hebben ook andere vaardigheden nodig. Het vraagt van hen anderen te kunnen aansturen, vrijwilligers te kunnen werven en hen tevreden te kunnen houden.

Deze nieuwe generatie die ik sprak heeft meer oog voor de maatschappelijke en ecologische doelen. Zij hebben vaak langere periode in de stad geleefd en hebben daardoor een breder perspectief op de wereld. De ontwikkeling van kleinschalige boeren vormen geen directe bedreiging voor de grote gangbare boer, maar ze kunnen de dialoog tussen stad en platteland wel op gang brengen. Jezelf open te stellen voor de verschillende perspectieven op het landschap en aansluiting te vinden bij de belevingswereld van de ander is nodig om elkaar te leren begrijpen. Het is belangrijk inzichten beschikbaar te stellen en deze niet op te dringen aan de ander. De dialoog is nodig om tot gemeenschappelijke doelen te komen, want uiteindelijk zijn stad en platteland afhankelijk van elkaar voor de maatschappelijke opgaven waar we voor staan: de klimaatverandering, de voedselzekerheid en de leefbaarheid het land.

Als landschapsarchitecten zullen we ruimte moeten vragen bij onze opdrachtgevers om ons serieus te kunnen verdiepen in de situatie van de grondgebruikers. Alleen zo kunnen we daadwerkelijk tot gemeenschappelijke doelen komen en middelen zoeken die daarin kunnen voorzien. Op deze manier kan er een duurzame relatie ontstaan tussen de boer en de rest van het land, en kunnen we komen tot een toekomstbestendig, biodivers en goed ontworpen land.

35 BOER EN LAND

DANKWOORD

Veel dank aan de openharigheid van de boeren en de gesprekken die ik met overheden en bedrijven heb kunnen voeren.

Speciale dank aan Vibeke voor haar betrokkenheid, correcties, vragen, kritische blikken en haar eindeloze drijfveer om de stukken tekst te redigeren.

40
41 BOER EN LAND

LANDSCAPE COLLECTED

Dit onderzoek werd mogelijk gemaakt door de Talentbeurs van stichting NH Bos. www. landscapecollected.nl

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.