2015 eindrapportage kennisontwikkeling experiment bewonersbedrijven

Page 125

en dat er veel steun is voor hun initiatieven. In sommige gevallen is er vooral onwetendheid in het spel, in andere gevallen (bijvoorbeeld Haarlem) is er zelfs enige argwaan onder bewoners. Het creëren van bekendheid en draagvlak is een cruciale activiteit die veel investering van tijd en menskracht vergt, maar juist dat zijn schaarse hulpbronnen voor actieve bewoners in bewonersbedrijven. Het ontsnappen aan deze catch-22-situatie lukt alleen als men zichtbare activiteiten kan neerzetten waar ‘de buurt’ duidelijk profijt van heeft. Het gegeven dat het draagvlak onder buurtbewoners geen constante is en eigenlijk permanent onderhoud behoeft, is een belemmering bij pogingen van bewonersbedrijven om activiteiten neer te zetten die wat minder een eenmalig karakter hebben en waarbij de voorbereidingsinspanningen zich kunnen vertalen in herhaalde activiteiten of diensten waardoor de marginale kosten (in brede zin) afnemen. Een hieraan gerelateerd knelpunt is de afhankelijkheid van bewonersbedrijven van vrijwilligers. Tot nu hebben de bewonersbedrijven die wij volgden nauwelijks betaalde krachten in dienst (de meeste betaalde krachten zijn zakelijk leiders). De inzet van vrijwilligers is vaak noodzakelijk om een programma van commerciële en/of sociaal-maatschappelijke activiteiten te kunnen draaien, maar de beschikbaarheid voor specifieke taken op specifieke momenten is zeker niet gegarandeerd, zo blijkt uit de ervaringen in onder meer Arnhem, Koog aan de Zaan, Alkmaar en Venray. Qua beschikbaarheid van vrijwilligers is wel een kleine voorsprong te bemerken bij bewonersbedrijven die voortkomen uit bestaande organisaties die sterk geworteld zijn in de wijk en die van oudsher activiteiten organiseren waar veel belangstelling voor en deelname aan is (zoals het ponyrijden in Hengelo – ’t Geerdink). Ook het bieden van een vrijwilligersvergoeding is bevorderlijk voor de beschikbaarheid van vrijwilligers. De uitdaging voor aspirant-bewonersbedrijven is dan ook om een positieve track record te creëren en vervolgens uit te bouwen. De inzet van vrijwilligers heeft ook een financiële component, waar we bij de beantwoording van kennisvraag 4 op terugkomen.

Zelf doen of professionele ondersteuning? De ondersteuning door het LSA is voor veel bewonersbedrijven cruciaal geweest in verschillende stadia van hun ontwikkeling. Dit geldt in het bijzonder voor de bewonersbedrijven die deel hebben uitgemaakt van het meerjarige LSA-project Bewonersbedrijven (zie hoofdstuk 3). Binnen het LSA-project zet het LSA uiteenlopende vormen van ondersteuning en advisering in, zoals kwartiermakers, ‘ambulante’ begeleiding (van LSA-medewerkers die regelmatig alle initiatiefgroepen langsgingen), en diverse themabijeenkomsten. De bereidheid van het LSA om ter plaatste het project Bewonersbedrijven te komen toelichten, hun adviserende rol bij verschillende facetten van opstarten van een bewonersbedrijf (juridisch, financieel, ondernemingsplan, aansprakelijkheid, enzovoorts) en de andere vormen van ondersteuning worden positief tot zeer positief gewaardeerd. Ook geven sommige bewonersbedrijven aan dat de startsubsidie een flinke, zo niet beslissende steun in de rug heeft betekend (bijvoorbeeld in Arnhem). Dat neemt niet weg dat er vanuit de geïnterviewde initiatiefnemers, bestuursleden en zakelijk leiders bij bewonersbedrijven ook enige kritiek op de werkwijze van het LSA naar voren is gebracht. Zo waren sommige respondenten van mening dat het LSA in de aanloop onvoldoende duidelijk heeft kunnen maken wat de (enorme) consequenties kunnen zijn voor een bestaande bewonersorganisatie zonder verdien- en winstoogmerk die naar een bewonersbedrijf wil tranformeren. Zo bestond er bij het bestuur van het buurtcentrum in Koog aan de Zaan ook na drie bezoeken van het LSA nog steeds veel onduidelijkheid, al wijt men dat ook aan een gebrek aan sprekende Nederlandse voorbeelden. Hoewel begrijpelijk, is het verwijt strikt genomen ook niet helemaal eerlijk, omdat we mogen veronderstellen dat het LSA de transformatie-implicaties voor bestaande bewonersorganisaties onmogelijk van tevoren geheel kon overzien. De grondslag van het LSA-project lag in het experimenteren met deze ‘nieuwe’ vorm van bewonersorganisatie, waarbij het LSA zelf eveneens een lerende rol moest aannemen (zie paragraaf 2.1). 123 OTB – Onderzoek voor de gebouwde omgeving


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.