wisselcolumn Rutger Verhoeff, huisarts in Amsterdam Allergie voor mannen
Ik heb altijd gedacht en gehoopt dat ik over mijn allergie heen zou groeien, maar dat gebeurde niet. Laatst had ik er dubbel zoveel last van. Tijdens een
‘ Met de seconde groeit mijn drang hem te vertellen zich niet zo aan te stellen’ nachtdienst moest ik tegelijkertijd twee mannen met een plasprobleem helpen: een vijfendertigjarige met een niersteenaanval en een achtenvijftigjarige met een verstopte katheter. Beiden kwamen ze kruipend en schreeuwend de spreekkamer binnen. Hun bezorgde vrouwen volgden gedwee. Een normale anamnese
46
de Dokter 4/2021
en lichamelijk onderzoek was door de grote onrust nauwelijks uit te voeren. Eentje presteerde het zelfs om zijn pijn te vergelijken met zwangerschapsweeën, maar die uitspraak kon zowel bij zijn vrouw als bij mij op weinig bijval rekenen. Met de seconde groeide mijn drang om hem te vertellen dat hij zich niet zo moesten aanstellen. Gelukkig heb ik door de jaren heen een copingmechanisme ontwikkeld dat me helpt die drang te weerstaan: hoe meer ik me erger, des te rustiger probeer ik over te komen. Op deze manier heb ik mijn allergie in mijn werk altijd goed verborgen weten te houden, hoewel ik hem liever niet had gehad. Een grondige zoektocht naar de oorzaak is niet nodig; ik vermoed dat die in mijn opvoeding ligt. Als kind werd me door alle mannen in mijn familie verteld dat echte mannen hun pijn verbijten. En een echte man zijn, dat wilde ik wel. Daar komt nog eens bij dat ik inmiddels weet dat uit veelvuldig onderzoek is gebleken dat vrouwen gedurende hun leven veel meer pijn (meer pijnreceptoren en meer pijnsyndromen) ervaren dan mannen. Kortom, vrouwen klagen misschien vaker maar dragen ook meer. Ik vraag me af of er geen desensibilisatietherapie bestaat die mijn allergie kan genezen dan wel verlichten; dat zou veel verspilde energie tegengaan. Ook al krijg ik van mannelijke patiënten altijd terug te horen dat ze het waardeerden dat ik zo geduldig met hen ben geweest. Ze moesten eens weten. ¶
FOTO: MIR JA M VAN DER LINDEN
I
k ben allergisch voor mannen. En dan bedoel ik niet voor mannen in het algemeen, maar voor mannen die het uitschreeuwen van de pijn. Ik heb die allergie al een hele lange tijd. Mijn eerste herinnering hiervan dateert uit mijn tienerjaren op het voetbalveld. Ik kon me toen al kapot ergeren aan een tegenstander of een medespeler die na een overtreding gillend van de pijn ter aarde stortte en met zijn handen voor het gezicht bleef liggen. Rillingen door mijn lijf en mijn nekharen recht overeind. Hiermee wil ik niet insinueren dat ík geen pijn ken, maar zelfs bij een voetbal op mijn dijbeen tijdens vrieskou blijf ik net zo lang in stilte doorhobbelen tot de pijn vanzelf weer verdwijnt.