“De sfeer op die school heb ik als heel plezierig ervaren, ondanks de sombere en steeds somberder wordende tijden. Er werd ook niet gepest. Dat was een soort ongeschreven regel, een collectief bewustzijn. Je steunde elkaar op elke denkbare manier.”
L Lege ge s stoelelen i in de klas s
Gedwongen naar
het Joods Lyceum
Amsterdam 1941-1943
Waarschijnlijk is dit de enige klassenfoto van het Joods Lyceum Amsterdam. De foto van klas 2L is gemaakt in het voorjaar van 1942. Het was toen nog een volle klas, op de foto staan 26 van de 29 leerlingen. Maar de klas werd steeds leger. Uiteindelijk overleefden 17 van hen de Holocaust.
Leerlingen uit deze klas, en ook uit andere klassen, hebben later hun persoonlijke verhaal verteld. De tentoonstelling gaat over hun ervaringen en die van andere Joodse middelbarescholieren tijdens de Tweede Wereldoorlog. Voor de oorlog leefden zij het leven zoals elke andere scholier, totdat de nazi’s hen uit het maatschappelijke leven weerden. Hun verhalen maken duidelijk hoe ingrijpend de levens van tieners werden bepaald door de verstrekkende gevolgen van discriminatie, uitsluiting en vervolging.
Voor de Tweede Wereldoorlog woonden in Amsterdam ongeveer 79.000 Joden, bijna 10% van de Amsterdamse bevolking. Het was een diverse gemeenschap, met arme en rijke mensen, traditioneel en vooruitstrevend, strikt gelovig en nietgelovig. De Joodse identiteit werd op verschillende manieren beleefd. Sommige Joodse kinderen gingen naar Joodse scholen, velen naar openbare scholen. Soms wisten ze niet eens dat ze Joods waren. Ze waren gewoon Amsterdammers.
Maurits van Witsen
“Mijn familie was al vanaf de 17e, 18e eeuw hier. Ik wist wel dat ik Joods was en ik had een gelovige grootvader, maar wij waren gewoon Nederlanders.”
Maurits was weggestuurd van de 2e hbs 5 (Spinoza Lyceum) omdat hij Joods was. Hij kwam terecht in klas 2L van het Joods Lyceum.
'Vluchtelingenkamp Lloyd Hotel'
Na de Novemberpogrom (‘De Kristallnacht’) in 1938 wilde de Nederlandse regering maar 2000 Duits-Joodse vluchte- lingen opvangen. Een van de tijdelijke opvanglocaties werd het Lloyd Hotel in Amsterdam. Er verbleven in 1939 in totaal zo’n 300 vluchtelingen in 'Vluchtelingenkamp Lloyd Hotel'.
2. Duits-Joodse vluchtelingen Tussen 1933 en 1940 kwamen zo’n 34.000 Duitse (en Oostenrijkse) Joden naar Nederland, op de vlucht voor het antisemitische en gewelddadige naziregime. De meeste vluchtelingen reisden verder, slechts een klein deel bleef in Nederland, waaronder in Amsterdam.
De Nederlandse overheid beperkte het aantal vluchtelingen. De grenzen werden zelfs gesloten, uit angst voor onrust en om handelspartner NaziDuitsland te vriend te houden. De opvang van de vluchtelingen en de kosten ervan liet de overheid over aan Joodse organisaties.
Hans Angress
“Toen we nog in Duitsland woonden zag je dat de krant Der Stürmer werd aangeplakt, waarin karikaturen
van
Joden stonden,
wat nogal verontrustend was. Het maakte mijn ouders nerveus, en dat kwam op mij luid en duidelijk over.” Hans
Steun aan Joodse vluchtelingen
Deze tekening werd gemaakt voor een folder van het ‘Comité voor Bijzondere Joodse Belangen’, opgericht voor steun aan Joodse vluchtelingen.
3. Toekomst
De kinderen van de DuitsJoodse vluchtelingen gingen ook in Amsterdam naar school, ze leerden Nederlands en maakten vrienden. Ze bouwden een leven op, en dachten hier veilig te zijn. De meesten dachten dat wat in Duitsland gebeurde, niet in het democratische Nederland kon gebeuren.
Nathan Wijnperle
“Doordat familieleden uit Duitsland vluchtten ben ik als jong kind al geconfronteerd met wat in Duitsland gaande was. Alleen, wij konden ons niet voorstellen dat zoiets ooit in Holland zou gebeuren.”
Nathan was weggestuurd van het Amsterdams Lyceum
Joods
Ruth Wiener
1927-2011
Ruth Wiener werd geboren in Berlijn als oudste van drie meisjes. Haar vader en moeder publiceerden al vroeg over antisemitisme in Duitsland. Ruths vader legde als bewijs een hele bibliotheek aan. In 1933, na de machtsovername van Hitler, emigreerde het gezin naar Nederland. In Amsterdam ging Ruth naar dezelfde school als Anne Frank.
Vanaf 1939 voelden haar ouders ook in Amsterdam de oorlogsdreiging. Ruths vader bracht zijn bibliotheek naar Londen en wist daar paspoorten en migratiepapieren voor het gezin te regelen. Maar die papieren kwamen pas op 10 mei 1940 aan in Nederland.
Na de gedwongen verwijdering van het Gemeentelijk Lyceum voor Meisjes kwam Ruth op het Joods Lyceum. De klas beviel haar.
“We waren erg close. Vooral het eerste jaar, toen kon je je nog bewegen.”
Ruth werd met haar moeder en zusjes opgepakt bij de razzia van 20 juni 1943. In doorgangskamp Westerbork moest de zestienjarige Ruth aardappels oogsten en in de wasserij werken. Daarna werden Ruth, haar moeder en zusjes naar concentratiekamp BergenBelsen gedeporteerd. In beide kampen hield Ruth in een boekje bij welke bekenden ze zag. Zoals op 6 juli 1943: ‘Juultje op transport’. Juultje Ketellapper was haar klasgenootje.
Dankzij de migratiepapieren van Ruths vader konden de Wieners in januari 1945 met een uitwisseling van gevangenen naar Zwitserland ontkomen. Daar overleed Ruths zeer verzwakte moeder. De drie zusjes reisden naar Amerika en zagen daar eindelijk hun vader weer.
“Ik ben op school gebleven tot juni ’43, de grote razzia. Je dacht altijd: het zal allemaal wel weer eindigen. Ik geloof dat je dat in het begin, en ook zelfs in de kampen dacht eigenlijk.”
NEDERLAND IS BEZET 1940
Ariërverklaring
4. Begin van de oorlog
NaziDuitsland viel op 10 mei 1940 Nederland binnen. Vijf dagen later gaf het Nederlandse leger zich over. Nederland was bezet. Iedereen was angstig die eerste tijd. Maar de Duitse bezettingsmacht hield zich expres rustig. Zo leek het misschien toch wel mee te vallen.
Lowina de Levie
“Op 10 mei 1940 was het schitterend weer. ’s Nachts om vier uur hoorden we de vliegtuigen brommen. Ik ging met mijn oudste broer op de veranda naar alle vliegtuigen kijken. Er ging een dreiging vanuit, ik was doodsbang. Ik kroop onder mijn bed, onder een dekentje. Ik weet niet of mijn ouders toen al beseften dat de Duitsers een grote dreiging zouden zijn voor de Joden.”
Lowina
Isolatie
Op 14 september 1940 werd het voor Joden verboden naar nietJoodse markten te gaan. Met dit soort antiJoodse maatregelen werden Joden gediscrimineerd en uitgesloten van de rest van de bevolking.
'ARIËRVERKLARING’ VAN DE GEMEENTE AMSTERDAM VOOR HET ONDERWIJS, 1940. COLLECTIE STADSARCHIEF AMSTERDAM
Docenten moesten net zoals alle andere ambtenaren op zo’n formulier aangeven of de grootouders (of die van hun partner) Joods waren.
5. Eerste anti-Joodse maatregelen
Meteen in 1940 begon de bezetter de rechten van Joden in te perken. Vanaf de zomer volgden de eerste antiJoodse maatregelen, zoals een verbod op rituele (onverdoofde) slacht van vee en een verbod op marktbezoek in Amsterdam. Begin oktober moesten ambtenaren en onderwijzers een ‘ariërverklaring’ invullen: een formulier waaruit bleek of ze niet, wel of gedeeltelijk Joods waren. Enkelen weigerden. Slechts enkelen weigerden.
Mirjam Ohringer
“Toen bekend werd dat er een ‘ariërverklaring’ door ambtenaren ingevuld moest worden, zei mijn
6. Ontslag Joodse leraren Vanaf eind november 1940 werden Joodse docenten ontslagen. Verschillende scholen moesten opeens enkele docenten missen, maar er kwam weinig protest. Alleen op Het Amsterdams Lyceum kwam een inzamelingsactie voor de leraren en op het Vossius Gymnasium ging zelfs een groep leerlingen in staking. De Joodse leraar geschiedenis Jacques Presser zei daarover: “Een paar jongens namen er de leiding van, een aantal liep mee, en de nietJoodse leraren zaten natuurlijk in een wanhopig dilemma. […] Zij hebben geprobeerd de zaak zo’n beetje te sussen en dat is ook gebeurd.”
Leo van Gelder
“Maar ja, je bent jong en je wil wat. Dus wij 16-jarigen zeiden: 'We nemen het niet dat de Joodse leraren niet meer mogen komen. Wij blijven ook weg.' We wisten wel dat er consequenties zouden kunnen komen na die staking. Maar we zijn uiteindelijk niet meer dan een paar dagen geschorst.”
Leo was weggestuurd van het Vossius Gymnasium omdat hij Joods was. Hij kwam in klas 6G terecht van het Joods Lyceum.
vader: “Die nazi’s willen een eind aan ons maken, maar we laten ons niet zomaar pakken!”
was weggestuurd van het Barleaus Gymnasium omdat zij Joods was. Zij kwam terecht in klas 3B1 van het Joods Lyceum.
Mirjam was weggestuurd van het Barlaeus Gymnasium omdat zij Joods was. Zij kwam terecht in klas 4G van het Joods Lyceum.
UITSLUITING 1941
7. Verbod na verbod Het jaar 1941 stond voor een belangrijk deel in het teken van openlijk gewelddadige optredens van de bezetter, razzia’s op jonge Joodse mannen én antiJoodse maatregelen. Er werden steeds meer verboden en discriminerende regels ingevoerd. Deze hadden ook invloed op middelbare scholieren. Vanaf begin januari waren Joden niet langer meer welkom in de bioscoop, een beslissing van de Nederlandsche Bioscoopbond.
Later werden door de Duitse bezetter zwembaden, het strand, speeltuinen, bibliotheken, musea, concerten, bioscopen en sportclubs voor Joden verboden. Door de antiJoodse maatregelen – uitsluiting, ontslag en roof – raakten families in financiële problemen. Armoede maakte de kloof tussen Joden en nietJoden groter. De Joodse bevolking werd stapsgewijs uitgesloten uit de samenleving.
Jack Wolf
Stippenkaart
De gemeente Amsterdam maakte in mei 1941 voor de Duitse bezetter een overzichtskaart van de verspreiding van Joodse inwoners over Amsterdam. Eén stip stond voor tien Joden. De Duitsers gebruikten de kaart voor razzia’s.
8. Gemeente laat Joodse leerlingen tellen
De gemeente Amsterdam gaf alle schoolhoofden van openbare scholen op 9 juli 1941 de opdracht om de Joodse leerlingen op hun school te tellen en namen door te geven. De scholen stelden namenlijsten op, er werden zo’n 7000 leerlingen geteld, waarvan 786 leerlingen op lycea, hbs’en en gymnasia. De gemeente hield op dat moment al rekening met het wegsturen van Joodse leerlingen. De ambtenaren bedachten ook alvast een plan om schoolgebouwen te herverdelen.
Mart Spiro
“De rector heeft zich er eerst heftig tegen verzet. Hij vond dat hij zelf mocht bepalen wie er op zijn school mochten zijn. Maar hij moest toch meewerken.”
Mart was weggestuurd van Het Amsterdams Lyceum, kwam terecht in klas 6G van het Joods Lyceum
Bericht van gemeentescholenaan
Brief van de gemeente Amsterdam aan de Amsterdamse scholen met de opdracht voor 14 juli de gegevens van alle Joodse leerlingen door te geven, 9 juli 1941.
“Toen mochten Joden niet meer naar de bioscoop, Joden kregen een avondklok, we moesten onze fietsen inleveren, Joodse professoren mochten niet meer doceren op niet-Joodse scholen en we mochten niet meer naar openbare scholen gaan.”
Jack was toegelaten tot het Vossius Gymnasium, maar werd in de zomervakantie alsnog geweigerd omdat hij Joods was. Hij kwam terecht in klas 1G van het Joods Lyceum.
Brief aan ouders
'Aangezien Uw kind volgens door mij verkregen inlichtingen jood (jodin) is, zal het niet (langer) tot de thans door hem (haar) bezochte school worden toegelaten.'
9. Scheiding van leerlingen Op 8 augustus 1941 gaven de nazi’s het verordening tot segregatie (scheiding) van het onderwijs: Joodse leerlingen moesten apart van nietJoodse leerlingen naar school. De gemeente Amsterdam organiseerde zelf de oprichting van nieuwe Joodse scholen voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs. Zo kwam er naast de al bestaande religieusJoodse hbs nog een Joodse hbsA en het Joods Lyceum (met hbsB en gymnasium).
Ellen Schwarzschild
“Er is een brief aangekomen dat ik niet meer naar school mag en automatisch op een andere school word geplaatst (maar die andere bestaat nog helemaal niet).
[…] Dat spijt mij natuurlijk wel even, maar ik had het toch verwacht en kan mij over zoiets niet meer opwinden.”
Met behulp van de namenlijsten van de scholen werden de ouders van de Joodse leerlingen aangeschreven. Ze kregen midden in de zomervakantie een brief dat hun kind per 1 september niet meer welkom was op hun school. Velen konden geen afscheid meer nemen van hun oude school. De nieuwe Joodse scholen gingen in oktober 1941 van start.
“Pas toen ze – zoals alle andere Joodse leerlingen – van ons Meisjes Lyceum was verjaagd, leerden wij elkaar beter kennen. Ik ging vrij vaak naar haar toe; in het begin vooral door medelijden en afschuw van het antisemitisme gedreven, maar gaandeweg werden persoonlijke belangstelling en vriendschap mijn ware motieven.”
Didi van Hall, niet-Joodse vriendin van Ellen Schwarzschild, dagboekfragment, 4 april 1943
Mirjam Ohringer
1924-2016
Mirjam Ohringer woonde in de Joodse buurt tussen veel
Oost-Europeanen. Haar ouders kwamen ook uit Polen. Ze scheidden toen Mirjam negen was, haar moeder vertrok naar Frankrijk.
Net als haar vader had Mirjam socialistische en communistische opvattingen. Voor de oorlog zamelden ze geld in voor DuitsJoodse vluchtelingen. Vanaf eind 1940 hielp Mirjam bij het maken en verspreiden van de plaatselijke uitgave van De Waarheid, een illegale communistische krant.
Mirjam ging naar het Barlaeus Gymnasium, tot de gedwongen overplaatsing naar het Joods Lyceum. Ze kwam in klas 4G. De eerste schooldag, 15 oktober 1941, vergat ze nooit meer. Ze hoorde toen dat haar vriendje Ernst Prager, een DuitsJoodse vluchteling, was vermoord in kamp Mauthausen. Hij was in juni 1941 opgepakt bij een razzia op jonge Joodse mannen.
Vanaf juli 1942 begonnen de massale deportaties. Na de zomervakantie stopte Mirjam met school vanwege de vele razzia’s. Ze werkte voor een afdeling van de Joodse Raad en ging door met haar verzetswerk:
“Alles wat je bij je had, of het een foto of iets wat geschreven was, dat kon een bewijs tegen je zijn. Dat kon je verraden.”
Ze dook in november 1942 onder in een dorp in NoordHolland, maar kwam in 1944 terug naar Amsterdam. Toen ze een goed vals persoonsbewijs kreeg, kon ze de straat weer op. Mirjam en haar ouders overleefden de Holocaust, hun familie niet.
“In het voorjaar van 1941 werd ik door een verzetsvrouw gevraagd om contactpersoon te worden voor een bevriend communistisch Joods stel dat werd gezocht door de Gestapo.”
MIRJAM MET HAAR
BARLAEUS GYMNASIUM
In oorlogstijd
Bij het ontslag van de Joodse leraren werd op het Barlaeus een handtekeningenactie gestart, maar die werd door de rector de kop in gedrukt, uit angst voor strafmaatregelen. Over het gedwongen vertrek van de Joodse leerlingen werd verder niet gesproken.
November 1940
5 Joodse docenten ontslagen
September 1941
60 Joodse leerlingen van school verwijderd
Mei 1945
Van hen overleefden 26 en 24 werden vermoord en van 10 lot onbekend
Lowina de Levie
1926-2019
Lowina werd geboren in Amsterdam, waar ze met haar ouders en jongere broers en zussen in een statig pand aan de P.C. Hooftstraat woonde. Haar vader was psychiater en hield praktijk aan huis. Het moest stil zijn in huis voor de patiënten. En omdat haar ouders veel ruzie hadden, hing er vaak een gespannen sfeer. Toen Lowina veertien was, brak de oorlog uit. In 1941 kwam zij gedwongen op het Joods Lyceum terecht, in klas 3B1.
In 1943 moest Lowina’s gezin gedwongen verhuizen naar een etagewoning in de Rivierenbuurt. Lowina kreeg een baantje via de Joodse Raad, wat haar tijdelijk beschermde tegen deportatie. Toen Lowina zestien werd, doken de gezinsleden onder, apart van elkaar. Haar vader had voor de oorlog al spullen verkocht om geld achter de hand te hebben. De adressen werden geregeld via zijn nietJoodse collega’s.
Lowina kwam op meerdere adressen in Friesland terecht. Bij het laatste adres moest ze zich overdag stilhouden in de schuur van het arme boerengezin. Ze las er Duitse, Engelse en Franse boeken.
Na de bevrijding keerde Lowina terug naar Amsterdam. Haar ouders scheidden. De oorlog en de problemen thuis hadden diepe sporen nagelaten. Uiteindelijk vond ze haar eigen weg, met werk in de zorg en een later gelukkig gezinsleven.
Erni Tischler
1929
Erni groeide op in een eenvoudig Joods gezin in Amsterdam Oost, haar vader was een kleermaker. Het gezin vierde niet echt sabbat, maar de familie kwam wel elke vrijdagavond bij elkaar. Erni zou in 1941 beginnen op het Barlaeus Gymnasium, maar moest als gevolg van de anti-Joodse maatregelen naar het Joods Lyceum.
In de zomervakantie van 1942 dook Erni onder. Haar vader was al eerder ondergedoken, een huiszoeking gaf de doorslag voor Ernie en haar moeder. Met hulp van Erni’s nichtje Daisy kwam het gezin bij een bakkersgezin in Middelie, een dorpje bij Edam. Bijna de hele familie zat daar in de buurt ondergedoken. Erni had lesboeken mee en herhaalde alle lesstof. Toen het vriendje van een van de dochters verliefd werd op haar, moest Erni verhuizen naar Leidschendam.
Daar werd ze in januari 1945 opgepakt en naar Kamp Westerbork gedeporteerd. Ze kreeg er een baantje als ‘ordonnans’, ze bracht boodschappen rond. Enkele weken later werden haar ouders ook ontdekt en naar het doorgangskamp gebracht. Samen maakten ze daar op 12 april 1945 de bevrijding mee.
Na de oorlog woonde Erni bij haar nicht Daisy en voltooide ze alsnog het gymnasium. Later werkte ze bij Het Parool. Ze heeft zichzelf altijd voorgehouden dat het allemaal veel erger had kunnen zijn. Thuis werd weinig over de oorlog gesproken.
Mia Artha Lezer 1926-2009
Mia groeide op in een liberaal-Joods ondernemersgezin, met vader Jozef, moeder Klara en broertje Philip. Ze zat op het Barlaeus Gymnasium tot ze vanwege anti-Joodse maatregelen in 1941 van school moest en leerling werd op het Joods Lyceum. Haar vader raakte zijn baan kwijt.
Het gezin dook onder, op verschillende adressen. Op een adres in Veenwouden konden ze in 1943 gezamenlijk terecht. Maar de 'helpers' daar maakten misbruik van de situatie. Ze lieten de Lezers veel betalen en gaven ze slecht te eten.
Daarna kon de familie in een verborgen schaftkeet wonen in een bos een Drenthe. In de bossen zaten meerdere mensen ondergedoken. De familie Oosting en anderen zorgden bijna twee jaar lang voor de veiligheid en bevoorrading van het gezin. Bij een razzia in augustus 1944 kamden de Duitsers het bos uit. Ze kwamen dichtbij, maar de familie bleef onontdekt.
Tijdens hun onderduik maakte vader Jozef unieke foto's van het dagelijks leven in het bos. Na de bevrijding keerde het gezin terug naar Amsterdam. Mia Lezer bleef nog decennia in contact met de familie Oosting, die haar gezin tijdens de oorlog had geholpen.
HET AMSTERDAMS LYCEUM
In oorlogstijd
Rector Gunning liet het gedwongen vertrek van de Joodse leerlingen niet geruisloos voorbijgaan. Hij was een van weinige rectoren die in probeerde te gaan tegen de maatregelen van de bezettingsmacht en kreeg daarvoor zijn ontslag. Het gebouw aan het Valeriusplein werd in gebruik genomen door de Duitse overheid, de lessen werden voortgezet aan de Apollolaan.
November 1940 4 Joodse docenten ontslagen
September 1941 72 Joodse leerlingen van school verwijderd
Mei 1945
Van hen overleefden 43 en 25 werden vermoord, 4 lot onbekend
Lies Rafalowitch
1923-1942
Lies Rafalowitch kwam vanuit Overveen naar de vijfde klas gymnasium van Het Amsterdams Lyceum. Haar eindexamenjaar begon net toen zij en de andere Joodse leerlingen de school moesten verlaten op 30 september 1941. Op het Joods Lyceum kwam ze in klas 6G. In het voorjaar van 1942 behaalde ze haar diploma.
Lies wilde eigenlijk medicijnen studeren, maar dat kon niet vanwege de antiJoodse maatregelen. Ze ging werken als verpleegkundige. Toen ze met haar ouders op 15 september 1942 werd opgepakt, kon ze vrijkomen door haar werk. Maar Lies was enig kind en wilde haar ouders niet alleen laten. Ze werden gedeporteerd naar Kamp Westerbork. Op 21 september werd Lies in Auschwitz vermoord.
Het korte, persoonlijke verhaal van Lies Rafalowitch is te vinden in het Gedenkboek 19401945 van Het Amsterdams Lyceum. Bij onze jaarlijkse herdenking noemen wij haar naam.
Piet
Gunning
1886-1960
Johan Polak
1928-1992
Johan Polak was altijd al in verhalen geïnteresseerd. De verhalen die hij hoorde van zijn oudere broer Rob, vertelde hij in een engere versie door aan zijn klasgenoten, die er niet van konden slapen.
Via zijn moeder was het gezin verbonden aan het familiebedrijf Polak & Schwarz, een geur en smaakstoffenfabriek in Zaandam. Johans vader overleed drie weken voor de oorlog. In 1941 zat Johan een maand op Het Amsterdams Lyceum toen hij naar het Joods Lyceum moest. Johan schreef later:
“Ik herinner me de ‘Vaart Wel’bijeenkomst in de aula
[…].
Mart Spiro
1927-2007
Mart zat in het eindexamenjaar op Het Amsterdams Lyceum toen hij in 1941 door de nazi's werd verwijderd van het Lyceum.
In 1995 werd er in de aula van Het Amsterdams Lyceum een middag georganiseerd in het teken van ‘50 jaar bevrijding’. Mart Spiro was een van de vertellers, de leerlingen luisteren in uiterste stilte naar zijn indrukwekkende verhaal.
Mart vertelde dat hij met zijn ouders per trein naar Kamp Westerbork werd vervoerd. Hij wachtte op een moment om uit de trein te kunnen springen. Toen de trein even stilstond in het bosgebied tussen Hilversum en Baarn, vroeg hij aan zijn vader of hij uit de trein mocht springen. Voordat zijn vader een besluit kon nemen, reed de trein verder. "Als je nog een kans hebt, spring dan!", zei zijn vader daarna. Bij een tweede stop, bij de brug over de IJssel bij Hattemerbroek, probeerde een oudere man om hem tegen te houden. Maar Mart sprong toch snel toen de trein begon te rijden. De Duitse soldaten hebben het niet gezien.
Christiaan Pieter Gunning was de charismatische en vooruitstrevende rector van Het Amsterdams Lyceum. Hij richtte de school op in 1917, als tweede lyceum in Nederland. De nieuwe onderwijsvorm combineerde gymnasium en hbs, en had een gezamenlijke onderbouw.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Gunning een van de weinige schoolleiders in ons land die zich verzette tegen de bezetter. Zo protesteerde hij tegen soldatenoefeningen op het schoolplein en woonde hij de promotie van een ontslagen Joodse leraar bij. Hij weigerde de lijst met Joodse leerlingen aan de bezetter over te dragen. Hij nam de 72 Joodse
"Want heden worden de Jodenbepalingen afgekondigd; staan ‘s ochtends in de courant. Zwaar drukt Gods hand op ons land. Ik bezoek heden Cohen, mej. Krijn, Heimans, de VriesRobles, Dresden (Mej. Vos) om hen zo te laten voelen hoe ik over dit alles denk, hoe ik mij schaam dat dit in ons land geschiedt, hoe ik eer en eerbiedig, als medemens. Een handdruk kan nu veel zeggen, veel doen, veel vertolken.”
Gunning huilde en moest door enige van zijn oudste leerlingen, grote mannen en vrouwen, dacht ik toen, getroost worden en naar zijn rectorskamer weggeleid.”
In de zomer van 1943 werd het gezin Polak bij een razzia in AmsterdamZuid opgepakt en naar Kamp Westerbork gedeporteerd. Ze kwamen na enkele dagen vrij, dankzij de bemoeienis van de nietJoodse directeur van het familiebedrijf. Johan en zijn moeder doken onder in de buurt van Barneveld.
Mart dook onder en overleefde de Holocaust, zijn vader en moeder werden vermoord in het concentratie en vernietigingskamp Auschwitz. Mart werd psycholoog, trouwde en kreeg kinderen en kleinkinderen.
leerlingen mee naar Wolkenland, het buitenverblijf van de school. Daarna organiseerde hij in de aula een afscheidsceremonie voor deze leerlingen. Terwijl hij de aula verliet, huilde hij. Dit maakte diepe indruk op de aanwezige leerlingen. Dit alles leidde ertoe dat Gunning in 1942 werd ontslagen en gearresteerd. Hij bracht drie maanden door in Kamp Amersfoort. In mei 1942 moesten Gunning en zijn gezin de rectorswoning verlaten, om plaats te maken voor Duitse officieren. Gunning vernielde toen eigenhandig alle sanitair.
Na de oorlog zette hij zich in voor de wederopbouw van de school en hield tot zijn pensioen in 1952 nauw contact met oudleerlingen.
Na de oorlog ging Johan terug naar Het Amsterdams Lyceum. Later werd hij medeoprichter van uitgeverij Polak & Van Gennep en van boekhandel Atheneum op het Spui. Hij was actief in de literaire wereld, als schrijver, verzamelaar, vertaler en weldoener.
2e HBS 5 → SPINOZA LYCEUM
In oorlogstijd
De 2e hbs 5 aan de Roelof Hartstraat 1 was een voorloper van het Spinoza Lyceum. Uit de notulen van de oorlogstijd door directeur Buzeman blijkt dat er niet veel aandacht werd besteed aan het gedwongen vertrek van de Joodse leraren en leerlingen.
November 1940
4 Joodse docenten ontslagen
September 1941
41 Joodse leerlingen gedwongen de school te verlaten
Mei 1945
Van hen overleefden 22 en 18 werden vermoord, 1 lot onbekend
21 JAAR
GERT DAVID MICHALOWITZ * 21 NOVEMBER 1928, BERLIJN † 11 JUNI 1943, SOBIBOR 14 JAAR
WALTER ALBERTMOEREL
* 25 AUGUSTUS 1928, AMSTERDAM
† 16 JULI 1943,SOBIBOR 14 JAAR
ABRAHAM, REENS * 28 JULI 1927, AMSTERDAM † 4 JUNI 1943, SOBIBOR 15 JAAR
Gerrit
Kleerekooper
1897-1943
Docent Gerrit Kleerekoper gaf lichamelijke opvoeding op de 2e hbs-5 jarige cursus, de voorloper van ons Spinoza Lyceum. Jaren eerder, in 1928, nam Gerrit als turncoach deel aan de Olympische Spelen in Amsterdam. Onder zijn hoede behaalden vier Joodse turnsters goud. Deze foto is destijds gemaakt.
Gerrit woonde met zijn vrouw Kaatje, zoon Leendert en dochter Elizabeth in de Rivierenbuurt. Leendert werd in april 1943 opgepakt. In juni werden Gerrit, Kaatje en Elizabeth uit hun huis gehaald en naar kamp Westerbork gedeporteerd. In een brief beschreef Gerrit de erbarmelijke omstandigheden daar: overvolle slaapzalen, gebrek aan bedden en uitputtende dwangarbeid. Toch schreef hij hoop te houden. Zoon Leendert werd in 1944 vermoord in Auschwitz. De rest van het gezin was al eerder vermoord in de gaskamers van vernietigingskamp Sobibór, op 29 juni 1943.
Herinneringen aan Gerrit als toegewijde docent staan in het boekje In Memoriam, over docenten die de Tweede Wereldoorlog niet overleefden. Gerrit offerde blijkbaar zijn kerstvakantie op om een nieuw toneel te bouwen voor zijn leerlingen. "Talloos waren de extra uren die hij even vanzelfsprekend gaf als de jongens [er] in hun jeugdige veeleisendheid om vroegen." En anders dan de strenge blik op de foto misschien doet vermoeden, was Gerrit als docent “de vriendelijkheid zelve”.
P.J.H.REENS * 14 APRIL 1929, AMSTERDAM 9 APRIL 1943. SOBIBOR 13 JAAR
LOUIS ROMIJN * 18 NOVEMBER 1926, AMSTERDAM 9 JULI 1943, SOBIBOR 14 JAAR ROBERT WERTHAUER * 21 MEI 1927, HAMBURG 22 MEI 1944, AUSCHWITZ 17 JAAR
LEERLINGEN DIE DE OORLOG OVERLEEFDEN HANS HERBERT ANGRESS * 14 APRIL 1928, BERLIJN 10 NOVEMBER 2021, COTATI, CALIFORNIË 93 JAAR
BERNARD CITROEN * 25 NOVEMBER 1925, AMSTERDAM 22 JANUARI 2009, PARIJS 83 JAAR
STEPHAN DIRK GERT COHN * 11 SEPTEMBER 1925, ESSEN 16 JULI 2013, BUSSUM 87 JAAR ARTHUR FONTYN * 3 APRIL 1928, AMSTERDAM † 12 JULI 2021, WAYLAND, MASSACHUSSETTS, VS 92 JAAR
SIEGFRIED THEO GROENMAN * 17 FEBRUARI 1927, AMSTERDAM
Joost van Santen
1929-2025
“Eigenlijk hebben de Duitsers mij in 1940 Joods gemaakt.” Joost groeide met zijn broer en zussen op in een geassimileerd Joods gezin. Hun vader was een zakenman en mededirecteur van Theater Tuschinski. In 1941 zou Joost beginnen op de 2e hbs 5. In plaats daarvan moest hij naar het Joods Lyceum.
Het gezin moest gedwongen verhuizen toen hun huis in beslag werd genomen door een collaborateur. Tijdens een razzia wisten ze zich te verstoppen en ontkwamen daarmee aan deportatie. Daarna gingen alle gezinsleden in onderduik. Joosts zus en haar vriendje zaten in het verzet. Joost kwam bij een gereformeerd Amsterdams gezin. Hij moest binnenblijven en zich stilhouden, lag veel op bed en schaakte met zichzelf.
Bijna hun hele familie werd vermoord, maar het gezin Van Santen overleefde de oorlog. Ze konden zelfs weer in hun eigen huis wonen. Daar vingen ze Joden op die na terugkeer uit de kampen en onderduik geen onderdak hadden. Joost ging alsnog naar de 2e hbs 5 en slaagde. Hij studeerde werktuigbouwkunde en kreeg een gezin. Uiteindelijk werd hij lichtkunstenaar.
Lang voelde Joost zich schuldig dat hij tijdens de onderduik niets kon doen. Vanuit die gedachte, om toch iets bij te dragen, werkte hij aan het herinneringsmonument op het Museumplein: Vrouwen van Ravensbrück, 19391945
Leo & Paul Schwarz
De broers Leo en Paul Schwarz begonnen allebei voor de oorlog op de 2e hbs 5 (de voorloper van het Spinoza Lyceum). Ze moesten in 1941 naar het Joods Lyceum, Paul kwam in klas 3B1 en Leo in 5B. De broers groeiden op in een Joodse ondernemersfamilie. Hun grootvader was de oprichter van Polak & Schwarz, een fabriek in geur- en smaakstoffen in Zaandam. Toen Joden geen bedrijven meer mochten runnen, stelde de familie de niet-Joodse Cook Brummer aan, een slimme en charismatische zakenman.
Paul en Leo hadden een sperre, een tijdelijk uitstel van deportatie, vanwege hun familiebanden met de fabriek. Toch kwamen ze met hun moeder en broertje in doorgangskamp Westerbork terecht. Cook Brummer liet het daar niet bij zitten. Hij probeerde de Joodse werknemers en de familieleden van de oprichters van de fabriek te beschermen.
Met zijn charmes wist hij hooggeplaatste Duitse nazi’s om zijn vinger te winden. Het verhaal gaat dat hij in de eerste week van oktober 1942 persoonlijk van Amsterdam naar Kamp Westerbork is gereden om zijn invloed aan te wenden. Hij kreeg de drie jongens en hun moeder uit het kamp. Direct daarna financierde hij onderduikplekken in Brussel. Zo overleefden de broers de oorlog.
VERMOORDE LERAREN
GERRIT KLEEREKOPER 15 FEBRUARI 1897, AMSTERDAM 2 JULI 1943, SOBIBOR 46 JAAR
WILLEM
JAAR
RALPH HERBERT SINEK
25 MAART 1924, JABLONEC NAD NISOU, TSJECHIË
73 JAAR
TOM DE VRIES * 3 JANUARI 1925, AMSTERDAM † ONBEKEND
HANS HERMANN WERTHAUER
* 14 JUNI 1925, HAMBURG, DE † 17 JANUARI 2017, ENSCHEDE 91 JAAR
MAURITS VAN WITSEN
24 JANUARI 1928, AMSTERDAM
PAUL SCHWARZ
LEO SCHWARZ
3e HBS 5 → METIS MONTESSORI LYCEUM Greetje Cohen
In oorlogstijd
De 3e hbs 5 aan de Mauritskade 58 was een voorloper van het Metis Montessori Lyceum. Vanaf september 1940 nam de bezetter het schoolgebouw in beslag. De school verhuisde meerdere keren en trok ook tijdelijk in bij het Vossius Gymnasium. In de herfst van 1943 kwam de school in het gebouw waar het Joods Lyceum tot dan toe gevestigd was geweest.
November 1940
2 Joodse docenten ontslagen
September 1941 43 Joodse leerlingen van school verwijderd
Mei 1945
Slechts 7 van hen overleefden de oorlog
Abraham Spier
1923-1943
Abraham, ook wel Appy genoemd, woonde samen met zijn moeder Sara en vader Mozes Filip in Amsterdam Oost. Zijn vader was een hardwerkende handelsreiziger, hij sleepte met koopwaar in grote koffers. Nadat Abraham op 1 september 1941 werd weggestuurd van de 3e hbs 5 kwam hij in klas 3B2 op het Joods Lyceum
De ouders van Abraham moeten hebben beseft dat het in het ‘oosten’ niet best zou zijn voor Joden. De familie Spier besloot onder te duiken. Maar toen ze de kosten daarvoor niet meer konden betalen, werden ze op straat gezet. Ze werden daarna opgepakt en naar doorgangskamp Westerbork gedeporteerd. Abraham was negentien toen hij in vernietigingskamp Sobibór vermoord werd.
Volgens een nabestaande was het gezin Spier een harmonieus gezin. Abraham was een integere en zachtaardige jongen met een groot talent voor tekenen.
Maurits ‘Vrin’ de Jong 1926-?
Met zijn ouders en broertje groeide Vrin op in Amsterdam, religie speelde geen grote rol. Vader was fysiotherapeut en maakte zich in de jaren 30 steeds meer zorgen over de Duitse situatie. Na de inval wilde het gezin wel naar het buitenland vluchten, maar kon dat niet betalen.
Vrin ging in 1938 naar de 3e hbs 5. Tijdens de Februaristaking in 1941 demonstreerde hij met een groep medeleerlingen. In september moest hij van school af. Afgezien van twee schoolvrienden hoorde hij van niemand meer wat. Vrin moest naar het Joods Lyceum. Hij zat in klas 4B1 en 5B. Iedereen voelde er de dreiging, terwijl tegelijkertijd het leren en presteren gewoon doorging.
Toen Vrin de oproep kreeg zich te melden bij de bezetter, begon voor hem een lange periode van onderduiken, op steeds weer nieuwe adressen. Dat was angstig en eenzaam. Zijn broer en ouders konden dankzij valse persoonsbewijzen bovengronds blijven.
Na de oorlog heeft Vrin enorm hard gestudeerd en gewerkt om de verloren oorlogsjaren in te halen. Hij noemde dat zijn periode van 'ontduiken'. Vrin werd arts en kreeg een gezin. De Joodse levensvisie ‘het hier en nu is belangrijk, leef het leven hier op aarde’ werd zijn persoonlijke motto.
3e HBS 5, 1939
Op dit groepsportret staan waarschijnlijk veel van de 43 Joodse leerlingen die in 1941, op basis van nazi-verordeningen, van school werden gestuurd. 36 van hen werden later gedeporteerd en vermoord, net als 243 Joodse oud-leerlingen – van wie sommigen ook op deze foto staan. Het schoolhoofd C.G. Gerrits werkte nauwgezet mee aan de uitvoering van deze maatregelen. Van deze kinderen, vaak afkomstig uit armere buurten in Oost, zijn nauwelijks foto’s bewaard gebleven.
1926-2022
Greetje was enig kind, haar vader had een tapijtenzaak. In 1938 kwam ze op de 3e hbs 5. In 1940 fietste ze altijd samen met een niet-Joods meisje naar huis. Tot zij op een dag zei dat ze de maatregelen tegen de Joden wel goed vond en ze wel begreep. Greetje liet haar de volgende dag weten dat ze niet meer samen zouden fietsen.
In 1941 werd Greetje van school gestuurd en kwam op het Joods Lyceum in klas 4B1. Ze kreeg ook een baantje als typiste bij de Joodse Raad. Via een tante kwam het gezin Cohen op de ‘Barneveldlijst’: een lijst met onder meer kunstenaars en andere vooraanstaande Joden, die beschermd zouden worden. In 1942 werd de groep in Barneveld gehuisvest. Daar kreeg Greetje een vriendje.
In 1943 werd de Barneveldgroep naar Kamp Westerbork gestuurd. Greetje kon er als verpleegkundige werken, maar was zelf veel ziek. In 1944 moest de hele groep naar Theresienstadt. Daar volgde een angstige tijd met dwangarbeid. In februari 1945 konden Greetje en haar ouders in een groep van 1200 gevangenen naar Zwitserland met een eenmalig uitwisselingstransport.
In Zwitserland behaalde Greetje haar hbsdiploma. Terug in bevrijd Nederland ging ze meteen geneeskunde studeren. Niemand sprak over de oorlog. Greetje was tijdens de laatste drie oorlogsjaren samen met haar vriendje geweest. Ze zijn uiteindelijk getrouwd.
“Hoe precies het van school sturen is gegaan weet ik niet meer. Ik kan me herinneren dat we een koud briefje kregen waarin stond dat ik niet meer naar school mocht komen, omdat ik Joods was en sindsdien ben ik er ook nooit meer geweest.”
VOSSIUS GYMNASIUM
In oorlogstijd
In de oorlogsjaren moest het Vossius het gebouw delen met onder meer de 3e hbs 5, een voorloper van het Metis Montessori Lyceum. Het ontslag van de leraren leidde op het Vossius tot een leerlingenstaking, het was een van de weinige protesten op scholen in Amsterdam. In het schoolgebouw werden later objecten van de Portugese Synagoge verborgen. Ook werden er wapens van de Binnenlandse Strijdkrachten verstopt.
November 1940 2 Joodse docenten ontslagen
September 1941 65 Joodse leerlingen van school verwijderd
Mei 1945
Van hen overleefden 30 en 34 werden vermoord, 1 lot onbekend
Jacques Presser
1899-1970
Jacques was het oudste kind van de Joodse Aaltje Stempel en Gerrit Presser. Hij kreeg nog vier zusjes. Vader was diamantbewerker, het Amsterdamse gezin had het niet breed. Ondanks een moeizame start van de middelbare school, behaalde Jacques uiteindelijk zijn gymnasiumdiploma. Hij ging Nederlands en geschiedenis studeren en slaagde cum laude.
In 1926 werd hij leraar op het Vossius Gymnasium. Hij kon prachtig vertellen en was zeer geliefd. In 1940 werd Jacques met vijf andere Joodse collega’s ontslagen. De leerlingenstaking die daarop volgde beschreef hij later met trots. Vanaf 1941 werkte hij op het Joods Lyceum.
In 1936 trouwde Jacques met Deborah Appel. Na de capitulatie in 1940, probeerde het echtpaar vergeefs naar Engeland te vluchten via IJmuiden. Vervolgens deden ze samen een mislukte poging tot zelfdoding. In 1943 maakte Deborah een treinreis met haar valse persoonsbewijs en werd opgepakt. Jacques dook onder in Gelderland.
Volgens Jacques waren de jaren ná de oorlog de zwaarste uit zijn leven. Zijn jongste zus en haar gezin bleken vermoord te zijn. Pas in 1948 werd duidelijk dat Deborah in vernietigingskamp Sobibór was omgebracht. Jacques werd in 1952 hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam. Hij hertrouwde en publiceerde meerdere boeken, waaronder zijn onderduikdagboek Homo Submersus. Zijn magnum opus Ondergang. De vervolging en verdelging van het Nederlandse jodendom 19401945 publiceerde hij in 1965. DOCENT
Betsy Edith Cohen
1928-2011
Betsy groeide op met haar acht jaar jongere zusje Hedy, vader Jacques Cohen en moeder Rosa Schwarz. Vader was banketbakker, moeder accountant. Hun Amsterdamse woning stond vol boeken.
In 1940 begon de leergierige Betsy op het Vossius Gymnasium. Ze droomde van een carrière als actrice, maar wilde ook studeren. Haar lievelingsvak was Nederlands en ze schreef graag gedichten. Na de zomervakantie van 1941 moest Betsy naar het Joods Lyceum. Daar zag ze de klassen elke dag leger worden.
Vader Jacques werd opgepakt en in december 1942 vermoord in Auschwitz. Betsy dook onder met haar moeder en zusje in een kelder onder een drankwinkel bij ‘tante’ Toos, haar zoon Hans verstopte zich er ook.
“It
made me feel like I had nobody, like I was
just alone floating in the air. All the other kids, the Christian kids went to school, they met their friends, they went out. […] I foresaw a really pleasant time […] but that was not to be and I felt lousy.”
In 1944, tijdens de onderduikperiode, overleed Betsy’s moeder, waarschijnlijk door een hersentumor. De zusjes overleefden de oorlog. Ze emigreerden naar hun oom en tante in New York. Daar maakte Betsy de middelbare school af en studeerde psychologie. Ze trouwde en kreeg drie kinderen.
Rob Polak
1925-2020
Met vader Salomon, moeder Sara en broertje Johan groeide Rob Polak op in Amsterdam Zuid. Hij hield van schilderen en tekenen. De broers waren echte huismussen, ze speelden nauwelijks buiten en waren altijd samen. Het gezin was ontwikkeld, welgesteld en liberaal. Moeder was een van de drie erfgenamen van de geur-en smaakstoffenfabriek Polak & Schwarz. Vader werkte voor de gemeente Amsterdam. Drie weken voor het uitbreken van de oorlog overleed hij.
Rob zat op het Vossius Gymnasium toen Joodse leerlingen in 1941 de toegang tot school ontzegd werden. Hij kwam op het Joods Lyceum in klas 4G. In de zomer van 1943 werd het gezin tijdens een razzia opgepakt en gedeporteerd naar Kamp Westerbork. Na een week werden ze vrijgelaten, dankzij de tussenkomst van de nietJoodse directeur van het familiebedrijf. Rob dook afzonderlijk van zijn moeder en broer onder in Utrecht. Toen ze elkaar na de oorlog weer zagen schrok Rob: zijn kleine broertje leek opeens een volwassen man.
Rob wilde terug naar het Vossius om eindexamen te doen, maar werd tot zijn verdriet afgewezen. Op Het Amsterdams Lyceum slaagde hij alsnog cum laude. Daarna studeerde Rob geneeskunde, werd farmacoloog en kreeg een gezin. Naast zijn wetenschappelijke carrière was hij een zeer verdienstelijk kunstenaar. De kunst bracht hem – naar eigen zeggen – in intensief contact met zijn medemens en zijn omgeving.
JOODS LYCEUM HET EERSTE SCHOOLJAAR 1941-1942
10. Een nieuwe school
De gemeente plaatste het Joods Lyceum in een bestaand schoolgebouw in de Jodenbuurt. Om de hoek in de Weesperstraat waren veel Joodse winkeltjes. In oktober 1941 ging de school onder leiding van Rector Willem Elte van start, met nieuwe meubels, een team Joodse leraren en schoolregels. Regel 10: De leerlingen moeten hun agenda’s zorgvuldig bijhouden
Dabby de Levita
“Ik denk nog wel eens aan de toespraak van rector Elte toen. Dat was in de zin dat wij een echt goede school zouden maken. [...] En geen woord over wat er misschien allemaal nog meer zou gaan gebeuren. De teneur was: het is vervelend dat wij hier nu gedwongen zitten, maar wij zullen zorgen dat het hier toch een goede school wordt.”
Schoolregels
De schoolregels van het Joods Lyceum met aanvullingen en correcties door rector Elte.
Het vel papier werd na de oorlog bij toeval gevonden door geschiedenisdocent Jaap Meijer, op de grond van de Grote Synagoge.
Voortgezet onderwijs
Het Joods Lyceum was een openbare middelbare school voor Joodse leerlingen met Joodse docenten. Bij de oprichting in 1941 had de school 16 klassen. Er waren 4 lyceumklassen (1 t/m 3e jaar), 6 hbs-B-klassen (2 t/m 5 jaar) en 6 gymnasiumklassen (1 t/m 6 jaar).
Het voortgezet onderwijs was destijds anders ingericht dan nu. Je achtergrond bepaalde grotendeels je schoolkeuze. Over het algemeen gingen kinderen van de ‘kleine middenstand’ naar de (m)ulo, de ‘hogere burgers’ naar de hbs en ‘de elite’ naar het gymnasium. De hbs (afkorting van hogere burgerschool) is min of meer vergelijkbaar met het hedendaagse atheneum.
11. ’Normaal’ De docenten probeerden het eerste schooljaar zo normaal mogelijk te laten verlopen, inclusief huiswerk. Ter afleiding waren er naschoolse activiteiten, zoals volleybal, een koor, een orkest en debatclubs. Veel leerlingen, vooral uit Zuid, maakten voor het eerst kennis met de Joodse buurt. Iedereen moesten wennen aan de omgeving, nieuwe docenten en klasgenoten. Toch probeerden de meeste leerlingen niet te veel stil te staan bij de situatie. Het bleven tieners, die volop kletsten, uitdaagden, giechelden en verliefd werden.
Ruth Wiener
Absent
De conciërge hield het absentenboek bij, in het kader van orde en discipline. Het boek is vanaf juli 1942, na het begin van de massale deportaties, niet meer ingevuld.
“Ik heb ook een hoop pret gemaakt. […] En ik was wel een goede leerling, maar ik ben ook wel eens door meneer Elte uit de klas gestuurd voor iets. En juffrouw Pool hebben we met haar Engelse lessen gepest. En wij maar giechelen. Ja, we waren nooit ernstig in de klas, we waren gemeen! Als je daaraan denkt: we waren érg gemeen, vooral de meisjes.”
12. Een gele ster dragen
Vanaf 23 januari 1942 moesten Joden een grote 'J' in hun persoonsbewijs laten stempelen. Daarna, vanaf 3 mei, moesten alle Joden van 6 jaar en ouder ook nog zichtbaar een Jodenster dragen. Zo isoleerde de Duitse bezetter de Joodse bevolking nog verder. Wie geen gele ster droeg, kon een flinke straf verwachten. Op het Joods Lyceum gaven docenten instructies over het dragen van de Jodenster. Sommigen spraken er zelfs bemoedigende woorden bij.
Dreiging concentratiekamp
Wie geen ster droeg zou als straf gedeporteerd worden naar concentratiekamp Mauthausen.
Betsy Edith Cohen
“Ik voelde me er zeer naar door, het [de Jodenster] onderscheidde mij van de rest van de bevolking op een negatieve manier. […] Ik had een vriendin waarvan de ouders hadden gezegd dat ze niet meer met mij om mocht gaan zolang ik die ster droeg. […] De vriendschap was daardoor helemaal kapot gemaakt.”
Betsy was weggestuurd van het Vossius Gymnasium omdat ze Joods was. Zij kwam terecht in klas 2G van het Joods Lyceum.
Joodse straten
Vanaf 6 mei 1941 bestempelden de Duitsers bepaalde straten zoals de Weesperstraat tot Joodse straat.
Dabby was weggestuurd van het Vossius Gymnasium omdat hij Joods was. Hij kwam terecht in klas 4G van het Joods Lyceum.
Ruth was weggestuurd van het Gemeentelijk Lyceum voor Meisjes (Gerrit van der Veen College) omdat ze Joods was. Zij kwam terecht in klas 2L van het Joods Lyceum.
1928 Maurits van Witsen
Met zijn vader Henri, moeder Serliena, zus Tineke en zusje Rosalien woonde Maurits in Amsterdam Zuid. Vader Henri had een leidinggevende functie bij de smaak- en geurstoffenfabriek Polak & Schwarz. Het was een geassimileerd gezin. Maurits was een jongen met een voorliefde voor trams.
In september 1940 begon hij op de 2e hbs 5, de voorloper van het Spinoza Lyceum. Zijn tweede jaar zou hij op Het Amsterdams Lyceum doen. Maar hij moest naar het Joods Lyceum. Hij deed er klas 2L en 3L.
“Het Joods Lyceum, ja, we speelden toneelstukjes, ik heb zelf een klassenkrant opgericht, met gekke verhaaltjes over de leraren. We probeerden eigenlijk te doen alsof er niks aan de hand was.”
Uiteindelijk bleek onderduiken noodzakelijk. Het gezin kreeg hulp van Cook Brummer, de nietJoodse directeur van Polak & Schwarz. Per trein, koets, tram en bus kwam het gezin aan in Brussel. Daar leefden ze relatief in vrijheid.
In mei 1944 gingen Maurits en zijn vader afzonderlijk van elkaar boodschappen doen. Vader Henri werd toen ontdekt: een Pools Joodse man zocht naar Joodsuitziende mannen en keek vervolgens of ze besneden waren. Henri werd in Auschwitz vermoord.
De rest van het gezin overleefde de oorlog. Maurits werd ingenieur en bijzonder hoogleraar spoorwegkunde in Delft.
“We mochten niet fietsen, niet met de tram. Ik ben zelf altijd een trammetjesgek geweest, en toen we moesten onderduiken, mocht ik opeens weer met de tram en de trein, zonder ster. Ik heb niet echt beseft hoe gevaarlijk dat was, ik vond het avontuurlijk.”
JOODS LYCEUM HET TWEEDE SCHOOLJAAR 1942-1943
13. Van isolatie naar deportatie Vlak voor de zomervakantie van 1942, op 30 juni, gingen drie nóg verder isolerende maatregelen in: een avondklok, een verbod op fietsen én een verbod op openbaar vervoer. Leerlingen moesten voortaan het hele eind lopen naar school.
Vanaf 6 juli gold een verbod op huisbezoek bij nietJoden. Een dag eerder waren de eerste oproepen voor de ‘tewerkstelling in Duitsland’ binnengekomen: het begin van de massale deportaties.
Ado Wafelman
“Je kreeg stapels huiswerk, die je natuurlijk niet afkreeg. Je zat op school van half negen tot half vier, moest twee keer per dag een uur lopen, om er te komen en terug te gaan, en had het daarbij thuis allemaal druk. Want niemand had hulp en iedereen woonde met verschillende families in huis*. Het regende onvoldoendes en standjes, wat me na een tijdje niets meer kon schelen. Er waren belangrijkere dingen dan cijfers.”
Ado Wafelman kwam terecht in klas 2A van het Joods Lyceum in schooljaar 1942-1943
* In 1942 werden Joden uit verschillende steden gedwongen om naar Amsterdam te verhuizen. Daar moesten ze inwonen bij andere Joden, in de drie Amsterdamse buurten die door de Duitse bezetter als Joodse wijken waren aangewezen: de Jodenbuurt in het centrum, de Transvaalbuurt in Oost en de Rivierenbuurt in Zuid.
Mia Lezer
15. Steeds meer lege stoelen Nog voor het tweede schooljaar begon waren tientallen leerlingen gedeporteerd en velen ondergedoken. Dat schooljaar zaten veel minder leerlingen op de school dan een jaar eerder.
"Alleen had ik wel verwacht, nadat ik niet meer in christelijke huizen mocht komen, dat je me zou opzoeken, maar nu je schrijft, ben ik ’t allang weer vergeten. Eigenlijk ben ik helemaal niet in de stemming om je te schrijven, want Maya, die bij ons woont, moet dinsdagnacht om half 2 naar Duitsland om in arbeidskampen te werken. Rot hè."
“Het was toch in zekere zin een toevluchtsoord. […]
Je was toch even uit de ellende want je werd beziggehouden, je deed dingen met je hersenen. […] En dat was toch een aangename afleiding, want je had natuurlijk niet veel afleiding.”
14. School als afleiding De oproepingen en razzia’s gaven een constant gevoel van dreiging. Daarom was afleiding welkom. Zo maakte klas 3L in oktober 1942 een schoolkrantje. In februari en maart 1943 organiseerden de docenten twee projecten met muziek, literatuur en kunst. Voor de bovenbouw de ‘Cursus over Romantiek’ en voor de onderbouw ‘Humor in de kunst’, inclusief een toneelstuk.
Zonder ster
Groepsfoto met leerlingen en docent Willy Pos bij de toneeluitvoering Een avondje bij de familie Stastok uit de Camera Obscura, 1943.
Na een interne discussie was besloten dat de leerlingen geen ster op hun kostuums zouden dragen. de
In november 1942 droeg de gemeente het beheer van de Joodse scholen over aan de Joodse Raad en trok de subsidie in. De Joodse gemeenschap was nu ook voor onderwijs op zichzelf aangewezen. En de klassen werden steeds leger. Steeds meer leerlingen werden gedeporteerd of doken onder. Toch waren er in mei 1943 nog eindexamens. Het Joods Lyceum sloot nadat er in september 1943 nog maar 5 leerlingen en 3 leraren over waren.
Dina Dasberg
“Elke dag dat we naar school gingen vroegen we ons af… bijna elke dag werd onze klas kleiner. Tegen de tijd dat ik aan de derde klas begon, waren er nog maar drie van ons over. De rest was weg, opgepakt of in onderduik. En dat was behoorlijk eng.”
Dina was toegelaten tot het Barlaeus Gymnasium, maar werd in de zomervakantie alsnog geweigerd omdat zij Joods
was. Zij kwam terecht in klas 1G van het Joods Lyceum.
Mia was weggestuurd van het Barlaeus Gymnasium omdat zij Joods was. Zij kwam terecht in klas 4G en 5G van het Joods Lyceum.
ONDERDUIK EN DEPORTATIES 1943-1945
Opgepakt
16. Onderduik
Achteraf gezien vergrootte onderduiken de kans op overleven. Maar voor onderduik was geld nodig, of goede contacten voor een adres. Iets dat bijvoorbeeld Joodse leerlingen van de 3e hbs 5 vaak niet hadden. Slechts enkelen van hen overleefde de Holocaust. Of je nu onderdook in een kamertje, kelder of kippenhok, het betekende vaak stil zijn, binnen blijven, verveling en angst.
Het Achterhuis
Anne en Margot Frank zaten ook op het Joods Lyceum. Hun vader had het Achterhuis zelf laten inrichten, dat was uitzonderlijk. Het Achterhuis is de bekendste onderduikplek ter wereld geworden.
Judith van Witsen
“Hij [Max Acohen] speelde schitterend viool. In dat laatste jaar was ik zo vreselijk verliefd. […] Maar op 9 augustus ’42 is de Rubensstraat leeggehaald. […] Toen ik die dag zijn straat in liep, zag ik meteen aan het raam van zijn kamer, dat het dicht was, dat zij er niet meer waren. Toen kon alles me niets meer schelen.”
Judith was weggestuurd van het Gemeentelijk Lyceum voor Meisjes (Gerrit van der Veen College) omdat zij Joods was. Zij kwam in klas 5G van het Joods Lyceum.
17. Razzia’s, deportaties en de Hollandsche Schouwburg Wie bij de razzia’s in 1942 en 1943 opgepakt werd, moest meestal naar de Hollandsche Schouwburg. Dit voormalige theater diende vanaf 20 juli 1942 als verzamel en deportatieplaats. De mensen moesten er dagen wachten op deportatie naar Kamp Westerbork of later ook naar Kamp Vught. Kinderen moesten naar de Crèche aan de overkant. Mede dankzij directrice Henriëtte Pimentel en Walter Süskind (de DuitsJoodse beheerder van de Hollandsche Schouwburg) konden vandaaruit zo’n 600 kinderen gered worden.
Yffie
Kray
Na de razzia op 25 en 26 mei 1943 volgde weer een grote razzia, "Grossaktion", in Amsterdam Oost enZuid op zondag 20 juni. Ruim 5500 Joden werden opgepakt.
“Willy Pos zei tegen mij: op een gegeven moment zullen jullie onderduiken. Toen heb ik gezegd: nee dat doe ik niet! [...] Ik ga naar het kamp, want daar gaan al mijn vriendinnen naartoe! [...] Het idee dat ik ergens in m'n eentje of met m'n moeder in een kamer zou moeten zitten, was vreselijk voor mij.”
Yffie was weggestuurd van het Gemeentelijk Lyceum voor Meisjes (Gerrit van der Veen College) omdat zij Joods was. Zij kwam terecht in klas 2L en 3L van het Joods Lyceum.
18. Westerbork Kamp Westerbork was een doorgangskamp. Alles in het kamp moest de kampgevangenen laten geloven dat ze naar werkkampen in ‘het oosten’ zouden gaan. Toch was iedereen bang voor deportatie, baantjes gaven hoop op uitstel. Kinderen van 6 tot 14 jaar gingen naar school, wie ouder was moest werken. Post ontvangen was een hoogtepunt, zelf schrijven mocht eens per twee weken.
Na de razzia
De jongens rechts bovenin zijn de broers Rob en Johan Polak. Zij werden verwijderd van het Vossius Gymnasium en Het Amsterdams Lyceum en kwamen terecht op het Joods Lyceum in klas 4G en 1 L1. Ze werden op het nippertje gered uit Westerbork en overleefden de oorlog.
19. Naar ‘het oosten’ Meer dan 100.000 mensen werden met deportatietreinen weggevoerd naar ‘het oosten’. De meeste treinen gingen naar de vernietigingskampen Auschwitz en Sobibór in bezet Polen. Bij aankomst werden de meeste mensen meteen met gas om het leven gebracht. Sommige leerlingen van het Joods Lyceum kwamen in concentratiekampen, zoals BergenBelsen, Theresienstadt en Ravensbrück. Ze moesten er zien te overleven onder een wreed kampregime met dwangarbeid, terreur en honger, omringd door ziekte en dood.
"Eerst was ik Essenholer van het Krankenhaus maar dat geeft geen kans om te blijven, nu werk ik in de oud metaalindustrie. Ik weet niet hoelang we hier blijven, maar liefje net zoals je schrijft, maak je niet ongerust. Schrijf me veel, dat vind ik heerlijk."
Margrit Wreschner “Toen we aankwamen in Ravensbrück, begonnen ze meteen het proces van ontmenselijking. Mijn nummer was 28023. Grappig genoeg herinner ik het me het best in het Duits: achtundzwanzig null dreiundzwanzig. Ontmenselijking werkt. Na een tijd beginnen mensen zich af te vragen hoe menselijk ze zijn. Tot het punt waarop sommige mensen vergeten wie ze zijn.”
Liek Meijer 1927-2025
Ze heette officieel Emilie, maar werd Liek genoemd. Liek was enig kind. Haar vader had als huisarts een praktijk aan huis, haar moeder hielp hem. Ze werd niet gelovig opgevoed, maar had wel een Joodse kennissenkring.
Liek ging een jaar naar het Barlaeus Gymnasium voordat ze naar het Joods Lyceum moest. Daar hing een nare sfeer toen steeds meer kinderen uit de klas verdwenen.
Eind 1942 doken Liek en haar moeder onder. Het adres werd verraden en ’s nachts werden ze opgepakt. Liek werd gescheiden van haar moeder.
“Ik geloof dat ik toen ook nog zei: 'Mammie, zul je flink zijn?'. Want ze was niet zo flink.”
De veertienjarige Liek kwam alleen in de Hollandsche Schouwburg terecht. De zaal zat vol wachtende mensen met rugzakken. In haar eigen rugzak zat haar dikke woordenboek Latijn.
Liek wilde op haar moeder wachten, maar toen ze toch in de registratierij stond, werd ze stiekem terug de zaal ingestuurd door de Joodse beheerder Walter Süskind. Vijf weken lang bleef ze onopgemerkt voor de Duitse SS’ers. Ze zat steeds bij de nieuwste groep mensen die moest wachten op deportatie. Toen de Schouwburg leeg gemaakt werd voor schoonmaak, hielp een medewerker van Süskind haar ontsnappen.
Lieks moeder werd op 9 april 1943 in vernietigingskamp Sobibór vermoord. Liek en haar vader overleefden de oorlog in onderduik. Liek kreeg kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen.
“Na de bevrijding kon mijn vader niet waarmaken dat het zijn huis was. Want aktes en papieren, dat is niet wat je meeneemt als je onderduikt. Op en gegeven moment is het wel gelukt, en toen bleek dat het huis letterlijk, totaal leeg was.”
NA 1945
20. Terugkeer
Vanuit de kampen en de onderduik keerden Joodse overlevenden na de oorlog terug naar Amsterdam. De ontvangst was vaak kil. Hun huizen werden soms bewoond door anderen. Of hun bezittingen waren geroofd of werden niet teruggegeven. Bovenal moesten ze familieleden en vrienden missen, want maar een klein deel van de vooroorlogse gemeenschap had de Holocaust overleefd. Het vertrouwen in de Nederlandse rechtsstaat was ernstig geschaad. Daarom emigreerden sommigen naar de Verenigde Staten, Canada, Australië of Israël.
Liek Meijer
“We werden niet meer verwacht. 'Goh, zijn jullie er weer? We dachten dat jullie allemaal dood waren.' [...] Dat heeft blijkbaar geen indruk op ze gemaakt. Er was geen plaats voor gedachten aan ons die alles kwijt waren.”
Lege straten
De Lepelstraat lag niet ver van het Joods Lyceum. In de Jodenbuurt en de Transvaalbuurt was het goed zichtbaar dat er duizenden Joodse bewoners waren weggevoerd: er waren compleet verlaten straten, met leeggeroofde huizen.
21. Weer naar ‘normaal’ Leerplichtige Joodse kinderen en jongeren moesten na de oorlog weer gewoon terug naar school. Het Joods Lyceum werd nooit meer heropend. Uiteindelijk gingen de meeste Joodse leerlingen naar openbare scholen, een minderheid naar een religieus Joodse school. Vrijwel nergens werden de oorlogservaringen besproken. Zwijgen en doorgaan was het devies.
Maurits van Witsen
“Het was moeilijk, maar we wilden niets liever dan weer normaal zijn. [...] Na de oorlog ben ik terug naar school gegaan. Ik moest een toelatingsexamen doen. Leerlingen die de hele hongerwinter geen les hadden gehad mochten zonder problemen naar de volgende klas, terwijl ik, die in België nog had gestudeerd tijdens de onderduik, mij moest bewijzen. Uiteindelijk moest ik opnieuw beginnen in de vijfde.”
Ralph Prins
“Iemand die de Holocaust heeft meegemaakt, heeft een wond. Maar ik heb precies het goede vak gekozen - ik maakte oorlogsmonumenten, zoals in Westerbork.”
22. Joodse gemeenschap
De Joodse overlevenden probeerden hun levens weer op te bouwen. Ze studeerden en werkten. Ze werden verliefd en trouwden. Ze kregen kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen.
De Joodse gemeenschap groeide weer na de oorlog, maar is wel een minderheid binnen Amsterdam en Nederland gebleven. De Joodse gemeenschap is tegenwoordig zeer divers, met veel verschillende identiteiten, levensstijlen en meningen. Bijna iedereen vindt het herdenken van de Holocaust even pijnlijk als absoluut noodzakelijk.
Liek werd weggestuurd van het Barlaeus Gymnasium omdat zij Joods was. Zij kwam terecht in klas 2G van het Joods Lyceum.
Lyceum) omdat hij Joods was. Hij kwam terecht in klas 2L en 3L van het Joods Lyceum.
Lyceum omdat hij Joods was. Hij kwam terecht in klas 2L van het Joods Lyceum.
L Lege ge s stoelelen i in de kl e klas s
Gedwongen naar het Joods Lyceum
Amsterdam 1941-1943
De verhalen en citaten in deze tentoonstelling geven een blik op de levens van Joodse tieners die in 1941 zo bruut van hun scholen werden gestuurd, en onder meer op het Joods Lyceum geplaatst werden.
Veel van deze jongeren konden pas op latere leeftijd, na lang zwijgen, praten over hun ervaringen. Ze schreven hun verhalen op, zochten psychische hulp, lieten zich interviewen of vertelden hun verhalen in klassen. Ze spraken zich bijna allemaal uit in de hoop dat zoiets nóóit meer zou gebeuren, nergens, met niemand.
Maurits van Witsen
“Je moet altijd voorkomen dat je mensen apart zet, je mag nooit mensen in een hokje plaatsen, dat is ontzettend gevaarlijk.”
Hans Angress “Tolerantie, tolerantie en meer tolerantie… Mensen zijn anders. Geniet ervan.”
Nathan Wijnperle
“Ik hoop dat het verhaal toch mensen aan het denken zal zetten. […] Je mag nooit, nooit, nooit racisme en anti-semitisme tolereren.”
COLOFON
Tentoonstelling van Stichting De Terugkeer
naar een initiatief van Cees Koole
Tekst Linda Maas
Advies en redactie
Esther Göbel en Dienke Hondius
Onderzoek Cees Koole, Robbie Dubbelman en Roel Schoonveld
Coördinatie Cees Koole
Grafisch ontwerp Rianne Petter
Tentoonstellingsbouw Wouter Nieuwendijk en Jair Straschnow
Drukker DEX Rotterdam
Website Jannis van Dijken
Lesbrief Albert Logtenberg en Cees Koole
Ruimtelijk ontwerp Marit van der Meer / Levievandermeer
Mogelijk gemaakt door steun van
Polak Mainz Stichting Lexhanna Stichting
Met dank aan USC Shoah Foundation
Advies tentoonstelling
Annemiek Gringold, Esther Göbel en Julia Sarbo, Nationaal Holocaustmuseum / Joods Cultureel Kwartier
Advies lesbrief Julia Sarbo, educatie Hollandsche Schouwburg & Nationaal Holocaustmuseum
In 2001 verscheen het boek Absent: Herinneringen aan het Joods Lyceum
Amsterdam, 19411943, door Dienke Hondius. Zij deed het onderzoek
hiervoor op initiatief en met medewerking van oudleerling Miep GompesLobatto. Samen vonden ze veel gegevens over wat er met de leerlingen en leerkrachten was gebeurd. Voor de tentoonstelling Lege stoelen in de klas kon dankbaar gebruik worden gemaakt van dit boek. www.legestoelenindeklas.nl