HET VERGETEN VERHAAL VAN DE BOEROES IN SURINAME









In 2024 en 2025 heb ik zo’n honderd afstammelingen van de Nederlandse migranten opgezocht en gefotografeerd. Sinds de verkaveling van de boerderijen in de jaren zestig van de vorige eeuw wonen de nakomelingen verspreid over het noorden van het land. Veel Boeroes zijn nog steeds actief in de landbouw of hebben bedrijven die aan de agrarische sector zijn gelieerd. Ook niet-landbouwers houden een band met het platteland en hebben vaak nog een eigen stuk grond waar ze groenten verbouwen of koeien ‘kweken’, zoals ze zelf zeggen. Het liefst zijn ze op het land, dan zijn ze gelukkig.






Stamvader Gart Jan Loor is in 1810 geboren en werkte als timmerman in Doetinchem. Hij kwam op 21 juni 1845 in Suriname aan. Op dezelfde boot zat Frederika Dobbenberg uit Oosterbeek. Ze trouwden en kregen drie kinderen: Albertus, Elize Hermina en Gerritje Johanna. Gart Jan overleed op 2 november 1851 op 41-jarige leeftijd. Norbert is de vijfde generatie.
‘Net zoals mijn stamvader Gart Jan Loor zit ik in het hout. Samen met mijn broers Roger en Vernon run ik een houtkapbedrijf vlakbij Lelydorp. Onze zaak zit in het binnenland, in de Tibiti-regio. Daar kappen we het hout. Ik ben geen landbouwer, maar voel me wel degelijk een Boeroe. We zijn harde werkers, loyaal en betrouwbaar. Vanaf mijn geboorte word ik Boeroe genoemd. Wij zijn in onze familie de laatste honderd procent Boeroes. Alles wat na ons komt, is verbasterd.’
-


‘Eigenlijk zijn we altijd bezig. Dat hebben we van huis uit meegekregen. M’n vader had vroeger melkkoeien, maar de melkprijs was destijds zo laag dat we overgestapt zijn op slachtvee. De zeboe’s lopen hier vrij rond, achter ons huis en aan de overkant van de weg. Ik ben veel op het land. Ik voel me dan heerlijk. Als ik werk vergeet ik alles en ben ik honderd procent bezig met wat ik doe. Toen ik jong was, gingen we naar een soort zwartekousenkerk. Twee of drie keer per week hadden we een samenkomst bij mensen thuis. Je mocht daar niets. Geen make-up, geen lange broek en geen feesten. Mijn moeder had een keer lippenstift op. Daar werd ze flink op aangesproken. Ik was blij dat ze er toen uit is gegaan. Ik bid elke avond voor het slapen, maar ik ga niet meer naar de kerk.’ - DRIEKE VAN RAVENSWAAY
Met 48 personen is de groep Van Ravenswaay fors vertegenwoordigd bij de migratie van 1845: negen gezinnen en een vrije arbeidster. Stamvader Anthonie van Ravenswaay werd in 1814 geboren in Veenendaal. Drieke (71) is de vijfde generatie. Ze is getrouwd met Roy Graanoogst (79) en heeft een boerenbedrijf aan het Garnizoenspad in Paramaribo.


Stephanie Loor, dochter van Henk Loor en Monica Sew Atjon, runt het cateringbedrijf Paulie. Ze kookt al professioneel vanaf haar achttiende. Ze woont in Paramaribo en heeft twee kinderen, Xander en Athena.

‘Opa Paul heeft mij het koken geleerd, hij is mijn grote voorbeeld. Opa woonde aan de Henderijkus Loorweg. Ik was vaak bij hem thuis en als hij aan het koken was, mocht ik op het aanrecht zitten. Ik volgde alles. En als iedereen kwam eten, zag ik de enthousiaste reactie van de mensen die aan tafel zaten. Ik dacht: dat wil ik ook, ik wil mensen ook op die manier blij maken.’
- STEPHANIE LOOR



Stamvader Gart Jan Loor werd in 1810 geboren in Doetinchem. Hanna is de vijfde generatie. Zij was van 2009 tot 2015 voorzitter van de Stichting Sranan Boeroe.
‘Het doel van de Stichting Sranan Boeroe was louter om de geschiedenis vast te leggen. Oom André Loor zei bij de oprichting: ‘Het zal je niet lukken om de Boeroes bij elkaar te krijgen, daarvoor zijn ze te veel Surinamers geworden’. Dat herken ik wel. Ik ben Surinamer en daarnaast ben ik trots op mijn Boeroe-afkomst. In die volgorde. Ik zou niet weten waar ter wereld ik een plek zou moeten vinden waar ik me meer thuis zou voelen dan hier. Soms probeer ik mijn kinderen en kleinkinderen te vertellen over hun Boeroewortels, maar ze kunnen er weinig mee. ‘We zijn Surinamers hoor’, zeggen ze. Aan de ene kant vind ik dat jammer, aan de andere kant ben ik blij dat ze zich hier thuis voelen en het goed hebben.’
- HANNA GUMMELS-LOOR

←

‘ We hebben vier kinderen die al volwassen zijn, Wim, Hendrik, Gerold en Lalita. Allemaal boerennamen . Ik ben altijd boer geweest. Van kleins af aan hielp ik mijn vader. Om vier uur opstaan om te melken, want om zes uur werd de melk naar Paramaribo getransporteerd. Mijn vader was blank en m’n moeder was blank. Ik hield niet van lange broeken en was altijd buiten aan het werk. Ik werd lekker bruin door de zon, bijna zwart. Mijn tantes noemden me altijd blaka Boeroe, zwarte boer.’ - JOHAN




Lien (Gerhardina Carolina) Stienstra-Tammenga en Hilly (Hillegonda Hilouise) van Dijk Tammenga zijn zussen en wonen beiden in een appartement van Huize Prinses Margriet, een verzorgingshuis in Paramaribo. Hun ouders waren Jacob Reintje Tammenga en Louise Paulina Veldhuizen. Ze zijn, samen met vier broers en vier zussen, opgegroeid op de boerderij van hun ouders aan de Gemenelandsweg in Paramaribo. Lien was getrouwd met Willem Eduard Stienstra, zoon van een Nederlandse militair. Ze kregen drie kinderen. Hilly was getrouwd met Eugène Henri van Dijk. Ze kregen vijf kinderen.



DE FAMILIES
Net zoals Julius Muller dat deed omstreeks 1900, maakte ik ook familieportretten van afstammelingen van de Nederlandse migranten voor hun woonhuis. Tot 1950 werden Boeroes ook wel ‘witte Surinamers’ genoemd, omdat ze vooral trouwden binnen hun eigen, kleine, gemeenschap. Totdat bijna iedereen familie van elkaar was. Het was verstandiger om buiten je kring naar een huwelijkspartner te zoeken. 100% Boeroes zijn er nauwelijks meer. Dat laten de familieportretten mooi zien. De meeste afstammelingen zijn gemengd, ze zijn deels Boeroe en deels Chinees, Libanees, Joods, Creools, Hindoestaans, Javaan of Inheems. Bij de meeste Boeroes was ik welkom, ze wilden graag hun verhaal vertellen. Het zijn Surinamers die trots zijn op hun bijzondere achtergrond.









De migranten gaan naar Voorzorg. Paramaribo is geen optie; de dominees willen niet in de buurt van de ‘verdorven’ stad zitten. Daarnaast zitten de plantage-eigenaren niet te wachten op witte mensen die met hun handen werken. Dat zou de sociale hiërarchie van de slavernij verstoren.
1843
Van den Brandhof en Copijn ronselen in allerijl de vijftig gezinnen, met hulp van collegapredikanten in Utrecht en Gelderland. In het oorspronkelijke plan zouden alleen jonge gezinnen met landbouwervaring vertrekken, maar uiteindelijk worden vooral migranten geselecteerd die jonger zijn dan 18 of juist ouder dan 45 jaar. Ook hebben maar weinigen van hen landbouwervaring. De vertrekkers komen vooral uit Utrecht en Gelderland, de regio’s Veenendaal, Rhenen en Oosterbeek.
1845
Op 10 mei vertrekken de eerste twee zeilschepen, de ‘Susanna Maria’ en de ‘Noord-Holland’, vanaf Amsterdam naar Suriname met respectievelijk 112 en 90 personen aan boord. Daarna volgen de ‘Antonie en Eugenie’ (129 migranten) en de ‘Phoenix’ (36 migranten). Op 20 juni 1845 komt de Susanna Maria aan bij Voorzorg, een dag later volgt de Noord-Holland. Op 12 juli komt de Antonie en Eugenie aan en op 3 augustus de Phoenix.
1845
De migranten, die later in Suriname ‘Boeroes’ worden genoemd, is van alles beloofd: een eigen boerderij, een stuk land en vee. Maar op zeventien plaggenhutten na, waarvan negen bewoonbaar, is er niets geregeld. De nieuwkomerse belanden in een moeras. Binnen drie maanden overlijden maar liefst 174 van hen aan dysenterie, waarschijnlijk door een gebrek aan schoon drinkwater. Ook dominee Dirk Copijn overlijdt, evenals Anna Pannekoek, de vrouw




VANK-bestuur in de jaren veertig van de vorige eeuw. V.l.n.r. staand: Gerrit van Dijk, Frederik Hendrik van Ravenswaaij, Dirk Rijsdijk, Jacobus Bakker; zittend: Frederik van Dijk, Johannes van Brussel, Jacobus W.A.M. Tammenga.
Afstammelingen Nederlandse Kolonisten) in 1946. UNI zal later opgaan in de VANK. Beide zijn vooral gezelligheidsverenigingen met dansavonden en feesten. Veel jongeren leren er hun huwelijkspartner kennen. Andere bevolkingsgroepen zijn niet welkom, in Suriname gelegerde Nederlandse militairen evenmin. Tot halverwege de jaren vijftig is het ongebruikelijk dat Boeroes buiten de eigen gemeenschap trouwen.
1945
De Tweede Wereldoorlog zorgt voor een belangrijke verbetering in de economische positie van Boeroes. De producten brengen meer op. Dit geeft hun de mogelijkheid hun bedrijf uit te breiden en te moderniseren.
1945
Precies honderd jaar geleden kwamen de Nederlanders aan in Suriname, en ter gelegenheid daarvan wordt op het Monumentenplein in Groningen aan de Saramacca een monument onthuld. Dat bestaat uit een bakstenen blok, dat de vastberadenheid en moed van de migranten symboliseert. Een golvende plaat erop symboliseert de woelige tijden die ze hebben doorgemaakt. Bovenop zijn zonnestralen aangebracht, die symbool staan voor de latere voorspoed. Tussen de zonnestralen staan op dit moment alleen de jaartallen 1845 en 1945. In 1995, als de kolonisatie honderdvijftig jaar geleden is, zal ook dat jaartal in het monument worden bijgebeiteld.
1954
1945 Een groep vooraanstaande leden van de Boeroegemeenschap richt na de Tweede Wereldoorlog twee verenigingen op waarvan alleen ‘echte’
afstammelingen van Nederlandse kolonisten lid mogen worden: de UNI (Uitspanning Na Inspanning) in 1945 en de VANK (Vereniging
Vanaf dit jaar hebben de landen van het Koninkrijk der Nederlanden, waaronder Suriname, een gelijkwaardige positie. Zij zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor de mensenrechten en vrijheden, rechtszekerheid en deugdelijkheid van bestuur. Het waarborgen hiervan is de taak van het Koninkrijk.

Herdenkingsmonument van de Boeroes op het Monumentenplein in Groningen.







Paramaribo breidt uit en heeft behoefte aan huizen. Veel Boeroes verkavelen hun grond voor woningbouw. Van de verkoop worden ze financieel niet slechter. Ze kopen landbouwgrond op het platteland. Op initiatief van VANK wordt een project ontwikkeld aan de VANKweg in Saramacca met diverse boerderijen. Ook komen er nieuwe boerderijen aan het Pad van Wanica, de Rijsdijkweg en in Lelydorp.
Johan van Brussel is een vooraanstaande man binnen de Boeroesgemeenschap. Hij is onder meer voorzitter van het jubileumcomité ‘100 jaar boerenkolonisatie’ en oprichter van de VANK. Hij heeft een groot stuk land aan de Verlengde Gemenelandsweg in Paramaribo en kan daardoor bij de verkaveling veel straten aanleggen. Hij vernoemt de lanen naar al zijn veertien kinderen: Ankie, Detta, Emie, Gerold, Gisela, Henkie, Johan, Joke, Lize, Rieke, Rinia, Robbie, Rudi en Thea. Zijn vrouw Elize Gummels krijgt ook een straat: Elizelaan, evenals hijzelf: Van Brussellaan.
Steeds meer jonge Boeroes trouwen met partners uit andere bevolkingsgroepen of met Nederlandse militairen. De meest traditionele Boeroes zijn hier niet blij mee. Vanwege deze vermenging, maar ook omdat Boeroes Uitvlugt verlaten en zich verspreiden over het land, heft VANK zichzelf op. Er was weinig animo meer voor dansavonden van alleen Boeroes.
1960
Boeroes zijn voorlopers in de mechanisatie van de landbouw, veeteelt en rijstbouw, maar steeds meer afstammelingen van Nederlandse migranten kiezen een beroep buiten de agrarische sector. Ze werken voor de overheid of beginnen een eigen bedrijf, zoals een supermarkt, een servicestation, een grondverzetbedrijf of een elektrotechnische onderneming. Veel van deze bedrijven zijn wel gelieerd aan de agrarische sector, zoals slagerijen, houtkapbedrijven en vliegbedrijven die zich richten op de rijstbouw. De boeren richten zich vanwege de lage melkprijs steeds meer op slachtvee, zoals zeboe en karbouw, en minder op melkvee.
1968
Op zondag 24 november wordt de Nederlandse Hervormde Kerk ‘Morgenster’ aan het middenpad van Kwatta, nu Kerklaan, officieel in gebruik genomen. Het is ‘het grote geschenk’ van het Boeroe-echtpaar Gerrit Jan van Dijk en Maria Veldkamp. Omdat zij kinderloos zijn, schenken ze hun grond en vermogen aan de kerkelijke gemeente voor de bouw van een kerk met recreatiezaal én het naastgelegen protestantse verzorgingshuis Huize Prinses Margriet. Bij de opening is ook gouverneur Johan Ferrier aanwezig, die later de eerste president van het onafhankelijke Suriname zal worden. Een jaar later, op 20 november 1969, zal de dan 26-jarige prinses Margriet het verzorgingshuis Huize Prinses Margriet openen onder begeleiding van haar moeder, koningin Juliana.

1974
Emigratie Angela van Brussel ‘In 1962 verhuisde ons gezin vanuit de Ankielaan in Uitvlugt naar Saramacca. Papa was een kleine landbouwer en had een stuk grond gekocht in Kampong Baroe. Ik was toen vier jaar. In Uitvlugt leefden we midden in de Boeroegemeenschap, maar in Saramacca woonden vooral Hindoestanen, Javanen en Creolen. Op de lagere school waren we de enige witte Surinamers. Als kind schaamde ik me een beetje omdat ik zo wit was, ik was liever wat donkerder geweest. Maar ik voelde me nooit gediscrimineerd, geen moment, geen seconde. Ook niet als andere kinderen ‘Boeroe, broko stoeroe’ zongen. Dat was plagerij, meer niet.
In 1974 zijn we geëmigreerd naar Nederland. Papa was bang dat na de onafhankelijkheid de witte Surinamers aangepakt zouden worden en de schuld zouden krijgen van kolonialisme en slavernij. Maar dat is gelukkig nooit gebeurd. Wij waren Surinamers en geen Bakra’s, Nederlanders. In Nederland moest ik heel erg wennen. Het is niet zo dat ik ondankbaar ben dat papa hier is gekomen en ons dit heeft kunnen geven, hoe wij nu leven. Maar Suriname is toch mijn land hoor.’

Boeroe Broko Stoeroe (Voor de Surinaamse Boeroes)
Surinaamse Boeroes
Nog zie ik ze als kind
Ergens rond de jaren vijftig
De Boeroes met paard en wagen
Die vanuit de Kwatta
Melk kwamen leveren in de stad
Blanke Surinamers
Die zich als kolonisten gedroegen
Hatelijk werden nageroepen
“Boeroe broko stoeroe”
En die deftige Boeroemeisjes
Die je in onvervalst Sranantongo
Behoorlijk afkafferen konden
Als je ze uitschold voor witte pier
Migratie is van alle tijden en alle landen. Fotograaf Ton Groot Haar zocht in Suriname Boeroes op. Dat zijn nazaten van arme Nederlanders die omstreeks 1845 de oversteek waagden om een beter leven te krijgen. De Boeroes vormen vanwege hun kleine aantal een vergeten groep in zowel Nederland als Suriname. Ze hebben niets te maken met kolonialisme of slavernij, zijn geen contractarbeiders en zéker geen Bakra’s - witte Nederlanders. Ze vallen overal buiten. Niet veel mensen kennen hun bijzondere geschiedenis en hun huidige positie in de Surinaamse samenleving. De huidige generatie is op en top Surinaams. Tegelijk zijn ze trots op hun afkomst en op hun Nederlandse voorouders die zo dapper waren om naar een totaal andere wereld te gaan. Dit fotoboek vertelt het verhaal van de Boeroes in Suriname, een verhaal over migratie, twee werelden en veerkracht.
