Bas Jan Ader

Page 1

LET GO

BAS JAN ADER MARION VAN WIJK



Let go Bas Jan Ader


Vertrek


Let go Bas Jan Ader Een biografiek Marion van Wijk

Lecturis


Detail familieregister


Inhoud Korte familiegeschiedenis  7 Stormachtig huwelijk  9 Oorlog op het platteland  15 Geboren in oorlogstijd  17 Een moeder met een missie  25 Rebelleren  31 Op eigen benen  39 Exchange-student  45 Zwerven  56 De Atlantische Oceaan  60 Twee Nederlandse jongens in Hollywood  67 Immigrant  71 Artistieke explosie  77 Holland-Amerika  83 Loner  92 Samenwerking met Leavitt  98 Vallen. Van notitieboek tot film  105 Erkenning en kritiek  117 Scènes uit een huwelijk  136 In Search of the Miraculous  143 Vertrek  154 Werken van Bas Jan Ader  160 Eindhoven, Van Abbemuseum, 29 januari 2013 Interview met Mary Sue Ader-Andersen  179 Bronnen en literatuur  185


Woonplaatsen grootvader Ader van 1907 tot 1945


‘Ik moet me vereenzel­

Korte familiegeschiedenis

vigen met datgene wat om mij heen is, één worden met de wolken en de rotsen, om zo te kunnen zijn wie ik ben. Ik heb het nodig om alleen te zijn om zo te kunnen communiceren met de natuur.’ Caspar David Friedrich, 1821

Bastiaan Ader senior (trouwt in 1907 met Antje van der Schaaf) is onderwijzer en heeft een moeilijk karakter. Conflicten zijn er dan ook de oorzaak van dat hij met zijn gezin meer dan tien keer moet verhuizen. Bastiaan junior wordt op 30 december 1909 geboren in Hoek van Holland en zijn zus Gepke twee jaar later te Haarlem. Pas tussen de bomen in Doorn vindt de familie voor langere tijd rust. In tegenstelling tot zijn vader heeft Bastiaan junior (vanaf nu Bastiaan) een vrolijk, open karakter en hij zoekt geen conflicten maar oplossingen. Wanneer de spanningen thuis oplopen, fietst hij door de bossen naar het station van het nabijgelegen Driebergen, waar een paar keer per dag een trein stopt. Hier ontstaat zijn fascinatie voor treinen en zijn drang naar avontuur. Zondags bezoekt het gezin Ader de Nederlands Hervormde Kerk, waar Bas­tiaan geniet van het orgelspel. Alleen al hierom wil hij dominee worden. Bovendien mag hij elke dag met de trein reizen om de theologiecolleges in Utrecht te volgen. Behalve in treinen, orgels en religie is Bastiaan geïnteresseerd in meisjes. Hij maakt kennis met Johanna Appels, de jongste dochter van een aannemer uit Driebergen. Ook zij bezoekt de Nederlands Hervormde kerk en studeert Engels, want ze wil lerares worden. Bastiaan voelt zich thuis bij de familie Appels, waar men elkaar graag verhalen vertelt, zoals over een oom, die kapitein is en met een schip vol met boomstammen uit Scandinavië op de Oostzee vaart. Hij heeft goed contact met Johan, de oudste broer van Jo, een kunstenaar die gedetailleerde tekeningen van kathedralen maakt. Bastiaan wil geen dominee worden die alleen uit boeken citeert. Hij voelt zich meer een man van de praktijk. Zijn grote voorbeeld is de apostel Paulus, die verre zeereizen maakt om te kunnen preken in onbekende streken. In de Pieterskerk te Utrecht sluit Bastiaan zijn studie af met een uitspraak van kerkvader Augustinus: ‘Wie leven ontvangen heeft dat aan grenzen ontheven is, diens nieuw gekregen eeuwigheidsleven brengt vanzelf goede werken voort’. Bastiaan zou het liefst direct uit Nederland vertrekken om nieuwe culturen te ontdekken, maar hij wil Jo niet meer missen en omdat het gemakkelijker is om als gehuwd stel rond te reizen, vraagt hij vader Appels om de hand van zijn dochter.


Afscheid in Lochem


9

Stormachtig huwelijk

Op 25 september 1935 trouwen Bastiaan Ader en Johanna Appels in de Willem de Zwijgerkerk te Amsterdam. De dominee zegent het huwelijk in met de lijfspreuk van de Oranjes: ‘Saevis Tranquillus in Undus’. Latijn voor: ‘Als te midden van de woedende baren, de rust er dan altijd maar moge zijn’. Jo vindt een baan op de redactie van een tijdschrift in Amsterdam, waar zij en haar man dicht bij de Amstelbrug een etage kunnen huren. Al snel raken ze bevriend met de benedenbuurman, een kunstschilder. Bastiaan is blij met zijn nieuwe bestaan als getrouwd man en wandelt ’s avonds graag met zijn vrouw langs de Amsterdamse grachten. Zijn grote droom is echter samen met Jo naar het Beloofde Land te fietsen. ’s Avonds in bed probeert hij Jo te overtuigen om samen de pelgrimstocht aan te gaan. Zij bespreekt dit met vrienden en familie en zonder uitzondering vinden ze het een krankzinnig plan. Voor haar zou het zowel geestelijk als lichamelijk te zwaar zijn. Toch wil ze haar man steunen in zijn overtuiging en de beslissing valt: Bastiaan vertrekt alleen naar Palestina. De Avro-bode sponsort de tocht met 75 gulden, op voorwaarde dat de pelgrim zijn verslagen naar de radiokrant stuurt. Voor het geld wordt een goede sportfiets met trommelremmen gekocht. Op 6 juni 1936 speelt Bastiaan nog een keer op het orgel in het kerkje van Lochem, waar hij tijdens zijn studie stage liep. ’s Nachts deelt hij het een­ persoonsbed met zijn vrouw, die in huilen uitbarst. ‘Ik vind het zo vreselijk dat je weggaat.’ Hij troost haar liefdevol en belooft heelhuids terug te komen. De volgende ochtend is ze weer zichzelf en het jonge echtpaar neemt afscheid. De fietstassen gevuld met pannen, regenkleding, boterhammen, een pak koffie en Hollandse kaas, fietst Bastiaan via Amersfoort naar het oosten. In Duitsland wordt hij verwelkomd door wapperende Nazivlaggen. Op de verschillende pastorieën langs de route naar het zuiden is de ontvangst gastvrij, maar wanneer ’s avonds de gordijnen dicht gaan, vertellen de dominees over de explosieve politieke situatie. Joden, communisten en kunstenaars moeten met gevaar voor eigen leven vluchten voor de Nazi’s. Ze emigreren naar Nederland, Engeland, Israël of Amerika. Ondanks regen, wind en moeilijk begaanbare wegen lukt het Bastiaan via Maagdenburg en Leipzig om Tsjechië te bereiken en vervolgens door Oostenrijk, Hongarije, Roemenië en Bulgarije te fietsen. Jo ontvangt lange brieven, waarin haar man over zijn avonturen schrijft. Over de tochten op zijn onverwoestbare fiets tegen hoge bergen op, met als beloning uitzichten over wonderbaarlijk schone landschappen. Of over onverwachte ontmoetingen met de meest uiteenlopende mensen, van oude boeren en lieve verpleegsters tot ingetogen dominees, die hem een slaapplaats geven en uitnodigen een dienst te leiden in hun kerk. In Istanbul krijgt Bastiaan griep en voelt zich eenzaam en verlaten. In een Amerikaans ziekenhuis wordt hij liefdevol opgevangen en verpleegd door Armeense zustertjes. Hij schrijft zijn vrouw: ‘Je hoeft niet bang te zijn dat ik verliefd word’. In Turkije wordt hij uitgenodigd door een woestijngouverneur, die de notabelen van zijn dorp bijeen roept om kennis te maken met de Nederlandse Christen. Vanwege de positie van de vrouw heeft Bastiaan moeite met de islam, toch geniet hij van de grote gastvrijheid van de Turkse bevolking en het smakelijke


exotische eten. En de ‘primitieve en ruige manier van leven’ is, zoals hij zich dat voorstelt bij de verhalen uit het Oude Testament. Vanuit Syrië schrijft hij over zijn geldzorgen, waarop Jo hem een cheque stuurt, die hij bij een lokale bank kan verzilveren. In Beiroet heeft Bastiaan geen enkele contactpersoon. Bij toeval ontmoet hij in de overvolle hoofdstad een verkeersagent die Engels spreekt en zegt de enige protestant te zijn in Libanon. Hij heeft zes jaar in Amerika gewoond en nodigt Bastiaan uit om bij hem te logeren. Het is onzeker of de pelgrim het Beloofde Land mag bezoeken, want de Palestijnse bevolking is in opstand gekomen tegen de grote Joodse immigratie. Hij moet wachten op toestemming van de Engelsen en heeft daardoor de tijd om te reflecteren op de verschillende religies waar hij onderweg mee te maken kreeg. In zijn brief naar Jo concludeert Bastiaan dat hij niet in fanatisme, maar in samenwerking gelooft. Begin oktober 1936 krijgt de pelgrim toestemming om per trein naar Jeruzalem af te reizen. Eindelijk kan hij met eigen ogen de heilige plekken zien waar hij tijdens zijn Bijbelstudies zoveel over heeft gelezen. De terugweg gaat via Egypte, waar hij in de woestijn een Hollandse missiepost bezoekt. Vanuit Alexandrië neemt Bastiaan een passagiersboot naar Frankrijk – de fiets zet hij op een Duitse vrachtboot, die op Rotterdam vaart. Zelf neemt hij vanaf Marseille de trein naar Nederland. De vermoeide pelgrim wordt op 20 november 1936 op het station van Amster­ dam opgewacht door zijn vrouw. Een taxi brengt het stel naar huis. Boven de deur van hun etagewoning hangt een welkomstgroet van de artistieke buurman en binnen wacht een warm onthaal van familie en vrienden. Eenmaal thuis kan Bastiaan moeilijk wennen aan het kille klimaat en de huiselijkheid. Hij schrijft een sollicitatiebrief naar de missiepost in Egypte, maar wordt wegens gebrek aan ervaring afgewezen. Na een korte betrekking in Badhoevedorp heeft hij meer succes in het noordoosten van Nederland. Jo neemt ontslag als redactrice en maakt met haar man nog een laatste wandeling door de hoofdstad. Gearmd lopen ze over de grachten en blijven staan op de Magere Brug om te genieten van het uitzicht over de Amstel: de boten op het water en de lichtjes van de stad. Hier overvalt Bastiaan zijn vrouw met de vraag: ‘Zullen we naar Amerika emigreren?’. Want wat hij in Duitsland heeft gezien en gehoord voorspelt weinig goeds voor de toekomst. Jo antwoordt laconiek: ‘Wanneer er in Nederland vreselijke dingen gebeuren, zullen we in Amerika zeker geen vrede vinden’. Bastiaan moet haar gelijk geven en aanvaardt definitief zijn ambt als dominee in het Groningse Nieuw-Beerta. Op 30 augustus 1938, de verjaardag van koningin Wilhelmina, wordt Jo vanuit de trein toegewuifd door het goudgele koren in de Groningse velden. Ze is vooruit gegaan om met een van de kerkoudsten de inrichting van de pastorie te bespreken. Jo houdt van ‘licht en modern’ en heeft in het Amsterdamse warenhuis Metz al een stoel van de moderne architect Mart Stam gekocht. De kerkoudste, een oude herenboer, krijgt de opdracht om de keuken blauw te schilderen. De man neemt even de tijd om over de instructies van de ‘Westerse’ na te denken en waarschuwt haar dan dat de Groningers dat wel vreemd zullen vinden. De eerste winter op de pastorie is niet gemakkelijk. Buitenshuis waait een harde koude wind, binnen hebben de muizen vrij spel en de kerk wordt slecht bezocht. De arme landarbeiders wantrouwen dominees, omdat ze op handen

10


Route pelgrimstocht dominee Ader


Domie (dominee) & Jo Ader-Appels


13

zijn van de rijke boeren. Ze hebben meer vertrouwen in het communisme en moeten dan ook wennen aan het jonge domineesechtpaar uit het westen. Bastiaan is echter optimistisch. Hij begint met een klussencursus voor de jongens, die met enthousiaste verhalen naar huis gaan. De dorpelingen be­­ groeten hem op zijn fietstochten tussen de verschillende gemeentes al snel met ‘Moi Domie’. Dat is Gronings voor ‘Goedendag dominee’. Iedereen in het dorp noemt hem ‘Domie’ en zelfs Jo zegt ‘Domie’ tegen haar man. Terwijl Gerrie, het dienstmeisje uit Amsterdam, het huishouden regelt, steunt Jo haar man. Ze adviseert hem in de benadering van de communisten en bij zijn plannen voor het evangelisatiewerk. Wanneer hij in de werkkamer de zondagspreek schrijft, zit Jo met een stil werkje – zoals kleren verstellen – naast haar man en zoekt wanneer nodig in de Bijbel naar passende teksten. Hoe ze ook haar best doet, de dorpelingen vinden haar geen ‘echte’ domineesvrouw. Ze houdt niet van ‘koffiedrinken’, wat gelijk staat aan bespreken van gezins­ problemen. En in de zomer, wanneer de vrouwen helpen bij het hooien, trekt Jo zich terug om in haar dagboek te schrijven. Wel komen de vrouwen en de meisjes naar de pastorie om gezamenlijk te borduren en kerkliederen zingen. En vanwege haar inzet voor het evangelisatiewerk wordt uiteindelijk ook ‘de vrouw van Domie’ geaccepteerd.


Provincie Groningen


15

Oorlog op het platteland

In de herfst van 1939 trekken de Duitsers Polen binnen. Het is oorlog in Europa, maar Nederland houdt zich afzijdig. Toch wordt de landelijke rust in Nieuw-Beerta verstoord door bombardementen van Engelse vliegtuigen op de Duitse havenstad Emden. In het donker is vanuit het zolderraam aan de overkant van de rivier de Dollard de rode gloed van brandende huizen te zien. Op een nacht vluchten vier Poolse officieren over de grens. Ze worden door de politie vastgehouden in het dorpscafé, waar de meisjes van het dorp de mannen eten en drinken brengen. Al snel merken de ouderlingen dat het te gezellig wordt in het café en besluiten dat Domie naar Den Haag moet om te onderhandelen met ‘de hoge heren’. De officieren mogen doorreizen naar Parijs en het dorp kan weer rustig ademhalen. Niemand had het verwacht en dan gebeurt het toch. Op 10 mei 1940 wordt Nieuw-Beerta wakker geschud door het gedreun van tanks en bruggen die worden opgeblazen. Zwaarbewapende Duitse soldaten naderen het dorp op een fiets of lopend met een granaat in de hand. Verdwaasd staan Domie en Jo voor de pastorie toe te kijken. Wanneer een van de soldaten naar hen schreeuwt: ‘Wo ist die Schule?’, draaien ze zich zonder te antwoorden om en gaan naar binnen. Ze worden overvallen door een gevoel, dat hen groot onheil wacht. Binnen vijf dagen is Nederland bezet. De mannen van Nieuw-Beerta, Domie niet uitgezonderd, krijgen het bevel ’s nachts de wacht te houden bij de elektri­citeitspalen. De Duitsers zijn bang voor sabotage. Overdag gaan de Groningers, alsof er geen oorlog bestaat, stug door met ploegen, zaaien en hooien. De seizoenen bepalen het ritme. Op Kerstnacht breekt er toch even lichte paniek uit wanneer een Duitse soldaat in de kerk verschijnt. Domie stapt moedig op hem af en vraagt: ‘Was wollen Sie?’. De soldaat fluistert in het Oostfries dat hij graag de dienst bij wil wonen. Hij is welkom. ‘Zijn we niet allemaal christenen in het aangezicht van kindje Jezus’, galmt Domie vanaf de preekstoel. Ondertussen pleegt hij zijn eerste verzetsdaad. Hij bouwt een schuilkelder om er een varken in vet te mesten. Zijn vrouw voert haar eigen kleine oorlog tegen de muizen op zolder, die overal gaten in knagen. Zelfs in de habijt van Domie. Ondanks de bombardementen op Emden blijft het vredig in Nieuw-Beerta. En wanneer Johan, de oudste broer van Jo, ongeneeslijk ziek wordt verklaard, besluit de familie dat hij veiliger op de pastorie verpleegd kan worden dan in Driebergen. Er is genoeg ruimte voor twee gezinnen. De vrouwen verzorgen de patiënt liefdevol en Domie is ‘standby’ voor de geestelijke bijstand. In plaats van kathedralen tekent Johan nu het dorpskerkje. In de zomer van 1941 overlijdt hij. Jo rouwt, maar de dorpsarts heeft een belangrijke boodschap voor haar. Ze is in verwachting.


Pastorietuin te Nieuw-Beerta


17

Geboren in oorlogstijd

Jo bevalt op 19 april 1942 in het ziekenhuis te Winschoten van een zoon. Hij heet Bastiaan naar zijn vader en zijn grootvader. Zijn roepnaam is Bas Jan. Op de pastorie wordt de baby bewonderd door de vrouwen. De mannen krijgen van Jo de opdracht zijn kamertje te behangen en het houtwerk in lichte kleuren te schilderen. Bas Jan is kerngezond en zijn moeder laat hem al snel genieten van de voorjaarszon. ’s Avonds krijgt hij de fles van Domie, maar dan protesteert Bas Jan. Hij trap­pelt en huilt net zolang totdat er een dokter bij wordt gehaald. Diagnose: ‘te veel zon’. Na het versturen van de geboortekaartjes volgen uit het hele land felicitaties. Eén van de brieven is van Lily, een Joodse fotografe uit Amsterdam, die Jo nog kent van de redactie. Lily wenst allereerst de jonge ouders veel geluk met hun zoon en eindigt met een dringende vraag. ‘Kan ik een tijdje bij jullie logeren, want ik verkeer in grote nood.’ Het domineesechtpaar voelt het als hun christelijke plicht om de jonge vrouw te helpen. Domie adviseert haar een vriendin mee te nemen, zodat ze in ieder geval iemand heeft om mee te praten. De vrouwen betrekken het zolderkamertje en voor hun eigen veiligheid worden ze ‘grote en de kleine muis’ genoemd. In de herfst krijgen ze gezelschap van twee neven uit Driebergen. Het zijn studenten, die gevaar lopen om te worden opgepakt voor Arbeidsdienst in Duitsland. Jo heeft alle aandacht nodig voor haar zoon en het evangelisatiewerk moet gewoon doorgaan. Toch is het huishouden flink gegroeid en juist op dat mo­­ ment wil Gerri, het dienstmeisje, terug naar haar familie in Amsterdam. Domie vraagt Tantje Bruins van de meisjesvereniging te helpen in het huishouden. Dat blijkt een gouden vondst, want Tantje houdt van aanpakken en heeft altijd een goed humeur. En wat nog belangrijker is, ze kan haar mond houden. ’s Avonds komen de onderduikers graag bij Tantje in de keuken om te eten en te drinken. Ze helpen haar bij het aardappelen schillen en bedenken ondertussen een constructie om in het geheim op zolder koren te malen. Toch is er nooit genoeg en het eten uit winkels is op de bon. Om voor zoveel mensen voedselbonnen te krijgen moet Domie contact leggen met het Groningse verzet. Zijn eerste contactpersoon is een politieagent uit het dorp. Na een overval door een verzetsgroep op een distributiekantoor leveren Domie en de politieagent op de verschillende onderduikadressen de bonnen af. Vooral op de grote boerderijen zitten veel onderduikers. Een van de boeren vraagt aan Domie een meisje uit het Joodse ziekenhuis in Amsterdam op te halen. Ze is met haar familie uit Berlijn gevlucht en na een paar angstige jaren in de hoofdstad is uiteindelijk haar hele familie afgevoerd. Het is dan ook niet vreemd dat ze wantrouwend is en het kost haar moeite om zich te beheersen, wanneer Domie in de tram een perfecte imitatie van een Duitse beambte opvoert om eventuele verraders om de tuin te leiden. Toch wint de lange magere man het vertrouwen van de jonge Joodse vrouw. Wanneer hij op een avond niet op de pastorie is, krijgt ze een paniekaanval en voor de rust van de andere onderduikers mag ze op de kamer van Bas Jan slapen. De eenjarige peuter heeft nergens last van en overdag maakt hij zijn eerste wankele stappen in de tuin. Blij begroet hij de schapen van de buurman. ‘Bla, bla, bla!’ In de herfst van 1943 zijn er acht onderduikers op de pastorie. Overdag moe­ ten ze stil zijn vanwege de dorpskinderen, die zonder kloppen de pastorie


binnenlopen. De mannen en vrouwen slapen of lezen en als de zon schijnt mogen ze om de beurt onder het zolderraam zitten. ’s Avonds luisteren ze naar de Engelse radio en drukken een illegale krant, die door een jongen uit het dorp wordt verspreid. Hoe meer mensen er op de hoogte zijn van de onderduikers, hoe groter de kans op verraad. In geval van gevaar wordt er op een speciaal gemonteerde bel een signaal gegeven. Jo is af en toe ziek van de grote verantwoordelijkheid die op haar schouders rust. Toch worden de ambities van Domie groter. Met Sinterklaas krijgt hij een surprise met een gedicht: ‘Domie schrik je niet dood, want hier is je Engelse piloot’. Want het is zijn grote wens om een gedropte piloot – met geheime informatie voor het verzet – te helpen de plaats van bestemming te bereiken. Hij betrekt steeds meer mensen in het verzet, zoals een nichtje van Jo, dat in Driebergen op het postkantoor werkt. Hij krijgt ook contact met een ver­zets­ groep in Limburg, waar hij Joodse kinderen uit Amsterdam veilig onderbrengt. Voortdurend reist hij met de trein door het land en komt pas op zaterdagavond thuis. Eerst zoent hij zijn vrouw en Bas Jan is de volgende die aandacht krijgt. De kleuter staat op een stoel, klaar om te springen en roept: ‘vangen, vangen!’. Zijn vader vangt hem veilig op in zijn armen. Beneden in de keuken drinkt Domie chocomel met de onderduikers en daarna kan hij eindelijk zijn preek schrijven Zoals altijd moet zijn vrouw naast hem in de werkkamer zitten met een ‘stil’ werkje. Pas na de zondagse ochtenddienst kan hij ontspannen en heeft tijd en aandacht voor zijn gezin. In het vroege voorjaar van 1944, na een lange en koude winter, verlangen alle bewoners van de Groningse pastorie naar het einde van de oorlog. Juist op dat moment bereikt hen een slecht bericht. Riet, een medewerkster van Domie, is opgepakt. Ze is een stoere meid, maar de verhoortechnieken zijn zo hard en gemeen, dat er grote kans is dat ze gaat praten. Alle reden voor Domie om onder te duiken. Met de Joodse verzetstrijdster Lizette Cats, be­­trekt hij een leegstaande etage in de Blasiusstraat in Amsterdam-Oost. Domie verkleedt zich als elektricien of als zwerver en neemt verschillende schuilnamen aan, zoals Augustinus of Van Zaanen. Ondanks dat het werk steeds gevaarlijker wordt, blijven hij en Lizette doorgaan met hulp aan onderduikers. Ze brengen ze van Amsterdam naar Limburg en zorgen via tussen­ personen dat er geld is voor eten. Maar Domie wil meer. Hij ontwikkelt een plan om doorgangskamp Westerbork binnen te vallen met een trein met tweehonderd verzetsmensen. Deze onderneming vergt veel organisatie en hiervoor overlegt hij met een verzetsgroep in Haarlem. Soms, wanneer hij het niet meer uithoudt, verstopt Domie zich in het korenveld bij Nieuw-Beerta en sluipt in het donker naar de pastorie om bij zijn vrouw in bed te kruipen. ’s Morgens voor vertrek vraagt hij zijn zoon: ‘Wat zijn pappa en ik van elkaar?’. De tweejarige Bas Jan antwoordt steevast: ‘dikke vlindjes’. Hij herkent zijn vader met of zonder vermomming. Zijn moeder schrijft in haar dagboek, dat ze zich ‘als een zeemansvrouw’ voelt. ’s Nachts heeft ze visionaire dromen waaruit ze kracht put. Op een ochtend wordt ze wakker met de zin: ‘Deze aarde die ons door haar zwaartekracht vasthoudt, opdat wij niet verloren gaan in de oneindigheid van het bestaan’. 29 mei 1944  Tweede Pinksterdag. Twee jongens uit het dorp denken dat er een Engelse piloot door het korenveld loopt. Het is Domie met het bericht dat alle onderduikers onmiddellijk op andere onderduikadressen moeten worden ondergebracht. Op het postkantoor van Winschoten heeft de telefoniste een telefoongesprek afgeluisterd tussen ene Jan Prins uit Nieuw-Beerta en de SD

18


Bas Jan en zijn vader


Verenigde Staten van Amerika


45

Exchange-student

Mevrouw Ader is behalve dominant ook optimistisch en daadkrachtig. Opnieuw zet ze zich in voor de toekomst van haar zoon. Soms denkt ze dat de problemen van Bas Jan zijn ontstaan door ervaringen in de oorlog. Hij was dan wel te klein om alle angsten en verdriet bewust mee te maken. Maar toch. En dan opgroeien zonder vader. Jongens moeten een voorbeeld hebben, vindt de weduwe en vraagt dagelijks raad aan haar overleden man. Ze praat met Domie, zoals ze ook met God praat. De dorpelingen zeggen dat ze in zichzelf praat omdat ze eenzaam is. Wat ze niet begrijpen is dat de spirituele gesprekken haar de kracht geven om moeilijke besluiten te nemen. En nadat Bas Jan van de kunstnijverheidschool wordt gestuurd, hoort ze Domie zeggen: ‘Ga naar Amerika’. Op het nippertje kan Bas Jan zich aanmelden bij de International Christian Youth Exchange. Een organisatie, die het mogelijk maakt voor Noord-Europese jongeren om in Amerika te studeren. Wanneer het oceaanschip Maasdam de haven van Rotterdam verlaat, ziet de achttienjarige jongen zijn moeder en broer op de kade kleiner worden. Ondanks de almaar groter wordende afstand blijven ze zwaaien. Als teken van afscheid steekt Bas Jan nog één keer zijn hand omhoog dan haalt hij diep adem en loopt naar de voorkant van het schip. De golven van de zee en de zwevende meeuwen boven zijn hoofd kalmeren hem. Bas Jan is opgelucht dat hij Nederland verlaat. Toch heeft hij nog wat te verwerken. Wat een afgang! Weggestuurd worden van de kunstnijverheidsschool. Hij weet niet of hij kwader moet zijn op de leraren of op zichzelf. Het moment dat de stenen van elkaar vie­­len op de tafel van de commissie, blijft maar in zijn hoofd spoken. De ge­­ schrokken gezichten van de leraren spraken boekdoelen. Het was het einde van zijn kunstenaarscarrière. Zo voelde het. Van Elk probeerde hem nog op te beuren door te vertellen over de tegen­ slagen van de kunstenaar Piet Mondriaan. Die moest bijbaantjes nemen om te kunnen overleven. ‘Niet eenvoudig. Altijd geldproblemen. Toch bleef hij in zichzelf geloven als kunstenaar.’ Bas Jan wilde niet luisteren, maar naar jazzclub Casablanca gaan. Stoned zijn en luisteren naar saxofonist Sonny Rollins. Het ergste waren de opmerkingen in Drieborg, toen hij met zijn weekendtas en tekenmap uit de bus stapte. ‘Ha, ha, kunstenaar. Heb je al een schilderij verkocht?’ ‘Terug uit Amsterdam? Wat heb je daar ook te zoeken.’ ‘Kunst, daar kan je toch geen droog brood mee verdienen.’ Eén persoon viel hem niet af. En dat was zijn moeder. Ze sloeg haar mollige armen om hem heen en zei: ‘Wat lijk je op je vader’. De volgende dag belde ze naar een dominee in Duitsland, want ook daar heeft ze contacten, en een paar dagen later kwam er een vrouw in een mantelpakje op bezoek. In de werkkamer van zijn moeder vond er een vergadering plaats. Na een uur werd Bas Jan erbij geroepen. Zijn moeder had rode wangen en zei: ‘Het is in orde. Je kan je koffers pakken.’ De International Christian Youth Exhange-organisatie heeft een spreuk van Mark Twain in het het vaandel die Bas Jan zeer aanspreekt: ‘Twenty years from now you will be more disappointed by the things that you didn’t do than by the ones you did do. So throw of the bowlines. Sail away from the


safe harbor. Catch the trad winds in your sails. Explore. Dream. Discover.’ Toch is Bas Jan blij dat hij in de in de haven van New York wordt verwelkomd door een keurige mijnheer en een mevrouw van de organisatie. Ze loodsen hem en de andere exchange-studenten tussen de enorme schepen en havengebouwen, door een grote menigte mensen langs de douane naar een ferry die hen naar Manhattan brengt. Vandaar gaat Bas Jan met een bus naar het zuidelijker gelegen Bethesda in de staat Maryland. In Bethesda krijgt de jonge Nederlander een warm welkom van zijn nieuwe Amerikaanse familie. Bij de maaltijd zegt de man des huizes een gebed op. Zijn vrouw en de twee dochters sluiten hun ogen en bidden plechtig mee. Na het gebed zegt de man: ‘So son, from now on you can call me father’. ‘Yes, and I am your mother. And those girls are your sisters’, vervolgt zijn vrouw. En tot zijn verbazing ziet Bas Jan dat ze een traan wegveegt. Zijn zusjes zijn twaalf en zestien jaar oud en dragen kleurige jurkjes met wijde rokken en petticoats. De oudste geeft hem een glimlach en de jongste kijkt hem met haar bruine ogen vol vertrouwen aan. Bas Jan begint aan een nieuw leven, met een nieuwe familie in het land van de vrijheid en de mogelijkheden. Zijn Amerikaanse moeder rijdt hem de volgende dag naar de Walter Johnson High School. Een modern gebouw midden tussen groene weiden met koeien en paarden. De directeur verwelkomt hem en andere exchange-studenten met enthousiasme en vertelt trots over zijn school. De Walter Johnson High School staat in hoog aanzien, met name op het gebied van literatuur. En niet alleen intellectuele prestaties zijn van belang, ook sportieve prestaties tellen mee. Het gaat niet om persoonlijke prestaties. Nee, het gaat om het algemeen belang, namelijk de status van de Walter Johnson High School. Die wordt bepaald door de optelsom van prestaties. De school heeft dan ook een sterk basketball team. Wanneer de ‘community’ wint, dan win jij ook. Hoewel Bas Jan in Nederland rebels reageert op alles wat naar ‘gemeenschapszin’ of, nog erger, naar ‘patriottisme’ ruikt, vindt hij ‘het Amerikaanse gedoe’ met vlaggen en cheergirls wel amusant. Het ruikt tenminste niet naar spruitjes of bloemkool. Alles is groter in Amerika. Het land, de huizen, de campus en de sportvelden. En wat hem voor het land wint, is dat de leerlingen met grote witte, roze of gele auto’s naar school komen in plaats van op de fiets. Bas Jan draagt zijn steentje bij door een lezing te geven over Nederland. Hij vertelt over de molens en inpoldering. Ook vertelt hij dat in de ogen van zijn landgenoten Amerikanen echte ‘heroes’ zijn, want ze hebben Nederland bevrijd. Dat zijn vader door de Duitsers is gefusilleerd, vertelt hij er niet bij. Na de lezing neemt zijn Amerikaanse vader hem apart, slaat een arm om zijn schouder en zegt: ‘I know my son, that your father felt for the country. You should be proud!’ Bas Jan constateert dat de man het oprecht meent. Honkbal is beter dan voetbal, vindt Bas Jan. Hij speelt mee en zingt daarna met de jongens het clublied The Wild Cat Fight Song. Walter Johnson, now’s the time to lead us to your fame! Alma Mater, sing our praises and we’ll take this game. RAH! RAH! RAH! Hit ’em hard and hit ’em again. Show ’em now that we’re gonna win. Wildcats you’ve shown your might, So we’ll cheer for the green and white.

46


47

Tijdens het zingen houdt Bas Jan, net zoals alle jongens, de ogen gericht op de omhoogschietende benen van cheergirls. Na afloop rent hij mee naar de kleedruimte, waar de Amerikanen zich zonder gêne uitkleden en gezamenlijk onder de douche gaan. In de betegelde ruimte schreeuwen ze om het hardst RAH! RAH! RAH!, en scheppen op over bij welk meisje ze de ‘panties’ konden zien. Wanneer de jongens nog harder beginnen te brullen, vlucht Bas Jan naar buiten. Hij is toch iets te oud voor de seksuele fantasieën van zijn medeleerlingen. Bas Jan sjouwt liever met boeken voor de bibliothecaresse of assisteert bij het beschilderen van het decor voor de jaarlijkse theatervoorstelling van de Walter Johnson Schoolcompagnie. Wanneer hij de mooie actrices ziet schitteren tussen de door hem beschilderde panelen dan is hij trots op zijn eigen bijdrage aan de ‘community’. Een kiesontsteking noodzaakt de exchange-student om een paar weken in bed blijven, waardoor hij alle tijd heeft kennis te maken met een ander Amerikaans fenomeen: de televisie. Bas Jan volgt de spannende verkiezingsstrijd tussen de presidentskandidaten Richard Nixon en John F. Kennedy en ver­ betert zijn Amerikaans door de snedige oneliners van de komiek Dick Van Dyke uit het hoofd te leren. Ondertussen wordt hij liefdevol verzorgd door zijn Amerikaanse moeder en zusjes, die hem om de beurt ‘orangejuice’, ‘muffins’ of ‘applepie’ brengen. De paar dagen in bed geven Bas Jan de tijd om zijn nieuwe leven te overdenken. Hij heeft de afgelopen twee maanden, behalve de – voor exchangestudenten – belangrijke projecten ook de lessen Amerikaanse geschiedenis, Engels en spreken in het openbaar gevolgd. Dit volle schema houdt Bas Jan echter af van zijn ‘ware’ roeping: het kunstenaarschap. Terug op school volgt hij alleen nog de kunstlessen van Emil Hrebenach. Deze leraar heeft zoveel vertrouwen in zijn leerling, dat hij hem een eigen atelier toewijst in de kelder van het schoolgebouw. Hier kan de jonge Nederlandse kunstenaar werken aan ijzeren sculpturen en abstract-expressionistische tekeningen van stieren. Enkele nieuwsgierige medestudentes zijn bereid, weliswaar gekleed, te poseren voor de vrouwenserie. Op een dag komt er een beroemde pottenbakker op bezoek bij Hrebenach en die neemt de man mee naar het kelderatelier. De pottenbakker ziet het werk van Bas Jan wel zitten en nodigt hem uit voor een atelierbezoek in Washington. De afstand van Bethesda, Maryland, naar Washington DC is maar acht mijlen, oftewel dertien kilometer. Bas Jan heeft geen rijbewijs. Zijn Amerikaanse moeder rijdt haar Nederlandse zoon met zijn tekenmap naar de hoofdstad, waar zij en haar dochters kerstinkopen doen. Pas nadat Bas Jan de keramiek heeft bewondert, neemt de pottenbakker hem mee naar kunstzaal Realité. Hier wordt hij voorgesteld aan directeur José Nuñez. ‘So, you are also an artist’, vraagt de kleine donkere Spanjaard aan de lange blonde Nederlander. ‘Yes. But I am interested in the creative game of lines, forms and movements and not in human beings or animals.’ ‘Interesting’, mompelt José Nuñez, terwijl hij ondertussen de pentekeningen bekijkt. ‘Very refreshing. But it got also a certain depth. You have talent young man. I give you a onemanshow.’ Bas Jan reageert alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Zijn enige reactie is: ‘Cool’.


Terug in de auto naar Bethesda beseft hij pas, dat hij een tentoonstelling in de hoofdstad van de Verenigde Staten heeft geregeld. Dat zou Van Elk eens moeten weten. Hij belooft zichzelf een uitnodiging te sturen naar de leraren van de kunstnijverheidsschool. Niet uit rancune, maar gewoon om te laten weten wat voor een enorme vergissing ze hebben gemaakt door hem af te wijzen. De onemanshow in het voorjaar van1961 is een succes. Er verschijnt een positieve recensie in de Washingtonse kranten Post en Star en hij wordt door het radiostation The Voice of America uitgenodigd voor een interview. Na het succes in galerie Realité volgen tentoonstellingen in Gallery Upstairs en in de Capitol Hill Community for Fine Arts, het genootschap voor schone kunsten. Beide in Washington D.C. Bas Jan heeft alle reden om zijn moeder in Nederland te bellen. Nadat hij haar heeft verteld over zijn succes, zegt ze: ‘Jongen, ik heb voor je gebeden en wist gewoon dat het goed zou komen in Amerika’. ‘Ja. Zelfs Jackie Kennedy heeft de tentoonstelling bezocht. Weet je wat het allerbelangrijkste is Ma. Ik kan hier zijn wie ik ben,’ antwoordt haar zoon. Wat hij haar niet verteld is dat hij verliefd is op een Amerikaans meisje, Charlotte. Hij kan dit ook niet aan zijn Amerikaanse vader en moeder vertellen, want de exchange-organisatie verbiedt buitenlandse studenten een relatie aan te gaan met een Amerikaan van het andere geslacht. De liefde tussen Bas Jan en Charlotte moet dan ook geheim blijven. Wel stuurt hij zijn moeder de recensies. Mevrouw Ader stuurt deze op haar beurt weer door naar de Winschoter Courant en als vanzelf verschijnen er artikelen in verschillende landelijke kranten. Op 26 april staat er in De Telegraaf: ‘Succes voor de Groninger’. Het artikel meldt dat Bas Jan Ader een show heeft in Washington met 21 pentekeningen en meldt bovendien dat zijn moeder die dag, voor haar studie theologie, met een toestel van El Al naar Israël vliegt om de Yad Vashem te bezoeken. Yad Vashem is opgericht om de Holocaust te herdenken en er is ook een tuin van de Rechtvaardigen onder de Volkeren, degenen die hulp hebben geboden aan Joden. Dominee Ader – Domie – heeft er een plek gekregen. De exchange-organisatie heeft een kantoor in New York en vindt dat de studen­ten voor hun vertrek de Niagara Waterfalls en de Big Apple moeten bezoeken. De excursies die op de agenda staan, zijn een bezoek aan het Metropolitan Museum of Art aan Central Park, het Vrijheidsbeeld, het dak van het Empire State Building en een show op Broadway. Charlotte gaat mee als excursie­ begeleider. De buitenlandse studenten lopen door de straten met de wolkenkrabbers en voelen zich overdonderd door de zich snel voortbewegende mensen, hotdogwagentjes, gele taxi’s, politieauto’s met sirenes, limousines, stadsbussen en vrachtwagens. En ze raken ‘excited’ door de metro en de af­­wisselende atmosferen van Little Italy, Chinatown en Wall Street. Vanaf het Empire State Building overziet Bas Jan de dynamische wereldstad en weet zich ver van het Groningse Drieborg. Alsof hij hier altijd al had moeten staan. Tegen zijn mentor zegt hij niet mee te gaan naar het Metropolitan. ‘I can see Rembrandt in Amsterdam everyday. And I am only interested in modern art. So can I go to the Museum of Modern Art?’ Hrebenach gaat akkoord. Charlotte mag, omdat zij ook de colleges moderne

48


Bas Jan in de studio van de Walter Johnson High School te Bethesda


Stier, naar Bas Jan Ader, 1961


51

kunst volgt, hem begeleiden. Via de lange Fifth Avenue lopen de twee naar de 53rd Street. In het museum schuifelen ze naast elkaar langs de werken van Europese kunstenaars. Voor het eerst ziet Bas Jan het fietswiel van Duchamp. ‘This is the most famous readymade’, legt hij uit aan Charlotte. ‘A wheel on a chair. Imagine. That was very revolutionairy in 1913. He declared that normal objects are art. For example a pissoir. You know. Duchamp is the best.’ Charlotte moet lachen om het enthousiasme van Bas Jan. Hand in hand lopen ze verder langs de schilderijen van Gauguin, Léger, Matisse en vele andere Franse schilders. Ze laten de gekleurde composities op zich inwerken. Daarna bestuderen ze de abstract-expressionistische schilderijen van de Amerikaan Pollock en de Nederlander Willem de Kooning. ‘You know’, zegt Bas Jan, ‘De Kooning took also the boat from Rotterdam. Just like me he came by the Atlantic. But he is not very famous in Holland.’ ‘Isn’t that weird. In America he is like a hero for young artists’, reageert Charlotte verbaasd. Ze blijven niet lang voor de expressief geschilderde vrouwen van De Kooning staan, maar lopen door naar de Guernica van de Spaanse schilder Pablo Picasso. De monumentale verbeelding van de bombardementen op het gelijknamige Spaanse stadje maakt dat ze zonder een woord te zeggen opgaan in het enorme schilderij van 3,5 x 7,5 meter. Dan fluistert Bas Jan: ‘Only black and white. That is pure. I like that. Just as I like you.’ Hij geeft Charlotte een kus op haar mond, die ze gretig beantwoordt. Een beetje lacherig kijken ze elkaar aan en Charlotte zegt: ‘I hope nobody saw us’. Bas Jan legt zijn vinger op haar mond en trekt haar mee naar een schilderij van Mondriaan, daar performt hij als een kunsthistoricus. ‘A Dutch artist who is known for his horizontal and vertical lines and the use of the elementary colors: red, yellow and blue. He left Holland for Paris en died in 1944 here in New York. If my father had gone to America, he would probably still be alive,’ voegt hij er met een wat beverige stem aan toe. Toch wil hij hier niet te lang bij stil blijven staan. De kleurige bewegelijkheid van het gekantelde schilderij Victory Boogie Woogie geeft hem zin om het museum te verlaten en met zijn vriendin de wereldstad te verkennen. Boogie Woogie! Bas Jan raakt ‘really excited’ wanneer hij voor de beroemde jazzclub Birdland staat. Hoewel zijn Amerikaanse vriendin het wel een beetje eng vindt – ze is nog nooit in een negerclub geweest – gaat ze mee naar binnen. In een donkere en rokerige ruimte luistert het publiek met grote aandacht naar een pianist met een gek hoedje op. ‘You’re kidding’, zegt Bas Jan, ‘Thelonious Monk’. Hij trekt Charlotte mee naar twee leegstaande stoelen. Kijkt om zich heen, en ja, hij heeft het goed geroken, achter hem zit blanke man een zware Van Nelle draaien. Bas Jan vraagt zonder inleiding in het Nederlands: ‘Mag ik een shaggie draaien?’. Het is inderdaad een Nederlander, die hem zonder meer het donkerblauw pakje overhandigt. Met een shaggie in zijn hand en zijn meisje naast zich geniet de exchange-student van het liveconcert van zijn grote held. Dit zou altijd zo moeten blijven, denkt hij. In de pauze bestelt hij twee bier aan de bar en wordt aangesproken door een zwarte man. ‘Are you Dutch?’ ‘How do you know?’ ‘Haha, what do you think?’ En de man wijst naar de Heineken flesjes die de barman aanreikt. ‘Welcome in New York, my name is Donald Byrd.’


Bas Jan weet heel goed dat de best begeleidende beboptrompettist voor hem staat. Laat echter niets merken. Byrd vindt Amsterdam een geweldige stad en vraagt de jonge Nederlander of hij in Amerika blijft. ‘No, I am going back to Europe. I have an exhibition here and my dealer will take care of the business, but I am leaving for Spain.’ ‘What are you going to do there, making sketches of pain?’ De trompettist doelt op de populaire lp van Miles Davis en Bill Evans, Sketches of Spain, en lacht om zijn eigen grap. Bas Jan lacht mee. Maar voegt er trots aan toe dat hij in het huis van zijn galeriehouder José Nuñez gaat wonen om verder te werken aan zijn tekeningen. ‘Dit is werkelijk existeren’, fluistert Bas Jan Charlotte in haar oren. Zij lacht op haar beurt om die ‘crazy’ Bas Jan. Die nacht laat hij merken hoe ‘crazy’ hij op haar is. Helaas. Een van de andere regels voor exchange-studenten, is dat ze na een jaar weer op de boot terug naar land van herkomst moeten. Niets is zo erg als afscheid te moeten nemen van je geliefde. Bas Jan is verdrietig maar eerlijk gezegd ook opgelucht. Charlotte is namelijk quaker en wil trouwen. Als domineeszoon heeft hij A. genoeg van welk geloof dan ook en B. kunst en gezin zijn niet te combineren. Bij het afscheid overhandigt Bas Jan een meterlange tekening aan de directeur van de Walter Johnson High School, die belooft dat de tekening een plek krijgt in de bibliotheek. Zijn leraar krijgt een tekening van een stier en een vrouwspersoon. En ook zijn Amerikaanse familie krijgt een tekening voor in de huiskamer. In Nederland worden de exchange-studenten opgewacht door journalisten van Het Vrije Volk en de Amersfoortse courant. Tegen één van hen zegt Bas Jan: ‘Painting is like making love’ en vervolgt in het Nederlands: ‘Dat moet je niet als seks vertalen, want die betekenis is te goedkoop.’ Op een andere vraag antwoordt hij: ‘Ik hou niet van trucs met mooie kleurtjes. Ik wil zo eerlijk mogelijk zijn en heb kleuren niet nodig om mijn ideeën te verbeelden. Ik geloof dat wanneer ik mijn materiaalgebruik beperk ik tot de meest pure verbeelding kom.’ Op een vraag over de mislukking op de kunstnijverheidsschool antwoordt hij: ‘De opleiding ging me traag. Ik had het gevoel dat ik meer in mijn mars had en daarom zocht ik andere wegen.’ Wanneer zijn ouders ter sprake komen – zijn vader vanwege zijn rol in het verzet en zijn moeder als schrijfster van Een Groninger pastorie in de storm – meldt hij: ‘Mijn vader was artistiek begaafd, vooral muzikaal en ook mijn moeder is zeer kunstzinnig, al gunt ze zichzelf niet de tijd om haar talenten op dat gebied te gebruiken. Ik heb het dus van niemand vreemd.’ ‘Krijgt u dan een expositie in Nederland?’, vraagt één van de journalisten. Bas Jan maakt een onverwacht wilde zwaai met zijn arm en zegt: ‘Je krijgt hier geen kans als je geen vrienden hebt’. Het Vrije Volk heeft ook een mening: ‘En wie zal het deze 19-jarige jongeman – kort geknipt, naar voren gekamd haar, ’n schipperstrui en spijkerbroek – kwalijk nemen, dat hij een beetje door het succes over het paard is getild? Hij is zo zelfbewust geworden, dat hij bijna een zelfgenoegzame indruk maakt. Met een sterk Amerikaans accent in zijn Gronings Nederlands verkondigt hij harde opvattingen, zoals: “Ik ben geen Groninger en geen Nederlander, maar ook geen Amerikaan of wat dan ook. Ik ben Bas Jan. Ik wil niets anders zijn dan Bas Jan, ikzelf.”’ De zelfbewuste jongeman meldt dat zijn tekeningen voor tweehonderd gulden

52


53

worden verkocht en met dat geld wil hij een kleine bibliotheek van kunstwerken aanschaffen, een jaar in afzondering studeren en schilderen in een atelier in Winterswijk, woonplaats van Piet Mondriaan. De waarheid is, dat de wereldreiziger in de zomer van 1961 weer bij zijn moe­ der in Drieborg woont en bij een boer op het land werkt om geld te verdienen. Want de verkoop valt tegen en de rest van het geld is opgegaan aan jazzplaten en schildersmateriaal. Ondanks de barre omstandigheden laat Bas Jan zien dat hij een gedreven kunstenaar is. Een oude schuur wordt zijn atelier en daarin werkt hij gelijktijdig aan een groot Karel Appel-achtig schilderij en een abstracte sculptuur. De laatste is een groen-zwarte driepoot met daar bovenop een gele bol. Aan zijn vriend Gitsels, die op bezoek komt, legt hij uit: ‘Het sculptuur komt voor het huis van mijn moeder te staan. Het geel moet fel afsteken tegen de blauwe lucht.’ Dat is zijn cadeau voor haar. De twee vrienden en broer Erik, die ondertussen ook binnen is gekomen, luisteren als vanouds naar jazz. Bas Jan vertelt over zijn bezoek aan de Birdclub. Gistels kent Sketches of Spain. ‘Fantastisch de combinatie van jazz en een symfonie-orkest.’ Even komt het gezamenlijke gevoel van ‘existieren’ naar boven. Dan laat Bas Jan een foto van Ed van der Elsken zien – van blowende jongeren in Parijs – en zegt tegen Leo: ‘Ga mee. In Parijs zijn de beste jazzclubs en die Franse existentialistische meisjes dragen zwarte kleren en zijn heel vrij over seks.’ Gitsels grinnikt wat en zegt: ‘Ik hou het liever bij zware Van Nelle en bessen­ jenever. Overigens vertrek ik ook uit Winschoten, want ik ben aangenomen op de TU in Delft. Het is bouwkunde geworden.’ Dat laatste is vooral bedoeld voor Erik, die op zijn beurt meldt dat hij in Groningen economie gaat studeren. Terwijl de jongens de voor- en nadelen van de verschillende steden vergelijken, tuurt Bas Jan met een sjaggie in zijn hand door het kleine raam naar het vlakke land van Groningen. De trompet van Miles herinnert hem weer aan zijn Amerikaanse vriendin. Wanneer Van Elk op bezoek komt, verloopt het gesprek wat vlotter. Ze ver­ gelijken de kunstwereld van Amsterdam met die van New York, waar Bas Jan alles van afweet. ‘En hoe zit het met Parijs?’, vraagt hij zijn vriend. ‘Yves Klein’, weet Ger. ‘Hij is uit een raam gesprongen. Saut dans le vide.’ ‘Dood?’, vraagt Bas Jan. ‘Nee’, lacht Ger, ‘Klein is een uitstekend judoka. Zelfs in Japan geweest’. Ze discussiëren over De Mythe van Sisyphus, van de Franse schrijver Albert Camus. Over de man die almaar dezelfde steen naar boven moet sjouwen, die vervolgens dan weer naar beneden rolt. Ze begrijpen dat deze mythe gaat over het falen van de kunstenaar. Je moet durven mislukken om opnieuw te kunnen beginnen. ‘Ook wanneer je van de kunstacademie wordt gestuurd’, meent Ger. Bas Jan vertelt hem met trots over zijn tentoonstellingen in Washington. Van Elk meldt vervolgens dat hij bij zijn vader in Los Angeles gaat wonen. Die tekent aan een comic van een familie in het stenen tijdperk. De Flintstones. ‘Bij Walt Disney?’ ‘Nee, veel chiquer. De Hanna-Barbera studio’, zegt Ger. Even later lopen de jongemannen – Ger met en tekenmap onder de arm – door Winschoten naar Flint, de eigenaar van een woninginrichtingzaak, en zijn


Bas Jan Ader


55

vriend de oogarts Sonius. Eerst wordt het werk van Van Elk bekeken. De man­ nen willen een tekening kopen. Van Elk gaat akkoord. Maar wanneer ze interesse tonen voor het werk van Bas Jan, reageert hij arrogant: ‘Mijn tekeningen liggen in een la en daar liggen ze voorlopig goed.’ De volgende dag bezoeken de vrienden het Groninger Museum. Daar bestuderen ze de schilderijen van kunstenaarsgroep De Ploeg. ‘Een goede naam voor een stel Groningse boeren’, stelt Bas Jan. ‘Ja, maar de Stijl is toch veel beter’, vindt Ger. ‘Mondriaan, dat gaat tenminste ergens over. Geometrie, dat is pas echt abstract.’ ‘Ja,’ beaamt Bas Jan, ‘Ik heb de Boogie Woogie gezien in het Moma. Pure kunst’. Bij het afscheid op het station, zegt Bas Jan dat hij naar Spanje gaat om in het huis van galeriehouder José Nuñez gaan werken en daarna wil hij Ger in L.A. bezoeken. Hij mist Amerika. Terug in Drieborg doet hij de gordijnen dicht om zich af te schermen van het grijze klimaat. In bed leest hij Catcher in the Rye van Salinger. Over de jongen die van een internaat wordt gestuurd en vervolgens in New York rondzwerft om allerlei avonturen mee te maken. Terwijl Bas Jan nadenkt over de Nederlandse vertaling van de titel, namelijk De vanger in het koren, stormt zijn moeder de kamer in: ‘We waren overeengekomen dat je boer Tijdens zou gaan helpen. Afspraak is afspraak.’ Zonder een woord te zeggen verlaat Bas Jan het huis. Fietst naar Winschoten. Luistert tot sluitingstijd in muziekwinkel Hekman naar de laatste jazzplaten. Daarna belt hij aan bij de familie Gitsels. ‘Morgen ga ik naar Delft. Veel te doen.’ Leo blijft in de deuropening staan zonder zijn vriend uit te nodigen om binnen te komen. Bas Jan hoort mevrouw Gitsels roepen: ‘Aan tafel’. De vrienden nemen afscheid. ’s Nachts slaapt Bas Jan op de tennisclub, een ontmoetingsplaats voor jonge verliefde stelletjes, ontdekt hij. Hoewel hij altijd al een buitenbeentje was, hebben de ervaringen in Amsterdam en Amerika de exchange-student voorgoed vervreemd van zijn omgeving. De Drieborgers vinden de oudste zoon van Domie een luilak en een vreemde snuiter, die rare fratsen uithaalt. Na de zoveelste woordenwisseling met zijn moeder besluit Bas Jan dat het beter is om naar Spanje te gaan. Op de bonnefooi. Want hij heeft niets meer gehoord van José Nuñez.


Zwerven

In 1962 zijn er niet veel auto’s op de weg, toch krijgt een negentienjarige jongen, ook al ziet hij er artistiek uit, gemakkelijk een lift van een vrachtwagenchauffeur, een verzekeringsman of schoenenvertegenwoordiger. Een lifter zorgt voor afleiding tijdens de dagelijkse lange ritten door het land. De man­ nen vertellen om de beurt dat ze jaloers zijn op het avontuurlijke leven van de lifter. ‘Helaas! De plicht roept. Vrouw en kinderen.’ Zo excuseren ze zich. ‘Ik ga nooit trouwen’, reageert Bas Jan dan stellig. Eén keer wordt hij zelfs – door een dikke autohandelaar – in een wegrestaurant op een bord ‘aardappelen met zuurkool en worst’ getrakteerd. In jeugdherbergen kan je voor weinig geld slapen. Het is een goede plek om andere jongeren te ontmoeten. Maar om acht uur naar bed gestuurd te worden door een herbergvader of -moeder, daarvoor is Bas Jan niet van huis weggegaan. In België is men meer gewend aan zwervende jongeren. Ze kunnen wat geld bijverdienen met afwassen in restaurants en meestal is er ergens wel een bed of anders een strozak vrij. Of je kunt aankloppen bij een klooster. In Frankrijk is het warm genoeg om ’s nachts buiten te slapen. Helaas wordt Bas Jan op een avond door de gendarmerie opgepakt wegens landloperij. De jonge zwerver is niet alleen zo avontuurlijk als zijn vader, hij kan ook goed ‘per­formen’. Hij gedraagt zich als een keurige jongeman, van wie ‘Frans’ vanzelfsprekend onderdeel is van de opvoeding. ‘Je suis un artist en route à Madrid. Je veux voir El Greco.’ ‘A, oui, oui. Monsieur est artist. Ton papiers s’il vous plaît,’ bast de agent. Met een streng gezicht bestudeert de oude Fransman het Nederlandse paspoort. Vooral de Amerikaanse stempel in het paspoort maakt indruk. ‘Amerique. Tu est eté a l’autre coté d’Ocean? Oh la la. J’ai combattu avec les Ameriques pendant le guerre.’ ‘J’ai etudié a Washington,’ zegt Bas Jan. ‘Et Jackie Kennedy a acheté un peinture de moi.’ Dit maakt indruk. ‘Jackie Kennedy. Oh, la la. Elle est très, très belle.’ Bas Jan is vrij om te gaan, maar eerst moet hij mee naar het café aan de overkant. Daar wordt hij getrakteerd op rode wijn en stokbrood met Franse kaas. Daarna gaat hij weer ‘en route’. In de buurt van Perpignan krijgt Bas Jan een lift van een iets oudere, maar mooie Française, die onderweg is naar Madrid. Ze weet het gezelschap van de lange blonde Nederlandse jongen met blauwe ogen wel te waarderen. Na een nacht in een hotel bereikt Bas Jan goed gevoed en uitgerust de Spaanse hoofdstad. Het Prado museum, waar – met uitzondering van Picasso – alle Spaanse meesters zijn verzameld, maakt grote indruk. Bas Jan bewondert de fijngeschilderde prinsesjes, dwergen en atelierinterieurs van Velázquez. Met professionele blik bestudeert hij de schilderijen van Goya. Hij ziet hoe de witte huid van De naakte Maya contrasteert met de donkere divan waarop ze ligt. De Reus (of Paniek) doet denken aan Gulliver in Lilliputtersland. Het realisme van het De derde mei schrikt hem af. In een volgende zaal hangen de langgerekte smartelijke figuren van El Greco. Zijn Amerikaanse mentor Hrebenach sprak vaak met grote passie over de

56


57

Griekse schilder en liet dia’s en boeken zien. Toch is het een bijzondere ervaring om met eigen ogen deze expressieve schilderijen te kunnen zien. Bas Jan ruikt de verf. In de oude kathedraal van Toledo zijn veel meer El Greco’s te bewonderen. Bas Jan leert dat de Griek tijdens zijn verblijf in Venetië werd geïnspireerd door Italiaanse renaissanceschilders. Echter vanwege een oogafwijking kregen zijn eigen schilderijen als vanzelf een meer expressieve stijl, die in Italië niet werd gewaardeerd. El Greco vertrok gedesillusioneerd naar Spanje, waar hij kon leven van de opdrachten die hij ontving van de kardinaal van Toledo. Bas Jan is geraakt door de pracht van de Spaanse steden maar voelt zich geïntimideerd door de Guardia Civil. Zijn pensionhouder vertelt dat de Spaanse politie op de hand is van Franco en nog regelmatig tegenstanders van het regime gevangenzet en martelt. Ondanks de spanningen zijn er veel Noord-Europese en Amerikaanse jongeren in het land. Ze worden aangetrokken door de romantiek van flamenco, stierenvechten en gepassioneerde vrouwen zoals beschreven in de romans van Hemingway. De zon schijnt er altijd en voor een paar pesetas koop je brood en wijn. De jongeren ontmoeten elkaar op stations, in parken, in cafés, langs de wegen of op het strand en wisselen tips uit over goedkope slaapplekken en restaurants. Buitenlanders zijn vooral welkom bij de tegenstanders van het regime, dat wil zeggen socialisten, communisten, anarchisten en hardwerkende arbeiders, die ook moeten eten en drinken. Ze hebben hun eigen winkels, cafés en pensions. Het verhaal gaat dat er op Ibiza zelfs een hele kolonie Nederlandse kunstenaars woont. Bas Jan wil echter naar het vakantiehuisje van José Nuñez en belt naar het telefoonnummer dat hij heeft gekregen van Nuñez. Niemand neemt op. Hoe nu verder? In een café ontmoet hij een Amerikaans stel en vertelt dat hij wil oversteken naar Amerika, waar zijn vriendin woont. ‘Well, we decide that we want to go to Marocco. We hear it is really cool over there. Very exotic. And you are free to smoke pot. Why don’t you join us?’, vraagt de jongen. ‘Alright, I would like to see Casablanca. Did you see the movie?’ ‘Yeah, sure. Very interesting what was happening there during the war,’ vindt de jongen, die er met zijn spijkerbroek en losse blouse zonder stropdas uitziet als een arbeider. ‘Humphrey Bogart’, zwijmelt het meisje dat dezelfde kleding draagt als haar vriend. Uniseks. Beatniks, zo heten de ‘hippe’ jongeren die de ferry van Algeciras naar Marokko nemen. Ze willen leven zoals de uit Amerika afkomstige beatpoets Paul Bowles, Allen Ginsberg en William Burroughs. Ze blowen en schrijven, maken muziek of doen helemaal niets. De belangrijkste overeenkomst is dat ze afstand willen nemen van ‘de burgerlijke westerse consumptiemaatschappij’. Bas Jan zit naast zijn Amerikaanse vrienden op het dek van de ferry naar Tanger. Ze wijzen naar de hoge rots die uitsteekt boven het azuurblauwe water. Het is Gibraltar. Opnieuw ervaart Bas Jan de kalme werking van de zee en accepteert dat het lot hem ergens anders brengt dan naar het vakantiehuisje van de galeriehouder. In de haven van Tanger is het een complete chaos van mensen, vrachtkarren met ezels en auto’s. Marokkaanse jongens bieden zich met veel geschreeuw


Lifttocht van Drieborg naar Casablanca


59

en geduw aan als gids. De drie proppen zich in een grote taxi samen met mannen met lange jurken en vrouwen met manden vol voedsel. Langs de kust rijden ze naar Casablanca. Bij het passeren van het bord met de beroemde plaatsnaam kan Bas Jan het niet laten en fluistert het Amerikaanse meisje in haar oren: ‘Play it again Sam’. ‘Yeah, Lauren Bacall’, weet het meisje. ‘I’m only the piano player’, lacht haar vriend en trekt een komisch gezicht. Een vrouw naast hem biedt hem iets te eten aan. Het is een Marokkaanse lekkernij, vertelt een van de mannen in het Frans. ‘The eye of a sheep’, vertaalt Bas Jan voor zijn vrienden. ‘Jesus’, zegt de jongen en geeft het schapenoog snel terug aan de vrouw, die hard begint te lachen. ‘Well, in this country they believe not in Jesus, but in Allah’, grapt Bas Jan. ‘Allah akbar’, mompelen de Marokkaanse medepassagiers vriendelijk. Casablanca is een rijke stad en in tegenstelling tot Spanje heerst er een liberale sfeer. Extravagante Amerikanen in grote roze auto’s leven naast strenge moslims in lange jurken. Door bemiddeling van de Nederlandse consul wordt Bas Jan in contact ge­­ bracht met een lokale ambtenaar en krijgt een appartement tot zijn beschikking waar hij kan schilderen, koken en slapen. Na een lange zwerftocht kan hij zich eindelijk concentreren op het maken van ‘pure kunst’.


Los Angeles


Marcel Duchamp


Af en toe bezoeken ze de ouders van Mary Sue, gaan naar een opening of naar de haven om boten te kijken. De meeste tijd brengen ze thuis door met tekenen en schilderen. Bas Jan raakt meer en meer geïnteresseerd in andere media zoals performance, installaties, tekst en fotografie. In de weekenden worden ze dronken met Bill Leavitt en zijn vrouw Ann. Bas Jan heeft Leavitt leren kennen op het college en vanaf het eerste moment klikte het tussen de twee studenten. Na het inschenken van whisky of tequila, wordt eerst de kwaliteit van de drank becommentarieerd. ‘Do you know something? Tequila, if it’s good, and if you’ve enough of it, tastes almost like the genever that we have in Holland.’ Bas Jan belooft zijn vriend dat zo gauw hij weer naar Nederland gaat, hij een fles voor hem meeneemt. Al drinkend maken de vrienden een lijst van belangrijke kunstenaars. Bas Jan begint met: ‘Duchamp, Yves Klein and Piet Mondrian of course’. ‘I agree, but they are all Europeans. What about Tinguely, Rauschenberg and John Cage?’ Ze zijn het er niet helemaal over eens of Cage een kunstenaar of componist is. ‘But his performances are really art. And what about his prepared piano’s and the way he makes his compositions. They look like drawings,’ meent Leavitt. Daarop zet Bas Jan zijn filosofie over kunst uiteen. Hij wil pure kunst, geen trucs. Het moet gaan over absolute en onweerlegbare waarheden, zoals in de wiskunde. ‘It must be true and concrete and it don’t have to be perfect. You also have to look to the imperfect. I like Hegel. It is all about dialectique.’ Terwijl de mannen over kunst praten, praten de vrouwen over ‘shopping’ en daarna over ‘jobs’. Mary Sue is behalve lerares ook betrokken bij Art Channel, het eerste Californische kunstkanaal. Wanneer ze bij het onderwerp ‘husbands’ zijn aangeland verdwijnen de vrouwen, alsof het is afgesproken, naar de keuken. Ondertussen is Bas Jan bij zijn grote voorbeeld Thelonious Monk aangekomen: ‘You have to see him. I saw him in New York.’ Hij zet voorzichtig zijn nieuwe aanwinst op de pick-up en fluistert: ‘Listen to that. It sounds so beautifully screwed up on purpose.’ Leavitt luistert met plezier naar deze samenvatting. Zijn nieuwe Nederlandse vriend is intelligent en heeft gevoel voor humor. Vanaf Claremont is het twee uur rijden Downtown, Venice Beach of Santa Monica. Te ver om een discotheek te bezoeken en er is ook geen café op de hoek. Alleen een hamburgertent. Dus ze moeten elkaar vermaken. Bas Jan geeft, geholpen door de drank, een imitatie uit de ‘Bank Dick’ van W.C. Fields. Met zijn hand tegen de borst waggelt hij door de modern ingerichte woning en maakt de anderen aan het lachen. ‘Huiselijkheid’ heeft in de enorme ruimte van Los Angeles een andere betekenis dan ‘huiselijkheid’ op het Groningse platteland. ‘And you know what, Amsterdam is a village compared to Los Angeles’, vertelt Bas Jan. In deze anonieme stad, maar toch in gezelschap van een leuke vrouw en twee goede vrienden, vindt de wereldreiziger de rust om serieus te studeren en zijn ideeën over kunst te ontwikkelen.

76


77

Artistieke explosie

In 1966 begint Bas Jan aan zijn laatste jaar van het Claremont College. Hij heeft veel energie en is vast besloten zijn diploma Master of Fine Arts te behalen. De afstudeertentoonstelling moet iets te maken hebben met zijn Nederlandse afkomst. Dus met ‘water’. Maar ook met ‘vallen’. Vooral dit onderwerp blijft hem – sinds het lezen van Mythe van Sisyphus van Albert Camus – intrigeren. Vallen en opstaan. Bovendien wil de kunststudent experimenteren met beeld, tekst en ruimtelijke objecten. Kortom hij loopt over van ideeën. Als eerste wil hij een beeldverhaal maken, waarin hij afrekent met het regenachtige Nederland, waar fietsende vaders heilig worden verklaard. Aan zijn mentor Jim Amis legt hij uit: ‘De titel is: I’m Holy, Almost Pure and More. Holy staat voor mijn vader, die als jonge dominee naar Palestina fietste. Tegelijkertijd is het een ode aan een meisje uit Groningen waar ik ooit verliefd op was. Het gaat niet over seks, maar over erotiek. En dat wil ik vertellen met tekst en tekeningen.’ ‘Like in a comic?’ ‘No, no, no’, reageert Bas Jan fel en vertelt vervolgens over de Nederlandse schrijver Bert Schierbeek, die opgroeide in het dorp Beerta. Ook van hem werd verwacht dat hij dominee zou worden. Schierbeek ontsnapte, evenals Bas Jan, naar Amsterdam, waar hij ging schrijven. Experimenteel. Jazzmuziek is zijn grote inspiratiebron en de lay-out is even belangrijk als de tekst. En dat wil Bas Jan ook doen. Schierbeek kreeg bekendheid met Het boek IK. ‘Do you know what the Dutch word “ik” means?’ vraagt Bas Jan en geeft ver­ volgens zelf het antwoord. ‘In Dutch it has no other meaning then “I”, while in English, you know, it means also eye. In my story I want to play with the words “eye” and “I”. “I” is in a bedroom with a girl and they are moving chairs to make a throne. The girl climbs on the throne, but she is afraid to fall. Outside it is raining, but “I” only sees the long legs of the girl. And then it is happening. “I” gets his first sexual experience and feels Holy, almost Pure.’ Bas Jan her­ innert zich nog hoe kwaad hij was toen zijn moeder hen kwam storen in hun spel. ‘His mother enters the room and didn’t even understand his Holiness. She only tells him to take a bath before dinner.’ Na enkele minuten stilte geeft de mentor zijn commentaar: ‘Very creative. By the way, do you smoke pot?’ ‘No, after what I have seen in Marocco, I don’t smoke pot anymore. My inspi­ ration is coming from music. Like Bert Schierbeek. It is improvising, actually composing, around a special theme. That is how you can come in a “flow”. Do you know what I mean?’ Hij wil nog uitleggen dat het voor hem een manier is om te ontsnappen aan platgetreden paden, maar zijn mentor vindt het wel genoeg. De volgende leerling wacht. Wanneer Bas Jan bij de deur staat om het lokaal verlaten, voegt Amis hem nog toe: ‘You know, I read Howl from Ginsberg. So I understand something about music and language and about visual poetry, but I advise you to work with a clear structure. And the Holy rule of the art department is: Visualize!’ In het rustige en overzichtelijke Claremont lopen baas en hond langs de kleine woningen met hoge schoorstenen. Waar keurig gekapte vrouwen met wijde rokken papieren zakken vol boodschappen vanuit hun auto naar het huis


‘Nou. De kleinere werken zijn onderdeel van het grotere geheel. In dit geval is dat de expositieruimte. Boven en beneden, realiteit en werkelijkheid staan of hangen tegenover elkaar. Daartussen is een lege ruimte. De bezoeker ervaart een implosie in dit vacuüm,’ zo eindigt Bas Jan zijn uitleg. Hij is zelf nog verbaasder dan Amis. Die mompelt vermoeid: ‘Write it down, so you can’t forget these thoughts. I have to sign your certificat, remember.’ Bas Jan is goed in oneliners, maar heeft moeite met het schrijven van langere teksten. Vandaar dat hij besluit om lijsten te maken. Om Amis tevreden te stellen te beginnen met de visuele aspecten van zijn installatie. A Kleur: 1  Blauw voor lucht en water. 2  Rood voor stenen. 3  Groen voor gras. 4  Zilver voor ongedefinieerde of dubbelzinnige zaken. 5  Goud voor ongedefinieerde of dubbelzinnige zaken. 6  Wit voor wolken. 7  Zwart voor de omranding. En omdat het zinloos is om alle kleuren te benoemen, eindigt hij met de zin: ‘Ook gebruikt zijn roze, vleeskleur, enz.’ Het is minder eenvoudig om de vormen onder te delen. Als basis gebruikt Bas Jan wiskundige elementen. B Vorm: 1  Driehoeken, wat bijvoorbeeld terugkomt in een perspectivische tekening van een weg, maar ook in het frame van een fiets en in een piramide. 2  De ongedefinieerde vorm, zoals een wolk, of een afgebroken muur. 3  De cirkelvorm, welke is terug te vinden in een bal, maar ook in een rotsteen. De lijst wordt toch steeds grilliger. Bas Jan is bang dat Amis hier wel weer opmerkingen over zal maken, maar een kunstwerk is geen boekhouding. Hij denkt eerder aan surrealistische humor voor het volgende thema. C  Vallen en opstaan: 1  Humpty Dumpty – Fall Guy, gaat over een fietsongeval. 2  ‘Sue-Falls, Table your feelings’ – een felicitatiebrief aan de Eiffeltoren, die gaat over het doorzagen van een tafel. 3  Niagara Falls – een plan voor een gevaarlijke reis. Het volgende thema – D  Detail en groter geheel – gaat over de relatie tussen de verschillende werken en materialen. Zoals ‘groen plastic gras’ versus ‘wit geschilderde wolken’. Met een ingebouwde slimmigheid, namelijk dat de geelgeschilderde muur alle voorgaande betekenissen ontkent. Bas Jan wil nergens op worden vastgepint. Hij typt al zijn aantekeningen uit en eindigt de scriptie met de conclusie dat de tegenstelling ‘mooi’ versus ‘lelijk’ niet bestaat. Aan zijn mentor legt hij uit: ‘Beauty is arbitrary’. De mannen belanden in een discussie over mooie en lelijke vrouwen. Jim geeft een lijst van de schoonheden van Marilyn Monroe. ‘Blond and the right sizes, you know. 90-60-90. Very sexy.’

80


Afstudeertentoonstelling ‘Implosion’, 1967


‘But she missed style. And that is exactly why Jackie Kennedy became the leading lady of the States,’ argumenteert zijn leerling. De mannen lachen en Bas Jan denkt dat de scriptie eindelijk wordt goedgekeurd. Jim wordt echter weer serieus en wil weten hoe de gevaarlijke reis eruit gaat zien. ‘Well. In a plan for a dangerous journey a walkable bricks area on the floor becomes a perspective painting of the road, with the size of the bricks becomes cooler and darker as the road leads away from us.’ Na deze ingewikkelde uitleg zet Amis uiteindelijk een handtekening onder de afstudeerscriptie van zijn student. Geeft hem een hand en citeert toepasselijk: The long and winding road van de Beatles. Als laatste helpt Mary Sue nog met het inlijsten van een selectie tekeningen uit What Makes Me So Pure, Almost Holy And More. De keuze valt op de ‘kaart van Nederland’, ‘vrouwen met netkousen’, ‘vliegende stoelen’ en ‘fietsende mannen’. Nadat ze deze hebben opgehangen in de tentoonstelling, trekt de eindexamenstudent een corduroy broek en een donker colbert aan. Alsof hij Duchamp is, poseert hij, met een sigaar in de hand, in een comfortabele leunstoel. Mary Sue is de fotograaf. ‘Volgens Hegel verwekken twee tegenstellingen – these en antithese – een synthese, een oplossing of slotsom. Deze nieuwe toestand bevindt zich op een hoger niveau van denken en werkelijkheid,’ oreert Bas Jan ondertussen. De foto wordt goedgekeurd als affiche voor de tentoonstelling. Toch wil Bas Jan er nog een en ander aan veranderen. Hij knipt zichzelf eruit en monteert dat op een foto van hun huis. Zo zit hij in de leunstoel op het dak. Daaromheen schildert hij witte wolken. Het verbeeldt precies hoe Bas Jan zich na al die maanden hard werken voelt. Hij explodeerde af en toe van spanning, maar werkte stug door. De collage wordt dan ook afgemaakt met de titel: I.M.P.L.O.S.I.O.N. Het affiche hangt hij op de gang van het Claremont College. William Leavitt, die zelf ook afstudeert, geeft hem een goedkeurend duwtje tegen zijn schouder en zegt: ‘Congratulations man. Where is the genever?’ Februari 1967 ontvangt Bas Jan zijn Masters diploma. Een maand later vliegt hij samen met Mary Sue – na vijf jaar afwezigheid – terug naar Nederland. Hij wil zijn Amerikaanse vrouw rondleiden in Nederland en zijn moeder het diploma laten zien. Haar zoon heeft in Amerika niet gefaald, maar succes behaald.

82


83

Holland-Amerika

Drieborg, juni 1967. Na zeven jaar afwezigheid is er weinig veranderd in zijn geboortestreek, constateert Bas Jan. Ook zijn moeder, mevrouw Ader, is nog steeds dezelfde voorkomende maar dominante vrouw. De hulp in de huishouding krijgt instructies om thee te zetten en Bas Jan en zijn Amerikaanse vrouw worden naar de voorkamer gestuurd. Aan de eettafel – vol met papierwerk – vertelt Bas Jan over zijn afstudeertentoonstelling in Los Angeles. ‘Het is een installatie. Een ruimtelijk schilderij. Behalve schilderijen en een fiets hangen er ook tekeningen met tekst. Die gaan over mijn jeugd in Groningen. Over tegenstellingen. Regen en fietsen in Nederland staan tegenover autorijden door de woestijn bij Los Angeles. Begrijp je? Het gaat over een explosie van ideeën, maar de titel is Implosion. Dat is dan weer een tegenstelling.’ Zijn moeder begrijpt weinig van kunst. Toch is ze trots op haar zoon. Hij heeft niet gefaald, maar zijn MFA-graad behaald. Een Amerikaans diploma. Op haar beurt vertelt ze het goede nieuws over zijn vader, dominee Ader. ‘Domie wordt postuum bijgezet in de Yad Vashem.’ ‘Yad Vashem?’, herhaalt schoondochter Mary Sue. ‘Het herdenkingsmonument in Israël voor allen die belangrijk werk deden voor de Joden in de Tweede Wereldoorlog’, legt mevrouw Ader uit. ‘Wow. Fantastic!’ Mary Sue ziet hoe haar schoonmoeder tijdens de afwas naar buiten staart. Bij het afdrogen herkent ze op de diepe borden nog restanten van het Hollandse middagmaal. Groentesoep, aardappelen en boontjes met draadjesvlees. En als toetje rijstepap met suiker en kaneel. ‘And why she has so many bottles of water?’, vraagt ze Bas Jan, die in de woonkamer voor het raam staat en evenals zijn moeder naar de horizon staart. ‘A habit from the war, I guess.’ ‘And why don’t you people communicate with each other, instead of staring through the window?’ ‘That is an essential part of the lifestyle in Groningen’, reageert Bas Jan laconiek. Na de stress in Los Angeles geniet hij van drie dagen rust op het Groningse platteland. Maar al snel wordt Bas Jan onrustig, want hij wil zijn Amerikaanse vrouw Nederland laten zien. Helaas hebben ze geen auto. Hoewel ze in Los Angeles bijna een is met haar auto, zeurt Mary Sue niet wanneer ze bij de bushalte wachten. De Amerikaanse lacht naar de dorpelingen die hen begroeten en zucht onafgebroken: ‘I love the countryside’. Eenmaal in de bus wijst Bas Jan haar op de voorname huizen van de herenboeren en de stulpjes van de landarbeiders. Mary Sue let vooral op de koeien en de paarden. Ze mist haar hond Tyger Tyfoon. Groningen. In de provinciehoofdstad gaan ze op zoek naar een beeld van Ger van Elk dat wordt tentoongesteld in het Sterrenbos. Onderweg ontmoeten ze bij toeval neef Bas Ader. Nadat hij zich heeft voorgesteld aan Mary Sue, gaat het al snel over de kunstenaarscarrière in Amerika. Hoe het daarmee staat? ‘Great. Ik heb dit jaar mijn MFA gehaald.’ ‘Pardon?’ ‘Master of Fine Arts’, vertaalt Bas Jan.


Amsterdam. She studied English, because she wanted to be a teacher. Domie was a remarkable man and made a good impression on the people. Rich and poor people alike. Their house looked very nice. They had a chair designed by the Dutch architect Mart Stam and Domie could also make his own furniture. Just before the war he travelled on his bike to Palestina. He wanted to study the Armenian language.’ Ze neemt een slok thee en fluistert Mary Sue in de oren: ‘It was very sad that the Germans killed him. People found him in the woods nearby and brought his body to this house.’ Mary Sue stelt dat het voor de moeder van Bas Jan moeilijk moet zijn geweest om haar zonen alleen op te voeden en tegelijkertijd ook nog kostwinner zijn. ‘A hell of a job.’ Nicht legt uit dat Groningse notabelen de oorlogsweduwe steunden. Eind veertiger jaren studeerde mevrouw Ader theologie aan de Horst in Driebergen en had contact met de Nederlands hervormde kring rond koningin Wilhelmina. ‘I often walked with my aunt through the woods. She was concerned with a lot of things. Talked all the time and then suddenly she became quiet. Then she had some kind of vision.’ Van Bas Jan herinnert ze zich niet veel. Haar neef was een braaf kind en toen hij in Doorn op het internaat zat, kwam hij wel eens op bezoek. Haar man, mijnheer Temmink Groll, was architect en zag dat Bas Jan goed kon tekenen. De vrouwen nemen tegelijkertijd een slokje thee, wanneer Bas Jan bij hen komt staan. Hij laat Mary Sue een ingelijste tekening zien. ‘Westminster Abbey. The artist was my uncle.’ ‘Wow, cool’, reageert Mary Sue spontaan. ‘My father was a specialist in cathedrals. But Bas Jan drawed horses en trees,’ vult nicht aan. ‘Het onderwerp is tegenwoordig “watervallen” heb ik gehoord.’ Met deze woorden komt oom Henk bij hen zitten. ‘En regen en fietsen’, licht Bas Jan toe. ‘Heel Nederlands!’ ‘Ja, dat verkoopt in Amerika.’ En de mannen praten over ‘the American Dream’. De vrouw van oom Henk, tante Miep, zakt in de stoel naast Mary Sue en claimt dat Bas Jan en zijn jongere broer regelmatig bij haar logeerden. In Haren. Ze vervolgt in steenkolen Engels: ‘After the war my husband, oom Henk, helped the mother of Bas Jan with building a new house’. Mary Sue zit midden in een kring van tantes en nichten en wordt van verschillende kanten toegefluisterd dat Bas Jan als twee druppels water op zijn vader lijkt. Maar de artistieke kant komt van moeders kant, de Appels. Mevrouw Ader gaat achter de piano. De familieleden luisteren vol respect naar een prelude van César Franck en de Amerikaanse krijgt zo een korte adempauze. Tijdens deze ‘teaparty’ leert Mary Sue meer van Bas Jan dan in vier jaar samenwonen. De heer Temmink Groll geeft de volgende dag een rondleiding in Utrecht. Ze wandelen van de Domtoren naar de Geertekerk, waar dominee Ader in 1935 zijn afstudeerrede hield. Terwijl ze de Oudegracht volgen, vertelt de stadsarchitect aan Mary Sue dat hij ontdekte dat neef Bas Jan meer talent had voor tekenen dan voor preken. Na een flinke discussie met zijn moeder, mocht de jongen zich inschrijven op de kunstnijverheidsschool in Amsterdam. ‘Saved by the bell’, lacht Mary Sue. De stadarchitect vraagt op zijn beurt om een gunst. Een foto van het stel voor een historisch pandje, dat hij liet restaureren. Bas Jan gaat akkoord op voor-

86


Bas Jan en Mary Sue te Utrecht


waarde dat oom ook een foto voor een vuilcontainer maakt. ‘Het leven is niet alleen mooi, maar vol tegenstellingen’, legt hij uit. ‘Daar gaat mijn werk over.’ Los Angeles, september 1967. Terug in Claremont wil Bas Jan aan een nieuw schilderij beginnen. Echter al snel steekt hij de kwasten terug in de terpentinepot. ‘Niet gemotiveerd’, vertelt hij Mary Sue en verlaat het huis om doelloos door Los Angeles te rijden. De grote brede autowegen langs villa’s en door canyons geven hem de rust om na te denken over de gebeurtenissen tijdens de Europese toer en de terugkomst in Los Angeles. Aan het eind van de Santa Monica Freeway rijdt Bas Jan de Pacific Coast High­ way op. Het uitzicht op de oceaan herinnert hem aan de reis naar Scandinavië. Na een paar weken Gronings platteland stelt Mary Sue voor een auto te huren. Gewend aan de Amerikaanse afstanden rijden ze in één ruk door naar Lapland om daar het Noorderlicht te zien. Op het noordelijkste puntje van Europa ervaart Bas Jan de ruimte en kracht van de natuur. ‘This is the energy that you feel at sea’, vertelt hij Mary Sue. Hij wil dat ze zijn verlangens naar de zee deelt. Maar zoals ze daar staat te bibberen in haar korte rokje en hippe bloemenbloesje, begrijpt hij dat zijn vrouw geen goede scheepsmaat is. Amerikaanse meisjes houden van comfort. ‘I miss Tyger Tyfoon’, zegt ze. ‘And my students are waiting’. Pas in een Finse sauna kan ze relaxen en genieten van de seks. Na een kort bezoek aan moeder in Drieborg, vliegen ze terug naar Amerika. Op het vliegveld van Los Angeles moet Bas Jan zich melden bij de immigratiedienst. Waarom hij zich niet liet naturaliseren? Een vraag die hij zichzelf al veel langer stelt. Terwijl hij de surfers op de golven ziet bewegen, weet hij wat hem zo bevalt aan de filmstad. Het is niet belangrijk of je Engels, Pools, Japans, een dochter van een vuilnisman of een zoon van een dominee bent. Wat telt, is wat je doet. En het is altijd mooi weer. In deze omgeving haalde hij met gemak zijn Masters, terwijl Bas Jan in Nederland zakte voor het overgangsexamen van de kunst­ nijverheidsschool. Diep in gedachten rijdt Bas Jan vanaf de coast way Mulholland Drive op. Hij wil zijn Nederlandse paspoort behouden. Zo gauw hij zich laat naturaliseren kan Bas Jan worden opgeroepen voor militaire dienst. Er zijn al 447.000 dienstplichtigen naar Vietnam gestuurd, van wie er 170.000 gewond of ge­­dood zijn. En televisiebeelden van brandende Vietnamese dorpen en vluchten­­de kinderen maken dat hij en Mary Sue meelopen in Vietnam-demonstraties. Tussen politici, nonnen, schrijvers, filmsterren, jongemannen in Indische jurken en meisjes op blote voeten, die als één koor ‘Johnson moordenaar’ roepen. In de hoop zijn pacifistisch sentiment te begrijpen, is Bas Jan begonnen aan de Engelse vertaling van Een Groninger pastorie in de storm. De oorlogs­ roman van zijn moeder grijpt hem sterk aan. Voor het eerst realiseert hij zich een oorlogskind te zijn en vraagt zich af welke invloed dat heeft op zijn leven. Al mijmerend neemt hij aan het eind van Mullholland Drive de Hollywood Freeway terug naar zijn huis in Claremont. Hoewel hij zich niet wil naturaliseren, moet hij er niet aan denken om terug te gaan naar Nederland. Waarom is hij altijd zo dualistisch, vraagt hij zich af. Te veel Hegel gelezen? Na veel twijfel besluit Bas Jan om te stoppen met het maken van kunst om filosofie te kunnen studeren aan het Claremont College. Om hier alle tijd voor te kunnen nemen, stopt hij met de vertaling van Een Groninger pastorie in de storm.

88


89

‘It’s is fascinating to read about yourself as a baby’, vertelt hij Mary Sue. Bijvoorbeeld de scène dat zijn moeder onder toezicht van de moffen al haar lingerie naar buiten moest gooien. ‘We had to flight for these bastards. I must have been two years old. So I don’t have any memory about it. But I think my mother wrote the truth and I must have felt her anger and fear.’ Hij wil echter niet wegzakken in valse sentimenten en gaan psychologiseren over de invloed van oorlogservaringen op kleuters. Bovendien irriteert het veelvuldige gebruik van Bijbelcitaten door zijn moeder hem. ‘Valt hier op aard geen musch dan met Uw wil.’ Alsof het Gods hand was dat zijn vader viel voor het vaderland en niet het sadisme van de Duitsers. Hij is blij terug te zijn in Amerika, waar hij filosofie kan gaan studeren. Afstand is het beste medicijn. Voor zijn Master had hij zich al in de dialectiek – de leer van de tegenstellingen – van Hegel verdiept. Maar omdat hij nu verder wil komen op de filosofische ladder schrijft hij zich in voor de werkgroep Wittgenstein. Wekenlang leest hij niets anders dan de stellingen uit de Tractatus Logico Philosophicus van de Brits-Oostenrijkse filosoof. De stellingen handelen over taal en logica. Bas Jan voelt enige opluchting wanneer hij in de collegezaal medestudenten ontmoet, die dezelfde worsteling ondergaan met de Tractatus. Wat overigens niet wordt uitgesproken, want de ander kan jouw pijn niet begrijpen, weet elke Wittgenstein aanhanger. Daarom reageren de studenten zich af door elkaar af te troeven met stellingen. ‘Probeer niet te zeggen wat aantoonbaar is’, roept een jongen met een ziekenfondsbrilletje. ‘Zij zijn het mystieke’, is de bijdrage van het enige meisje in de collegezaal. Er wordt boe geroepen wanneer een hippie met lange haren de anderen de mond wil snoeren met de meest geciteerde uitspraak: ‘Hé man, Waarover je niet kan praten, daarover moet je over zwijgen, weet je’. Hoewel een liefhebber van oneliners, houdt Bas Jan zich afzijdig van het steekspel en staart door het raam naar de rozentuin van het college. Hij denkt na over de betekenis van het woord vallen in het oorspronkelijke Duits: ‘Die Welt is alles was der Fall ist’. Dat klinkt toch beter dan de Nederlandse ver­ taling: ‘De wereld is alles wat het geval is’. Het collegegeld is hoog en moet betaald worden door Mary Sue. Zij steunt haar man graag, want met een inschrijvingsbewijs hoeft Bas Jan het land niet te verlaten. Soms gaan ze naar een hippe Love-Inn, maar voelen zich te oud om actief deel te nemen aan vrije seks. Liever zeilen ze met Neil Tucker Birkhead op de Pacific Ocean. Of lopen maandagavond langs de dertig galeries op La Cienega Boulevard. Jonge kunstenaars ontmoeten elkaar op deze ‘art walk’, discussiëren over kunst, flirten met de andere sekse, roken stiekem een joint en drinken Chablis. Het is het begin van de lokale kunstscene. Toch houdt de redactie van het inmiddels beroemd geworden kunsttijdschrift Artforum het voor gezien. Ze verwisselen de West Coast voor de East Coast. Want New York is en blijft de ‘hottest town’ voor de kunst. Het laatste nummer dat in Los Angeles wordt gemaakt, heeft als thema ‘American sculpture’. Bijdrages komen van landschapskunstenaars Robert Morris en Robert Smithson. Soll LeWitt schrijft – in de geest van Wittgenstein – Paragraphs on Conceptual Art. Het is een lijst van 23 regels voor de conceptuele kunstenaar. Zoals gewoonlijk krijgen Mary Sue en Bas Jan op zaterdagavond bezoek van


Bas Jan en zijn broer brengen de vrouwen naar het vliegveld bij Stockholm. Vanaf het terras voor het restaurant kan hij zien hoe Mary Sue met de andere passagiers de trap oploopt om in het vliegtuig te verdwijnen. Hij voelt zich opgelucht en verdrietig tegelijkertijd en als vanzelf bedenkt hij de titel van het laatste werk: Farewell to Faraway Friends. Tijdens een lange wandeling door de bossen, wil Bas Jan nog een foto maken in de geest van Friedrich. Hij gaat tussen de lange stammen van de naaldbomen staan en roept tegen zijn broer: ‘Ben ik klein genoeg ten opzichte van de stammen?’. ‘Wil je de bomen in de volle lengte in beeld?’ ’Ja. Totaal shot.’ Het is zo stil in het bos dat je het fototoestel kan horen klikken. Voor de volgende foto gaat de kunstenaar op de grond liggen, zoals hij ook in Zeeland op de grond ging liggen. Hoewel het puur om een geometrische vorm gaat, fluistert Bas Jan een bijna magische zin uit de biografie van zijn moeder: ‘De bomen stonden roerloos als pilaren in een kathedraal’. Zijn broer helpt hem opstaan en klopt wat dennennaalden van zijn rug. ‘Herinner je je Doorn nog?’ ‘De bossen en internaat Nieuw Ruimzicht.’ ‘Jij moest er ook naartoe.’ ‘Ja, toen jij naar de kunstnijverheidsschool ging. Het internaat was bedoeld voor “laatgeroepenen”, die in twee jaar werden klaargestoomd voor het staatsexamen Gymnasia alfa. Grieks en Latijn. Wat toch een vereiste is om te worden toegelaten tot theologie.’ ‘Dacht moeder dat jij dominee zou worden?’ ‘Dat had ze wel geprefereerd.’ ‘Tenslotte is ze zelf dominee geworden.’ ‘De beste oplossing.’ Misschien zijn het de herinneringen aan het internaat en de verwachtingen van hun moeder, waardoor de broers zich niet op hun gemak voelen tussen de bomen. Hun voorkeur gaat uit naar de weidsheid van de zee. Dit begrijpen ze van elkaar, terwijl hun andere interesses nogal verschillen. Toch probeert Bas Jan tijdens de terugtocht naar de auto zijn werk I’m too sad to tell you uit te leggen met één zin: ‘Jij kan mijn verdriet niet voelen’. Misschien heeft Erik geen verstand van kunst, hij kent zijn literatuur en citeert op zijn beurt een zin uit de Eerste ontroering van Nescio. Een verhaal over een vijftienjarige jongen, die in zijn korte broek in dierentuin Artis zit en onder de indruk is van de schoonheid van een boom. ‘’k Wilde dat ik nog eens bijna kon grienen zonder te weten waarom en hopen op iets, dat nooit komt.’ ‘Exact. Hopen op iets dat nooit komt. Daar gaat het over. Toch herken ik me meer in Holden Caulfield.’ Erik kent de hoofdpersoon uit Catcher in the Rye van Salinger, die van kostschool wordt gestuurd om vervolgens alleen in New York wilde avonturen te beleven. ‘Schitterende titel. Vanger in het koren. Roept associaties op met Groningen, waar wij ons letterlijk uit de hooiberg lieten vallen. Van de Nederlandse schrijvers gaat de voorkeur van Bas Jan uit naar Gerard Reve en Willem Frederik Hermans. De broers vinden elkaar vooral in Nooit meer slapen van Hermans. Ze vullen elkaar aan in het vertellen van verhaal van de hoofdpersoon. ‘Alfred Issendorf…’ ‘Zoekt meteorietstenen.’

124


Untitled (Zweedse val), 1971 naar Bas Jan Ader


Opnames I’m too sad to tell you, 1971


127

‘En kan door de muggen niet slapen.’ Issendorf raakt tijdens zijn zoektocht op de vlaktes van Lapland zijn collegageologen kwijt. Hij kent de weg niet en valt voortdurend in gaten, kuilen of holen. Tijdens deze nachtmerrieachtige overlevingstocht denkt hij aan zijn vader, die in de bergen van Zwitserland op zoek ging naar meteorietstenen, in een bergspleet viel en nooit meer thuiskwam. Issendorf besluit na zijn vruchteloze zoektocht terug te gaan naar Nederland, waar zijn moeder op hem wacht met twee kleine meteorietstenen. ‘Goede beschrijvingen van de ongereptheid van de Scandinavische natuur.’ ‘Er wordt ook veel in gevallen’, weet Bas Jan. In de voetsporen van Alfred besluiten ze terug te rijden naar hun moeder, want die zal zich afvragen waar ze zo lang blijven. Op de terugweg verandert het onderwerp van literatuur in filosofie. Beiden hebben Over de Esthetiek van Hegel gelezen. Kunst versus natuur. ‘Rather nature than culture’, vindt Erik. Bas Jan erkent als zeezeiler de kracht van de natuur, maar de ideeën van de mens zijn ook geweldig. ‘Bijvoorbeeld geometrie.’ Ze kennen alletwee het dualisme. In Drieborg krijgen ze bezoek van een vriend van Erik, Peter Bakker. Ze leerden elkaar kennen op het Doornse internaat. Toen Erik in Groningen ging studeren, vertrok Bakker naar Den Haag, waar hij avant-garde filmer wilde worden door lessen te volgen op de Vrije Akademie van Frans Zwartjes. Bas Jan vertelt dat hij een idee heeft voor een sisyfusachtige film. Hij wil stenen laten vallen op brandende lampen, waarna een zwart beeld overblijft. ‘Nacht.’ ‘Fantastisch idee’, vindt Bakker, want hij herkent het concept: film = licht. Oftewel wanneer er geen licht is, dan is er geen film. Vandaar dat het belangrijk is dat de locatie echt donker is. ‘De schuur van boer Tijdens’, suggereert Erik. ‘Te groot’, vindt Bas Jan, die niet te lang bij zijn moeder in Drieborg wil blijven. ‘Een vriend van me woont in Zaandam en die heeft een garage naast zijn huis, oppert Bakker. De kunstenaar en de filmer hebben weinig woorden nodig. Ze zetten Erik af in Groningen, want die moet blokken. Daarna rijden ze door naar Amsterdam, waar ze een ‘lightbulb’ kopen. ’s Avonds arriveren ze in de kleine stad in Noord-Holland, waar ze direct aan het werk gaan. Volgens de regels, die Bas Jan als kunstenaar/regisseur bepaalt, moet de gehele actie in één shot en vanuit één standpunt worden opgenomen. Dus eerst de set dressing. ‘Waar leggen we de lampen en waar de steen?’ ‘Voor de houten garagedeuren. De steen precies in het midden.’ regisseert Bas Jan en neemt zelf plaats achter de steen. De cameraman roept geen actie, want de kunstenaar bepaalt het moment van de handeling en die neemt dit keer alle tijd om zich te concentreren. Langzaam zakt hij door zijn lange benen om de zware steen op zijn knieën te tillen. Met al zijn kracht gaat de kunstenaar dan rechtop staan, laat de steen op zijn schouder rusten, draait zich een kwartslag om en de steen valt precies op een van de lampen. Het wordt halfdonker. Zonder een woord te zeggen herhaalt hij de handelingen en de steen valt op de linker lamp. Het is donker in de garage en er valt bijna een heilige stilte. ‘Mooi’, mompelt Bakker. ‘Nightfall’, zegt Ader. Na het harde werken volgt een gezellige zaterdagavond met de Zaandamse vriend en zijn vriendin Sylvia, die de volgende ochtend


meerijden naar Zeeland voor de volgende opnames. Bas Jan wil, nu hij toch in Europa is, zijn tijd goed gebruiken. In Westkapelle wil hij dit keer geen foto’s maken, maar een film. Bas Jan zit achter het stuur en de Zaandamse vriendin mag naast hem zitten. Ze is op­­ vallend sexy gekleed: hotpants en hoge lieslaarzen. De chauffeur laat zich echter niet afleiden, tenslotte is hij getrouwd en moet zich op de opnames concentreren. Hij geeft het meisje uitleg over de ruzie tussen Mondriaan en van Doesburg, die beiden tot de kunstenaarsgroep de Stijl behoren. ‘Mondriaan was een purist. Alleen horizontalen en verticalen, was zijn uitgangspunt. Terwijl Van Doesburg ervan uitging dat diagonalen ook geometrisch zijn. Mijn eerste werk bij de vuurtoren is alleen opgedragen aan Mondriaan. Dit keer wil ik het hebben over de discussie tussen de twee kunstenaars door me diagonaal te laten vallen, begrijp je?’ De Zaandamse begrijpt het niet helemaal, maar zegt: ‘geinig’. Vanaf de achterbank krijgt Bas Jan al helemaal geen reactie, want Bakker en de garagehouder slapen hun roes uit. Wanneer ze in Westkapelle aankomen is er behalve de beweging van de wind door de bomen, niets of niemand te zien. De bewoners luisteren in de gerefor­ meerde kerk naar de dominee. Het juiste tijdstip om te filmen. Bas Jan zet de schraag op goede afstand voor de toren en Bakker maakt de cameraopstelling. Silvia neemt plaats in de bocht van het landweggetje om nieuwsgierige Westkapellers tegen te houden. De garagehouder past ondertussen op de Mercedes. De opnames kunnen beginnen. Bas Jan valt onhandig zijwaarts tegen de schraag aan en net op dat moment komt er een auto in beeld. Bakker roept: ‘Cut!’. Sylvia rent op haar hoge lieslaarzen op de auto af en roept: ‘Stop, stop, film­ opname!’. Achter het stuur zit een oude boer en naast hem een vrouw in een traditioneel Zeeuws kostuum, compleet met een wit kapje en spiegeltjes boven haar oren. Ze negeren de verkeersaanwijzingen en rijden gewoon door. Bas Jan stampvoet van woede en roept: ‘Godverdomme, stomme Zeeuwen!’. Filmmateriaal is duur, bovendien is diagonaal vallen pijnlijker dan hij had gedacht. De volgende opnames gaan goed. Terug naar Amsterdam hebben ze vreselijke lol over de boer en zijn vrouw, met haar ‘achteruitkijkspiegeltjes’. Bas Jan meent dat ze een verkeerde indruk hadden van Sylvia en legt even een hand op haar been, die ze snel wegduwt en lacht naar haar vriend op de achterbank. Bakker maakt ondertussen een parodie op de vrouw: ‘Doorrieden man. Dot is un frou von slachte zedu’. Bas Jan is zo tevreden over de samenwerking met Bakker dat hij een nieuwe versie van I’m too sad to tell you wil draaien. Dit keer meer gestileerd. ‘Geen bekkentrekkerij.’ Ze spreken af in de in de studio van Bakker in de Hondecoeterstraat. Om in de stemming te komen drinken ze Heineken bier. Omdat Bas Jan zich op zijn gemak voelt bij Bakker kan hij op een natuurlijke manier, zonder hulpmiddelen, huilen. Na de intensieve sessie neemt hij afstand van zijn tranen met een theoretisch verklaring. I’m too sad to tell you gaat over het loskoppelen van taal en emotie. Dezelfde avond filmen ze ook de titel van de Zeeuwse film, hiervoor schrijft Bas Jan met een zwarte stift op een wit papier Broken Fall (geometric), Westkapelle Holland. Het ‘Broken’ staat voor de verbroken vriendschap tussen Mondriaan en Van Doesburg.

128


Broken Fall (Organic), Amsterdamse Bos, 1971 naar Bas Jan Ader


Autoritten door Europa


131

Bas Jan blijft een man van de tegenstellingen, vandaar dat hij na de geometrische valfilms nog een organische val wil filmen. Bij het drinken van een glaasje jenever besluiten ze dat het werk in de natuur plaats moet vinden. En om de wet van de zwaartekracht – dus een rechte lijn naar beneden – het beste vorm te geven wil Bas Jan uit een boom vallen. De studio van Bakker is in de buurt van het Vondelpark, waar veel bomen zijn maar ook veel stonede hippies die gemakkelijk de opnames verstoren. Vandaar dat Ader en Bakker met het filmequipment naar het Amsterdamse Bos rijden, waar ze aan de rand van een sloot een mooie stevige boom vinden. Bas Jan draagt voor de gelegenheid geen slippers, maar cowboyboots, die hij niet kan verliezen. Er is geen set dressing nodig, dus de opnames met de 16mm camera kunnen beginnen. De kunstenaar klautert behendig de boom in en gaat aan een lange tak hangen. Met beide handen manoeuvreert hij zich richting sloot, blijft even hangen en laat dan los. Let Go. Het volgende moment is zijn lange dunne lichaam verdwenen in het water. Terwijl Bakker Broken Fall (organic), Amsterdam, 1971 wordt opgenomen, bevalt zijn vrouw in het ziekenhuis van een dochter. ‘Het was een mooie organische bevalling’, meldt haar man de volgende dag. In zijn donkerblauwe pak en met een donkerblauwe fluwelen muts op rijdt Bas Jan naar Driebergen en belt aan bij zijn neef Joop Appels. Die wordt overvallen door het artistieke uiterlijk van zijn jongere neef en vooral door zijn vraag. ‘Heb je zin om mee te rijden naar Düsseldorf? Ze vertonen daar werk van me op een tentoonstelling over film en fotografie. Prospect ’71.’ ‘Je kan die afstand toch niet op een avond heen en weer rijden?’, Is zijn reactie. Echter voor zijn Amerikaanse neef is het de gewoonste zaak van de wereld. Joop wil zich ook niet laten kennen en stapt in de auto. Eenmaal in Düsseldorf wacht hem een nieuwe verrassing. Al die gekke foto’s en films. ‘Is dat nou kunst?’ Hij bekijkt de valfilms van Bas Jan, terwijl die handen schudt met de mannen van Art & Project, die een nieuw werk Van Elk bewonderen. ‘Verfrissend commentaar op Paul Klee’, vinden de heren. ‘Ben ik helemaal naar Düsseldorf gereden om een paar afgekloven vissen op een bord te zien?’, vraagt Joop zich af. Gelukkig is er nog tijd voor een biertje, maar de neven concluderen op de terugweg dat ze weinig gemeen hebben. ‘Hoe lang woon je nu in Amerika?’ ‘Bijna tien jaar.’ Tja, daar word je een ander mens van. De volgende dag rijdt Bas Jan door naar de beurs in Bazel. Behalve van de hoge kwaliteit van de kunst, raakt hij ook onder de indruk van een Nederlandse vrouw. Ze belanden in een hotel. Bas Jan heeft het zo van haar te pakken dat hij bewust of onbewust zijn paspoort vergeet. Hij meldt Bakker, met wie hij een afspraak heeft om een nieuw werk te maken in Zeeland, dat hij wat later komt en rijdt in zijn blauwe Mercedes terug naar Bazel. ‘The American way of living’, weet filmkenner Bakker. Het is de titel van de film, die de postbode uit Jour de fête ziet en daarna zo snel mogelijk – oftewel op Amerikaans wijze – de post rond gaat bezorgen. Toch is Bas Jan niet alleen maar een snelle Amerikaanse jongen. Voor zijn nieuwe werk wil hij zich namelijk concentreren op de esoterische filosofie, waar Mondriaan in zijn Zeeuwse periode fanatiek aanhanger van was. Om de theosofie te praktiseren mediteerde deze kunstenaar op het strand.


‘Vuur, lucht, water en aarde, waren alleen maar het zichtbare omhulsel, de symbolen van de bezielende, onzichtbare zielen of geesten – de kosmische goden, die werden vereerd door de onwetenden en eenvoudigen en die eerbiedig werden erkend door hen die wijzer waren.’ Bas Jan wil een hedendaagse vorm geven aan dit citaat uit De Geheime Leer. En zoals Dylan zijn tekst op een papier schreef voor het nummer Gotta Serve Somebody, zo schrijft Ader de vier elementen – water, vuur, lucht, aarde – op een papier. De opnames bij de Shermantank op de polderdijk van Westkapelle zijn moeizaam. De harde zeewind blaast de witte tekenvelletjes alle kanten op, zodat de teksten onleesbaar in beeld komen. De mannen zijn niet zo niet geconcentreerd zoals bij vorige opnames. Bakker omdat hij net vader is geworden en Bas Jan vanwege zijn liefdesavontuur. Gedeprimeerd en vermoeid rijden ze terug naar Amsterdam, waar ze in de Hondecoeterstraat nog wat Heineken drinken. Bakker is nu gezinshoofd en moet de kost verdienen. Voor Bas Jan wordt het tijd om terug te gaan naar Los Angeles. Met afspraken voor het uitvoeren van performances bij Art & Project en de kunsthal in Bremerhaven gaat Ader terug naar zijn Amerikaanse vrouw. Hoe moet hij haar uitleggen dat hij verliefd is geworden op een Nederlandse vrouw? Deze gedachten spelen door Bas Jan zijn hoofd, wanneer hij een kop thee bestelt in een café aan het Leidseplein en een sigaartje opsteekt. Met zijn Gronings Amerikaanse accent begroet hij de jonge journaliste Betty van Garrel van het weekblad Haagse Post. ‘Eindelijk ontmoet ik dan de man over wie ik een jaar geleden toevallig hoorde, toen je met fiets en al de gracht in reed’, zo opent ze het gesprek. Daarna zag ze bij Van Elk op de schoorsteen de foto I’m too sad too tell you en las ze in het Art & Project bulletin over Broken Fall in Westkapelle. Bas Jan geeft haar met zijn grote witte gebit een ‘big smile’ en legt uit waarom ze hem zo moeilijk te spreken kon krijgen. ‘In mijn nieuw aangeschafte auto heb ik Europa gedaan.’ De Haagse Post is goede publiciteit weet hij, vandaar dat hij een korte uitleg geeft over zijn jeugd in Groningen en zijn eerste zeereis van Marokko naar Amerika. ‘In 1967 ben ik gestopt met schilderen.’ Zijn schilderijen hadden altijd een hetzelfde thema. Het ging niet over een dramatische gebeurtenis, maar toch over een drama dat had plaatsgevonden. Dat wilde hij op neutrale wijze registreren, zoals met het schilderij I wonder where the yellow went (1967). ‘Dat bestond uit twee delen. Het bovenste was geel. Het onderste deel stond op de grond en liet geen geel meer zien.’ In het zelfde jaar besloot hij te stoppen met kunst. ‘Dat heb ik laten zien met een affiche, waarop ik boven het dak van mijn huis in een fauteuil een sigaartje rookte.’ ‘Wat was de titel van het werk?’ ‘De kunstenaar denkend aan de krachten van de natuur.’ Bas Jan legt uit dat hij in die periode een klassiek verlangen had om eenheid te vinden tussen kunst en leven. ‘Die jongens die steeds maar weer kunst moeten maken omdat het kunstenaars zijn’, zegt hij vermoeid. ‘Er is veel meer moed voor nodig om eens een maand niets te doen.’ Wel brengt hij eens in de paar maanden met zijn geestverwant Leavitt het blad Landslide uit, waarbij ze op satirische wijze wil­len reageren op het al te diepzinnige gezwam in de officiële kunsttijdschriften.

132


Bas Jan tijdens filmopnames te Westkapelle


De journaliste wil nu wat dieper ingaan op de ideeën van de kunstenaar en bestelt daarom iets sterkers. Bas Jan geniet van zijn laatste jenever in Amsterdam en vertelt dat hij filosofie is gaan studeren en geboeid raakte door Hegel. Uit esthetische overwegingen geniet hij van de opbouw van zijn filosofische systeem. ‘Ik ben in veel opzichten een gespeten persoonlijkheid. Alleen al wat Europa en Amerika betreft, maar ook in zoveel andere dingen. In Hegel zag ik in een mogelijkheid om die beide kanten van me te onderkennen. En in plaats van ertegen te vechten, los daarvan tot nieuwe ideeën te komen.’ Het is eind oktober, dus het wordt al vroeger donker. Op het Leidseplein gaan de lantaarns aan en binnen wordt het steeds gezelliger. Bas Jan haalt nog een rondje jenever en vertelt enthousiast over de film Nightfall. ‘Ik sta in een ruimte met links en rechts van mij een lichtpeertje. Die twee peertjes liggen brandend op de grond en verzorgen het hele licht in de film. Eerst houd ik een steen in mijn rechterhand tot ik hem niet meer kan dragen. Die steen valt op het peertje, dat breekt. Dan neem ik de steen in mijn linkerhand en als die op het andere peertje valt wordt het donker en is de film uit.’ Bas Jan moet lachen om zijn eigen woordspeling, maar Van Garrel wil serieus doorgaan op het thema vallen. ‘Welke connectie heeft I’m too sad to tell you met vallen en was Yves Klein al niet veel eerder met de Saut?’ Ader weerlegt dat het een val was. Hij wil de originaliteit van zijn werk niet van zich af laten nemen. ‘Yves Klein sprong. Ik ben altijd geboeid geweest door de tragiek. Dat zit ook in vallen, de val is de mislukking. Iemand heeft eens tegen mij gezegd: ik kan me best voorstellen, dat jij zo geobsedeerd bent door de val, dat komt omdat je vader gefusilleerd is. Dat is natuurlijk een veel te anekdotische benadering van de zaak. Alles is tragisch omdat de mens altijd zijn controle verliest over processen, over de materie, over zijn eigen gevoelens. Dat is een veel universelere tragiek, en die kun je niet visualiseren vanuit de anekdote.’ En als een voorbeeld van hoe je een werk op meerdere manier kunt uitleggen neemt hij zijn huilwerk. ‘Kijk, I’m too sad too tell you kan je ook benaderen vanuit die hele he-man cultuur in Californië. Daar wordt zo’n kunstwerk waarop je, zeg maar, een potje staat te grienen natuurlijk als ontzettend slap ervaren. Je bent een loser. Los Angeles is zo onvoorstelbaar prachtig en het is zo anti kunst. Hier in Amsterdam is iedereen kunstenaar. De wansmaak is iets heel prachtigs. Net als de tragiek, die benader ik op een amorele wijze. Ik heb veel gevoel voor de schoonheid van de tragiek. De tragiek van de tragiek, dubbelop.’ Bas Jan heeft veel meer losgelaten dan hijzelf zou willen en vindt dat het tijd wordt om te vertrekken. Van Garrel belooft zo snel mogelijk het uitgewerkte stuk naar hem toe te sturen, maar Ader zegt dat het niet nodig is. ‘Ik ben snel weer terug in Nederland.’ Hij moet wat zaken regelen in Los Angeles. Hij is bang dat hij zijn lerarenbaan kwijt is. Aan de andere kant heeft hij in Nederland meer succes dan al die jaren in Amerika. In ieder geval laat hij zijn Mercedes bij Schiphol staan. Ader wandelt naar het huis van Van Elk en denkt aan het zojuist verschenen Een avond in Amsterdam van K. Schippers. Hoe vreemd zou het zijn om zo’n wandeling in L.A. te maken, waar je je alleen met de auto verplaatst. Hij heeft wel zin om terug te gaan, maar hij kan de nacht in Bazel niet uit zijn hoofd zetten. Een duidelijk voorbeeld van dualiteit. Hij besluit Mary Sue het boek Open Marriage. A New Life Style for Couples van het echtpaar Nena en George O’Neill te geven.

134


135

In Claremont breng de postbode eind december de Haagse Post, waarin het interview met Betty van Garrel. Het eerste dat opvalt is de tekst onder de foto van I’m too sad to tell you: ‘Valkunstenaar Ader: een potje grienen’. Hij stampt op de grond en roept: ‘shit, what a bitch’. En ook strekking van het artikel maakt hem kwaad. Zo wordt zijn werk vergeleken met dat van Yves Klein en Dennis Oppenheim, waarbij Ader duidelijk het onderspit delft. Het enige wat hem bevalt zijn zijn eigen woorden over de valwerken in Zeeland en het Amsterdamse Bos. ‘De schraag is opgebouwd uit diagonalen en die breekt mijn val. Je staat op de vlakke aarde, dat is de verhouding verticaalhorizontaal. De val beweegt zich tussen deze twee absolute richtingen en dan word je val ook nog gebroken door de schraag, de diagonaal.’ ‘En hiermee wilde hij zich verhouden tot de horizontalen en verticalen van Mondriaan’, is het commentaar van Van Garrel. ‘Bij de organische val hang ik aan een tak tot ik onderworpen ben aan de wetten van de zwaartekracht. Dan kom ik half in een bosje naast een sloot terecht. De natuur breekt mijn val. In I’m too sad to tell you gaat het ook om het proces van vallen, het vallen van de tranen.’ Bas Jan herkent zich in de citaten, maar de conclusie die Van Garrel trekt uit zijn beschrijving van Nightfall, namelijk ‘Zo gaat kunst soms met een nachtkaars uit’, doet pijn. Mary Sue en Leavitt menen dat hij blij moet zijn met zo’n groot artikel in een belangwekkend Nederlands blad, toch heeft Bas Jan het gevoel dat hij gefaald heeft. Het credo ‘beter slechte kritiek, dan geen kritiek’ helpt niet. Hij had zich­­ zelf in Nederland willen presenteren als een Amerikaanse kunstenaar, maar Van Garrel had blijkbaar moeite met zijn manier van presenteren en vond dat hij een toontje lager moest zingen. Typisch calvinistisch Nederlands concludeert Ader in een telefoongesprek met Van Elk. En wanneer hij zijn nieuwe liefde belt, zegt zij: ‘Ach, Betty is jaloers’.


uitbarsting moet komen. De Leavitts gaan even wandelen, want ze hebben nauwelijks iets van de stad gezien. ‘You should go to the Stedelijk Museum’, adviseert Bas Jan zijn vriend en Mary Sue vertelt Ann dat ze de volgende dag naar het Waterlooplein gaan. ‘You can find there everything. Beautiful old stuff. And it is very cheap.’ Terwijl Bas Jan nog afleiding probeert te zoeken in een ballenspel met Lhoopy en zijn vrouw met overdreven aandacht het appartement stofzuigt, komt het uiteindelijk tot een knetterende ruzie, waarbij zoveel lawaai wordt gemaakt dat een agent van het politiebureau aanbelt. Wanneer ze aan het eind van de middag thuiskomen vinden de Leavitts Mary Sue in tranen en Bas Jan is weer naar Friesland vertrokken. Mary Sue is blij dat haar vrienden er zijn en laat hen Amsterdam zien. Voor Californiërs die zelfs de kortste afstand met de auto doen, is het heerlijk om langs de grachten te kunnen wandelen en ze zijn verrast door de vrije sfeer die er heerst. Wat hen nog het meest bevalt is dat je ’s avonds naar de kroegen op het Leidseplein kunt lopen, waar kunstenaars en schrijvers elkaar ontmoeten en je tot laat in de nacht met bier of jenever naar muziek kunt luisteren. Volgens afspraak gaan Mary Sue en de vrouw van Leavitt de volgende dag naar het Waterlooplein en loopt Bas Jan, weer terug uit Friesland, met Leavitt naar Art & Project. De twee galeriehouders hoorden al over het magazine Landslide, waarvan Leavitt een exemplaar heeft meegenomen en ze willen graag meer werk van hem zien. In Casablanca op de Zeedijk genieten de vrienden van de jazzimprovisaties, maar de sfeer tussen hen is gespannen. En wanneer de enigszins beschonken Bas Jan op de terugweg opschept over zijn nieuwe vriendin, vindt Leavitt dat het tijd is om zijn vriend de waarheid te zeggen. ‘How can you treat Mary Sue like this. She doesn’t deserve it!’ schreeuwt de anders zo rustige Leavitt. De drank en de spanningen maken hem emotioneel. Bas Jan kalmeert zijn vriend door een uitleg te geven over ‘osmose in the marriage’ en uiteindelijk gaat het toch om het werk wat hij maakt. ‘You know I am not a hero, like my father. But by distance words and gentle action like with The boy who fell over Niagara Falls, I can evoke the poignancy of this lack.’ Leavitt vergeet dat hij kwaad is en als vanzelf gaat het niet meer over overspel maar over de kwetsbaarheid van de kunstenaar. ‘Yeah, this relationship to heroism must be metaphoric.’ Ondertussen heeft de politie geklaagd bij de eigenaresse van het appartement en Mary Sue heeft te horen gekregen dat ze moeten verhuizen. Van Elk biedt zijn appartement aan, want hij is toch veel onderweg. In de blauwe Mercedes rijden Bas Jan en Mary Sue naar het noorden. Na een kort bezoek aan mevrouw Ader gaan ze naar het Groninger Museum, waar ze kennis maken met Poul ter Hofstede. Deze conservator vertelt dat hij onlangs een film in het Amsterdamse Shaffy Theater zag. ‘Eerst hebben we vier uur in de auto gezeten en de film die we toen zagen was bijna hetzelfde. Het duurde ook vier uur en er was net zo weinig te zien.’ ‘Minimal movie’, weet Mary Sue. Ter Hofstede is geïnteresseerd in de valfilms en wil deze opnemen in een programma over ‘Film als Beeldend middel’, wat hij aan het ontwikkelen is in samenwerking met Kunsthistorisch Instituut van de Universiteit van Groningen. Vanuit Groningen is het niet ver naar Bremerhaven, waar Wellemer ’s avonds bij een glas bier over zijn oorlogservaringen vertelt, namelijk de bombardementen op de havenstad. Die ondanks de nieuwbouw een kale indruk maakt. Het

138


Performance The boy who fell over Niagara Falls, 1972 naar Bas Jan Ader


What Makes Me so Pure, Almost Holy? And More en What Does it Mean? Cheep, Cheep, 1967, kunstenaarsboek


Implosion, 1967, offset litho op papier, 45,7 x 30,5 cm


The Artist as Consumer of Extreme Comfort, 1968, zilvergelatinedruk, 25,4 x 25,08 cm


Please Don’t Leave Me, 1969, installatie (verf, gloeilampen, draad), diverse maten


All my clothes, 1970, zwart-wit foto, 28,2 x 35,5 cm


I’m too sad to tell you, 1970, zwart-wit foto, 8,8 x 13,8 cm.


Still van Fall II, Amsterdam, 1970, 16mm, 19 sec.


Pitfall on the way to a new Neo Plasticism, Westkapelle Holland (1971), 1971, kleurenfoto, 41,3 x 29 cm


Beeldend kunstenaar Bas Jan Ader (Winschoten, 19 april 1942) verdween in 1975 tijdens de uit­ voering van zijn werk In Search of the Miraculous – een solozeiltocht over de Atlantische Oceaan. Ader is bekend van een klein, weloverwogen oeuvre, waarin ‘vallen’ het hoofdthema is. Hij laat zich vallen van het dak van zijn huis in Los Angeles en rijdt in Amsterdam met fiets en al de Reguliers­ gracht in. In diezelfde periode ontstaat ook het meer dramatische I’m too sad to tell you. Met name dit werk en zijn verdwijnen op de Atlantische Oceaan maken dat de belangstelling voor de kun­ stenaar nog steeds toeneemt. Dominee Ader, de vader van Bas Jan, werd gefusil­ leerd door de Duitsers. Behalve verzetsheld was hij ook een avonturier, die in 1936 in zijn eentje naar Palestina fietste. Ook zijn zoon zocht de eenzaam­ heid van de natuur. Deze drang naar avontuur is de rode draad in Let Go / Bas Jan Ader.

Om persoon en werk van Bas Jan Ader beter te begrijpen heeft voormalig theatermaker/actrice Marion van Wijk (1955) diepgaand onderzoek gedaan. Ze interviewde familieleden, vrienden en collega’s, bezocht locaties en verdiepte zich in kunst, filosofie, geschiedenis en maritieme litera­ tuur om het persoonlijke verhaal een breder per­ spectief te geven. Hoewel Van Wijk haar biografiek baseert op bestaande bronnen, heeft ze gebruik­ gemaakt van haar verhalende vermogen om de hiaten in de informatie over zijn leven – een gevolg van zijn zwerftochten – op te vangen. Gedetailleerde potloodtekeningen van Van Wijk, naar foto’s uit het leven van Ader, zijn een integraal onderdeel van het boek. Ze zorgen dat er twee parallelle verhalen naast elkaar lopen. Een katern met het werk van Ader en een interview met zijn echtgenote Mary Sue Ader­Andersen completeren de biografiek.


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.