















Deel 2 1985 - 2004 De verhalen achter de hits Godfried




Deel 2 1985 - 2004 De verhalen achter de hits Godfried
Artiest ZZ Top
Single Gimme All Your Lovin´
Lengte 03:24
Songwriters Billy Gibbons, Dusty Hill en Frank Beard
Platenlabel Warner Brothers
Periode in Top 40 11 weken
Hoogste notering in Top 40 #8
In top 100 van 1985 #56
Wanneer je de bandnaam ZZ Top hoort, gaan je gedachten ongetwijfeld uit naar hun videoclips die in de jaren tachtig veelvuldig op MTV te zien waren: met mooie dames op hoge hakken, de knalrode Eliminator-Hot Rod en de synchrone bewegingen van de drie bandleden. En uiteraard de lange baarden van zanger/gitarist Billy Gibbons en bassist Dusty Hill, een imago dat minstens zo krachtig is als de hitsingles die de Texaanse bluesrockers door de jaren heen hebben gescoord. Overigens is drummer Frank Beard – in tegenstelling tot wat zijn achternaam suggereert – het enige bandlid zonder baard. Maar goed, het waren de singles Gimme All Your Lovin’, Sharp Dressed Man en Legs en de bijbehorende videoclips waarmee ZZ Top begin jaren tachtig internationaal doorbrak. Hoewel de band op dat moment al ruim tien jaar actief was, zeven studioalbums had uitgebracht en een reeks bescheiden hits had gescoord in de Amerikaanse, Canadese en Australische hitlijsten.
In het begin was de sound van ZZ Top sterk geworteld in de blues. Wanneer ik Billy Gibbons vraag naar zijn eerste kennismaking met dit genre, kan hij zich dat nog goed herinneren. “Blues kwam al vroeg in mijn leven. Of rhythm and blues, kan ik beter zeggen. We hadden een huishoudster die graag naar dat soort platen luisterde. Het leek overal in huis aanwezig te zijn.” De nog jonge Billy werd het meest geraakt door de muziek van Jimmy Reed, een Amerikaanse bluesmuzikant die halverwege de vorige eeuw actief was en waarvan later veel nummers door grote bands en artiesten zijn gecoverd. Met bekende voorbeelden als Honest I Do (The Rolling Stones), I Ain’t Got You (The Yardbirds), Big Boss Man (Elvis Presley) en You’re So Fine (Steve Miller Band). “Zelfs vandaag de dag lijkt Jimmy Reed nog steeds een sterke aantrekkingskracht uit te oefenen. Zijn muziek lijkt op het eerste gezicht eenvoudig, maar is bij nader inzien behoorlijk verfijnd en complex. Heel interessant,” mijmert Billy.
Een andere muzikant die jaren later diepe indruk op Billy maakte, was niemand minder dan Jimi Hendrix. Als bandlid van Moving Sidewalks ging Billy eind jaren zestig zelfs mee op tournee met Jimi, omdat zijn band het voorprogramma van de iconische Amerikaanse gitarist was. Een bijzonder moment voor Billy, ook omdat dit de eerste Amerikaanse tournee van Jimi als headliner was. In welke zin was Jimi´s gitaarspel een bron van inspiratie voor de jonge gitarist van Moving Sidewalks? “Je kan stellen dat de inventiviteit van Jimi Hendrix hem in staat stelde om dingen op de Fender Stratocaster te doen die de ontwerpers nooit hadden kunnen bedenken.” [lacht] “Hij liet het instrument dingen doen op manieren die veel verder gingen dan de gebruikelijke toepassing,” waar Billy gelijk dieper op ingaat. “De originele pickup selector bijvoorbeeld was voor slechts drie standen ontworpen. Met één stand voor elk van de drie pickups. Het was Hendrix die ontdekte
1985 - ZZ Top
dat hij, door de schakelaar zorgvuldig tussen twee standen in te plaatsen, twee pickups disharmonisch kon laten klinken. Dat was nog nooit eerder gedaan. En hij was linkshandig en speelde op een rechtshandige gitaar die ondersteboven was gedraaid. Dat had niet alleen invloed op zijn spel, maar ook op zijn podiumpresentatie. En op een goede manier, mag ik wel zeggen.”
Hoewel ZZ Top na de oprichting in 1969 jarenlang kleine hits wist te scoren in Noord-Amerika en Australië, duurde het tot het begin van de jaren tachtig dat de band uit Texas wereldwijd doorbrak. Uiteraard met het in 1983 verschenen album Eliminator, waarvan alleen al in Amerika meer dan tien miljoen exemplaren zijn verkocht. Mede dankzij de drie hitsingles die in het begin van dit hoofdstuk voorbijkwamen (de vierde single die van Eliminator verscheen – TV Dinners – was alleen in de Britse hitlijst succesvol). Wat opvalt is de verandering van de sound van de band, in vergelijking met de voorgaande albums die meer blues-georiënteerd waren. Eén specifiek instrument speelde in deze verschuiving van het bandgeluid een belangrijke rol, wil Billy graag toelichten. “Je moet niet vergeten dat de bedrijven die muziekinstrumenten maakten in die tijd op zoek waren naar manieren om de markt een impuls te geven. We zagen destijds de opkomst van de synthesizer. Toen we de studio binnenliepen, zagen we daar allemaal van die contraptions, zoals wij de synthesizers noemden. We waren nieuwsgierig naar wat voor dingen dat waren. Gelukkig waren de geluidstechnici waarmee we
1985 - ZZ Top
Artiest Run-DMC ft. Aerosmith
Single Walk this Way
Lengte 03:35
Songwriters Steven Tyler en Joe Perry
Platenlabel London Records
Periode in Top 40 10 weken
Hoogste notering in Top 40 #2
In top 100 van 1986 #36
Het was niet de allereerste keer dat rockmuziek en hiphop met elkaar samensmolten, toen Run-DMC en Aerosmith op 9 maart 1986 de studio indoken om een nieuwe versie van Walk This Way op te nemen (het origineel was in 1975 verschenen op het Aerosmith-album Toys in the Attic). In de voorgaande jaren waren namelijk al een aantal singles uitgekomen die een vergelijkbare crossover lieten horen, zoals Rock Box (Run-DMC), Rock Hard (Beastie Boys) en Rock the Bells (LL Cool J).
En niet te vergeten het eveneens in 1984 verschenen debuutalbum van de Red Hot Chili Peppers, die met hun mix van rap, funk en rock een nieuw en eigenzinnig geluid lieten horen. Als we nog iets verder teruggaan in de tijd, horen we bij nummers als The Magnificent Seven (The Clash) en
Rapture (Blondie) – beide opgenomen in 1980 en uitgebracht in 1981 – al voorzichtig de eerste stappen in deze richting. De nieuwe versie die in 1986 van Walk This Way werd opgenomen was dus allesbehalve een primeur, maar het was wel de meest succesvolle tot dan toe: de eerste hiphop-single die de 1986 - Run-DMC ft. Aerosmith
Rapper’s DelightThe Sugarhill Gang
top 5 van de Amerikaanse Billboard Hot 100 wist binnen te komen en een top 10-hit werd in veel andere landen, waaronder in Nederland waar de single in de Top 40 op nummer 2 terechtkwam.
“Mijn eerste kennismaking met hiphop waren de cassettebandjes van de live-optredens die plaatsvonden op straat in New York, die veel beter waren dan de [officieel uitgebrachte] platen, inclusief de mijne,” vertelt Darryl McDaniels in het begin van het interview. “Dat waren cassettebandjes van Treacherous Three, Funky Four Plus One, Fantastic Five en Grandmaster Flash and the Furious Five. En dj’s zoals The Grand Wizard Theodore, Kool Herc en Crash Crew met dj Daryll C.” Een specifiek moment wanneer hij zelf begon met rappen kan Darryl niet aanwijzen. Het was meer een geleidelijk proces, vertelt hij, verdeeld over meerdere gebeurtenissen: de eerste keer dat Darryl op school rapmuziek hoorde, de block parties in zijn wijk Queens en de vroege hiphop die afkomstig was uit de Bronx en Harlem. Geleidelijk aan raakte de jonge Darryl in de greep van hiphop, legt hij uit. “Alles wat hiphop omvatte, was ik: mijn ziel, mijn geest, mijn atomen, mijn moleculen, mijn DNA… Ik wist niet waarom, maar het sprak me enorm aan.”
“Run en ik wilden Walk This Way niet als single uitbrengen”
Geïnspireerd door de eerste hiphop-singles die eind jaren zeventig en begin jaren tachtig de Amerikaanse hitlijst haalden, begon Darryl steeds meer met rap te experimenteren. “In mijn kelder was ik Grandmaster Get High. Want als je onder invloed van mijn muziek was, dan had je geen wiet of drank nodig. Ik was dus als dj in mijn kelder bezig. En toen kwam Rappers Delight uit, en voorafgaand aan The Message en Planet Rock bracht Grandmaster Flash and the Furious Five de single Superrappin’ uit,” waarna Darryl tijdens het interview spontaan een gedeelte van dit laatstgenoemde nummer begint te rappen. “Ik ging helemaal los en dacht: Dit moet ik doen! Omdat ik erachter kwam dat Grandmaster Flash een dj was die muziek maakte zoals ik deed. Maar Rapper’s Delight bestond uit drie mc’s die [in het nummer] lange stukken rapten. Eerst rapte er één, dan de tweede en dan de derde. Deze jongens rapten van begin tot eind. Dat voelde als iets nieuws voor mij. Dus werd ik die dag in mijn kelder ‘MC Easy D.’ [rapt] Because my name is Darryl and it starts with a D, and this rap thing is easy for me. Maar het was niet serieus bedoeld, ik deed meer alsof. En voor mezelf. Het was niet iets wat ik echt wilde doen.”
Maar het moment dat Darryl zijn start in de wereld van de hiphop zou maken, liet niet lang op zich wachten. Via zijn schoolgenoot Kurtis Blow –de eerste rap-artiest die een platendeal bij een groot label tekende – en diens manager Russell Simmons kwam hij in contact met Russells broer Joseph
1986 - Run-DMC ft. Aerosmith
TrevorHorn wordt ook wel ‘the man who invented the 80s’ genoemd, gelet op de vele klassiekers uit de jaren tachtig waar de Britse producer bij betrokken is geweest. Van Relax (Frankie Goes to Hollywood) en Poison Arrow (ABC) tot Slave to the Rhythm (Grace Jones) en Belfast Child (Simple Minds). Maar ook in de jaren daarna was Trevor regelmatig in de hitlijsten te vinden, met singles van onder meer Seal, LeAnn Rimes, Faith Hill en Robbie Williams. Uit dit rijke aanbod van Top 40-hits gaan we een aantal bijzondere nummers belichten.
Na het succes met jouw band The Buggles – met Video Killed the Radio Star (#17 in 1979) als grootste hit – maakte je de overstap van artiest naar producer. Wanneer deed je dit? En waarom?
“Dat was rond 1981 of 1982. Grappig genoeg was de laatste keer dat er een Buggle op tv te zien was, in Nederland! Dat was met het nummer Lenny. Daarna kapten we ermee, toen Geoff [toetsenist Geoff Downes] niet bij een opnamesessie kwam opdagen en ik vervolgens hoorde dat hij zich bij de supergroep Asia had aangesloten. Ik baalde daar best van omdat hij mij dit nooit had verteld. Maar goed, zo gaat dat soms in de muziekwereld. Toen zei ik tegen mijn vrouw: Het enige goede hieraan is dat jij het kunt overnemen. Jij kunt nu mijn manager zijn omdat ik geen partner meer heb. Want dat was voorheen altijd een probleem. Ze vroeg: Word ik nu jouw manager? Ik zei: Ja, dat klopt. Ze zei: Als jouw manager vind ik dat je moet stoppen als artiest en als producer verder moet gaan. Omdat ik denk dat jij uiteindelijk de beste producer van de wereld zult worden.” [lacht] “Dat zei ze om mij te vleien zodat ik het zou doen. Maar ik begreep wat ze bedoelde, omdat begin jaren tachtig de studio de plek was waar het gebeurde. Niet als je op tournee was. Dat was een nachtmerrie omdat mensen die muziek met drummachines hadden opgenomen geen idee hadden hoe ze dat live moesten brengen. De bands waren in die tijd live echt verschrikkelijk. Maar goed, mijn vrouw regelde de eerste act die ik mocht produceren, namelijk [het Britse popduo] Dollar. Vanaf dat moment heb ik nooit meer omgekeken. Daarna regelde ze dat ik [het album] Lexicon of Love van ABC mocht produceren. Terwijl ik daarmee begon, scoorden The Buggles hun laatste hit ooit met Lenny. Dit was een hit in Nederland, waardoor ik met de mannen van ABC naar Nederland ging om daar op tv Lenny te playbacken. Ik zal het nooit vergeten, want er was daar een journalist die tegen me zei: [spreekt Engels met een zwaar Nederlands accent] Het ziet er niet zo goed voor je uit, hè? Ik zei: Wat bedoel je? Hij zei: Dit is geen grote hit geworden. Wat ga je hieraan doen? En ik zei tegen hem: Luister eens kerel, dat kan me geen reet schelen. En wanneer je naar de hitlijsten kijkt, dan zie je dat ze [ABC] net een paar grote hits hebben gescoord. So piss off.”
Hoe lukte het jou om je eigen stijl van produceren vorm te geven?
“Dat wist ik eigenlijk al vanaf het begin. De enige manier om hits te scoren is door met grote artiesten samen te werken. Maar je kan pas met grote artiesten samenwerken als je een hit hebt gescoord. Dat is lastig. Ik wist dat als ik een hit wilde scoren, ik die waarschijnlijk zelf zou moeten schrijven. Dat hebben we met Video Killed the Radio Star gedaan. Ik was altijd al een producer. Daarom had ik geen idee hoe ik mij [als zanger] moest gedragen. Ik stond daar maar in een glimmend pak… Ik was geen artiest met een boodschap, maar leek meer op een konijn die gevangen zat in de koplampen van een auto. Ik had geen idee dat dit zo’n grote hit zou worden, maar het kwam uit het niets en was een groot succes. Dus dacht ik: Waarom niet?”
Een van de Top 40-hits waar jij als producer bij betrokken bent geweest, was Owner of a Lonely Heart van Yes (#2 in 1983), de band waar je een paar jaar eerder kort de zanger van was.
“De enige reden dat het lukte om Owner of a Lonely Heart op te nemen, was omdat ik zo’n goede band met ze had. En ondanks dat ze me eerder uit de groep hadden gegooid omdat ik als zanger niet goed genoeg was, had ik een hele sterke connectie met ze. Het voelde als familie. Daardoor heb ik ze kunnen overtuigen om dit nummer te doen. Want ze hadden daar totaal geen zin in. Op een gegeven moment kwam ik aan in de studio en wachtten ze me allemaal op. Het leek wel een interventie. Iedereen wilde mij laten
- Trevor Horn
Artiest Alannah Myles
Single Black Velvet
Lengte 04:02
Songwriters David Tyson en Christopher Ward
Platenlabel Atlantic
Periode in Top 40 14 weken
Hoogste notering in Top 40 #3
In top 100 van 1990 #13
Dankbaar en trots op haar prestaties, maar ook strijdvaardig en op zoek naar gerechtigheid. Zo klinkt de Canadese zangeres Alannah Myles wanneer ze over de telefoon het verhaal vertelt over haar Top 40-hits en over haar carrière. Dat de inmiddels 66-jarige zangeres niets aan gedrevenheid heeft ingeboet, blijkt uit het antwoord op de eerste vraag van het interview, over hoe ze terugkijkt op de begindagen van haar carrière. “Het was een zware strijd. Ik woonde in een land, zoals in elk land denk ik het geval was, waar een vrouw in de wereld van de rock-‘n-roll niet werd geaccepteerd. Het was vooral een mannending. Maar wat ik wilde doen, en waar mijn stem geschikt voor was, was rock-‘n-roll. Ik moest daarom veel schreeuwen,” merkt Alannah lachend op. “Ik wilde het op mijn eigen manier aanpakken. Ik wil niet neerbuigend doen over de Canadese muziekindustrie, maar toen ik als jonge meid in Canada een platendeal probeerde te regelen, keek niemand naar mij om. Ik zong wel rock-‘n-roll maar was geen man. Niemand dacht dat ik ook maar enig talent had.” Omdat het niet lukte om als zangeres een platendeal te krijgen, deed Alannah allerlei klusjes als model en actrice. “Dat maakte het alleen maar erger voor mij, dat ze daardoor dachten: Nou, dat betekent dat ze geen muzikant is. Dus kreeg ik nooit de kans om als muzikant aan de bak te komen. Dertien jaar lang heb ik geploeterd om in Canada een platencontract te krijgen, wat belachelijk is. Uiteindelijk beseften ik en mijn partner, Christopher Ward, dat niemand in Canada mij ooit zou tekenen. Dus ging hij aan de slag en hielp hij mij om een platendeal [in Amerika] te krijgen, met zijn geld en met zijn liedjes.”
Uiteindelijk betaalde het harde werken zich uit en tekende Alannah in 1987 een contract met Atlantic Records. Met dank aan een demo van drie nummers die de zangeres had opgenomen met hulp van songwriters David Tyson en Christopher Ward. In eerste instantie werd de demo door meerdere platenmaatschappijen afgewezen. “Het is heel leuk om nu al die afwijzingsbrieven te lezen: Tja, het zijn best aardige liedjes, maar… Tot mijn grote geluk vond Atlantic mij de vrouwelijke versie van AC/DC en wilden ze mij binnenhalen. Drie weken nadat ze mijn demo hadden gehoord, tekende ik een contract voor acht albums. Zelfs nog voordat ze mij ooit hadden ontmoet.” Hoewel de platendeal met Atlantic Records haar achteraf gezien nauwelijks geld heeft opgeleverd, kijkt ze er desondanks dankbaar op terug. “Als ik niet bij Atlantic had getekend, dan was ik nooit wereldwijd zo succesvol geweest. Ze vonden het lastig om mij in Amerika te promoten. Maar dat was niet het geval in Australië, Duitsland, Noord-Europa en al die andere landen. Het ging maar door en door. Tot op de dag van vandaag ontdekken mensen nog steeds mijn muziek.” Twee jaar nadat Alannah het contract met Atlantic had ondertekend, verscheen haar debuutalbum
1990 - Alannah Myles
Alannah Myles en werd Love Is als eerste single uitgebracht. Dit nummer was slechts een kleine hit in de Canadese hitlijst, maar werd – na het succes van de tweede single Black Velvet – opnieuw uitgebracht en deed het daarna
internationaal gezien een stuk beter.
In een interview dat ik jaren geleden heb gedaan met Christopher Ward, over de connectie tussen Black Velvet en Elvis Presley, vertelde hij dat Alannah zich het nummer gelijk eigen wist te maken. Welke herinneringen heeft de zangeres hieraan? “Ik weet nog dat ik ernaar luisterde in Davids appartement aan Richmond Street in Toronto. Christopher was net teruggekomen uit Las Vegas, op doorreis vanuit Memphis waar hij de wake had bijgewoond ter gelegenheid van de tienjarige herdenking van het overlijden
1990 - Alannah Myles
Artiest Pearl Jam
Single Alive
Lengte 05:40
Songwriters Eddie Vedder en Stone Gossard
Platenlabel Epic
Periode in Top 40 7 weken
Hoogste notering in Top 40 #13
In top 100 van 1992 -
Het debuutoptreden van Pearl Jam op Pinkpop in 1992 is door luisteraars van NPO 3FM gekozen tot het hoogtepunt in de geschiedenis van het jaarlijks terugkerend popfestival in Landgraaf. Een keuze die – naast het indrukwekkende optreden van de band uit Seattle – vooral te maken had met ‘de sprong’ van zanger Eddie Vedder, die vanaf een camerakraan het publiek indook. Drummer Dave Abbruzzese kan zich het debuut op Pinkpop nog goed herinneren. “Yeah, that was a good one, wasn’t it?,” zegt hij met een glimlach op zijn gezicht. “We speelden in die tijd vooral in kleine zalen. Dit was onze eerste show voor meer dan dertigduizend man. Dat was bijzonder om mee te maken.” Het is grappig dat Dave niets opmerkt over de duik van Eddie in het publiek, maar wel over een ander moment tijdens het optreden dat hem als drummer aansprak. “Er was een jongen in het publiek, met blond haar, die op iemands schouders zat. Hij is kort in beeld te zien. Hij heeft zijn ogen dicht en zwaait met zijn armen alsof hij drums speelt. Op een gegeven moment keek hij naar mij omdat ik een drumfill moest doen zoals deze in het nummer is te horen. En ik keek naar hem. Hij reageerde zichtbaar verrast en schreeuwde het uit” [lacht] “Vanaf dat moment speelde ik alleen voor hem. Het was iets tussen ons tweeën.” Het Pinkpop-debuut van Pearl Jam roept herinneringen op aan het optreden van The Police op Pinkpop dertien jaar eerder, eveneens een geweldig debuut én een optreden waarmee de Britse band definitief in Nederland doorbrak. Volgens Police-drummer Stewart Copeland werd de band daardoor zelfs de ‘Pinkpop sensation’ genoemd, zoals is te lezen in het hoofdstuk over The Police in deel 1 van deze boekenreeks.
Pearl Jam werd in 1990 in Seattle opgericht en kende in het begin nogal wat wisselingen op de plek achter het drumstel. Nadat voormalig Red Hot Chili Peppers-drummer Jack Irons het aanbod had afgeslagen om in Pearl Jam te komen spelen, was hij wel degene die een demo van de band aan zijn vriend Eddie Vedder gaf en hiermee een belangrijke rol speelde voor de latere komst van de zanger bij de groep. De plek van drummer werd in eerste instantie ingenomen door Dave Krusen, daarna kort gevolgd door Matt Chamberlain, die vervolgens voorstelde om Dave Abbruzzese in de band te laten komen. Volgens Dave was er direct vanaf het begin een muzikale klik tussen hem en de andere bandleden.
“Ik had het voorrecht om Eddie [zanger Eddie Vedder] en Jeff [bassist Jeff Ament] op het kantoor van de mana-
1992 - Pearl Jam
ger te ontmoeten. Ik vroeg hen of ze mij de muziek noot voor noot wilden leren. Als ze hiermee hadden ingestemd zou ik zeggen dat ik geen interesse had. Maar ze zeiden: Laten we gewoon wat spelen en kijken hoe het gaat. Dat sprak me enorm aan. Toen we voor het eerst samenkwamen, speelden we
eigenlijk geen nummers maar waren we aan het jammen. Af en toe kwam een nummer van het album Ten voorbij, maar we waren meer op gevoel aan het spelen. Dus ja, er was een klik vanaf het allereerste begin.”
“Toen Alive in 1991 uitkwam, wilde MTV er niets van weten”
De debuutsingle Alive die in 1991 uitkwam deed het goed in hitlijsten wereldwijd, met name in Engeland, Ierland, Duitsland, Australië en Nieuw-Zeeland. In Nederland bereikte de single de dertiende plek van de Top 40. Omdat de single in Amerika alleen via de import verkrijgbaar was, lukte het niet om de Billboard Hot 100 binnen te komen (hoewel het nummer wel in de Amerikaanse rock charts te vinden was). “Toen de single in 1991 uitkwam, wilde MTV er niets van weten omdat de videoclip live was opgenomen, in zwart-wit, wat totaal in strijd was met waar ze destijds voor stonden. Maar wij zijn er altijd vanuit gegaan om op eigen kracht, door veel te touren en op te treden, het publiek met onze muziek te laten kennismaken. En dat gebeurde ook. Wanneer we ergens hadden opgetreden en de volgende dag doorreisden, wilden mensen onze muziek op de lokale radio horen. Zo werd het stap voor stap steeds groter.” Volgens Dave heeft
Artiest 2 Unlimited
Single No Limit
Lengte 03:28
Songwriters Phil Wilde, Jean-Paul De Coster, Ray Slijngaard en Anita Dels
Platenlabel Byte
Periode in Top 40 17 weken
Hoogste notering in Top 40 #1
In top 100 van 1993 #3
Binnen een aantal weken van werken in een keuken op Schiphol naar optreden in het beroemde Britse tv-programma Top of the Pops. Zo snel en succesvol was de start van de carrière van 2 Unlimited voor Ray Slijngaard, toen de debuutsingle Get Ready for This in meerdere landen hoog in de hitlijsten stond. Door tussenkomst van Marvin D, een hiphopartiest waar Ray mee samenwerkte, kwam hij in contact met een Belgisch managementbedrijf dat op zoek was naar iemand voor een rap op een demo. “Jean-Paul De Coster had een label en zocht iemand om een rap mee op te nemen, als opvolger van een nummer dat in Engeland in de top 10 stond.” Nadat de opname was afgerond, zat Ray in de studio na te praten en ging hij op een gegeven moment in een platenbak rondsnuffelen. “Het leek alsof God mijn hand die plaat liet pakken, want ik pakte er een willekeurige uit en daarop stond 2 Unlimited – Get Ready for This. Op de een of andere manier sprak dit nummer me aan. Het was een dance plaatje dat ze op een white label wilden uitbrengen. Ze zetten het op en ik had daar meteen een gevoel bij.” Hoewel Ray in die periode meer bezig was met hiphop – hij was destijds fan van Run-DMC, LL Cool J en Public Enemy – was er iets in Get Ready for This dat bij hem de aandacht trok. “Ik had niet zoveel met house maar toen ik Get Ready for This hoorde, sprak me dat zo aan dat ik zei: Hé, als jullie een keer een rap willen, dan schrijf ik wel wat. Een week daarna kreeg ik een bandje thuisbezorgd bij mijn vader met de vraag of ik een rap wilde schrijven. Toen ik de rap ging schrijven, voelde ik opeens ook een stukje voor een meisje, een refrein, en heb ik dat ook geschreven.” Hierna kwam zangeres Anita Doth in beeld, wil Ray graag toelichten. “Ik ging naar Marvin want hij zat in de muziekindustrie en ik helemaal niet. Marvin zat als artiest bij het Nederlands managementkantoor CBA Artists, dat destijds ook De Raggende Manne van Bob Fosko onder zich had. Ik zei: Ik heb iets geschreven en ik heb een zangeres nodig. Hij kende Anita en had eerder met haar gewerkt. Toen hebben we contact opgenomen en hebben we elkaar ontmoet in de Bulldog op het Leidseplein. Vervolgens zijn we naar Bob Fosko gegaan en hebben we de demo bij hem in de studio opgenomen. Ik heb het bandje teruggestuurd naar België en zei: Ik heb de rap geschreven, maar ook een stukje voor een meisje, en zo klinkt het. Dat vonden ze te gek. 2 Unlimited, twee mensen: het klikte gewoon in één keer.”
1993 - 2 Unlimited
2 Unlimited in de huidige bezetting; Ray en Michèle ©Frank Dursthoff
Nadat de single Get Ready for This in Engeland was uitgebracht, met hulp van producer Pete Waterman (bekend van Stock Aitken & Waterman), kwam het gelijk op de tweede plek van de Britse hitlijst terecht. “Binnen een maand was ik gestopt met werken in de keuken, want we gingen shows doen en het ging als een speer. Opeens zaten we in Australië. We zaten dus heel vroeg al in het buitenland. Ik dacht: Oké, één plaatje en ik zit zo weer
1993 - 2 Unlimited
Artiest 2 Brothers on the 4th Floor
Single Come Take My Hand
Lengte 04:02
Songwriters Bobby Boer, Dancability en D-Rock
Platenlabel Lowland
Periode in Top 40 11 weken
Hoogste notering in Top 40 #4
In top 100 van 1995 #38
2Brothers on the 4th Floor: een bandnaam die in dit geval letterlijk opgevat kan worden. Het waren namelijk de broers Martin en Bobby Boer – woonachtig bij hun moeder op de vierde verdieping van een flat in Utrecht – die deze dance act in 1990 hadden bedacht. De eerste twee singles van de broers waren gelijk raak: beide nummers haalden in 1991 de Nederlandse Top 40, met Can’t Help Myself op nummer 6 en Turn Da Music Up op nummer 19. Ook in het buitenland waren deze singles succesvol, waarbij het Can’t Help Myself zelfs lukte om hoog in de Amerikaanse dance charts te eindigen. Hoewel zangeres Désirée Manders de eerste twee singles van 2 Brothers on the 4th Floor wel eens had gehoord, was ze in die periode in een compleet andere muzikale hoek actief. Ze studeerde op dat moment namelijk aan het Conservatorium en was voornamelijk gericht op jazzmuziek. Toch kwam Désirée via via op het spoor van 2 Brothers terecht. “Het begon bij de Soundmixshow, waar ik aan heb meegedaan,” legt ze uit. “Ik kwam bij John van Katwijk terecht, de manager van René Froger die in het begin voor Joop van den Ende werkte. Hij koppelde mij weer aan een duo en ik werd met Nando van Heyningen T.O.T.B. Dat hield niet lang stand, maar we hebben wel één single uitgebracht. Wij deden daarna mee aan een project onder leiding van Frits van Swoll van de platenmaatschappij Dureco. En die koppelde mij weer aan Martin Boer.” Vervolgens deed Désirée af en toe wat studiowerk voor Martin, waar ze bevriend mee raakte, en kwam ze hierdoor voor het eerst serieus in aanraking met clubmuziek.
Eind 1993 werd Désirée door Martin en Bobby benaderd met de vraag of ze een nummer wilde inzingen met de titel Never Alone, samen met rapper D-Rock. Een aanbod waar de jonge zangeres graag op inging. Al vanaf het begin was er een klik tussen Désirée (Desray), René Philips (D-Rock) en de gebroeders Boer. “Ja, het was zeker heel gezellig. Nog heel gemoedelijk, een vriendenclub. En spannend, want wat zou er allemaal gaan gebeuren? Er werd een single uitgebracht door een platenmaatschappij. Dat vond ik heel spannend. En naast de jazzmuziek waar ik voor studeerde… Ik was jong, dus ik vond die dansmuziek hartstikke energiek en leuk.” Binnen no time was de debuutsingle van Désirée bij 2 Brothers een groot succes, toen Never Alone in 1994 de tweede plek van de Top 40 haalde. Naast het vrolijke en catchy geluid was het ook de boodschap – met de tekst black and white dancin’ together, side by side we’ll make things better – die van Never Alone een bijzonder nummer maakte. “Omdat wij in gelijkheid geloven. Ieder mens is gelijk. Een mens is een mens. Wie
1995 - 2 Brothers on the 4th Floor
je ook bent, wat voor kleur je ook hebt. In die tijd schreef Bobby de tekst naar aanleiding van het huis dat in Duitsland in de fik is gestoken,” waarbij Désirée verwijst naar de brandaanslag in de Duitse stad Solingen op 29 mei 1993, waarbij vijf leden van een Turks gezin om het leven kwamen. “Toen de muur viel, kwamen er allerlei opstandjes. Er was een hoop aan de hand in Duitsland, waaronder racisme. Daar was Bobby zo van onder de indruk, dat daardoor de tekst is ontstaan. En René schreef zijn raps. Dat was geniaal.”
“Zelfs in Brazilië stonden we op nummer 1 met Dreams”
Een half jaar later werd het succes van Never Alone overtroffen door Dreams (Will Come Alive), dat in 1994 vier weken op nummer 1 stond. Wat is volgens Désirée de reden dat dit nummer in binnen- en buitenland zo succesvol was? “Ik denk allereerst de tekst en de melodie. Wij zaten bij Arcade Music, dat later CNR werd. Zij brachten veel compilatie-cd’s uit in het buitenland. Daar stonden onze nummers steeds op en zo kwam het ook in het buitenland terecht. Want online hadden ze het nog niet echt. Dat ging allemaal nog met cd’s. Zelfs in Brazilië stonden we op nummer 1 met Dreams. Wij krijgen nog dagelijks berichtjes via Facebook van mensen uit Brazilië. We zijn er ook een keer geweest met een groep artiesten om daar op te treden.” Evenals bij Never Alone het geval was, heeft ook de songtekst van Dreams een boodschap voor de luisteraars. Een boodschap die vooral aansloeg bij de arme bevolking in Zuid-Amerika. “Daar waren liedjes als deze iets om aan vast te houden, omdat daar veel armoede heerst. Het was dus niet alleen maar een liefdesliedje zoals I’m a Barbie Girl, maar er zat meer diepgang in. Ook al was het een heel vrolijk deuntje. En ik denk dat, door de simpelheid van de tekst, het makkelijk mee te zingen is en makkelijk te onthouden is.” De boodschap van Dreams (Will Come Alive) is volgens Désirée geloven in jezelf, dat er hoop is, dat je alles kan bereiken wat je wil. “Maak je dromen waar. Je ben niet alleen. Je bent mooi en goed genoeg zoals je bent. Let me be free. Het gaat over vrijheid. Wat belangrijk is. De plek in je hart. Come take my hand.” Op dit punt in het interview gaan Désirée’s gedachten terug naar de Soundmixshow, waar ze in 1988 aan meedeed en de finale wist te halen. En dan met name aan het nummer waarmee dit destijds populaire tv-programma altijd werd afgesloten. “Reach out and touch somebody’s hand, make this world a better place if you can. Ja, dat was ook al mijn overtuiging. Daar wilde ik aan werken, weet je wel? We konden dus heel erg
1995 - 2 Brothers on the 4th Floor
Artiest The Offspring
Single Pretty Fly (For a White Guy)
Lengte 03:07
Songwriters Dexter Holland, Steve Clark, Joe Elliott en Robert John “Mutt” Lange
Platenlabel Columbia
Periode in Top 40 14 weken
Hoogste notering in Top 40 #1
In top 100 van 1999 #15
Het is een van de meest herkenbare videoclips van de jaren negentig: een blanke jongen die – rondrijdend in zijn lowrider en wild dansend – probeert om cool te zijn, een wanhopige poging van iemand die allesbehalve cool is. “And all the girls say I’m pretty fly,” wordt in het nummer gezongen, aangevuld met de relativerende opmerking: “for a white guy…” We hebben het hier uiteraard over de videoclip van de grootste hit van The Offspring, die in Nederland in 1999 drie weken op de eerste plek van de Top 40 stond. Maar daarover later meer, eerst gaan we met Dexter Holland terug in de tijd. Hoe kijkt de frontman van The Offspring terug op het prille begin van de carrière van de band? “Dat was een mooie tijd. We hadden nooit verwacht dat we beroemd zouden worden of dat we er geld mee zouden verdienen. We vonden het gewoon heel leuk om te doen. In de weekenden kon ik niets leukers verzinnen dan met vrienden naar een plaatselijke club gaan, de gitaren inpluggen, bier drinken en onze liedjes spelen. Dat was genieten. Ik wilde goede nummers schrijven en zien waar dit ons zou kunnen brengen. Ik ben altijd gek geweest op de energie en het rebelse van de punkrock, maar ik had het gevoel dat er in de punkrock niet veel geweldige nummers waren. Ik dacht dat wij dat misschien iets beter zouden kunnen doen.” In die vroege beginperiode werd Dexter door diverse bands en artiesten beïnvloed – variërend van Elton John en Santana tot KISS en Led Zeppelin – maar toen hij voor het eerst de punkmuziek van de Ramones en de Sex Pistols hoorde, ging er een wereld voor hem open.
In 1995 kwamen we The Offspring voor het eerst tegen in de Top 40, met de single Self Esteem die op een niet onverdienstelijke vierde plek terechtkwam. “Wanneer je liedjes schrijft, dan hoop je altijd dat je iets moois kunt verzinnen. Maar het is erg lastig om dat bewust te doen. Het gebeurt juist in een moment van pure inspiratie dat zomaar komt opdagen. Het kan mij bijvoorbeeld overkomen wanneer ik de afwas doe of als ik auto rijd. Het is net alsof ik met iets anders bezig moet zijn, totdat er iets gebeurt en ik iets kan verzinnen. Maar in dit geval herinner ik me dat ik ’s ochtends wakker werd en opeens de melodie in mijn hoofd had. Het was [zingt de eerste regel van Self Esteem] I wrote her off for the tenth time today. Dat was alles, maar ik vond het heel catchy. Ik dacht: Dit moet ik onthouden. En daar zat de baspartij ook bij.” Na een week kwam Dexter op het refrein van Self Esteem, tijdens een rit in zijn auto, en was de basis van het nummer voltooid. “Ik zong het luidkeels in de auto, voor mezelf, en kreeg kippenvel. Ik vond het zo goed! Er is een deel van het refrein dat ik pas aan het eind schreef, en dat we op een demo hadden opgenomen waar ik niet zo onder de indruk van was. Dat heb ik aangepast, vlak voordat we het nummer gingen opnemen. Dat deel begint met [zingt] When she’s saying… Dat is uit-
1999 - The Offspring
eindelijk vervangen. Ik ben blij dat ik dit heb gedaan, want de andere tekst was niet om over naar huis te schrijven.” [lacht]
Je zou het wellicht niet verwachten, maar niet alle bandleden waren enthousiast toen ze voor het eerst de demo van Self Esteem hoorden. Met name gitarist Kevin Wasserman – bekend onder zijn artiestennaam Noodles – was er niet gek op, wat Dexter totaal niet begreep. “Omdat het nummer een heel logisch akkoordenschema had. Het was niet raar of lastig om te spelen. Hij vond dat het leek op L7, een band die we allebei heel goed vonden. Hij zei: Ik weet het niet. Misschien ligt het aan de songtekst. Omdat je in die tijd ook andere nummers had met personages vol met zelfspot, zoals bij Loser van Beck.” Daarom vertelt Dexter altijd dat dit nummer niet over een specifiek persoon gaat, maar meer een mix is van persoonlijke verhalen van vrienden en bekenden van hem. “Zoals dat tweede couplet [zingt] Late at night, she knocks on my door. Drunk again and looking to score. Dat is een waargebeurd verhaal van iemand die ik kende. Maar dat was een meisje,
1999 - The Offspring
DanielLanois heeft in zijn lange en indrukwekkende carrière met talloze artiesten samengewerkt, van Brian Eno en Bob Dylan tot Emmylou Harris en Sinéad O’Connor. Maar hij is vooral bekend vanwege zijn intensieve samenwerking met U2. Zo was hij betrokken bij maar liefst zes albums van de Ierse band: The Unforgettable Fire, The Joshua Tree, Achtung Baby, All That You Can’t Leave Behind, How to Dismantle an Atomic Bomb en No Line on the Horizon. Kortom, voldoende aanleiding voor een gesprek met de Canadese songwriter, muzikant en producer.
Je hebt door de jaren heen op verschillende plekken in Noord-Amerika en Europa gewerkt. Welke invloed hebben die locaties gehad op de muziek die je daar hebt opgenomen?
“Het meest belangrijke aan het werken op een exotische of ongebruikelijke locatie is dat we daar een studio in elkaar zetten. Daardoor krijgen artiesten een gevoel van betrokkenheid, een gevoel dat die plek van hen is. Daarmee bedoel ik niet een conventionele studio. Begrijp me niet verkeerd, ik vind conventionele studio’s geweldig, maar jouw vraag doelt meer op afwijkende locaties. Dat waren altijd bijzondere plekken om te werken, omdat ze speciaal naar onze wensen waren ingericht.”
Kun je hiervan een voorbeeld noemen?
“Ja. We zijn bijvoorbeeld met U2 naar Marokko gegaan en hebben daar een riad [een traditioneel Marokkaans huis] gehuurd, een groot gebouw met een prachtige binnenplaats. Je bent daar afgeschermd van de rest van de stad. We hadden daar alles opgezet, met de opnamestudio op de centrale binnenplaats van de riad.
- Daniel Lanois
Sledgehammer
- Peter Gabriel
Dat was heel leuk omdat de crew in de riad woonde en wij in het hotel om de hoek verbleven. Dat voelde heel fijn. En om dan in die fantastische exotische omgeving te zijn, is natuurlijk de kers op de taart. Dat was ook het geval toen we in Mexico een opnamestudio bouwden en we daar konden voelen hoe het was om in Mexico te zijn.”
Wat is voor jou belangrijk wanneer je voor het eerst met een artiest samenwerkt?
“De uitnodiging om met iemand samen te werken moet gebaseerd zijn op het feit dat iemand in het verleden goed werk heeft verricht. Zodat er een soort van referentiepunt is, een eerder album bijvoorbeeld, waarmee je een nieuwe plek van bezieling kunt vinden. Dat is iets om het met elkaar over te hebben. En om het vertrouwen van artiesten te krijgen. Want die willen alleen het allerbeste resultaat. Je moet goed begrijpen dat dit nooit zomaar gebeurt. Het gaat meestal via een vriend of bekende of door een aanbeveling. Zoals toen Bono, met wie ik had samengewerkt, mij had aanbevolen bij Bob Dylan. Daar was geen kantoor of iets dergelijks bij betrokken. Het ging van artiest tot artiest.”
Ik wil graag een paar Nederlandse Top 40-hits bespreken waar jij aan hebt meegewerkt. Allereerst Sledgehammer (#10 in 1986) van Peter Gabriel. In een eerder interview zei je dat er technische problemen waren toen je aan het So-album werkte. Welke technische problemen waren dit?
“Dat had te maken met een slecht ventilatiesysteem in Peters studio. Dat was het grootste technische probleem. Ik moest daardoor een aantal ventilatoren uit Canada laten overkomen. Omdat we in Canada veel bier drinken, zijn er veel mensen die deze gebruiken: je zit op de bank voor de tv, zet de ventilator een standje hoger en drinkt je biertje.” [lacht]
“Dat zijn niet van die ronde ventilatoren, maar van die grote vierkante ventilatoren die je op de grond zet. Ik had er twee uit Canada besteld. De ene stond op de grond om lucht naar binnen te blazen, de ander om lucht door de deuropening naar buiten te blazen. Dus heb ik mijn eerste technische probleem opgelost met hulp van twee beer drinking fans from Canada. Verder waren er niet veel andere technische problemen, behalve dat we op analoge tape opnamen en ik de montage daarvan met een scheermesje moest doen. Dus heb ik veel nachten tot mijn middel in two inch tape doorgebracht.” [lacht]
Op het album So zijn een aantal interessante geluiden te horen, zoals bijvoorbeeld in Sledgehammer. Hoe hebben jullie dat unieke geluid in Sledgehammer weten te creëren?
- Daniel Lanois
“Sledgehammer is begonnen met een beat die Peter eerder al had bedacht. Als basis voor het nummer hebben we een drummachine gebruikt, dus geen drums of bas. Het nummer werd ingespeeld door mij, Peter en zijn gitarist David Rhodes. Elke dag liepen we binnen, zetten onze gele veiligheidshelm op en zeiden: Okay, let’s hit it with a sledgehammer. Dat was ons soort humor. De veiligheidshelm herinnerde ons aan de reden waarom we daar waren. Niet om wat rond te
Artiest Montell Jordan
Single Get It On Tonite
Lengte 04:38
Songwriters Montell Jordan, Brian Palmer, Sergio Moore, Darren Benbow, Antoine Wilson, Jörg Evers en Jürgen Korduletsch
Platenlabel Def Soul
Periode in Top 40 16 weken
Hoogste notering in Top 40 #9
In top 100 van 2000 #28
Mocht je in het verleden ooit op reis zijn geweest naar de Amerikaanse stad Atlanta en daar op een zondag de Victory World Church hebben bezocht, dan is de kans groot dat je daar een dominee hebt zien preken die je bekend voorkomt. Een man die in de jaren negentig wereldwijd de hitlijsten domineerde met popsongs als This Is How We Do It en Get It On Tonite. Inderdaad, Montell Jordan! Tegenwoordig hoef je niet meer naar Atlanta te reizen om Montell als dominee in actie te zien, aangezien zijn diensten online te volgen zijn op de website van zijn kerk Master Peace Church.1 Waarom heeft Montell deze stap in zijn leven gezet? “In 2011 voelde ik de roeping om de muziekindustrie te verlaten en fulltime in de kerk te dienen. Mijn vrouw en ik hebben jarenlang in een megakerk in Atlanta gewerkt. We hebben daar een aantal albums opgenomen, de muziek geleid, huwelijken gesloten… In 2020 kregen we de kans om iets nieuws voor onszelf op te zetten. Dat werd de Master Peace Church, een online kerk, waar we anderhalf jaar geleden mee zijn begonnen. Mensen over de hele wereld kijken hiernaar. Het is een virtuele huiskerk die ons in staat stelt om muziek te maken en een boodschap aan de wereld te geven.”
Voor veel fans zal de huidige rol van Montell een verrassing zijn, maar dat is voor de zanger zelf niet het geval. Integendeel, het was een logische stap voor hem om terug te keren naar de kerk waar hij als kind was opgegroeid. Bovendien is de grens tussen gospelmuziek en seculiere muziek minder groot dan mensen soms denken, wil Montell graag uitleggen. “Als artiest en songwriter hebben we het vermogen om dingen te creëren die hemels zijn en dingen die aards zijn. Die beide werelden zijn voor mij niet hetzelfde, maar ze lopen wel parallel aan elkaar. Anders zou iemand op aarde nooit een glimp van de hemel kunnen opvangen. Weet je, mensen in de hemelse wereld kunnen zich nooit inleven in de beweegredenen van de mensen op aarde. Het was dus geen groot levensveranderend moment, toen ik deze stap zette. Het was voor mij meer een terugkeer naar datgene wat ik als kind al wist.” Montell wil benadrukken dat zijn relatie met God vergelijkbaar is met de relatie tussen vader en zoon. “Een relatie met God betekent voor mij de erkenning dat ik een vader heb. Ik heb een vader die mij bij naam kent. Ik kan een beroep op hem doen, en hij op mij. Die nabijheid tot elkaar stelt mij in staat om een leven op te bouwen. Het stelt mij in staat om DNA te hebben en in genade te leven. Alles wat een vader aan een zoon en dochter geeft. Dat is wat God voor mij betekent. Hij is de directe toegang tot de schepper van al het goede. Dat voel ik persoonlijk door Jezus Christus. God ziet mij niet als Montell. Hij ziet mij door de ogen van zijn zoon Jezus.” Overigens is Montell Jordan niet de enige popartiest die uitein-
1 Meer informatie hierover is te vinden op: www.masterpeacechurch.com
> Montell Jordan ©Craig Obrist
delijk in de kerk is beland. Daar zijn in de geschiedenis van de popmuziek ook andere voorbeelden van bekend, uiteenlopend van Wayne Cochran en Al Green tot Richard Coles (The Communards) en David Ellefson (Megadeth).
Wanneer we terugkijken op de eerste muzikale stappen van Montell, herinnert hij zich vooral dat het een zoektocht was naar zijn eigen identiteit en zijn eigen muzikale geluid. “Evenals een kerk die heilig en onderscheidend is, probeerde ik de heilige plek in mezelf te vinden die anders was dan welke andere artiest ook. Dat was in het begin best lastig, toen ik demo’s maakte en audities deed in de stijl van andere artiesten. Ik deed mee aan talentenjachten en klonk als Luther Vandross, Aaron Hall, Freddie Jackson, Lionel Richie of Michael Jackson. Of stand-upcomedians als Eddie Murphy. Ik kon anderen vrij goed imiteren, maar de grootste uitdaging voor mij was om uit te zoeken wie ik als artiest was en wat het geluid van Montell Jordan zou zijn.” Wat voor Montell al snel duidelijk werd, was dat hij een sound moest vinden die afweek van andere artiesten in die periode. “Het was de beginperiode van het samplen van platen. Ik ging bluesplaten samplen omdat niemand anders dit deed. Op mijn demo-cassette heb ik twee platen van B.B. King gesampled. Ik zong mijn rapteksten over de loops van B.B. King heen. Je moest in die tijd veel experimenten om iets unieks te bedenken dat afweek van de andere dingen die je toen hoorde.”
“Meerdere platenlabels hadden geen enkele interesse in mij”
In december 1993 tekende Montell een platendeal met Def Jam Records, wat volgens hem om verschillende redenen bijzonder was. “Ten eerste waren er meerdere platenlabels die geen enkele interesse in mij hadden. Zoals Motown, waar ik mensen had gesproken. Ze waren niet geïnteresseerd in mijn stijl. Maar op de een of andere manier had [Def Jam Records-eigenaar] Russell Simmons de visie om te zien wat anderen niet konden zien. Ik ben hem dus dankbaar dat hij me de kans gaf om bij Def Jam te tekenen. Dit was niet eenvoudig, omdat Def Jam een rap-label was en niet bekend stond om R&B. Daarom werd ik door Russell Simmons als rap-zanger gecontracteerd, in plaats van R&B-zanger. De bedoeling was dat ik bij Def Jam het straatleven van South Central LA zou laten horen, omdat Def Jam in New York gevestigd was. Op die manier wilde Def Jam hun roster uitbreiden met artiesten met een West Coast flavor. En zo kwam ik in beeld,” aldus Montell.
De carrière van Montell ging vlammend van start met het debuutalbum This is How We Do It, waarvan alleen al in Amerika meer dan een miljoen exemplaren werden verkocht. Mede dankzij het internationale succes
2000 - Montell Jordan
van het titelnummer, dat in Nederland in 1995 de elfde plek van de Top 40 haalde. Dit nummer is ontstaan in de periode dat Montell studeerde en op de campus regelmatig feesten bezocht waar dj’s draaiden. Zoals gebruikelijk werd de beste muziek pas op het eind van het feest gedraaid, waarbij Children’s Story van de Brits-Amerikaanse rapper Slick Rick vaak voorbijkwam. “Het was een nummer dat in het laatste uur was te horen, vlak voor de last call for alcohol. Telkens wanneer het werd gedraaid [zingt de beat van Children’s Story] zag ik iedereen naar de dansvloer rennen. Toen bedacht ik me, nog lang voordat ik een platencontract had getekend: Als ik ooit de kans krijg om iets te zingen, dan doe ik dat over dit nummer heen. Zo is het idee ontstaan van This Is How We Do It. Het was eigenlijk geen nummer, maar meer zang over een sample. Toen ik eenmaal aan mijn debuutalbum werkte, was dit het laatste nummer dat ik voor het album opnam.” Leuk detail is dat Montell in This Is How We Do It een dankbetuiging laat horen aan Paul Stewart, een dj die voor Def Jam werkte. Zo komt in de songtekst voorbij: “There lived a dj and Paul was his name. He came up to Monty, this is what he said. You and OG are gonna make some cash. Sell a million records and we’re making the dash.” Het was namelijk Paul die de demo van Montell aan Russell Simmons liet horen, waarna de zanger bij Def Jam gelijk een platencontract kreeg aangeboden.
2000 - Montell Jordan
Eindjaren negentig was Stockholm the place to be voor jonge en veelbelovende Amerikaanse artiesten om hun carrière succesvol te starten. De plek waar dit gebeurde was Cheiron Studios, de studio van producer Denniz Pop die met zijn team verantwoordelijk was voor de eerste hitsingles van onder meer de Backstreet Boys, NSYNC, Britney Spears en Westlife. Met Per Magnusson, een de songwriters/producers uit het team van Denniz Pop, blikken we terug op de magie van Cheiron en op de muzikale erfenis van deze legendarische Zweedse studio.
Op welke manier raakte je betrokken bij Cheiron Studios? “Dat was eigenlijk bij toeval. Soms heb je gewoon mazzel in het leven. Ik ben ooit begonnen met het produceren van muziek en probeerde in verschillende studio’s mijn plek te vinden. Op een gegeven moment kwam ik iemand tegen in een tweedehands platenwinkel. Dat was David Kreuger. Hij was dj en werkte in die platenzaak. We raakten met elkaar aan de praat. Omdat we allebei met muziek bezig waren, begonnen we met elkaar samen te werken. David was als dj bevriend met Denniz Pop, die destijds
Per Magnusson ©Hampus Hjellström
ook dj was. Volgens mij hoorde Dennis via via dat David en ik samenwerkten en vroeg hij ons of we een plek hadden om te werken. Want hij had na zijn vertrek bij SweMix [een dj-collectief] een eigen studio opgericht die Cheiron Studios heette. David zei tegen hem dat we niet echt een eigen plek hadden. Toen zei Denniz: Waarom komen jullie niet bij ons werken? En dat hebben we gedaan. Het was dus puur geluk. De eerste paar jaar hebben we ons verdiept in muziekproductie en in het samenwerken met artiesten, omdat we daar nog vrij weinig van afwisten. Maar Denniz was gedul-
- Per Magnusson
(You Drive Me)
CrazyBritney Spears
dig en gaf ons de tijd die we nodig hadden. We waren dus geen instant hit machines. Het heeft even geduurd. Maar het was voor ons een kwestie van het juiste moment op de juiste plaats.”
Hoe was het om onderdeel uit te maken van het team van Cheiron?
“Het was een geweldige tijd. Ook omdat de muziekindustrie in de jaren negentig door de introductie van de cd de wind mee had. Er waren veel platenlabels, veel studio’s, veel muziekgenres… Alles van Nirvana tot Michael Bolton. Echt alles. Dus was dat een ideale periode om in het vak te zitten. Maar Cheiron was een soort van bubbel, een kleine en allesbehalve luxe opnamestudio in Stockholm waar veel mensen werkten. Het is door de jaren heen wel veranderd. Een aantal jongens die er vanaf het begin waren, gingen weg. En een aantal anderen kwamen nieuw binnen, zoals Rami [Rami Yacoub] en Jake [Jacob Schulze]. Ik had de mazzel dat ik er vrijwel vanaf het begin bij was. Het was een creatieve plek en een creatieve periode. Hoewel er natuurlijk wel onderlinge concurrentie speelde, was het voor vrijwel iedereen een mooie en gelukkige tijd.”
Eind jaren negentig maakten veel – met name Amerikaanse – artiesten gebruik van Cheiron. Wat was er zo bijzonder aan Cheiron dat ze bereid waren om daarvoor naar Stockholm af te reizen?
“Dat is een goede vraag. Voorheen waren er weliswaar internationale artiesten die naar Zweden reisden om daar in een specifieke studio te werken, zoals Led Zeppelin in de Polar Studios [waar Led Zeppelin eind 1978 het album In Through the Out Door opnam]. Maar om naar Zweden te gaan en daar met Zweedse songwriters en producers te werken, was iets nieuws. Dat kwam voornamelijk omdat Cheiron deals had met Zumba Records in de VS – het label van de Backstreet Boys en later van Britney Spears – en met BMG in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Ook was het volgens mij praktischer om de artiest te laten overkomen. Meestal werkten artiesten met meerdere teams en producers, dus was het waarschijnlijk logischer dat ze naar Zweden kwamen.”
Toen je in Cheiron met verschillende artiesten samenwerkte, had je toen enig idee hoe groot en succesvol het allemaal zou worden?
“Nee. Zoals mijn samenwerking met Britney Spears bijvoorbeeld. Ze was nog maar zestien jaar toen ze voor het eerst bij ons kwam. Een jong en verlegen meisje. Wie had ooit kunnen verwachten… Maar goed, ik wist dat ze een prima platenmaatschappij had die haar steunde. Dat was dezelfde platenmaatschappij die een paar jaar eerder succesvol was met de Backstreet Boys. We hadden daarom wel de verwachting dat haar album in Amerika de Top 40 zou binnenkomen. Ik dacht: Misschien heb ik nu mijn eerste liedje op een Top 40-album in Amerika!” [lacht] “Dat waren mijn verwachtingen. Maar het werd uiteraard veel groter dan dat.”
Wanneer we kijken naar de Top 40-hits waar je aan hebt meegewerkt, dan moeten we het natuurlijk hebben over (You Drive Me) Crazy van Britney Spears (#2 in 1999). Wat is de achtergrond van dit nummer? En hoe is dit nummer bij Britney Spears terechtgekomen?
“Dit nummer was voor haar bedoeld, omdat we wisten dat ze bij ons langs zou komen. Dat was in de lente van 1998. We kregen dit nummer van de Amerikaanse songwriters die wilden dat ik en David het zouden
colofon Tekst
Godfried Nevels
Lex Harding en Erik de Zwart
Eindredactie
Machteld Smid
Ontwerp Lecturis
Uitgave
DATO (een imprint van Uitgeverij Lecturis)
Mede mogelijk gemaakt door Stichting Nederlandse Top 40
ISBN 978-94-6226-538-7
©2025, Godfried Nevels, DATO
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.