Dutch verbs list

Page 1

100 most important Dutch verbs by frequency. Most important verbs are 'zijn' (to be) and 'hebben' (to have). In green the modal verbs. In red if the usual past perfect auxiliary is 'zijn'.

Infinitive

Translate in

Simpel past

your mother tongue

Singular

Plural

Past Perfect auxiliary

participle

Zijn Hebben Moeten Kunnen Gaan Doen Weten Worden Zeggen Willen

was had moest kon ging deed wist werd zei (zegde) wou (wilde)

waren hadden moesten konden gingen deden wisten werden zegden wilden

is heeft heeft heeft is heeft heeft is heeft heeft

geweest gehad gemoeten gekund gegaan gedaan geweten geworden gezegd gewild

Zullen Komen Zitten Maken Staan Zien Kijken Mogen Laten Denken

zou kwam zat maakte stond zag keek mocht liet dacht

zouden kwamen zaten maakten stonden zagen keken mochten lieten dachten

Is heeft heeft heeft heeft heeft heeft heeft heeft

-gekomen gezeten gemaakt gestaan gezien gekeken gemogen gelaten gedacht

Krijgen Vinden Leven Vragen Geven Werken Lezen Blijven Bestaan Liggen

kreeg vond leefde vroeg gaf werkte las bleef bestond lag

kregen vonden leefden vroegen gaven werkten lazen bleven bestonden lagen

heeft heeft heeft heeft heeft heeft heeft is heeft heeft

gekregen gevonden geleefd gevraagd gegeven gewerkt gelezen gebleven bestaan gelegen

Blijken Houden Kosten Geloven Nemen Eten Lijken Beginnen Drinken Praten

bleek hield kostte geloofde nam at leek begon dronk praatte

bleken hielden kostten geloofden namen aten leken begonnen dronken praatten

is heeft heeft heeft heeft heeft heeft is heeft heeft

gebleken gehouden gekost geloofd genomen gegeten geleken begonnen gedronken gepraat

Zetten Lopen

zette liep

zetten liepen

heeft heeft

gezet gelopen


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.