Vliegen als een vogel met de voeten op de grond a linsen lit

Page 1

Vliegen als een vogel met de voeten op de grond Mentale verbeelding in de training van danstechniek en bewuste aanwezigheid van hedendaagse dansers.

Willem Kruger Worldpress, september 2012

Literatuur onderzoek Master Kunsteducatie Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten Begeleider en eerste lezer: Ellen van Hoek Mei 2015 Angela Linssen


Paragraaf 1. Inleiding Vanuit mijn dubbele rol als artistiek leider van de Moderne theaterdans opleiding (AHK) en docent hedendaagse dans hou ik mij dagelijks bezig met het opleiden van jonge dansers om hen aan het eind van hun opleiding met een stevige bagage het werkveld in te sturen. Het hedendaagse danswerkveld vraagt om breed opgeleide dansers, met goed getrainde, sterke danslichamen, persoonlijkheden die zich in dans kunnen uitdrukken en interpreteren naast capaciteiten om bij te dragen in een maakproces van een nieuwe dansproductie. Er wordt van een hedendaagse danser verwacht de eigen dansrol te kunnen vormgeven binnen de context van een choreografie. In de opleiding wordt de danstechnische bekwaamheid stapsgewijs opgebouwd evenals de vaardigheden in compositie, improvisatie, bewegingsanalyse en onderzoek. Waar het aan ontbreekt is een stapsgewijze opbouw voor de bewuste aanwezigheid als de opstap naar een dansperformer. Hieronder versta ik de manier waarop de danser volledig aanwezig is, mentaal en fysiek en dat die aanwezigheid levend, fluïde, speels en gelaagd is. Anders gezegd dat de danser een scala aan mogelijkheden kan genereren om zich in dans uit te drukken, er intentie en kleur aan kan geven. Het is een proces dat in gelijke mate aandacht hoort te krijgen tijdens alle danstechnische en danscreatieve lessen zodat de danser als geheel wordt aangesproken. Nu is die aandacht er, zoals ik dat waarneem, veelal alleen wanneer de dansers met een choreograaf werken aan een nieuwe choreografie voor een voorstelling. Binnen het maak en repetitie proces gaat het over de vertaalslag van thema en idee, aangereikt door de choreograaf, naar bewegingen, bewegingsfrases, scènes, interpretatie en de uiteindelijke performance van de choreografie. In de danstechnische lessen wordt gebruik gemaakt van verbeelding, visualiseren en de attentie op hoe met adem om te gaan. Deze principes van adem gebruik en verbeelding ondersteunen en ontwikkelen de danstechnische capaciteiten. Vanuit mijn observaties heeft dit ook een invloed op de bewuste aanwezigheid van de danser, maar wordt in de danstechnische lessen niet als zodanig benoemd. Wat ik mis is de benadering van een danser als het geheel van een persoon met een lichaam, geest, emoties en intenties. Iemand die zijn dansverhaal kan vertellen met fantasie en uitdrukking, kortom bewuste aanwezigheid en vervlochten met en door sterk ontwikkelde fysieke danstechnische capaciteiten.

2


Verbeelding en gebruik van adem komen voort uit diverse somatische methodes, oosterse meditatie en yoga technieken en de psychologie. (Goldschmidt 2002). Thomas Hanna (Eddy, 2009) gaf naam aan de verschillende lichaamsgerichte technieken en methodes. Hij noemde dat somatiek, vanuit het griekse woord soma: wat het lichaam in tijd en ruimte betekent en waarbij het lichaam wordt waargenomen en ervaren door de persoon zelf. Mentale verbeelding binnen de sport is ook al veelvuldig wetenschappelijk onderzocht. (Sanna & Cumming, 2006) In dit onderzoek ga ik dieper in op het gebruik van verbeelding en adem ter ondersteuning en bevordering van de bewuste aanwezigheid bij hedendaagse dansstudenten om ze een geheel te vormen met de danstechnische kwaliteiten. Ik gebruik daarbij zowel de ingang vanuit de somatiek en sport psychologie en concentreer me op de vormen van verbeelding die door hedendaagse dansers en dansprofessionals wordt gebruikt en hoe die wordt onderverdeeld.

Hoofdvraag: Welke verschillende vormen van mentale verbeelding vanuit de somatiek en psychologie kunnen in de dagelijkse danstraining worden ingezet waardoor danstechnische vaardigheden en de bewuste aanwezigheid van hedendaagse dansstudenten een geheel vormen? Deelvraag 1: Hoe onderscheid zich de mentale verbeelding van dans ten opzichte van de sport? Deelvraag 2: Wat zijn bevindingen vanuit onderzoek naar de mentale verbeelding die dansers en dansdocenten hanteren om zowel de danstechnische vaardigheden en de bewuste aanwezigheid te bevorderen. Deelvraag 3: Hoe wordt mentale verbeelding vanuit de somatiek waar ademgebruik het startpunt is toegepast om de danstechnische vaardigheden en de bewuste aanwezigheid in dans te ondersteunen? Leeswijzer In paragraaf 2, komt de verheldering van de begrippen aan bod die voortkomen uit de hoofd en deelvragen. Paragraaf 3 verheldert uitgebreid wat verbeelding in relatie tot dans betekent. Paragraaf 4 behandelt de tweede deelvraag en gaat dieper in op vormen

3


van verbeelding bij professionele hedendaagse dansers en dansdocenten. Waarna in paragraaf 5, wordt in gegaan op hoe verbeelding vanuit de somatiek met adem als startpunt wordt toegepast in danslessen. Dit alles om in paragraaf 6 tot de synthese en conclusie te komen. Tot slot in paragraaf 7 de discussie. Waarna wordt afgesloten met de referentie lijst.

Paragraaf 2. Begripsbepaling In deze paragraaf worden de belangrijkste begrippen die in dit onderzoek aan bod komen verder verhelderd: mentaal verbeelden, bewuste aanwezigheid en somatiek. Mentale verbeelding Nordin (2007) spreekt over het bewust en gericht gebruik maken van beelden om het dansen te verbeteren, meer zelfvertrouwen te krijgen en daardoor tot betere dans prestaties te komen. Goldschmidt (2002) hanteert ‘mental imagery’ waarbij het gaat om het ontwikkelen van beelden en het navigeren en dirigeren daarvan in lichaam en geest. Overby (2011) benoemt mentale verbeelding: een weloverwogen en gericht gebruik van de zintuigen via mentale beelden voor het bereiken van een specifiek mentaal en fysiek resultaat. Dit kan zowel gedaan worden terwijl je in beweging bent of juist in stilstand, voorafgaand aan het daadwerkelijk uitvoeren van de bewegingen, zoals in de somatiek. Verbeelding wordt ook wel mental imagery (Nordin & Cumming, 2006) (Goldschmidt, 2002) genoemd of mental practice imagery (Hanrahan & Vergeer, 2001). In dit onderzoek wordt de woorden mentaal verbeelden, mentale verbeelding en mentale beelden gebruikt en dat betekent hier: het je voorstellen van mentale beelden waarbij gebruik wordt gemaakt van alle zintuigen om een specifiek resultaat of doel te bereiken. Bewuste aanwezigheid Koner (1993) beschrijft bewuste aanwezigheid als het aanwezig zijn in het lichaam met bewustzijn van het lichaam. Zij benoemt dat het “Zijn”. Connolly & Rally (2011) zeggen over bewuste aanwezigheid dat dat het moment is waar lichaam, geest en de wereld om je heen versmelten. Koner (1993) heeft het over een basis kracht de zogenaamde “inner focus” , anders gezegd een concentratie van binnen uit, een geladen zijn, wanneer het gaat over bewuste aanwezigheid. Daarnaast spreekt Koner (1993) over een transformatie, een omvorming, een herscheppen. De “inner focus”, die een electrische geladenheid is en daarmee een onderdeel vormt van die

4


transformatie. Goodall (2008) noemt dit het ineenvloeien van energie, mysterie en discipline. Zij spreekt over bewuste aanwezigheid op het toneel en daarbij het hebben van ogen en een focus die tegelijker tijd zowel naar binnen als naar buiten is gericht. Bij bewuste aanwezigheid gaat het in dit geval omdat het over dans gaat en een lichamelijke activiteit is, over de bewuste aanwezigheid van en in het lichaam. Het ‘zijn’, het aanwezig zijn en het bewustzijn in en met lichaam en geest. Dit met inbegrip van de focus die tegelijkertijd naar binnen en naar buiten is gericht, de ‘inner focus’. In dit onderzoek betekent bewuste aanwezigheid, het bewust aanwezig zijn in en met lichaam en geest, met een focus, aandacht die zowel naar binnen in het lichaam als naar buiten is gericht. Somatiek Somatiek is een overkoepelende naam voor technieken en methodes die zich bezig houden met verbeteringen van lichaamsgebruik vanuit de persoon zelf. Hanna (1967) definieerde Somatiek als het bewust ervaren van het eigen lichaam van binnenuit door zelfwaarneming om van daaruit tot een efficiënter gebruik van het lichaam te komen. Zelfwaarneming is het vermogen om het eigen lichaam en de eigen lichaamsdelen te ervaren, zich er van bewust te zijn (Eddy 2009). Door o.a. ontspannings- en ademhalingsoefeningen via mentale verbeelding wordt de lichamelijke bewustwording gestimuleerd zoals bij Ideokinesis (Eddy, 2009) (Dowd,1991) en Fundamentals (Hackney,1998) twee somatische methodes. Daarom worden Ideokinesis en Fundamentals binnen dit onderzoek betrokken, omdat hierbinnen de verbeelding de basis vormt om lichamelijke veranderingen te bewerkstelligen.

Paragraaf 3: Deelvraag 1 Hoe onderscheid zich de mentale verbeelding van dans ten opzichte van de sport? Overby & Dunn (2011) spreken over mentaal verbeelden als het met en door de zintuigen beelden visualiseren om daarmee een bepaald mentaal doel te bereiken. Ze maken een tweedeling vanuit welk perspectief wordt gekeken, gericht met de blik naar binnen in het lichaam of van buiten af naar het eigen lichaam alsof je naar een film kijkt. Het sluiten van de ogen helpt om de mentale beelden goed waar te nemen. (Nordin & Cumming 2006) In de sport is veel onderzoek naar mentale verbeelding gedaan met het doel meer te weten te komen in hoeverre en op welke manier dat een invloed heeft op de motorische vaardigheden en prestaties van sporters. Mentale verbeelding bij sporters

5


wordt naast de sporttraining beoefend, in stilstand en is afhankelijk van de sportcoach. Dit in tegenstelling tot de dans waarbij mentale verbeelding is ingebed in de danstechnische training, danscreatieve les, dansrepetitie en choreografie door docenten, dansers en choreografen. Een overeenkomst is dat sporters zowel als dansers hun lichaam trainen om de meest excellente technische vaardigheden te ontwikkelen en op steeds hoger niveau willen brengen. (Nordin & Cumming, 2005) Bij dans worden verschillende vormen van mentale verbeelding gebruikt, niet alleen voor de motorische vaardigheden en prestatie, maar ook in relatie tot dynamiek, kwaliteit, nuance, context en karakter. In tegenstelling tot de sport wordt de mentale verbeelding bij dans zowel in stilstand en tijdens het bewegen toegepast. Tijdens de directe mentale verbeelding van sporters, hebben zij zichzelf in beeld, alsof ze een film afdraaien, om tot betere vaardigheden en prestaties te komen. Ook dansers gebruiken directe mentale verbeelding. Daarnaast gebruiken dansers veelvuldig metaforen, indirecte mentale verbeelding genoemd. Dit kunnen beelden zijn van kleur, objecten die niet aanwezig zijn of acties die niet echt kunnen worden uitgevoerd. Dansers passen mentale verbeelding ten alle tijden toe maar naarmate de voorstelling dichter bij komt verandert die en is gericht op de uit te voeren choreografie. Daarentegen passen sporters de mentale verbeelding alleen in specifieke periodes toe in aanloop naar de competities. Meer ervaren dansers en sporters maken frequenter gebruik van mentale verbeelding in vergelijk met minder ervaren dansers en sporters. (Nordin & Cumming, 2005) Mentale verbeelding is het in je geest creĂŤren van objecten, gebeurtenissen en ervaringen, die zowel realistisch als onrealistisch kunnen zijn. Dit kunnen een visueel beeld, een gevoelde beweging, het ruiken van geur, het proeven van smaak en het horen van geluid zijn. Het bewust inzetten heeft een positieve uitwerking op het zelfvertrouwen, de prestatie en de bewuste aanwezigheid. De dansers worden vrijer, kunnen zich beter in hun dansen uitdrukken, hun voorstellingsvermogen en fantasie wordt groter. Dit vereist het kunnen formuleren, vasthouden en sturen van beelden en daar is oefening voor nodig. (Goldschmidt, 2002) Werken vanuit en met mentale verbeelding in dans geeft een gevoel van gewichtloosheid, naast helderheid, een fijnmazige subtiliteit en nuance in bewegingsuitdrukking en een bewuste aanwezigheid in het lichaam. (Skinner et al, 1997)

6


Resumerend is er een verschil in mentale verbeelding die zich naar binnen in het lichaam richt of die het lichaam van buitenaf ziet. Zowel sporters als dansers willen hun lichaam tot het uiterste trainen. Binnen de sport is de mentale verbeelding een afzonderlijk onderdeel los van de training en wordt gedaan in stilstand, terwijl bij dans deze is ingebed binnen de danstraining en het doen van voorstellingen in zowel stilstand als tijdens het dansen. De mentale verbeelding binnen de sport is gericht op het ontwikkelen van motorische vaardigheden en de prestatie, met zichzelf in beeld, directe mentale verbeelding. Dit geldt ook voor de dans naast indirecte mentale verbeelding via metaforen voor het ontwikkelen van kwaliteit, dynamiek, nuance, context en karakter. Sporters gebruiken mentale verbeelding in aanloop naar de competities, dansers zetten die constant in, alhoewel die wel verandert naarmate de voorstelling dichterbij komt. Meer ervaren sporters en dansers hanteren vaker mentale verbeelding. Het herhaaldelijk oefenen van mentale verbeelding heeft een positieve uitwerking op het zelfvertrouwen, de bewegingsuitdrukking, de prestatie en de bewuste aanwezigheid.

Paragraaf 4. Deelvraag 2 Wat zijn bevindingen vanuit onderzoek naar de mentale verbeelding die dansers en dansdocenten hanteren om zowel de danstechnische vaardigheden en de bewuste aanwezigheid te bevorderen? Professionele dansers geven aan veelvuldig gebruik te maken van mentale beelden in verschillende danssettings, voor verschillende doeleinden en is een geĂŻntegreerd onderdeel binnen dans. Dansers voelen zich comfortabel om beelden bij hun dansen in te zetten, ook al is niet altijd duidelijk of het effect heeft. Het geeft ze rust en een gericht bewustzijn. (Hanrahan & Vergeer, 2001) In het onderzoek van Hanrahan & Salmela (1990) proberen ze te achterhalen of het inderdaad mogelijk is tijdens het bewegen mentale verbeelding in te zetten, zoals door dansdeskundigen wordt gesteld, maar niet bewezen is door wetenschappelijk onderzoek. Zij deden een onderzoek gebaseerd op drie klassieke dansbewegingen, waarbij ze te weten wilden komen of het mentaal verbeelden tijdens het bewegen mogelijk was. Het onderzoek is gedaan in een laboratorium setting met niet professionele, gevorderden dansers. Er waren drie groepen die in een pretest werden getest op hun vaardigheid van uitvoeren van de drie dansbewegingen.

7


Daarna kreeg groep een, de controle groep, ontspanningsoefeningen, de tweede groep de mentale metaforische verbeelding van richtingen van beweging vanuit de Ideokinesis en de derde groep een globale vorm van mentale metaforische verbeelding. Hieronder een tabel met de mentale verbeelding, die in dit onderzoek zijn ingezet voor de tweede en de derde groep. Iedere groep oefende de ontspanningsoefening dan wel de mentale verbeelding liggend.

Tabel 1. Table 1. Imagery instructions for three dance movements Dance Movement

Lines of movement imagery

Global Imagery

“Imagine a fountain of water “Imagine you are up to your shooting up through the center neck in a pool of water that is of your feet, legs and torso, out absolutely and perfectly still.” of the top of your head and back down around the outside of your body.” Développé “Imagine a light source deep in “Imagine your whole body is your hipsocket, sending a thin thin and iluminous.” laser beam through and beyond your développé leg.” Battement “Imagine a strong gust of wind “Imagine air swirling and brushing down your back, lightly blowing all around blowing your battement leg up you.” and out in front of you.” Aangepast van “Dance images: Do they really work or are we just imagining things” by C. Hanrahan. & J.H. Salmela 1990, Journal of Physical Education, Recreation & Dance 61, p.18-21 Relevé

Hierna volgden opnieuw het uitvoeren van de specifieke dansbewegingen, waarbij de mentale verbeelding tijdens het bewegen bij de tweede en derde groep werd toegepast. Er was een beduidend verschil in uitvoering zichtbaar tussen de groepen. Groep twee en drie scoorden beter op twee van de drie bewegingen dan groep een, terwijl groep twee en drie nagenoeg gelijk scoorden. In de volgende figuur wordt zichtbaar wat de resultaten waren bij het uitvoeren van de bewegingen na respectievelijk de ontspanningsoefening en de mentale verbeelding te hebben ingebracht.

8


Figuur 1.

Développé

Battement Relevé

Figure 1. Mean difference in pre- and posttest Scores in the Objective (kinematic) evaluation for the three experimantal groups. Aangepast van “Dance images: Do they really work or are we just imagining things” by C. Hanrahan. & J.H. Salmela 1990, Journal of Physical Education, Recreation & Dance 61, p.18-21

Via een vragenlijst wilden de onderzoekers er achter komen of er ten eerste een verschil was bij de pretest, tussen de drie groepen, in hun vaardigheid en ten tweede om vast te stellen of er een verschil is in waardering van de danser over het effect van het mentale verbeelden en de objectieve waarneming van een dansdeskundige. In de test naar het gevoel van gemak, was die het grootst bij groep twee, die de mentale verbeelding van de richting van beweging kregen aangeboden. Dit maakte een verschil met de objectieve waarneming van de dansdeskundige. De waarneming van de danser zelf van een groter gemak bij het bewegen door mentale verbeelding, was voldoende om dit ook in de toekomst te zullen toepassen. Ondanks dat de objectieve waarneming van een dansdeskundige hiervan afweek. Toch kan een groter gemak tijdens het uitvoeren van de beweging uiteindelijk tot een kwalitatieve verandering leiden, stellen de onderzoekers. Dit zou in een vervolg onderzoek met

9


betere observatietechnieken kunnen worden uitgezocht. Ze pleiten er ook voor om de fysiek technische kwaliteiten niet los te koppelen van de artistieke kwaliteiten. Overby (1990) deed een kwantitatief onderzoek bij Canadese dansdocenten naar de mate waarin zij gebruik maakten van mentale verbeelding binnen hun lesgeven. Dansdocenten gaven zelf aan dat mentale verbeelding een integraal onderdeel is van het dansonderwijs. Overby (1990) zette voor dit onderzoek twee meetinstrumenten in om de mentale verbeelding bij dansdocenten te onderzoeken: een zelf evaluatie vragenlijst (Survey of Dance Teachers) en een observatie instrument (Systematic Observation Instrument). Binnen beide instrumenten werden vier vormen van mentale verbeelding vormen gehanteerd. a. Visueel mentale verbeelding: mentale verbeelding van de beweging of bewegingsfrase waarbij de persoon zichzelf in beeld ziet. b. Kinesthetisch mentale verbeelding: mentale verbeelding die zich richt op het gevoel van de beweging. c. Directe mentale verbeelding: mentale verbeelding van de beweging en die kan zowel visueel als kinesthetisch zijn. d. Indirecte mentale verbeelding: mentale verbeelding door middel van metaforen, die indirect aan de beweging gerelateerd wordt. De SDT (Survey of Dance Teachers), het zelfevaluatie instrument is gericht op drie categorieĂŤn: 1. De mate waarin dansdocenten zelf kunnen omgaan met aangereikte visuele en kinesthetische mentale verbeelding 2. De mate waarin dansdocenten gebruik maken van visuele en kinesthetisch mentale verbeelding in het lesgeven aan beginners, gevorderden en ver gevorderden dansers 3. De mate waarin directe en indirecte mentale verbeelding in het lesgeven aan de beginnende, gevorderde en ver gevorderde dansers werden ingezet De vragenlijst bevatte zestig vragen verdeeld over vijf categorieĂŤn. 1. Beschrijving docent: kwantitatief onderzoek onder 44 dansdocenten met diverse dansstijlen vanuit heel Canada. De gemiddelde hoeveelheid jaren doceerervaring was twintig jaar en daarnaast zeventien jaar ervaring als uitvoerend danser. 2. Het zelf mentaal kunnen verbeelden: op een vijf puntsschaal konden docenten hun eigen mentale verbeelding inschalen met de volgende voorbeelden;

10


optrekkende rook, zeilboot op het water en zichzelf in een dans beweging mentaal verbeelden. Het werd makkelijk gevonden om visueel mentaal te verbeelden. De kinesthetische mentale verbeelding van touwtje springen, de trap op rennen werd makkelijk gevonden en het kinesthetisch mentaal verbeelden van het uitvoeren van een beweging werd relatief gemakkelijk gevonden. 3. De mate waarin visuele en kinesthetische mentale verbeelding werd gehanteerd: Docenten werd gevraagd om op een schaal van vijf aan te geven hoe vaak ze visueel en kinesthetisch mentale verbeelding toepasten in de verschillende secties (oefeningen, bewegingsfrases, improvisatie) van de les. Dit ook met betrekking tot de verschillende niveau groepen, beginners, gevorderden en ver gevorderden. Daarbij gaven de dansdocenten aan dat beide vormen van mentale verbeelding gebruikt werden bij alle niveau groepen. 4. De mate waarin directe en indirecte mentale verbeelding werd ingezet: Hierbij gaven de docenten aan frequent gebruik te maken van directe en indirecte mentale verbeelding in alle lesonderdelen en met alle niveau groepen en gezien de score op de vijf puntsschaal. 5. Eigen commentaar: 1.Een goede dansdocent kan niet zonder het gebruikmaken van mentale verbeelding. 2. Dans is een kunstvorm en de danser moet kunnen transformeren en daarvoor is mentale verbeelding noodzakelijk met een bewuste aanwezigheid in het lichaam. 3. Wanneer je mentaal verbeeld volgt het lichaam vanzelf . Dit deel van het onderzoek gaf veel beschreven informatie over de toepassing van de mate waarin mentale verbeelding in danslessen voorkwamen. Dit gaf onderbouwing voor het feit dat het een integraal onderdeel is bij de technische, creatieve training van dansers. (Overby, 1990) Het tweede meetinstrument Systematic Observation Instrument ( SOI) was nodig als objectief instrument. Hierbij werd tijdens een les geobserveerd en geĂŻnventariseerd hoe vaak mentale verbeelding werd gebruikt, hoe vaak die visueel of kinesthetisch en direct of indirect was. Er word gesproken over een enkele les, met beginnende dansers, die is geobserveerd. In deze les werd zeventien keer mentale verbeelding toegepast. Daarvan waren zestien directe en een indirecte mentale verbeelding, vijf waren visueel en twaalf kinesthetische mentale verbeelding. Dat betekent dat er slechts eenmaal gebruik werd gemaakt van een metafoor. Wel wordt

11


aangegeven dat beide instrumenten in verder onderzoek zouden kunnen worden verbeterd en meer geëxpliciteerd. Waarbij in de toekomst naast de beschreven resultaten ook data naar de effectiviteit van de verschillende vormen van mentaal verbeelden aan de orde kan komen. (Overby, 1990). Hanrahan & Vergeer (2001) deden onderzoek naar het gebruik van mentale verbeelding onder moderne professionele dansers voor, tijdens en na danslessen, repetities en voorstellingen. Hanrahan is dansdocent en psycholoog en Vergeer een sport psycholoog en onderzoeker. Zij maken kenbaar dat de verschillende achtergrond van beide onderzoekers zorgde voor een heldere discussie en interpretatie van de onderzoeksgegevens. Dit is een kwalitatief diepte onderzoek onder elf professionele moderne dansers, vanwege de grote expertise en ervaring als uitvoerende danser. In eerdere onderzoeken is gebleken dat professionele meer ervaren dansers intensiever gebruik maken van mentale verbeelding dan minder ervaren dansers. Hanrahan & Vergeer (2001) wilden weten welke strategieën en methodes van mentale verbeelding de dansers zelf in zetten in hun dagelijkse danspraktijk. Dit los van hun dagelijkse danstraining. De ervaring van de dansers als dansperformer liep uiteen van tussen de zeven en veertig jaar. Door middel van een interview werd iedere danser gevraagd welke methodes, technieken en strategieën ze gebruikten om zichzelf te ontwikkelen en zich mentaal en emotioneel voor te bereiden op hun dansen. Er werd hun niet de gebruikelijke vormen van mentale verbeelding vanuit de sport voorgelegd, gericht op vaardigheidsontwikkeling en prestatie. Bij Hanrahan & Vergeer ging het om de inhoud, het in praktijk brengen en het doel van de door de dansers gebruikte mentale verbeelding te distilleren. De interview teksten werden geanalyseerd en gelabeld naar inhoud en daarna ondergebracht in categorieën. Sommige vormen van mentale verbeelding komen in verschillende categorieën voor, gebaseerd op het doel waar ze voor waren ingezet. Vandaar was de volgende stap om alle mentale verbeeldingsvormen onder te brengen in acht categorieën, namelijk: inspiratie, atmosfeer, specifieke beweging, metafysisch, leegmaken en jezelf weer vullen, projectie en tot slot het mentaal repeteren van dansstukken. De dansers zelf waren zich niet bewust van dit onderscheid. De verschillende mentale verbeeldingsvormen gebruikten ze door elkaar heen en ook tegelijkertijd. Opvallend was een veelvuldig gebruik van kleur en die komt in verschillende categorieën voor, aangezien ze zijn ingedeeld naar het doel waar ze voor werden ingezet en niet op de inhoud. In de hieronder getoonde tabel de

12


indeling van de mentale verbeelding types ingedeeld gevolgd door de inhoud dan wel het doel en de desbetreffende mentale beelden die de dansers inbrachten. Tabel 2 Table 1. Multiple Uses of Dance Imagery by Professional Modern Dancers Imagery type 1. Inspiration imagery

Content/purpose Images that serves as an inspiration for both choreographer and dancer

2. Atmospheric imagery

Images in a form of energy outside the body which acts on or moves the whole body

3. Specific movement imagery 4. Metaphysical imagery

Images that enhance or give meaning to specific movements Images that describe a relationship between the dancer and a spiritual or natural energy

5. Emptying out imagery

Images designed to empty the body of its own anatomical structures or of an undesired energy or element Images of the body being filled up with with a substance that provides a desired sensation, movement dynamic ore motion Images that clarify for the dancer how the energy or expressive content is transmitted or projected towards the audience Imagenary rehearsal of a dance or section of a dance in one or more of the sense modalities

6. Filling up imagery

7. Projection imagery

8. Imagery rehearsal

Dancers’ images Choreographic vision images Context images Character images Mood images Moving with water Moving through a texture Moving with cicles of energy Moving through a color Motivation images Spontaneous images Images of the universe Healing images Protective images Grounding images Anatomical images Breathing out images

Breathing in images Filling up with color images Filling up with denseness images Radiating energy images Shining like light images Aura images

Learning images Pre-performance images Simulation images Problem solving images Outside eye images Preplay images Replay images Aangepast van “ Multiple uses of mental imagery by professional modern dancers� by C. Hanrahan & I. Vergeer, 2001, Imagination, Cognition and Personality 20(3), p. 231-255

1. Mentale inspiratie verbeelding houdt verband met choreografie, karakter en context: De dansers en choreografen gaven aan dat het hun ondersteunden om zich te focussen, om binnen de kaders van de opdracht te blijven en ook de gevraagde stemming of emotie in het werk konden adapteren. In zekere zin vereenzelvigden ze zich met de mentale verbeelding, die werd fysiek gevoeld. Ze ontwikkelden daardoor een sterker gevoel in en overzicht over de gehele choreografie en konden die ook beter onthouden.

13


2. Mentale atmosferische verbeelding bestaat uit het verbeelden van een bepaalde energie die van invloed is op de beweging of het lichaam daarmee in beweging zet: Door de dansers werd aangegeven dat zij deze meestal tijdens het bewegen toepassen. Het geeft ze zelfvertrouwen en brengt ze in een andere mentale staat waarbij ze meer in contact met hun eigen lichaam zijn, een bewuste aanwezigheid. De onderzoekers geven aan dat deze vorm van mentale atmosferische verbeelding goed past binnen de training van dansers, waarbij zij ook hun eigen persoonlijke vormen kunnen ontdekken en ontwikkelen en aanspraak maakt op hun bewuste aanwezigheid. 3. Mentale specifieke beweging verbeelding is gericht op het betekenis geven aan een simpele of complexe beweging. Er waren maar twee dansers die zeiden hiervan gebruik te maken. Voor zichzelf zochten ze naar de betekenis van een beweging, die kon ook steeds veranderen om de beweging levendig te houden. Het was makkelijker beweging te onthouden door gebruik te maken van een mentaal beeld dan door allerlei technische aanwijzingen. Het is voor dansers belangrijk wat de reden of betekenis van een beweging is in relatie tot een hele dans. Voor dansstudenten kan dit zekere ook een onderdeel binnen de danslessen zijn als op stap naar het werken aan een choreografie. 4. Mentale metafysische verbeelding wordt ingezet om een geheel te zijn met de omgeving, het universum: De meeste dansers gaven aan dat deze vorm heel belangrijk was voor hun intrinsieke motivatie binnen dans. Dans was niet alleen hun werk, het hoorde bij hun leven. Dansers gebruikten oosterse spirituele strategieën en filosofieën vanuit o.a het Boedhisme, Yoga en Taoisme. Ze beschreven hun mens zijn in relatie tot spiritualiteit en energieën. Deze vorm van mentale beelden verwees niet naar de werkelijkheid, maar verbond zich met het lichaam en de “zelf”, de bewuste aanwezigheid in relatie tot de omgeving, het universum en gaf geaardheid, fundament en inspiratie. Ze noemde deze vorm van mentale verbeelding van belang voorafgaand aan voorstellingen. De mentale verbeelding van energie levert een gevoel van in het lichaam aanwezig zijn en tevens verbonden met de omgeving. 5. en 6. De beide mentale verbeeldingen van leeg maken en weer gevuld worden, werd veelal in opeenvolging van elkaar gebruikt: beide hebben te maken met de ademhaling en het in zichzelf aanwezig zijn. De diepe ademhaling vanuit de somatische methodes zorgen voor ontspanning, helderheid van geest, verdwijnen van negatieve gevoelens en energie, een expanderen en openen van het lichaam en het

14


door en met adem initiĂŤren van beweging. Dansers noemde dat ze tijdens het bewegen gebruik bleven maken van opvullende mentale verbeelding om de specifieke bewegingsdynamiek van de dans te handhaven. Gevoelens van bewuste aanwezigheid, positieve gevoelens en sensaties zijn het gevolg van de mentale verbeelding van vullen. De onderzoekers geven aan dat deze mentale verbeelding zeker geoefend kan worden tijdens danstrainingen waarbij dansstudenten van daaruit hun eigen persoonlijke vorm kunnen ontwikkelen. 7. Mentale projectie verbeelding heeft te maken met de uitstralende energie en bewegingsuitdrukking ten opzichte van het publiek. Het publiek willen en kunnen bereiken met een uitstralende energie van een bewuste aanwezigheid, tijdens het dansen met een gevoel van kracht gekoppeld aan sensitiviteit en subtiliteit. Als het schijnen van een licht van binnenuit het lichaam. Het wordt waargenomen als een fysieke, spirituele en mentale bewuste aanwezigheid. Deze vorm ligt in het verlengde van de vullende mentale verbeelding die verder uitstraalt om daarmee het publiek te bereiken. Ondanks dat deze vorm specifiek gericht is op het doen van de voorstelling kan deze wel met dansstudenten tijdens de danstraining en het repeteren geoefend worden. 8. Mentale repetitie verbeelding is, waarbij hele stukken dans mentaal, in stilstand, worden verbeeld om de choreografie te leren, bewegingen te corrigeren, bewegingsproblemen op te lossen, verbeteren van wijze van uitdrukken, en vertrouwen op te bouwen. Dit wordt toegepast tijdens het hele proces van een choreografie leren en zich eigen maken betrof verschillende lagen, zoals het lichamelijk gevoel, geluid, zien, emotie en het zelf gesprek. Dit zorgt voor een intensivering van alle associaties van beweging, muziek en emoties in relatie tot de choreografie. Ook tijdens blessuretijd een manier om te blijven leren en ontwikkelen. Voor dansstudenten is het belangrijk dat zij de mogelijkheid en informatie krijgen om zich deze mentale repetitie verbeelding op alle niveaus te oefenen met ondersteuning van de docent. De mentale verbeelding bij dansers is zeer gelaagd en wijdlopig, integreert lichaam, geest en spiritualiteit en richt zich naar binnen in het lichaam. Hiermee onderbouwt het gedachtegoed van de somatische methodes waarbij de mentale, fysieke, spirituele en emotionele gezondheid in verband wordt gebracht met het creatieve proces. De onderzoekers stellen dat de kennis en ervaring van deze dansers, die experts zijn in hun professie, omtrent mentale verbeelding zeer waardevol is om te

15


delen met jonge dansers, dansstudenten. De capaciteiten van de dansstudenten zouden daarmee enorm verbeteren en ook een sterke impuls geven aan het dansveld in zijn geheel. (Hanrahan &Vergeer 2001) De vier uitgangsvormen van mentale verbeelding die Overby (1990) in het onderzoek naar mentale verbeelding bij dansdocenten worden in onderstaande tabel verbonden met de mentale verbeeldingscategorieĂŤn waar Hanrahan & Vergeer (2001) op uit zijn gekomen in hun onderzoek met professionele moderne dansers.

Tabel 3 Mentale verbeelding vorm 1. Visueel

Mentale verbeelding type Repetitie Specifieke beweging 2. Kinesthetisch Specifieke beweging Atmosferisch Metafysisch Leegmaak Opvul Projectie 3. Direct Repetitie Specifieke beweging 4. Indirect Inspiratie Atmosferische Metafysische Leegmaak Opvul Projectie Tabel 3. Overzicht mentale verbeelding vorm naar Overby (1990) en mentale verbeelding type naar Hanrahan & Vergeer (1991)

In vergelijk met de uitkomst van Overby (1990) waarbij in een beginners les de gebruikte mentale verbeelding vooral direct en kinesthetisch is, is juist hier bij de professionele dansers vooral indirect en kinesthetisch. Door de dansers wordt veelvuldig gebruik gemaakt van metaforen, indirecte mentale verbeelding. (Hanrahan & Vergeer, 2001) Wat uit bovengenoemde onderzoeken naar voren komt is dat mentale verbeelding effectief gebruikt wordt tijdens het uitvoeren van beweging en dat het een positief effect heeft. De jonge dansers zelf geven aan dit in de toekomst te willen inzetten vanwege het gevoel van rust en gemak, dit ondanks de objectieve observatie die een andere uitkomst geeft. Het onderzoek bij dansdocenten met behulp van SDT naar hun eigen gebruik van mentale verbeelding geeft aan dat ze die integraal in de training inzetten. Daarbij maken ze gebruik van zowel directe als indirecte en visuele

16


als kinesthetische mentale verbeelding. Dansdocenten vinden het gebruik van groot belang en onlosmakelijk verbonden met het geven van danstrainingen. Het tweede instrument de SOI was onvoldoende ingezet om een onderbouwing te geven aan de uitkomsten van de SDT. Het onderzoek onder de professionele moderne dansers laat zien dat zij zelf veelvuldig gebruik maken van mentale verbeelding. Naar gelang de situatie passen ze die aan zoals voor een voorstelling zetten ze de repetitie mentale verbeelding in. Bijvoorbeeld voorafgaand aan de voorstelling maken ze gebruik van de mentale repetitie verbeelding en mentale de specifieke beweging verbeelding. Voorafgaand aan de voorstelling zetten de dansers de leegmaak en opvul mentale verbeelding in, terwijl tijdens de voorstelling de projectie mentale verbeelding wordt ingezet. Metafysische en atmosferisch mentale verbeelding wordt in verschillende danssettings gebruikt. De onderzoekers raden aan al deze vormen van mentale verbeelding met dans studenten te trainen. Er wordt door de onderzoekers een verbinding met gemaakt met de somatische methodes in relatie met creatieve processen.

Paragraaf 5, Deelvraag 3: Hoe wordt mentale verbeelding vanuit de somatiek waar ademgebruik het startpunt is toegepast om de danstechnische vaardigheden en de bewuste aanwezigheid in dans te ondersteunen? Ademhalen is een eerste levensfunctie (Hackney, 1998) en gaat volledig automatisch (Dowd, 1981). Toch kan het zeker ook beïnvloed worden. (Hackney, 1998) Ademhalen is een ritmisch patroon van de longen die zich vullen met zuurstof en die zich weer legen van kooldioxide. (Hackney, 1998) Ademhalingstechnieken worden ingezet om tot rust te komen, te focussen en bevordert de helderheid van geest. Door bewuste ademhaling heeft dat een invloed op het ‘zijn’, de bewuste aanwezigheid in het lichaam. Het brengt je in contact met je innerlijke zelf, (Hackney, 1998) en dansbewegingen worden vloeiender. (Goldschmidt, 2002) Bewust ademgebruik is een manier om in contact te komen met de ‘zelf’, het universum en het bereiken van veranderingen in het lichamelijke en mentale bewustzijn, de bewuste aanwezigheid. (Hackney, 1998) Je wordt ontvankelijker en kunt op een ander bewustzijnsniveau komen, door dansers ook wel ”Qualities of peak performance experiences” ( p. 17) benoemd. (Goldschmidt, 2002). Een effectieve manier om aandacht te geven is te liggen in de CRP (Constructive Rest Position), liggend op de

17


grond, zoals onder andere in Ideokinesis (Sweigard, 1974) (Dowd, 1981) en Fundamentals (Hackney, 1998). De aandacht richt zich op een rustige en bewuste ademhaling, met als gevolg ontspanning en het verdwijnen van fysieke blokkades. (Hackney, 1998). Terwijl je ligt verbeeld je mentaal de weg die de adem aflegt. (Hackney, 1998) De aandacht wordt hiermee naar binnen gericht in het lichaam. Lichamelijke sensaties worden gewaar, zoals nervositeit voor een voorstelling. Deze worden heel direct ingezet bij de mentale leegmaak en opvul verbeelding. (Hanrahan & Vergeer, 2001) Door de mentale verbeelding van hoe de adem zijn weg vind in en uit het lichaam, blijf je in contact met je lichaam, (Goldschmidt, 2002) ben je in contact met je innerlijke zelf, een bewuste aanwezigheid in het eigen lichaam. (Hackney, 1998) Lulu Sweigard, een wetenschapper, deed onderzoek naar het werk van Mabel Elsworth Todd over de biomechanische kracht van de menselijke beweging en lichaamsgebruik. Zij ontwikkelde een methode, Ideokinesis en schreef het boek Human Movement Potential: Its Ideokinetic Facilitation. (Sweigard, 1974) Het woord Ideokinesis komt uit het Grieks, ‘ideo’ betekent idee en ‘kinesis’ betekent beweging. Het werk van Lulu Sweigard is gebaseerd op het fenomeen van de menselijke beweging. Zij kwam uit op negen lijnen van beweging, richtingen die het skelet volgen en met elkaar een verband vormden. Door het herhaaldelijk mentaal verbeelden, van een specifieke beweging in een rustpositie treedt er spontaan een reactie op in de spieractie. Als gevolg daarvan wordt tijdens het daadwerkelijk uitvoeren van die beweging, deze gelijk aan het voorgestelde beeld, met daarbij de meest effectieve en efficiënte spieractiviteit die de beweging vraagt. (Sweigard, 1974). Sweigard gaf jarenlang les aan dansers van de Juilliard school in New York en beïnvloedde daar hele generaties dansers, choreografen en dansdocenten. Daarmee kon ze haar werk verfijnen en toepassen binnen de dans. Ideokinesis bevordert en ontwikkelt dansvaardigheden door gebruik te maken van mentale verbeelding.(Overby, 2011) Concluderend blijkt dat het met aandacht ademhalen door het gebruik maken van mentale verbeelding, de danser meer in contact is met en bewust aanwezig is in het eigen lichaam en de lichamelijke sensaties beter waarneemt. De danser kan daardoor beter zijn eigen gemoedstoestand hanteren, zoals vlak voor een voorstelling. Het verhoogt de concentratie. De metaforische indirecte mentale verbeelding volgens

18


de Ideokinesis en Fundamentals zorgt voor een beter en efficiënter gebruik van het lichaam. Hier komen bewegingsvaardigheden en een bewuste aanwezigheid samen.

Paragraaf 6. Synthese en conclusie Welke verschillende vormen van mentale verbeelding vanuit de somatiek en psychologie kunnen in de dagelijkse danstraining worden ingezet waardoor danstechnische vaardigheden en de bewuste aanwezigheid van hedendaagse dansstudenten een geheel vormen? Vanuit de onderzoeksliteratuur komt naar voren dat mentale verbeelding integraal in dans voorkomt en door dansers zelf frequent wordt gebruikt. De wijze waarop de mentale verbeelding binnen dans zich onderscheid van het gebruik bij sport doet recht aan de verschillende componenten van dans, de excellente fysieke capaciteiten en sterke kwaliteiten om zich in dans te kunnen uitdrukken. De bewuste aanwezigheid wordt bevordert door het gebruik van mentale verbeelding en tevens worden danstechnische vaardigheden ontwikkeld met daarbinnen een groter gevoel van comfort. Dansers zelf geven aan dat het toepassen van mentale verbeelding hen support in de verschillende settings van hun danspraktijk voor, tijdens en na de training, de repetitie, de voorstelling en tijdens blessures. Naar gelang de situatie wordt een andere vorm en type van mentale verbeelding ingezet. Binnen de onderzoeken wordt een indeling gemaakt in vormen van mentale verbeelding, visueel en kinesthetisch en direct en indirect. Met de plaatsing van de mentale verbeelding types van Hanrahan & Vergeer (2001) binnen de vier vormen van mentale verbeelding geeft dat een uitgangspunt om dit binnen de training van hedendaagse dansstudenten in te zetten. Hanrahan & Vergeer (2001) leggen ook nadruk om de acht mentale verbeelding typen binnen de danstrainingen te betrekken en daar effectief kunnen worden ingezet. Het is aan te bevelen om onderzoek te doen naar het gebruik van mentale verbeelding bij de ‘Skinner Releasing Technique’ en ‘Gaga movement language’ ontwikkeld door Ohad Naharin en wat het effect is op de artistieke en creatieve ontwikkeling. Deze beide vormen van danstraining zijn gebaseerd op het gebruik van mentale verbeelding om beweging te genereren.

19


Paragraaf 8. Discussie Dit onderzoek geeft mij een basis in handen om aan een programma te bouwen waarbij hedendaagse dansstudenten als een geheel worden getraind met een gelijkwaardige aandacht aan danstechnische vaardigheden en bewuste aanwezigheid. Zoals ik dat zie is het een verbinding maken van de mentale verbeelding in relatie tot waar die voor wordt ingezet. Is dat enerzijds om anatomische correcte bewegingen uit te voeren met de juiste efficiĂŤnte spieractie, of anderzijds om dynamiek, kleur of textuur aan de beweging te geven. De danstechnische kant en de bewust aanwezigheid ondersteunen elkaar, staan naast elkaar en zijn vervlochten met elkaar. Ik ben overtuigd dat het gebruik van mentale verbeelding voor welk doel dan ook een invloed heeft op een fantasievolle en creatieve geest en daardoor steeds meer bijdraagt aan een bewuste aanwezigheid. Dansers krijgen een reservoir van beelden en gedachtes ter beschikking die ze direct kunnen inzetten. Ook door het oefenen van de mentale verbeelding blijft de geest gericht op het dansen zelf op het uitvoeren van het dansverhaal. Het geeft de danser, het lichaam en de beweging inhoud en gelaagdheid. Van groot belang is een heldere structuur te creĂŤren, een blauwdruk die zowel onderbouwt en verbindt en waarbij de dansstudenten een eigenaarschap krijgen over hun eigen danstechnische vaardigheden en de bewuste aanwezigheid.

20


Referenties Eddy, M., (2009). A brief history of somatic practices and dance: historical development of the field of somatic education and its relationship to dance. Journal of Dance and Somatic Practices 1(1), doi: 10.1386/jdsp.1.1.5/1 Dowd, I., (1981). Taking root to fly: seven articles on functional anatomy. Massachuchetts: Hadley Goodall, J., (2008). Stage presence.The actor as mesmerist. New York: Routledge Goldschmidt, H., (2002). Dancing with your head on: Mental imagery techniques for dancers. Journal of Dance Education, 2, doi:10.1090/15290824.2002.10387202 Hackney, P., (1998). Making connections: Total body integration through Barthenieff fundamentals. Amsterdam: Overseas Publishers Association Hanrahan, C, & Salmela, J.H., (1990). Dance Images: Do they work or are we just imagining things? Journal of Physical Education, Recreation and Dance, 61, 18-21 Hanrahan, C, & Vergeer, I., (2001, march) Multiple uses of mental imagery by professional modern dancers. Imagination, Cognition and Personality, 20 (3) 231-255 Koner, P., (1993). Elements of performance: A guide for performers in dance, theatre and opera. Amsterdam: Harwood Academic Publishers Nordin, S.M., & Cumming. J., (2005). Professional dansers describe their imagery: where, when, what, why and how. The sport psychologist,19, (395-416) Nordin, S.M., & Cumming, J., (2006). Measuring the content of dancers images; Development of the dance imagery questionnaire( DIQ). Journal of dance medecine & science. 10, (3 & 4) Nordin, S.M., & Cumming, J., (sept. 2007). Where, when and how. Research quarterly for exercise and sport 78 (4), 390-395, doi:10.1080/02701367 .2007.10599437 Overby, L.Y., (1990). The use of imagery by dance teachers: Development and implementation of 2 research instruments. Journal of Physical Education, Recreation and Dance 61, 24-27, doi:10.1080/07303084.1990.10606437

21


Overby, L.Y., & Dunn, J., (2011) The history and research of Dance Imagery: implications for teachers. The IADMS Bulletin for Teachers. 3 (2), 9-11 Ralley, R., & Connolly, R., (2011). In front of our eyes: Presence and the cognitive audience. About performance 10, 51-66, Geraadpleegd op 11 mei, 2015: http://repository.edgehill.ac.uk/id/eprint/3033 Skinner, J., Davies, B., Metcalf, S., Wheeler, K., (1979, fall) Notes on the Skinner Releasing Technique. Contact Quarterly, 5 (1), 8-13 Sweigard. L.E., (1974). Human Movement Potential: Its ideokinetic facilitation. New York: Harper & Row

22


Referenties Eddy, M., (2009). A brief history of somatic practices and dance: historical development of the field of somatic education and its relationship to dance. Journal of Dance and Somatic Practices 1(1), doi: 10.1386/jdsp.1.1.5/1 Dowd, I., (1981). Taking root to fly: seven articles on functional anatomy. Massachuchetts: Hadley Goodall, J., (2008). Stage presence.The actor as mesmerist. New York: Routledge Goldschmidt, H., (2002). Dancing with your head on: Mental imagery techniques for dancers. Journal of Dance Education, 2, doi:10.1090/15290824.2002.10387202 Hackney, P., (1998). Making connections: Total body integration through Barthenieff fundamentals. Amsterdam: Overseas Publishers Association Hanrahan, C, & Salmela, J.H., (1990). Dance Images: Do they work or are we just imagining things? Journal of Physical Education, Recreation and Dance, 61, 18-21 Hanrahan, C, & Vergeer, I., (2001, march) Multiple uses of mental imagery by professional modern dancers. Imagination, Cognition and Personality, 20 (3) 231-255 Koner, P., (1993). Elements of performance: A guide for performers in dance, theatre and opera. Amsterdam: Harwood Academic Publishers Nordin, S.M., & Cumming. J., (2005). Professional dansers describe their imagery: where, when, what, why and how. The sport psychologist,19, (395-416) Nordin, S.M., & Cumming, J., (2006). Measuring the content of dancers images; Development of the dance imagery questionnaire( DIQ). Journal of dance medecine & science. 10, (3 & 4) Nordin, S.M., & Cumming, J., (sept. 2007). Where, when and how. Research quarterly for exercise and sport 78 (4), 390-395, doi:10.1080/02701367 .2007.10599437 Overby, L.Y., (1990). The use of imagery by dance teachers: Development and implementation of 2 research instruments. Journal of Physical Education, Recreation and Dance 61, 24-27, doi:10.1080/07303084.1990.10606437

23


Overby, L.Y., & Dunn, J., (2011) The history and research of Dance Imagery: implications for teachers. The IADMS Bulletin for Teachers. 3 (2), 9-11 Ralley, R., & Connolly, R., (2011). In front of our eyes: Presence and the cognitive audience. About performance 10, 51-66, Geraadpleegd op 11 mei, 2015: http://repository.edgehill.ac.uk/id/eprint/3033 Skinner, J., Davies, B., Metcalf, S., Wheeler, K., (1979, fall) Notes on the Skinner Releasing Technique. Contact Quarterly, 5 (1), 8-13 Sweigard. L.E., (1974). Human Movement Potential: Its ideokinetic facilitation. New York: Harper & Row

24


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.