Muziek Klassiek | De Klassiek Cadens

Page 1

De klassieke cadens

Wat is een cadens of cadenza? 1. Toonval of sluiting (authentiek I-IV-V-I; plagaal I-IV-I; bedrieglijk of gebroken IV-VI ; open of half slot I-V) en 2. vrije improvisatie tegen het einde van een of elk deel van een concerto of concertant werk. De rol ervan was en is het publiek te verrassen. Wij houden ons tijdens dit seminarie slechts ogenschijnlijk bezig met de cadens in zijn tweede betekenis tijdens de tweede helft van de 18e eeuw, want er is een verband tussen de beide betekenissen. De cadens is ontstaan uit een onderdeel van de versieringspraktijk in de barokperiode, meer bepaald als een vrije versiering van slotformules (= cadens in de 1e betekenis). Voorbeeld: Händl, Sonate in g. Na de barok verdwijnt de praktijk van het vrije versieren nagenoeg volledig. Slechts de cadensen blijven over, zijn m.a.w. een reminiscentie van de drukke versieringspraktijk die in de barok bestond. Voorbeeld van die drukke versieringen: J.S. Bach, Triosonate voor orgel = 2e deel van het hoboconcerto van A. Marcello. De cadens kan grosso modo twee vormen aannemen. 1. Een korte overgangsformule (“Einleitung” of “Lead-in”), bv. tussen het einde van een strofe en het volgende refrein (Voorbeeld: J.C. Bach, Hoboconcerto in F) of als meditatie voordat het thema terugkomt (Voorbeeld J. Haydn, siciliana uit een Londons trio, p. 8). 2. Een improvisatie (de cadenza in de enge zin van het woord) tegen het einde van een deel. In beide gevallen staat er een fermate-teken in de partituur.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.
Muziek Klassiek | De Klassiek Cadens by Koninklijk Conservatorium Antwerpen - Issuu