29
‘Ik zou graag zien dat een deel van de masteropleidingen van de HU gecombineerd wordt met de premaster van Fysiotherapiewetenschap’
Innovatie in de fysiotherapie is een derde thema, zoals innovatieve rollen en zorgtrajecten. Uiteraard maakt implementatie van onderzoek deel uit van mijn werk.” Voor haar huidige functie vindt Veenhof het een voordeel dat ze een verleden als fysiotherapeut heeft. “Ik heb eerst bewegingswetenschappen gestudeerd, daarna fysiotherapie. Dat vond ik nodig om mijn medische kennis op peil te brengen. Vervolgens werkte ik een aantal jaren als fysiotherapeut. Daardoor kan ik me goed inleven in wat er in die praktijk gebeurt. Ik houd dan ook nauw contact met de fysiotherapeuten in de praktijk, zowel in het ziekenhuis als in de eerste lijn. Ik let daarbij goed op signalen uit de praktijk, om daarop onderzoek te baseren.”
Onderzoekslijnen In het UMC zoekt Veenhof mogelijkheden voor het opzetten van eigen onderzoekslijnen. “Daarbij zoek ik verbinding met de lijnen die er al lopen. Allereerst met mijn collega-hoogleraren op de afdeling Sport, Revalidatie en Verplegingswetenschap. Met goed onderzoek kunnen we onze afdeling meer profileren in het ziekenhuis. In het kader van de Academische Werkplaats Fysiotherapie, een initiatief van UMCU, HU, Fontys en Leidsche Rijn Julius Gezondheidscentra, werken we ook samen met Leidsche Rijn Julius Gezondheidscentra en huisartsgeneeskunde. Daarin combineren we innovaties in zorg, onderzoek en onderwijs.”
Studenten Hoe betrekt Veenhof studenten bij haar onderzoek? “We hebben te maken met
verschillende soorten studenten: de bachelor- en masterstudenten van de HU en de universitaire masterstudenten Fysiotherapiewetenschap. De bachelorstudenten van de HU werken mee in de meetstraat bij het project UMCU in Beweging. Ze voeren metingen uit en voeren de gegevens in. Met de verzamelde data beantwoorden ze hun eigen vragen. De studenten Fysiotherapiewetenschap doen vervolgens ingewikkeldere analyses met de dataset. We proberen studenten dus op ieder niveau te betrekken.” Wat betreft de samenwerking tussen de opleidingen aan de HU en Fysiotherapiewetenschap geeft Veenhof aan dat er al een goede verbinding is tussen de bacheloropleiding fysiotherapie en de premaster van Fysiotherapiewetenschap: “Ik zou graag zien dat een deel van de masteropleidingen van de HU gecombineerd wordt met de premaster van Fysiotherapiewetenschap. Daarvoor moeten we echter wel wat praktische problemen oplossen zoals uiteenlopende roosters en verschillen in duur van studieblokken.”
Na haar studies Bewegingswetenschappen en Fysiotherapie werkte prof. dr. Cindy Veenhof als onderzoeker bij het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (NIVEL). Na haar promotie werd zij bij het NIVEL programmaleider Paramedische zorg / Sport, bewegen en gezondheid. Ze begeleidde onderzoekers, wierf nieuwe projecten en leverde zowel maatschappelijke als wetenschappelijke output.
hogescholen worden opgeleid om wetenschap te integreren in de praktijk, en praktijkvragen te signaleren en te formuleren en op kleine schaal te onderzoeken. Bij groot onderzoek komt de universitaire student weer in beeld.”
Trots MSc-titels Fysiotherapeuten kunnen hun MSc-titel ook behalen aan de Hogescholen Fysiotherapie. Wat is dan nog het verschil tussen de hbomasters in de fysiotherapie en de universitaire masters Fysiotherapiewetenschap? Veenhof: “Dat is een leuke discussie. Toch is er echt wel verschil tussen beide MSc-titels. Bij Fysiotherapiewetenschap krijg je een breed scala aan wetenschappelijke competenties, je wordt goed opgeleid om als wetenschappelijk onderzoeker aan de slag te gaan. Studenten aan de
“Ik ben er trots op dat ik deze functies mag uitoefenen. Ik krijg hier kansen om ons vakgebied te verbeteren en te profileren. Ik kan hier innovaties starten en onderzoek doen, en de resultaten implementeren in zorg en onderwijs. Daarmee werken we aan een goede verbinding tussen zorg, onderwijs en onderzoek. Ook kunnen we Utrecht meer op de kaart zetten met het onderzoek en onderwijs op het gebied van de fysiotherapie.”
FysioPraxis | oktober 2015