Systematische review
Testen bij cervicale radiculopathie Voor de clinicus is het belangrijk om radiculaire klachten door een zenuwwortelbeknelling te onderscheiden van uitstralende somatische ‘referred pain’. Het beleid is immers anders. In de afgelopen tien jaar zijn er nieuwe tests en combinaties van tests beschreven. Onze onderzoeksgroep heeft al het wetenschappelijke bewijs beoordeeld om een uitspraak te kunnen doen over de diagnostische accuratesse van lichamelijk onderzoek voor de diagnostisering van een cervicale radiculopathie. Tekst: Erik Thoomes MSc, Sarita van Geest MD, Danielle van der Windt PhD, Deborah Falla PhD, Arianne Verhagen PhD, Bart Koes PhD, Marloes Thoomes-de Graaf MSc, Barbara Kuijper MD PhD, Wendy Scholten-Peeters PhD en Carmen
als doel het wetenschappelijke bewijs van de diagnostische accuratesse van lichamelijk onderzoek voor de diagnostisering van een cervicale radiculopathie te updaten.
METHODE Een gestructureerde zoektocht tot maart 2016 in 6 elektronische bibliotheken naar studies die gegevens presenteerden van lichamelijk onderzoek, gebruikt voor de diagnostisering van een cervicale radiculopathie met een referentiestandaard van beeldvorming en/of chirurgische bevindingen. De methodologische kwaliteit van de geïncludeerde studies werd bepaald met de QUADAS-2.14 Sensitiviteit, specificiteit en likelihood ratios werden gepresenteerd.
Vleggeert-Lankamp MD PhD
De term cervicale radiculopathie (cervicaal radiculair syndroom) wordt gebruikt om uitstralende pijn in de arm met motorische, sensorische en/of reflexveranderingen te beschrijven die geprovoceerd worden door bewegingen en/of houdingen van de nek.1,2 De incidentie wordt geschat op 83,2 per 100.000 personen met een piekincidentie in de 5e en 6e decade.3 De meest aangedane niveaus zijn C6 (66%) en C7 (62%).4 In de cervicale wervelkolom is bij ouderen vaker sprake van compressie door degeneratieve spondylotische veranderingen, terwijl een discusherniatie meer op jongere leeftijd voorkomt.3,5
RESULTATEN Uit de 2850 gevonden artikelen konden uiteindelijk 5 studies worden geïncludeerd.11-13,15,16 Over het geheel varieerde de methodologische kwaliteit van de studies van ‘slecht’ tot ‘matig’, omdat alle studies ten minste één ‘hoog’ of ‘onduidelijk’ risk of bias in een van de categorieën scoorden. 3 studies (n = 350) evalueerden de Spurling’s test; alle studies gebruikten kleine varianten van de test voordat ze cervicale axiale compressie toevoegden.13,15,16 Dit resulteerde in een specificiteit variërend van 0,89-1,00 (95% betrouwbaarheidsinterval [BI]: 0,591,00) en een sensitiviteit variërend van 0,380,97 (95% BI: 0,21-0,99).
Uit de 2850 gevonden artikelen konden uiteindelijk 5 studies worden geïncludeerd De diagnose wordt gesteld op basis van informatie uit de anamnese en het lichamelijk onderzoek, soms aangevuld met beeldvormende diagnostiek.6 Voor de clinicus is het belangrijk om radiculaire klachten door een zenuwwortelbeknelling te onderscheiden van uitstralende somatische ‘referred pain’, omdat het beleid anders is.7-9 Na een systematische review in 200710 zijn er recent nieuwe tests en combinaties van tests beschreven. Ook is een veelgebruikte test (Spurling’s test) verder onderzocht.11-13 Onze studie had
Eén studie onderzocht de overeenstemming van 4 afzonderlijke Upper Limb Neural Tests (ULNT), ook wel Upper Limb Tension Tests (ULTT) genoemd, en gecombineerde resultaten.11 Het gecombineerd gebruiken van de 4 ULNTs had een sensitiviteit van 0,97 (95% BI: 0,83-1,00) en een specificiteit van 0,69 (95% BI: 0,41-0,88). Zowel de schouderabductietest als de tractiedistractietest lieten in één onderzoek een matige sensitiviteit zien, resp. 0,47 (95% BI: 0,22-0,73) en 0,33 (95% BI: 0,13-0,61). Er
was ook een hoge specificiteit te zien, resp. 0,85 (95% BI: 0,54-0,97) en 0,97 (95% BI: 0,83-0,99).16 Van de recent geïntroduceerde arm-squeezetest werd een hoge sensitiviteit van 0,97 (95% BI: 0,93-0,98) en specificiteit van 0,97 (95% BI: 0,95-0,98) gerapporteerd.12 Er werden geen studies gevonden die de diagnostische accuratesse van veelgebruikte neurologische tests (reflexen, kracht- en sensibiliteitsonderzoek) evalueerden.
DISCUSSIE Alle studies zijn uitgevoerd in de tweede lijn. Ze zijn hierdoor eerder vatbaar voor selectiebias en verificatiebias. Ook zouden de resultaten een overschatting kunnen zijn. Het grote verschil in prevalentie tussen studies heeft ook gevolgen voor de accuratesse. Ook de afkappunten van wanneer een test positief of negatief gescoord werd, waren niet altijd even goed beschreven. We includeerden alleen studies waarbij de indextest vergeleken werd met beeldvorming of operatie als referentiestandaard. Dit betekende dat een cluster van tests uit een veelgebruikte studie van Wainner17 niet is meegenomen, omdat deze tests EMG als referentietest gebruiken. Het gebruik van EMG als referentiestandaard staat ter discussie en wordt hooguit geadviseerd als aanvullend preoperatief onderzoek om het aangedane niveau te detecteren.18-23 CONCLUSIE Bij een consistente anamnese en andere fysieke tekenen adviseren we een combinatie te gebruiken van een positieve Spurling, axiale tractie-distractie en de arm-squeezetest om de waarschijnlijkheid van de diagnose cervicale radiculopathie te verhogen, terwijl een combinatie van een negatieve arm-squeeze-test en gecombineerde ULNTs de waarschijnlijkheid kan verlagen. De literatuur bij dit artikel staat op www.kngf.nl/fysiopraxis. Erik Thoomes is als manueel therapeut, sportfysiotherapeut en wetenschappelijk onderzoeker werkzaam bij Fysio-Experts in Hazerswoude. Hij is namens de auteurs bereikbaar via erikthoomes@gmail.com.
FysioPraxis | december 2017/januari 2018
45
NVMT | NEDERLANDSE VERENIGING VOOR MANUELE THERAPIE
S P E C I A L I S T E N K AT E R N