24
IN DE PRAKTIJK
>>
methode geadviseerd. Hierbij wordt er een wig verwijderd aan de mediale zijde van de basisfalanx. Bij een matige hallux valgus kan een Chevron-osteotomie worden verricht. Bij de Chevron-osteotomie wordt de bunion verwijderd en een Chevronvormige zaagsnede gemaakt in metatarsale I, waarna het distale deel meer naar mediaal wordt geschoven en wordt gefixeerd. Wanneer de hallux valgus een ernstigere vorm heeft, is het niet meer mogelijk om alleen met een Chevron-osteotomie te corrigeren, omdat bij deze techniek het distale deel slechts tot maximaal driekwart van de schachtbreedte van metatarsale I kan worden opgeschoven. Daarom wordt bij een matige tot ernstige hallux valgus ook een Scarf-osteotomie geadviseerd. Er wordt dan een Z-vormige zaagsnede gemaakt in metatarsale I, waarna de botdelen van elkaar worden geschoven en worden gefixeerd in de gewenste positie. Bij een ernstige hallux valgus wordt daarnaast geadviseerd een meer proximale osteotomie in overweging te nemen. Bij hypermobiliteit in het TMT I kan worden gekozen voor een TMT I-artrodese, waarbij de Lapidus-techniek geadviseerd wordt. Indien artrose in MTP I aanwezig is, kan tevens een arthrodese van MTP I worden uitgevoerd. Bij een incongruent gewricht kan een distale soft tissue procedure (DSTP) worden overwogen. De laatste jaren is er in toenemende mate interesse voor minimaal invasieve chirurgische technieken binnen de orthopedische behandeling van een hallux valgus. Hierbij wordt een bunionectomie uitgevoerd, eventueel in combinatie met een Akin-osteotomie. Echter, de effectiviteit en veiligheid van deze techniek zijn nog onvoldoende wetenschappelijk bewezen. Daarom wordt in de richtlijn aanbevolen deze techniek alleen in onderzoeksverband toe te passen.
Postoperatieve behandeling De keuze van nabehandeling hangt sterk af van de gekozen operatietechniek. Bij correcties van metatarsale I met een osteotomie waarbij de gewrichten intact zijn gebleven, wordt aangeraden direct postoperatief een drukverband aan te leggen in combinatie met een achter-
Figuur 4.
De achtervoetloopschoen zorgt voor een minimale belasting van de voorvoet. Met toestemming overgenomen van de website van Bergman Clinics (www. bergmanclinics.nl, zoek op bewegingszorg > voet > hallux valgus > revalidatie en complicaties).
voetloopschoen (zie figuur 4). Na ongeveer 8 weken kan gekozen worden voor (afneembaar) voorvoetgips in combinatie met een achtervoetloopschoen voor een periode van gemiddeld 8 weken. In het geval van complicaties of bij andere problemen kan vast voorvoetgips of een gipsschoen overwogen worden. Indien er een MTP I-artrodese is uitgevoerd, wordt geadviseerd direct na de operatie een gipsschoen met teenbrug of voorvoetgips of verband aan te brengen tot 1 of 2 weken postoperatief. Bij een TMT I-artrodese wordt onderbeengips met een teenplateau geadviseerd, ook direct na de operatie. Daarna volgt in beide gevallen een gipswissel naar belastbaar gips. Opbouwen van belasting zonder gips kan na radiologische bevestiging van consolidatie. In het geval van een TMT I-artrodese is dat op z’n vroegst 6 weken na de operatie. Bij patiënten met een (te verwachten) normaal postoperatief en ongecompliceerd beloop is er geen indicatie voor overige nazorg. Wanneer sprake is van preoperatieve hypermobiliteit gepaard met overmatige pronatie, kan aanvullende nazorg nodig zijn. Geadviseerd wordt door te verwijzen naar de fysiotherapeut wanneer de patiënt kort na de operatie niet zelfstandig kan lopen of transfers kan maken. Indien er aanhoudende problemen zijn in mobiliteit en functies ondanks goede consolidatie, is een doorverwijzing naar de fysiotherapeut ook op zijn plaats. Daarnaast wordt zowel de fysiotherapeut als de ergotherapeut geconsulteerd wanneer sprake is van complex regionaal pijn syndroom (CRPS) type 1. Wanneer er afwijkingen in het looppatroon zijn en/of pijn in de voorvoet ervaren wordt, wordt geadviseerd door te verwijzen naar de podotherapeut en naar de orthopedisch schoenmaker bij blijvende pijn, afwikkelproblemen en schoenpasproblemen waarbij confectieschoenen geen oplossing meer bieden. Ergotherapie wordt geadviseerd bij langer durende complicaties, aanhoudende beperkingen of transferproblemen.
Klinisch onderzoek Bij de diagnose is het belangrijk te realiseren dat, naast de zichtbare deviatie, patiënten vaak hinder ervaren van de hallux valgus door moeite met lopen. Zij kunnen vaak geen passende schoenen vinden. Ook klachten als meta-
Zowel de conservatieve als de postoperatieve fysiotherapeutische behandelingen zullen vrijwel altijd onderdeel zijn van een groter multidisciplinair behandelplan
FysioPraxis | november 2016
fp09indepraktijk.indd 24
09-11-16 08:21