FysioPraxis januari 2023

Page 1

Taaislijmziekte bij kinderen Wat betekent kwaliteit? Fysiotherapeut en leefstijlcoach
‘De orthopeed moet het eindstation zijn, niet het vertrekpunt’ Vakblad voor de fysiotherapeut - ledenblad KNGF jaargang 32 januari 2023 Nr 1
Stepped Care:

U kent Chemodol, de hypo-allergene afwasbare massage-olie Maar Chemodis heeft meer massage-oliën. Zoals Chemotherm, een massage-emulsie met milde en verantwoorde warmtewerking. Het zuiver plantaardige Olivine, zonder conserveermiddelen en emulgatoren. Chemovine, speciaal voor de sterk behaarde huid.

En, speciaal voor de overgevoelige huid, Chemoderm met natuurlijke werkstoffen en de ongeparfumeerde Baselin Emulsion met biologische eigenschappen.

Uw leveranciers kunnen u er alles over vertellen. Of bel voor meer

informatie:

+31 (0)72 - 520 50 83

www.chemodis.nl

CHEMODIS Dat ligt voor de hand Chemodis B.V Para-medische Farmacie Postbus 9160 NL-1800 GD Alkmaar Tel. +31 (0)72 - 520 50 83 E-mail: sales@chemodis.nl
van Chemodol.
Over de rug

FysioPraxis is het officiële tijdschrift van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF).

Redactieadres

KNGF | Postbus 248, 3800 AE Amersfoort

E: fysiopraxis@kngf.nl

Hoofdredactie

Bert Bukman

Eindredactie

Tessa Louwerens

Redactie

Sander van de Hoef

Corelien Kloek

Judith de Rooij

Advertenties

Cross

Sjaak Bruins

E: sjaak@cross.nl

Thijs de Koning

E: thijs@cross.nl

T: 010-760 73 26 www.cross.nl

Adreswijzigingen KNGF-leden www.mijnKNGF.nl

Abonnementen niet-KNGF-leden

Een particulier abonnement kost per jaar € 109 en buitenlandse abonnees betalen € 50 voor een digitale versie (prijswijzigingen voorbehouden).

Abonnementen kunnen op ieder moment starten en je betaalt aan het begin van het jaar voor het aankomend jaar. Beëindiging kan op elk moment, met inachtneming van één maand opzegtermijn. Er volgt een verrekening naar rato en teveel betaald abonnementsgeld wordt gecrediteerd.

KNGF, Postbus 248, 3800 AE Amersfoort

E: ledenadministratie@kngf.nl

T: 033 467 29 29

Auteursrecht

© 2023 KNGF. Artikelen mogen alleen worden overgenomen en/of vermenigvuldigd na schriftelijke toestemming van het KNGF en met bronvermelding. Voor overname voor commerciële doeleinden vragen we een passende vergoeding.

Bladconcept

Jessica Dales, Dock35

Vormgeving en drukwerk

Cross

Foto omslag

Joris Aben

ISSN 0927- 5983

Betere zorg in de eerste lijn

‘Voldoende bewegen en thuis oefenen zijn een cruciaal onderdeel van de behandeling van artrose.’ Dat vertelt fysiotherapeut Jeroen Wijnker in het omslagverhaal van deze editie van FysioPraxis. Jeroen is een van de 450 fysiotherapeuten die samen met huisartsen en orthopedisch chirurgen in de regio Alkmaar-Den Helder werken aan een betere behandeling van artrose.

Doel van het project is om patiënten zoveel mogelijk te behandelen in de eerste lijn. Dit gebeurt via de behandelmethode Stepped Care, waarvan in Alkmaar-Den Helder een succesvolle implementatie is gerealiseerd, met een nadrukkelijke rol voor de fysiotherapeut. Stap 1 van deze specifieke aanpak is goede voorlichting door de fysiotherapeut en bewegingsoefeningen die je thuis doet via een speciale app. Als dat te weinig oplevert, dan krijg je in stap 2 intensievere begeleiding en oefen je behalve thuis ook samen met de fysiotherapeut. De huisarts kan indien nodig pijnmedicatie voorschrijven. Pas als dit allemaal onvoldoende helpt volgt stap 3: een gesprek met de orthopedisch chirurg.

Stepped Care levert resultaat op, ervaart Jeroen Wijnker, vooral ook door zijn bijdrage als fysiotherapeut aan de behandeling. ‘Patiënten zijn bang om hun gewricht te belasten, omdat ze denken dat dit de artrose zal verergeren. Het paradoxale is dat juist door bewegen de pijn op termijn minder wordt. Als je de intensiteit rustig opvoert, zie je dat mensen na een paar maanden beter belastbaar zijn en niet meer zo gefixeerd zijn op een operatie.’

We weten het allemaal: de zorg in Nederland wordt duurder, en op een gegeven moment komt het plafond in zicht. Dat de zorg in een aantal opzichten anders moet, daar zijn de meeste betrokkenen het wel over eens. Fysiotherapeuten leveren daaraan een belangrijke bijdrage, onder meer door het voorkomen van dure en soms nodeloze ziekenhuiszorg. Het verhaal van Jeroen bewijst dat maar weer eens.

Bert

fysiopraxis@kngf.nl

FysioPraxis januari 2023 | 3 redactioneel colofon
@FysioPraxis

Online workshop

Datum

Dinsdag 14 februari 2023.

Locatie

Online. Je ontvangt een link na aanmelding.

Wat kun je verwachten?

Na deze workshop weet jij alles over de scheve grote teen: een hallux valgus. Welke actieve behandeling kun je vinzetten? We wisselen theorie af met oefeningen, die je samen met je cursusgenoten doet.

Accreditatie

2 punten voor basisregister Algemeen fysiotherapeut.

Scholingsagenda

Stap voor stap naar een goede dossiervoering

1 februari 2023 – Online

In deze tweedaagse workshop train je de basisbeginselen van dossiervoering: hoe vul je je dossiers op de juiste manier in?

Lezing

Datum

Woensdag 15 februari 2023.

Locatie

Maxima Medisch Centrum in Veldhoven.

Wat kun je verwachten?

In deze lezing leer je meer over fysiotherapie in zowel conservatief als operatief beleid bij voorste kruisbandletsel. Wat is het perspectief van de fysiotherapeut en hoe ziet dat eruit voor de orthopedisch chirurg? Ook krijg je handvatten om een rol te kunnen pakken in preoperatieve fysiotherapie.

Accreditatie

3 punten voor basisregister Algemeen Fysiotherapeut en register Sportfysiotherapie.

KNGF-richtlijn

Reumatoïde artritis

16 februari 2023 – Online

Hoe behandel je patiënten met reumatoïde artritis optimaal? In deze workshop nemen we je mee in het diagnostische en therapeutische proces.

Aanbeveling voor de veilige toepassing van dry needling

7 maart 2023 – Online

Dry needling is een veilige behandelmodaliteit, maar in hoeverre ben je je bewust van de mogelijke risico’s? Na deze lezing herken je de knelpunten en kun je risico’s adequaat inschatten.

Nieuw! E-learning Fysiotherapie na COVID-19-infectie, in de eerste lijn

In deze e­learning leer je op een interactieve manier over diagnostiek, meetinstrumenten, behandeling, evaluatie en samenwerking met andere (para)medische disciplines.

Accreditatie

2 punten

Scan de QR-code voor meer informatie

KNGF-richtlijn

Zelfmanagement

16 maart 2023 – Online

We praten je bij over zelfmanagementondersteuning bij de patiënt. De toepassing van de aanbevelingen uit de KNGF­richtlijn

Zelfmanagement (2022) staat centraal.

KNGF-richtlijn

Fysiotherapeutische dossiervoering

29 maart 2023 – Online

Leer fysiotherapeutische dossiervoering optimaal inzetten. De toepassing van de KNGF­richtlijn

Fysiotherapeutische dossiervoering (2019) staat centraal.

Inschrijven voor alle scholingen doe je via www.mijnkngf.nl

Scan de QR­code voor een overzicht van al onze scholingen, congressen, lezingen en trainingen.

4 | FysioPraxis januari 2023 scholing
Alles over Hallux Valgus Up-to-date behandeling bij voorste-kruisbandletsel
‘Duidelijke uitleg, instructies en oefeningen’
‘Topsprekers uit het hoogste segment van Nederland’

8 Stepped Care

Om te voorkomen dat patiënten nodeloos heen en weer worden gestuurd, hebben een aantal fysiotherapiepraktijken en huisartsen uit de regio Alkmaar en Den Helder, samen met orthopedisch chirurgen van de NWZ, de handen ineengeslagen om de behandeling van knie- en heupartrose te optimaliseren. Binnen het Netwerk Artrose werken ze volgens het zogenaamde Stepped Caremodel om artrosepatiënten zoveel mogelijk laagdrempelig te helpen.

14 Over kwaliteit

Het is een begrip dat je vaak hoort in de zorg: kwaliteit. Wat het ongeveer betekent, daarvan heeft iedereen wel een idee. Maar wat betekent het precies voor fysiotherapeuten? KNGF-voorzitter Guido van Woerkom en drie beroepsbeoefenaren geven hun visie. ‘De eerste lijn kan meer opleveren dan nu. Bij beweegklachten is de rol van de fysiotherapeut daarbij van groot belang.’

20 Fysiotherapeut en leefstijlcoach

Slaapproblemen, overgewicht en stressgerelateerde klachten, ze komen steeds vaker voor. Ook in de praktijk van Nancy Rijksen. Daarom is ze behalve fysiotherapeut ook leefstijlcoach. ‘Het voorziet echt in een behoefte, en het betekent voor ons als praktijk natuurlijk ook extra inkomsten. Als fysiotherapeut houd je je bezig met bewegen, en de stap naar leefstijlinterventie is dan snel gezet.’

32 Taaislijmziekte

Uit onderzoek blijkt dat 55 procent van de kinderen met Cystic Fibrosis (CF), ofwel taaislijmziekte, een lage fysieke fitheid heeft en dat fysiotherapie een belangrijk bijdrage kan leveren in het verbeteren van deze fitheid. ‘Er zijn meerdere aspecten waarbij we als fysiotherapeut mensen met CF kunnen ondersteunen, waarvan bewegen en onderhouden van fitheid een van de belangrijkste is.’

VERDER

6 Studenten

7 Kort nieuws

7 Column Jeroen van Egmond

12 Effect beweegprogramma bij TIApatiënten

13 Patiënt in beeld

24 Operatieve benaderingen bij totale heupprothese (THP)

25 Effect fysieke activiteit na totale knieprothese (TKP)

26 Stagnatie herstel knietrauma

36 In het zonnetje

Specialistenkatern

38 NVMT: Range of motion bij nekpijn, whiplash

40 NVFVG: Congres fysiotherapeut in de VG

41 NVZF: Vallen hoort niet bij ouder worden

42 NVZF: Herhaald vallen voorkomen

FysioPraxis januari 2023 | 5 inhoud
8 14 32 20

‘Je wordt uitgedaagd je te ontwikkelen tot beginnend neuroprofessional’

Puck is vierdejaars fysiotherapiestudent aan de HAN in Nijmegen. Ze heeft de minor Neurorevalidatie op dezelfde hogeschool gevolgd en doet nu haar afstudeerstage in het Catherina Wilhelmina Ziekenhuis in Nijmegen op de afdeling neurologie.

‘Een half jaar buiten mijn comfortzone, maakt me een rijker mens’

Jitske van Gerwen is 21 jaar en zit in het vierde leerjaar van de opleiding tot fysiotherapeut. Op dit moment volgt ze de minor Global Awareness aan de HAN.

Global, ga je dan ook naar het buitenland?

‘Voor deze minor mocht ik vijf maanden naar Zuid-Afrika. Ik verdiep me daar in een andere cultuur en de fysiotherapeutische uitdagingen die daarbij komen kijken.”

Wat houdt de minor in?

Waarom koos je voor de minor Neurorevalidatie?

‘Ik hield mij eerder al bezig met niet-aangeboren hersenletsel (NAH) en wat ik voor de patiënt kan betekenen als fysiotherapeut. Met deze minor kon ik mij theoretisch en praktisch ontwikkelen binnen dit onderwerp. Zo kan ik beginnend neuroprofessional worden.’

Wat houdt de minor in?

‘In de minor staan drie fases van neurorevalidatie centraal: de acute, revalidatie- en thuis/chronische fase. Elke fase heeft eigen kenmerken waarop we ons focussen. De minor is interdisciplinair ingericht en samenwerking staat centraal. Zo heb ik samen met logopediestudenten gekeken naar verandering in communicatievermogen bij patiënten met NAH. Hoe ga je hiermee om en welke tools heb je ter beschikking? Verder biedt de samenwerking met de ergotherapie mogelijkheden om de cognitie te beoordelen of de patiënt hulpmiddelen aan te reiken.’

Wat neem je mee uit de minor?

‘Het is fijn om de kennis die ik in de minor heb opgedaan, nu praktisch toe te passen in mijn afstudeerstage. Leren anticiperen op de situatie, denken vanuit frameworks, inspelen op wat je ziet bij een patiënt en zo functioneel mogelijk aan de slag gaan met waar ik enthousiast van word.’

Beveel je de minor aan andere studenten aan?

‘Zeker! Je wordt uitgedaagd om je te ontwikkelen tot beginnend neuroprofessional binnen het vak fysiotherapie. Voor studenten die interesse hebben in neurorevalidatie is het een onwijs toffe minor.’

‘De minor bestaat uit twee delen die ik in Zuid-Afrika uitvoer. Het ene deel bestaat vooral uit huisbezoeken, georganiseerd door het Rode Kruis en Home Based Care. We voeren geen officiële behandelingen uit, maar informeren vanuit het fysiotherapeutische oogpunt. Daarnaast voeren we voor de HAN een participatory action research uit. We gaan binnen de community op zoek naar een probleem, om daar samen met de mensen mee aan de slag te gaan. Zo proberen wij om mensen aan de beweegrichtlijn te laten voldoen, met beweeggroepjes.’

Wat neem je mee uit de minor?

‘Ik heb veel geleerd op verschillende gebieden. Als je te maken hebt met een andere cultuur gaat het al snel over observeren en luisteren. Hier bereik je veel meer mee, dan met het stellen van directe vragen, zoals we in Nederland vaak doen. Daarnaast heb ik geleerd dat het soms beter werkt om je fysiotherapeutische blik uit te zetten en je als mens te laten zien. Patiënten maken je dan meer onderdeel van hun situatie en zo bereik je meer. Verder werkte ik met verschillende disciplines samen en heb ik geleerd om buiten de grenzen van mijn eigen vakgebied te kijken.’

Beveel je de minor aan andere studenten aan?

‘De ontwikkeling die ik heb meegemaakt, een half jaar buiten mijn comfortzone, maakt me een rijker mens. Je groeit en het vormt je op een manier die niet mogelijk is wanneer je in je comfortzone blijf. Baie dankie dat jy dit gelees het! Zoals ze me in ZuidAfrika noemen, groeten van Yesterday, Jarrie of Hiltske.’

6 | FysioPraxis januari 2023 studenten

Training helpt bij behandeling Parkinson

Beste collega,

Patiënten met de ziekte van Parkinson hebben minder complicaties als ze behandeld worden door fysiotherapeuten, logopedisten of ergotherapeuten die specifiek getraind zijn. Zo blijkt uit onderzoek van promovendus Amir Talebi en onderzoeksleider

Sirwan Darweesh van de afdeling Neurologie van het Radboudumc onder meer dan 51.000 mensen met de ziekte van Parkinson.

Stop artrosegolf

Met het artrosealarm wil ReumaNederland heel Nederland bewustmaken van de grote artrosegolf die op ons afkomt. Hoogleraar Artrose aan de afdeling huisartsengeneeskunde en orthopedie Sita Bierma-Zeinstra: ‘Vaak blijkt dat wanneer mensen bij de orthopeed komen, ze geen oefentherapie hebben gekregen. Terwijl dat toch echt een van startbehandelingen is bij artrose.’

Luisteren, vriendelijkheid en duidelijke uitleg

Praktijken waar goed wordt geluisterd naar klachten, met vriendelijke medewerkers en goede, gerichte oefeningen met duidelijke uitleg worden het beste gewaardeerd, zo blijkt uit onderzoek van ZorgkaartNederland onder 1900 fysiotherapiepraktijken gebaseerd op 34.239 waarderingen.

Ik schrijf dit in de donkere dagen voor kerst. Het heeft al gevroren, maar tegen de tijd dat jij dit leest moet de winter waarschijnlijk nog beginnen. Tja, tijden veranderen, het klimaat ook. Ik vraag me soms af of het klimaat in ons vak eveneens verandert, en of we daarmee meer licht in de duisternis brengen. Nog niet zo heel lang geleden zaten we namelijk zelf nog in de donkere middeleeuwen van ons vak, waar de afgoderij van de authority based practice nog welig tierde. Gelukkig is sindsdien het licht van de wetenschap gaan schijnen. De Verlichting als tegenkracht tegen de willekeur en overheersing door de onvoorspelbare natuur en de voorspelbare (religieuze) autoriteiten. De hoge verwachtingen van natuurwetenschappelijke kennis en het (positivistische) maakbaarheidsideaal zijn ook in de fysiotherapie duidelijk te herkennen.

‘Verlichting van klachten’ scoort hoog op patiënttevredenheid (dus: meteen je rating laten invullen!), maar heeft ook bijwerkingen (lees wat Ivan Illich schreef over iatrogenese). Verlichting als humanisering, Bildung, empowerment en emancipatie, dat is weer een heel andere zaak. Fysiotherapie om het onderdrukkend juk van geloof of sociale constructies af te werpen, ga er maar aanstaan.

Nou wordt ons werk wel heel complex als dat erbij zou moeten horen. Pas echter op met het proberen één factor tegelijk te belichten, met een spot, of zoals Harry Kunneman zou schrijven: een lantaarnpaal. Dat levert namelijk veel schaduw op, waar waardevolle zaken in verdwijnen. Feit is echter dat niemand naar de fysiotherapeut gaat omdat hij, zij of hen laaggeletterd is, beperkte gezondheidsvaardigheden heeft, of de pech heeft geboren te zijn in een familie of wijk met lagere sociaaleconomische omstandigheden. Het oplossen daarvan ligt meestal niet binnen onze cirkel van invloed. Wat wél kan, is af en toe een vraag stellen. Vragen stellen doet iets, net als het uitvoeren van een lichamelijk onderzoek. Het ‘leert’ je patiënt dat iets belangrijk is. Met die kennis kan je patiënt zichzelf mogelijk beter waarnemen, begrijpen en/of uitleggen en daarmee ook andere keuzes maken. Jouw aandacht verlicht de hele mens, die daardoor gezien en erkend kan worden. Tegelijk loop je het risico dat jouw patiënt onverwachte vragen over mentale gezondheid, schulden of eenzaamheid ervaart als pijnlijk of verblindend. Dat is wat ik, in navolging van Gert Biesta, het prachtige risico van hulpverlening zou willen noemen. Dat risico aan te gaan, vereist ook van ons een bepaalde verlichting.

Collegiale groet, Jeroen van Egmond docent Fysiotherapie en zorgethicus

j.van.egmond3@hva.nl

FysioPraxis januari 2023 | 7 column
Verlichting?
kort

Fysiotherapeut Jeroen Wijnker: ‘Het paradoxale is dat juist door bewegen de pijn op termijn minder wordt’

achtergrond
8 | FysioPraxis januari 2023

Stepped Care helpt artrosepatiënten stapsgewijs

Met Stepped Care wordt de zorg voor artrosepatiënten laagdrempelig opgestart. Interventies, zoals een operatie, worden pas overwogen als conservatieve maatregelen geen effect meer hebben. Fysio- en oefentherapeuten, huisartsen en orthopedisch chirurgen werken samen om dit mogelijk te maken.

Dirk Jan Hofstee, orthopedisch chirurg bij Noordwest ziekenhuisgroep (NWZ), ziet op zijn spreekuur regelmatig artrosepatiënten voor het plaatsen van een kunstknie of kunstheup.

‘Sommigen hebben nog geen conservatieve behandeling gehad, zoals fysiotherapie, en zijn helemaal niet toe aan een operatie. De orthopeed moet het eindstation zijn, niet het vertrekpunt.’ Om te voorkomen dat patiënten nodeloos heen en weer worden gestuurd, hebben een aantal fysiotherapiepraktijken en huisartsen uit de regio Alkmaar en Den Helder, samen met de orthopedisch chirurgen van de NWZ, de handen ineengeslagen om samen de behandeling van knie- en heupartrose te optimaliseren. Binnen het Netwerk Artrose (zie kader) werken ze volgens het zogenaamde Stepped Caremodel. ‘Het idee van Stepped Care is dat we de juiste zorg op de juiste plek aanbieden’, zegt Hofstee. ‘Ik kan patiënten wel adviseren oefeningen te doen, maar daarvoor hoeven ze niet bij mij in de spreekkamer te zijn. Dat maakt de zorg nodeloos duur, en de patiënt is er ook niet bij gebaat.’

Eerste lijn

Stepped Care is een systematische aanpak van artrose die bestaat uit drie stappen. Hierbij ligt de nadruk in de eerste stap op goede voorlichting door de fysiotherapeut en bewegingsoefeningen die de patiënt thuis doet via de Netwerk Artrose app. Mocht dat onvoldoende blijken dan krijgt de patiënt in stap twee intensievere begeleiding en oefent hij of zij behalve thuis ook samen met de fysiotherapeut. De huisarts kan indien nodig pijnmedicatie voorschrijven. Pas als dit allemaal onvoldoende helpt komt stap drie: een gesprek met de orthopedisch chirurg.

‘Voldoende bewegen en thuis oefenen zijn een cruciaal onderdeel van de behandeling van artrose’, vertelt Jeroen Wijnker, bestuurslid van Beweegzorg NoordWest en fysiotherapeut bij Fysio Ziekenhuis Den Helder. Het Netwerk Artrose gebruikt oefeningen die zijn geselecteerd in samenwerking met READE, het centrum voor revalidatiegeneeskunde en reumatologie in Amsterdam. ‘Deze oefeningen leveren goed resultaat, dat wil zeggen minder pijn en verbetering van beweging, voor patiënten met een milde, maar ook ernstige vorm van artrose.’ Oefentherapie is volgens Wijnker niet voor iedereen het antwoord. ‘Bij gevorderde artrose kan opereren noodzakelijk zijn. En er blijft een groep die niet trainbaar is, bijvoorbeeld omdat ze alleen op hele lage intensiteit kunnen oefenen. Maar het grootste deel van de patiënten wordt met oefentherapie gaandeweg wel belastbaarder.’

Bewegen

Bewegen is het belangrijkst bij de behandeling van artrose, vertelt Hofstee. Maar ook gelijk het lastigst. ‘Als iets pijn doet wil je liever niet bewegen. Daardoor wordt iemand juist inactiever en belandt in een neerwaartse spiraal. Dit moeten we samen zien te voorkomen. De huisarts kan bijvoorbeeld pijnmedicatie voorschrijven en de fysiotherapeut kan helpen oefenen, en is gelijk een stok achter de deur om mensen in beweging te houden.’

Fysiotherapeut Wijnker ziet dat patiënten bang zijn om hun gewricht te belasten, omdat ze denken dat dit de artrose zal verergeren. ‘Het paradoxale is dat juist door bewegen de pijn op termijn minder wordt. Als je de intensiteit rustig opvoert, zie je dat mensen na een paar maanden beter

FysioPraxis januari 2023 | 9
‘De orthopeed moet het eindstation zijn, niet het vertrekpunt’
Tekst: Tessa Louwerens. Foto’s: Joris Aben
»
‘Als patiënten overal hetzelfde verhaal horen, wekt dat vertrouwen’

belastbaar zijn en niet meer zo gefixeerd op een operatie.’

Korte lijnen

De implementatie en bekendheid van Stepped Care leidt geleidelijk tot een verschuiving in de regio. Wijnker: ‘Voorheen kreeg ik meer patiënten doorverwezen via de orthopeed, nu komen ze steeds vaker via de huisarts. Het is nog niet optimaal, en ik denk dat nog niet bij alle huisartsen bekend is dat conservatieve behandeling bij de fysiotherapeut de eerste stap is bij artrose.’

Inmiddels zijn ongeveer 70 fysiotherapiepraktijken in de regio aangesloten. Zij werken nauw samen met de huisartsen, orthopeden en reumatologen. ‘Voordeel is dat je meer contact hebt met andere zorgverleners’, zegt Hofstee. ‘Je deelt je kennis en expertise. We organiseren ook gezamenlijke scholing. Het idee is dat we met zijn allen beter worden en daarmee ook de patiënt beter kunnen helpen.’ Ook Wijnker waardeert de korte lijnen. ‘Het levert niet gelijk meer verwijzingen op, maar verbetert wel de zorgkwaliteit. Verder denk ik dat de rol van fysiotherapeuten bij artrosebehandeling duidelijker wordt. We onderzoeken of we accreditatie kunnen krijgen voor de scholing die we organiseren. Dat zou voor praktijken die nu niet zijn aangesloten een extra prikkel kunnen zijn. Het kost immers ook geld om lid te worden. Dat mag beloond worden.’

10 | FysioPraxis januari 2023
» Orthopeed Dirk Jan Hofstee kreeg voorheen nog wel eens patiënten voor een operatie die nog nooit een oefening hadden gedaan.
‘Het grootste deel van de patiënten wordt met oefentherapie gaandeweg belastbaarder’

Daarnaast werkt iedereen die aangesloten is bij het netwerk via dezelfde protocollen. ‘Als patiënt maakt het niet uit waar je aanklopt’, zegt Wijnker. ‘Binnen het netwerk krijg je overal dezelfde informatie en zorg. Ook Hofstee ziet dit werken: ‘Voorheen kreeg ik wel eens een patiënt voor operatie die nog nooit een oefening had gedaan. Omdat we met dezelfde protocollen werken, ben ik er zeker van dat ik via het netwerk alleen patiënten op mijn spreekuur krijg die in aanmerking komen voor operatie. Dat is beter voor de patiënt en leidt tot lagere zorgkosten.’

Geen heilige graal

Stepped Care heeft dus zeker voordelen, maar het is niet de heilige graal. Wijnker: ‘Ik zie ook patiënten die overtuigd zijn dat oefenen hen niet gaat helpen en dat ze echt een nieuwe knie moeten.

NETWERK ARTROSE

Stepped Care is een behandelmethode die wordt toegepast binnen Netwerk Artrose: een van de netwerken binnen Beweegzorg Noordwest (BNW), waar ruim 450 fysiotherapeuten (van 75 verschillende praktijken) lid van zijn. Praktijken betalen contributie en leden kunnen aansluiten bij verschillende netwerken. Doel van zo’n netwerk is onder andere herkenbaarheid, gezamenlijke scholing en kwaliteitsbepaling. In Netwerk Artrose werken huisartsen, fysiotherapeuten en orthopedisch chirurgen van het NWZ samen aan een optimale behandeling van artrose.

Dan is de vraag of zelfmanagement helpt, omdat de intrinsieke motivatie heel laag is.’ Hofstee herkent dit. ‘Soms zegt een patiënt tegen mij: “Gooi er maar een nieuwe knie in.” Even gechargeerd. Patiënten moeten beseffen dat een operatie geen quick-fix is, en gepaard gaat met een langdurig hersteltraject. Wat helpt is dat we binnen het netwerk met een eenduidig verhaal komen. Als mensen er bij de huisarts op staan dat ze worden verwezen naar de orthopedisch chirurg, dan helpt het als de huisarts aangeeft dat ook de orthopeed zal zeggen dat ze eerst moeten starten met oefentherapie. Als patiënten overal hetzelfde verhaal horen, wekt dat vertrouwen.’

Zorgverzekering

Verzekeringstechnisch zijn er nog wat hobbels. ‘Patiënten krijgen vanuit de basisverzekering twaalf artrosebehandelingen vergoed’, vertelt Wijnker. ‘Maar mensen met een aanvullend pakket moeten eerst de basisverzekering en hun eigen risico aanspreken. Ik krijg weleens de vraag of het niet mogelijk is om dit via het aanvullende pakket te declareren, zodat het niet van het eigen risico afgaat. Soms haken mensen ook af vanwege de kosten.’

Hofstee hoopt dat zorgverzekeraars het netwerk gaan omarmen. ‘Leden investeren hier tijd en geld in. Je levert kwaliteit, daar mag je best voor betaald worden. Het lastige is dat de werking van Stepped Care op dit moment nog onvoldoende wetenschappelijk is onderbouwd. Wat bepaalt of iets goed werkt? Is de patiënt tevredener? Of zijn er minder behandelingen nodig? Dat is iets wat we willen onderzoeken. Uiteindelijk moeten we de zorg sturen op kwaliteit in plaats van productie. Daar wordt ons werk veel leuker van. Zo kunnen we samen naar de beste behandeling zoeken en iemand weer een goede kwaliteit van leven bieden.’

FysioPraxis januari 2023 | 11
‘Het levert niet gelijk meer verwijzingen op, maar verbetert wel de zorgkwaliteit’

Beweegprogramma geen significant effect op globale cognitie bij TIA-patiënten

Beweegprogramma heeft geen significant effect op de globale cognitie van patiënten met een Transient Ischaemic Attack (TIA).

Tekst: IInger Deijle, Rob Hemmes, Myrthe Boss, Edwin de Melker, Bob van den Berg, Gert Kwakkel, Erwin van Wegen, Wendy Bosboom, Henry Weinstein, Sander van Schaik, Renske van den Berg-Vos

Klinische vraag

Wat is het effect van een 1 jaar durend beweegprogramma - bestaand uit een trainingsprogramma van 3 maanden en in 9 maanden drie evaluatie gesprekkenop globale cognitie bij patiënten met een Transient Ischaemic Attack (TIA) of een minor stroke?

Samenvatting

Patiënten met een TIA of minor stroke hebben een verhoogde kans op cognitieve achteruitgang. Hiervoor is bij aanvang van deze studie nog geen bewezen effectieve behandeling. In deze gerandomiseerde, gecontroleerde studie met 60 deelnemers in de interventiegroep en 59 deelnemers in de controlegroep, werd geen significant verschil in effect gevonden tussen de groepen op globale cognitie na 1 jaar. Het enige significante verschil in effect werd gevonden bij vermoeidheid, gemeten met de Fatigue Severity Scale op 12 maanden. Dat was ten gunste van de interventiegroep (gemiddelde verschil 0,6; 95% betrouwbaarheidsinterval 0,1 tot 1,1). Het effect van 0,6 is mogelijk klinisch relevant, aangezien het minimaal klinisch relevante verschil 0,45 is voor patiënten met Multiple Sclerosis. Het uithoudingsvermogen van patiënten bij start van de studie was laag met een gemiddelde VO2max van 22.5 ml/kg/min. Er was sprake van een potentiële depressie bij 17 procent van de patiënten en een potentiële angststoornis bij 20 procent.

We raden fysiotherapeuten aan om expliciet vermoeidheid, uithoudingsvermogen, depressie- en angstklachten te meten en te behandelen bij patiënten met een TIA en minor stroke.

Conclusie

Er was geen significant verschil in effect op globale cognitie tussen de interventieen de controlegroep na 1 jaar. Een mogelijke verklaring voor het gebrek aan effect is dat de patiënten bij start van de studie relatief jong waren, het aandeel patiënten met een TIA relatief hoog (50%) en de globale cognitie relatief goed was.

Onderzoeksopzet

Randomised controlled trial.

Onderzoekslocatie

OLVG-ziekenhuis.

Titel publicatie

Effect of an exercise intervention on global cognition after transient ischemic attack or minor stroke: the MoveIT randomized controlled trial.

Het artikel vind je hier: I.Deijle@olvg.nl

Inger Deijle, promovendus VU Amsterdam Movement Sciences en Projectleider Waardegedreven zorg OLVG

onderzoek 12 | FysioPraxis januari 2023

‘Voor mij is het belangrijk mijn zelfstandigheid te behouden’

Pepie: ‘Ik ben nu 66 jaar en van jongs af aan bekend met spastische spieren in mijn lichaam, vanwege mijn aandoening. Dit begon vooral in mijn gezicht en schouders, maar nu ik ouder word merk ik het steeds meer in mijn hele lichaam. Ik had ook bijna dagelijks veel last van hoofdpijn, die trok vanuit mijn achterhoofd naar mijn slapen. Met name met spreken en slikken ervaar ik veel last als mijn kaakspieren strak zijn. Dan ben ik niet goed verstaanbaar. In mijn dagelijks leven word ik ook gehinderd doordat de spieren van mijn nek, schouders, armen en handen soms erg strak en pijnlijk zijn. Ik doe mijn huishouden zelf, ik pas op mijn kleinkinderen en als het maar even kan doe ik alles op de fiets. Voor mij is het belangrijk dat ik regelmatig naar de fysiotherapeut ga om deze zelfstandigheid te behouden. Daarnaast oefen ik wekelijks in warm water, dat draagt daar ook aan bij. Doordat ik elke twee weken naar de kaakfysiotherapeut ga, is mijn hoofdpijn veel minder aanwezig dan vroeger. Marieke heeft mij geleerd welke oefeningen ik zelf kan doen en ik ben mij bewust van bepaalde mondgewoonten en houdingen die klachten opleveren. Al van kinds af aan is mijn motto: “zelf doen” en ik wil dat vooral zo lang mogelijk proberen vol te houden. Marieke helpt mij daarbij!’

patiënt in beeld FysioPraxis januari 2023 | 13
Foto: Wiep van Apeldoorn Verderop in dit nummer geeft fysiotherapeut Marieke toelichting op de aanpak (zie pag. 19)
achtergrond 14 | FysioPraxis januari 2023

Guido van Woerkom en fysiotherapeuten over kwaliteit

‘Fysiotherapie heeft een enorme potentie’

Het Kwaliteitskader Fysiotherapie is in ontwikkeling, het Kwaliteitshuis Fysiotherapie is er al. Maar wat betekent dat in de praktijk? KNGF-voorzitter Guido van Woerkom en drie beroepsbeoefenaren geven hun visie. ‘De eerste lijn kan meer opleveren dan nu. Bij beweegklachten is de rol van de fysiotherapeut daarbij van groot belang.’

Tekst: Bert Bukman. Foto’s: Wiep van Apeldoorn

Het is een begrip dat je vaak hoort in de zorg: kwaliteit. Wat het ongeveer betekent, daarvan heeft iedereen wel een idee. Maar wat betekent het precies voor fysiotherapeuten?

Over die vraag heeft Guido van Woerkom duidelijk nagedacht, want het antwoord komt er betrekkelijk makkelijk uitrollen. ‘Het gaat bij kwaliteit om de behandeling. Die moet aansluiten bij de hulpvraag van de patiënt. De behandeling levert resultaat op. En als dat niet lukt, dan verwijs je door naar een andere zorgverlener of bijvoorbeeld het sociaal domein. Passende zorg, dat is het in wezen.’

Professionalisering

Als KNGF-voorzitter hecht Van Woerkom veel waarde aan professionalisering van de beroepsgroep. Dit komt onder meer tot uiting in de ontwikkeling van het Kwaliteitshuis Fysiotherapie. ‘Dit Kwaliteitshuis is van belang om goede zorg aan patiënten te kunnen leveren. Het kent differentiaties, waarmee het een afspiegeling is van de diversiteit van de beroepsgroep en de hulp- en zorgvragen van patiënten. We gaan er bijvoorbeeld in door met de ontwikkeling van het in 2022 gestarte praktijkregister.’

Het Kwaliteitshuis staat niet op zichzelf, maar is het sluitstuk van een bredere en langduriger ontwikkeling, benadrukt Van Woerkom. ‘We hebben bijvoorbeeld ook veel aandacht voor onderzoek. Het uiteindelijke doel is om alle betrokkenen het vertrouwen te geven dat kwaliteit van fysiotherapeutische zorg bij de beroepsgroep in goede handen is. We hebben behoefte aan een visie op onze werkwijze. Zó doen we het. Duidelijk voor vakgenoten en voor de samenleving als geheel, die er recht op heeft te weten hoe wij de dingen aanpakken.’

Basisverzekering

Dit alles past bij een al langer levende wens: de stap naar de basisverzekering. ‘Lang niet alle Nederlanders hebben een aanvullende verzekering, en het aantal mensen dat daarvoor kiest neemt ook nog eens af. Voor de toegankelijkheid van fysiotherapie is dat een slechte zaak. Opname in de basisverzekering maakt daaraan een einde. Maar daarvoor moet je, nog meer dan in de aanvullende verzekering, je kwaliteitskader helder hebben. Bezien vanuit de patiënt. Dus niet louter richtlijnen opstellen vanuit het eigen perspectief, maar meewegen voor wie je het doet en maatwerk leveren. De behandeling van iemand met een migratieach-

‘GOED LUISTEREN NAAR DE HULPVRAAG’

Tim Kort-Janssen (28) studeerde vijf geleden af als fysiotherapeut aan de HAN University of Applied Sciences. Sinds vier jaar heeft hij een vaste baan bij fysiotherapiepraktijk Corpus Liberum in Zeist. ‘Kwaliteit betekent voor mij goed luisteren naar wat de hulpvraag van de patiënt is en wat hij of zij wil bereiken, en de ondersteuning bieden die daarbij past. Ik wil niet alleen de standaard behandelmethode toepassen, maar echt maatwerk bieden. Wat ik doe om de kwaliteit op peil te houden? Ik luister goed naar mijn patiënten, blijf het hele behandelingstraject evalueren of ik het goed doe en verbeter zo nodig mijn aanpak. Verder blijf ik mezelf verdiepen in ons vak door cursussen te doen. Ook bespreek ik met collega’s veel casuïstiek, dat houdt ons scherp. Het is fijn dat we elkaar op dingen kunnen aanspreken, er heerst een open sfeer in onze praktijk.’ Annemarie

» FysioPraxis januari 2023 | 15
‘We hebben behoefte aan een visie op onze werkwijze. Zó doen we het. Duidelijk voor vakgenoten en voor de samenleving als geheel’

‘ZEGGEN WAT JE DOET EN DOEN WAT JE ZEGT’

Pepijn van der Pluijm (40) is fysiotherapeut sinds 2004 en heeft sinds 2006 een eigen praktijk: Fysiotherapie De Singel in Nieuwendijk. ‘De kern van kwaliteit is voor mij dat je zegt wat je doet en doet wat je zegt. Alleen naar de aandoening kijken is daarbij niet voldoende voor mij. Ik richt me niet alleen op de klacht maar op de hele mens. We hebben daarvoor onder meer een praatplaat ontwikkeld over hoe we als praktijk naar zorg en zorgvragen kijken. Die poster hangt in de behandelkamers en in de oefenzaal en helpt ons bij het gesprek met de patiënt. Zo kunnen we beter het verschil uitleggen tussen eenvoudige en complexe klachten en patiënten inzicht geven in de factoren die bijdragen aan het ontstaan of aanhouden ervan. Ook laten we met de praatplaat zien dat meerdere factoren, ook psychosociale bijvoorbeeld, een rol spelen bij het ontstaan of in stand houden van klachten. Zo verhelderen we ingewikkelde zorgvragen, en patiënten waarderen dat enorm.’

Annemarie van Dijk

tergrond, om een voorbeeld te noemen, kan weleens zijn eigen specifieke kenmerken hebben.’

Eerste lijn

De overstap naar de basisverzekering, die in 2025 wordt verwacht, maakt het ook mogelijk om een grotere rol te spelen in de eerste lijn. Dit is een andere ambitie van Van Woerkom. ‘De zorg in Nederland staat voor enorme uitdagingen, die te maken hebben met het feit dat er door de vergrijzing steeds meer behandelingen nodig zijn, terwijl het aantal behandelaren stagneert en soms zelfs daalt. De eerste lijn kan dan veel opleveren, omdat daar duurdere tweedelijns zorg wordt voorkomen. De huisarts doet dat al, maar bij beweegklachten kan de fysiotherapeut die rol ook op zich nemen. Echter dan moet de positie in het zorgstelsel wel veranderen.’

Een voorbeeld van het voorkomen van dure zorg? ‘Een totale heupprothese. Normaal gesproken gaat die zo’n twintig jaar mee. Dus als je op je zestigste een nieuwe heup krijgt, ben je rond je tachtigste opnieuw aan de beurt. Met alle gevolgen van dien, zowel voor de patiënt als voor de zorgkosten. Slaag je erin het aanbrengen van de nieuwe heup met tien jaar uit te stellen, dan is in veel gevallen één operatie voldoende. Fysiotherapeuten kunnen dat voor elkaar krijgen.’

16 | FysioPraxis januari 2023
»
‘Slaag je erin het aanbrengen van de nieuwe heup met tien jaar uit te stellen, dan is in veel gevallen één operatie voldoende. Fysiotherapeuten kunnen dat voor elkaar krijgen’

Data verzamelen

Een ander onderdeel van de professionalisering van de beroepsgroep is het uitwisselen en verzamelen van data. ‘Veel fysiotherapeuten die ik spreek, zijn daar enthousiast over. Ze zien het als een mogelijkheid om te benchmarken, om de eigen prestaties met die van anderen te vergelijken en zo te leren en te verbeteren. Maar dataverzameling ligt ook gevoelig, dat weet ik, en ik wil dan ook benadrukken dat het KNGF zelf geen behandeldata zal delen met bijvoorbeeld zorgverzekeraars. Uitwisselen van data gebeurt alleen met uitdrukkelijke toestemming van de fysiotherapeut en de patiënt. Daar zijn waterdichte juridische garanties voor.’

Onderwijs

De KNGF-visie op kwaliteit wordt voortdurend geëvalueerd en aangepast aan nieuwe inzichten. Zowel binnen de beroepsgroep als daarbuiten. ‘Daarover gaan we ook het komende jaar weer met onze leden in gesprek. Een punt van aandacht is bijvoorbeeld het onderwijs. Er was de afgelopen jaren veel aandacht voor nieuwe vormen van behandeling ‘met de handen op de rug’, gericht op zelfwerkzaamheid van de patiënt. Een interessante ontwikkeling, maar waar liggen wat dat betreft de grenzen? En wat doen we met de

‘ECHTE AANDACHT VOOR DE PATIËNT’

Nadia Klamer-van Dijk (31) werkt tien jaar als fysiotherapeut en zeven jaar als manueel therapeut. Sinds vier jaar doet ze dat bij MTC de Fysioclub in Amersfoort. ‘Kwaliteit betekent voor mij echte aandacht hebben voor de patiënt. Ik luister, kijk en onderzoek, en bespreek het behandelplan. Ik wil een patiënt open en eerlijk begeleiden in het hele proces, zodat hij of zij daarna weer verder kan. Dat is breder dan alleen de effecten van de behandeling meten, zoals we doen tijdens kwaliteitsonderzoeken. Om de kwaliteit op peil te houden volg ik jaarlijks scholingen en haak ik graag aan bij interessante cursussen. Zo haal ik de accreditatiepunten voor mijn registratie. Verder overleg ik regelmatig met collega’s. Vier keer per jaar bespreken we onderwerpen die komen uit de peer reviews vanuit de pluspraktijk. Ik denk dat fysiotherapeuten het allerbeste weten wat kwaliteit inhoudt omdat ze op de werkvloer staan.’

Annemarie van Dijk

opkomst van leefstijlinterventies? Allemaal vragen waar we het met elkaar over moeten hebben om de kwaliteit van de zorg op peil te houden en waar mogelijk zelfs te verbeteren.’

Holistische benadering

Een aandachtpunt is ook het verwijzen naar hulpverleners buiten de zorg. ‘Als fysiotherapeut zie je je patiënt lang en betrekkelijk veel. Een relatief groot aantal behandelingen van een half uur is iets heel anders dan het gebruikelijke consult van tien minuten bij de huisarts. Tijdens die intensieve behandeling kun je veel oppikken over wat er allemaal speelt in iemands leven. Moet een patiënt misschien worden doorverwezen naar de schuldhulpverlening? Of naar een relatietherapeut? Zo kun je bijdragen aan een meer holistische benadering. Ook kun je de kwaliteit en de effectiviteit van de zorg vergroten.’ Fysiotherapie heeft een enorme potentie, besluit Van Woerkom. ‘We kunnen veel voor elkaar krijgen, maar daar moeten wel de kaders voor worden geschapen, organisatorisch én financieel. Want laten we eerlijk zijn: de tarieven moeten omhoog. Maar ik ga ervan uit dat de noodzaak daarvan nog meer wordt ingezien naarmate wij duidelijker maken wat de kwaliteit is van het werk dat wij leveren.’

FysioPraxis januari 2023 | 17
‘We kunnen veel bereiken, maar daar moeten wel de kaders voor worden geschapen, organisatorisch én financieel. Want laten we eerlijk zijn: de tarieven moeten omhoog’
je niet meer weet wat je net gelezen hebt? alz... wat 1 op de 3 vrouwen krijgt dementie. Geef nu voor meer onderzoek, zodat dementie niet jouw toekomst wordt. stopdementie.nu Scan de code en doneer gemakkelijk online! ADVERTEREN IN FYSIOPRAXIS? Onze missie Alle spierziekten bij kinderen verslaan Ook jij kunt je gezonde spieren inzetten voor zieke spieren! Kom in actie Word vrijwilliger Word partner Organiseer een actie! www.sportenvoorspieren.nl/doneren/kies 13 accreditatiepunten bij het Keurmerk Fysiotherapie

‘Praten kost haar veel moeite en kracht’

Marieke: ‘Pepie kwam bij ons in de praktijk met de diagnose infantiele encefalopathie met spastische hemiparese links en een extrapiramidaal syndroom en spasmodische dysfonie. Zij had al diverse revalidatietrajecten achter de rug, maar zocht nu in haar thuisomgeving passende fysiotherapeutische begeleiding.

Zij kwam bij ons orofaciale team, om de verstaanbaarheid van haar spraak op orde te houden. Praten is voor haar soms uiterst vermoeiend en kost veel kracht. Omliggende spieren gaan compenseren, worden hypertoon en pijnlijk. Sprekend contact houden met haar kinderen, kleinkinderen en de rest van haar omgeving is voor haar van groot belang en voor ons dus een belangrijk behandeldoel. Daarnaast vroeg ze of we iets aan haar belemmerende spierspanningshoofdpijn konden doen.

Pepie is enorm gemotiveerd om haar verstaanbaarheid en zelfstandigheid te kunnen behouden. Samen met de neuroloog, die ongeveer eens in de drie maanden Botoxinjecties toedient en medicatie met haar doorneemt, proberen we haar verstaanbaar en mobiel te houden.

Ik masseer de kaak- en aangezichtsspieren, maar ook de nekspieren en de m. Sternocleidomastoideus en ik rek intra-orale musculatuur. Daarnaast worden ‘habit reversal oefeningen’ en andere huiswerkoefeningen regelmatig doorgenomen. Dit maakt dat het slikken en spreken na afloop van de behandeling weer makkelijker gaat en dat de hoofdpijn acceptabel is.’

Meer weten over de aanpak? Neem contact op met Marieke Bloo-van der Meer (Mbloo@pmirembrandt.nl)

Lijkt het je leuk om mee te doen aan de rubriek of weet je iemand anders? Mail de redactie fysiopraxis@kngf.nl

FysioPraxis januari 2023 | 19 patiënt in beeld
Marieke Bloo-van der Meer, orofaciaal of kaakfysiotherapeut bij Rembrandt fysiotherapie en revalidatie. Vervolg van pag. 13 Foto: Wiep van Apeldoorn
20 | FysioPraxis januari 2023 praktijk

Nancy Rijksen, fysiotherapeut en leefstijlcoach: ‘Ik wil dat cliënten gezonder worden’

Slaapproblemen, overgewicht en stressgerelateerde klachten, ze komen steeds vaker voor. Ook in de praktijk van Nancy Rijksen. Daarom is ze behalve fysiotherapeut ook leefstijlcoach. ‘Het voorziet echt in een behoefte, en het betekent voor ons als praktijk natuurlijk ook extra inkomsten.’

Tekst: Bert Bukman. Foto’s: Wiep van Apeldoorn

Soms maken cliënten in een half jaar tijd een ware transformatie door. Zoals die vrouw van rond de 50 die stijf stond van de spanning en stress, slecht sliep en geen plezier meer had in haar werk. ‘Na zes maanden kwam ze terug voor een laatste coachingsgesprek en ik herkende haar bijna niet meer terug,’ vertelt fysiotherapeut Nancy Rijksen. ‘Ze sliep beter, was een paar kilo kwijt, en vooral veel meer ontspannen. Dat is heel fijn om mee te maken.’

Rijksen (41) is fysiotherapeut bij praktijk Adfys in Montfoort, maar ze is ook steeds meer actief als leefstijlcoach. Zelf beschouwt ze dat als een logische combinatie. ‘Als fysiotherapeut houd je je bezig met bewegen, en de stap naar leefstijlinterventie is dan snel gezet. Ik wil mijn cliënten niet alleen klachtenvrij krijgen, maar er ook aan bijdragen dat ze gezonder worden. Als leefstijlcoach kun je daarbij helpen.’

Leefstijlinterventie

Er zijn verschillen en overeenkomsten tussen het beroep van fysiotherapeut en dat van leefstijlcoach, benadrukt ze. ‘Als fysiotherapeut ben je bezig met het behandelen van klachten, met mensen beter maken. Als leefstijlcoach kijk je naar andere zaken dan de directe klacht, zoals voeding, slaap en stress.’

In haar praktijk gebeurt dat op verschillende manieren. Allereerst wordt het programma Slimmer aangeboden. Dit is een van de vier erkende programma’s voor gecombineerde leefstijlinterventie (GLI). Het programma is gericht op volwassenen met overgewicht en een verhoogd gezondheidsrisico. Het duurt twee jaar en bestaat uit een voedings- en beweegprogramma van zes maanden en een onderhoudsprogramma van anderhalf jaar.

Voor dit programma komen volwassenen met een BMI van 30 of hoger in aanmerking, evenals volwassenen met een BMI van 25 of hoger met comorbiditeit, zoals diabetes type 2, slaapapneu of artrose. Voor hen wordt het programma vergoed vanuit de basisverzekering.

Maar er zijn volgens Rijksen meer belangstellenden voor leefstijlprogramma’s. ‘Net als andere fysiotherapiepraktijken hebben wij steeds meer te maken met cliënten met slaapproblemen, overgewicht en stressgerelateerde klachten. Corona heeft dat er niet beter op gemaakt. In die periode zijn mensen minder gaan bewegen en ongezonder gaan eten, vooral de werkende bevolking. En dat is voor een deel zo gebleven. Veel van onze leefstijlcliënten zijn tussen de veertig en zestig jaar, en ze hebben allemaal behoefte aan begeleiding en advies.’

Deze cliënten kunnen gebruik maken van een programma van Het Gezonde Net. Anders dan de GLI wordt dit niet vergoed vanuit de basisverzekering, en in de meeste gevallen moeten de cliënten het dus zelf betalen. ‘Daar staat wel iets tegenover,’ benadrukt Rijksen. ‘Je kunt beginnen wanneer je wilt en het is niet in groepsverband. Dat vinden veel mensen prettig. Bovendien zijn mensen die zelf betalen vaak beter gemotiveerd.’

Programma op maat

Een punt van aandacht is wel dat niet iedereen zich dit programma wil of kan veroorloven. Met name mensen met lagere gezondheidsvaardigheden, die het juist vaak goed kunnen gebruiken.

FysioPraxis januari 2023 | 21
»
‘Als fysiotherapeut houd je je bezig met bewegen, en de stap naar leefstijlinterventie is dan snel gezet’

‘Dat vinden wij natuurlijk erg jammer. Gelukkig is er één verzekeraar die een deel van het programma vergoedt vanuit een aanvullend pakket, maar wij vinden dat veel meer verzekeraars dat zouden moeten doen. Per saldo verlaag je zo immers de kosten van de zorg, omdat gezondere mensen nu eenmaal minder zorg gebruiken.’

Cliënten kunnen zich aanmelden via de website van de praktijk, en vullen daar een uitgebreide vragenlijst in. ‘Daarna spreken we een consult af van een uur en een kwartier, waarin we tal van metingen doen. Gewicht natuurlijk, maar ook buikomvang, cholesterol, suiker, handknijpkracht en de algehele conditie van deze persoon. Daarna maken we een programma op maat. We vragen waar de cliënt aan wil werken, bijvoorbeeld een lager gewicht of een betere conditie. Vervolgens bieden we e-learnings en coachingsgesprekken aan die het beste aansluiten bij die behoefte.’

Gericht advies

Voor het programma hebben Rijksen en enkele van haar collega’s een training doorlopen zodat ze gericht advies kunnen geven over voeding, beweging, omgaan met stress en beter slapen. ‘Dat laatste is zeker belangrijk. Veel mensen slapen te kort, en de kwaliteit van hun slaap laat ook te wensen over. Adviezen op dat gebied, zoals het bijhouden van een slaapdagboek, en het geven van advies over slaaphygiëne, zoals op vaste tijden naar bed te gaan, maken echt het verschil.’ Het programma omvat vier coachingsgesprekken in een half jaar tijd. Verder worden er trainingen aangeboden in de fitnessruimte van de praktijk. ‘Niet alle cliënten hebben daar behoefte aan, maar het is beschikbaar als je wilt. Het is wel goed om te benadrukken dat het hier echt om leefstijl gaat en dat er geen fysiotherapeutische behandeling plaatsvindt.’

22 | FysioPraxis januari 2023
»

Verder kunnen cliënten via de website vragen stellen, en nemen ze deel aan de e-learnings met opdrachten en adviezen. ‘Er zijn vier e-learnings. De eerste gaat over het aanleren van een gezond eetpatroon. In de tweede worden tips gegeven bij slaapproblemen. De derde is bedoeld voor mensen die stress ervaren of een burn-out hebben. De laatste is gericht op bewegen. Mijn indruk is dat de e-learnings goed worden gevolgd. Het is een toegankelijke manier van informatie tot je nemen natuurlijk.’

Samenwerking

Het programma duurt een half jaar. ‘We werken samen met beweegcoaches die vervolgprogramma’s aanbieden, maar daar moeten de mensen wel zelf achteraan. Uit evaluaties blijkt dat het helpt als de beweegcoaches individuele begeleiding aanbieden. Voor coaching en training in groepen lijkt deze doelgroep minder belangstelling te hebben.’

Hoe bepaal je of cliënten met hun leefstijl aan de slag gaan, of dat er meer aan de hand is, en er bijvoorbeeld een psycholoog moet worden ingeschakeld? ‘Dat beoordelen we aan de hand van de vragenlijsten en de eerste gesprekken. In de meeste gevallen gaat het niet om zware problematiek, maar dat kan natuurlijk wel. In dat geval verwijzen we uiteraard door.’ De praktijk is gevestigd in een gezondheidscentrum met tal van zorgaanbieders, waaronder een huisarts, diëtisten, en een cesartherapeut. ‘Dat maakt doorverwijzen makkelijk. Als we twijfelen, overleggen we even met de huisarts of een andere zorgverlener. Die samenwerking verloopt goed, en je komt tot interessante ontdekkingen. Slaaptherapie bij een cesartherapeut wordt bijvoorbeeld soms vergoed door de zorgverzekeraar.’

Bewustwording

Inmiddels volgt bijna een op de drie cliënten het leefstijlprogramma. ‘Het voorziet dus echt in een behoefte’, zegt Rijksen. ‘En het betekent voor de praktijk natuurlijk extra inkomsten. Je moet tegenwoordig een breed aanbod hebben om je staande te houden als praktijk. We hebben om die reden bijvoorbeeld ook diverse sportgroepen.’

Leefstijlcoaching heeft helaas niet altijd een positief resultaat. ‘Vooral als mensen te maken hebben met serieuze problemen in hun leven, zoals een scheiding of een ernstige ziekte, dan levert het soms niet veel concreets op. Maar bewustwording is er bijna altijd. Meten is immers weten. Ongezonde waarden in gewicht en bloeddruk zetten je hoe dan ook aan het denken. Het is voor iedereen moeilijk om vaste patronen te doorbreken, maar het is altijd goed om het te proberen. Hoe dan ook werken we met kleine stapjes.’

Leefstijlverandering is een proces, met opgaande en neergaande lijnen. ‘Het is voor iedereen anders, maar zin heeft het altijd. Ook voor mij, heb ik ontdekt. De vragen die ik aan mijn cliënten stel, stel ik namelijk ook aan mezelf. En de lijsten die zij invullen, vul ik ook in. Zo kwam ik erachter dat ik minder gezond leef dan ik dacht. Ik sport en beweeg veel, daar ligt het niet aan. Maar als ik de vragenlijsten eerlijk invul, dan blijkt het gezonde eten bij mij beter te kunnen. Het is waardevol om dat te weten, want pas dan kun je er iets aan doen.’

Het programma dat in de praktijk van Nancy Rijksen wordt aangeboden is Het Gezonde Net. Voor meer informatie: www.hetgezondenet.nl

FysioPraxis januari 2023 | 23
‘Je moet tegenwoordig een breed aanbod hebben om je staande te houden als praktijk’

Resultaat van verschillende operatieve benaderingen bij totale heupprothese (THP)

Bij werkende patiënten lijkt een direct anterieure benadering (DAB) bij een totale heupprothese (THP)-operatie een gunstiger effect te hebben op terugkeer naar activiteiten dan een posterolaterale benadering (PLB).

Tekst: Daisy Latijnhouwers, Niels Laas, Suzan Verdegaal, Rob Nelissen, Thea Vliet Vlieland, Herman Kaptijn, Maaike Gademan, namens de LOAS Groep

Klinische vraag

Wat zijn de verschillen in uitkomsten op activiteiten en participatie tussen patiënten die vanwege heupartrose een totale heupprothese (THP) kregen via de posterolaterale benadering (PLB) versus een direct anterieure benadering (DAB)?

Samenvatting

Het plaatsen van een THP middels PLB of DAB is afhankelijk van de voorkeur van de orthopeed. Wij onderzochten verschillen in activiteiten en participatie tussen de PLB (LangeLand Ziekenhuis) en DAB (Alrijne Ziekenhuis) gedurende het eerste postoperatieve jaar. Uitkomstmaten voor activiteiten en participatie werden gemeten met de Hip disability and Osteoarthritis Outcome Score (HOOS) domeinen ‘dagelijkse activiteiten’ en ‘sport en recreatie’. Daarmee verzamelde we ook data over verwachtingen betreffende recreatieve en sociale activiteiten, deelname aan sport en terugkeer naar werk. Dit gebeurde voorafgaand aan de operatie en op 3, 6 en 12 maanden na de operatie. Er zijn 860 THP patiënten geïncludeerd, waarvan 238 middels PLB (24% werkenden) en 622 middels DAB (26% werkenden) zijn geopereerd. In de totale groep waren nauwelijks verschillen in uitkomsten tussen beide benaderingen. In de subpopulatie werkende patiënten vonden we wel belangrijke verschillen. Zo scoorde de PLB-groep op 6 maanden na de operatie significant lager op ’dagelijkse

activiteiten’ (gemiddeld 10 punten, 95% betrouwbaarheidsinterval -19 tot 0) en ‘sport en recreatie’ (gemiddeld -13, 95% betrouwbaarheidsinterval -21 tot -4).

Op 6 maanden vervulden minder PLBpatiënten hun verwachting over deelname aan recreatieve activiteiten (odds ratio: 0.2, 95% betrouwbaarheidsinterval: 0.10.7). Daarnaast keerden minder patiënten in de PLB-groep na 3 maanden terug naar werk (31% PLB versus 45% DAB).

Fysiotherapeuten kunnen deze resultaten gebruiken in de informatievoorziening ten behoeve van verwachtingsmanagement naar hun patiënten toe tijdens het hersteltraject na een THP.

Conclusie

De PLB en DAB lieten vergelijkbare resultaten zien. Specifiek bij de werkende patiënten leek de DAB gunstigere uitkomsten te hebben op terugkeer naar activiteiten en participatie, vervulling van verwachtingen en terugkeer naar werk in vergelijking met PLB.

Onderzoeksopzet

Observationeel multicenter cohortonderzoek.

Onderzoekslocatie

LUMC, Alrijne Ziekenhuis, LangeLand Ziekenhuis.

Titel publicatie

Activities and participation after primary total hip arthroplasty; posterolateral versus direct anterior approach in 860 patients.

Het artikel vind je hier:

d.a.j.m.latijnhouwers@lumc.nl

onderzoek 24 | FysioPraxis januari 2023
Daisy A.J.M. Latijnhouwers, promovendus bij het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC)

Hoge mate van fysieke activiteit na een totale knieprothese (TKP) lijkt geen nadeel

In hoge mate fysiek actief zijn na een totale knieprothese (TKP) verhoogt het risico op een revisieoperatie niet in de eerste 12 jaar na operatie.

Klinische vraag

Wat is de associatie tussen verschillende activiteitenniveaus en het risico op een revisieoperatie op midden (3–10 jaar) en lange termijn (>10 jaar) bij patiënten met een totale knieprothese (TKP)?

Samenvatting

In hoge mate fysiek actief zijn na een TKP kan nadelige gevolgen hebben zoals toegenomen slijtage van de prothese, met mogelijk aseptische loslating tot gevolg. Wij voerden een systematische literatuurstudie uit om de associatie tussen activiteitenniveaus en het risico op een evisieoperatie te onderzoeken. Studies werden geïncludeerd als zij een laag en hoog niveau van fysieke activiteit vergeleken bij patiënten met een TKP en het aantal revisie operaties rapporteerden. De kwaliteit van het wetenschappelijke bewijs werd beoordeeld middels Grading of Recommendations Assessment, Development and Evaluation (GRADE). Vijf cohortstudies en één case-control studie werden geïncludeerd, met in totaal 4.811 TKP-operaties bij 4.263 patiënten (gemiddelde follow-up 4 tot 12 jaar). Meta-analyse toonde geen associatie tussen een hoog activiteitenniveau en een verhoogd risico op een revisieoperatie voor alle oorzaken (relatieve risico (RR) 0,62; 95% betrouwbaarheidsinterval (BHI) 0,24–1,63; kwaliteit van bewijs: erg laag) of een revisieoperatie vanwege aseptische loslating (RR 1,33; 95% BHI 0,34–5,24; kwaliteit van bewijs: redelijk).

Eén studie rapporteerde een verbeterde overlevingsduur van de TKP voor patiënten die in hoge mate fysiek actief waren (odds ratio 2,4; 95% BHI 1,2–4,7; kwaliteit van bewijs: laag). Concluderend kunnen patiënten aangemoedigd worden om fysiek actief te zijn na een TKP, zelfs op een hoger intensiteitsniveau, waarbij fysieke activiteit tevens kan bijdragen aan een betere gezondheid.

Conclusie

Uit deze systematische literatuurstudie blijkt dat er tijdens de eerste 12 postoperatieve jaren na een TKP geen verhoogd risico is op een revisieoperatie voor patiënten die in hoge mate fysiek actief zijn ten opzichte van patiënten die in lage mate fysiek actief zijn.

Onderzoeksopzet

Systematische literatuurstudie.

Onderzoekslocatie

Anna ziekenhuis Geldrop, Amsterdam UMC, Maastricht UMC+.

Titel publicatie

A high physical activity level after total knee arthroplasty does not increase the risk of revision surgery during the first twelve years: a systematic review with meta-analysis and GRADE.

Het artikel vind je hier:

Anke Kornuijt, fysiomanueeltherapeut en fysiotherapiewetenschapper, Anna ziekenhuis te Geldrop.

A.Kornuijt@st-anna.nl

onderzoek FysioPraxis januari 2023 | 25
Tekst: Anke Kornuijt, Paul Kuijer, Rogier van Drumpt, Michiel Siebelt, Ton Lenssen en Walter van der Weegen

Stagnatie van herstel na knietrauma Lopen is meer dan bewegen

Loopgedrag dat wordt gedigitaliseerd met draagbare accelerometers en geanalyseerd middels moderne procesmaten kan onderliggende processen van het lopen zichtbaar maken. Deze processen kunnen de fysiotherapeut ondersteunen bij het maken van keuzes tijdens een behandeltraject. Aan de hand van een specifieke casus van een knietrauma worden op basis van geavanceerde analyses de keuzes in de klinische praktijk besproken.

Tekst: Werner van de Ven, Wiebe Verra, Wim Hullegie, Ida Stork, Jurjen Bosga, Ruud Meulenbroek

Lopen is een doelgerichte activiteit.3 Immers, je loopt bijna altijd met een toekomstige situatie voor ogen. Je loopt omdat de omstandigheden je daartoe uitnodigen of - in geval van gevaardwingen.4 Acties, zoals lopen, kunnen worden gedefinieerd als doelgerichte handelingssequenties die bestaan uit herhaalde bewegingspatronen. Auto’s of windmolens bewegen wel maar kunnen geen doelgerichte acties realiseren.

Daarom is lopen meer dan bewegen, omdat de intentie en omstandigheden die de doelgerichtheid van het lopen verklaren vaak waarneembaar zijn. Loopt iemand bijvoorbeeld in de richting van een buitendeur, dan vermoed je dat de intentie van deze persoon is om naar buiten te gaan. Het is ook mogelijk dat specifieke omstandigheden dit gedrag hebben veroorzaakt. Bijvoorbeeld: de deurbel klonk en kondigde zeer waarschijnlijk een bezoeker aan. De intentie van het waarneembare loopgedrag hoeft echter niet altijd direct duidelijk te zijn. Bovendien kan de wijze waarop iemand

praktijk
26 | FysioPraxis januari 2023

loopt bepaald worden door onzichtbare neuromotorische processen, stoornissen of tijdelijke of langdurige neuromusculaire beschadigingen.5-7 Hoe de verschillende biomechanische vrijheidsgraden bij het lopen gecoördineerd worden en welke spiercontracties betrokken zijn bij de aansturing ervan, is in eerste instantie onzichtbaar. Echter, dankzij moderne meetapparatuur en analyses kunnen neuromotorische processen tegenwoordig toch in kaart worden gebracht. Hiermee krijgt de fysiotherapeut toegang tot processen die een deel van de complexiteit van de gangbeeld inzichtelijker kunnen maken.1 Deze inzichten kunnen dan vertaald worden naar hypothesen, keuzes voor interventies en evaluaties tijdens “herstel”. Herstel treedt op omdat, voor zover dit biofysisch mogelijk is, het gedrag van mensen zich aanpast aan structurele of tijdelijke inperkingen.8 Dit principe biedt de fysiotherapie de kans om herstel aan het veranderende gedrag van mensen te koppelen, te kwantificeren en daarmee beter te begrijpen.9 Het klinisch redeneren en de daarbij behorende interventiekeuzes rondom het herstel van een aandoening of blessure zal dus daarmee niet alleen meer gebaseerd zijn op wat iemand nog kan (zoals weerspiegeld in traditionele uitkomstmaten) maar ook op hoe iemand een activiteit uitvoert (zoals weerspiegeld in moderne procesmaten).

In dit artikel zal aan de hand van een casus waarin stagnatie van het herstel na een knietrauma centraal staat, het redeneerproces zowel op het niveau van uitkomstmaten als op het niveau van procesmaten worden toegelicht. Op basis van een interpretatie van het waargenomen loopgedrag geven we richting aan het behandeltraject.

Casus

Voorgeschiedenis : Een 49-jarige vrouw was een jaar geleden gevallen. Een maand na haar val beoordeelde de orthopedisch chirurg dat de niet afnemende pijnklachten van haar rechterknie niet gebaseerd waren op structurele beschadigingen van het bewegingsapparaat. Er werd een beleid ingesteld op basis van het concept ‘functionele oefentherapie’. Dat wil zeggen: de belasting wordt op geleide van klinische verschijnselen van lokale klachten zoals pijn en zwelling van het kniegewricht geleidelijk opgevoerd. Deze insteek leverde echter geen resultaat op. De door de orthopeed gegeven injecties, die volgden om de pijnklachten te verminderen, hadden eveneens geen effect. Tien maanden na het knietrauma had zij in toenemende mate knieklachten rechts en kon ze nauwelijks nog wandelen. Het herstel stagneerde. De orthopedisch chirurg verwees naar onze praktijk met het verzoek om meer inzicht te krijgen in de stagnatie van het herstel en mogelijke adviezen te geven.

Intake: Tijdens de observatie van het looppatroon viel alleen op dat het aangedane been stijver werd bewogen, zonder verdere opvallende asymmetrie. Bij onderzoek was er een milde chondropathie van de patella aanwezig, welke reeds was gediagnosticeerd door de orthopeed middels een MRIonderzoek.

Conclusie: Uit dit eerste screeningsonderzoek kon niet verklaard worden waarom zij nauwelijks redelijke afstanden kon lopen.

Actie: Gezien de vraag van de orthopedisch chirurg en de wens van de patiënt om weer te kunnen wandelen en haar werk in een bloemenzaak te hervatten (waarbij een goede loopfunctie vereist is, welke haar het meest belemmerd in haar werkzaamheden), werd het onderzoek uitgebreid met analyses op basis van enkele procesmaten.

Methode

Om de vraagstelling van de verwijzende orthopedisch chirurg te kunnen beantwoorden hebben wij gekozen voor een kinematische analyse van het loopgedrag op een loopband op twee loopsnelheden (3,6 en 4,5 km/u). Uit de literatuur is bekend dat verschillende loopsnelheden verschillende looppatronen kunnen uitlokken en we wilden nagaan of onze patiënte dergelijke verschillen ook zou laten zien.6,7,10 Voor het registeren en analyseren van het loopgedrag werd gebruik gemaakt van vier draadloze 3D-inertiële miniatuursensoren (accelerometers MTw, Xsens Technologies BV, Enschede, Nederland) gecombineerd met de software analyse van SoapSynergy (Soapweer BV, Waalwijk, Nederland), dat de met de sensoren gedigitaliseerde rotaties van lichaamsdelen analyseert in drie richtingen om de x (transversale), y (frontale) en z (sagittale) -assen.10 De sensoren werden op beide boven- en onderbenen geplaatst. Voor deze casus richtten wij onze analyse op de rotaties in de looprichting (bewegingen in het sagittale vlak).11 Verder hanteerden wij een afkappunt van tien procent verschil tussen het aangedane en niet-aangedane been om de resultaten te beoordelen, omdat een tien procent verschil in traditionele uitkomstmaten als klinisch betekenisvol worden beschouwd.12,13

Analyses

Er werden in deze casus twee soorten meetvariabelen gebruikt: uitkomstmaten en procesmaten.14-16

Uitkomstmaten reflecteren het niveau van functies en activiteiten en worden ten opzichte van een norm beoordeeld. Het zijn klinische maten die waardevol zijn om de beginsituatie van een behandeling vast te leggen, het herstel te monitoren en uitkomsten te evalueren. De fysiotherapeut evalueert of er herstel tot stand is gekomen ten

FysioPraxis januari 2023 | 27 »

opzichte van normatieve standaarden. In deze casus gebruikten wij als uitkomstmaten de bewegingsfrequentie in Hz (tempo waarin bewogen wordt) en de grootte van de bewegingsuitslag in graden (grootte van de slingerbewegingen) van de rotaties van beide onderbenen.

Procesmaten reflecteren andere aspecten dan uitkomstmaten. Procesmaten zijn variabelen die bewegingen of krachten reflecteren om inzicht te krijgen in hoe een actie tot stand komt. In de onderhavige casus gebruikten wij als procesmaat de sample entropie (SEn) die de flexibiliteit van de bewegingen van beide onderbenen weergeeft.1 Onder flexibiliteit verstaan wij de eigenschap van het neuromotorische systeem om onder wisselende omstandigheden op een slimme of snelle manier adaptieve of creatieve keuzes te maken om de bewegingstaak succesvol uit te voeren.17 Anders gezegd, flexibiliteit heeft betrekking op het aanpassend vermogen van het neuromotorisch systeem. Verder gebruikten wij als procesmaat de standaarddeviatie van de relatieve fase (SDrph) van de coördinatie tussen boven- en onderbenen.

Deze variabele weerspiegelt de stabiliteit van de coördinatie (in graden) tussen beide boven- en onderbeen complexen.18 Onder coördinatie wordt verstaan hoe onderdelen van het lichaam in ruimte en tijd ten opzichte van elkaar verplaatsen. Coördinatie kan relatief stabiel of instabiel zijn, ofwel meer of minder bestand tegen verstoringen.19

Resultaten

Uitkomstmaten

Voor beide loopsnelheden was er geen klinisch betekenisvol verschil (0%) in de bewegingsfrequentie waarmee beide onderbenen werden bewogen tijdens het lopen (Figuur 1). Er waren geen klinisch betekenisvolle verschillen in de bewegingsuitslag waarmee beide onderbenen werden bewogen tijdens het lopen voor de 3,6 km/u loopsnelheid (1%) en de 4,5 km/u loopsnelheid (0%) (Figuur 2).

Procesmaten

Voor iedere loopsnelheid bleek dat het rechterbeen minder flexibiliteit liet zien dan het

28 | FysioPraxis januari 2023
»

Stabiliteit van de coördinatie bovenbeen/onderbeen

(linker- en rechterbeen).

linkerbeen tijdens het lopen. Voor de loopsnelheid van 3,6 km/u was het verschil 23% en voor de loopsnelheid van 4,5 km/u was het verschil 14% (Figuur 3). Voor iedere loopsnelheid bleek dat de SDrph tussen beide boven- en onderbeen complexen relatief groter was voor het rechterbeen dan voor het linkerbeen (36%). Let wel, als de SDrph relatief groter is, dan is de coördinatie relatief minder stabiel (Figuur 4).

Discussie

Het ligt in de lijn der verwachtingen dat mensen na een val en relatief licht knietrauma vanzelf herstellen. Echter, bij deze patiënt stagneerde het natuurlijk herstel, namen de pijnklachten toe, ging het wandelen steeds slechter en lukte het niet om het werk te hervatten.

Wat opvalt bij het beoordelen van onze resultaten is dat de uitkomstmaten bewegingsfrequentie en

bewegingsuitslag op zich niet klinisch betekenisvol verschillend waren voor beide benen. Je zou kunnen zeggen dat de uitvoering van de bewegingen van beide benen voor wat betreft het wandelen op de loopband voor elke snelheid genormaliseerd was.

Er zijn daarentegen duidelijke verschillen zichtbaar in de mate van flexibiliteit en de stabiliteit van coördinatie tussen beide benen. Bij een hogere loopsnelheid was de flexibiliteit van de bewegingen van het aangedane (rechter)been weliswaar groter dan bij de lagere loopsnelheid, maar de bewegingen bleven minder flexibel en vertoonden daarmee een lagere mate van aanpassing bij wisselende omstandigheden vergeleken met het niet aangedane (linker)been. Ook geeft de stabiliteit van de coördinatie belangrijke informatie over hoe stabiel het bovenbeen ten opzichte van het onderbeen werd ingeregeld. We zagen dat voor

FysioPraxis januari 2023 | 29
beide Figuur 1. Bewegingsfrequentie (Hz) als een functie van loopsnelheid (3,6 en 4,5 km/u) en ledematen (linker- en rechterbeen). Figuur 2. Bewegingsuitslag (graden) als een functie van loopsnelheid (3,6 en 4,5 km/u) en ledematen (linker- en rechterbeen). Figuur 3. Mate van flexibiliteit (SEn) als functie van loopsnelheid (3,6 en 4,5 km/u) en ledematen (linker- en rechterbeen).
» Bewegingsfrequentie Flexibiliteit 2.5 2.0 1.5 1.0 0.5 0.0 0.35 0.30 0.25 0.20 0.15 0.10 0.05 0.00 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 Bewegingsuitslag
Figuur 4. Stabiliteit van de coördinatie (SDrph) als een functie van loopsnelheid (3,6 en 4,5 km/u) en ledematen
PSD piek frekwentie (Hz) SEn SDrph (graden) Amplitude (graden) 3,6 km/u 3,6 km/u 4,5 km/u 4,5 km/u 3,6 km/u 3,6 km/u 4,5 km/u 4,5 km/u Linker been Linker been Linker been Linker been Rechter been Rechter been Rechter been Rechter been 0% 0% 1% 0% 23% 14% 36% 36%

loopsnelheden de stabiliteit van het aangedane been geringer was en daarmee minder bestand tegen verstoringen dan het niet aangedane been. De lagere flexibiliteit van het aangedane (rechter) been in combinatie met een geringere stabiliteit van de coördinatie duidt op meer stereotiep beweeggedrag hetgeen de kans op ontwikkeling van een overbelastingblessure (en bijbehorende pijnklachten) kan vergroten.20

Krachttraining

Krachttraining bewerkstelligt een toename van stijfheid van het neuromotorisch systeem. Door het produceren van grotere krachten (zoals bij krachttraining het geval is) neemt de variabiliteit (de grootte van de onregelmatigheden of fluctuaties) van die krachten toe.21-23 Dit komt omdat er ook meer motorunits worden gerekruteerd wanneer meer kracht wordt gegenereerd. Het onderling afstemmen van meerdere motorunits tegelijk geeft een toename in fluctuaties van de krachtproductie en daarmee een toename van de bewegingsvariabiliteit.24-26 Dit ontlokt een toename in stijfheidsregiem van het neuromotorisch systeem. Deze toename in stijfheidsregiem heeft als voordeel dat de grootte van de onregelmatigheden van de bewegingen afneemt wat gunstig is voor de nauwkeurigheid (voorspelbaarheid) waarmee bewegingen worden uitgevoerd.27 Deze toename van stijfheid is echter weinig energie-efficiënt en komt de AROM van de ledematen niet per se ten goede. Verder kan dit stijfheidsregiem het effect hebben dat de bewegingen minder flexibel en daarmee meer stereotiep worden uitgevoerd hetgeen de kans op het ontwikkelen van een overbelasting blessure kan veroorzaken.20,28 Echter, uit de voorgeschiedenis is gebleken dat krachttraining of het vergroten van de AROM zonder te monitoren of dit een afname in flexibiliteit en stabiliteit van de coördinatie van de ledematen veroorzaakt, niet het gewenste effect heeft gehad. Deze patiënt zou wellicht gebaat kunnen zijn bij interventies die gericht zijn op het doorbreken van het vertoonde beweeggedrag.

Behandelbeleid

In de hier gerapporteerde nulmeting is een afname van de flexibiliteit en stabiliteit van het aangedane been zichtbaar, en wordt gestart met een behandeltraject gericht op het doorbreken van dit patroon. De patiënt instructies geven om een ‘stijfheidsstrategie’ niet te gebruiken omdat dit bewegingspatroon niet optimaal is, werkt averechts voor herstel.29 De patiënt heeft meer baat bij het leren moduleren van de stijfheid om bewegingsalternatieven te vinden en daarmee het herstel te bevorderen. Door haptic tracking (geleid actief bewegen) en perturbaties

(evenwichtsverstoringen) tijdens staan en lopen ontstaan bewegingsalternatieven.30 De perturbaties, die tijdens de stand- en zwaaifase worden toegepast, dwingen de patiënt het dreigende verlies aan evenwicht snel te compenseren.34 Deze benadering faciliteert de ontwikkeling van snelle, adaptieve processen die de stabiliteit van de knie ten goede komt en tegelijkertijd de stijfheid vermindert.31,32 Stijfheid maakt plaats voor flexibiliteit en stabiliteit. We kunnen dit ondersteunen door geassisteerd oefenen, met massage of door middel van ontspanningsoefeningen of mobilisaties. Via slinger- en zwaaioefeningen met de benen kan de patiënt de massatraagheid van haar ledematen weer leren te gebruiken voor een efficiënt looppatroon.

Tot slot

Sinds Harbourne en Stergiou in 2009 is het belang van non-lineaire analyses van bewegingspatronen voor de fysiotherapie inzichtelijk gemaakt. Zij voerden bewegingsvariabiliteit en complexiteit op als concepten en bruikbare grootheden. Hiermee zijn de mogelijkheden en indicaties tot gebruik van meetinstrumenten en analyses in de fysiotherapiepraktijk gegroeid.1 Het is een nieuwe stap voor de fysiotherapie om concepten vanuit dit wetenschapsgebied te gaan gebruiken binnen onderzoek, behandeling en evaluatie. Wij hopen met deze casusbeschrijving een kleine bijdrage hiertoe te kunnen leveren.

Werner van de Ven MSc, fysiotherapeut FysioHolland Enschede, PhD student bij het Donders Institute for Brain, Cognition and Behaviour, Radboud Universiteit, Nijmegen.

Dr. Wiebe Verra, orthopedisch chirurg en traumatoloog Medische Spectrum Twente te Enschede.

Dr. Wim Hullegie, fysiotherapeut Hullegie & Richter Fysiotherapie Enschede.

Dr. Ida Stork, kinderfysiotherapeut.

Dr. Jurjen Bosga, fysiotherapeut, manueeltherapeut; senior onderzoeker bij het Donders Institute for Brain, Cognition and Behaviour, Radboud Universiteit, Nijmegen.

Prof. dr. Ruud Meulenbroek, Donders Institute for Brain, Cognition and Behaviour, Radboud Universiteit, Nijmegen.

Literatuur: www.kngf.nl/fysiopraxis

30 | FysioPraxis januari 2023
»
w.vandeven@fysioholland.nl

Hallo fysiotherapeut

Vraag

jij je patiënt of je het goed hebt uitgelegd?

Beslis samen met je patiënt

welke zorg het beste past.

Ga voor meer tips naar

www.begineengoedgesprek.nl

Fysieke activiteit en fitheid bij kinderen met Cystic Fibrosis

Uit onderzoek blijkt dat 55 procent van de kinderen met Cystic Fibrosis (CF) een lage fysieke fitheid heeft en dat fysiotherapie een belangrijk bijdrage kan leveren in het verbeteren van deze fitheid.

Tekst: Marcella Burghard

Cystic Fibrosis

Cystic Fibrosis, ook wel taaislijmziekte genoemd, is een genetische aandoening die wordt gekenmerkt door een afwijking van het Cystic Fibrosis

Transmembraanconductie Regulator (CFTR)gen. Dit gen codeert voor het CFTR-eiwit en dit eiwit werkt als een kanaal voor chloride-ionen en water door het membraan van de cellen die slijm, zweet, speeksel, tranen en spijsverteringsenzymen produceren. Dysfunctie van het CFTR-eiwit resulteert in dik en taai slijm en beïnvloedt voornamelijk de longen, alvleesklier, darmslijmvlies en zweetklieren. Als gevolg van dit taaie slijm, hebben mensen met CF vaak progressieve longschade resulte rend in verminderde longfunctie, slechte voedingsstatus met verminderde spiermassa, hoest- en benauwdheidsklachten, die vaak tot uiting komen bij lichamelijke inspanning. 1–3 Uiteindelijk resulteert deze progressieve multisysteemziekte in een verhoogde morbiditeit en mortaliteit.

Belang van fitheid

Meerdere studies hebben een belangrijke relatie laten zien tussen fysieke fitheid (uitgedrukt in maximale/piek zuurstofopname- VO2piek) en mortaliteit of overleving bij mensen met CF.4–6 Zo bleek uit een studie bij tien CF-centra in Australië, Noord-Amerika en Europa, waar op basis van fysieke fitheid de groep in drieën werd verdeeld, dat mensen met de hoogste fitheid (VO2piek ≥ 82% van voorspeld), respectievelijk een 72% en 49% lagere kans op overlijden of het krijgen van een longtransplantatie in de komende 10 jaar hadden, vergeleken met mensen in het middelste (VO2piek 59-81% van voorspeld) en laagste (VO2piek ≤ 58% van voorspeld) deel.5

Het onderhouden en behouden van fysieke fitheid bij mensen met CF heeft een beschermend effect op zowel morbiditeit en mortaliteit.4–6 Het objectiveren van fitheid is daarom een essentieel onderdeel binnen de CF-zorg en wordt idealiter met een cardiopulmonale inspanningstest (CPET)

gedaan; de gouden standaard voor het meten van fysiek fitheid. Met verbeterde behandelingen van de afgelopen jaren, voornamelijk medicamenteus zoals vernevelingen of (inhalatie) antibiotica, zijn over het algemeen de longen en de longfunctie minder aangedaan. Hierdoor is het relevant om te weten hoe de fitheid bij de huidige kinderpopulatie is. De longfunctie is vaak niet meer de belangrijkste beperkende factor en dus is het van belang om te weten welke factoren fysieke fitheid nog meer kunnen beperken, zowel fysiologisch als psychosociaal.

Lage fitheid

Eén van onze studies liet zien dat meer dan de helft (55%) van de 8 tot 18 jarige kinderen met CF (n=60) een ‘afwijkend’ lage fitheid (VO2piek < 82% van voorspeld) heeft, ondanks dat deze kinderen niet pulmonaal gelimiteerd zijn (nog voldoende ventilatoire reserve hebben). Het afkappunt van 82% van voorspeld is eerder klinisch relevant gebleken voor mensen met CF.5,7 Opvallend was dat meisjes 6,8% lager scoorden voor hun fitheid vergeleken met jongens. Met een logistische regressieanalyse keken we welke factoren van invloed kunnen zijn op deze lage fysieke fitheid. De factoren die zijn meegenomen zijn, BMI Z-score (red. BMI-score voor kinderen), glucose intolerantie, aanwezigheid van CF-gerelateerde leverziekte, kolonisatie met de bacterie Pseudomonas aeruginosa, hoeveelheid chloride in het zweet (zweettest) en zelf-gerapporteerde fysieke activiteit. Uit onze studie kwam naar voren dat besmetting met P. Aeruginosa en glucose intolerantie het sterkst geassocieerd zijn met een lage fysieke fitheid.8

Beperkte hartfrequentie oploop

We onderzochten of er een verschil was in het hartminuutvolume (HMV) tijdens maximale inspanning tussen kinderen (n=8) en volwassenen met CF (n=11) en tussen gezonde controles (n= 11 kinderen, n= 11 volwassenen) en mensen met CF. Het HMV wordt berekend aan de hand van het slagvolume en de hartfrequentie. De HMV-respons is gemeten tijdens een CPET, in rust, tijdens sub-maximale en maximale inspanning.

onderzoek
32 | FysioPraxis januari 2023

Onze studie liet zien dat de maximale hartfrequentie significant lager was in de CF-groep (172,6 ± 12,3 bpm) in vergelijking met de groep met gezonde proefpersonen (187,9 ± 9,0 bpm). Deze beperkte oploop van de hartfrequentie was ook terug te zien in een significant lagere HMV ten opzichte van de gezonde controles (respectievelijk 9,9 ± 2,1 l/ min/m2 in de CF-groep en 11,7 ± 1,3 l/min/m2 in de gezonde controlegroep). Het maximale slagvolume verschilde niet significant tussen de CF-groep (56,8 ± 11,5 ml/m2) en de gezonde controlegroep (62,0 ± 6,5 ml/m2). Onze bevindingen tonen aan dat een lager HMV bij mensen met CF bij inspanning, vooral bepaald lijkt te worden door een lagere hartfrequentie en niet door een kleiner slagvolume.9

Ernstige vermoeidheid

Vermoeidheid is een symptoom wat veelvuldig gerapporteerd wordt door mensen met CF.10,11 We hebben daarom binnen onze volwassen populatie met CF (n=77) ernstige vermoeidheid geobjectiveerd middels de Checklist Individual Strength-20 (CIS-20).12,13 Met de CIS-20 vragen-

lijst kunnen patiënten met een score van ≥ 35 als ‘ernstig vermoeid’ worden gecategoriseerd. Uit deze inventarisatie rapporteerden 26% van onze volwassenpopulatie ernstige vermoeidheid. Daarnaast lieten onze resultaten zien dat vermoeidheid geassocieerd was met de behaalde afstand op de Modified Shuttle Test14,15 en maximale hoeveelheid uitgeademde lucht binnen één seconde (FEV1). Deze gerapporteerde vermoeidheid was echter sterker geassocieerd met patient-gerapporteerde uitkomstmaten zoals fysiek, sociaal en emotioneel functioneren gemeten met de Cognitive Failure Questionnaire (CFQ 1.2): een vragenlijst over kwaliteit van leven voor mensen met CF.

Onze resultaten indiceren dat de behandeling van (ernstige) vermoeidheid zich moet richten op de somatische aspecten, zoals stabiliseren van de ziekte en fysiotherapie gericht op verbeteren van fitheid en activiteit. Maar daarnaast ook op de psychosociale aspecten, om de perceptie van de patiënt te veranderen, bijvoorbeeld met cognitieve gedragstherapie. 14

FysioPraxis januari 2023 | 33 »

Ivacaftor

Sinds het laatste decennium zijn er nieuwe medicijnen ontwikkeld voor mensen met CF: CFTR-modulatoren. Deze modulatoren kunnen het defecte CFTR-eiwit beïnvloeden. Ivacaftor is één van die middelen en zorgt ervoor dat de chloride kanaaltjes langer open gaan. We hebben onderzocht wat het effect is van ivacaftor op BMI, lichaamssamenstelling, rustmetabolisme en fysieke fitheid bij een kleine groep kinderen en volwassenen met CF (n=7). Na een mediane behandelduur van 15 (IQR 13-16) maanden zagen we dat de BMI significant was toegenomen en het maximaal vermogen (wattage) gelijk was gebleven. Opvallend was dat na een behandelingen van 12 of meer maanden met ivacaftor, er een afname te zien was in de fysieke fitheid (VO 2piek in percentage van voorspeld -12,7%; p=0,01, VO 2piek/kg in percentage van voorspeld -16,8%; p=0,001). Een mogelijke verklaring is dat mensen met CF de verbeterde longfunctie (nog) niet optimaal en maximaal benutten tijdens lichamelijke inspanning. Het zou ook kunnen dat deze afname in fitheid te maken heeft met een afname van de ademarbeid.

Discussie

We hebben beter inzicht gekregen welke beperkende factoren, naast longfunctie, een rol spelen bij een verminderde fysieke fitheid bij mensen met CF, zoals glucose intolerantie, kolonisatie met P. Aeruginosa, verlaagd HMV en ervaren vermoeidheid. Het meten van fysieke fitheid en fysieke activiteit blijft een belangrijk onderdeel in de CF-zorg, omdat dit nog steeds verlaagd kan zijn en het richting kan geven in de fysiotherapeutische behandeling.

Voornamelijk door de behandeling met nieuwe medicatie (CFTR-modulatoren), zullen mensen met CF veel ouder worden, hoeveel precies weten we nog niet. Voor de mensen die al vroegtijdig met CFTR-medicatie kunnen starten en er weinig (long) schade zal ontstaan, is het aannemelijk dat deze mensen een normale levensverwachting zullen hebben. Door de toegenomen levensverwachting, zal het cardiovasculair risico voor mensen met CF mogelijk meer op de voorgrond staan dan de longfunctie beperkingen. Aangezien de huidige populatie nog steeds een verlaagde fitheid heeft, cardiaal mogelijk ook beperkt is en veelal een ongunstigere lichaamssamenstelling (hoge vetvrije

34 | FysioPraxis januari 2023
»

massa, lage vetvrije/spiermassa), is een ongezonde levensstijl wellicht een hoger risico voor de huidige populatie. Door de relevante relatie van fitheid met mortaliteit en morbiditeit, blijft met het oog op de toekomst, leefstijlinterventie een belangrijk onderdeel binnen

de fysiotherapeutische CF-zorg. De verwachting is dat door stabilisatie van de ziekte, door onder andere minder exacerbaties (“longaanvallen”), antibioticakuren en ziekenhuisopnames, de trainbaarheid van mensen met CF ook beter zal zijn.

m.burghard@umcutrecht.nl

Literatuur: www.kngf.nl/fysiopraxis

WAT KAN DE FYSIOTHERAPEUT MET DE RESULTATEN VAN DIT ONDERZOEK?

Naar aanleiding van dit promotieonderzoek, raden we aan om geen formules meer te gebruiken om de maximale hartfrequentie te voorspellen en zo de trainingsintensiteit te bepalen, maar per patiënt de maximale hartfrequentie te bepalen voor de juiste trainingsintensiteit. Daarnaast is het van belang om te weten dat ernstige vermoeidheid veel voorkomt bij mensen met CF en dat een biopsychosociale benadering van de factoren die mogelijk een rol hierin spelen passend lijkt. Factoren die een rol kunnen spelen zijn het verhogen van fysieke activiteit en fysieke fitheid, waar een duidelijke rol is weggelegd voor de fysiotherapeut.

Psychosomatische factoren zoals depressie en angst kunnen ook een rol spelen in ervaren vermoeidheid en wanneer zulke factoren voorop staan, wordt wellicht de rol van de fysiotherapeut wat beperkter. Begeleiding van bijvoorbeeld een psycholoog zal wellicht eerst noodzakelijk zijn.

Tot slot, is het advies om mensen met CF, idealiter voor de start van de CFTR-modulatoren, maar ook tijdens de behandeling, voor te lichten over de effecten van de CFTR-behandeling. In deze voorlichting moet aan bod komen dat naast verbetering van longfunctie er ook eventuele negatieve gevolgen zijn van de CFTR-behandeling, zoals verhoging van BMI en een toename in vetmassa. Ook moet besproken worden dat mensen met CF niet vanzelf fitter worden als ze geen verandering ondergaan in hun beweeggedrag/training.

Marcella Burghard studeerde fysiotherapie aan Hogeschool

Utrecht en behaalde daarna haar (pre)Master Human Movement Sciences aan de VU Amsterdam. Vervolgens ging ze aan de slag als onderzoeker bij het Kinderbewegingscentrum van het Wilhelmina Kinderziekenhuis (WKZ) waar ze promoveerde. Momenteel werkt ze als onderzoeker in het WKZ, waar ze inspanningstesten uitvoert bij kinderen. Daarnaast werkt ze als fysiotherapeut op de longafdeling van het UMC Utrecht met aandachtsgebied CF.

Titel proefschrift:

The role of physical activity and fitness in people with Cystic Fibrosis compared to healthy people.

Promotiedatum: 14-07-2022

Promotieteam (promotor en co-promotores):

Promotoren: Prof.dr. H.G.M. Heijerman en prof.dr. C.K. van der Ent

Co-promotoren: Dr. H.J. Hulzebos en dr. T. Takken.

Hoe ben je tot dit promotietraject gekomen?

‘Vanuit een werkervaringsplek ben ik begonnen bij het Kinderbewegings-

centrum waar ik onder andere ondersteunde bij interventiestudie bij mensen met CF. Daarna kreeg ik de kans om te werken aan een project over fysieke activiteit bij Nederlandse kinderen met en zonder chronische beperking (de Nederlandse Report Cards). Zo is het idee ontstaan om meer onderzoek te doen, ook bij mensen met CF, en om hiervan een promotietraject te maken.’

Waarom dit onderwerp?

‘Als fysiotherapeut en bewegingswetenschapper heeft de fysiologie mij altijd al erg geïnteresseerd. Daarnaast is CF, naast dat het ingrijpende is, ook een bijzondere aandoening met een grote variatie van ziekte en ernst. Er zijn meerdere aspecten waarbij we als fysiotherapeut mensen met CF kunnen ondersteunen, waarvan bewegen en onderhouden van fitheid een van de belangrijkste is. Om meer inzicht te krijgen in het ziektebeeld en de fysiologie en de kennis op dit gebied te vergroten, ook vanuit fysiotherapeutisch oogpunt, leek mij dit een hele mooie combinatie.’

Hebben de conclusies je verrast?

‘Het resultaat wat me het meest heeft verrast is dat helaas de fitheid niet

verbeterde, en bij onze onderzoeksgroep zelfs afnam na meer dan 12 maanden behandeling met ivacaftor, een van de CFTR-modulatoren. Hierdoor werd voor mij de euforie rond de nieuwe medicatie even wat minder. Idealiter zou je naast behandeling met een CFTR-modulator gelijktijdig moeten starten met een beweeginterventie.’

Wat zou je doen met 1 miljoen euro onderzoeksgeld?

‘Met dit geld zou ik een longitudinaal cohort opzetten voor mensen met CF, waarbij zowel fysieke als patiëntgerapporteerde uitkomstmaten worden geregistreerd. Denk aan lichaamssamenstelling, fysieke activiteit en fitheid, maar ook depressie en ervaren (ernstige) vermoeidheid. Op dit moment staat zo’n cohort al redelijk mooi bij de kinderpopulatie, maar is er nog geen vervolg voor volwassenen. Parallel zou ik twee soorten studies willen uitvoeren, één waarbij de effecten van high intensity intervaltraining worden bekeken, inclusief mogelijke veranderingen in spiermetabolisme. Daarnaast zou ik verder willen onderzoeken hoe het zit met de ontwikkeling van de hartfrequentie bij mensen met CF.’

FysioPraxis januari 2023 | 35

‘Samenwerken geeft energie in dit mooie vak’

Bij fysiotherapiepraktijk Houwer&Ruijs in Apeldoorn zette Ellen Hemler de kinderfysiotherapiepoot op, met als specialisatie kindersport, -revalidatie, -orthopedie en Aanhoudende Lichamelijke Klachten (ALK). Daarnaast zet zij zich in voor de Nederlandse Vereniging voor Kinderfysiotherapie (NVFK) en de commissie Kind 2040.

Tekst: Judith Bakkers. Foto: Piece of Kate fotografie

Waarom vind je kinderfysiotherapie inspirerend?

‘Ik zie het als specialisme, het is echt anders dan volwassenentherapie. Kinderen zijn altijd in ontwikkeling. Het verschilt nogal of je te maken hebt met een jong kind of een puber. Het op de juiste manier aanvliegen van een bewegingsprobleem voor ieder individueel kind in zijn/haar eigen ontwikkelingsstadium, is steeds weer anders. Bij een jong kind ben ik veel bezig met ouders coachen. Bij een puber richt ik me veel meer op het kind zelf, samen met de ouders. Want je behandelt nooit alleen het kind. Om het kind heen bestaat een heel netwerk:

gezin, school, vrienden en bijvoorbeeld een (sport)vereniging. Dat netwerk kun je in de behandeling inzetten.’

Wat vind je het belangrijkst in je werk? ‘Ik geloof heel erg in samenwerken. In eerst instantie met mijn drie directe collega’s, maar ook met collega’s in de praktijk. Mooi als de sportfysiotherapeut meedenkt vanuit zijn/haar specifieke kennis. Korte lijnen met orthopeden, kinderartsen, kinderneuroloog en jeugdartsen, sportcoaches en trainers zijn eveneens waardevol. En het is leuk. Samenwerken met het netwerk rond een kind verbetert de resultaten in ons vak. Wij hebben daarin een verbindende rol.’

Waar word je blij van? En wat is minder leuk?

‘De individuele aanpak. Niet alleen fysiek kijken, maar puzzelen hoe ik het kind in zijn kracht kan zetten. Elk kind heeft een eigen drive. Hoe vind ik die, waarmee kan ik ze stapjes laten zetten? Een meisje had na een onderbeenfractuur angst om weer te fietsen. Ze wilde graag naar haar paard. Dus werkten we eraan dat zij fietsend naar de manege kon: een topmotivatie voor haar. Je moet in ons vak veel creativiteit gebruiken om kinderen optimaal te helpen. Minder leuk vind ik verslaglegging en administratie. Het kost veel tijd, ik doe dat meestal in de avonduren. Maar het is wel erg belangrijk. Het hoort erbij, als corvee.’

Wat doe je voor de NVFK?

‘Eerst was ik lid van de Congres- en Na/ Bijscholingscommissie. We organiseren twee congressen per jaar. Daarmee willen we de kinderfysiotherapeuten inspireren en op de hoogte houden van de nieuwste (wetenschappelijke) ontwikkeling en dat koppelen aan de praktijk om de kwaliteit van de kinderfysiotherapie naar een hoger plan te trekken. Met datzelfde doel schreef ik mee aan een position paper over bewegen en sport bij kinderen. Nu zet ik me in voor de kindersport en het team Kind 2040 dat een toekomstvisie ontwikkelt, waarin de Nederlandse jeugd, ook die met een chronische aandoening of beperking, de gezondste is van de wereld in 2040. Dat is geweldig!’

Mensen die zich inzetten voor de fysiotherapie verdienen het om in het zonnetje gezet te worden. Deze keer: kinderfysiotherapeut Ellen Hemler (56 jaar). Weet je ook iemand die in het zonnetje gezet mag worden? Mail naar fysiopraxis@kngf.nl.

in het zonnetje
‘Elk kind heeft een eigen drive’
36 | FysioPraxis januari 2023

Redactie: de Beroepsinhoudelijke Verenigingen

Eindredactie: Tessa Louwerens

NVMT

Verschil in Range of Motion in patiënten met nekpijn, whiplash of zonder klachten

Gebruik van aCROM bij diagnose en prognose

NVFVG

NVFVG-Congres Fysiotherapeut in de VG

Een wereld te winnen!

NVZF

Vallen hoort niet bij ouder worden

Over de valpoli

NVZF

Herhaald vallen voorkomen

Project Draaideur

38

40

41

42

FysioPraxis januari 2023 | 37 specialistenkatern

A Systematic Review and Meta-Analysis Verschil in Range of Motion in patiënten met nekpijn, whiplash of zonder klachten

Nekpijn is een veelgeziene aandoening in de eerstelijns fysiotherapie. Deze systematische review en meta-analyse laat zien dat de actieve cervicale range of motion (aCROM) een belangrijke discriminerende parameter is tussen mensen met en zonder nekpijn. De mate van aCROM blijkt een belangrijke factor in de diagnostiek en prognostiek bij mensen met nekpijn.

Tekst: Martijn S. Stenneberg, PhD,Michiel Rood, Rob de Bie, Maarten A. Schmitt, Erik Cattrysse, Gwendolijne G. Scholten-Peeters

Ongeveer 70 procent van de volwassenen zal ooit in zijn of haar leven een episode van nekpijn doormaken.1,2 Acute nekpijn verdwijnt meestal binnen enkele dagen of weken en gaat in de meeste gevallen niet of nauwelijks gepaard met beperkingen in dagelijks functioneren. Een aanzienlijk deel van de mensen ervaart echter aanhoudende klachten en 50 tot 85 procent van de mensen met nekpijn heeft na een jaar nog steeds of opnieuw nekpijn.1,3,4 Nekpijn kan aanzienlijke persoonlijke problemen met zich meebrengen zoals bewegingsbeperkingen, beperkingen in functioneren, verminderde kwaliteit van leven en een verminderd vermogen om te werken.5,6,7 Het vormt daardoor een substantieel sociaal- economisch probleem. Nekpijn is na lage rugpijn de meest voorkomende musculoskeletale aandoening die gezien wordt in de eerstelijns fysiotherapie in Nederland.8

Tegenstrijdige resultaten

Belangrijke klinische kenmerken van nekpijn zijn stijfheid en verminderde mobiliteit.9,10 Fysiotherapeuten meten vaak de actieve cervicale range of motion (aCROM) als onderdeel van de

diagnostiek, als prognostische factor of om de effecten van fysiotherapeutische behandeling te evalueren.11–13 Er zijn verschillende factoren beschreven die de mobiliteit van de nek beïnvloeden.14 De aCROM neemt gestaag af naarmate men ouder wordt. Maar ook de aanwezigheid van pijn, complexiteit van de cervicale kinematica, hoofd- en lichaamspositie, en de psychosociale situatie beïnvloeden de aCCROM.15–17 Er is tegenstrijdig bewijs dat vrouwen meer mobiliteit hebben dan mannen en het is niet bekend of mensen met whiplash-associated disorders (WAD) beperkter zijn in aCROM dan mensen met niet-traumatische nekpijn.15–18 Een verminderde cervicale mobiliteit beperkt het dagelijks functioneren van mensen met nekpijn en wordt beschouwd als een risicofactor voor het krijgen van nekpijn en een negatieve prognostische factor voor het herstel van nekpijn. Toch blijft de klinische bruikbaarheid van aCROM-metingen punt van discussie. Studies die verschillen in aCROM onderzochten tussen mensen met en zonder nekpijn, laten tegenstrijdige resultaten zien. Studies includeerden heterogene groepen mensen met nekpijn, onderzochten verschillende bewegingsrichtingen en gebruikten verschillende meetinstrumenten en -procedures. Bovendien is de methodologische kwaliteit heel verschillend, waardoor het moeilijk is om conclusies te trekken.19 Er is nooit een systematisch literatuuronderzoek gedaan naar de mate waarin mensen met nekpijn verschillen van mensen zonder nekpijn en welke bewegingsrichtingen het meest onderscheidend zijn. Het doel van deze systematische review en meta-analyse was dan ook het kwantificeren van de verschillen in aCROM tussen mensen met nekpijn en mensen

zonder nekpijn, tussen mensen met WAD en niet-traumagerelateerde nekpijn, en tussen mensen met acute klachten en mensen met chronische klachten.

Methode

In de review werden studies geïncludeerd waarbij (1) de tweedimensionale aCROM werd gemeten bij zowel mensen met nekpijn als mensen zonder nekpijn; (2) de gemiddelde leeftijd tussen deze groepen niet meer dan 10 jaar verschilde; (3) volwassenen met acute of chronische nekpijn graad I, II of III volgens de Task Force on Neck Pain,20 of met WAD graad I, II of III volgens de Quebec Task Force 21 werden geïncludeerd; en (4) een numerieke vergelijking van de maximale aCROM werd gerapporteerd.

Een bibliothecaris doorzocht de elektronische databanken MEDLINE, EMBASE, Web of Science, CINAHL, Cochrane Central, PubMed, en Google Scholar. Aanvullend werd er handmatig gezocht en zijn experts geraadpleegd.

Vanwege een gebrek aan valide en betrouwbare criterialijsten voor de kwaliteitsbeoordeling van de geïncludeerde studiedesigns, werd het risico op bias beoordeeld met een zelfontwikkelde criterialijst die gebaseerd is op bestaande, gevalideerde kwaliteitsbeoordelingsschalen en aanbevelingen vanuit het Cochrane handboek voor systematische reviews.22–24 ACROM werd geanalyseerd als een “halve-cyclus” beweging in 1 van de 6

38 | FysioPraxis januari 2023 specialistenkatern NVMT | NEDERLANDSE VERENIGING VOOR MANUELE THERAPIE
Bron: Martijn S. Stenneberg, PhD,Michiel Rood, Rob de Bie, Maarten A. Schmitt, Erik Cattrysse, Gwendolijne G. Scholten-Peeters. To What Degree Does Active Cervical Range of Motion Differ Between Patients With Neck Pain, Patients With Whiplash, and Those Without Neck Pain? A Systematic Review and Meta-Analysis. Arch Phys Med Rehabil. 2017 July 27;98:1407–1434.

primaire bewegingsrichtingen (flexie, extensie, rechtsrotatie, linksrotatie, rechts lateroflexie en links lateroflexie), als een “volledige-cyclus” beweging (flexie-extensie gecombineerd, rechts- en links rotatie gecombineerd, rechts- en links lateroflexie gecombineerd) en als totale aCROM: alle primaire bewegingsrichtingen bij elkaar opgeteld.25,26 Uitslagen werden uitgedrukt in graden. Bij de meta-analyse werd een random-effect model gebruikt.27

Resultaten

De literatuurstudie leverde 6257 resultaten op en daarvan werden 27 artikelen geïncludeerd, met in totaal 2366 deelnemers (61,5% vrouw). Studies zijn uitgevoerd in 13 verschillende landen en 13 van de 27 studies hadden een laag risico op bias. Uit de meta-analyse bleek dat de nekpijngroep significant minder aCROM heeft in alle bewegingsrichtingen ten opzichte van de groep zonder nekpijn. Flexie-extensie (MD= -28.51°; 95%CI, -40.92° tot -16.11°), totale rotatie (MD= -29.49°; 95%CI, -39.81° tot -19.16°), en extensie (MD=-17.48°; 95%CI, -20.95° tot -14.01°) zijn het meest onderscheidend. De groep met WAD heeft minder aCROM dan de groep met niet-traumagerelateerde nekpijn. Verder werden er geen consistente verschillen in aCROM gevonden tussen mensen met acute klachten en mensen met chronische klachten.

Discussie

Wij hebben een groot aantal studies kunnen opnemen in deze review. De consistentie van de resultaten geeft aan dat de mate van aCROM een belangrijke discriminerende parameter is tussen mensen met en zonder nekpijn. De groep met nekpijn heeft een kleinere aCROM in alle bewegingsrichtingen. Deze verschillen zijn klinisch relevant en ook groter dan de meetfout van de meeste gebruikte meetinstrumenten in praktijk en onderzoek.12,28,29 De resultaten zijn in overeenstemming met de situatie in de dagelijkse fysiotherapiepraktijk, waar stijfheid en bewegingsbeperkingen vaak door patiënten als stoornis worden aangegeven.30,31 Het onderschrijft ook de aanbevelingen in richtlijnen waar het meten van de aCROM als een belangrijke diagnostische en evaluatieve parameter wordt beschouwd.11,32,33 De resultaten komen verder overeen met eerder onderzoek waaruit blijkt dat mensen met nekpijn hun nek op een meer rigide

manier bewegen dan gezonde personen die op een meer variabele manier bewegen.34 Voorafgaand aan dit onderzoek veronderstelden we ook verschillen in aCROM tussen mensen acute en chronische klachten, maar dat is niet aangetoond. Blijkbaar is de duur van de klachten geen belangrijke factor voor aCROM. Het is mogelijk dat andere factoren, zoals de ernst van de klachten, meer van invloed zijn. De heterogeniteit tussen de geïncludeerde studies was relatief groot. Er waren verschillen in bijvoorbeeld de inclusiecriteria, setting, ernst van de symptomen en de meetprocedure. Een hoge heterogeniteit kan de precisie van de bevindingen verminderen. Echter, een sensitiviteitsanalyse, waarin alleen studies met een laag risico op bias werden meegenomen, leidde weliswaar tot aanzienlijk minder heterogeniteit, maar de uitkomsten verschilden niet of nauwelijks van de oorspronkelijke analyses. Wij gaan er daarom van uit dat heterogeniteit onze resultaten niet wezenlijk heeft beïnvloed. De analyses in de verschillende studies zijn logischerwijs allemaal uitgevoerd op groepsniveau. Maar vanwege variatie in aCROM tussen individuen, en een overlap in aCROM tussen mensen met en zonder verminderde cervicale mobiliteit, is er geen duidelijk afkappunt om aCROM als beperkt of niet beperkt te beschouwen. Verschillen tussen individuen zijn dus niet gemakkelijk te interpreteren en beperken de diagnostische waarde van aCROM. Verschillen binnen individuen in de tijd kunnen wel nauwkeuriger worden vastgesteld, omdat veranderingen binnen personen doorgaans betrouwbaarder zijn vast te stellen.35 Deze review heeft mogelijk ook beperkingen. Hoewel veel moeite is gedaan om alle beschikbare, relevante studies te vinden, kan niet worden uitgesloten dat er studies zijn gemist of dat ongepubliceerde studieresultaten niet zijn gevonden. Studies die geen verschil aantonen tussen patiënten en controles blijven vaker ongepubliceerd dan studies die positieve bevindingen rapporteren.36 Verder werd het risico op bias beoordeeld met een zelfontwikkelde criterialijst die gebaseerd is op gevalideerde kwaliteitsbeoordelingsschalen. Deze lijst is als geheel niet eerder gevalideerd, maar de individuele items zijn zorgvuldig gekozen en algemeen geaccepteerd, waardoor alle items specifiek zijn voor de geïncludeerde studies. Tot slot bleken slechts 6 studies een adequate blindering van de beoordelaars te hebben.

Ontoereikende blindering kan het verschil in aCROM hebben overschat.

Aanbevelingen

De mate van aCROM blijkt een belangrijke factor in de diagnostiek en prognostiek bij mensen met nekpijn. Vervolgonderzoek zal moeten bepalen in hoeverre herstel van verminderde aCROM bijdraagt aan ervaren gezondheidswinst. Verder is het belangrijk te benadrukken dat nekpijn en verminderde cervicale mobiliteit symptomen zijn en geen ziekten. Het kunnen manifestaties zijn van veel verschillende onderliggende stoornissen, aandoeningen en pathologieën. Hoewel een beperkte mobiliteit een belangrijke factor is die gevolgen heeft voor het functioneren van mensen en dus een belangrijk behandeldoel kan zijn, raden wij aan om aCROM-metingen niet te gebruiken als een enkele test of individuele prognostische factor, maar het te beschouwen als een onderdeel van een multivariabel, op hypothesen gebaseerd klinisch redeneerproces.

Martijn S. Stenneberg, PhD, SOMT University of Physiotherapy, Amersfoort, CAPHRI School for Public Health and Primary Care, Universiteit Maastricht en Department of Experimental Anatomy, Vrije Universiteit Brussel, België

Michiel Rood, MSc, SOMT University of Physiotherapy, Amersfoort en CAPHRI School for Public Health and Primary Care, Universiteit Maastricht

Rob de Bie, PhD, SOMT University of Physiotherapy, Amersfoort, CAPHRI School for Public Health and Primary Care en Department of Epidemiology, Universiteit Maastricht

Maarten A. Schmitt, PhD, Rotterdam Hogeschool, University of Applied Science

Erik Cattrysse, PhD, Department of Experimental Anatomy, Vrije Universiteit Brussel, België

Gwendolijne G. Scholten-Peeters, PhD, SOMT University of Physiotherapy, Amersfoort en Department of Human Movement Sciences, Faculty of Behavioural and Movement Sciences, Vrije Universiteit Amsterdam, Amsterdam Movement Sciences

m.stenneberg@somt.nl

Literatuur: www.kngf.nl/fysiopraxis

specialistenkatern FysioPraxis januari 2023 | 39
NVMT | NEDERLANDSE VERENIGING VOOR MANUELE THERAPIE

NVFVG-congres Fysiotherapeut in de VG

Op dinsdag 4 oktober ’22 vond het jaarlijkse NVFVG-congres plaats met als thema Fysiotherapeut in de VG: Een wereld te winnen!

Tekst: Lotte Enkelaar

Als fysiotherapeut voor mensen met een verstandelijke beperking moet je een gespecialiseerde generalist zijn om elke keer de vertaling maken naar de doelgroep mensen met verstandelijke beperkingen. Tijdens het congres spraken verschillende gespecialiseerde collega’s vanuit hun expertise. Zo waren er collega’s uit de kinderfysiotherapie, de bekkenfysiotherapie, ziekenhuisfysiotherapie en revalidatiefysiotherapie.

Aleid Laan opende het congres en gaf aan dat het goed is dat we behouden wat we hebben, maar dat er nog een wereld te winnen valt vanuit andere fysiotherapeutische specialisaties.

Suzanne Houwen vertelde over de relatie tussen executieve functies en motorische vaardigheden bij kinderen met verstandelijke beperkingen. Onderzoek laat zien dat fijne motoriek samenhangt met het werkgeheugen. Executieve functies zijn volgens Houwen ook te trainen bij mensen met verstandelijke beperkingen, bijvoorbeeld door het stimuleren van bewegen. Beweegsituaties stellen namelijk constant uitdagingen die de executieve functies kunnen stimuleren.

Leendert Sneep vertelde over methodisch en interdisciplinair werken bij (chronische) pijn. Bij mensen met verstandelijke beperkingen kan het vaak lastig zijn om de mate van pijn vast te stellen. Sneep ging in op het methodisch en interdisciplinair aanpakken van de diagnostiek en behandeling van pijn bij mensen met verstandelijke beperkingen. En vertelde over de psychosociale aspecten van (chronische) pijn.

Thijs Janssen hield een lezing over Extracorporale Shockwave Therapie (ESWT). Hij behandelde de nieuwe terminologie rondom spasticiteit, het fysiologische verklaarmodel voor ESWT, veiligheid van de behandeling en wanneer je wel of niet voor ESWT kiest. Daarnaast

konden deelnemers zelf de behandeling ervaren.

Valdelice van Kekem en Evelien AcostaLangbroek gaven een mooie uiteenzetting over de bekkenfysiotherapie, onder andere over verschillen op het gebied van bekkenproblematiek, tussen mensen met verstandelijke beperkingen en de algemene populatie. Ook gingen ze in op de ethische problematiek. Verder gaven ze concrete voorbeelden van successen met bekkenfysiotherapie in de VG-sector.

Anne Viester nam ons mee in hun screeningsprocedure om kwetsbare patiënten op te sporen en vertelde over voorbereidende prevalidatie (ofwel pre-operatieve revalidatie) mogelijkheden. Kwetsbare patiënten, zoals mensen met een verstandelijke beperking, hebben namelijk een grotere kans op medische complicaties en een vertraagd functioneel herstel na operatie. Prerevalidatie is van groot belang om complicaties en opnameduur te verminderen en overlevingskansen te vergroten.

Maureen Wissing gaf de tweede plenaire lezing over (H)erkennen van dementie bij mensen met (Z)EV(M)B. Dementie komt volgens haar binnen de gehandicapten-

zorg steeds vaker voor. Maar vanwege de al aanwezige beperkingen is het lastig dementie vast te stellen. Ze vertelde welke dementiesymptomen je in je dagelijkse praktijk kan herkennen, met extra aandacht voor specifieke motorische veranderingen.

Lonneke Schijvens sloot de dag af met een lezing over de waarde van sport en bewegen voor mensen met een verstandelijke beperking. Ze vertelde onder andere over sociaaleconomische opbrengsten: die zijn vaak hoger dan bij de gemiddelde Nederlander, vooral vanwege de gezondheidswinst die bewegen bij mensen met verstandelijke beperkingen geeft. Voor deze doelgroep is het dus belangrijk om te investeren in sport en bewegen, waarin wij een mooie rol op ons kunnen nemen.

Het was een inspirerende dag en hebben een wereld gewonnen aan informatie om ons fysiotherapeutisch handelen in de zorg voor mensen met verstandelijke beperkingen nog verder te verbeteren.

40 | FysioPraxis januari 2023 specialistenkatern
NVFVG | NEDERLANDSE VERENIGING VOOR FYSIOTHERAPIE VOOR VERSTANDELIJK GEHANDICAPTEN
Lotte Enkelaar, fysiotherapeut en bewegingswetenschapper bij Bartiméus, en bestuurslid NVFVG Valdelice van Kekem en Evelien Acosta-Langbroek gaven een mooie uiteenzetting over de bekkenfysiotherapie.

‘Vallen hoort niet bij ouder worden’

‘We proberen duidelijk te maken dat vallen niet bij ouder worden hoort, en samen te zoeken naar oorzaken en oplossingen’, zegt Mercia Spek, geriatriefysiotherapeut bij de afdeling Geriatrie Tergooi MC en werkzaam bij de valpoli.

Hoe is de valpoli ingericht?

‘De huisarts verwijst de patiënt, die wordt ingepland en dan volgt automatisch een order naar de fysiotherapie. Er zijn vijf valpoli’s per week op maandag tot en met donderdag. Meestal zijn het patiënten die (vaker) gevallen zijn, maar ook patiënten met valneiging. Een partner, mantelzorger of familielid wordt ook uitgenodigd.

De fysiotherapeut doet eenmalig 45 minuten onderzoek. Wij vragen patiënten waarom zij op de valpoli zijn en of zij een hulpvraag hebben. Vervolgens doen we uitgebreid orthopedisch en neurologisch onderzoek. Zo nodig testen we of iemand Benigne Paroxysmale Positie Duizeligheid (BPPD) heeft. En we beoordelen het functionele bewegen.’

Welke meetinstrumenten gebruiken jullie?

‘Om de balans en de mate van het valrisico in kaart te brengen gebruiken we de Timed-Up-and-Go test (TUG), de 4 meter looptest en de Performance-Oriented Mobility Assessment (POMA). Inmiddels doe ik ook de 5 Times Chair Stand Test (5TCST) om functionele spierkracht te

beoordelen. Binnen drie kwartier zijn deze meetinstrumenten praktisch haalbaar.’

Wat is het doel van deze meetinstrumenten?

‘Het is onderdeel van de beoordeling.

We kijken niet alleen naar uitslag van de meetinstrumenten, maar vooral naar hoe iemand kwalitatief beweegt en loopt. We nemen het hele plaatje mee. In principe is wat wij doen gestandaardiseerd, maar je past je aan de patiënt aan. Je hoeft niet alle testen te doen, maar bepaalt door middel van klinische redeneren wat nodig is.’

Hoe komen jullie tot een advies aan de patiënt?

‘Na de valpoli hebben we een multidisciplinair overleg met geriater, arts-assistent, fysiotherapeut en verpleegkundige. We kijken of de problemen veroorzaakt worden door somatische aandoeningen, psychische aandoeningen of door bijvoorbeeld medicatie. Vervolgens komen we gezamenlijk met een aantal adviezen. Mochten we fysiotherapie adviseren, dan overleggen we met de patiënt of hij of zij dat wil. Vervolgens sturen we een overdracht naar de fysiotherapeut uit ons netwerk of naar de eigen fysiotherapeut als dat de wens van de patiënt is en wij denken dat ze daar goed worden begeleid.’

Hoe ga jij om met patiënten die vallen niet als probleem ervaren?

‘Ik zie vaak patiënten die thuis gevallen zijn. Sommigen vinden vallen geen probleem, maar passen bij ouder worden. Het ligt ook aan de gevolgen van de val in hoeverre patiënten het als erg ervaren. Sommige mensen willen zo graag naar huis, dat zij het vallen niet als een groot probleem benoemen. We proberen uit te leggen dat het niet normaal is dat je valt als je ouder wordt en dat het belangrijk is samen te kijken naar oorzaken en oplossingen.’

Wat wil je meegeven aan ziekenhuisfysiotherapeuten?

‘Het is een interessante puzzel om samen met andere disciplines mogelijke oorzaken van het vallen te achterhalen. De ziekenhuisfysiotherapeut krijgt de kans om diagnostisch bezig te zijn. Verder is het belangrijk dat er in de omgeving van het ziekenhuis een netwerk is van eerstelijnspraktijken of verpleeghuizen waar (geriatrie)fysiotherapeuten eerstelijnszorg verlenen op het gebied van valpreventie. Dan kun je patiënten doorverwijzen zodat ze in de buurt van hun huis verder kunnen worden geholpen.’

specialistenkatern FysioPraxis januari 2023 | 41 NVZF | NEDERLANDSE VERENIGING VOOR ZIEKENHUISFYSIOTHERAPIE
Mercia Spek, geriatriefysiotherapeut Afdeling Geriatrie Tergooi MC en werkzaam bij de valpoli.
‘Sommige mensen willen zo graag terug naar huis, dat zij het vallen niet als een groot probleem benoemen’
mspek@tergooi.nl
‘Het is een interessante puzzel om samen met andere disciplines mogelijke oorzaken van het vallen te achterhalen’

Project Draaideur: herhaald vallen voorkomen

‘Iedere vijf minuten belandt er een 65-plusser na een val op de spoedeisende hulp’

‘We willen voorkomen dat mensen herhaaldelijk op de spoedeisende hulp belanden na een val’, zegt Wilmar Charmant, promovendus, fysiotherapeut en bewegingswetenschapper bij de Afdeling Interne Geneeskunde, Spoedeisende Hulp AmsterdamUMC.

Kun je iets vertellen over de aanleiding van project Draaideur?

‘Elke vijf minuten komt een 65-plusser vanwege een val op een spoedeisende hulp in Nederland. Dat is de groep patiënten waar project Draaideur zich voor inzet.

In een jaar kwamen ongeveer duizend 65-plussers met valletsel op de spoedeisende hulp van AmsterdamUMC, locatie VUmc. Dat zijn enkel de vallers die daarna met ontslag naar huis gaan.1 Tussen de 13 en 20 procent belandt binnen een maand weer op de spoedeisende hulp. Na zes maanden stijgt dat percentage zelfs naar 40 procent. Wij willen herhaald vallen voorkomen en daarvoor onderzoeken we de implementatie van een transmuraal zorgpad op de spoedeisende hulp.’

En hoe ziet dat zorgpad eruit?

‘De spoedeisende hulp arts of verpleegkundige includeert de patiënt op basis van woonplek en kwetsbaarheidsscore (Clinical Frailty Scale). De patiënt komt in contact met een eerstelijns ergotherapeut of fysiotherapeut die aangesloten is bij het zorgpad. De fysiotherapeut bezoekt de patiënt thuis, dan hoeft de patiënt niet extra naar het ziekenhuis, en brengt valrisico’s in kaart met de InterRAI en de Short Physical Performance Battery.

Hieruit kunnen actiepunten komen voor de patiënt. Denk aan valpreventietraining, een woningcheck of advies om naar

de opticien te gaan. Deze conclusies worden ook met de huisarts of praktijkondersteuner ouderengeneeskunde besproken.’

deelnemers de val als “domme pech”. Ook gaven ze aan het een goed initiatief te vinden, maar dan vooral voor alle andere 65-plussers die met een val op de spoedeisende hulp komen.’

Wat hopen jullie te bereiken?

‘Voorkomen dat mensen nog een keer op de spoedeisende hulp belanden. De eerste keer komt iemand er met een gekneusde pols vanaf, maar de volgende val kan resulteren in een gebroken heup. Dit willen we voorkomen door patiënten bij bewezen effectieve interventies te krijgen.’

Is de kans op vallen daarmee kleiner?

‘In principe wel. Patiënten worden doorverwezen naar bewezen interventies. Denk aan valpreventieprogramma’s als Otago en In balans. Alle therapeuten die aangesloten zijn bij het zorgpad, zijn ook aangesloten bij het project Laat je niet vallen van de GGD Amsterdam.’

Hoe denken 65-plussers er zelf over?

‘We hebben vooraf aan dit project een kwalitatief onderzoek gedaan. Onder andere om bevorderende en beperkende factoren van implementatie in kaart te brengen. Over het algemeen ervoeren

Wat zijn de belangrijkste uitdagingen?

‘Onder andere het verhogen van het bewustzijn van zorgverleners op de spoedeisende hulp, het optimaliseren van de transmurale communicatie en het versimpelen van de stappen in het zorgpad.’

Literatuur: www.kngf.nl/fysiopraxis

42 | FysioPraxis januari 2023 specialistenkatern
NVZF | NEDERLANDSE VERENIGING VOOR ZIEKENHUISFYSIOTHERAPIE
Wilmar Charmant, promovendus, fysiotherapeut en bewegingswetenschapper werkzaam bij de afdeling Interne Geneeskunde, Spoedeisende Hulp AmsterdamUMC locatie VUmc.
‘De eerste keer komt iemand er alleen met een gekneusde pols vanaf, de volgende keer is het een gebroken heup’
‘Zo’n 13 tot 20 procent belandt binnen een maand weer op de spoedeisende hulp’
m.charmant@amsterdamumc.nl

Omgaan met kanker.

Je hoeft het niet alleen te doen.

Kanker heeft een enorme impact op het leven.

IPSO centra zijn er voor iedereen die leeft met kanker of leeft met de gevolgen ervan. Voor een fijn gesprek.

Voor het ontmoeten van personen die hetzelfde hebben meegemaakt of voor afleiding in moeilijke tijden.

Ontdek wat een IPSO centrum voor jou kan betekenen op www.omgaanmetkanker.nl

Welke cursussen ga jij in 2023 volgen?

Of u nu meer wilt leren over neurologie, bekkenproblematiek of uw praktijkvoering wilt optimaliseren: in ons cursusaanbod vindt u altijd onderwerpen die aansluiten bij uw interesses en leerbehoeften. Met een abonnement krijgt u onbeperkt toegang tot een uitgebreid online cursusaanbod van hoge kwaliteit.

Vraag nu een gratis proefcursus t.w.v. 2 of 3 punten aan: www.cme-online.nl/fy-gratis

Cursussen in maar liefst 10 deelregisters Online nascholing voor fysiotherapeuten 
vakgebied  Onbeperkt toegang
Ruim 65 onderwerpen  De beste docenten uit het

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.