23
zetten van het diagnostisch proces en de indicatiestelling fysiotherapie. Zij kunnen een kans uitspreken op een mogelijke aandoening en dit bespreken met de verwijzer. Hiervoor moet je wel dezelfde (ICD) taal spreken. Waarom praten over pijn in de knie bij buigen na een trauma met een positieve McMurraytest en Thessalytest als je de gevolgen van een ‘meniscusletsel’ bedoelt? In de wandelgangen wordt ook wel gezegd dat fysiotherapeuten geen medische diagnose in ICD-termen mogen stellen. Juridisch blijkt dit onjuist. Fysiotherapeuten mogen aan de hand van het diagnostisch proces een vermoeden uitspreken over een medische diagnose, aangezien volledig aantonen of uitsluiten met de voor hen beschikbare klinische tests of vragen, met veelal onbekende of onvoldoende validiteit, niet mogelijk is. Door een concrete uitspraak te doen over de (achteraf)kans op een vermoede aandoening bij een of meerdere positieve testuitslag(en), zal een reëler beeld ontstaan over de aan- of afwezigheid van een aandoening. Keuzes over mogelijke behandelinterventies zullen vervolgens afhankelijk zijn van de gevolgen die de patiënt ervaart van zijn of haar ziekte of aandoening en de beschikbare wetenschappelijke evidentie. Dit is in de medische wereld niet anders. Ook hier zie je de ICF naast de ICD bestaan bij het maken van keuzes voor de best passende behandeling bij een patiënt en bij het klasseren van de gevolgen van de ziekte of aandoening.
Prognostische factoren Kortom, wij pleiten ervoor om in de screening, het diagnostisch proces en de fysiotherapeutische diagnose naast de ICF ook de ICD te blijven gebruiken ter beschrijving van patiënten met specifieke aandoeningen. Het is van belang om de prognose en de prognostische factoren van ziekten of aandoeningen te kennen om in te kunnen schatten of een patiënt herstelt volgens het verwachte beloop en of eventuele ongunstige prognostische factoren aangrijpingspunt kunnen vormen voor de fysiotherapeutische behandeling. Wij stellen voor te spreken over prognostische (gunstige en ongunstige) factoren voor herstel in plaats van ‘belemmeringen voor herstel’, aangezien deze term in de wetenschappelijke literatuur ook wordt gebruikt.6,7 Ook hier zorgt eenheid van taal voor meer transparantie. Fysiotherapeutisch behandelproces Als laatste punt denken wij dat een ‘fysiotherapeutische hoofddoelstelling’ niet past binnen de fysiotherapeutische diagnose. De ‘fysiotherapeutische hoofddoelstelling’ wordt gevormd nadat de fysiotherapeut besloten heeft dat er een indicatie is voor behandeling. Dit item past daarom beter in het fysiotherapeutisch behandelproces. In plaats hiervan stellen wij het volgende kernelement voor: een beschrijving van de verklaring van mogelijke verbanden tussen en binnen de ICF-domeinen. Wanneer de stoornissen in functies consistent zijn met de ervaren pijn en/of met de beperkingen in activiteiten en participatieproblemen, kan bij een verwacht ongunstig beloop en bij een bewezen effectieve behandeling redelijkerwijs worden verwacht, dat het wegnemen of reduceren van de functiestoornis(sen)
‘ Wij pleiten ervoor om in de screening, het diagnostisch proces en de fysiotherapeutische diagnose naast de ICF ook de ICD te blijven gebruiken ter beschrijving van patiënten met specifieke aandoeningen’ leidt tot afname van pijn, beperkingen in activiteiten en participatieproblemen. Wanneer de stoornissen in functies niet consistent zijn met de ervaren pijn en/of met de beperkingen in activiteiten en participatieproblemen, is een functiestoornisgerichte benadering niet de eerste (of de enige) optie. Nadere inventarisatie van een mogelijke aandoening via de ICD of van persoonlijke en externe factoren via de ICF dient plaats te vinden om de inconsistentie te verklaren. Wij hopen hiermee een bijdrage te leveren aan een meer eenduidige fysiotherapeutische diagnose die interdisciplinair verstaanbaar is, waardoor de zorg voor patiënten verder kan verbeteren.
Referenties 1. w ww.who.int/whosis/icd10 2. www.who.int/classifications/icf 3. Staal GB, Hendriks EJM, Heijmans M, Kiers H, Lutgers-Boomsma AM, Rutten G, van Tulder M. KNGF-richtlijn Lage rugpijn 2013; V-07:1-8. 4. Williams CM, Henschke N, Maher CG, van TulderMW, Koes BW, Macaskill P, IrwigL. Red flags to screen for vertebral fracture in patients presenting withlow-back pain. Cochrane Database Syst Rev. 2013 Jan 31;1:CD008643. 5. Henschke N, Maher CG, Refshauge KM, Herbert RD, Cumming RG, Bleasel J, York J,Das A, McAuley JH. Prevalence of and screening for serious spinal pathology in patients presenting to primary care settings with acute low back pain. Arthritis Rheum 2009;60: 3072-80. 6. Scholten-Peeters GGM, Verhagen AP, Bekkering GE, Windt van der DAWM, Barnsley L, Oostendorp RAB, Hendriks HJM. Prognostic factors of Whiplash-Associated Disorders: a systematic review of prospective cohort studies. Pain 2003; 104: 303-322. 7. Verkerk K, Luijsterburg PA, Miedema HS, Pool-Goudzwaard A, Koes BW. Prognostic factors for recovery in chronic nonspecific low back pain: a systematic review. Phys Ther 2012;92:1093-108.
Wendy Scholten-Peeters is werkzaam als senior onderzoeker binnen de Academie voor Gezondheidszorg, lectoraat diagnostiek, Avans Hogeschool, Breda en op de afdeling huisartsgeneeskunde, Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam. Als fysio-manueeltherapeut is zij werkzaam bij kliniek ViaSana, Mill, en als docent is ze betrokken bij de SOMT, Amersfoort. Contact: ggm.scholten@ gmail.com. Servan Rooker is neurochirurg bij kliniek ViaSana te Mill. Emiel van Trijffel is directeur Onderwijs van de SOMT, Amersfoort. Arianne Verhagen is lector bij het lectoraat diagnostiek, Avans Hogeschool, Breda, en universitair hoofddocent afdeling huisartsgeneeskunde, Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam. FysioPraxis | februari 2014